Archeologie naar deltahoogte

Een onderzoek naar de Zeeuwse archeologiebeoefening

ARCHEOLOGIE NAAR DELTAHOOGTE NAAR ARCHEOLOGIE Een onderzoek naar de Zeeuwse archeologiebeoefening Zeeuwse de naar onderzoek Een COLOFON

Uitgave Provincie

Auteurs W.A.M. Hessing; M.M.M. Alkemade; R.M. van Heeringen; R. Schrijvers; R.M. van Dierendonck

Eindredactie M.M.M. Alkemade; M. Geerts; R.M. van Dierendonck

Coördinatie Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland; Provincie Zeeland, Directie Samen- leving, Bestuur en Organisatie, afdeling Welzijn

Realisatie Vestigia Archeologie & Cultuur- historie B.V., Amersfoort

Fotografie Archaeological Research & Consultancy, Groningen; ArcheoMedia B.V., Capelle aan den IJssel; D. de Koning; Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten; Rijksmuseum van Oudheden, Leiden; Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland; Universiteit Gent/J. Semeij; Walcherse Archeologische Dienst

Prepress Provincie Zeeland, Afdeling Informatievoorziening & Documentatie

Druk LnO drukkerij, Zierikzee

Oktober 2008

www.zeeland.nl ..

ARCHEOLOGIE NAAR DELTAHOOGTE

Afbeeldingen omslag voorzijde

Ondergrond Veldtekening van de opgraving aan het Marktplein te Biezelinge, uitgevoerd door het Provinciaal Archeologisch Centrum Zeeland in 1997.

Inzetten van boven naar beneden Spits uit de Tjongercultuur, ca. 11.800-10.800 voor Chr., gevonden te Axel. Late IJzertijd pot, ca. 200 voor Chr. gevonden in een ritueel depot te Grijpskerke. Fundamenten van een klein Gallo-Romeins tempeltje, ca. 225 na Chr., opgegraven te Aardenburg. Voor- en achterzijde van een benen steelkam, 900-975 na Chr., gevonden in de nederzetting binnen de ringwalburg van Oost-Souburg. Kan van Italiaanse majolica, ca. 1350, uit de opgraving aan de Lange Wolstraat te Sluis.

Afbeeldingen omslag achterzijde

Van boven naar beneden De Bruinisser stelberg te Anna Jacobapolder, de enige nog buitendijks gelegen hollestelle (zoetwaterreservoir) in Zeeland, waarschijnlijk uit de 16e of 17e eeuw. Met klei opgevulde laatmiddeleeuwse veenwinningsputten in de omgeving van het in 1532 verdronken dorp Oud-Rilland. Motte of kasteelberg (vliedberg) aan de Weelweg te Scharendijke, 11e – 13e eeuw.

Afbeelding kop hoofdstukken

Profiel met resten van de wallen van gestapelde plaggen en de gracht van de ringwalburg (ca. 900 na Chr) te Middelburg, tussen de spaarbogen van de fundering van het gastenverblijf van de Abdij van Middelburg uit de tweede helft van de 16de eeuw. (Foto: Archaeological Research & Consultancy, Groningen). Archeologie naar deltahoogte

Een onderzoek naar de Zeeuwse archeologiebeoefening

1 2 Inhoud

Archeologie naar deltahoogte

Samenvatting en uitkomsten van het verrichte onderzoek 5

1 Provinciale Onderzoeksagenda Archeologie Zeeland (POAZ): waarom en hoe? 8 1.1 Het doel 8 1.2 Aanleiding en context van de POAZ 8 1.3 De Zeeuwse bodem en het bodemarchief 9 1.4 Provincie en archeologie 10 1.5 De totstandkoming van een Provinciale Onderzoeksagenda Archeologie voor Zeeland (POAZ) 10 1.6 Indeling en leeswijzer 11 1.7 Dankwoord 11

2 Opzet, onderzoeksmethode en gebruikte bronnen 12 2.1 Opzet van het onderzoek en rapport 12 2.2 Opzet en werkwijze 12 2.2.1 Gebruikte bronnen/hoofdindeling 12 2.2.2 Afbakening 13 2.2.3 Statistische verwerking en bewerking 14

3 Inventarisatie en analyse Archis-gegevens (‘voorraad archeologie’) 15 3.1 Archis algemeen 15 3.2 Archis en Zeeland 15 3.3 Archeologische waarnemingen per periode 17 3.4 Archiswaarnemingen per complextype (aard van de vindplaats) 17 3.5 Ruimtelijke spreiding van de archeologische waarnemingen 19 3.6 Waarnemingen per gemeente 24 3.7 Conclusies 24

4 Inventarisatie en analyse van gepubliceerd wetenschappelijk archeologisch onderzoek voor en na 1997 25 4.1 Karakteristiek van het archeologisch onderzoek in Zeeland 1955-2007 25 4.1.1 Pioniersfase (1955-1970) 26 4.1.2 Van Aardenburg naar Middelburg als centrum voor de Zeeuwse archeologie (1971-1985) 26 4.1.3 Projectmatig werken vanuit het Depot voor Bodemvondsten (1986-1994) 27 4.1.4 Herstructurering van de Zeeuwse archeologie (1995-1997) 27 4.1.5 Zeeuwse archeologie in eigen recht (1998-2007) 28 4.2 Overzicht van het belangrijkste gepubliceerde onderzoek per thema of periode verschenen sinds 1997 29 4.2.1 Landschappelijke ontwikkeling 29 4.2.2 Paleolithicum (Oude Steentijd) 30 4.2.3 Mesolithicum (Midden-Steentijd) 30 4.2.4 Neolithicum (Nieuwe Steentijd) 30 4.2.5 Bronstijd 31 4.2.6 IJzertijd 31 4.2.7 Romeinse tijd 31 4.2.8 Vroege Middeleeuwen 32 4.2.9 Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd 32 4.3 Ontwikkelingen in het gepubliceerde onderzoek na 1997 34

3 5 Balans van locatiegebonden archeologisch (voor)onderzoek 1997-2006 35 5.1 Inleiding 35 5.2 Algemene gegevens over de onderzoeken en rapportages 36 5.3 Opdrachtgevers en uitvoerders 39 5.4 Soorten archeologisch onderzoek 40 5.5 Wanneer archeologisch onderzoek? 42 5.6 Waar wordt onderzoek gedaan? (bebouwde kom vs buitengebied) 45 5.7 Wat wordt er onderzocht? 48 5.7.1 Perioden 53 5.8 Deelconclusie 54

6 Analyse Zeeuwse AMK-terreinen 59 6.1 Algemeen AMK 59 6.2 AMK en Zeeland 59 6.3 AMK-terreinen per periode 59 6.4 AMK-terreinen per complextype 61 6.5 Ruimtelijke spreiding van AMK-terreinen 63 6.6 AMK-terreinen per gemeente 64 6.7 Conclusie: representativiteit van het bestand 65

7 Kwalitatieve analyse: trends, onderzoeksinspanningen en opbrengst 1997-2006 67 7.1 Archeologische informatiewinst 67 7.2 Behoud en bescherming van het Zeeuwse bodemarchief 69 7.3 Kenniswinst en kennislacunes volgens de specialisten 70

8 Aandachtsgebieden en thema’s voor toekomstig onderzoek 72 8.1 Algemeen 72 8.2 Overzicht van aandachtsgebieden en thema’s 72

9 Conclusies en aanbevelingen 75 9.1 Conclusie 75 9.2 Aanbevelingen 76

Noten 78

Literatuur 83

Bijlage 1 Database POAZ: invoervelden 91

Bijlage 2 Lijst van geïnterviewden 92

Bijlage 3 Vragenlijst interviews 95

Bijlage 4 Verslagen interviews 96

Bijlage 5 Lijst leden klankbordgroep POAZ 112

Bijlage 6 Schema hoofdprocessen AMZ 113

Bijlage 7 Lijst van lokale en regionale onderzoeksvragen aangereikt door de Klankbordgroep 114

Bijlage 8 Verklarende woordenlijst 117

Bijlage 9 Lijst van afkortingen 123

Bijlage 10 Archeologische onderzoeksrapporten Zeeland 1997-2006 (zie cd)

4 Samenvatting en uitkomsten van het verrichte onderzoek

EenArcheologie onderzoek naar naar deltahoogte de Zeeuwse archeologiebeoefening

In december 2006 gaven Provinciale Staten van Zeeland De evaluatie en analyse van 10 jaar Zeeuwse archeologie opdracht aan de Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland (SCEZ) (1997-2006) concentreert zich op vier soorten brongegevens: tot het (laten) opstellen van een provinciale onderzoeks- 1. de gegevens over archeologisch onderzoek en de ruim 3300 agenda archeologie. Het voornemen daartoe was eerder archeologische waarnemingen en vondstmeldingen in geformuleerd in de provinciale Nota Archeologie 2006-2012. Zeeland, zoals opgenomen in de nationale archeologische Voor het Project POAZ richtte de SCEZ een projectorganisa- database Archis; tie in, met de provinciaal archeoloog (drs. R.M. van 2. een analyse van archeologische wetenschappelijke publi- Dierendonck) als projectleider, ondersteund door een pro- caties over Zeeland sinds 1997; jectgroep. Voor de uitvoering van het project werd een Plan 3. statistische gegevens over het locatiegebonden archeologi- van Aanpak geformuleerd, getiteld Uit de klei getrokken. sche (voor)onderzoek in de provincie in de afgelopen tien Zicht op het Zeeuws archeologisch erfgoed. Het onder- jaar (1997-2006). Het gaat hier voor het overgrote deel om zoeksdeel van het project en de verslaglegging daarover in een bewerking van informatie uit ca. 600 rapportages van de vorm van het onderhavige rapport werd opgedragen aan archeologisch onderzoek dat werd verricht naar aanleiding archeologisch adviesbureau Vestigia uit Amersfoort. van geplande ruimtelijke ontwikkelingen. Conform het “veroorzaker-betaalt principe” betreft het vooral basisrap- Het doel van het onderzoeksdeel van het project was: porten die in opdracht van derden werden opgesteld door 1. een inventarisatie te maken van de archeologische inspan- archeologische bedrijven. De informatie uit alle in deze ningen in de provincie in de afgelopen 10 jaar; periode verschenen rapporten zijn verwerkt in een voor dit 2. de resultaten daarvan te evalueren; doel opgezette database; 3. de kenniswinst in de afgelopen jaren en de bestaande ken- 4. het bestand van de ruim 400 Zeeuwse AMK-terreinen, nislacunes inzichtelijk te maken.; waarbij onder andere is gekeken of het bestand van deze 4. op basis daarvan onderzoeksvragen, -thema’s en aan- categorie archeologische terreinen waaraan een hoge dachtsgebieden te formuleren die van specifiek belang zijn archeologische waarde is toegekend ook een adequate voor het Zeeuwse bodemarchief en het toekomstige onder- afspiegeling is van het Zeeuwse bodemarchief als geheel. zoek daarvan. Behalve de kwantitatieve analyse van de gegevens zijn de Uit deze kernthema’s en zwaartepunten selecteert de provin- resultaten ook geïnterpreteerd in termen van kenniswinst: wat cie vervolgens de eigen prioriteiten op het gebied van de hebben de inspanningen opgeleverd? En, minstens zo belang- archeologische monumentenzorg (AMZ) en het benodigde rijk: wat hebben ze (nog) niet opgeleverd (kennislacunes), archeologische onderzoek voor de huidige beleidsperiode. Het waarom?, en: wat willen we eigenlijk weten? onderhavige rapport heeft dus primair de functie van opstap De voorlopige resultaten zijn daarbij voorgelegd aan een aan- voor de opstelling van de uiteindelijke Zeeuwse onderzoeks- tal deskundigen op het gebied van de Zeeuwse archeologie. agenda archeologie.

In mei 2007 ging het project van start. In hoofdstuk 2 wordt 1800 - heden Nieuwste tijd beschreven hoe daarbij te werk is gegaan (aanpak, methodiek, 1500 - 1800 na Chr. Nieuwe tijd bronnen, etc.). Tijdens de totstandkoming van dit rapport 1050 - 1500 na Chr. Late Middeleeuwen kwam genoemde projectgroep regelmatig bijeen om de resul- 450 - 1050 na Chr. Vroege Middeleeuwen taten en voortgang van de werkzaamheden te bespreken en 12 voor Chr. - 450 na Chr. Romeinse Tijd waar nodig bij te sturen. Daarnaast werden de voortgang en 800 - 12 voor Chr. IJzertijd tussenresultaten enkele malen voorgelegd aan een daartoe in 2000 - 800 voor Chr. Bronstijd het leven geroepen klankbordgroep, bestaande uit kenners 5300 - 2000 voor Chr. Neolithicum (Nieuwe Steentijd) van de Zeeuwse archeologie en geschiedenis (archivarissen, 8800 - 5300 voor Chr. Mesolithicum (Midden-Steentijd) amateur-archeologen, gemeente-archeologen, heemkundi- 300.000 - 8800 voor Chr. Paleolithicum (Oude Steentijd) gen, leden van het Platform Verdedigingswerken Zeeland; voor de volledige samenstelling, zie bijlage 5). Schematisch overzicht van archeologische perioden.

5 Hun bevindingen zijn opgenomen in de conclusies van dit rap- • de vroegste ruimtelijke ontwikkeling van middeleeuwse port. dorpen en de eerste steden.

Resultaten Bovendien is gewezen op de achterstanden die nog steeds bestaan op het gebied van de uitwerking van uitgevoerd onder- De archeologische inspanningen in Zeeland in de periode zoek voor 1997. Hieronder bevinden zich een aantal ‘sleutel- 1997-2006 zijn niet zonder resultaat gebleven. Dankzij het uit- sites’ ofwel vindplaatsen (zoals Romeins Aardenburg) die ook gevoerde onderzoek kon worden voorkomen dat belangrijke van landelijke betekenis zijn. archeologische vindplaatsen ongezien verloren gingen. Waar nodig is niet alleen documenterend onderzoek uitgevoerd, Een van de conclusies in het rapport is dat met name nog veel maar op ca. 100 plaatsen konden archeologische vindplaatsen informatie ontbreekt over de dieper gelegen, door jongere geheel of gedeeltelijk behouden blijven door inpassing in de sedimenten afgedekte vindplaatsen en dat het opsporen daar- nieuwe inrichting. Het aantal archeologische waarnemingen van ook methodisch-technisch een uitdaging betekent. Waar is in de onderzochte tien jaar-periode in de provincie met ca. op dat gebied successen worden geboekt, zijn de resultaten 800 gestegen. Er zijn ca. 300 nieuwe vindplaatsen ontdekt. vervolgens ook navenant.

De analyse van ruim 600 uitgevoerde onderzoeken in de peri- Een kritische kanttekening bij het aspect kenniswinst is dat ode 1997-2006 heeft een beter inzicht opgeleverd in waar wel, het aantal synthetiserende studies en overzichtsartikelen in en waar niet in Zeeland archeologische sporen/resten ver- de laatste tien jaar nauwelijks is toegenomen. Het grote volu- wacht kunnen worden. In de toekomst kan dit helpen om nieu- me aan nieuwe rapporten en publicaties betreft vooral versla- we onderzoeksinspanningen doelgerichter te maken. In die gen van locatiegericht archeologisch onderzoek, waarbij de zin leveren ook de onderzoeken met een ‘negatief resultaat’ samenhang met bredere wetenschappelijke onderzoeksvra- belangrijke kenniswinst op. De kwaliteit van het locatiegerich- gen (zowel thematisch, inhoudelijk als regionaal en/of lande- te onderzoek vertoont, na een wat moeizame start vanwege de lijk) nogal eens ontbreekt. Dit is overigens een landelijk pro- wijzigingen in het archeologische bestel, inmiddels een duide- bleem, waarop recentelijk nog in een onderzoeksrapport van lijk stijgende lijn. de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen (KNAW) op is gewezen. De onderzoeken die in de periode 1997-2006 in Zeeland zijn uitgevoerd hebben daarnaast voor verschillende archeolo- Hoe nu verder? gische perioden onze blik op de Zeeuwse bewoningsgeschie- denis verder ingekleurd. In hoofdstuk 7 wordt hiervan een Gezien het doel van de herziene Monumentenwet (Wet op de overzicht gegeven. Archeologische Monumentenzorg) is het de hoop en verwach- ting dat de Zeeuwse gemeenten in de komende jaren een Zeeland neemt als archeologische regio een bijzondere plaats actievere rol zullen gaan spelen op het gebied van de lokale in binnen Nederland. Bepaalde typen monumenten en arche- archeologische monumentenzorg. Lokaal beleid en beleids- ologische vindplaatsen zijn zelfs uniek voor Nederland, zoals matige inventarisaties in de vorm van gemeentelijke verwach- de verspoelde Romeinse tempels, de ringwalburgen, en de tingskaarten zijn volop in ontwikkeling. Het rijk zal zich daar- grote aantallen vliedbergen en verdronken dorpen. Vanwege naast blijven richten op de bescherming van het bestand van de relatief lage ontwikkelingsdruk en (tot voor kort) geringe wettelijk beschermde archeologische monumenten in onderzoeksintensiteit staat tegenover het betrekkelijk geringe Zeeland en een aantal andere beleidsprioriteiten uitvoeren. aantal bekende en goed onderzochte vindplaatsen een, naar Wat is binnen de verschuivende verhoudingen en toenemende we mogen aannemen, nog vele malen groter aantal nog onbe- decentralisatie en dreigende verdere versnippering van het kende, verborgen locaties. Het bodemarchief in de provincie archeologische onderzoek dan de toegevoegde waarde van de Zeeland is dan ook relatief rijk, en op veel plaatsen goed provinciale aandacht voor de archeologie? geconserveerd. Uit deze rapportage kunnen een aantal zaken gedestilleerd worden waar juist de provincie een stimulerende, faciliterende Ondanks dat er tot nu toe veel archeologische informatie is en soms zelfs coördinerende rol zou moeten vervullen. De vergaard, is er op verschillende gebieden echter nog steeds nadruk dient daarbij steeds te liggen op het creëren van een sprake van flinke lacunes in onze kennis. In dit rapport worden zo optimaal mogelijke verhouding tussen investering en resul- de volgende ‘witte vlekken’ in onze kennis meermaals taat als het gaat om uitvoerend archeologisch onderzoek en genoemd: het zoveel mogelijk tegengaan van het uiteenvallen van het • goed onderzochte nederzettingsterreinen uit de hele pre- onderzoek naar louter locatiegebonden vraagstellingen. historie (zowel vroeg als laat); Concreet betekent dit het waar maar mogelijk stimuleren van • de aard van de bijzondere vestigingsvormen (militair, religi- de verdere methodisch-technische ontwikkeling van het eus, economisch) in de Romeinse tijd; (voor)onderzoek en het versterken van de samenhang en • het grafritueel vanaf de prehistorie tot ca. 1000 na Chr.; samenwerking op het gebied van onderzoek binnen de • de bewoning in de Vroege Middeleeuwen (ca. 500-800 AD); bestaande archeologische infrastructuur. • de aanwezigheid van Vikingen; • archeologische informatie over dijken en andere water- In hoofdstuk 8 zijn de belangrijkste bovenlokale aandachts- staatkundige werken; punten voor toekomstig onderzoek ten behoeve van de uitein-

6 delijke POAZ geformuleerd. In aansluiting daarop wordt een Archeologisch-faciliterend aantal concrete aanbevelingen gedaan ten aanzien van de pro- vinciale rol bij het algemene erfgoedbeleid, in de adviserende • Provinciale ondersteuning bij het opzetten van een provin- rol naar de gemeenten, en in faciliterende zin richting de ciaal databestand van 14C- of dendrochronologische date- archeologiebeoefening zelf. ringen en materiaal-referentiecollecties, en het stimuleren van specialistisch onderzoek bij opgravingsprojecten. Samengevat gaat het daarbij om: • Beleid ontwikkelen dat gericht is op het bevorderen van de samenwerking en kennisuitwisseling tussen bedrijven en Algemeen instellingen die in Zeeland actief zijn, alsmede beleid ont- wikkelen dat gericht is op de integratie van onderzoeksdis- • Het vertalen van de toekomstige POAZ richting gemeenten, ciplines (archeologie, geschiedenis, historische geografie, waterschappen en terreinbeherende organisaties, waarbij architectuurgeschiedenis/bouwhistorie). Concreet kan dit de nadruk wordt gelegd op het creëren van kansen in plaats bijvoorbeeld al via de juiste formuleringen in de eigen van het opwerpen van belemmeringen. Zorg ervoor dat het onderzoeksopdrachten van de provincie, alsmede via het bodemarchief ook wordt gezien in perspectief van de eco- bundelen en evalueren van de resultaten van actueel nomische mogelijkheden die duurzame cultuurhistorische onderzoek binnen bestaande thema’s. Daarnaast is de en landschappelijke waarden bieden. M.a.w. de culturele ondersteuning van synthetiserende onderzoeksprojecten potentie van erfgoed als bron van inspiratie en informatie van groot belang, zoals de voorgenomen publicatie van een bij ontwikkelingsgerichte plannen, het profileren van de nieuwe geschiedenis van Zeeland in 2014. eigen identiteit van regio’s en de economische potentie als • Actief beleid ontwikkelen om de perspectiefvolle Zeeuwse het gaat om (inter)nationaal cultuurtoerisme. onderzoeksthema’s ook onder de aandacht van (buiten- • De wateropgave is de grootste ruimtelijke opgave voor de landse) universiteiten en andere onderzoekinstellingen te komende decennia. Archeologische zorg dient daarin inte- brengen (b.v. via website SCEZ of Nieuwsbrief aanreiken graal te worden meegenomen. van scriptie-onderwerpen, stages). Ook kan gedacht wor- • Hetzelfde geldt voor de (vaak grootschalige) bodemingre- den aan het gericht laten uitvoeren van onderzoek, bijvoor- pen die gepaard gaan met natuurontwikkeling (inclusief beeld waar het gaat om de publicatie van essentieel oud aanleg van milieuvriendelijke oevers). onderzoek of het nagaan van het rendement van specifieke onderzoeksmethodieken. Specifiek adviserend richting gemeenten • Aandacht voor de archeologische potentie van diepe ont- sluitingen (met name bij grote infrastructurele projecten) • Stimuleren van opname van archeologische terreinen op ten behoeve van het bijstellen van archeologische verwach- gemeentelijke monumentenlijsten. Denk daarbij ook aan tingsmodellen.1 een eventuele voorbeeldfunctie via een provinciale archeo- • Formuleren van aanvullende richtlijnen wanneer er per logische monumentenlijst of kerngebieden. complextype in een bepaalde archeologische periode meer • Stimuleren dat de ondergrond van gemeentelijke (gebouw- kenniswinst verwacht mag worden door het inzetten van de) monumenten automatisch ook archeologische een alternatieve onderzoekstechniek. bescherming krijgt. • Het (laten) indalen van de POAZ in gemeentelijke, maar bij voorkeur regionale onderzoeksagenda’s. De nadruk zou daarbij moeten liggen op het afstemmen van onderzoeks- vragen en de resultaten van onderzoek binnen samenhan- gende landschappelijke eenheden (Zeeuws-Vlaanderen, de Bevelanden) of groepen van historische steden met een vergelijkbare historische ontwikkeling. • Het (laten) uitdiepen van de thematische vraagstellingen van bovenlokaal belang en het op basis daarvan opstellen van provinciale handreikingen met wenselijke praktische onderzoekshandelingen in het kader van IVO’s, die uit kun- nen stijgen boven de puur vindplaatsgerichte onderzoeks- opdracht en die daardoor aan inhoudelijke kwaliteit kunnen winnen. • Er op wijzen dat binnen de bebouwde kom (in dorpen, maar vooral steden) ook kleine archeologische waarnemingen van belang kunnen zijn (dit i.v.m. de algemene vrijstellings- grens van 100 m2 in artikel 41a van de herziene Monumentenwet, met de mogelijkheid voor gemeenten om van deze algemene vrijstelling af te wijken).

7 ProvincialeSamenvatting Onderzoeksagenda en uitkomsten van Archeologie het verrichte Zeelandonderzoek (POAZ): waarom en hoe?

HoofdstukEen onderzoek 1 naar de Zeeuwse archeologiebeoefening

1.1 Het doel (SCEZ) tot het (laten) opstellen van een provinciale onder- zoeksagenda archeologie, naar analogie van het project De provincie Zeeland is rijk aan archeologische vindplaatsen. Limburgse Archeologiebalans.2 Het voornemen daartoe was Sedert de Nederlandse overheid in de negentiger jaren het eerder geformuleerd in de Nota Archeologie 2006-2012. belang, maar tegelijkertijd ook de kwetsbaarheid van dit ‘bodemarchief’ begon te onderkennen, streeft ook de provin- Het doel van de Provinciale Onderzoeksagenda Archeologie cie Zeeland er naar om bij ruimtelijke plannen zoveel mogelijk Zeeland (POAZ) is onderzoeksvragen, -thema’s en aandachts- rekening te houden met archeologische waarden. Sinds 1997 gebieden te formuleren die van specifiek belang zijn voor het is het aantal archeologische onderzoeken in de provincie dan Zeeuwse bodemarchief. Op die wijze wil de provincie het zgn. ook sterk toegenomen. ‘provinciaal belang’ bij behoud en onderzoek van archeologi- sche waarden expliciteren en onderbouwen, en tegelijk effec- Tien jaar na dato is het moment aangebroken voor een evalu- tief invulling geven aan haar nieuwe richtinggevende en sti- atie van - wat archeologen aanduiden als - de opgebouwde mulerende rol – met name richting de Zeeuwse gemeenten, kennisvoorraad. Hoeveel onderzoek is er verricht? Waar die een centrale rol (moeten) gaan spelen in de AMZ. De POAZ bestond dat onderzoek uit, wat was de aanleiding en wat heeft is dus een instrument bij de integratie van archeologie in de het aan kenniswinst opgeleverd? Maar ook: welke kansen ruimtelijke ordening en alle andere gebieden waar de provin- biedt het Zeeuwse bodemarchief om lacunes in onze kennis cie door haar invloed het behoud en beheer van archeologi- over het Zeeuwse verleden op te vullen? Welke instrumenten sche waarden kan en wil bevorderen. kunnen daarvoor worden ingezet, en welke thema’s zijn daar- bij juist voor de provincie van betekenis? Op basis van de ant- Het onderhavige rapport heeft primair de functie van opstap woorden kunnen lijnen voor de toekomst van de provinciale voor de opstelling van de uiteindelijke Zeeuwse onderzoeks- archeologie worden uitgezet. Dit is niet in de laatste plaats van agenda archeologie. Daarvoor wordt in de hoofdstukken hier- belang met het oog op de nieuwe Wet op de Ruimtelijke na een diepgaande analyse gemaakt van tien jaar (1997-2006) Ordening (Wro), die voorziet in een andere rol van de provincies inspanningen op het gebied van de AMZ in de provincie als het gaat om de realisatie van een goede ruimtelijke orde- Zeeland. De kenniswinst en kennislacunes die vervolgens ning met oog voor historische en archeologische waarden. worden gedefinieerd monden uit in een aantal conclusies en aanbevelingen voor een effectieve inzet op archeologie door de Met name in gebieden waar ruimtelijke dynamiek gepaard provincie. Op basis daarvan zal de provincie in een volgend gaat met een concentratie van archeologisch erfgoed moeten stadium haar prioriteiten en instrumenten op het gebied van maatschappelijk en archeologisch verantwoorde keuzes wor- de AMZ kunnen formuleren. den gemaakt. De beslissing welke vindplaatsen worden gespaard (behoud in situ) en welke moeten worden onder- 1.2 Aanleiding en context van de POAZ zocht c.q. opgegraven was tot nu toe veelal gebaseerd op expert judgement van archeologen. Met de decentralisatie naar In 1992 ondertekende Nederland het Europese Verdrag inzake gemeentelijk niveau van het bevoegd gezag inzake archeologie de bescherming van het archeologische erfgoed – kortweg (herziene Monumentenwet 1988/Wet op de Archeologische ‘Malta’.3 Aan de basis van dat verdrag lag de constatering dat Monumentenzorg 2007) zal de invulling van die belangenafwe- door economische groei, mobiliteit en schaalvergroting vele ging mogelijk veranderen. De rol van de provincie zal daarbij sporen van samenlevingen uit het verleden ongezien dreigen meer sturend en adviserend dan toetsend worden. te verdwijnen. De kern van ‘Malta’ is dat cultuurhistorische en archeologische waarden als “gemeenschappelijk Europees Voor het provinciale beleidsniveau is het dan ook van belang erfgoed” beschermd en beheerd moeten worden. dat een document wordt opgesteld om juist binnen die nieuwe Sinds de ondertekening van het Verdrag van Malta is het kaders de doelstellingen van het provinciale archeologische behoud en beheer van archeologische waarden het uitgangs- monumentenzorgbeleid te kunnen realiseren. Met het oog punt voor alle overheden. De term “archeologische monu- daarop gaven Provinciale Staten van Zeeland in december mentenzorg” (AMZ) geeft daarvan de kern goed aan: ‘archeo- 2006 opdracht aan de Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland logie’ is niet langer synoniem met het doen van (nood)opgra-

8 Archeologisch onderzoek KSG terrein te Vlissingen (foto Walcherse Archeologische Dienst). vingen, maar bestrijkt het hele terrein van behoud en beheer mele instrument van de provinciale toetsing grotendeels van archeologische waarden (het bodemarchief). Alleen als komen te vervallen. De stimulerende, structurerende en pro- het niet anders kan, wordt een vindplaats opgegraven. De ini- actieve taak van de provincie als het gaat om een goede ruim- tiatiefnemer is verantwoordelijk voor de kosten van archeolo- telijke ordening zal dan ook moeten worden versterkt, met oog gisch vooronderzoek en opgraving (het zgn. “veroorzakerprin- voor behoud en beheer van archeologische waarden. cipe” ofwel “de verstoorder betaalt”). 1.3 De Zeeuwse bodem en het bodemarchief Op 1 september 2007 is het Verdrag van Malta via de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) wettelijk verankerd De ondergrond van de provincie Zeeland is het resultaat van een in een herziening en uitbreiding van de Monumentenwet 1988. proces van bodemvorming dat zich heeft uitgestrekt over een De kern daarvan is dat archeologische waarden van meet af periode van duizenden jaren. Vooral in het Holoceen (de perio- aan volwaardig moeten worden meegewogen in ruimtelijke de na de laatste IJstijd, vanaf ca 9000 voor Chr.) ontwikkelde de plannen. Gecombineerd met de nieuwe Wet op de Ruimtelijke Zeeuwse bodem zich uit het dynamische samenspel tussen de Ordening die op 1 juli 2008 in werking is getreden is de arche- elementen: delen van het landschap erodeerden onder invloed ologie daarmee een integraal onderdeel van het ruimtelijke van het water, terwijl door toedoen van datzelfde water andere ordeningsproces. De wijziging van de genoemde wetten vorm- delen van het landschap begroeid raakten met veen, of werden de destijds de directe aanleiding voor het opstellen van een afgedekt en opgevuld met klei- en zandpakketten. In de perio- provinciale onderzoeksagenda archeologie (Nota Archeologie den waarin deze landschappen bewoonbaar waren heeft de 2006-2012; zie par. 1.4). mens daar her en der zijn sporen nagelaten. Het gaat daarbij om resten van bewoning en landgebruik, zoals huizen, neder- Omdat in Nederland het grootste deel van de besluiten over de zettingen, versterkingen, begraafplaatsen, heiligdommen, ruimtelijke inrichting op gemeentelijk niveau wordt genomen akkers en wegen. Zo’n in de bodem verborgen nalatenschap gaat de Wamz/herziene Monumentenwet uit van een decen- van de bewoningsgeschiedenis wordt tegenwoordig aangeduid tralisatie van taken en bevoegdheden op het gebied van de met de term ‘bodemarchief’. De rijkdom van het Zeeuwse archeologie. Gemeenten zijn daarbij bevoegd om (binnen de bodemarchief blijkt onder meer uit de aanwezigheid van ruim rijks- en provinciale kaders) financieel en beleidsmatig invul- 400 terreinen die op de zgn Archeo logi sche Monumentenkaart ling te geven aan de omgang met het gemeentelijk bodemar- (AMK) voor Zeeland zijn opgenomen. Een deel daarvan is van chief.4 De rol van de provincie daarbij was daarbij de afgelopen dusdanig belang dat ze van rijkswege beschermd zijn. jaren zowel toetsend (planprocedures) als stimulerend (inte- Daarnaast vermeldt de nationale archeologische database gratie van cultuurhistorie/archeologie in de ruimtelijke orde- Archis nog eens duizenden archeologische vindplaatsen. ning. Met de introductie van de nieuwe Wro in 2008 is het for-

9 Veenresten Oud-Rilland (foto D. de Koning-Kastelijn).

1.4 Provincie en archeologie inpassing en planaanpassing. Wanneer andere belangen pre- valeren boven de archeologische waarden wordt invulling In de geest van ‘Malta’ wordt het aspect archeologie in gegeven aan behoud ex situ door opgraving, uitwerking, rap- Zeeland sinds 2001 systematisch in de provinciale toetsing van portage en opslag van informatie. Voor gebieden met een ruimtelijke plannen betrokken. Afspraken over de wijze van archeologische verwachtingswaarde is (bij planuitvoering) invulling daarvan zijn destijds vastgelegd in de archeologisch (voor)onderzoek noodzakelijk. Hierbij geldt het Cultuurconvenanten die de provincies met het rijk hebben principe dat de verstoorder (in dit geval de initiatiefnemer) de afgesloten. kosten draagt voor onderzoek van archeologische waarden. Voor het eerst werden ruimtelijke kaders voor de archeologie geschetst in het Streekplan Zeeland (1997) en De Kracht van 1.5 De totstandkoming van een Provinciale Cultuur. Uitgangspunten provinciaal cultuurbeleid 2001-2004 Onderzoeksagenda Archeologie voor (2000). In 2001 werden deze kaders opgenomen in de provinci- Zeeland (POAZ) ale Notitie Ruimtelijke Ordening en archeologie, en in 2003 uit- gewerkt in de Handreiking Werkbare Archeologie. Een en ander Voor het Project POAZ heeft de Stichting Cultureel Erfgoed werd in april 2004 bekrachtigd in de nota Dynamisch Verleden, Zeeland een projectorganisatie ingericht, met de provinciaal waarin het archeologiebeleid als volgt wordt omschreven: archeoloog (drs. R.M. van Dierendonck) als projectleider en “Het streven is gericht op behoud van het archeologisch erf- een projectgroep bestaande uit mevr. drs. E. Vreenegoor goed in de bodem. Wanneer andere belangen prevaleren (RACM), mevr. drs. M. Geerts (provincie Zeeland) en boven het archeologische belang dan wordt er gestreefd naar prof.em.dr. P.A. Henderikx. Voor de uitvoering van het project behoud van archeologische informatie door opgraving, uitwer- werd een Plan van Aanpak geformuleerd, getiteld Uit de klei king, rapportage en opslag in het provinciaal archeologisch getrokken. Zicht op het Zeeuws archeologisch erfgoed. Het depot.” onderzoeksdeel van het project en de verslaglegging daarover In het Omgevingsplan Zeeland (2006) luidt de doelstelling ten in de vorm van het onderhavige rapport werd opgedragen aan aanzien van de archeologie: “Behoud archeologisch erfgoed” archeologisch adviesbureau Vestigia uit Amersfoort, in de per- (blz. 91). Tot slot verscheen in 2006 de Nota Archeologie 2006- sonen van drs. Wilfried Hessing en drs. Monica Alkemade. 2012, een uitwerkingsnota van de Cultuurnota met de titel Voor de uitvoering van de verschillende onderdelen van het Cultuur Continu (2005-2008). Het beleidsmatige uitgangspunt onderzoek werd het Vestigia-team uitgebreid met fysisch- daarin is dat archeologische waarden zo vroeg mogelijk in geograaf en archeo-informaticus drs. Ralf Schrijvers, archeo- planvormingsprocessen worden meegewogen en bekende loog dr. Robert van Heeringen en de documentalisten drs. Erik archeologische waarden in situ (in de bodem) behouden moe- Louwe en Cecilia Verschoor BA. ten blijven. Hier kan invulling aan gegeven worden door plan- In mei 2007 ging het project van start. In hoofdstuk 2 wordt

10 beschreven hoe daarbij te werk is gegaan (aanpak, methodiek, complextype, landschappelijke eenheid, gemeente, e.d., en bronnen, etc.). Tijdens de totstandkoming van dit rapport wordt de vraag beantwoord of het bestand aan AMK-terreinen kwam genoemde projectgroep regelmatig bijeen om de resul- een representatieve afspiegeling van het Zeeuwse bodemar- taten en voortgang van de werkzaamheden te bespreken en chief biedt. waar nodig bij te sturen. Daarnaast werden de voortgang en Na de hoofdstukken met kwantitatieve gegevens volgt in de tussenresultaten enkele malen voorgelegd aan een daartoe in hoofdstukken 7 en 8 de kwalitatieve analyse. In hoofdstuk 7 het leven geroepen klankbordgroep, bestaande uit kenners wordt de basisinformatie uit de voorgaande hoofdstukken van de Zeeuwse archeologie en geschiedenis (archivarissen, gecombineerd en geanalyseerd in termen van tendenzen, amateurarcheologen, heemkundigen, etc. - voor de samen- aard, kwaliteit en resultaat. stelling, zie bijlage 5). In hoofdstuk 8 worden de constateringen uit hoofdstuk 7 geïn- Tijdens het proces van totstandkoming kwamen de samen- terpreteerd in termen van kenniswinst: wat hebben de inspan- stellers tot het inzicht dat de uitkomsten van het verrichte ningen opgeleverd? En, minstens zo belangrijk: wat hebben ze onderzoek nog niet de vorm van een provinciale onderzoeks- (nog) niet opgeleverd (kennislacunes), waarom?, en: wat willen agenda opleverden. De constateringen van de basisonderzoe- we eigenlijk weten? Daartoe wordt ingegaan op de aandachts- ken hebben geleid tot een aantal aanbevelingen, die voor het gebieden en thema’s die in aanmerking komen om te worden provinciaal bestuur kunnen worden gebruikt bij het bepalen uitgewerkt in de toekomstige provinciale onderzoeksagenda van de toekomstige inrichting van de provinciale archeologie in POAZ Zeeland. Pas als daarvoor de noodzakelijke prioriteiten en In hoofdstuk 9 worden de bevindingen tot slot samengevat in instrumenten zijn vastgesteld en geformuleerd, kunnen de een aantal aanbevelingen voor de invulling van het provinciaal conclusies en gedefinieerde kennislacunes uit het onderhavi- belang op het gebied van de AMZ. Centraal daarbij staat de ge rapport worden uitgewerkt tot een provinciale onderzoeks- vraag: wat zijn de kansen en bedreigingen in relatie tot de agenda archeologie. Met het oog daarop is aan het rapport de ruimtelijke ontwikkelingen in de provincie? Welke aandachts- ondertitel “Een onderzoek naar de Zeeuwse archeologiebe- gebieden en thema’s zijn daarbij van provinciaal belang? En oefening” meegegeven. hoe kan de provincie daarbij zodanig stimuleren en richting- Het eindresultaat werd door Vestigia in juli 2008 afgerond en geven dat er een optimale verhouding ontstaat tussen onder- daarna vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Zeeland. zoeksinspanning en -resultaat?

1.6 Indeling en leeswijzer De samenstellers en de projectgroep zijn zich er van bewust dat het voorliggende rapport niet gemakkelijk leesbaar is De hoofdstukindeling van het voorliggende rapport is geba- voor niet-archeologen. Het vereist een behoorlijke kennis van seerd op de onderdelen en de volgorde zoals beschreven in het en inzicht in de archeologische problematiek en vigerende onderliggende Plan van Aanpak Uit de klei getrokken. Deze vraagstellingen, de verschuivingen die daarin in de loop der onderdelen worden beschreven in hoofdstuk 2, waar de aard tijd zijn opgetreden, maar ook in de werkwijze (procedures) in van de basisinformatie en de gehanteerde methodiek worden de archeologische monumentenzorg na ‘Malta’. Bij het toegelicht. schrijven van de tekst is hier zoveel mogelijk rekening mee In hoofdstuk 3 wordt nader ingegaan op de voorraad archeolo- gehouden. Voor het overige hebben wij getracht de niet- gie in de provincie. Op basis van de gegevens in de landelijke archeologische lezer zoveel mogelijk tegemoet te komen archeologische database Archis wordt hier een uitgebreide door toevoeging van een samenvatting, een schematisch analyse gepresenteerd van verschillende aspecten van de overzicht van archeologische perioden en een verklarende archeologische waarnemingen (o.a. per archeologische perio- woordenlijst (bijlage 8). de, landschappelijke hoofdeenheden en gemeente). In hoofdstuk 4 wordt op basis van archeologische publicaties 1.7 Dankwoord een inventarisatie gemaakt van de vergaarde kennis en de belangrijkste onderzoeksthema’s in de Zeeuwse archeologie. Aan de totstandkoming van dit rapport is door zeer velen die Omdat de productie van publicaties in het Zeeuwse onlosma- betrokken zijn bij de archeologie in Zeeland een bijdrage gele- kelijk verbonden is met de organisatie van de archeologie in de verd. Het onderzoeksteam van Vestigia is veel dank verschul- provincie wordt de bespreking van publicaties en onderzoeks- digd aan alle leden van de projectgroep, de klankbordgroep en thema’s in dit hoofdstuk voorafgegaan door een chronologisch de groep van geïnterviewde deskundigen voor de open wijze overzicht van de organisatie van de archeologie van 1955 tot waarop zij hun kennis met ons wilden delen. Zonder de anderen heden. daarbij te willen benadelen, was de ondersteuning die wij - als In hoofdstuk 5 wordt de balans van locatiegebonden archeolo- betrekkelijke buitenstaanders op het gebied van de Zeeuwse gisch onderzoek over de periode 1997-2006 gepresenteerd. archeologie - van Robert van Dierendonck mochten krijgen, Alle basisgegevens uit de beschikbare standaardrapportages ongeëvenaard. Een speciaal woord van dank is daarnaast op zijn zijn daartoe ingevoerd in een database. Door analyse van de plaats aan Marianne Boone van de SCEZ voor de verslaglegging kwantitatieve gegevens wordt inzicht gegeven in aard en aan- van de bijeenkomsten van de Projectgroep en Klankbordgroep. tallen onderzoeken per gemeente, opdrachtgevers en uitvoer- Veel dank zijn wij ook verschuldigd aan de bibliothecarissen van ders, locaties, onderzochte objecttypen en periodes, e.d. de RACM, Joop van der Heijden en Ruud de Man, en aan de In hoofdstuk 6 staat het bestand van de Zeeuwse AMK-terrei- Mediatheek van de SCEZ, voor de inzet bij het opsporen van de nen centraal. Daarbij wordt de analyse gepresenteerd van de honderden rapporten en publicaties die in deze studie zijn ver- verspreiding van AMK-terreinen per archeologische periode, werkt en het vertrouwen bij het uitlenen ervan.

11 Opzet, onderzoeksmethode en gebruikte bronnen

Hoofdstuk 2

2.1 Opzet van het onderzoek en rapport vastgesteld en geformuleerd, kunnen de conclusies en gedefi- nieerde kennislacunes nader worden uitgewerkt tot een ‘echte’ Voor de uitvoering van het in dit rapport gepresenteerde Provinciale Onderzoeksagenda Archeologie Zeeland (POAZ). onderzoek naar de stand van zaken op het gebied van de Met het oog daarop heeft het onderhavige rapport de onderti- Zeeuwse archeologiebeoefening werd in 2007 door de SCEZ tel “Tien jaar Zeeuwse archeologiebeoefening als opstap naar een Plan van Aanpak opgesteld, getiteld Uit de klei getrokken. een provinciale onderzoeksagenda ” meegekregen. Zicht op het Zeeuws archeologisch erfgoed. Op basis daarvan werden de volgende doelstellingen voor de Provinciale In februari en maart 2008 werd een eerste versie van dit rap- Onderzoeksagenda Archeologie geformuleerd: port voorgelegd aan 13 specialisten uit Nederland en België, verdeeld over uiteenlopende periode- en themaspecialisaties • “het ontwikkelen van een goed gefundeerd en belangrijk (voor de lijst van geïnterviewden, zie bijlage 2). In de vorm van afwegingskader voor archeologisch onderzoek in Zeeland, een interview werd hen gevraagd aan te geven welke inhoude- met name waar het gaat om het provinciale en regiona- lijke toevoegingen (met name kennisthema’s, onderzoeksla- le/bovengemeentelijke niveau”; cunes) het document behoefde. Deze werden zoveel mogelijk • “het ontwikkelen van een praktisch, financieel en inhoude- verwerkt in het definitieve concept. De interviews werden lijk sturingsinstrument voor Zeeland, met name waar het afgenomen op basis van een standaard vragenlijst (zie bijlage gaat om het provinciale en bovenregionale niveau. Onder 3). De verslagen van de interviews zijn opgenomen in bijlage 4. praktisch wordt bijvoorbeeld verstaan dat op basis van de De gevoerde gesprekken zijn op geluidsband opgenomen en POAZ minimumeisen geformuleerd moeten kunnen wor- worden op CD-rom gearchiveerd. den voor boor- en proefsleuvenonderzoek”; • “door het grondig inventariseren van de reeds bestaande De eerste versie van het rapport werd ook voorgelegd aan de kennis en de ‘voorraad archeologie’ is het mogelijk inzicht leden van de in paragraaf 1.5 genoemde klankbordgroep te krijgen in de nog ontbrekende kennis (kennislacunes) en (namenlijst: zie bijlage 5). De aldaar gemaakte opmerkingen het onderzoek dat nodig is om deze lacunes zo goed en werden door de aanwezige leden van de projectgroep samen- zoveel mogelijk aan te vullen”; gevat en door de opstellers zoveel mogelijk verwerkt in de • “bij het vaststellen van de kennislacunes en onderzoeks- definitieve versie. vragen dienen zowel de lokale en regionale context betrok- ken te worden, als de (inter)nationale actuele wetenschap- 2.2 Opzet en werkwijze pelijke inzichten zoals samengevat in de Nationale Onderzoeksagenda Archeologie (NOaA)”; Hieronder worden de belangrijkste onderdelen van de metho- • “bestaande kennis en kennislacunes staan aan de basis diek toegelicht die werd gehanteerd bij de totstandkoming van van het selectiebeleid in de huidige beleidsperiode van de dit rapport en met name bij het opstellen van de balans over Provincie. De POAZ dient hier de bouwstenen voor aan te het uitgevoerde Zeeuwse archeologische onderzoek in de dragen, die vervolgens door de projectleider kunnen wor- periode 1997-2006. Hiervoor werd door de samenstellers een den omgezet in een heldere prioritering van aandachtsge- grote hoeveelheid kwantitatieve basisgegevens opgeslagen en bieden en onderzoeksthema’s en –perioden. In de POAZ verwerkt. Het inzichtelijk maken van de wijze waarop daarbij wordt hiervoor een aanzet gegeven”. te werk is gegaan vormt de noodzakelijke onderbouwing van de ‘verdiepingsslagen’ (kwalitatieve analyse, conclusies en Zoals in paragraaf 1.5 al werd gesteld bleek tijdens het proces aanbevelingen) in de laatste hoofdstukken van dit rapport. van totstandkoming dat de uitkomsten van het verrichte onder- zoek nog niet de vorm van een provinciale onderzoeksagenda 2.2.1 Gebruikte bronnen/hoofdindeling opleverden. De constateringen in dit rapport hebben geleid tot Het Plan van Aanpak noemt de volgende onderdelen die bij de een aantal aanbevelingen, die voor het provinciaal bestuur analyse dienen te worden betrokken: kunnen worden gebruikt bij het bepalen van de toekomstige 1. een inventarisatie en analyse van Zeeuwse archeologische richting van de provinciale archeologie in Zeeland. Pas als vindplaatsen op basis van gegevens uit de nationale arche- daarvoor de noodzakelijke prioriteiten en instrumenten zijn ologische database Archis (zie hoofdstuk 3);

12 2. een analyse van wetenschappelijke literatuur over Zeeuwse resultaat (kennisvermeerdering) zijn de resultaten over de archeologie (zie hoofdstuk 4); periode 1997-2006 afgezet tegen de stand van kennis aan het 3. een balans van 10 jaar (1997-2006) archeologisch begin van die periode (1997). Als uitgangspunt daarvoor is (voor)onderzoek in de provincie Zeeland (zie hoofdstuk 5); genomen het in 1997 verschenen artikel over de bewonings- 4. een analyse van Zeeuwse AMK-terreinen op basis van geschiedenis van Zeeland van de hand van P. Vos en R.M. van gegevens van de RACM5 (zie hoofdstuk 6); Heeringen, getiteld Holocene geology and occupation history of 5. een inventarisatie van kennis en kennislacunes bij periode- the Province of Zeeland. Dit artikel vormde de aanzet voor her- en themaspecialisten, door middel van van interviews (zie oriëntatie op de beeldvorming over de bewoningsgeschiedenis hoofdstuk 4 en bijlage 2 t/m 4). van Zeeland, in het bijzonder over de wisselwerking tussen mens en landschap (de verwevenheid van natuurlijke en De uitspraken in het onderhavige rapport zijn dus gebaseerd antropogene factoren). op een diversiteit aan bronnen: archeologische basisrapporta- Behalve in inhoudelijke zin is het jaar 1997 ook in beleidsma- ges (ca. 600 titels), wetenschappelijke literatuur, Archisge - tig opzicht betekenisvol. Ongeveer in dezelfde tijd ging in de gevens (ca. 3340 waarnemingen), de IKAW,6 de AMK Zeeland provincie Zeeland de archeologische monumentenzorg (AMZ), (404 terreinen), paleogeografische en historisch-geografische gefinancierd en georganiseerd ‘in de geest van ‘Malta’ van kaartondergronden7 en specialistische kennis vergaard mid- start (zie par. 1.4). Behalve dat dit een exponentiële toename dels interviews, alsmede de inbreng van deelnemers aan de betekende van archeologisch (voor)onderzoek in de provincie klankbordgroep. Tijdens het proces werd daarnaast veelvuldig en (de daarmee gepaard gaande) hoeveelheid archeologische geput uit de ervaring en expertise van de projectleider rapportages, leidde het bij de instanties die zich traditioneel (drs R.M. van Dierendonck), de leden van de projectgroep met de Zeeuwse archeologie bezig hielden tot een noodzake- POAZ (zie Inleiding) en dr R.M. van Heeringen (voormalig pro- lijke heroverweging van taken. vinciaal archeoloog van Zeeland; thans Vestigia). Het jaar 2006 is gekozen als einddatum, aangezien het project halverwege 2007 van start is gegaan. De gepubliceerde gege- 2.2.2 Afbakening vens over 2006 zijn overigens mogelijk niet volledig, daar niet alle resultaten van (met name de grote) onderzoeken die in dat 2.2.2.1 Chronologische afbakening (1997-2006) jaar werden uitgevoerd nog niet afgerond of gepubliceerd Centraal in dit rapport staat een evaluatie van tien jaar AMZ- waren op het moment van schrijven van dit rapport. Daar waar onderzoek in de provincie Zeeland, te weten de periode 1997- dit mogelijke vertekeningen oplevert wordt daaraan aandacht 2006. Het pièce de resistance vormde de samenstelling van een besteed. Uiteindelijk levert de keuze voor de periode 1997- database en de analyse van alle in deze periode verschenen 2006 een overzichtelijke periode van tien jaar op, waarmee een archeologische rapporten. Om te kunnen meten wat de vergelijking kan worden gemaakt tussen de stand van kennis inspanningen op het gebied van de archeologische monumen- over het Zeeuwse bodemarchief aan het begin van de periode tenzorg in deze periode hebben opgeleverd in termen van (verschijning Vos & Van Heeringen 1997) en de huidige kennis.

Landschapstype landtype.

13 basisrapportages ontbreken coördinaten (138x), CIS-codes Referentiejaar 2005 (187x) of Archis-waarnemingsnummers (484x). Bij andere ont- breekt basisdocumentatie zoals het object van onderzoek Om uitspraken over Zeeuwse tendensen af te zet- (complextype), afmetingen van het plangebied, dieptematen ten tegen het landelijke beeld is in dit rapport ver- van boringen, vondstcontexten van aangetroffen archeologisch schillende malen gebruik gemaakt van het refe- materiaal, etc. Ongeveer 35% van de basisrapporten is in rentiejaar 2005 als ‘gemiddeld’ jaar in de onder- meerdere opzichten onvolledig. Voor een deel is dit te verkla- zochte periode 1997-2006. ren uit het ontwikkelingsstadium waarin het Malta-gerela- teerde onderzoek zich in de afgelopen jaren bevond. Tijdens de periode die voor het project werd geanalyseerd doorliep de 2.2.2.2. Geografische afbakening Nederlandse archeologie immers het proces van standaardi- Uiteraard is voor dit onderzoek uitgegaan van de huidige geo- satie, invoering van kwaliteitseisen en specificaties. Binnen de grafische grenzen van de provincie Zeeland. Dit gebied valt in groep van 600 rapporten is dit zichtbaar in een tweedeling die de nationale Archeologiebalans (2002) onder een en dezelfde zich aftekent: de rapporten uit de eerste vijf jaar van de onder- archeoregio,8 te weten het ‘Zeeuws kleigebied’ (archeoregio zoeksperiode zijn over het algemeen minder volledig en kwa- 14).9 Conform het Plan van Aanpak wordt Zeeland hier in litatief van minder gehalte dan die uit de periode daarna. De beginsel dan ook behandeld als één archeoregio.10 laatste jaren hebben de meeste uitvoeringsbedrijven hun pro- Desondanks is de Zeeuwse archeoregio op een aantal plaat- ducten gestandaardiseerd, met medeneming van de vaak sen in dit rapport nader onderverdeeld in vier landschappelij- forse kritiek op eerdere producten. De indruk bestaat dat de ke hoofdeenheden. Deze bleken noodzakelijk te zijn om nuan- basisdocumentatie en administratieve gegevens in de huidige ceringen aan te brengen en het archeologische verspreidings- rapporten beter op orde is. Dit betekent niet per definitie dat beeld betekenisvol te kunnen duiden. zij ook inhoudelijk een hoger niveau halen; veel basisrappor- Het grootste deel van de provincie wordt ingenomen door het ten die in database zijn verwerkt zijn uitermate beperkt qua holocene klei- en klei-op-veengebied (1). Daarnaast is er een opzet en informatiewaarde betrekkelijk smalle zone met Oude en Jonge Duinen langs de Noordzeekust (2), een zone met pleistocene zandopduikingen 2.2.3.1. Statistische vertekening in het zuidelijke deel van Zeeuws-Vlaanderen (3) en tenslotte Een en ander betekent dat bij de invoer van gegevens in de het water van de Voordelta en de Zeeuwse stromen (4). database naar bevind van zaken moest worden gehandeld om In het rapport worden ook ‘uitstapjes’ buiten de provincie binnen de mogelijkheden toch tot representatieve uitspraken gemaakt wanneer een vergelijking op zijn plaats is tussen de te kunnen komen. In paragraaf 5.1 wordt dit nader toegelicht. Zeeuwse gegevens en de omliggende regio (incl. Vlaanderen), In sommige vallen moest (afhankelijk van de vraag) een groter andere provincies, of landelijke beelden en tendensen. of kleiner aantal onderzoeken echter buiten de statistische analyse worden gelaten. Het spreekt voor zich dat dit soms de 2.2.3 Statistische verwerking en bewerking kwaliteit en representativiteit van de uitkomsten beïnvloedt. Een belangrijk onderdeel van het project vormde de inventari- Waar de auteurs van mening zijn dat hieraan extra aandacht satie van de archeologische basisrapportages uit de periode dient te worden besteed is dit in tekst vermeld. 1997-2006. Een lijst hiervan werd bij de start van de werk- zaamheden door de opdrachtgever aangeleverd. Vestigia ont- Bij de grafische weergave van perioden is op verscheidene wierp en realiseerde hiervoor een database.11 Het grootste malen onderscheid gemaakt tussen ‘periode ruim’ en ‘perio- deel van de rapporten was beschikbaar in de bibliotheek van de strikt’. Veel archeologische vondsten en complextypen heb- de SCEZ in Middelburg; het resterende deel moest worden ben in de basisrapporten namelijk een periode-overschrijden- betrokken van de bibliotheek van de RACM te Amersfoort.12 de datering. Met ‘strikt’ wordt aangegeven dat begin- en eind- De database vermeldt 602 records.13Na afloop van het project datering van een verschijnsel binnen de grenzen van één peri- is de database overgedragen aan de opdrachtgever, de SCEZ. ode vallen, terwijl de datering van een verschijnsel met de toe- voeging ‘ruim’ zich over meerdere perioden uitstrekt. Deze Om de grote hoeveelheid gegevens uit de database uniform te onderverdeling voorkomt dat ongelijksoortige data statistisch verwerken en interpreteren zijn de volgende indelingen worden ‘gelijkgetrokken’ (en daarmee betekenisloos worden gebruikt: c.q. het beeld vertekenen). • naar aard van een vindplaats (=‘complextype’), bijvoorbeeld nederzetting, begraving, infrastructuur) conform de inde- ling van het Archeologische Basisregister (ABR) Archis;14 • naar periode: indeling conform het Archeologische Basisregister (ABR) Archis; • naar landschappelijke hoofdeenheid (kleigebied, duinge- bied, pleistoceen en voordelta/Zeeuwse stromen; zie par. 2.3.2).

Tijdens de invoer van gegevens kwam aan het licht dat de vol- ledigheid van de administratieve gegevens van onderzoekslo- caties nogal eens te wensen overlaat. In een groot aantal

14 Inventarisatie en analyse Archis-gegevens (‘voorraad archeologie’)

Hoofdstuk 3

3.1 Archis algemeen15 Archis geprojecteerd op de Indicatieve Kaart van Archeolo - gische Waarden (IKAW). Dit geeft op hoofdlijnen een goede Archis is het geautomatiseerde Archeologisch Informatie sys - indruk van de archeologiedichtheid in de provincie. teem voor Nederland.16 Het bestaat uit een databank waarin Anders dan vaak wordt gedacht wijkt het aantal archeologi- voor heel Nederland gegevens over archeologische waarne- sche waarnemingen voor Zeeland niet veel af van het landelij- mingen (bijna 75.000) en terreinen (bijna 13.000) zijn opgesla- ke gemiddelde. Daarbij moet wel rekening worden gehouden gen, daterend van de prehistorie tot de Nieuwe en Nieuwste met de volgende (algemeen geldende) opmerkingen: Tijd. Archis wordt beheerd door de Rijksdienst voor Een archeologische waarneming betekent niet automatisch Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM) en dat er ook sprake is van een vindplaats; vormt een be langrijk instrument voor de archeologische Een archeologische waarneming kan variëren van een losse monumentenzorg. Het bevat informatie over: vondst (bijv. een scherf middeleeuws aardewerk) tot een groot • de locatie van archeologische waarnemingen, vondstmel- archeologisch vondstcomplex (bijv. een ‘verdronken dorp’);20 dingen en onderzoeken; Meerdere waarnemingen, bijvoorbeeld gedaan op verschillen- • de aard van een vindplaats: het zgn. complextype (bijv. de momenten door de tijd, kunnen betrekking hebben op een nederzetting, grafveld); en dezelfde vindplaats. • de vondsten en/of grondsporen die zijn aangetroffen; • de datering; Specifiek voor Zeeland komen daar nog drie factoren bij die • de status van een terrein (wettelijke bescherming); van invloed zijn op het verspreidingsbeeld van archeologische • de gebieden waar archeologisch onderzoek heeft plaatsge- waarnemingen: vonden. 1. de toegankelijkheid van het bodemarchief; 2. de ruimtelijke ontwikkelingsdruk; Al deze informatie kan door de gebruiker van Archis worden 3. de onderzoeksdichtheid (programma’s of projecten van gekoppeld aan diverse digitale kaartondergronden, zoals de onderzoeksinstellingen en de intensiteit van activiteiten van topografische kaart, de bodemkaart, en de grondgebruik- amateurarcheologen) in de afgelopen decennia. kaart. In Archis kunnen ook de Archeologische Monumenten - kaart (AMK) en de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden Ad 1: De toegankelijkheid van het bodemarchief is in Zeeland (IKAW) opgevraagd worden. Archis is alleen toegankelijk voor zeer wisselend. Dit betekent dat de hoeveelheid waarne- het professionele archeologische veld. mingen in hoge mate afhankelijk is van de landschappe- lijke opbouw en geschiedenis. Vergeleken met een pro- 3.2 Archis en Zeeland vincie als Flevoland, waar de archeologisch-relevante lagen vrijwel overal zijn afgedekt door meters dikke De provincie Zeeland is met een oppervlakte van 2934 km2 Zuiderzeeklei, is de situatie in Zeeland weliswaar gun- (land en water) qua grootte de tiende provincie van stiger, maar ook in Zeeland zijn veel archeologische Nederland.17 Voor het grondgebied van de provincie Zeeland niveau’s (met name die uit de prehistorie en de Ro - staan in Archis 3340 archeologische waarnemingen geregi- meinse tijd) afgedekt door veen, duinzand en/of jonge streerd. Dat is ongeveer 4,5% van het totaal aan Archis-waar- zeeklei, of zelfs helemaal weggeslagen door inbraken nemingen in Nederland.18 De dichtheid aan Archismeldingen van de zee. In dit verband is het belangrijk te benadruk- ligt in de provincie Zeeland iets lager dan het landelijk gemid- ken dat de IKAW niet voor alle bewoningsperioden en delde: 1,14 per km2 voor Zeeland, tegenover 1,78 per km2 voor delen van Zeeland bruikbaar inzicht biedt in de archeolo- heel Nederland. Nemen we echter in ogenschouw dat de pro- gische verwachtingswaarde. De IKAW is gebaseerd op de vincie Zeeland voor bijna 40% uit water bestaat19 - waar de bodemkundige gegevens tot een diepte van 1,20 m onder mogelijkheden tot het doen van archeologische waarnemin- maaiveld, terwijl in veel delen van de provincie Zeeland gen uiterst beperkt zijn – dan steekt de Zeeuwse hoeveelheid de archeologisch-relevante lagen zijn afgedekt door waarnemingen niet ongunstig af tegen de rest van Nederland. dikke(re) pakketten jonger sediment. Voor de conserve- ring van archeologische resten en sporen (incl. dierlijk en In afbeelding 1 zijn alle archeologische waarnemingen uit plantaardig materiaal) is dit overigens zeer gunstig.

15 Afbeelding 1 Archiswaarnemingen, gecombineerd met archeologische verwachtingsgebieden. Bronnen: Archis (http://archis2.archis.nl/archi- sii/html/index.html)) en IKAW2. N.B.: de IKAW is slechts geldig tot een diepte van 1,20 m onder maaiveld.

Ad 2: De ruimtelijke ontwikkelingsdruk is in Zeeland bedui- land) en lokale/regionale historische verenigingen en dend lager dan in de rest van Nederland.21 Hoe geringer instellingen. Vooral vanuit deze hoek is gezorgd voor een het aantal diepe bodemverstoringen, bijvoorbeeld ten voortdurende toestroom van nieuwe waarnemingen, die behoeve van nieuwbouw, aanleg van infrastructuur of het gebrek aan ‘officieel’ onderzoek voor tenminste een grootschalige ontgrondingen, hoe kleiner de kans op het deel heeft gecompenseerd. ontsluiten van archeologisch relevante vondstlagen en toevalsvondsten. Conclusie

Ad 3: De onderzoeksdichtheid was in Zeeland in de afgelopen De toegankelijkheid van het bodemarchief is in de provincie decennia over het algemeen zeer laag. Alleen de laatste Zeeland minder groot dan in pleistoceen Nederland. Ook in tien jaar is er sprake van een intensivering die het beeld vergelijking met de andere ‘lage’ provincies als de beide enigszins vergelijkbaar maakt met de rest van Neder - Hollanden, Friesland en Groningen is de situatie iets ongun- land. Daarvoor viel Zeeland buiten het aandachtsgebied stiger. 22 Dat er ondanks de beperkte toegankelijkheid van de van de grote archeologische onderzoeksinstellingen (zie archeologische niveau’s en het lagere percentage bodemin- ook hoofdstuk 4). Wel kent Zeeland al lang een kleine, grepen toch sprake is van een relatief hoge waarnemings- doch actieve en goed georganiseerde groep amateurar- dichtheid kan worden verklaard uit de stand van de admini- cheologen (meestal verbonden aan de Archeologische stratieve verwerking van waarnemingen. Waar in de rest van Werkgemeenschap voor Nederland/AWN, afdeling Zee- Nederland de verwerking van nieuwe vondstmeldingen,

16 Archiswaarnemingen - vondstdateringen

Afbeelding 2 Totaal van vondstdateringen van Archiswaarnemingen in Zeeland (N=3340), gerangschikt per archeologische periode. N.B.: een waarneming kan meerdere vondstdateringen omvatten; vondstdateringen kunnen zich over meerdere perioden uitstrekken.24 Gebaseerd op gegevens afkomstig uit Archis (http://archis2.archis.nl/archisii/html/index.html).

anders dan afkomstig uit het reguliere onderzoek, de laatste houden met bewoning en bewoningsmogelijkheden vanaf jaren stagneert, slagen de provincie Zeeland en de SCEZ er de late IJzertijd, die doorzet in de Romeinse tijd. De aantal- nog steeds in de meeste meldingen binnen redelijke termijn len waarnemingen voor de Late Prehistorie en de aan de landelijke database Archis toe te voegen. Anders dan in Romeinse tijd blijven echter nog steeds achter bij het lan- de meeste provincies is er in Zeeland dus sprake van een delijk gemiddelde. beperkte achterstand bij de verwerking van vondstmeldingen. 3. Een geringe terugval van waarnemingen voor de Vroege Bij de representativiteit van het Zeeuwse Archisbeeld dient wel Middeleeuwen. te worden gewezen op de categorie vindplaatsen die niet in 4. Een duidelijk zwaartepunt van waarnemingen voor de Late Archis zijn opgenomen, zoals gegevens over woonplaatsen en Middeleeuwen en de Nieuwe tijd. vondsten uit onderzoek zonder veldcomponent, zoals resulta- ten van historische inventarisaties of specialistisch materiaal- 3.4 Archiswaarnemingen per complextype onderzoek. Voorts ontbreken (nog) de gegevens uit een aantal (aard van de vindplaats) recente inventarisaties, zoals van het Vlaams-Nederlandse onderzoeksproject ‘Verdwenen Cultuurlandschappen in het Uitgesplitst naar complextype maken afbeelding 3 en 4 duide- grensgebied van Vlaanderen en Nederland’23 alsmede van de lijk dat nederzettingen het archeologische beeld zeer sterk inventarisatie van zegelringen en -stempels door Hendrikse bepalen. Daarnaast neemt het complextype ‘onbekend’ helaas 2003 (zie ook hoofdstuk 4). ook een belangrijk aandeel in. Bij de nederzettingen maken de nederzettingsvormen uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd 3.3. Archeologische waarnemingen per periode het overgrote deel uit. Het betreft vooral de waarnemingen in stads- en dorpskernen, verdronken dorpen en natuurlijk ook Bekijken we welke archeologische perioden onder de Zeeuw - de boerderijplaatsen en huisterpen. Een voor Zeeland ken- se waarnemingen vertegenwoordigd zijn dan valt het volgende merkende groep van vondstcomplexen staat in verband met de op: zie (afb. 2) complexe interactie tussen vliedbergen (als archeologische 1. Waarnemingen die betrekking hebben op de vroege prehis- uitingsvorm van het fenomeen “lord of the manor”), kerkstich- torie (Paleolithicum – Bronstijd) zijn nauwelijks vertegen- tingen en de middeleeuwse dorpsvorming. woordigd. Dit heeft te maken met een combinatie van: Om beter zicht te krijgen op de overige complextypen zijn in – een zeer dunne spreiding in slechts enkele delen van afbeelding 4 de genoemde, sterk vertegenwoordigde complex- (het huidige) Zeeland; typen weggelaten. Andere complextypen die opvallen zijn de – een matige tot slechte toegankelijkheid van de relevante economische activiteiten in de Romeinse tijd, Middeleeuwen archeologische lagen; en Nieuwe tijd (o.a. zoutwinning, handel en scheepvaart), het – de vondstdichtheid voor de vroege prehistorie in het relatief grote aantal middeleeuwse begraafplaatsen, maar algemeen: deze is bijna in alle Nederlandse regio’s lager bovenal het grote percentage versterkingen uit de Middel- dan voor andere perioden. eeuwen en de Nieuwe tijd (vluchtburgen, vliedbergen, kastelen 2. Een duidelijke toename van waarnemingen die verband en later natuurlijk ook schansen en vestingen).

17 Archiswaarnemingen - vondstdateringen per Complex

Afbeelding 3 Aantallen Archiswaarnemingen in Zeeland, uitgesplitst naar complextype en datering. Gebaseerd op gegevens afkomstig uit Archis (http://archis2.archis.nl/archisii/html/index.html).

Archiswaarnemingen - vondstdateringen per Complex m.u.v. ‘Nederzetting’

Afbeelding 4 Archiswaarnemingen in Zeeland uitgesplitst naar complextype en datering, met weglating van de nederzettingen en onbekende waarnemingen. Gebaseerd op gegevens afkomstig uit Archis (http://archis2.archis.nl/archisii/html/index.html).

Opvallend is dat het complextype ‘infrastructuur’ ver achter- komt daar bij dat er in de praktijk weinig kansen zijn om hier blijft. Het duidt erop dat er nauwelijks archeologisch onder- archeologisch onderzoek te verrichten. De meeste dijken in zoek is verricht in de in Zeeland ruim aanwezige dijken, water- Zeeland zijn planologisch beschermd: de binnendijken als wegen en-lopen, polders en kaden. Het besef van de archeo- karakteristiek element in het Zeeuwse landschap, de buiten- logische betekenis van deze landschapselementen en kunst- dijken (die meestal van recenter datum zijn) vanwege hun werken is in Zeeland – overigens net als in de rest van waterkerende functie. Desondanks heeft de SCEZ de afgelo- Nederland – nog betrekkelijk recent. Voor dijken – waarvan de pen jaren enkele malen booronderzoek kunnen verrichten in kern in veel gevallen uit de 13e, 14e of 15e eeuw dateert - dijklichamen en dijkdoorsneden gedocumenteerd.

18 Afbeelding 5 Verspreiding van Archiswaarnemingen en AMK-terreinen binnen de landschappelijke hoofdeenheden in Zeeland (bron: http://archis2.archis.nl/archisii/html/index.html).

3.5 Ruimtelijke spreiding van de archeologi- Deze concentraties zijn nauw gerelateerd aan de oudst sche waarnemingen bewoonbare landschappen in de Middeleeuwen. Immers, het overgrote deel van de archeologische waarnemingen heeft De Archiswaarnemingen zijn zeer ongelijk verdeeld over de betrekking op deze periode en de Nieuwe tijd. Zou er verder provincie (zie afb. 1, 5, en 8). De grootste concentraties zijn te ingezoomd worden op de kaart, dan zou tevens blijken dat het vinden op Walcheren, Schouwen, het centrum van Zuid- leeuwendeel van de waarnemingen afkomstig is uit de histori- Beveland en in het westelijk deel van Zeeuws-Vlaanderen.25 sche dorps- en stadskernen in deze gebieden.

19 Afbeelding 6 Verspreiding van Archiswaarnemingen en onderzoeken in de periode 1997-2006 voor de Late Middeleeuwen in het centrale deel van de Bevelanden (bronnen: Van Rummelen 1978; http://archis2.archis.nl/archisii/html/index.html en database Vestigia).

Als we het verspreidingsbeeld van Archiswaarnemingen koppe- anderzijds tussen stads- en dorpskernen en het buitenge- len aan de in hoofdstuk 2 gedefinieerde landschappelijke hoofd- bied. Ter illustratie van de nauwe relatie die bestaat tussen eenheden (afb. 5) dan levert dit de volgende observaties op: het verspreidingspatroon van archeologische waarnemin- gen en de specifieke geologie van het kleigebied is in afb. 6 1. Kleigebied en 7 een tweetal kaarten met een uitsnede uit de Beve- Het overgrote deel van de waarnemingen valt in dit gebied. landen opgenomen. De ondergrond van deze kaarten is Het kleigebied is dan ook beeldbepalend voor het totaal van gebaseerd op kaartblad Bevelanden van de Geologische het Zeeuwse bodemarchief. Voor de nadere analyse is het Kaart van Nederland 1:50.000. Een onderscheid is gemaakt van belang om binnen het kleigebied onderscheid aan te tussen Oudland, afgedekt Oudland en Nieuwland. In het brengen tussen enerzijds Oudland en Nieuwland26 en Oudland ligt het Laat-Romeinse en vroegmiddeleeuwse

20 Afbeelding 7 Verspreiding van Archiswaarnemingen en onderzoeken in de periode 1997-2006 voor de Vroege Middeleeuwen in het centrale deel van de Bevelanden (bronnen: Van Rummelen 1978; http://archis2.archis.nl/archisii/html/index.html en database Vestigia).

klei- en klei-op-veenlandschap nog aan het oppervlak. In de Late Middeleeuwen. In het afgedekte Oudland is het het Nieuwland is dit niveau door erosie geheel verdwenen aantal waarnemingen en onderzoeken uit de Vroege of is het nooit aanwezig geweest. In het afgedekte Oudland Middeleeuwen (zie afb. 7) ook weer veel geringer dan waar is het pre- en vroegmiddeleeuwse niveau geheel verdwe- het het Oudland aan het oppervlak ligt. Vindplaatsen laten nen onder jongere afzettingen. Het is duidelijk dat deze ver- zich in het afgedekte nu eenmaal lastiger opsporen.27 schillen in het kleigebied van grote invloed zijn op de toe- gankelijkheid van de archeologisch relevante lagen en dus 2. Duingebied voor de mogelijkheid tot archeologische waarnemingen. In het duingebied is sprake van een stapeling van meerde- Het Oudland en het afgedekte Oudland zijn de gebieden re, afgedekte landschappen. In het Zeeuwse duingebied met de langste bewoningsgeschiedenis. Het Nieuw land bevinden zich twee soorten opvallende, afwijkende vondst- werd pas geschikt voor bewoning met de bedijkingen in de complexen: de (mogelijke) restanten van vroegmiddel-

21 Afbeelding 8 Top pleistoceen en Archiswaarnemingen in Zeeland (bron: http://archis2.archis.nl/archisii/html/index.html).

eeuwse handelsnederzettingen (Walacria/Walcheren en theorie een hogere waarnemingsdichtheid kunnen hebben Scaltheim/Schouwen) en sporen van neolithische bewoning dan het kleigebied. Dat dit maar zeer gedeeltelijk op gaat is bij Haamstede. Daarnaast vertoont het gebied de nodige te verklaren uit de eerdere constatering dat prehistorische overeenkomsten met het kleigebied en is het wellicht te waarnemingen maar een zeer klein percentage van het totaal beschouwen als het startpunt van de middeleeuwse ont- aantal waarnemingen vormen (par. 3.3). Alleen bij de pleisto- ginningen en kolonisatie van het kleigebied. cene opduikingen in het zuiden van Zeeuws-Vlaanderen lijkt er een relatie te bestaan tussen de ondergrond en het ver- 3. Pleistoceen (afb. 5 en 8) spreidingsbeeld van archeologische waarnemingen. Ook hier Op basis van de bewoningsmogelijkheden vanaf de (vroege) betreft het voor het overgrote deel vindplaatsen uit de prehistorie zou het gebied met de pleistocene opduikingen in Middeleeuwen en (in geringere mate) Romeinse tijd.

22 Afbeelding 9 Archiswaarnemingen in of nabij open water (en AMK-terreinen) (bron: http://archis2.archis.nl/archisii/html/index.html).

4. Voordelta en Zeeuwse stromen (afb. 9) lend dat wanneer we het verpreidingsbeeld van deze waar- In en onder water komen (met uitzondering van de ver- nemingen vergelijken met het maritieme deel van de IKAW, spoelde Romeinse tempels van Domburg en Colijnsplaat) de Voordelta een hoge verwachting krijgt, de Oosterschelde eigenlijk slechts twee soorten archeologische vondsten in een lage en de Westerschelde een middelhoge. Dit wordt grote aantallen voor: vondsten/waarnemingen die gerela- op het eerste gezicht niet ondersteund door het aantal teerd zijn aan scheepswrakken, en die aan verdronken mid- waarnemingen. In de beide mondingsgebieden van de deleeuwse dorpen. Vooral in die laatste categorie neemt Schelde is het aantal waarnemingen van scheepswrakken Zeeland binnen Nederland, maar eigenlijk ook binnen en verdronken dorpen ongeveer even hoog en bovendien Noordwest-Europa, een bijzondere plaats in. Het is opval- hoger dan in de Voordelta.

23 Afbeelding 10 Aantal Archiswaarnemingen per gemeente (bron: http://archis2.archis.nl/archisii/html/index.html).

3.6 Waarnemingen per gemeente 3.7 Conclusies

Het is opvallend dat in Zeeland de waarnemingen ongelijk zijn • In de gedefinieerde landschappelijke hoofdeenheden is verdeeld over de gemeenten (afb. 10). Het rijkst bedeeld zijn sprake van verschillen in de kans op het aantreffen van Schouwen-Duiveland en Sluis, gevolgd door Veere, archeologische sporen en vondsten. Middelburg en Goes. De overige gemeenten blijven hier duide- • Er is een relatie tussen de ruimtelijke ontwikkelingsdruk lijk bij achter. Dit kan voor een deel worden verklaard uit de (meer bodemingrepen) in gemeenten en het aantal verschillen in bereikbaarheid van de archeologisch-relevante Archiswaarnemingen. lagen. Daarnaast kan worden gewezen op de volgende factoren: • Er is een relatie tussen de hoeveelheid Archiswaarnemingen • de ruimtelijke ontwikkelingsdruk verschilt per gemeente. en de activiteit van amateur-archeologen. Met name voor Goes en Walcheren geldt dat het hogere • In Zeeland dient het Archisbeeld te worden aangevuld met percentage archeologische waarnemingen hier verband de kennis van vindplaatsen uit materiaalonderzoek en his- houdt met de grotere hoeveelheid bodemingrepen; torische inventarisaties. • de activiteit van amateurarcheologen leidt tot meer vondst- • Vergeleken met andere provincies slaagt men er in Zeeland meldingen. Dit geldt bijvoorbeeld voor de gemeente Sluis. goed in om de verwerking van nieuwe vondstmeldingen die De activiteiten van de Werkgroep Metaalvondsten Zeeland niet afkomstig zijn uit het reguliere onderzoek, binnen zijn sterk bepalend geweest voor het Archisbeeld van redelijke termijn aan de landelijke database Archis toe te Walcheren (Veere en Middelburg); voegen. Hierdoor is het Archisbeeld representatief voor de • de instelling van een archeologisch spreekuur door de stand van kennis over het Zeeuwse bodemarchief. SCEZ op het provinciaal depot in Middelburg en het stimu- leren van vondstmeldingen door amateurs levert meer Archismeldingen op. Het lijkt erop dat de positieve effecten daarvan vooral in de regio Middelburg zichtbaar zijn, want naarmate de afstand tot Middelburg groter is, neemt het aantal vondstmeldingen af.

24 Inventarisatie en analyse van gepubliceerd wetenschappelijk archeologisch onderzoek voor en na 199728

Hoofdstuk 4

In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van de belang- regio buiten de provincie Zeeland (ten noorden: het Maas - rijkste publicaties op archeologisch gebied in de periode 1997- mondgebied; ten zuiden: het Vlaamse kust- en zandgebied), 2006. In paragraaf 2.2 werd al gesteld dat het jaar 1997 in dit zowel in het landelijk gebied als in de stedelijke context. rapport wordt gehanteerd als ‘nulmoment’ waartegen de Uiteraard sluiten deze vormen van onderzoek inhoudelijk vraag naar de kennisvermeerdering in de periode 1997-2006 gezien nauw aan bij het Zeeuwse onderzoek. kan worden afgezet. In dat jaar verscheen de publicatie van Vos en Van Heeringen waarin zij een overzicht geven van de 4.1 Karakteristiek van het archeologisch bewoningsgeschiedenis van Zeeland. Van dat artikel wordt in onderzoek in Zeeland 1955-2007 dit hoofdstuk gebruik gemaakt om te analyseren of het beeld van Vos en Van Heeringen in de tien jaar daarna verder is inge- De resultaten van het archeologisch onderzoek in het zuidwes- vuld en/of genuanceerd; ofwel: wat er sinds 1997 op publica- telijke deltagebied, het stroomgebied van de Schelde, zijn tiegebied aan kenniswinst is geboekt.29 lange tijd bepaald door het beleid op rijksniveau en de prakti- De publicatie van Vos en Van Heeringen heeft, ondanks zijn sche (decentrale) uitvoering daarvan. Van universitaire kant grote betekenis, een beperking: de stand van archeologische was er vanouds weinig belangstelling voor de archeologie van kennis over de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd worden het zuidwestelijke deltagebied.31 Dit betekende dat de archeo- daarin slechts summier behandeld. In dit hoofdstuk wordt logie van de provincie Zeeland decennialang bijna uitsluitend daarom wat uitgebreider stilgestaan bij juist deze perioden en het werkterrein was van een ‘provinciaal archeoloog’ in dienst worden waar nodig ook relevante studies en publicaties van van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek voor 1997 aangestipt. (ROB; thans RACM) te Amersfoort (maar voor de helft betaald Het jaar 1997 geldt tevens als het beginjaar voor een nieuwe door de provincie). De provincie zorgde daarbij voor een aantal fase in de archeologische monumentenzorg in Nederland (en faciliteiten, zoals een werkruimte, assistentie en financiële in Zeeland: zie par. 1.4). Vanaf dat jaar beginnen de principes ondersteuning ten behoeve van archeologisch noodonderzoek. van ‘Malta’ in de aanpak van de archeologie hun vruchten af te Daarnaast heeft er in Zeeland altijd een nauwe en vruchtbare werpen, wat onder andere tot uiting komt in de exponentiële samenwerking bestaan met het Koninklijk Zeeuwsch toename van het professionele archeologisch onderzoek in de Genootschap der Wetenschappen (KZGW), het Zeeuws provincie en publicatie daarvan in de vorm van basisrapporten. Museum, de afdeling Zeeland van de Archeologische De analyse van de informatie uit deze (voornamelijk basis-) Werkgemeenschap voor Nederland (AWN) en archeologische rapporten staat centraal in de hoofdstukken 5 en 7. In dit instellingen uit Vlaanderen (met name de Universiteit Gent). hoofdstuk komen zij alleen zijdelings aan de orde, in hun hoe- danigheid van al dan niet wetenschappelijke bijdrage aan vige- De aanstelling door de provincie van een ‘eigen’ archeoloog in rende onderzoeksthema’s.30 1998 in de persoon van drs R.M. van Dierendonck en latere personele en facilitaire uitbreidingen, hebben ruimte gescha- De productie van wetenschappelijke bijdragen over de pen voor een nog nauwer op het gebied toegesneden archeo- Zeeuwse archeologie is onlosmakelijk verbonden met de logiebeoefening. Vrijwel tegelijk begon het veroorzakerprincipe organisatie van de Zeeuwse archeologie door de tijd heen, en ook in Zeeland door te werken, waardoor een constante stroom dan met name voor en na 1997 (‘Malta’). Daarom beginnen we van vooral (ontwikkelings-)locatiegebonden archeologisch dit hoofdstuk met een korte karakteristiek van de belangrijk- (voor)onderzoek op gang kwam. Een en ander vormde een wel- ste ontwikkelingen op het gebied van de organisatie en inrich- kome aanvulling op de bestaande onderzoekscapaciteit. ting van het archeologisch onderzoek tussen ca. 1955 en 2007. Vervolgens zal per archeologische periode worden ingegaan Om de resultaten van het archeologisch onderzoek van de op de grotere onderzoeken uit de laatste tien jaar, de publica- afgelopen tien jaar in historisch perspectief te kunnen plaat- ties daarover en de belangrijkste resultaten in termen van sen worden hieronder de belangrijkste organisatorische ont- kenniswinst en nieuwe onderzoeksvragen. Waar relevant zul- wikkelingen van de Zeeuwse archeologie summier besproken. len de Zeeuwse ontwikkelingen worden afgezet tegen de Veel gegevens zijn ontleend aan en te vinden in de onderzoeks- en publicatie-ontwikkelingen in dezelfde archeo- Jaarverslagen van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig

25 Bodemonderzoek (1955-1996), de Nieuwsbrief Archeologie van inheemse godin Nehalennia. Na Domburg was dit het tweede de provincie Zeeland (1997-2002) en Zeeuws Erfgoed. heiligdom in Zeeland dat gewijd was aan deze godin. In 1971 Nieuwsbrief van de Stichting Cultureel Erfgoed (2002-heden). werd een tentoonstelling ingericht in het Zeeuwse met bijbe- Bibliografische overzichten met betrekking tot de Zeeuwse horende beredeneerde catalogus.40 archeologie zijn opgenomen in Mank (1986), de genoemde Jaarverslagen ROB32, Berichten van de Rijksdienst voor het 4.1.1.2 Organisatie, documentatie en monumentenzorg Oudheidkundig Bodemonderzoek 46 (2006), lemma’s en biblio- 1955-1970 grafie in de Encyclopedie van Zeeland (Deel I-III, 1982-1984) en In 1961 werd in Nederland de eerste Monumentenwet van de sinds 2004 als bijlage verschijnende bibliografie in de kracht. De pioniersperiode wordt gekenmerkt door het syste- Archeobrief. Vakblad voor de Nederlandse archeologie. Een nut- matisch (handmatig) bijeenbrengen van allerhande archeolo- tige bron is ook de CD-ROM die is uitgegeven ter gelegenheid gische gegevens in een vindplaatsen- en vondstenarchief van het 50-jarig bestaan van de Afdeling Zeeland van de geordend op gemeente en vastgelegd op ‘stafkaarten’ middels Archeologische Werkgemeenschap voor Nederland in 2007. coördinaten. Het werk ging gelijk op met inventarisatiewerk- Het bevat alle op Zeeland betrekking hebbende informatie en zaamheden voor het KZGW, waarvan de van rijkswege aange- artikelen in het AWN-tijdschrift Westerheem over de periode stelde archeoloog de conservator was. Overzichten van de 1952-2006.33 Een zeer leesbare, algemene inleiding op de inventarisaties werden tweejaarlijks samengebracht in een archeologie in de context van de Zeeuwse geschiedenis is te ‘Kroniek’ van het Zeeuws-Vlaamse kustgebied (district E) voor vinden in het boek Het verhaal van Zeeland.34 het tijdschrift Helinium.41 In het Zeeuws Tijdschrift werd korte tijd een archeologische nieuwsrubriek verzorgd (1967-1969). 4.1.1 Pioniersfase 1955-1970 In 1969 kreeg de provinciaal archeoloog assistentie in de per- Als begindatum voor de moderne archeologiebeoefening soon van B. Oele, Kapelle. Per gemeente werd een lijst voor- wordt het jaar 1955 genomen. Dit is het moment waarop bij de bereid van wettelijk te beschermen monumenten, veelal zicht- toenmalige Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodem on - bare. Omstreeks 1970 waren vele terreinen met meest boven- derzoek J.A. Trimpe Burger werd aangesteld als bodemkundig grondse restanten, zoals kasteelplaatsen en vliedbergen, wet- geschoold archeoloog in algemene dienst.35 telijk beschermd.

4.1.1.1 Archeologisch onderzoek (noodopgravingen) 4.1.2 Van Aardenburg naar Middelburg als centrum 1955-1970 voor de Zeeuwse archeologie 1971-1985 Wie in de Nederlandse archeologische wereld het woord Zee- Dankzij de permanente aanwezigheid van eigen “Zeeuwse” land laat vallen, roept een aantal associaties op die te vangen archeologen kreeg de “dependance” van de ROB in Zeeland zijn onder de toponiemen Borssele-Berg van Troje, Abbe - een permanent karakter. kinderen, Brabers-Haamstede, Aardenburg, Oost-Souburg en Colijnsplaat. 4.1.2.1 Archeologisch onderzoek (noodopgravingen) Het onderzoek van de vliedbergen zoals de Berg van Troje 1971-1985 (1958), Abbekinderen (1955) en andere kasteelheuvels is Een ‘nevenproduct’ van de opgravingen te Aardenburg, was de exemplarisch voor de geschiedenis van noodonderzoek van dit aandacht voor (o.a. hoogversierd) laatmiddeleeuws aardewerk type monument: nadat veel vliedbergen tijdens de Tweede en in het verlengde daarvan noodonderzoek in de stadskernen Wereldoorlog ernstig gehavend waren door het ingraven van van vooral steden en dorpen in Zeeuws-Vlaanderen (Axel, schuttersputjes, werden ze na de oorlog en de watersnoodramp Hulst). Maar ook bijvoorbeeld het kasteel van West-Souburg van 1953 nog eens in hun voortbestaan bedreigd door rigoureu- op Walcheren (kasteel Aldegonde).42 In 1983 werd onderzoek ze ruil- en herverkavelingen die op alle Zeeuwse eilanden verricht in de bouwput voor een nieuw gedeelte van het pro- plaatsvonden. In 1968 werd in Middelburg een symposium aan vinciehuis. De opgraving werd afgesloten met een expositie en de vliedbergen gewijd dat tot op de dag van vandaag de basis publicatie onder de titel ‘Het bewaren waard’. Veel energie vormt voor onze kennis van dit type monument.36 werd gestoken in de publicatie van de eerste resultaten van Haamstede-Brabers was de locatie van een noodonderzoek in het onderzoek van de ringwalburg van Oost-Souburg. 1956-1957 van een strandwalafzetting met sporen uit de Romeinse tijd en het Neolithicum, die tijdens de ruilverkaveling 4.1.2.2 Organisatie, documentatie en monumentenzorg op Schouwen-Duiveland werd genivelleerd. Als meest specta- 1971-1985 culaire resultaat kunnen de eerst bekende huisplattegronden In 1971 werd de ‘man-deligheid’ tussen rijk en provincie offi- van de Vlaardingencultuur in Nederland worden genoemd.37 cieel door de provincie bekrachtigd. Het systeem van ‘corres- Het onderzoek naar de Romeinse tijd in Zeeland wordt gedragen pondenten van de Rijksdienst’ voorzag in meldingen uit de hele door de jarenlange opgravingen naar het castellum en/of vicus provincie. Alle bekende vindplaatsen en monumenten worden te Aardenburg, die in 1961 startten en doorliepen tot 1988.38 door de Provinciale Planologische Dienst in samenwerking In 1969 werd alle aandacht opgeëist door het noodonderzoek met de ROB in 1972 op een Monumentenkaart weergegeven. van een groot deel van de vroegmiddeleeuwse ringwalburg In 1977 wordt het archeologisch depot tijdelijk ondergebracht van Oost-Souburg.39 op de zolder van het Zeeuws Museum in Middelburg, dat drie De pioniersperiode eindigt in 1970 met de ‘wonderbaarlijke jaar later kon worden ingeruild voor een zelfstandig visvangst’ ten noorden van Colijnsplaat, waarbij honderden Provinciaal Depot voor Bodemvondsten aan de Balans in altaren uit de Romeinse tijd werden opgevist uit de Middelburg. Hierdoor werd een efficiënte koppeling tussen Oosterschelde. Bijna alle altaren waren gewijd aan de vondsten en opgravingsdocumentatie mogelijk.

26 In 1977 werd gestart met een ‘archeologisch nieuwsrubriek’ in Bij het werk voor het laatste kaartblad48 kwam de gedach- het Bulletin van de Werkgroep historie en archeologie van het te op de nieuwe inzichten over de kustgenese interdiscipli- KZGW.43 Bij de samenstelling van de Encyclopedie van Zeeland nair te bundelen.49 Centrale gedachte was het verlaten van speelde de provinciaal archeoloog een belangrijke rol. Een het trans- en regressiemodel en het op de voorgrond plaat- groot deel van de resultaten van het archeologisch onderzoek sen van de onderling op elkaar inwerkende geologische en van de voorgaande decennia zijn derhalve terug te vinden antropogeen geïnitieerde processen als belangrijkste ver- onder talrijke lemma’s in de door het KZGW uitgegeven klaringsmodel voor het optreden van erosie, sedimentaf- Encyclopedie van Zeeland (deel I-III; 1982-1984). zetting en de variatie in de zeespiegelstand. Zo heeft bij- voorbeeld de mens door grootschalige bedijkingen het 4.1.3 Projectmatig werken vanuit het Depot voor kombergingsvolume van getijdenbekkens substantieel ver- Bodemvondsten 1986-1994 kleind, waardoor onder bijzondere omstandigheden het Door de groei van het kleinschalige noodonderzoek en de toe- water tot grote hoogte kan worden opgestuwd, met alle nemende publieke belangstelling voor de archeologie werd na dramatische gevolgen van dien. de pensionering van Trimpe Burger in 1986 het inhoudelijke archeologische werk in de provincie in de loop van deze peri- 4.1.3.2 Organisatie, Documentatie en Monumentenzorg ode gegroepeerd onder een aantal thematische projecten. Als Vanaf 1986 is begonnen met de automatisering van het vind- verbindend element kan worden gezien het plaatsen van de in plaatsen-archief en de opname ervan in het Centraal de afgelopen jaren verzamelde gegevens in onderling verband Archeologisch Archief (CAA), onderhouden door de ROB in en in een meer landschappelijke context. Amersfoort. In Archief. Mededelingen van het KZGW wordt een nieuwe archeologische kroniek gestart, die synchroon loopt 4.1.3.1 Archeologisch onderzoek (noodopgravingen) aan het Jaarverslag van de ROB. De bemensing van het Het praktische onderzoek concentreerde zich rond de volgen- Provinciaal depot groeit langzaam, doch niet op structurele de thema’s: basis. Vanuit het Depot werd ingezet op de publieksfunctie middels open dagen, stages van de Hogeschool Zeeland, ten- 1. Bewoning van Zeeland in de IJzertijd. In de duinen op toonstellingen, publieksboeken. Op initiatief van de AWN werd Schouw en en tijdens de ruil- en herverkaveling na de een begin gemaakt met de oprichting van werkgroepen stads- Tweede Wereldoorlog was vooral op Walcheren veel archeologie (Middelburg, Hulst, Zierikzee). ‘inheems aardewerk’ gevonden. Beschrijving en datering van het vondstmateriaal maakte een eerste overzicht 4.1.4 Herstructuring van de Zeeuwse archeologie mogelijk.44 1995-1997 De aandacht is in deze korte periode vooral gericht op de 2. Bewoning en landschapsontwikkeling van 850-1200 na opzet van beleid en inbedding van de archeologie in de provin- Chr. Noodonderzoek op de ringwalburg van Burgh, de ont- ciale organisatie. In de geest van Malta betekende dat een dekking van de ringwalburg van Domburg en noodonder- inzet op het vlak van de ruimtelijke ordening. Dit was de zoek van de wal van de burg van Middelburg voor de deur opmaat tot het cultuurconvenant dat in 1998 werd gesloten van het Zeeuws Museum noopten tot het verzamelen en tussen rijk en provincie, die het einde betekende van de man- interpreteren van alle gegevens tot dusver.45 deligheid.

3. Monumentenzorgaspecten van vliedbergen. Hoewel een 4.1.4.1 Archeologisch onderzoek (noodopgravingen) zeer bekend fenomeen bleek dat de bergjes nooit goed 1995-1997 opgemeten waren.46 Van een spectaculaire beerputinhoud uit Veere verschijnt het publieksboek Vondsten in Veere, waarin voor het eerst uitge- 4. Nieuwlande en Valkenisse (verdronken dorpen/pelgrims- breid aandacht wordt besteed aan vergankelijke materiaalca- insignes). Het gebruik van metaaldetectoren leverde een tegorieën zoals hout, leer, textiel, dierenbotten en zaden en schat aan laatmiddeleeuwse metaalvondsten op, met name vruchten.50 Voorafgaande aan de vestiging van het Rijksarchief van plaatsen met een onafgedekt bodemarchief (buiten- Zeeland in het Van de Perrehuis aan het Hofplein in dijkse verdronken dorpen). De categorie pelgrimsinsignes Middelburg in 1997 wordt door de ROB een opgraving uitge- werd er uit gelicht en door inventarisatie en tentoonstelling voerd.51 ontsloten.47 • Onderzoekslijnen 1987-1997 5. Luchtfoto-inventarisatie Zeeuws-Vlaanderen. De Univer- Aan de hand van de uitgebreide Jaarverslagen van de ROB siteit van Gent beschikte over een groot aantal luchtfoto’s en de archeologische kronieken over de periode van 1987- van mogelijk archeologische structuren uit de kleipolders 1996 kan het volgende worden gezegd over de kwantiteit en van Zeeuws-Vlaanderen. De foto’s werden gelocaliseerd en de methode van archeologisch onderzoek in het decennium opgenomen in de Archis-database. voorafgaand aan het jaar 1997.52 In het totaal werden er 119 onderzoeken uitgevoerd met een gemiddelde van 12 per 6. Beschrijving van de geologisch-archeologische ontwikke- jaar. Het hoogste aantal ligt in 1992 met 20 onderzoeken, de ling van het Zeeuwse landschap als proces. In verband laatste twee jaren (1995-1996) is een duidelijk afname te met de aanleg van de Deltawerken heeft de geologische zien tot vijf onderzoeken. De methode van onderzoek kartering van Zeeland door TNO-NITG prioriteit gekregen. bestaat in 72 gevallen (61%) uit inspecties, begeleidingen,

27 opmetingen en veldverkenningen. Meestal gaat het dan om op de ontwikkeling en uitvoering van het provinciale beleid en concrete archeologische fenomenen die worden gedocu- het faciliteren van gemeenten om de verdere implementatie van menteerd tijdens grondroerende activiteiten. Vijf van de de archeologische monumentenzorg in de ruimtelijke ordening inspecties/verkenningen vinden onder water plaats. mogelijk te maken. In resp. 29 gevallen (24%) en 14 gevallen (14%) vindt defini- tief archeologisch onderzoek (= opgraving) plaats middels 4.1.5.1 Organisatie, documentatie en monumentenzorg opgravingsleuven of -putten. Opmerkelijk is dat in slechts 1998-2007 vier gevallen (3%) onderzoek wordt verricht met behulp van Het Provinciaal Archeologisch Depot verhuist in 1999 samen een grondboor (Edelman). met het PACZ naar het Armeniaans Schuitvlot in Middelburg. Na oprichting van de SCEZ in 2001 verhuizen in 2003 de kan- Op basis van de (wetenschappelijke) literatuur met betrekking toorfuncties voor archeologie naar het centrale kantoor van de tot het onderzoek in de periode 1987-1996 kunnen een aantal SCEZ aan de Groenmarkt in Middelburg. specifieke regionale onderzoeksthema’s worden onderschei- De organisatorische veranderingen komen mede tot uiting in den, die door de tijd heen min of meer stabiel zijn gebleven: de projecten die vanuit de provincie, vaak in samenwerking • Romeinse bewoning en cultusplaatsen (Aardenburg, met de ROB/RACM, SCEZ en de AWN-Afdeling Zeeland wor- inheemse bewoning in het achterland, Nehalennia); den geïnitieerd. Sommige projecten of initiatieven krijgen • de kolonisatie van het kleigebied in de Hoge Middeleeuwen, gaandeweg ook een bredere cultuurhistorische en/of provinci- in combinatie met het fenomeen van de ringwalburgen; aal-beleidsmatige insteek. • de vroege hout-aarde-kastelen (vliedbergen) uit een iets In 2001 wordt de provinciale Nota inzake de relatie archeologie en latere periode; RO door Gedeputeerde Staten vastgesteld. Deze nota wordt in • laatmiddeleeuwse materiële cultuur (aardewerk, glas en de jaren daarop aangepast en uitgebreid met andere nota’s, metaalvondsten, waaronder pelgrimsinsignes); hetgeen uiteindelijk resulteert in de Nota Archeologie 2006-2012. • relicten van verdwenen kloosters, kerken, woonhuizen en verdronken dorpen. • Monumentenzorg • 1998-1999: samenstelling van de Archeologische 4.1.4.2 Organisatie, documentatie en monumentenzorg Monumentenkaart (AMK) Zeeland, mede ten behoeve van In de Nieuwsbrief van de Stichting Regionale Geschied be - gemeentelijk gebruik. oefening Zeeland wordt twee keer per jaar een archeologische • September 2003-juni 2006: project Waardering Terreinen rubriek verzorgd. Daarin wordt veel aandacht geschonken aan van Archeologische Betekenis voor de Archeologische de integratie van de archeologie in het bredere cultuurhistori- Monumentenkaart Zeeland (het betreft ca. 80 terreinen). sche veld. Deze meer integrale benadering komt onder ande- • Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zeeland (2004-2006; re tot uiting in het initiatief tot oprichting van het Platform projectleiding M. Geerts, provincie Zeeland i.s.m. Stichting Verdedigingswerken Zeeland. De provincie Zeeland geeft een Dorp, Stad en Land). reeks cultuurhistorische gidsjes uit, onder meer over de pre- • Atlas voor ruimtelijke kwaliteit Zuid-Holland en Zeeland (Stich- historie en de Romeinse tijd.53 ting Dorp, Stad en Land; www.dorpstadenland.nl). De periode staat verder in het teken van de reorganisatie van de Rijksdienst in Amersfoort en een betere inbedding van het • Decentralisatie en ruimtelijke ordening provinciaal depot en de archeologie in zijn algemeenheid in • In 2001 wordt de provinciale Nota inzake de relatie archeolo- het provinciale beleid. In het najaar van 1996 werd het eerste gie en RO vastgesteld door Gedeputeerde Staten van ambtelijke overleg gevoerd over het loskoppelen van de ‘man- Zeeland. Deze nota wordt in de jaren daaropvolgend met deligheid’ van de provinciaal archeoloog en de aanstelling van andere nota’s uitgebreid en aangepast, culminerend in de een eigen provinciaal archeoloog door de provincie.54 De werk- Nota Archeologie 2006-2012. groepen stadsarcheologie werden geïntensiveerd. In 1997 • Intensivering bestuurlijke en werkgroep-contacten met wordt medewerking verleend aan een grote Nehalennia-ten- bijna alle gemeenten. toonstelling in het Zeeuws Museum. • Ondersteunen aanstelling in 2005 beleidsarcheoloog ge - meenten Middelburg, Veere en Vlissingen: Marion Burger 4.1.5 Zeeuwse archeologie in eigen recht (schrijven Nota voor het Walcherse Archeologie Beleid). 1998-2007 • De gemeenten Borsele, Goes, Hulst, Kapelle, Noord- Tegelijk met het aantreden van de nieuwe ‘eigen’ provinciaal Beveland, Reimerswaal, Sluis, Terneuzen en Tholen maken archeoloog in 1998 doet in dat jaar ook de archeoloog op pro- gezamenlijk gebruik van een adviseur archeologie, die op jectbasis zijn intrede. Dit gebeurde bij het onderzoek naar de abonnementsbasis (betaalde dienstverlening) werkt vanuit Westmonsterkerk dat op initiatief van de gemeente Middelburg het bureau van de SCEZ. werd uitgevoerd.55 De periode eindigt met de formele wijziging • Bevordering oprichting in 2006 van Walcherse Archeolo- van Monumentenwet in september 2007, waarbij gemeenten gische Dienst (WAD). een belangrijke taak op het gebied van de archeologische • Ondersteuning van het ontwikkeling van archeologiebeleid monumentenzorg krijgen en bedrijven het leeuwendeel van het via Vereniging van Zeeuwse Gemeenten (VZG). uitvoerende veldonderzoek voor hun rekening nemen. De tus- senliggende periode wordt vooral gekenmerkt door toenemen- • Regie uitvoering de provinciale inzet via het Provinciaal Archeologisch Centrum • Positionering SCEZ als provinciaal meldpunt voor vondst- Zeeland (PACZ), en later in nauwe samenwerking met de SCEZ meldingen.

28 • Positionering SCEZ als provinciaal kenniscentrum archeo- zijds ontstaan projecten met een bredere cultuurhistorische logie. en provinciaal beleidsmatige insteek, zoals: • Vanaf 2000: organisatie van de Zeeuwse Amateur- – intensivering onderzoek verdronken dorp Valkenisse Archeologen-Dag (ZAAD). (wettelijk beschermd in 2001); • Opgravingsvergunning SCEZ (ten behoeve van de provincie – integraal cultuurhistorisch project Verdronken dorpen, Zeeland). geinundeert en wegh-gespoelt (2002, maar continu door- • Opstellen nadere richtlijnen voor bijvoorbeeld booronder- lopend);62 zoek, en programma’s van eisen voor uitvoerend onderzoek – coördinatie van de Nederlandse Kastelen Lexicon voor het vanuit SCEZ. Zeeuwse gebied; • Ondersteuning bij de oprichting van de Werkgroep – project Valorisatie van de Staats-Spaanse Linies (Bureau Metaalvondsten Zeeland (WMZ).56 H+N+S 2002);63 – onderzoeksproject Verdwenen cultuurlandschappen in • Documentatie het grensgebied van Vlaanderen en Nederland (Vlaams- In november 1997 verscheen het eerste door de provincie Nederlands Comité 2002);64 zelf uitgegeven informatieblad gewijd aan de Zeeuwse – ondersteuning onderwaterarcheologie, ook met betrek- Archeologie (Nieuwsbrief Archeologie nr. 1). Met ingang van king tot de Romeinse tempellocatie Colijnsplaat.65 aflevering 4 (september 1998) bevatte het blad een rubriek over het actuele beleid van de provincie57 en uitgebreid 4.2 Overzicht van het belangrijkste gepubli- archeologisch nieuws over vondsten en opgravingen. In ceerde onderzoek per thema of periode maart 2002 verscheen de laatste aflevering nr. 18. Na een verschenen sinds 199766 kort bestaan van het Provinciaal Archeologisch Centrum Zeeland (PACZ; vanaf maart 1998) gaat met ingang van 1 4.2.1 Landschappelijke ontwikkeling april 2001 de Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland (SCEZ) Het artikel over de bewoningsgeschiedenis van Zeeland van de van start. Hierin wordt het personeel en de taken van het hand van Vos en Van Heeringen, getiteld ‘Holocene geology PACZ opgenomen. Ten gevolge daarvan wordt ook de and occupation history of the Province of Zeeland’ markeert archeologische berichtgeving opgenomen in het nieuwe zoals gezegd een belangrijk moment in de beeldvorming over integraal aan de cultuurhistorie gewijde blad Zeeuws Erf- de wisselwerking tussen mens en landschap in de provincie goed. Nieuwsbrief van de Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland. Zeeland. Het artikel biedt een bewoningsgeschiedenis van de Het blad is inmiddels (2008) aan zijn zevende jaargang toe. provincie, die gebaseerd is op paleogeografische reconstruc- ties van het landschap. Vanouds speelde het zgn. transgres- Op het gebied van publieksbereik kunnen genoemd wor- sie-en regressiemodel een belangrijke rol in de archeologie. den: Bij het dateren van vindplaatsen en vondsten werd uitgegaan – medewerking aan de grensoverschrijdende tentoonstel- van de dateringen van meer en minder actieve fasen van zee- ling in 2000 en boek De Schelde: verhaal van een rivier;58 spiegelstijging (Calais- en Duinkerke-fasen). Bij de analyse – de realisatie van een grensoverschrijdende tentoonstel- van bewoning werden de mogelijkheden van gebruik en bewo- ling over archeologisch glas;59 ning van het landschap door de mens direct gerelateerd aan – publieksboek over verdronken land en verdronken dor- een algemeen model, afkomstig uit het overstromingsonder- pen in Zeeland;60 zoek. Dat betekent dat de natuurlijke factoren impliciet als lei- – symposium over de Elizabethsvloed van 1404 met publi- dend werden opgevat. Het artikel van Vos & Van Heeringen caties in themanummer van het Tijdschrift voor markeert een verandering in het denken over de betekenis van Waterstaatsgeschiedenis (14:2, december 2005); de natuurlijke factor in het denken over bewoning van het – medewerking aan het tot stand komen van een thema- Zeeuwse eilandenrijk. De zeespiegelstijging bleek voor de nummer van de AWN afd. Zeeland (Westerheem 55, laatste duizenden jaren maar van beperkte invloed. 2006, nr. 5). Overstromingen of vergrote invloed van de zee bleken op ver- schillende plaatsen en op verschillende tijdstippen langs de 4.1.5.2 Organisatie van het archeologisch onderzoek sinds Nederlandse kust te hebben plaatsgevonden. Er was kennelijk 1997 sprake van specifiek regionaal of lokaal gebonden omstandig- In 1998 wordt het opgravingswerk van de ROB ondergebracht heden. Vos en Van Heeringen leggen daarbij de relatie met in een zelfstandig (commercieel) Archeologisch Diensten antropogene factoren, ofwel de gevolgen van grondgebruik Centrum (ADC). Kort daarna verschijnen ook andere archeolo- door de mens (ontwatering van het veen, akkerbouw, zoutwin- gische onderzoeksbureaus op de markt. De implementatie ning, veenwinning, dijkenbouw, etc.). Een en ander maakt dui- van de Malta-archeologie en het veroorzakerprincipe werpt delijk dat het beeld van de mens als speelbal of slachtoffer van zijn schaduw vooruit. Dit leidt in de volgende jaren tot een de natuur genuanceerd dient te worden; dat in de bewonings- groeiend aantal locatiegerichte onderzoeksrapporten. Deze geschiedenis sprake is geweest van grote lokale en regionale worden in hoofdstuk 5 nader geanalyseerd. verschillen in activiteit van zee en water; en dat antropogene Ondertussen voeren de provincie61 en andere meer ‘traditione- en natuurlijke (klimaats-)factoren daarmee nauw verweven le’ onderzoeksinstellingen als RACM en de AWN ook nog zijn. De Kraker en Borger67 maken duidelijk dat hier alleen via steeds onderzoeken uit. Enerzijds betreft het hier onderzoek interdisciplinair onderzoek (archeologie, geologie, botanie, als reactie op vondstmeldingen of noodbergingen in situaties etc.) inzicht in kan worden verkregen, en dat daarbij de lokale waar het veroorzaker principe niet van toepassing is, ander- en/of regionale omstandigheden leidend moeten zijn.

29 Luchtfoto van archeologische sporen in de omgeving van Zuiddorpe, AMK-terrein 13790 Zuiddorpe-Ter Haghen. Zichtbaar zijn onder meer sporen van een ferme indigène, een inheemse nederzetting uit de late prehisto- rie of Romeinse tijd.

Foto © Jacques Semey, Vakgroep Archeologie en Oude Geschiedenis van Europa, Universiteit Gent.

Het belang van lokale observaties met betrekking tot de (verspoelde) vondsten geassocieerd moeten worden met de bodemopbouw komt tevens goed tot uiting in het onderzoek verspreiding van de zgn. Laag van Velsen, die zich uitstrekt naar de datering van cirkel- en andersvormige structuren die onder een groot deel van de Noordzeebodem voor de kust van op luchtfoto’s in Zeeuws-Vlaanderen zichtbaar zijn.68 Via een Zeeland en Zuid-Holland en garant staat voor een goede con- aantal onderzoeken is inmiddels aangetoond dat de zandige servering van het pleistocene landschap.73 bodems onder de dunne kleilaag aan het oppervlak niet geïn- terpreteerd moeten worden als jonge mariene afzettingen, 4.2.3 Mesolithicum (Midden-Steentijd) maar als pleistoceen dekzand.69 De op luchtfoto’s zichtbare Voor deze periode is na 1997 belangrijke kenniswinst geboekt structuren die zich daarin aftekenen zijn mogelijk, net als in dankzij diverse vondsten in het Land van Saeftinge74 en een Vlaanderen, in de late prehistorie en de Romeinse tijd te date- recente nieuwe vindplaats aan de Absdaalseweg te Hulst.75 De ren. Het verborgen dekzandlandschap in Oost-Zeeuws- eerstgenoemde mesolithische vindplaatsen liggen op door Vlaanderen is wellicht dus beter geconserveerd dan eerder veen bedekte dekzandruggen, hetgeen erop wijst dat in dit werd aangenomen. In dat geval moet het archeologische ver- deel van Zeeuws-Vlaanderen dezelfde landschappelijke condi- wachtingsmodel voor dit gebied (en de IKAW) naar boven wor- ties en bewoningsmogelijkheden moeten hebben gegolden als den bijgesteld. in de omgeving van het Verrebroek Dok, net over de grens in Vergelijkbaar zijn de observaties met betrekking tot de aanwe- Antwerpen, zoals uit Steentijdonderzoek van de Universiteit zigheid van een voorganger van de huidige Westerschelde die Gent naar voren is gekomen.76 zich al in de Romeinse tijd veel verder naar het oosten moet hebben uitgestrekt dan tot voor kort werd aangenomen.70 4.2.4 Neolithicum (Nieuwe Steentijd) Een ander recent interdisciplinair onderzoek dat nieuw licht Ook de aanwijzingen voor bewoning in het Neolithicum, met werpt op de landschappelijke ontwikkeling en de invloed van name in het zuiden van de provincie zijn toegenomen. De de mens daarop, maar dan vooral in de historische perioden, vondsten van de aardewerk van de Michelsbergcultuur uit het wordt gefinancierd door het Vlaams Nederlandse Comité. Het land van Saeftinge sluiten goed aan op het Vlaamse onderzoek richt zich op de verdwenen cultuurlandschappen in het grens- in de Belgisch-Nederlandse grensstreek.77 Verder noordelijk gebied van Vlaanderen en Nederland. Hier staat West- komen er aanwijzingen voor neolithische bewoning uit het Zeeuws-Vlaanderen centraal. Het onderzoek geeft niet alleen onderzoek in de noordelijke toerit van de Westerscheldetunnel nieuwe inzichten in de middeleeuwse nederzettingsgeschie- op Zuid-Beveland78 en Tholen-Schakerloopolder.79 denis van het tegenwoordig deels verdronken, deels afgedek- In aanvulling en deels correctie op de door Munaut (1967) te landschap, maar geeft tevens belangrijke nieuwe methodo- beschreven vondsten van een oerbos in de omgeving van logische aanzetten voor de door Vos & Van Heeringen beplei- Terneuzen is meer informatie beschikbaar gekomen over de te interdisciplinaire samenwerking tussen historici, geologen, datering van dennen en eiken die voor blijken te komen in de archeologen en hydrologen.71 ondergrond van een uitgestrekt gebied in het oostelijke deel van de Westerschelde (o.a. Ellewoutsdijk, Hoek en Land van 4.2.2 Paleolithicum (Oude Steentijd) Saeftinge). De datering, zowel op basis van dendrochronologie Vondsten uit het Paleolithicum zijn nog steeds uiterst schaars als 14C , bestrijkt de periode tussen 3624 en 3264 v. Chr.80 Ook in Zeeland. De oudste vondsten komen nog steeds van het de fossiele bomen die gebruikt zijn voor de inheems-Ro mein - strand van Cadzand en dateren uit een tijd die ca. 100.000 jaar se boerdeijen in Ellewoutsdijk (zie hieronder) vallen binnen achter ons ligt.72 Het heeft er steeds meer schijn van dat deze deze datering.81

30 4.2.5 Bronstijd Het handgevormde aardewerk is inmiddels onderwerp van een Vondsten uit de Bronstijd zijn nog steeds betrekkelijk zeld- universitair (Vlaams) promotieonderzoek.91 zaam in Zeeland. Het is mogelijk dat een aantal cirkelvormige De Romeinse muntvondsten in Zeeland zijn recentelijk opnieuw structuren die op luchtfoto’s in Zeeuws-Vlaanderen herkend geïnventariseerd.92 In aanvulling op het oudere onderzoek van worden uit de Bronstijd zullen blijken te stammen.82 De situa- Boersma (1968) lijkt de bewoning in Aardenburg ook na 273 AD tie lijkt sterk op die in het aangrenzende Vlaanderen, waar nog te zijn doorgegaan. De hoeveelheid vierde-eeuwse munt- recentelijk bijvoorbeeld in Maldegem, op korte afstand van de vondsten is verder toegenomen, met name die van locaties die grens, een grafheuvel en nederzetting uit de Bronstijd zijn verder landinwaarts gelegen zijn. opgegraven.83 In 2002 zijn in Nieuw-Namen wel twee aarde- Tot slot mag niet onvermeld blijven dat in 2001 de definitieve werkfragmenten (van twee verschillende potten) uit de Late beschrijving en analyse van de Nehalennia-altaren van Bronstijd tevoorschijn gekomen.84 Colijnsplaat is verschenen.93 De postdepositionele processen die in deze publicatie verantwoordelijk worden gesteld voor de 4.2.6 IJzertijd verdwijning van de Romeinse tempel van Colijnsplaat zijn Ook voor de IJzertijd kan inmiddels op basis van het onder- inmiddels (op basis van nieuwe onderwater opnamen) echter zoek in Oost-Vlaanderen worden aangenomen dat grote delen in twijfel getrokken.94 van Zeeuws-Vlaanderen geschikt moeten zijn geweest voor bewoning. Het zal een kwestie van tijd zijn voor ook hier IJzertijdsporen in het afgedekte dekzand worden aangetrof- Ellewoutsdijk fen.85 Maar ook van Walcheren komen de laatste jaren steeds Een mooi voorbeeld van de grote verrijking van meer aanwijzingen voor uitgebreide bewoning op slufterafzet- kennis is de opgraving van een Romeins nederzet- tingen en ontwaterd veen in de Midden- en Late IJzertijd: tingsareaal in Ellewoutsdijk in 2002. Tot op dat Oostkapelle-Oude Domburgseweg, Serooskerke-N57, Rond - moment was er in Zeeland nauwelijks iets bekend weg en Hondegemsweg en Grijpskerke-Kievitshoekweg. 86 De over landelijke nederzettingen in de Romeinse tijd. vondsten in Oostkapelle zijn middels 14C goed gedateerd rond Incidenteel waren er losse boerderijen opgegraven, 390 + 30 v. Chr. De vondst in Grijpskerke is bijzonder door zijn zoals in Haamstede-Brabers en door amateur- samenstelling: tenminste 100 potten uit de Late IJzertijd in archeologen in Colijnsplaat-Noord hoeksnol, Kats een ogenschijnlijk geïsoleerd gelegen kuil. en Poortvliet. Door het grootschalige onderzoek van Ellewoutsdijk weten we nu dat de landelijke 4.2.7 Romeinse tijd bewoning in de Romeinse tijd inderdaad voor een In een recentelijk verschenen artikel van De Clercq en Van groot deel bestond uit losse boerderijen, maar dat Dierendonck is de stand van kennis over het onderzoek voor die binnen een groter bewoningsareaal geregeld de Romeinse tijd in Zeeland samengevat.87 Nog niet gepubli- van plaats veranderden (de zgn. ‘zwervende erven’). ceerd is het onderzoek van twee inheemse boerderijen in In het onderzochte gebied van Ellewouts dijk ston- Colijnsplaat-Noordhoeksnol. Het gaat om de tot nu toe vroeg- den er tegelijkertijd steeds drie boerderijen. Door ste sporen van Romeinse bewoning in Zeeland, te dateren tus- de goede conservering van de organische resten sen 15 en 70 n. Chr. De militaire objecten wijzen op een of waren palen, vlechtwerkwanden en zelfs de drem- meerdere bewoners die gediend hebben in de Romeinse hulp- pel van een ingang goed bewaard en kon een goede troepen (auxilia). studie worden gemaakt van de bouwwijze van de Het meest uitgebreide inzicht in het inheems-Romeinse woonstalhuizen. bewoningspatroon is te danken aan het onderzoek in Ellewoutsdijk, dat verricht werd in het kader van de aanleg van Dendrochronologisch onderzoek leverde bruikbare de Westerscheldetunnel.88 Hier is nu eens niet alleen sprake dateringen op van het hout. Verrassend was het van een voor Zeeland zeldzaam omvangrijk vlakdekkend gebruik van 3000 jaar oud fossiel hout, dat waar- onderzoek, het is ook vrijwel voor het eerst dat in Zeeland op schijnlijk was blootgespoeld in geulen in het veen. zo’n vindplaats uitgebreid archeo-ecologisch en dateringson- Door gedetailleerd onderzoek van botanische resten derzoek werd gedaan. Hierdoor is een schat aan nieuwe infor- werd duidelijk dat er op de boerderijen sprake was matie beschikbaar gekomen over vegetatie, landgebruik, van gemengd bedrijf. Op het hoogveen werd gerst lokale akkerbouw en grondstoffen (zie kadertekst). en haver verbouwd en oliehoudende zaden als lijn- Recent onderzoek in Vlaanderen heeft aangetoond dat pro- zaad, raapzaad en huttentut. De overige granen ductie van vissaus (allec) wel degelijk in het Schelde-estuari- (spelt-, brood- en emmertarwe) werden geïmpor- um heeft plaatsgevonden.89 teerd, evenals erwten en dille. Veeteelt was voor- Op het gebied van aardewerkonderzoek is de nodige voortgang namelijk gebaseerd op het houden van schapen en geboekt via de gedetailleerde universitaire studie naar het geiten, en veel minder op varken en rund. De aan- Romeinse aardewerk uit de opgraving Aardenburg-Hof van wezigheid van zoutminnende planten in de stal- Buize II90 en van het aardewerk uit de opgraving in mest wijst op een ander nieuw gegeven, nl. dat de Ellewoutsdijk. Verschillende importstromen en productiecen- invloed van de zee in die periode al in de omgeving tra in Engeland en Noord-Frankrijk kunnen op basis hiervan van Ellewoutsdijk merkbaar was. worden aangewezen.

31 4.2.8 Vroege Middeleeuwen 4.2.9.2 Kastelen Voor de Merovingische periode (5e-7e eeuw) is op enkele klei- De voor 1997 uitgevoerde kasteelonderzoeken zijn slechts in ne vondsten uit Westerschouwen en Rilland na, uit Zeeland korte berichten gepubliceerd en voor het merendeel niet vol- zelf geen belangwekkende nieuwe informatie over het bewo- ledig uitgewerkt: Zaamslag 1989103, Yerseke-Steeweg 1993104 ningspatroon bekend geworden. De bewoning lijkt zich voor- waar recentelijk een motte ontdekt is. In de periode na 1997 is alsnog te concentreren in het Oude Duinen- en strandwallen- de uitwerking van een aantal oudere kasteelopgravingen wel gebied van Walcheren en Schouwen-Duiveland.95 Op basis van ter hand genomen: Sint-Maartensdijk (opgraving 1965- een aantal recente publicaties uit West-Vlaanderen is het ook 1968)105, West-Souburg.106 Ook zijn enkele overzichtswerken nu aannemelijk dat het dekzandgebied nabij de kustzone in verschenen waarin Zeeuwse kastelen belicht worden.107 Een deze periode vrij intensief bewoond is geweest.96 De dekzand- synthetiserend overzicht van alle Zeeuwse kastelen ontbreekt zone in West-Zeeuws Vlaanderen nabij Aardenburg is hiermee echter. Wel wordt door de SCEZ op dit moment een inven- goed vergelijkbaar en verdient daarom ook voor deze periode tarisatie uitgevoerd ten behoeve van de Kastelenlexicon extra alertheid. Nederland.

De recente aanvullingen op de stand van kennis voor de Na 1997 hebben er geen gravende onderzoeken van kastelen Karolingische periode zoals beschreven in Van Heeringen en plaatsgevonden. Wel zijn de resten van het kasteel van Henderikx’ ringwalburgenboek uit 1995 zijn onlangs samen- Valkenisse bij het gelijknamige verdronken dorp ingemeten108 gevat door Van Dierendonck (2008). Belangrijkste conclusie is en heeft non-destructief onderzoek plaatsgevonden naar de dat de kolonisatie van het achterland in de negende eeuw al buitenhof van het kasteel van Sint-Maartensdijk, van de Toren sterker op gang lijkt te zijn gekomen dan in 1995 door de van Bourgondië te Sluis, naar kasteel Maelstede te Kapelle en archeologen werd aangenomen. Bewoning vond zowel plaats kasteel Saeftinge in het gelijknamige Land van Saeftinge.109 op terpen als getijdeinversieruggen.97 4.2.9.3 Verdedigingslinies Voor de ringwalburgen zelf geldt dat behoud in situ voorop Na 2000 is er in Zeeland duidelijk sprake van hernieuwde aan- staat. Alleen bij de planontwikkeling binnen de ringwalburgen dacht voor de cultuurhistorische waarden van historische forten van Domburg en Middelburg was archeologisch onderzoek in en verdediginglinies in Zeeland. Een overzicht van de historische de afgelopen periode onvermijdelijk. Het betrof de bouw van situatie verscheen in 2001.110 Een belangrijke impuls op archeo- een supermarkt in 2001 en een nieuwe ingang van het Zeeuws logisch gebied kwam met het initiatief om de Staats-Spaanse Museum in 2004.98 Omdat het belang van het onderzoek voor- Linies (16e tot 18e eeuw) in Zeeuws-Vlaanderen op te waarderen af vaststond is het onderzoek zorgvuldig uitgevoerd. Zo is er tot structurerend element binnen de landschappelijke inrichting bijvoorbeeld botanisch onderzoek uitgevoerd, hetgeen in het met een duidelijke toeristisch-recreatieve functie.111 verleden nog slechts mondjesmaat was gebeurd. Het project is inmiddels overgegaan in een door de Europese 4.2.9 Late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd Gemeenschap gesubsidieerd grensoverschrijdend samenwer- Deze periode heeft in het overzicht van Vos en Van Heeringen kingsproject tussen Vlaanderen en Zeeland. In het kader van voor wat betreft het archeologisch onderzoek veel minder dit project vindt, en heeft het nodige verkennende onderzoek aandacht gekregen. Toch hebben ook in de periode voor 1997 plaatsgevonden op forten en linielocaties, vooral ge- de meeste onderzoeken en publicaties betrekking op de deze richt op de (her)inrichting en conservering van deze monu- tijdspanne. Hetzelfde geldt voor het onderzoek in de afgelopen menten.112 tien jaar. In deze paragraaf zijn de belangrijkste onderzoeken en publicaties rond een aantal hoofdthema’s gegroepeerd. 4.2.9.4 Kerken Een uitgebreide discussie moet noodgedwongen achterwege Een synthetiserend onderzoek naar de archeologie van blijven. Zeeuwse kerken heeft nooit plaatsgevonden. Historisch is er over de onstaansgeschiedenis van de Zeeuwse parochies veel 4.2.9.1 Mottes en vliedbergen meer bekend. Gravend onderzoek heeft voor 1996 naar ver- De stand van kennis rond dit thema is recentelijk door Van schillende kerken plaatsgevonden: de Sint-Baafs Aardenburg, Heeringen (2007) samengevat en voorzien van een vrijwel vol- Hannekenswerve, Zierikzee en Nieuwerkerke.113 Gravend on - ledig overzicht. Hierin zijn ook recente inmetingen in het kader derzoek heeft na 1997 op drie plaatsen plaatsgevonden: van het project Actualisering Monumentenregister van de Westmonsterkerk in Middelburg, Noordmonsterkerk in Mid- RACM opgenomen.99 del burg en de kerk van Valkenisse.114 De meeste mottes en vliedbergen zijn beschermd. Recent onderzoek heeft plaatsgevonden in Goes-Ter Valcke100 en ’s- 4.2.9.5 Kloosters Heer Arendskerke.101 Bij de laatste werd onder andere het Ook van het kloosteronderzoek ontbreekt een helder over- voorterrein in kaart gebracht. Sporen van onbekend mottes zicht. Recente onderzoeken hebben plaatsgevonden in onder werden ontdekt te Goes-Oostmolenweg, Westenschouwen- andere: Sluis-Kloosterstraat (Grauwzusterklooster), Zierik- Westerseweg en Yerseke-Steeweg.102 Voor de vliedbergen is zee-Regenboogstraat, Vrouwenpolder, Burgh-Klooster Leliën - het van belang te benadrukken wat we niet weten: het onder- dale,115 Middelburg-Van de Perrehuis,116 Schoondijke-Rusche - zoek en de bescherming is vanouds eenzijdig gericht op de vliet (Uithof).117 De belangrijkste kenniswinst is echter geboekt berg zelf, terwijl onderzoek naar de bijbehorende complexen dankzij het verschijnen van de integrale publicatie van de Abdij en de ruimere context ontbreekt. van Middelburg.118

32 4.2.9.6 Stadskernonderzoek • Sluis: Hoogstraat/Lange Wolstraat129; Hoogstraat-Toren Het stadskernonderzoek heeft na 1997 een grote vlucht geno- van Bourgondië;130 men. Daarvoor hadden ook al vele incidentele waarnemingen • Tholen: Verbrandestraat;131 en onderzoeken plaatsgevonden in o.a. Aardenburg, Axel, • Oostburg-Ledelplein (groot publiek gebouw en skeletmate- Hulst, Sluis, Zierikzee en Middelburg.119 Vanwege het belang riaal oudst bekende voorloper van het huidige Zeeuwse dat ook in de toekomst zal moeten worden gehecht aan het trekpaard);132 stads- en dorpskernonderzoek worden hieronder twee voor- • Kruiningen-Markt 17-21; Langeviele/Achter straat/Schot- beelden kort toegelicht. wal.133

1. Stadskernonderzoek Zierikzee, gemeente Schouwen- 4.2.9.7 Verdronken dorpen Duiveland Het onderzoek van de verdronken dorpen, zowel wat betreft de Een definitief archeologisch onderzoek (opgraving) in een binnendijks als buitendijks gelegen relicten, heeft in de laatste middeleeuwse stads- of dorpskern levert vaak voor een tien jaar een duidelijke impuls gekregen. Dit heeft onder zeer klein oppervlak grote kenniswinst op. Als voorbeeld andere geculmineerd in het SCEZ-project “Verdronken dor- kan hier het onderzoek in 2003-2004 in Zierikzee worden pen, geinundeert en wegh-gespoelt” (2002-2006). In de aan- genoemd.120 Tussen de Korte Nobelstraat en de loop daar naar toe, maar ook in het kader daarvan hebben ver- Stieltjesstraat werd een oppervlakte van ca. 1000 m2 onder- schillende onderzoeken plaatsgevonden en zijn publicaties zocht. Het proces van verstening121 van de stad (vanaf de 13e verschenen.134 Veldonderzoek heeft onder andere plaatsge- eeuw) is goed in de opbouw van het 2,75 m dikke antropo- vonden in Valkenisse, Nieuwerkerke, Westerschouwen, gene pakket te volgen. Hoewel gezien het kostenaspect niet Oud-Rilland,Tolsende, Oostmanskapelle, Oud-Schoondijke, alles is uitgewerkt, is wel uitgebreid specialistische aan- Othene, Oud-Hamerstede, Oud-Sint-Philipsland, Casuwele.135 dacht besteed aan alle materiaalcategorieën (aardewerk, ceramisch bouwmateriaal, natuursteen, metaal, glas, glas- 4.2.9.8 Materiële cultuur in-lood, hout, leer, zaden en vruchten). Door integratie met Pas in 1994 is in Zeeland gedetailleerd specialistisch onder- de historische stadsontwikkeling is een rijke archeologi- zoek uitgevoerd van de volledige inhoud van een middeleeuw- sche kennisbron beschikbaar gekomen voor voortgezet se beerput in Veere.136 Sindsdien is de aandacht voor verschil- interdisciplinair onderzoek in Zierikzee. lende materiaalcategorieën, en ook voor het archeobotanisch en archeozoölogisch onderzoek, geleidelijk toegenomen. 2. Stadkernonderzoek voormalige Berghuiskazerne, Illustratief zijn: gemeente Middelburg • bijzondere glasvondsten uit Zuid-Europa in Sluis; In 2003 kon binnen de 13e eeuwse omwalling van • pelgrimsinsignes van de verdronken dorpen in Zeeland; Middelburg een vrij omvangrijk terrein onderzocht wor- • import van aardewerk uit verre streken, die wijzen op han- den.122 Hoewel de verstoringen door de gebouwen van de delscontacten (bijv. geglazuurd aardewerk uit Syrië, 19e- en 20e-eeuwse kazerne aanzienlijk waren, was het Italiaanse en Spaanse majolica, Frans steengoed/Beauvais, toch mogelijk een diachroon beeld op te bouwen van de Frans witbakkend geglazuurd/Saintonge);137 bewoningsgeschiedenis van dit deel van Middelburg tussen • import van Vlaams aardewerk. de 12e en het begin van de 19e eeuw. Interessant zijn de functionele veranderingen beginnend met een omgracht Het traditionele beerputonderzoek levert belangrijke informatie mogelijk adelijk hof tussen de 12e en 14e eeuw. In de 14e op over het dagelijks leven op huisniveau, de inrichting van het eeuw liggen in het gebied erven langs de Korte huishouden, tafelgewoonten en dieet, en welstand. Noordstraat. Op een van de erven was een bronsgieter Gecombineerd met informatie over huisbouw, lokale topografie, actief. Tussen 1400 en 1600 stonden in het gebied huizen nederzettingsstructuur, e.d. kan inzicht worden verkregen in de van welgestelden en na 1600 tot de bouw van de kazerne in aard en ontwikkeling van lokale en regionale economieën, spe- 1809 waren er instellingen als de armschool, het weeshuis cialisatie, sociale structuur, handelsnetwerken, etc. en het oudemannen- en vrouwenhuis gevestigd. Het arche- Onderzoek naar typochronologische ontwikkeling van middel- ologisch onderzoek is gecombineerd met een uitgebreid eeuws aardewerk is en blijft daarbij van eminent belang. In dat historisch onderzoek en tevens is getracht aan de hand van verband wordt gewezen op het diachrone beerputtenonder- beerputvondsten een diachroon beeld op te bouwen van de zoek van Middelburg-Berghuijskazerne138 en het promotie- materiële cultuur van de bewoners. Daarbij is relatief veel onderzoek (in voorbereiding) van drs. S. Ostkamp (ADC).139 aandacht besteed aan zowel de analyse van gebruikelijke vondstcategorieën als gebruiksaardewerk, glas en leer, 4.2.9.9 Ambachtelijke activiteiten maar ook aan meer uitzonderlijke objectgroepen als was- Het archeologische onderzoek naar ambachtelijke activiteiten zegels en metalen voorwerpen.123 en nijverheid in de Middeleeuwen staat in Zeeland nog in de kinderschoenen. Traditioneel bestaat er van historische zijde Andere belangrijke (grotere) onderzoeken die ook bijzondere veel aandacht voor de zoutproductie (selnering en moerne- vondsten hebben opgeleverd zijn: ring). Recentelijk zijn hiervan sporen onderzocht in Hulst- • Middelburg: Mortiere124 en St-Pietersstraat;125 Bierkaai/Dubbele Poort/Godsplein en in ’s-Heer Arends - • Vlissingen: Alhambra: resten Achterhaven;126 kerke.140 Zoutproductie is historisch bekend van vele plaatsen • Veere: Oranjeplein;127 in de provincie. De productie van zout uit verzilt veen was in • Hulst: Lange Bellingstraat; Korte Nieuwstraat;128 Zeeland vanouds van groot belang.141

33 Andere aanwijzingen voor ambachtelijke activiteiten die de In veel rapporten, artikelen en publicaties uit de periode 1998- laatste jaren aan het licht zijn gekomen zijn: 2007 komen thema’s aan de orde die hier in dit hoofdstuk al de • leerlooierij: Middelburg-Looierssingel;142 revue zijn gepasseerd. Ook in de vondstkronieken komen inte- • glasproductie: Middelburg-Blindenhoek;143 ressante observaties voor die van bovenlokale betekenis zijn, • bronsgieterij: Middelburg-Berghuijskazerne;144 zoals neolithisch aardewerk en vuursteen op dekzand in het • smederij: Middelburg-Berghuijskazerne; Verdronken Land van Saeftinghe150 en de cultuurhistorische • productie van laatmiddeleeuws aardewerk in Aarden- waardering in het kader van een eventuele ontpoldering in burg;145 Zeeuws-Vlaanderen.151 Naast de resultaten van archeologisch • loodwitindustrie: Middelburg-Berghuijskazerne;146 onderzoek in strikte zin kan er hier op worden gewezen dat in • scheepsbouw (VOC-werf): helaas slechts enkele waarne- de aanpalende disciplines belangrijke vorderingen zijn mingen in 1989;147 geboekt op het gebied van de historische geografie, de mid- • kruitmolen of -fabriek Middelburg-Mortiere (nog niet gepu- deleeuwse nederzettingsgeschiedenis en de (agrarische) bliceerd, opgegraven in 2007). geschiedenis.152

4.3 Ontwikkelingen in het gepubliceerde In zijn algemeenheid geldt dat, voortbordurend op het boven- onderzoek na 1997 staande overzicht, het aanbeveling verdient de resultaten uit De oogst aan archeologische monografieën, artikelen en rap- (deel)rapporten en artikelen op een meer synthetiserend porten van na 1997 is een factor 10 groter dan in de tien jaar niveau in beeld te brengen. Voor wat betreft de actuele stand daarvoor. Deze exponentiële groei is vrijwel geheel toe te van kennis op het gebied van de vroegmiddeleeuwse ringwal- schrijven aan de verplichte standaardrapportages die in het burgen en het bewoningspatroon in de Romeinse tijd is dit, kader van de AMZ worden opgesteld. Het gaat daarbij niet om zoals gezegd, recentelijk op voorbeeldige wijze gebeurd.153 wetenschappelijke literatuur in strikte zin, maar om publica- In 2001 is tevens de definitieve wetenschappelijke publicatie ties die zijn opgesteld naar aanleiding van geplande ruimtelij- verschenen van de opgeviste Nehalennia-altaren van ke ingrepen. Daarnaast zijn ook de publicaties door of vanuit Colijnsplaat.154 Ook het uitvoerige onderzoek naar de Steentijd de SCEZ geïnitieerd toegenomen. De ‘ouderwetse’, maar erg in de Scheldevallei op Belgisch grondgebied kan in dit verband belangrijke provinciale ‘brandweerfunctie’, is dankzij de eigen worden genoemd.155 opgravingsbevoegdheid op peil gebleven. De publieke verslag- legging over dit type onderzoek is aan het begin van de perio- Deze voorbeelden bevestigen dat wanneer de vele locatiege- de uitgebreid (Nieuwsbrief Archeologie), maar ontbeert de richte rapporten en kleinere artikelen in onderling verband laatste jaren een duidelijk medium. worden gebracht er nog veel meer ‘winst’ geboekt kan worden Ondanks de werkdruk, veroorzaakt door de bestelwijzigingen, dan uit de huidige globale analyse kan blijken. Dit zal er onge- worden door de provinciaal archeoloog en de andere archeo- twijfeld toe leiden dat toekomstige onderzoeksvragen scher- logen bij de SCEZ keuzes gemaakt, zoals de inzet op het per geformuleerd kunnen worden en het onderzoek zelf beter thema van de verdronken dorpen, waardoor dit onderzoek een kan worden afgebakend. duidelijke impuls heeft gekregen.148 Het materiaalonderzoek, sterk leunend op de activiteiten van amateurs, levert een waardevolle archeologische bijdrage aan het Zeeuwse geschiedverhaal.149

Uit het bovenstaande overzicht blijkt dat op vrijwel alle inhou- delijke thema’s van vóór 1997 kenniswinst geboekt is, maar dat deze thema´s ook nog steeds actueel zijn. Wel valt op dat de locatiegerichte rapporten zelden ingaan op wat het onder- zoek op de locatie al dan niet heeft bijgedragen aan de bestaande kennis over de periode of het specifieke thema. Het verrichte onderzoek wordt meestal als een geïsoleerd geval beschreven, zonder te verwijzen naar de stand van zaken in de relevante literatuur.

Als we de onderzoekslijnen van voor en na 1997 met elkaar vergelijken, zien we dan ook inhoudelijk geen wezenlijke trendbreuk. Er is wel sprake van een geleidelijke ontwikkeling van richting en intensiteit van het onderzoek en een verande- ring in ingezette technieken. Echter, deze veranderingen zijn eerder het gevolg van het veranderde archeologische bestel en de organisatie van de archeologie in Zeeland, dan van ver- anderende onderzoeksvragen en -perspectieven. Wel zullen de ingezette technieken, zoals de intensivering van het boor- onderzoek invloed hebben op de aard van de resultaten.

34 Balans van locatiegebonden archeologisch (voor)onderzoek 1997-2006

Hoofdstuk 5

5.1 Inleiding het rapport (of in de bijlagen of kaartmateriaal) konden wor- den teruggevonden of gereconstrueerd. Gezien de grote hoe- Om te komen tot een zinvolle evaluatie van het in de afgelopen veelheid rapporten mag het niet verwonderlijk zijn dat deze tien jaar in Zeeland uitgevoerde archeologische onderzoek, laatste werkwijze met terughoudendheid is toegepast. Soms zijn de basisgegevens uit alle beschikbare standaard rappor- gaf de parate kennis of het werkarchief van de provinciaal tages over archeologisch (voor)onderzoek uit deze periode in archeoloog uitkomst. Behalve dat dit archeologische speur- een database opgenomen (voor invoervelden, zie bijlage 1). werk veel extra tijd kostte, maakt het pijnlijk duidelijk hoe Het gaat om rapportages van zowel bureau-onderzoek als zulke ogenschijnlijk voor de hand liggende gegevens bij rap- booronderzoek en veldverkenningen, proefsleuven en regulie- portage en toetsing blijkbaar toch nogal eens aan de aandacht re vlakdekkende opgravingen. Met andere woorden: het gaat ontsnappen. om locatie-, tracé- of plangebied gebonden onderzoeken die voortkomen uit ruimtelijke ontwikkelingen (en dus geen pri- Complexer dan het aanvullen van administratieve gegevens is mair wetenschappelijke aanleiding hadden). het aanvullen van complextypen, die in rapportages nogal In dit hoofdstuk worden algemene conclusies, volgend uit de eens niet, of alleen in zeer algemene vorm (bijv. ‘nederzetting analyse van dit gegevensbestand, samengevat en waar rele- onbepaald’) bleken te zijn ingevuld. Ogenschijnlijk ligt het voor vant alvast vergeleken met de analyse van Archiswaar ne - de hand dat een ontbrekend complextype tijdens het invoeren mingen in hoofdstuk 3. Het gaat daarbij in eerste instantie om alsnog wordt ingevuld op basis van lezing van het rapport. kwantitatieve gegevens. In de hoofdstukken 7 en 8 zal aan de Besloten werd hiervan af te zien, en wel om twee redenen. hand daarvan worden gefocused op de vraag wat deze onder- Nog afgezien van het feit dat een dergelijke werkwijze niet zoeken hebben opgeleverd in termen van kenniswinst over doenlijk was gezien het grote aantal rapporten (het groot- het Zeeuwse bodemarchief en welke kennislacunes er over- schalig ontbreken van informatie was niet voorzien), is de toe- blijven. wijzing van een complextype achteraf een vorm van recon- Op deze plaats moeten eerst echter enkele opmerkingen wor- structie die op inhoudelijke en procedurele gronden af te den gemaakt over aard en kwaliteit van de basisgegevens in raden is. Ten eerste is de analyse van de opgraver/onderzoe- relatie tot de representativiteit van de uitkomsten van de sta- ker zelf hier van belang, en niet die van de bewerker in kwes- tistische verwerking van de grote hoeveelheden gegevens uit tie; immers, elke conclusie over de aangetroffen sporen/res- de database van archeologisch onderzoek uit de periode 1997- ten is een vorm van interpretatie en dus voor discussie vat- 2006. In hoofdstuk 2 werd al opgemerkt dat tijdens de invoer baar. Ten tweede zou het toevoegen van complextypen achter- van gegevens in de database bleek dat veel rapportages basis- af een vertekend beeld opleveren van de feitelijke documenta- gegevens misten, waardoor bepaalde invoervelden niet kon- tie van het onderzoek. Om deze reden is dan ook over het alge- den worden ingevuld. Dit geldt met name het ontbreken van meen afgezien van het achteraf toevoegen van ontbrekende locatiegegevens (bijv. coördinaten, gemeentenaam), complex- complextypen. Vanwege het relatieve belang voor de conclu- type (ofwel: aan welke archeologische categorie schrijven de sies is een uitzondering gemaakt voor de grotere gravende auteurs de aangetroffen sporen/resten toe?) en het selectie- onderzoeken (proefsleuvenonderzoeken en opgravingen). Hier besluit dat de bevoegde overheid heeft genomen (ofwel: heeft heeft de provinciaal archeoloog de ontbrekende complextypen het onderzoek geleid tot vervolgstappen?). Omdat ontbreken- in de database aangevuld. Op de consequenties hiervan wordt de gegevens vanzelfsprekend grote gevolgen hebben voor de in paragraaf 5.7 teruggekomen. resultaten van statistische bewerking van grote hoeveelheden gegevens, moest in overleg met de projectgroep worden Ook hieruit blijkt weer het belang van het invullen en toetsen gezocht naar werkzame oplossingen. Ontbrekende gegevens van de vermelding van ogenschijnlijk zo voor de hand liggen- konden in sommige gevallen door Vestigia zelf worden achter- de gegevens. haald en ingevoerd, bijvoorbeeld door het maken van een kop- Zoals in hoofdstuk 2 (Methodiek) al werd gesteld, moest uit- peling tussen de database en andere informatiebronnen (bijv. eindelijk -afhankelijk van de soort van analyse- een grotere of Archis), of door de betreffende publicatie in zijn geheel door te kleinere hoeveelheid onderzoeken buiten beschouwing wor- lezen, waardoor de ontbrekende basisgegevens vaak elders in den gelaten. Het spreekt voor zich dat dit soms de kwaliteit en

35 Gemeente z.j. 1990 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 Totaal Percentage van Zeeuws Totaal

Schouwen-Duiveland 000001001581010439 6,8

Tholen 10000000325107836 6,3

Noord-Beveland 00000000000010 1 0,2

Veere 20000102591720172093 16,2

Middelburg 00000205141221121572 12,5

Vlissingen 200000101512610643 7,5

Goes 000000032117911346 8,0

Borsele 00000011126853 27 4,7

Kapelle 00000000158981243 7,5

Reimerswaal 10001000183104533 5,7

Sluis 1101030136816101262 10,8

Terneuzen 10102013123343 24 4,2

Hulst 200010003614591252 9,0

overig 10000101000010 4 0,7

Totaal 11111483162365103127109103575 100,0

Afbeelding 11 Aantallen uitgevoerd onderzoek per jaar per gemeente in Zeeland.

representativiteit van de uitkomsten beïnvloedt. Waar de definitieve rapporten. Zo ontbreken alle rapporten over onder- auteurs van mening zijn dat dit het geval is, wordt dit in de zoek in het kader van het door de ROB uitgevoerde project desbetreffende paragrafen duidelijk aangegeven. Actualisering Monumentenregister (AMR). Een aantal private opdrachtgevers verbiedt levering van rapporten omdat deze 5.2 Algemene gegevens over de onderzoeken ‘gevoelige informatie’ zou bevatten. Dit is een belangrijk aan- en rapportages dachtspunt voor de komende tijd. Tot 2000 was het aantal onderzoeken per jaar nog vergelijk- Het aantal geregistreerde archeologische onderzoeken in baar met de decennia daarvoor (afb. 11). Na 2000 is er echter Zeeland in de periode 1997-2006 bedraagt 600, inclusief elf sprake van een scherpe stijging, die geheel is te wijten aan het onderzoeken waarvan het exacte jaartal niet bekend is. In de Malta- en RO-gerelateerde onderzoek dat vanaf dat jaar ook in database zijn twee onderzoeken opgenomen die in resp. 1990 Zeeland gebruikelijk begon te worden. Uit het overzicht blijkt en 1995 zijn uitgevoerd. Tijdens de invoer van gegevens in de dat in 2004 met 127 onderzoeken een voorlopige piek per jaar database bleek dat niet alle rapporten in de bibliotheek van de wordt bereikt, waarna het aantal iets lijkt af te nemen om te SCEZ aanwezig waren, ondanks de verplichte aanlevering van stabiliseren op iets boven de 100.156

36 Afbeelding 12 Percentage van gemeentelijk aandeel in het totaal aantal verrichte onderzoeken in 1997-2006.

Vergelijken we de totale aantallen onderzoek in Zeeland in het teerde karakter van het tegenwoordige onderzoek te verklaren gemiddelde jaar 2005 (referentiejaar) met de rest van uit de gemiddeld lagere ruimtelijke ontwikkelingsdruk in Nederland in dezelfde periode dan is de verhouding 109 Zeeland in vergelijking met de rest van Nederland, en boven- onderzoeken in Zeeland ten opzichte van 2895 voor heel dien ook met het hoge percentage water in het totaaloppervlak Nederland.157 van de provincie.158 Het aandeel van Zeeland is in dat jaar dus iets minder dan 4% van het totaal aan onderzoeken in Nederland. Dit getal lijkt De onderzoeksintensiteit in de afgelopen tien jaar varieerde iets achter te blijven bij wat op grond van de oppervlakte van flink per gemeente (afb. 12). De Walcherse gemeenten Veere Zeeland en de archeologische waarnemingsdichtheid zou en Middelburg zijn samen goed voor bijna 30% van alle onder- mogen worden verwacht, maar is vanwege het Malta-gerela- zoeken die in Zeeland zijn uitgevoerd.

37 Afbeelding 13 Aantal verrichte onderzoeken (1997-2006) per gemeente in relatie tot het grondoppervlak.

Zoeken we naar een verklaring hiervoor, dan heeft afbeelding De combinatie van archeologiedichtheid en ontwikkelingsdruk 13 mogelijk meer betekenis. Hier zijn de onderzoeken gerela- lijkt bepalend te zijn voor de onderzoeksdichtheid. De meest teerd aan de oppervlakte van de gemeente, waardoor een verstedelijkte gemeenten voeren de lijst aan.159 De onderkant gemiddelde onderzoeksdichtheid per km2 kan worden bere- van de lijst wordt ingenomen door de gemeente Noord- kend. Beveland. De combinatie van archeologiedichtheid en ontwik- Ook nu springen Veere en Middelburg eruit, maar ze worden kelingsdruk is hier de reden dat in deze gemeente nog nau- vergezeld door Vlissingen, Goes en Kapelle. welijks onderzoek heeft plaatsgevonden.

38 Opdrachtgevers - per jaar

Afbeelding 14 Opdrachtgevers van archeologisch onderzoek in Zeeland. Afkortingen: ZBO = Zelfstandige bestuursorganen (bijv. Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten); DLG = Dienst Landelijk Gebied; RWS = Rijkswaterstaat.

Opdrachtgevers aandeel in % van totaal

Afbeelding 15 Aandeel opdrachtgevers archeologisch onderzoek periode 1997-2006.

5.3 Opdrachtgevers en uitvoerders partijen in de afgelopen jaren in ongeveer gelijke verhouding verantwoordelijk voor, en financier van, het overgrote deel van Het archeologisch onderzoek in Zeeland in de afgelopen tien het archeologische onderzoek. Het aandeel van andere soor- jaar staat in het teken van de introductie van de principes van ten opdrachtgevers blijft daar flink bij achter. De laatste jaren het Verdrag van Malta. Het veroorzakerprincipe is er daar een lijken de waterschappen daaronder overigens wel een con- van; het heeft tot gevolg dat steeds vaker initiatiefnemers van stante en substantiële factor te worden. bodemingrepen de opdrachtgevers van archeologisch onder- Parallel hieraan is de uitvoering van het archeologisch onder- zoek zijn (afb. 14 en 15). In Zeeland zijn gemeenten en private zoek de afgelopen tien jaar steeds verder geprivatiseerd.

39 Uitvoerende partijen in % van totaal

Afbeelding 16 Aandeel uitvoerende partijen in de periode 1996 -2007.

Aantal onderzoeken per jaar

Afbeelding 17 Aantal onderzoeken door uitvoerende instanties per jaar in de periode 1996 -2007.

Uit afbeelding 16 en 17 blijkt dat amateurarcheologen en ven die in Zeeland actief zijn wordt vergeleken met het lande- (semi-)overheidsinstellingen als provincie, RACM(ROB) en lijke beeld, dan valt op dat archeologische bedrijven die geli- SCEZ vrijwel geen aandeel meer hebben in de uitvoering.160 eerd zijn aan de Nederlandse universitaire instituten in Zeeland vrijwel geheel ontbreken. Hun afwezigheid is niet Door de marktwerking is het aantal archeologische bedrijven goed te verklaren: in de rest van Nederland hebben de vier (zeker de laatste vijf jaar) sterk toegenomen. Tot 2000 nam de bedrijven AAC, Archol, ACVU-HBS en ARC een substantieel firma RAAP nog vrijwel een monopoliepositie in op de archeo- marktaandeel, zeker wanneer het gaat om de wat grotere en logische markt, zowel landelijk als in Zeeland. Inmiddels zijn complexere opgravingen. In Zeeland is echter alleen het ARC er in Zeeland meer dan 15 verschillende bedrijven met enige actief – en dan ook nog eens als betrekkelijk kleine speler. regelmaat actief. De felle concurrentie tussen de bedrijven heeft weliswaar een gunstig effect op de kostenontwikkeling, 5.4 Soorten archeologisch onderzoek maar heeft ongetwijfeld ook zijn uitwerking op de kwaliteit van de individuele onderzoeken en de versnippering van de aan- Binnen het proces van de archeologische monumentenzorg dacht voor en specifieke kennis van het Zeeuwse bodemar- worden de volgende hoofdprocessen onderscheiden (zie schema chief in het algemeen. Als de groep van archeologische bedrij- bijlage 6):

40 Type onderzoek, per jaar

Afbeelding 18 Verdeling naar typen onderzoek in Zeeland door de jaren heen.

Type onderzoek, per jaar (m.u.v. ‘non-destructief’ vooronderzoek)

Afbeelding 19 Onderverdeling van de verschillende typen destructief onderzoek in Zeeland door de jaren heen.

Vooronderzoek: verschillende vormen van vooronderzoek zijn vooral gericht op • bureau-onderzoek door middel van bronnenonderzoek en het opsporen, afbakenen en verder identificeren van vindplaat- bureaustudie; sen. Opgravingen zijn vooral gericht op het documenteren en • inventariserend Veldonderzoek (IVO): verkennend en karte- analyseren van de historisch-wetenschappelijke informatie die rend vooronderzoek in de vorm van boringen en veldver- vindplaatsen kunnen opleveren. Archeologische begeleiding kan kenningen (niet-destructief onderzoek); worden gezien als een tussenvorm tussen deze twee. • inventariserend Veldonderzoek (IVO): waarderend vooronder- Daarnaast onderscheidt de Kwaliteitsnorm Nederlandse zoek door middel van proefsleuven (destructief onderzoek). Archeologie (KNA, versie 3.1) het onderdeel fysieke bescher- Definitief onderzoek: ming, ofwel behoud in situ van archeologische waarden door • opgraven: vlakdekkend archeologisch onderzoek; middel van inpassing of planaanpassing. • archeologische begeleiding (AB) bij bodemverstorende ingrepen. Uit afbeelding 18 en 19 blijkt hoe de verdeling tussen de ver- Deze vormen van onderzoek kunnen tevens beschouwd worden schillende onderzoeken in Zeeland in de afgelopen periode is als opeenvolgende stappen in het archeologisch proces die geweest. Overduidelijk is dat de nadruk daarbij lag op vooron- gaandeweg arbeidsintensiever en dus ook kostbaarder zijn. De derzoek, zowel absoluut als percentueel. Daarbinnen valt op

41 Archeologische verwachting en vorm van archeologisch (voor)onderzoek

Afbeelding 20 Aantal onderzoeken, verdeeld over de verschillende archeologische verwachtingsgebieden (IKAW).

dat het daarbij vooral gaat om de zogenaamde non-destruc- behoud in situ in Zeeland. Op plaatsen waar behoud in situ tieve technieken als bureauonderzoek en grondboringen. De voor de kern van de vindplaats gerealiseerd kan worden, is categorie proefsleuvenonderzoek maakt maar een klein per- de gebruikelijke insteek dat de nieuwbouw of andere centage uit van het vooronderzoek. bodemverstoringen langs de rand van de vindplaats arche- ologisch worden begeleid. Vervolgens zetten we de archeologische inspanningen in Zeeland voor wat betreft de verschillende vormen van vooron- Blijft staan het sterke(re) accent in Zeeland op het non- derzoek en opgravingen af tegen de landelijke gemiddelden. destructieve opsporingsgerichte onderzoek. Op wat dit in ter- Ook hier maken we gebruik van de kengetallen uit het refe- men van kenniswinst kan betekenen wordt in hoofdstuk 7 en 8 rentiejaar 2005. In dat jaar werden in heel Nederland 2995 teruggekomen. archeologische onderzoeken uitgevoerd. Het aandeel van bureau- en booronderzoek was daarin 77%, hetgeen vergelijk- 5.5 Wanneer archeologisch onderzoek? baar is met de 74% in Zeeland. Het aandeel proefsleuven ligt in Zeeland echter substantieel lager dan in de rest van Initiatiefnemers van bodemingrepen besluiten over het alge- Nederland: 6% in Zeeland tegenover 17,5% in de rest van meen niet uit eigen beweging om archeologisch onderzoek te Nederland. Ook het aandeel opgravingen is significant lager in laten uitvoeren. Ze worden daar meestal toe verplicht door een Zeeland: 2,5% tegenover 5,5% landelijk. Waar Zeeland zich in bevoegde overheid in het kader van een planprocedure of ver- onderscheidt is in het aandeel archeologische begeleidingen gunningaanvraag. Interessant is na te gaan op grond waarvan (AB): landelijk gezien is het aandeel AB bijna verwaarloosbaar, zo’n overheid besluit dat een (voor)onderzoek gerechtvaardigd terwijl in Zeeland ruim 10% van de gepubliceerde archeologi- is. Gegevens hierover zijn voor de onderzoeksperiode nog beperkt. sche onderzoeken betrekking heeft op begeleidingen. In ieder geval mag verwacht worden dat er een relatie bestaat tus- sen de archeologische verwachting en de onderzoeks- Bij deze vergelijking zijn enkele kanttekeningen op hun plaats: eis. In afbeelding 20 is aangeven hoe de verhouding ligt tussen 1. Het landelijke beeld is gebaseerd op de onderzoeksmeldin- de aantallen onderzoeken en de archeologische verwachting gen in Archis. Hierin kan een vertekening optreden met zoals die op de IKAW- en de CHS-kaarten is weergegeven. betrekking tot bureauonderzoek en archeologische bege- Dat er meer vooronderzoek plaatsvindt in gebieden met een leidingen. Deze werden in het referentiejaar 2005 namelijk middelhoge dan met een hoge verwachting is verklaarbaar uit nog niet systematisch aan Archis gemeld. het feit dat de totale oppervlakte van de categorie middelhoge 2. De hoeveelheid Zeeuwse begeleidingen is gebaseerd op de verwachting in de provincie vele malen groter is dan die van de gepubliceerde rapportages. Het is niet uit te sluiten dat niet categorie hoge verwachting. alle begeleidingen die in de betreffende periode in Zeeland Opvallend is dat er in Zeeland relatief veel vooronderzoek is zijn uitgevoerd (bijvoorbeeld door de Provincie zelf of de verricht in gebieden met een lage verwachting. Dit heeft ech- SCEZ) zijn vastgelegd in een formeel rapport. Deze begelei- ter niet met de IKAW-verwachting te maken: 161 onderzoek in dingen zijn in dat geval niet in de analyse meegenomen. gebieden met lage verwachting komt in Zeeland alleen voor in 3. Waarschijnlijk bestaat er een verband tussen het relatief bijzondere gevallen, zoals bij terreinen op of nabij een AMK- hoge percentage begeleidingen en het sterke accent op terrein of een bekende archeologische vindplaats.

42 Oppervlakte onderzoeksgebied

Afbeelding 21 Aantal onderzoeken, verdeeld over de grootte van de onderzoeksgebieden. In de meeste gevallen zal het onderzoeksgebied gelijk zijn aan het plangebied.

Voor het aandeel van het archeologisch onderzoek op AMK- archeologisch vooronderzoek hier dus verplicht is); en 2/ het terreinen, zie hoofdstuk 6. feit dat er in Zeeland, vergeleken met elders in het land, er meer kleinschalige dan grootschalige ontwikkelingen zijn. Wat Een andere belangwekkende relatie is die tussen de omvang het eerste punt betreft: juist in historische kernen kunnen van de geplande bodemingreep en de schaal van het uitge- kleine onderzoeken een grote informatiewaarde hebben van- voerde onderzoek. Met andere woorden: vindt veel onderzoek wege de dichtheid aan sporen en resten. In dit geval is echter plaats in het kader van kleinschalige ontwikkelingen of wor- ook de vraag gerechtigd naar de effectiviteit van de begrenzing den vooral de grotere projecten begeleid? Uit afbeelding 21 van de Zeeuwse AMK-terreinen in historische kernen (d.w.z. blijkt dat het accent in Zeeland sterk ligt op de kleinere ont- op basis van 19e-eeuwse kadastrale minuten). Kleinschalige wikkelingen. Het overgrote deel van het onderzoek betreft en grootschalige uitbreidingen van dorpen vinden juist in de gebieden kleiner dan 5 ha. Daarbinnen vormen gebieden klei- randzones van de AMK-terreinen plaats (zie ook afb. 35 t/m ner dan 1 ha de hoofdmoot. Een en ander is verklaarbaar uit: 39). Het blijft daar dan in veel gevallen bij kleinschalig 1/ het feit dat de meeste ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvin- (voor)onderzoek (bureau- en booronderzoek). Ofwel: er is den in de historische stads- en dorpskernen, en deze qualita- sprake van een negatief resultaat, waardoor verder onderzoek te qua een beschermde (AMK-)status hebben (waarmee niet noodzakelijk is.

43 Oppervlakte onderzoeksgebied

Afbeelding 22 Aantal gravende onderzoeken, verdeeld over de grootte van de onderzoeksgebieden. In de meeste gevallen zal het onderzoeksge- bied kleiner zijn dan het totale plangebied. (DAO=definitief archeologisch onderzoek/opgraving).

De vraag is dan wat de maatschappelijke en financiële inspan- oppervlak van minder dan 1 ha. Grotere gravende onderzoe- ning hier aan wetenschappelijk rendement (in de zin van ken- ken zijn in de periode 1997-2006 op de vingers van een hand te niswinst) oplevert. Afhankelijk van het antwoord is heroverwe- tellen. Wat hierbij in ieder geval een rol zal spelen is dat de ging van de begrenzing op basis van goed historisch bureau- meerderheid van het gravende onderzoek plaatsvindt binnen onderzoek wellicht aan de orde (zie hiervoor ook par. 5.6 en de stads- en dorpskernen (veelal AMK-terreinen met een 6.5). onderzoeksverplichting), waar de ingrepen over het algemeen Als we vervolgens inzoomen op de gravende onderzoeken (afb. een geringer ruimtebeslag hebben (zie ook par. 5.6 en 6.5, als- 22) dan valt ook hier op dat het kleinschalige onderzoek over- mede de paleogeografische kaarten van afb. 35 t/m 39, en met heerst. Het gaat in vrijwel alle gevallen om onderzoek met een name afb. 39).

44 Type onderzoek Bebouwde kom <-> Buitengebied

Afbeelding 23 Vergelijking van de aantallen onderzoeken binnen en buiten de bebouwde kom in Zeeland. Afkortingen: AB= archeologische bege- leiding; DAO=definitief archeologisch onderzoek (opgraving); IVO = inventariserend veldonderzoek.

Bebouwde kom Buitengebied

Afbeelding 24 Verdeling van de typen onderzoek binnen de bebouwde kom en daarbuiten AB= archeologische begeleiding; DAO=definitief archeologisch onderzoek (opgraving); IVO = inventariserend veldonderzoek.

5.6 Waar wordt onderzoek gedaan? (bebouwde zoeksvorm wat vaker voor te komen binnen de bebouwde kom kom vs buitengebied) dan erbuiten. Daarentegen wordt in het buitengebied weer vaker gekozen voor proefsleuven. Deze tendensen zijn ver- Als we naar de verhouding onderzoeken binnen de bebouwde klaarbaar vanuit de praktische uitvoerbaarheid van de ver- kom en buiten de bebouwde kom kijken (afb. 23, 24) dan zien schillende onderzoeksvormen. we geen grote verschillen. Binnen de bebouwde kom vinden in Het is opvallend dat de database geen rapporten van onder- aantal de meeste bodemingrepen plaats. De bodemingrepen zoek onder water bevat. In de onderhavige periode hebben in het buitengebied zijn wat vaker omvangrijker. In ieder geval immers wel onderwaterprojecten plaatsgevonden, bijvoor- is het niet zo dat er sprake is van beleidsmatige accentver- beeld in het kader van de verdieping van de vaargeul schillen. Wel lijkt archeologische begeleiding (AB) als onder- Westerschelde, de verkenning van enkele buitendijkse ver-

45 Type onderzoek per landschappelijke hoofdeenheid

Afbeelding 25 Aantallen onderzoeken per landschappelijke hoofdeenheid in de periode 1997-2006. Afkortingen: AB= archeologische begeleiding; DAO=definitief archeologisch onderzoek (opgraving); IVO = inventariserend veldonderzoek.

Onderzoeken en ARCHIS-waarnemingen (uitgesplitst naar vondsten) per landschappelijke eenheid (deels naar Van Rummelen 1978)

Afbelding 26 Percentuele verdeling van de onderzoeken naar de middeleeuwse perioden in Oudland, Nieuwland en Afgedekt Oudland op de Bevelanden.

dronken dorpen en wrakkenonderzoek in de monding van de dachtspunt voor de (waterrijke) provincie Zeeland en de inlig- Oosterschelde. Van de verkenningen in buitendijkse verdron- gende gemeenten, mede in het licht van de terugtrekking van ken dorpen door de SCEZ (project Waardering van terreinen de rijksinspanning op het gebied van onderwaterarcheologie van archeologische betekenis)162 zijn de resultaten wel opge- die zich de afgelopen jaren heeft afgetekend. nomen in Archis, maar nog niet verspreid in rapportvorm. In 2008 zijn twee rapporten met resultaten van archeologisch 5.6.1 Landschappelijke hoofdeenheden onderzoek onder water verschenen.163 De aandacht voor Als we ons verder richten op het buitengebied is de volgende archeologische waarden onder water is in de huidige AMZ- vraag hoe de verdeling van onderzoek over landschappelijke praktijk echter overal relatief klein. Dit is een belangrijk aan- hoofdeenheden er uit ziet (afb. 25, 26, 27).

46 Afbeelding 27 Onderverdeling soorten onderzoek in de belangrijkste Onderzoek Zeekleigebied landschappelijke hoofdeenheden. Afkortingen: AB = archeologische begeleiding; DAO = definitief archeologisch onderzoek (opgraving); IVO = inventariserend veldonderzoek.

Ook hier is het beeld redelijk eenzijdig. Het overgrote deel van het onderzoek vindt plaats in het zeekleigebied. De twee ande- re landschappen en het natte deel van de provincie spelen nauwelijks een rol. Buiten het zeekleigebied vinden ook nau- welijks opgravingen plaats, waardoor de mogelijkheden om kenniswinst te boeken in deze gebieden, die verder gaat dan het opsporen van individuele vindplaatsen, voor deze gebieden nog vrijwel afwezig is. Voor het onderzoek in het kleigebied is het zinvol om, net als in hoofdstuk 3, een onderscheid te maken tussen Oudland, afgedekt Oudland en Nieuwland (afb. 26, maar zie voor het Onderzoek Kust- / Duingebied verspreidingsbeeld ook afb. 6 en 7). Het overgrote deel van de onderzoeken vindt, niet verbazingwekkend, in het Oudland plaats. Het aandeel daarvan is in feite nog sterker wanneer we ons realiseren dat het totale oppervlak aan Oudland kleiner is dan van elk van de andere landschappelijke eenheden.

Onderzoek Pleistoceen zandgebied

47 5.7 Wat wordt er onderzocht? met name typisch Zeeuwse objecten van onderzoek als vlied- bergen, dijken, vestingen en overblijfselen/sporen van moer- In het licht van de sterke nadruk op het aandeel van het voor- nering of kalkbranderijen blijven in het totale beeld nogal ach- onderzoek met een vooral opsporend, zo u wil uitsluitend, ter. karakter zou de titel van deze paragraaf misschien beter zijn: waar wordt naar gezocht. Met uitzondering van de, meestal alleen planologisch be - In de afbeeldingen 28 t/m 33 wordt op basis van de database schermde, dijken gaat het bij de meeste hier genoemde objec- een relatie gelegd tussen het uitgevoerde onderzoek en de ten/complextypen om al dan niet beschermde AMK-terreinen, aangetroffen complextypen. Een grote handicap hierbij is dat die bijna uitsluitend zijn gelegen in het buitengebied. Omdat zij veel onderzoeken geen archeologisch resultaat in de zin van niet of nauwelijks in ruimtelijke ontwikkelingen betrokken zijn, een concrete vindplaats of objecttype opleveren. Zelfs wan- zijn zij ook nauwelijks onderwerp van onderzoek. Wanneer dat neer dit wel het geval is, bevatten veel rapportages geen wel het geval is wordt er bijna altijd uitgegaan van behoud-in- benoeming van het aangetroffen complextype. In de afbeeldin- situ middels planaanpassing en inpassing. gen 28 t/m 30 zijn de uitkomsten getotaliseerd op basis van de opgave in de rapportages zelf en voor alle onderzoeken. Om Het beeld bij de gravende onderzoeken is genuanceerder. Het toch wat meer onderscheid in het beeld te krijgen is besloten aantal onbekende complexen is na de door de provinciaal om in ieder geval voor de gravende onderzoeken de complex- archeoloog aangebrachte correctie beduidend afgenomen. In typen in de database aan te vullen. Dit is gedaan door de pro- het uitgesplitste beeld van afbeeldingen 32-33 valt in de eerste vinciaal archeoloog. De resultaten hiervan zijn weergegeven in plaats het relatieve grote aantal stadskernonderzoeken op, de afbeelding 32 tot 33. alsmede de onderzoeken waarbij moerneringsactiviteiten zijn waargenomen. Wat betreft alle onderzoeken waarvan wel het object van onderzoek is vermeld, valt op dat nederzettingsonderzoek (in De laatste jaren zijn ook de vestingwerken meer object van de ruimste zin) zowel absoluut als verhoudingsgewijs het onderzoek, aangezien voor de Staats-Spaanse Linies veel overgrote deel van de onderzoeksinspanningen in Zeeland uit- activiteiten worden ontwikkeld ten behoeve van toeristisch- maakt. Bij verdere uitsplitsing blijft deze categorie overheer- recreatieve ontsluiting. Dit hangt mede samen met de groei sen. In de categorie Nederzetting Onbepaald kunnen overi- van de belangstelling voor de jongere periode in het algemeen gens wel typisch Zeeuwse onderzoeken als naar de verdron- en het besef van de cultuurhistorische waarde van deze zicht- ken dorpen of dorpsstichtingen verscholen zitten. Andere, en bare militaire overblijfselen.164

Complextypen per onderzoekstype

Afbeelding 28 Objecten van onderzoek (complextype) per soort onderzoek. DAO = Definitief archeologisch onderzoek (opgraving).

48 Complextypen per onderzoekstype Complextypen Complextypen per onderzoekstype (m.u.v. ‘onbekend’) per onderzoekstype Complextypen

Afbeelding 29a Objecten van onderzoek (complextype) per onderzoekstype Afbeelding 29b Objecten van onderzoek (complextype) per onderzoeks- verder uitgesplitst. DO = Definitief archeologisch onderzoek type verder uitgesplitst m.u.v. onbekend. DO = Definitief (opgraving). archeologisch onderzoek (opgraving). 49 Complextypen

Afbeelding 30 Objecten van onderzoek in Zeeland in de periode 1997-2006 getotaliseerd.

Complextypen (m.u.v. ‘onbekend’)

Afbeelding 31 Objecten van onderzoek (complextypen) in Zeeland in de periode 1997-2006, voor zover bekend uitgesplitst en getotaliseerd.

50 Definitief Archeologisch Onderzoek - Complextypen

IVO proefsleuven - Complextypen

Afbeelding 32a Objecten van onderzoek bij gravend onderzoek in Zeeland in de periode 1997-2006 getotaliseerd. Afkortingen: DO = definitief en Afb. 32b onderzoek (opgraving), IVO = inventariserend veldonderzoek.

Vanwege de beperkte omvang van het databestand voor gra- ligging van de onderzoeksputten voor zowel het verkennende vende onderzoeken is het niet mogelijk uitspraken te doen als documenterende onderzoek veelal is bepaald door de toe- over een eventuele relatie tussen de omvang van het uitge- gankelijkheid op het moment van onderzoek. Het aantal voerde onderzoek, of de dichtheid van proefsleuvenpatronen onderzoeken waar gekozen is voor systematische proefsleu- en de onderzoeksresultaten. De meeste gravende onderzoe- vengrids is statistisch niet significant. Verder onderzoek is hier ken hebben in een stedelijke context plaatsgevonden, waar de noodzakelijk.

51 Complextypen DO en IVO proefsleuven

Afbeelding 33 Objecten van onderzoek (complextypen) bij gravend onderzoek in Zeeland in de periode 1997-2006 (voor zover bekend uitgesplitst en getotaliseerd). Afkortingen: DO = definitief onderzoek (opgraving), IVO = inventariserend veldonderzoek.

Periode

Afbeelding 34 Verdeling aantal archeologische onderzoeken naar archeologische periode.

52 Afbeelding 35 Uitgevoerde onderzoeken voor de vroege prehistorie (7000 – 1800 voor Chr.) in de periode 1997-2006 en Archiswaarnemingen gepro- jecteerd op de geactualiseerde paleogeografische reconstructie van het Zeeuwse landschap voor de periode ca. 4400 voor Chr. Bron: P. Vos (Deltares Advies en Onderzoek). Omdat deze ondergrond een betrekkelijke momentopname weergeeft in een voortdu- rend dynamisch milieu kan het zijn dat prehistorische vindplaatsen uit de periode daarvoor of daarna in dit kaartbeeld in zee vallen.

5.7.1 Perioden Vlaanderen. Wel wordt nog eens duidelijk hoe hoog de enkele Een ander thema is de archeologische periode van onderzoek. wel aangetroffen vindplaats in termen van kenniswinst dient te Opnieuw is het niet verbazingwekkend dat het grootste deel worden gewaardeerd. van het onderzoek zich toespitst op de Late Middeleeuwen en de Nieuwe tijd. Voor de overige perioden maakt de verdeling Voor de late prehistorie liggen de weinige onderzoekslocaties op afbeelding 34 de beperkte omvang en representativiteit van langs de geulen in het veenkleigebied, met vooral een concen- de gegevensset voor Zeeland nog eens duidelijk. tratie in de IJzertijd in een gebied met slufterafzettingen op Walcheren. Voor de Romeinse tijd lijkt de bewoning dieper in De beperkte zeggingskracht wordt nog eens extra duidelijk het veen nu opeens object van onderzoek te zijn geworden. Het wanneer we de uitgevoerde onderzoeken per periode nog bevestigt in elk geval het beeld dat in het diepere achterland eens projecteren op de reconstructies van de bewoonbare de mogelijkheden voor bewoning en de economische moge- delen van Zeeland in de verschillende archeologische perio- lijkheden van het gebied ten volle werden benut in die periode. den (afb. 35 t/m 39).165 Het kaartbeeld voor de vroege prehis- Ook de concentratie van vindplaatsen op Walcheren wordt torie laat zien dat de onderzoeken van deze periode zich rich- bevestigd, maar dit kan ook inherent zijn aan de grotere ont- ten op het begraven dekzandlandschap in Zeeuws- wikkelingsdruk.

53 Afbeelding 36 Uitgevoerde onderzoeken voor de late prehistorie in de periode 1997-2006 en Archiswaarnemingen geprojecteerd op de geactua- liseerde paleogeografische reconstructie van het Zeeuwse landschap. Bron: P. Vos (Deltares Advies en Onderzoek).

De onderzoeken voor de Vroege Middeleeuwen zijn vooral provinciaal beleid, dat (voor)onderzoek voorschrijft bij geplan- langs de grotere getijdengeulen gesitueerd. Eigenlijk is alleen de bodemingrepen op AMK-terreinen of in de nabijheid daar- voor de Late Middeleeuwen sprake van een redelijk gespreid van, op terreinen met een hoge of middelhoge verwachtings- beeld, zij het dat daar de clusters van onderzoeken in en waarde (IKAW) en op bekende vindplaatsen. Het zijn vervol- rond de historische stads- en dorpskernen het kaartbeeld gens externe onderzoeksbureau’s die ‘het werk’ uitvoeren op domineren. kosten van de ‘verstoorder’. Dat betekent dat de selectie van locaties waar onderzoek wordt verricht niet meer per definitie 5.8 Deelconclusie thematisch-inhoudelijk gebeurt, maar generiek wordt gestuurd door dreigende verstoring van bekende (‘AMK’) of verwachte Voor 1997 lag het accent vooral op ‘noodonderzoek’ waarbij (‘IKAW’) archeologie. door de (provinciaal) archeoloog op basis van aangetroffen vondstmateriaal of sporen werd bepaald of inzet van mensen Om terug te keren naar de vraag wat de extra inspanning van en middelen wenselijk was. In de periode 1997-2006 werd het tien jaar AMZ heeft opgeleverd in termen van kennisvermeer- overgrote deel van de archeologische onderzoeksinspannin- dering: uit het steekproefsgewijs doorlezen van de rapporten gen verricht naar aanleiding van ruimtelijke ontwikkelingen. blijkt dat alle inhoudelijke thema’s van vóór 1997 nog steeds Daarbij wordt het AMZ-proces gestart en doorlopen op basis aan bod komen (zie ook hoofdstuk 4). Dit is niet verwonderlijk, van de verwachtingswaarde op de IKAW en (sinds 2001) het aangezien de goede PvE’s (Programma’s van Eisen) natuurlijk

54 Afbeelding 37 Uitgevoerde onderzoeken voor de Romeinse tijd in de periode 1997-2006 en Archiswaarnemingen geprojecteerd op de geactuali- seerde paleogeografische reconstructie van het Zeeuwse landschap. Bron: P. Vos (Deltares Advies en Onderzoek).

uitgaan van de actuele stand van kennis. Wel valt op dat de zen naar het onderzoek van het klooster Leliëndale te Burgh166 locatiegebonden standaardrapporten zelden ingaan op wat en het met behulp van boorraaien opsporen van historisch- het specifieke onderzoek al dan niet heeft bijgedragen aan geografische relicten, pioniersnederzettingen en vliedbergen de al bestaande kennis. Vaak wordt het onderzoek als een in het kader van de aanleg van natuurvriendelijke oevers.167 geïsoleerd geval beschreven, zonder te verwijzen naar de Daar staat tegenover dat de laatste tien jaar meer gebruik stand van zaken in de relevante literatuur. Dat betekent ook wordt gemaakt van luchtfotografie (Zeeuws-Vlaanderen)168 en dat in de meeste gevallen het onderzoek niet werd ingericht geofysische technieken, zoals weerstandsmetingen en grond- om antwoorden te genereren op vragen over de wisselwer- radar. Voorbeelden zijn de plattegrond van de Toren van king tussen antropogene en natuurlijke processen, zoals Bourgondië van Sluis en de hofstede Ravesteijn te Kloetinge geformuleerd in 1997 door Vos & Van Heeringen (zie hoofd- en het opsporen van moerneringsputten.169 stuk 4). Middels booronderzoek zijn de afgelopen tijd nieuwe prehisto- rische, Romeinse sites en geologische structuren ontdekt.170 Ook de relatie tussen toegepaste methode en het resultaat Het is echter de vraag in hoeverre booronderzoek per definitie wordt in dit licht niet kritisch geëvalueerd. Door de massieve de meest effectieve methode is, vooral met betrekking tot de inzet van de grondboor bij het vooronderzoek, zijn de resulta- Late Middeleeuwen. ten – zeker voor de sporen uit de Middeleeuwen – vaak niet Er heeft in Zeeland nog geen evaluatie plaatsgevonden van makkelijk te interpreteren. Als voorbeeld kan worden verwe- prospectietechnieken, waar het gaat om de afwegingen tus-

55 Afbeelding 38 Uitgevoerde onderzoeken voor de Vroege Middeleeuwen in de periode 1997-2006 en Archiswaarnemingen geprojecteerd op de geactualiseerde paleogeografische reconstructie van het Zeeuwse landschap. Bron: P. Vos (Deltares Advies en Onderzoek).

sen boren in raaien, boornet, proefsleuven, geofysisch onder- 1. de basisrapporten leveren vooral veel ‘ongesorteerde puz- zoek bij verschillende archeologische verwachtingen of land- zelstukjes’, die alleen meerwaarde kunnen krijgen wanneer schappelijke contexten. Dit is zo langzamerhand wel zeer ze in een groter overzicht worden samengebracht of in de gewenst.171 Voor enkele locaties heeft zo’n kritische evaluatie toekomst kunnen worden gebruikt bij onderzoek in nabije of al wel plaats gevonden, wanneer in een volgende fase van het aansluitende gebieden of terreinen. In die zin hebben ze als onderzoek, door inzet van andere methoden, de verwachte diepte-investering zeker meerwaarde. Kritische kantteke- resultaten compleet anders bleken. Als voorbeeld kan hier ning hierbij is echter dat als gevolg van de concurrentie op de genoemd worden het waarderend onderzoek naar mogelijk archeologische markt veel verslagen van vooronderzoek zo Romeinse en laatmiddeleeuwse bewoning in het bestem- ‘basic’ zijn dat de vraag is of ze bij toekomstig onderzoek vol- mingsplangebied De Poel in de gemeente Goes en de staps- doende informatief en dus bruikbaar zullen zijn; gewijze aanpak in het tracé van de N57. Ook discussie over wat 2. ook bij negatief resultaat heeft archeologisch vooronder- als ‘vindplaats/site’ kan worden aangeduid is hier aan de zoek meerwaarde. Mits kritisch geëvalueerd dragen deze orde.172 onderzoeken bij tot aanscherping van de archeologische Wat de hausse aan standaardrapporten van de laatste tien jaar verwachtingsmodellen en tot beter inzicht in het bewo- inhoudelijk op het niveau van kenniswinst over de bewonings- ningspatroon door de eeuwen heen. Het is dan echter wel geschiedenis van Zeeland heeft opgeleverd spitst zich toe op aan te bevelen om bij de formulering van de opdracht voor drie aspecten: uitvoerende onderzoeken specifiek aan deze aspecten aan-

56 Afbeelding 39 Uitgevoerde onderzoeken voor de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd in de periode 1997-2006 en Archiswaarnemingen geprojec- teerd op de geactualiseerde paleogeografische reconstructie van het Zeeuwse landschap. Bron: P. Vos (Deltares Advies en Onderzoek).

dacht te besteden, bijvoorbeeld door de onderzoeker in zijn De voorlopige conclusie is dat sturing een noodzakelijk voor- verslaglegging te laten onderbouwen wat het negatieve waarde is om ervoor te zorgen dat de maatschappelijke inspan- resultaat in zijn ogen betekent voor het gehanteerde ver- ningen op het gebied van de archeologie ook daadwerkelijk ken- wachtingsmodel, de landschapsreconstructie en het bewo- nisvermeerdering opleveren. Van belang daarbij is het risico op ningspatroon in de regio; versnippering van kennis en onderzoeksinspanning te onder- 3. het totaalbeeld van het bewoningspatroon is feitelijk voor vangen. De keuzes die hierbij kunnen worden gemaakt komen alle perioden voor de Late Middeleeuwen nog steeds zeer aan de orde in de laatste hoofdstukken van dit rapport. fragmentarisch en voor grote gebieden zeer onvolledig. Het verzamelen van basisinformatie zoals het opsporen van woonplaatsen is van groot belang voor het verder precise- ren van het verwachtingsbeeld.

57 Romeinse altaarsteen voor de godin Nehalennia uit de Oosterschelde bij Colijnsplaat van twee handelaren in vissaus (negotiatores allecari) Lucius Secundius Similis en Titus Carinius Gratus. (Foto Rijksmuseum van Oudheden, Leiden)

58 Analyse Zeeuwse AMK-terreinen

Hoofdstuk 6

6.1 Algemeen AMK regelmatig geactualiseerd (www.zeeland.nl/chs). De meeste AMK-terreinen zijn archeologisch gewaardeerd en Elke provincie heeft een Archeologische Monumenten Kaart begrensd. Daarnaast bevat de AMK (vele) historische stads- en (AMK), opgesteld in samenwerking met de RACM. De AMK is dorpskernen die qualitate qua op de AMK zijn opgenomen.174 een (digitale) kaart waarop alle terreinen met vastgestelde Behalve de drie categorieën terreinen die in par. 6.1 werden archeologische waarden staan vermeld. De Archeologische genoemd, bevatte de AMK Zeeland tot 2006 nog een vierde Monumenten Kaart bestaat uit een kaart en een bijbehorende categorie, de zgn. ‘terreinen van archeologische betekenis’ handleiding. Er wordt onderscheid gemaakt in terreinen van (AB-terreinen). Deze terreinen (80 in totaal) zijn in de periode ‘zeer hoge archeologische waarde’, ‘hoge archeologische september 2003-juni 2006 nader gewaardeerd in het kader waarde’ en ‘archeologische waarde’. Aan deze waardering zijn van het project Waardering terreinen van archeologische bete- vervolgens adviezen gekoppeld met betrekking tot de wettelij- kenis voor de AMK Zeeland 2003-2006, dat in opdracht van de ke bescherming en regelgeving, planologische bescherming provincie Zeeland en namens de Stichting Cultureel Erfgoed en fysieke bescherming (voor beheer en inrichting). Zeeland (SCEZ) werd uitgevoerd door mevr. drs. N. van Jole-de Van de eerste categorie terreinen is een groot deel van rijks- Visser.175 Van de 80 onderzochte en gewaardeerde terreinen wege beschermd (afb. 40). Dit betekent dat voor alle bodemin- werden er 21 opgewaardeerd tot ‘terrein van hoge archeologi- grepen op deze terreinen een monumentenvergunning nodig sche waarde’ en 30 tot ‘terrein van archeologische waarde’.176 is die namens de Minister wordt verstrekt door de RACM. Er werden 29 terreinen van de AMK afgevoerd.177 De AMK’s worden regelmatig geactualiseerd. In veel provin- cies is de informatie van de AMK verwerkt in een provinciale Voor het grondgebied van de provincie Zeeland staan thans Cultuurhistorische Hoofdstructuur, Waardenkaart of Atlas, die 404 terreinen met AMK-status geregistreerd.178 De gezamen- de inhoudelijke basis vormt voor het provinciale beleid inzake lijke oppervlakte van deze terreinen bedraagt 3132 hectare. de omgang met cultuurhistorische (inclusief archeologische) Daarnaast vermeldt de CHS Zeeland ook een aantal histori- waarden. In de meeste gevallen is de kaart digitaal raadpleeg- sche scheepswrakken. Deze hebben strikt genomen echter baar via internet. De provinciale AMK’s geven een beeld van geen formele AMK-status. wat wordt aangeduid als ‘de bekende voorraad archeologie’. De omvang daarvan varieert sterk per gebied (archeoregio): 6.3 AMK-terreinen per periode van 13 complexen per 100 km2 in het Friese veengebied en het Flevolandse kleigebied, tot 115 complexen per 100 km2 in het Als we het bestand aan AMK-terreinen per archeologische Fries-Gronings kleigebied.173 periode bekijken (afb. 42) valt op dat de perioden voor het begin van de jaartelling (vroege en late prehistorie) sterk in de 6.2 AMK en Zeeland minderheid zijn ten opzichte van de protohistorische en histo- rische periode (vanaf de Romeinse tijd).179 Daarbinnen heeft De AMK-Zeeland werd in 1999 vastgesteld en is in de jaren het overgrote deel betrekking op terreinen met resten uit de daarna regelmatig geactualiseerd middels wijzigingen en Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd. Opvallend is dat veel AMK- aanvullingen. In mei 2001 heeft Gedeputeerde Staten de AMK terreinen klein van omvang zijn. Dit is een gevolg van het feit vastgesteld als beleidsinstrument. De AMK is daarmee een dat het merendeel van de bebouwde kommen (historische van de beleidsinstrumenten ter ondersteuning van het kernen) van de Zeeuwse dorpen en steden per definitie een Zeeuwse beleid inzake beheer en de bescherming van arche- AMK-status heeft en in de meeste gevallen klein van omvang ologische informatie die in de Zeeuwse bodem bewaard is zijn.180 Ook het grote aandeel op de AMK van terreinen uit de gebleven. De AMK wordt geraadpleegd bij advisering en toet- Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd hangt hiermee samen: het sing op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling en planvor- ontstaan van de meeste steden en dorpen dateert immers uit ming (planologische beslissingen, ontgrondingen, bodemsa- die perioden. De beperkte omvang van de meeste andere neringen, etc.). De meest actuele stand van AMK-terreinen is AMK-terreinen hangt samen met objectgericht denken, dat te vinden in de landelijke database Archis (www.archis.nl). De zich vooral richtte op bovengrondse, zichtbare archeologische lijst van AMK-terreinen wordt op de digitale kaart van de waarden (o.a. vliedbergen, ringwalburgen, etc.) die meestal Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) van de provincie een perceelsgebonden bescherming kregen – zonder nader

59 Afbeelding 40 AMK-terreinen in de provincie Zeeland (NB: op de CHS Zeeland zijn ook een aantal wrakken opgenomen. Deze hebben strikt geno- men echter geen formele AMK-status en zijn hier niet afgebeeld).

Afbeelding 41 AMK-terreinen per periode (aantal en oppervlak) en aantal AMK-terreinen per gemeente (peildatum april 2008). NB: de opper- vlaktes (in ha) hebben betrekking op het aantal hectaren per periode, dus niet op het percentage van het totale oppervlak aan AMK- terreinen in de provincie (deze bedraagt 3132 ha).

60 AMK terreinen - datering

Afbeelding 42 Aantal AMK-terreinen per archeologische periode.

AMK terreinen - dateringen per Complex

Afbeelding 43 Aantal AMK-terreinen per periode, archeologisch complextype.

onderzoek naar eventuele ondergrondse overblijfselen daar- terreinen ook nu weer het sterkst vertegenwoordigd (afb. buiten. Daarentegen is het monument in de Kop van Schouw- 43).181 Niet verbazingwekkend is dat het daarbij ook weer gaat en bijzonder groot. Dit AMK-terrein omvat een aantal afge- om de historische periode. Dat wil zeggen vanaf de Vroege dekte landschappen (vanaf het Neolithicum) en is om die Middeleeuwen, maar met het zwaartepunt in de Late reden zeer waardevol. Middeleeuwen en Nieuwe tijd. Het betreft vooral stads- en dorpskernen, de verdronken dorpen en natuurlijk ook de boer- 6.4 AMK-terreinen per complextype derijplaatsen en huisterpen. Opvallend is dat van de grote hoe- veelheid nederzettingen met (ruime) datering in de Nieuwe tijd Als we kijken naar de vertegenwoordiging van archeologische slechts een zeer klein percentage strikt binnen die periode is complextypen in het AMK-bestand dan zijn de nederzettings- gedateerd. Hetzelfde (maar minder pregnant) geldt voor

61 Afbeelding 44 AMK-terreinen per landschappelijke hoofdeenheid (NB: hierbij is geen onderscheid gemaakt tussen de van rijkswege bescherm- de terreinen en de ‘overige’ AMK-terreinen).

nederzettingen met een datering in de Late Middeleeuwen. De gaat daarbij met name om kerk- en kloosterterreinen. Dit cor- opvallende grafische weergave is een gevolg van het feit dat respondeert met de goede vertegenwoordiging van het com- veel terreinen de ruime aanduiding ‘nederzetting Late plextype begraving/Late Middeleeuwen, dat wil zeggen kerk- Middeleeuwen/Nieuwe tijd’ hebben. Een vergelijking tussen hoven/begraafplaatsen die aan deze terreinen zijn gerela- het AMK-bestand bij vaststelling in 1999 en het huidige teerd. In de perioden Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd is ook bestand (afb. 48) leert dat er in de tussenliggende tijd een ver- het complextype ‘versterkingen’ goed vertegenwoordigd. Het schuiving in de verhoudingen tussen de complextypen in het gaat daarbij om vluchtburgen, vliedbergen, kastelen en de AMK-bestand is opgetreden. Zo is het complextype ‘stad’ sterk latere schansen en vestingen. afgenomen, maar is er daarentegen ook sprake van een ster- Opmerkelijk is dat het complextype ‘infrastructuur’ zeer ke stijging van het complextype ‘nederzetting onbepaald’. De slecht scoort, met uitzondering van de Romeinse tijd. De ver- afname van de eerste categorie is waarschijnlijk direct te rela- klaring voor deze ‘uitschieter’ ligt echter in het gegeven dat de teren aan de toename van de tweede, aangezien er juist in bin- verschillende terreinen van het Romeinse Aardenburg nen deze categorie in de tussenliggende periode veel onder- (gemeente Sluis) elk hun eigen AMK-nummer hebben gekre- zoek is verricht in het kader van ruimtelijke ingrepen en er op gen. grond van de nieuwe informatie een herwaardering van het Het ontbreken van het complextype ‘infrastructuur’ in de peri- complextype heeft plaatsgevonden. ode Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd is opmerkelijk als we Behalve nederzettingen is ook het complextype ‘religie’ goed in aanmerking nemen dat de provincie vele polders, dijken, vertegenwoordigd in Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd. Het waterwegen, en wegen uit deze perioden telt. Dit betekent dat

62 Afbeelding 45 Relatie AMK-terreinen en IKAW verwachting (gebaseerd op IKAW versie 2).

deze geen bijzondere bescherming genieten – of beter gezegd woordigd op het pleistocene zand. Bij de terreinen in de een- dat de archeologische ondergrond ervan niet per definitie heid ‘open water’ gaat het meestal om de zgn. verdronken archeologisch beschermd is. Dit is een belangrijk aandachts- dorpen. punt, aangezien deze infrastructuur nauw samenhangt met de bewoningsgeschiedenis en nog steeds een belangrijk deel van Uit afbeelding 45 wordt duidelijk dat de AMK-terreinen zich de cultuurhistorische identiteit van de provincie bepaalt. vooral in de gebieden met middelhoge en hoge verwachting Daarbij komt dat met name in dijklichamen de oudste kern volgens de IKAW bevinden, maar dat ook in de gebieden met (soms 13e/14e eeuw) bewaard is gebleven onder latere opho- lage verwachting de nodige AMK-terreinen voorkomen. Het gingen en verbredingen.182 betreft daarbij vooral historische stads- en dorpskernen en versterkingen uit de Nieuwe tijd. 6.5 Ruimtelijke spreiding van AMK-terreinen In paragraaf 5.5 werd al gewezen op de begrenzing van histo- rische stads- en dorpskernen op de AMK, die is gebaseerd op De AMK-terreinen zijn min of meer gelijkelijk verdeeld over de 19e eeuwse kadastrale minuten, en historisch gezien veelal te provincie en de landschappelijke hoofdeenheden (afb. 44). Een ruim bemeten. Juist daar blijkt veel archeologisch (voor) on- groot percentage van het duin- en kustgebied heeft een AMK- derzoek te worden verricht, aangezien kleinschalige en groot- status. Het gaat daarbij om terreinen van aanzienlijke grootte, schalige uitbreidingen van dorpen juist in de randzones van de zoals het rijksmonument op de Kop van Schouwen met pre- kernen en dus AMK-terreinen plaatsvindt (zie ook afb. 35 t/m historische resten. AMK-terreinen zijn ook goed vertegen- 39) en onderzoek in het kader van een geplande ruimtelijke

63 Afbeelding 46 Totale oppervlakte aan AMK-terreinen per gemeente.

ingreep gewoonlijk dus verplicht is. Het blijft hier in de mees- Schouwen-Duiveland, 2/ Sluis en 3/ Veere. De eerste positie te gevallen echter bij (voor)onderzoek (bureau- en booronder- van Schouwen-Duiveland vertekent het beeld echter, aange- zoek). Natuurlijk is ook negatieve informatie (‘er zit niets’) van zien hier sprake is van één AMK-terrein van uitzonderlijk grote belang. De vraag is dan echter ook gerechtvaardigd wat de omvang (de Kop van Schouwen). maatschappelijke en financiële inspanningen hier opleveren De gemeente Noord-Beveland is in alle gevallen de hekkeslui- aan wetenschappelijk rendement (in de zin van kenniswinst). ter, zowel in aantal (afb. 41) als in oppervlakte (afb. 46). Een heroverweging van de effectiviteit van de begrenzing van Dezelfde lage score geldt voor Reimerswaal. Hier doet zich de Zeeuwse AMK-terreinen in historische kernen op basis van echter het opmerkelijke feit voor dat de AMK-score voor het gedegen bureauonderzoek is dan ook op zijn plaats (zie ook land zeer laag is, terwijl die voor het ‘waterdeel’ van het par. 5.5 en 5.6). gemeentelijk grondgebied zeer hoog is. Opvallend is verder dat een gemeente als Middelburg, die 6.6 AMK-terreinen per gemeente relatief rijk is aan archeologische vindplaatsen (zie par. 3.5), vrij laag scoort op aantal AMK-terreinen (afb. 41) en hoeveel- Het aantal AMK-terreinen verschilt aanzienlijk per gemeente heid oppervlakte aan AMK-terrein binnen de gemeente (afb. (afb. 41). Tot de ‘top drie’ behoren 1/ Sluis (97 terreinen), 2/ 46). Ook Vlissingen scoort in dat opzicht laag. Beide gemeen- Veere (71) en 3/ Schouwen-Duiveland (55). Als we het aantal ten bevinden zich (grotendeels) in een gebied met hoge ver- terreinen echter vervangen door het totale oppervlak aan wachting op de IKAW (afb. 45). AMK-terreinen, dan blijkt de ‘top drie’ te veranderen in 1/ Echter, als we de aantallen en oppervlakte relateren aan de

64 Afbeelding 47 Relatie tussen oppervlakte aan AMK-terreinen (in ha) en oppervlakte van het gemeentelijk grondgebied.

grootte van het gemeentelijk grondgebied (afb. 47), dan zien nen, die samenhangen met de eigen geschiedenis en landelijk we dat Vlissingen en Middelburg juist vrij hoog ‘scoren’. De gezien niet of nauwelijks in die vorm of mate voorkomen (zoals conclusie is dat we hier qua oppervlakte met vrij kleine vliedbergen en ringwalburgen). Hetzelfde geldt voor de gemeenten te maken hebben, die echter een vrij hoge arche- Staats-Spaanse Linies. Ondanks dat de bescherming van de ologiedichtheid hebben die ook nog eens vrij goed tot uitdruk- zichtbare monumenten toe te juichen is, is er een kantteke- king komt in AMK-terreinen. ning bij te plaatsen: de onzichtbare, ondergrondse restanten De gemeente Schouwen-Duiveland scoort zowel in aantal als zijn veelal niet in de aanwijzing meegenomen, waardoor in oppervlak het hoogst. belangrijke en contextuele informatie over de zichtbare over- blijfselen niet meebeschermd is. 6.7 Conclusie: representativiteit van het bestand Inmiddels omvat de AMK ook een aantal Romeinse en vroeg- middeleeuwse terreinen en een flink aantal verdronken dor- Het AMK-bestand geeft een redelijk representatief beeld van pen. Vooral die laatste categorie is spraakmakend, niet alleen het bodemarchief van de provincie. Net als elders in als typisch relict van de Zeeuwse bewonings- en landschaps- Nederland ligt de nadruk daarbij vanouds nog steeds op zicht- geschiedenis, maar in archeologisch-inhoudelijke zin ook van- bare, bovengrondse overblijfselen. In Zeeland betreft dat voor- wege de materiële cultuur en de conserveringstoestand die al huisterpen, vliedbergen, ringwalburgen, kasteelterreinen, een schat aan kennis over het dagelijks leven in het verleden kerk- en kloosterterreinen en de latere vestingen en schan- kan opleveren. Vanwege hun toegankelijkheid door duikers sen.183 Dit zijn voor een deel echter typisch Zeeuwse fenome- zijn zij echter kwetsbaar voor schatgravers. Hetzelfde geldt

65 Afbeelding 48 Vergelijking tussen het huidige AMK-bestand en het AMK-bestand bij vaststelling in 1999.

voor scheepswrakken in de Zeeuwse wateren. In hoofdstuk 5 onzichtbare relicten die typerend zijn voor de ‘natte historie’ werd al meermaals gewezen op de status van deze archeologi- van Zeeland (polders, vaarten, sluizen, e.d.). Hier is in par. 3.4 sche objecten. De scheepswrakken, vormen net als de ver- en 5.7.1 uitgebreid aandacht aan besteed. dronken dorpen, een directe verbinding met de typisch Zeeuwse geschiedenis, economie en identiteit. De wrakken die Concluderend kan worden gesteld dat de AMK Zeeland een op de CHS Zeeland zijn opgenomen hebben formeel gesproken redelijk representatief beeld geeft van het Zeeuwse bodemar- echter geen beschermde (AMK-)status. Daarnaast zijn zij, net chief, met uitzondering van de categorieën dijken en scheeps- als de verdronken dorpen, kwetsbaar voor schatgravers. Zoals wrakken, die voor het Zeeuwse verleden wel van grote beteke- in par. 5.6 al werd gesteld is dit een belangrijk aandachtspunt nis zijn. Daarnaast vormt de begrenzing van AMK-terreinen voor de (waterrijke) provincie Zeeland en de inliggende een aandachtspunt: mogelijk is deze vaak te ruim in histori- gemeenten, vooral nu het rijk haar inspanningen en expertise sche stads- en dorpskernen, terwijl de grenzen bij zichtbare, op het gebied van onderwaterarcheologie lijkt af te bouwen. bovengrondse monumenten (bijv. vliedbergen) vaak zo krap is Een laatste categorie archeologische objecten die ontbreekt dat ondergrondse en contextuele informatie daarbuiten niet op de AMK Zeeland zijn de vele dijken en andere zichtbare en beschermd is.

66 Kwalitatieve analyse: trends, onderzoeksinspanningen en opbrengst 1997-2006

Hoofdstuk 7

In dit hoofdstuk wordt getracht om op basis van de analyses in vens en nieuwe meldingen. Daarom zijn de getallen voor de (met name) de hoofdstukken 4 en 5 meer grip te krijgen op de periode 1997-2006 vergeleken met die van de tien jaar daar- feitelijke opbrengst van tien jaar archeologisch onderzoek in voor, voor zover dit viel af te leiden uit de opgevoerde onder- de Provincie Zeeland (1997-2006). Hierbij maken we naar ana- zoeken en vondstmeldingen in de Archeologische Kroniek van logie van de beleidsdoelstellingen van de Provincie een onder- Zeeland en de Jaarverslagen van de ROB over de betreffende scheid tussen: jaren (afb. 50).184 Met enige voorzichtigheid kan gesteld wor- 1. de opbrengst in de zin van archeologische of historische den dat er sprake is van een significante toename van ruim informatie die is (of in de toekomst kan worden) omgezet in 500 naar ruim 800 (nieuwe?) waarnemingen in de afgelopen kenniswinst; tien jaar. Hoewel het zeker niet allemaal nieuwe vindplaatsen 2. opbrengst in de zin van behoud en bescherming van het betreft, mogen we vaststellen dat er sprake is van een stijgen- Zeeuwse bodemarchief. de tendens in het aantal waarnemingen en dat dit toch zeker als kenniswinst beschouwd mag worden. Expert judgement speelt in dit hoofdstuk een belangrijke rol. Daarnaast heeft het systematisch toepassen van de stappen Ondanks de omvang van de beschikbare databestanden is het uit het archeologisch proces in RO-trajecten ervoor gezorgd aspect ‘opbrengst’ niet eenduidig uit te drukken in concrete, dat er tegenwoordig veel minder archeologische vindplaatsen objectieve maatstaven. Daarom is voor dit hoofdstuk dankbaar ongezien verloren gaan. Voor 1996 bestond onvoldoende gebruik gemaakt van de input van de geïnterviewde specialis- inzicht in het aantal bodemingrepen in Zeeland en waar ten en deskundigen. Zij zijn binnen hun specialistische vakge- archeologische input vereist was. Tien jaar systematische bied met name bevraagd over de aspecten kenniswinst in de begeleiding heeft ons inzicht in de archeologiedichtheid en de periode 1997-2006, en de belangrijkste bestaande of nieuwe omvang van de risco’s aanzienlijk vergroot. kennislacunes.

7.1 Archeologische informatiewinst Aantaal waarnemingen 1997-2006 1262

Afgezet tegen de lage onderzoeksintensiteit in de decennia Waarvan op AMK-terreinen (1999) 3 2 6 ervoor, zou de exponentiële toename van onderzoek in de peri- Warvan binnen 50 m van AMK-terreinen (1999) 4 4 ode 1997-2006 (600 archeologische onderzoeken) een aan- zienlijke informatiewinst over het Zeeuwse bodemarchief Nieuw: 8 9 2 moeten hebben opgeleverd. Uit de analyse van de rapportages blijkt dat de onderzoeken uit de periode 1997-2006 informatie hebben opgeleverd over ca. 300 archeologische vindplaatsen. Afbeelding 49 Aantal Archiswaarnemingen in Zeeland in de periode Dit zijn overigens zeker niet allemaal nieuwe vindplaatsen, 1997-2006. maar voor een belangrijk deel reeds bekende vindplaatsen waar het onderzoek op gericht was. Het werkelijke aantal Tegenover de winst van de nieuw opgespoorde vindplaatsen nieuwe vindplaatsen bedraagt naar schatting minder dan 50%. staat een aantal observaties die duiden op mogelijke knelpun- In deze periode zijn ook 892 nieuwe waarnemingen aan Archis ten in het AMZ-proces ten aanzien van het informatierende- toegevoegd (afb. 49). Hoewel het precieze aantal moeilijk is na ment (zie afb. 51): te gaan, is een aanzienlijk deel hiervan afkomstig uit de 600 1. Het valt op dat uitgevoerd bureauonderzoek aan het begin uitgevoerde onderzoeken. Ook hier geldt dat een flink deel van van het AMZ-proces vrijwel altijd leidt tot de aanbeveling tot deze waarnemingen betrekking heeft op bestaande vindplaat- aanvullend booronderzoek. Dit heeft in Zeeland voor een sen en aan een bestaand complex moet worden toegevoegd. belangrijk deel te maken met de gehanteerde richtlijnen, Hoe het totaalbeeld zich verhoudt tot de periode daarvoor is waarbij vanaf 2001 feitelijk sprake is van een koppeling tus- niet met zekerheid te zeggen omdat de invoerdatum van waar- sen bureauonderzoek en booronderzoek bij ingrepen in nemingen in het Archisbestand niet voldoende onderscheid gebieden waar op grond van het provinciale beleid onder- maakt tussen de verwerking van oude, achterstallige gege- zoek noodzakelijk was.

67 Jaar Opgravingen Vondstmeldingen Overig (verkennningen/onderwater) Totaal waarnemingen

1987 6 23 4 33

1988 5 21 0 26

1989 5 47* 4 56

1990 5 19 4 28

1991 6 15 1 22

1992 9 32 3 44

1993 7 234** 3 244

1994 5 25 3 33

1995/1996 8 25 2 35

Totaal 57 441 24 522

* waaronder luchtfoto-documentatie van 32 vindplaatsen ** waaronder luchtfoto-documentatie van ca. 200 vindplaatsen

Afbeelding 50 Aantallen opgravingen, waarnemingen en overige verkenningen in Zeeland tussen 1987 en 1996, gebaseerd op de opgaven in de Archeologische Kronieken en Jaarverslagen van de ROB.

N.B.: de gepresenteerde aantallen kunnen alleen worden gebruikt als indicatie van een tendens en niet als ‘harde’ cijfers. De aantallen zijn namelijk in absolute zin niet juist, omdat het met de gepubliceerde gegevens vaak lastig is om op basis van de tegenwoordige definities een onderscheid te maken tussen opgraving, begeleiding of verkenning.

Geadviseerd vervolg per type onderzoek

Afbeelding 51 Aantallen geadviseerde archeologische vervolgtrajecten in Zeeland uitgesplitst naar de verschillende onderzoeksstappen.

68 2. Na het booronderzoek volgt in het overgrote deel van de voorraad is een van de belangrijkste doelstellingen van het gevallen (N= 240 en 60%) een negatief selectie-advies. De Zeeuwse AMZ-beleid. Het succes van dit beleid wordt in hoge geplande ontwikkelingen kunnen zonder verdere archeolo- mate bepaald door de mogelijkheid om de nieuw ontdekte en gische inzet doorgang vinden. Vervolgstappen zijn niet reeds bekende archeologische vindplaatsen voor verdere aan- nodig, met andere woorden: de archeologische verwachting tasting te behoeden. werd niet door het uitgevoerde onderzoek bevestigd. Dit Het uitgevoerde archeologische onderzoek in Zeeland in de roept de vraag op wie die verwachting heeft gewekt en in afgelopen tien jaar is vrijwel altijd direct gerelateerd geweest het verlengde daarvan de vraag of booronderzoek wel de aan bouw- en inrichtingsplannen. Gelukkig vindt dit geëigende methode is om het gezochte op te sporen. In de (voor)onderzoek steeds vaker pro-actief plaats in de voorbe- setting van de Zeeuwse archeologie in de periode 1997- reidingsfase van het betreffende plan, zodat nog met eventue- 2006 werd het verwachtingsmodel c.q. advies dat leidt tot le archeologische resultaten, zoals nieuw ontdekte vindplaat- de beslissing om booronderzoek uit te voeren meestal sen, rekening kan worden gehouden. opgesteld door de provinciaal archeoloog (Provincie/SCEZ) De inzet van de provincie bij de begeleiding en advisering rond op basis van het vigerende beleid en de beschikbare ver- deze plannen is in de afgelopen jaren primair gericht geweest wachtingsmodellen. De resultaten van de statistische op het realiseren van behoud van archeologische waarden via bewerking tonen de noodzaak aan tot regelmatige evalua- planaanpassing. Waar tijdens het vooronderzoek behoudens- tie van die verwachtingsmodellen en richtlijnen en toepas- waardige archeologie wordt aangetroffen wordt ingezet op het sen van voortschrijdend inzicht. Voor wat betreft de gene- behoud van deze waarden in situ. In veel gevallen is dit moge- rieke toepassing van booronderzoek en de eventuele lijk via geringe aanpassingen in het ontwerp of de technische beperkingen daarvan in de Zeeuwse landschappelijke set- uitvoering. Ook in gevallen waar de mitigerende maatregelen ting zijn en worden een aantal aanpassingen in de voor- ingrijpender zijn, vallen deze ten opzichte van het alternatief schriften voorbereid. Met name voor het zeekleigebied is van complexe archeologische opgravingen toch goedkoper uit. een vorm van maatwerk noodzakelijk.185 De aanwezige Op deze manier konden in de afgelopen tien jaar (delen van) informatie in de rapportages laat zich echter ten aanzien zeker 100 archeologische vindplaatsen in Zeeland worden van deze vraag lastig analyseren. behouden. Als het getal van ca. 300 vindplaatsen die in de 3. Ook na de uitgevoerde proefsleuvenonderzoeken volgt in onderzoeken van de afgelopen 10 jaar betrokken zijn geweest een relatief groot aantal gevallen nog steeds een negatief juist is, en bij 80 daarvan een vorm van behoud op lange ter- selectieadvies (N=12 en 45%). Ook hier is de vraag uit punt mijn gerealiseerd kon worden dan mag dit met een score van 2 van toepassing met betrekking tot het opstellen en toet- 1 op 3 als redelijk succesvol beschouwd worden. Deze score is sen van het selectieadvies. Daarnaast bestaat de indruk dat des te significanter als we ons realiseren dat zeker niet alle proefsleuvenonderzoek in grotere plangebieden meer ren- 300 vindplaatsen als behoudenswaardig mogen worden dement oplevert dan in kleinere. Dat gaat zeker op voor het beschouwd. buitengebied; binnen de stads- en dorpskernen is dit lasti- ger te duiden. De keerzijde van de medaille zijn de verliezen in de voorraad 4. Uiteindelijk komt het aantal grotere proefsleuvenonderzoe- archeologie in de afgelopen tien jaar. Het bodemarchief van ken en opgravingen in de afgelopen tien jaar in Zeeland uit Zeeland staat voortdurend bloot aan erosie en aantasting. op 55. Dat is gemiddeld 5 tot 6 per jaar. Het zijn deze onder- Zowel de mens als natuurlijke processen in de bodem zorgen zoeken waarvan verwacht mag worden dat ze het meeste ervoor dat archeologische vindplaatsen verdwijnen of de over- rendement voor de detaillering van de Zeeuwse bewo- blijfselen die daarin verborgen liggen in kwaliteit achteruit- ningsgeschiedenis opleveren. In vergelijking met de jaren gaan. De natuurlijke erosie van het bodemarchief is van alle voor 1996 (toen er nog geen vooronderzoeken werden uit- tijden en nauwelijks beheersbaar. Daarnaast is er echter ook gevoerd maar wel structureel enkele opgravingen) is er dus sprake van door de mens geïnitieerde bodemingrepen en pro- op het eerste gezicht sprake van een veel bescheidener cessen (verzuring, grondwaterpeilverlaging, e.d.) die de rendement dan op grond van de aantallen rapportages mag natuurlijke erosie versnellen. Tenslotte zijn er ook nog verlie- worden verwacht. Daarbij moet echter worden aangete- zen als gevolg van illegale ontgrondingen, diepploegactivitei- kend dat voor 1996 vrijwel alleen reeds bekende vindplaat- ten en archeologische schatgraverij. Al deze zaken zijn lastig sen van hoge waarde werden onderzocht, die nooit konden in te schatten, laat staan te beïnvloeden via het provinciale worden behouden. Tegenwoordig gaat het veelal om nieuw archeologische beleid. ontdekte, bij vooronderzoek opgespoorde vindplaatsen, ter- We beperken ons in dit onderzoek alleen tot de “gekende” ver- wijl voor de bekende vindplaatsen meer behoud in situ (ca. liezen uit de bekende voorraad archeologie van geregistreerde 100 maal) gerealiseerd is (zie ook 7.2). archeologische vindplaatsen en AMK-terreinen ten gevolge 5. Voor de specifieke kenniswinst uit de verrichte grotere van bouwplannen en andere ruimtelijke ingrepen. opgravingen wordt verwezen naar hoofdstuk 8. Tegenover de hierboven genoemde 100 (deels) behouden archeologische vindplaatsen, staan er zeker 240 die geheel of 7.2 Behoud en bescherming van het Zeeuwse gedeeltelijk verloren zijn gegaan. De meeste daarvan zijn bodemarchief onderzocht, waardoor het verlies is gecompenseerd door informatie- en kenniswinst. Desalniettemin komen zij in min- De nieuw ontdekte vindplaatsen (zie par. 7.1) kunnen tevens dering op de voorraad archeologie. beschouwd worden als een aanvulling op de bekende “voor- Opvallend is dat onder de onderzochte locaties een flink aan- raad” archeologie in Zeeland. Het beheer en behoud van deze tal AMK-terreinen voorkomt. Uit de database valt af te leiden

69 dat in de afgelopen tien jaar op zeker 25% van de AMK-terrei- Romeinse tijd nen (N=103) onderzoek heeft plaatsgevonden. Dit betekent dat • Meer zicht op economische en verkeerstechnische positie in de meeste van die gevallen sprake moet zijn geweest van van de regio binnen het Romeinse rijk en rol van centrale een reële bedreiging. In ieder geval maakt dit duidelijk dat ook plaatsen (tempels) daarbinnen: Scheldemonding als trade- voor AMK-terreinen de doelstelling van blijvend behoud een port voor uitvoer van regionale producten (zout, vissaus) en relatief begrip is. In dit kader wordt echter verwezen naar de lange-afstandshandel (import en export). opmerkingen in de hoofdstukken 5 en 6, waar geconstateerd • Meer zicht op inheemse bewoningspatroon in veen-kleige- werd dat veel (voor)onderzoek is verricht in de historische bied. stads- en dorpskernen, die qualitate qua een AMK-status hebben. Juist op deze plaatsen vinden in Zeeland de ruimtelij- Vroege Middeleeuwen ke ontwikkelingen plaats. Aangezien een belangrijk deel van • Meer zicht op relatie ronde burgen en hun achterland: het verrichte vooronderzoek geen vervolg krijgt omdat er landschappelijke ligging, chronologie, kolonisatie. sprake was van een negatieve onderzoeksopbrengst, werd de vraag opgeworpen of de (blijkbaar ruime) begrenzing van de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd genoemde kernen (op basis van 19e eeuwse kadastrale minu- • Duidelijke vorderingen op het gebied van in kaart brengen, ten) heroverweging behoeft. beheer en onderzoekspotentie verdronken dorpen, binnen- en buitendijks. 7.3 Kenniswinst en kennislacunes volgens de • Meer resultaten interdisciplinair nederzettingsonderzoek specialisten m.b.t. stedelijke ontwikkeling. • Idem met betrekking tot de vroege dorpsvorming/nederzet- De interviews met de 13 specialisten zijn samengevat in bijla- tingsstructuur in relatie tot vliedbergen, vroege kerken, enz. ge 4. De meeste onderzoekers benadrukten dat de archeolo- • Meer aandacht voor militaire linies Zeeuws-Vlaanderen. gische informatie in Zeeland voor de meeste perioden en the- • Het vroeg- en laatmiddeleeuwse door inundaties en over- ma’s zich nog op een redelijk basaal niveau bevindt. stromingen afgedekte cultuurlandschap. Discussies over gedetailleerde onderzoeksvragen of selecties uit actuele wetenschaps-theoretische concepten zijn bij deze Paleo-ecologie stand van kennis nog niet aan de orde. Belangrijk is dat ook in • Beschikbaarheid datasets voor botanie en zoölogie voor de komende jaren de onderzoeksinspanning gericht blijft op Romeinse tijd en Middeleeuwen. het verzamelen van representatieve datasets. • Start jaarringenonderzoek (dendrochronologie) en14C-ran- ges werpen vruchten af voor chronologie. Op basis van de interviews kan de kenniswinst voor de • Meer inzicht in economische activiteiten als zoutwinning, Zeeuwse archeologie in de afgelopen tien jaar als volgt wor- kalkbranderijen en scheepvaart. den samengevat: Specifieke vondstcategorieën Landschapsgeschiedenis • Romeins en inheems aardewerk. • Genuanceerdere inzichten over de sedimentatiegeschiede- • Romeinse munten. nis en de relatie mens-landschap als het gaat over de over- • Middeleeuws glas. stromingsgeschiedenis. • Bepaalde groepen middeleeuws aardewerk. • Beter inzicht in de archeologische verwachting van het • Pelgrimsinsignes. afgedekte dekzandlandschap in Zeeuws-Vlaanderen. • Beter inzicht in het pre-middeleeuwse natuurlijke land- Met betrekking tot de geconstateerde kennislacunes wordt in schap in veenkleigebieden. zijn algemeenheid gesteld dat vrijwel voor alle archeologische • Vermoeden oudere voorganger Westerschelde bevestigd; al perioden geldt dat de vindplaats- en overige informatie nog op veel vroeger verreikende mariene invloed in het westelijk een zodanig basaal niveau is dat het feitelijk nog niet mogelijk deel van de huidige Westerschelde. is geavanceerde vragen op de documentatie ‘los te laten’. Belangrijk is prioriteit te geven aan het wegwerken van ach- Vroege Prehistorie (Paleolithicum – Bronstijd) terstanden bij de uitwerking van oud onderzoek en meer infor- • Zicht op mesolithische en neolithische bewoning Zeeuws- matie te verzamelen over vindplaats- en vondstdichtheden en Vlaanderen, m.a.w. bewoning is aangetoond, maar aard en verspreidingspatronen voordat het mogelijk is op basis daar- omvang roepen nog veel vragen op. van een selectie te maken en te prioriteren.

Late Prehistorie (Bronstijd – IJzertijd) Als belangrijkste actuele kennislacunes worden door de geïn- • Zicht op IJzertijdbewoning Walcheren: eerste aanwijzingen terviewde specialisten genoemd: voor een bewoningspatroon van zwervende erven en cultu- rele relaties op basis van aardewerk, dichtheid en agrari- Landschapsgeschiedenis sche economie nog weinig duidelijk. • Aanwezigheid en intactheid (Romeins en ouder) oud land- • (Circulaire) structuren op luchtfoto’s in Oost-Zeeuws- schap onder kleidekken van de Bevelanden en Schouwen- Vlaanderen mogelijk merendeels uit deze periode. Concreet Duiveland. onderzoek heeft nog niet plaatsgevonden. • Landschappelijke situering van Romeinse centrale plaat- sen als Colijnsplaat en Domburg.

70 Vroege Prehistorie Vroege Middeleeuwen • Zeer beperkt zicht op de vroege prehistorie. De enkele • Nauwelijks inzicht in Merovingische bewoning. vondsten en onderzoeken van woonplaatsen, op bijvoor- • Agrarische (re)kolonisatie van Walcheren, Schouwen-Duiveland beeld Schouwen en in Zeeuws-Vlaanderen zijn dan direct (‘Oudland’) en het Zwingebied (Aardenburg en omstreken) in van een bijzonder karakter. de 7e en 8e eeuw, de eerste twee mogelijk vanuit handels- nederzettingen in het duingebied bij Domburg en Haamstede, Late Prehistorie gevolgd door het krekengebied rond Goes en Kapelle. • Zeer beperkt zicht op bewoningspatroon in de Late • Aanwezigheid Vikingen. Prehistorie: eigenlijk alleen vermoedens op basis van de luchtfoto’s in Zeeuws-Vlaanderen en de IJzertijdbewoning Middeleeuwen en Nieuwe tijd op het veen in Walcheren en in mindere mate onder de dui- • De bijzondere relatie tussen vliedbergen, kerkstichtingen nen in Schouwen. Het is (nog) niet duidelijk hoe dit patroon en dorpsvorming in de Late Middeleeuwen. zich verhoudt tot andere landschappelijke gebieden in • Veranderingen in het landgebruik, moernering en dorps- Zeeland en of er sprake is van continuïteit van deze bewo- vorming in de 11e – 13e eeuw in het hele Zeeuwse gebied. ning naar de Romeinse tijd. • Bedijkingen, ontginning en landverlies (incl. verdronken dorpen) en nieuwe inpolderingen in de eeuwen daarna. Romeinse tijd • Middeleeuwse stadsvorming (o.a. waarvan de ontwikkeling • Uitwerking opgravingen Aardenburg (zgn, ‘oud onderzoek’). in de kiem werd gesmoord). • Gerichte aandacht voor bijzondere bewoningsvormen in de • Handelsrelaties en lokale en regionale industriële activiteiten. Romeinse tijd, waarschijnlijk gerelateerd aan de bijzondere • Aanleg van militaire infrastructuur (verdedigingslinies, ves- verkeerspositie van Zeeland als het gaat om handel en tingsteden) in de 16e en 17e eeuw. verkeer tussen het Rijngebied, Noordwest-Gallië en • Interdisciplinair, locatiegebonden onderzoek: bewonings- Brittannië: militaire versterkingen en tempels langs rivier- biografieën op basis van combinaties archeologie, bouwhis- monden en zeegaten, kolonisatie van geschikte agrarische torie, fysische en historische geografie en archiefonderzoek. locaties, zoutwinning en kalkbranderijen. • Inheemse bewoningspatronen in het achterland, vooral Diachroon detaillering chronologie. • Ontsluiting van referentiedatasets op het gebied van • Kust- en zeegerelateerde economie: zoutwinning, vissaus- dendrochronologische en 14C-dateringen, paleobotanie en productie en kalkbranderijen. paleozoölogie en regionale aardewerkgroepen.

71 Aandachtsgebieden en thema’s voor toekomstig onderzoek

Hoofdstuk 8

8.1 Algemeen Het archeologische (voor)onderzoek zal vanaf 2008 via de gemeenten gaan lopen. Op provinciaal niveau zal de sturing op De in dit hoofdstuk genoemde aandachtsgebieden en zwaar- regionale thema’s belangrijker worden. Evaluatie van resulta- tepunten/thema’s voor toekomstig onderzoek zijn gebaseerd ten en het formuleren van onderzoeksthema’s en -doelen op de constateringen in voorgaande hoofdstukken en de input kunnen versnippering van kennis voorkomen en een doelma- van specialisten en leden van de klankbordgroep. De kennis- tige besteding van middelen bevorderen. lacunes, thema’s en zwaartepunten zoals geformuleerd in de Een in de vorige hoofdstukken geconstateerd desideratum, Nationale Onderzoeksagenda Archeologie (NOaA) bieden voor juist voor de gemeentelijke archeologie, is het koppelen van Zeeland weliswaar een aanzet of inspiratiebron, maar omdat puur bouwhistorisch onderzoek aan historisch-geografisch en Zeeland in de NOaA-hoofdstukken deel uitmaakt van het gro- archeologisch onderzoek van de stadsgeschiedenis.191 Hierbij tere West-Nederlandse kustgebied zijn zij veelal op een alge- valt te denken aan het bouwhistorische onderzoek van het meen niveau geformuleerd en dus lang niet altijd even rele- stadshuis Den Anker en de Gistpoort in Middelburg,192 Deze vant op het niveau van de provincie Zeeland of de Zeeuwse uitdaging kan op gemeentelijk niveau bijvoorbeeld worden archeoregio.186 Daar komt bij dat in de NOaA geregeld zeer opgepakt bij het ontwikkelen van lokaal AMZ-beleid en worden gedetailleerde, bijna locatiegebonden onderzoeksvragen wor- vertaald in gemeentelijke beleidsadvieskaarten. Enkele den aangedragen die in een generiek overzicht van provincia- gemeenten, zoals Hulst en Sluis,193 beschikken al over zo’n le kennislacunes niet te behandelen zijn. kaart voor een deel van hun historische kernen, die nu al een belangrijke faciliterende werking hebben. Ook voor het buiten- Bij de onderstaande opsomming van mogelijke Zeeuwse aan- gebied is integratie van archeologisch en bouwhistorisch dachtsgebieden en thema’s voor toekomstig onderzoek moet onderzoek van landelijke bebouwing/boerderijbouw in de Late in gedachten worden gehouden dat ze verbonden zijn (of moe- Middeleeuwen/Nieuwe tijd wenselijk. Als voorbeeld kan hier ten worden) met de thematische hoofdstukken in de NOaA genoemd worden het Bestemmingsplan Buitengebied over onderzoeksmethoden (14C -datering, dendrochronologie, Mortiere in de gemeente Middelburg.194 prospectie) en diachrone onderzoeksvelden (archeobotanie, archeozoölogie en fysische antropologie). Zeeland kent als 8.2 Overzicht van aandachtsgebieden en deltagebied goede conserveringsomstandigheden. De laatste thema’s jaren is er een toenemende aandacht voor vergankelijk mate- riaal van organische oorsprong. Zo is bij de begeleiding van de De formulering van de hieronder vermelde onderwerpen is verbouwing van het Abdijcomplex in Middelburg het archeobo- gebaseerd op het uitgangspunt dat zij van bovenlokaal, provin- tanisch en archeozoölogisch vondstmateriaal integraal beke- ciaal belang moeten zijn. Dat neemt niet weg dat er daarnaast ken.187 Deze trend dient voortvarend te worden ondersteund; ook vele belangwekkende lokale en regionale onderzoeksvra- op regionaal niveau is er nog weinig kennis beschikbaar. In het gen en thema’s zijn. Een deel daarvan kan als een specifieke verlengde hiervan moet worden vastgesteld dat nog nauwe- uitwerking van de onderstaande onderwerpen worden lijks aandacht is besteed aan de feitelijke conserveringstoe- beschouwd, een ander deel is uniek voor de betreffende stand van materialen en sporen.188 gemeente of streek. Een flink aantal daarvan is door de leden van de klankbordgroepen aangedragen. Deze zijn niet in deze De laatste jaren zijn op historisch-geografisch gebied belang- paragraaf verwerkt, maar samengebracht in bijlage 7. Zij kun- wekkende studies verschenen.189 Het bevorderen van weten- nen een belangrijke inspiratie bieden bij de nadere uitwerking schappelijk (synthetiserend) onderzoek op archeologisch van dit document in een provinciale onderzoeksagenda, maar gebied is een ander aandachtspunt. Voor de Middeleeuwen is ook voor de uitwerking in gemeentelijk AMZ-beleid van de een interdisciplinaire aanpak een voorwaarde. Een goed voor- desbetreffende gemeenten. beeld van dit type onderzoek is het grensoverschrijdende en interdisciplinaire onderzoek in het kader van het project Verdronken landschappen op de grens van Zeeland en Vlaanderen.190

72 HOOFDTHEMA: GEVEN EN NEMEN, in de dynamiek van het zich ontwikkelende Zeeuwse land- dynamisch landschap met contrasterende schap en haar gebruik door de mens (door de eeuwen heen en betekenissen tot op de dag van vandaag). Uitgangspunt is de diepgewortelde haat-liefde-verhouding tus- Aandachtsgebieden: sen de ‘Zeeuwen’ en het water. De centrale vraag is: ‘Wat maak- • Waterbeheer (dammen, terpen en werven, bedijkingen, te en maakt Zeeland tot Zeeland?’ Hoe heeft de mens door de inpoldering, vorming waterschappen, waterlopen en bijbe- eeuwen heen het landschap bevochten, gebruikt, gevormd en horende infrastructuur, ontginning, verdronken land om de ingericht- de ene keer als vriend, de andere keer als vijand? De stad, verkavelingspatronen, dijken- en sluizenbouw, ver- zee, het binnen- en het buitenwater maken onlosmakelijk deel dronken dorpen, overstromingen, etc.). uit van dat zeer dynamische landschap, een ‘eilandenrijk’ dat • Natuurlijke ontwikkeling van het landschap in diachroon typerend is en was voor de geschiedenis en mentaliteit van de perspectief. Zeeuwen.195 De wisselwerking tussen mens en natuur door de • Watergebruik (havens, spuikommen, visserij, scheeps- eeuwen heen is hier een primair mentaliteitshistorisch perspec- bouw, vaarroutes). tief dat de provincie in staat stelt al haar activiteiten op het • Zout versus zoet: waterputten, hollestellen, stelbergen. gebied van de archeologie te wegen en de relatie te leggen tus- • Water als verdediging. sen het heden en het verleden: welk licht werpt de archeologi- • Landgebruik (nederzettingsstructuur, terpen en werven, sche nalatenschap van de mens in al zijn vormen, facetten en hollestellen en stelbergen, verdronken dorpen, verkaveling, perioden op het Zeeland van nu? En wat willen wij daarvan infrastructuur). behouden en (beter) beleefbaar maken, hoe sterk maken wij ons • Voedseleconomie (verzorgingsgebieden, dieet, handel, daarvoor en welke instrumenten zetten wij daarvoor in? landbouw, veeteelt). • Ruimtelijke situering van ambachtelijke en industriële acti- 1. DIACHRONE THEMA’S viteiten (vlees-, vis- en wolverwerking, meekrap, vlasver- bouw, selnering, moernering, kalkbranderijenen, etc). Thema 0: archeologische basisvoorziening • Archeologische kennis over veel aspecten bevindt zich in Thema 2: Zeeland en de rest van de wereld: vriend en vijand Zeeland nog op een basaal niveau. De beschikbare infor- De positie van ‘het Zeeuwse’ in het grotere nationale en inter- matie is vaak nog nauwelijks ontsloten en vaak slecht toe- nationale geheel, door de tijd heen. gankelijk. Een eerste prioriteit zou daarom moeten zijn het Aandachtsgebieden: ontwikkelen van toegankelijke datasets die het onderzoe- • Romeinse tijd en Middeleeuwen: positie binnen politieke, kers in alle disciplines mogelijk maken om informatie van economische en culturele netwerken. anderen te (her)gebruiken. • Romeinse tijd en Middeleeuwen: materiële cultuur en uit- Prioriteiten: wisselingsnetwerken. • Het verzamelen en toegankelijk maken van archeozoölogi- • Vroege Middeleeuwen: ontwikkeling bestuur en sociale sche datasets: voedseleconomie (vleesverwerking), eetge- structuur, incl strijd tegen de Vikingen. woonten en dieet, alle perioden en diachroon. • Zeeland en de culturele en economische invloedssferen van • Het verzamelen en toegankelijk maken van archeobotani- Holland, Vlaanderen en Brabant. sche datasets : voedseleconomie, voedselgewassen, eetge- • Materiële neerslag van de handel, verkeer en andere vor- woonten en dieet, alle perioden en diachroon. men van uitwisseling door de eeuwen heen: voorbeelden de • Het verzamelen en toegankelijk maken van datasets over Scheldemonding als overslaggebied, pelgrimsinsignes, de regionale ambachtelijke productie en nijverheid: zoutwin- rol binnen de Westindische Compagnie en Verenigde ning, zelasbergen, kalkproductie, lokale baksteen, aarde- Oostindische Compagnie. werkproductie, visserij en scheepsbouw enz. • Verdediging van Zeeland door de eeuwen heen (diachroon). • Het verzamelen en toegankelijk maken van datasets voor dateringsreeksen (14C, dendrochronologie/ jaarringen, Thema 3: Stad en platteland stratigrafie (geologische profielen enz.). Stedelijke ontwikkeling vanaf de Vroege Middeleeuwen tot • Het verzamelen en toegankelijk maken van datasets voor heden. fysische antropologie en DNA. Aandachtsgebieden: • Luchtfotografie als methode van prospectie en inventarisatie. • Economische relatie stad-platteland (verzorgingsgebieden). • Uitwerken van geselecteerd oud onderzoek: bijv. Romeins • Ontwikkeling dorpen in relatie tot stad en/of versterking: Aardenburg. kerkstichtingen als structurerend element (ringdorpen, • Inventarisatie en registratie van detectorvondsten. kerk en kerkhof), concentratie versus dispersie. • Onderzoek naar de mogelijkheden van meer integrale cul- • Mentaliteitshistorisch perspectief: culturen en identiteiten, tuurhistorische benaderingen. kastelen, landgoederen en buitenplaatsen, immigranten. • Synthetiserend onderzoek van samenhangende vooronder- • Industriële archeologie: van huisproductie naar specialisa- zoeken, zowel methodisch als vanuit invalshoek van ken- tie. niswinst. • Oorsprong van boerderijplaatsen, -vormen en functionele gebouwen in het buitengebied: herbergen, wachthuizen. Thema 1: Landschapsbiografie van Zeeland • Idem in de stadsrandzone: pesthuizen, gasthuizen, herber- Landschapsvormende processen, maar wel met nadruk op de gen, baksteen- kalkovens, galgenvelden en begraafplaat- betekenis van de wisselwerking tussen de mens en de natuur sen e.d.

73 II SUBTHEMA’S PER PERIODE • Nieuwe steden vooral havenplaatsen. Voor een belangrijk deel zijn dit tevens nadere uitwerkingen • Kerk-, parochie- en kloosterstichtingen, -uithoven en de van de thema’s 0 – 3. ontmanteling daarvan. • Dorpsvorming, ambachtsheren. Prehistorie • De oude kerngebieden (Oudland). • Vroegprehistorische bewoning in de Vlaams-Nederlandse • Wüstungen (verlaten nederzettingen) en verdronken dor- kustvlakte, met name voor de regio dekzandgebied van pen. West- en Oost-Vlaanderen, Zeeuws-Vlaanderen en Noord- • Biografie van erven en woonblokken in stedelijke context Brabant, maar ook het strandwallengebied. vanaf de Middeleeuwen tot heden, met accent op multi- en • Laatprehistorische bewoning, landgebruik en funeraire interdisciplinair onderzoek. structuren in de Vlaamse kustvlakte, inclusief Zeeuws- • Relatie stad-platteland in de Middeleeuwen in West- Vlaanderen. Vlaanderen en Zeeuws-Vlaanderen. • Begin kolonisatie van Zeeuws veen-kleigebied. • Handelsrelaties in het Schelde- en Zwingebied en ambach- • (Dis)continuïteit IJzertijd/Romeinse tijd. telijke en industriële productiecentra in de regio. • Stads-en plattelandscultuur; volks- en elitecultuur, religi- Romeinse Tijd euze en lekencultuur. • De kolonisatie van de veen-kleigebieden en bijbehorende • Middeleeuwse visrechten. landindeling (voorbeelden: Ellewoutsdijk, Kats, de Poel, • Ontwikkeling scheepvaart in met name 12e-15e eeuw, incl. Smokkelhoek). regionale scheepstypen. • De Scheldemonding als tradeport voor het zuidelijk • Pre-industriële en industriële activiteiten (moernering, sel- Noordzeebekken in de Romeinse tijd. nering, slacht, wolproductie, slachtpraktijken, leerlooierij • Materiële cultuur van de Romeinse tijd in de etc.). Scheldemonding als uiting van sociale en culturele identi- • Betekenis en ontwikkeling van visserij en scheepvaart (in teit en contacten. bredere politiek-economische context). • Rol en positie van Aardenburg als Romeinse vestiging/ver- • Ontwikkelingsvormen van rurale nederzettingen. sterking. • Interactie inheemse bewoning en Romeinse vestigingen en Nieuwe Tijd economische activiteiten. • 16e en 17e eeuwse linies en vestingen. • Religie, rituele en funeraire activiteiten, incl. fysische • Betekenis en ontwikkeling van visserij en scheepvaart (in antropologie van skeletresten. bredere politiek-economische context, accent op onderwa- terarcheologie. Middeleeuwen • Handelsrelaties in het Schelde- en Zwingebied en ambach- • Locatie van vroegmiddeleeuwse handelsnederzettingen en telijke en industriële productiecentra in de regio, hun netwerk(en). Westindische Compagnie en Verenigde Oostindische • Vikingen en de functie van de ringwalburgen en de relatie Compagnie. met de landelijke bewoning. • Stads-en plattelandscultuur; volks- en elitecultuur, religi- • Versterkingen (mottes, kastelen, vestingen); strijd Holland- euze en lekencultuur. Vlaanderen om Zeeland bewesten de Schelde; houtbouw • Buitenplaatsen met en zonder kasteelfunctie. versus steen (chronologie, aantallen, gerelateerde loca- • Vestingwerken, linies en stellingen: ook diachroon: 16e - ties), voorterreinen van vliedbergen. 20e eeuw (zie ook: water als verdediging).

74 Conclusies en aanbevelingen

Hoofdstuk 9

9.1 Conclusie betrouwbare verwachtingsmodellen gewoonweg nog te klein zijn. In deze rapportage is getracht de balans op te maken van het archeologisch onderzoek dat in de afgelopen tien jaar in Hetzelfde geldt in hoge mate voor de stand van kennis op Zeeland is uitgevoerd. Deze tien jaren onderscheiden zich in methodisch gebied. In de afgelopen tien jaar is het “non- veel opzichten van de vijftig jaar daarvoor. Niet alleen is het destructieve” archeologisch opsporingsonderzoek (vooronder- volume aan archeologisch onderzoek in de provincie in deze zoek) eigenlijk pas goed van de grond gekomen. Natuurlijk jaren sterk gegroeid, maar tegelijk zijn ook in de organisatori- waren er incidentele oppervlaktekarteringen, veelal door ama- sche setting van het onderzoek, het aantal partijen dat het teurs, in de jaren daarvoor, maar in de afgelopen 10 jaar hebben onderzoek uitvoert en de toegepaste methoden en technieken met name het verkennende booronderzoek, het geofysisch aanzienlijke verschuivingen opgetreden. Het is begrijpelijk dat onderzoek en de analyse van luchtfoto’s en het Actuele met het plaatsmaken van de overzichtelijke, kleinschalige, Hoogtebestand Nederland (AHN) voor archeologische doelein- rijksgestuurde archeologiebeoefening uit de jaren ’70 en ’80 van den een grote vlucht genomen. En ook onder water kwamen de de vorige eeuw in ruil voor het “experiment” van de Malta- eerste survey’s met sidescan sonar op gang, zoals bij de ver- archeologie in zijn vele verschijningsvormen, meer dan ooit de breding van de vaargeul in de Westerschelde. behoefte aan een actueel overzicht van de resultaten en vorde- Getracht is enig inzicht te verkrijgen in het succes - in de zin van ringen bestaat. Zo ook bij de Provincie Zeeland, die in deze 10 oplossend vermogen - van de ingezette methoden. Dit is maar jaar in hoge mate de regie over de Zeeuwse archeologiebeoefe- zeer ten dele gelukt. Betrouwbare uitkomsten kunnen alleen ning heeft gevoerd, maar in de komende jaren samen met de maar verkregen worden via een zeer gedetailleerde analyse van gemeenten naar een nieuwe taakverdeling wil toewerken. Als alle uitgevoerde vooronderzoeken. Er zijn in de huidige setting het daarbij straks gaat om het stellen van prioriteiten op onder- factoren die enerzijds leiden tot de keuze van een bepaalde zoeksgebied is het van belang eerst vast te stellen wat we methode, en anderzijds de uitkomst beïnvloeden. Ook ontbreekt inmiddels over de Zeeuwse archeologie te weten zijn gekomen een voldoende volume aan controlegegevens, in de zin van uit- en waar we essentiële informatie ontberen. gevoerde opgravingen, begeleidingen of andere waarnemingen Centraal in deze rapportage stond daarom de vraag wat er in de volgend op het uitgevoerde vooronderzoek. afgelopen 10 jaar (1997-2006) aan winst op het gebied van ken- Een aantal observaties geeft aanleiding tot het plaatsen van nis en informatie over het Zeeuwse bodemarchief is geboekt. kanttekeningen bij het toepassen van booronderzoek als stan- Geprobeerd is dit zowel in kwantitatieve als kwalitatieve zin uit daard opsporingsmethode op kleinschalige locaties, bijvoor- te drukken. beeld in het veenkleigebied of stads- en dorpskernen. De juiste interpretatie van een relatief klein aantal boringen vergt in dat Zoals gezegd is er nog nooit zoveel archeologisch onderzoek soort situaties een goede lokale geologische en archeologische uitgevoerd in Zeeland als in de afgelopen tien jaren. Dat alleen kennis. Het historisch onderzoek dat aan zo’n booronderzoek al is een belangrijk winstpunt, want onze kennis over waar we vooraf dient te gaan, heeft in (te) veel gevallen onvoldoende in de Zeeuwse bodem archeologie kunnen tegenkomen was, en diepgang. Een diepgaande methodische evaluatie van het is nog steeds, beperkt. Het grotere volume aan onderzoek, ook Zeeuwse verkennende onderzoek zou in de komende tijd prio- wanneer dit op zich zelf geen nieuwe vindplaatsen aan het licht riteit dienen te krijgen en mogelijk leiden tot het aanpassen en brengt, stelt ons uiteindelijk in staat de archeologische ver- specificeren van de onderzoekseisen. wachting voor de verschillende landschappelijke eenheden in Zeeland aan te scherpen en zo in de toekomst met meer zeker- Een andere vorm van kenniswinst is de groei van de bekende heid keuzes te maken. De verwachting is dat dan het aantal “voorraad” archeologie. Dankzij het uitgevoerde opsporingsbe- onderzoeken weer gaat afnemen. Dit punt is echter nog niet leid is het aantal bekende archeologische waarnemingen en bereikt, want geconstateerd is dat het aantal archeologische vindplaatsen in Zeeland in afgelopen tien jaar fors toegenomen. waarnemingen en onderzoeken in de meeste Zeeuwse regio’s Ondanks dat het onderzoek dat leidde tot deze nieuwe ontdek- (en voor de meeste archeologische perioden) ondanks de kingen op de eerste plaats was ingegeven door voorgenomen geconstateerde groei nog zo gering is, dat de datasets voor ontwikkelingen die een bedreiging vormden voor de archeologie

75 kon een relatief groot aantal van de nieuw ontdekte vindplaat- • het grafritueel vanaf de prehistorie tot ca. 1000 na Chr.; sen geheel of gedeeltelijk worden ingepast en behouden. • de bewoning in de Vroege Middeleeuwen (voor 800 na Chr.); Bovendien heeft ook het streven naar behoud voor de beken- • de aanwezigheid van Vikingen; de archeologische vindplaatsen het nodige succes gehad. Voor • archeologische informatie over de bedijkingen en andere bepaalde vindplaatscategorieën als de verdronken dorpen, de waterstaatkundige werken; vliedbergen en de verdedigingslinies in Zeeuws-Vlaanderen • de vroegste ruimtelijke ontwikkeling van middeleeuwse heeft de beleidsmatige aandacht ook zeker meer informatie dorpen en de eerste steden. en kennis op termijn opgeleverd. Bovendien is gewezen op de achterstanden die nog steeds bestaan op het gebied van de uitwerking van uitgevoerd onder- De belangrijkste pure archeologisch-inhoudelijke kenniswinst zoek voor 1997. Hieronder bevinden zich een aantal sleutel- in de afgelopen tien jaren spitst zich toe op drie thema’s bin- vindplaatsen (Romeins Aardenburg) die ook van landelijke nen het archeologisch onderzoek: betekenis zijn. 1. syntheses en overzichtswerken; 2. nieuw ontdekte (groepen van) vindplaatsen; 9.2 Aanbevelingen 3. datasets en materiaalcategorieën. Gezien het doel van de herziene Monumentenwet/Wet op de Ad 1. Goede samenvattingen van de stand van kennis zijn ver- Archeologische Monumentenzorg is het de verwachting dat de schenen, of staan op het punt van verschijnen, over Zeeuwse gemeenten in de komende jaren een actievere rol vliedbergen, ringwalburgen, verdronken dorpen en zullen gaan spelen op het gebied van de lokale archeologische Romeinse bewoning in de Zeeuwse delta. monumentenzorg. Lokaal beleid en beleidsmatige inventari- Ad 2. Wat betreft de variatie aan archeologische vindplaatsen saties in de vorm van gemeentelijke verwachtingskaarten zijn is vooral veel meer bekend geworden over de archeolo- volop in ontwikkeling. Daarnaast zal het rijk zich blijven rich- gische potentie voor de prehistorie van het begraven ten op de bescherming van het bestand van wettelijk dekzandlandschap van Zeeuws-Vlaanderen, over het beschermde archeologische monumenten in Zeeland en nederzettingspatroon in de IJzertijd en de Romeinse tijd daarnaast een aantal andere beleidsprioriteiten uitvoeren. Wat in het veen-kleigebied van Walcheren en Zuid-Beveland is binnen de verschuivende verhoudingen en toenemende en de kolonisatie van hetzelfde gebied op de overgang decentralisatie en dreigende verdere versnippering van het van de vroege naar de volle Middeleeuwen. Daarnaast archeologische onderzoek de toegevoegde waarde van de pro- zijn voor het eerst op wat grotere schaal woonblokken in vinciale aandacht voor de archeologie? de middeleeuwse steden in kaart gebracht en uitge- Uit deze rapportage kan een aantal zaken gedestilleerd wor- werkt. den waar juist de provincie een stimulerende, faciliterende en Ad 3. Dateringsreeksen op basis van dendrochronologie en 14C soms zelfs coördinerende rol zou moeten vervullen. De hebben de Zeeuwse chronologie voor de landschapsont- nadruk dient daarbij steeds te liggen op het creëren van een wikkeling, maar met name ook voor de IJzertijd, de zo optimaal mogelijke verhouding tussen investering en resul- Romeinse tijd en de Vroege Middeleeuwen aanzienlijk taat als het gaat om uitvoerend archeologisch onderzoek en verfijnd. Door combinatie van historisch en specialis- het zoveel mogelijk tegengaan van het uiteenvallen van het tisch archeologisch onderzoek kan de kennis van de onderzoek naar louter locatiegebonden vraagstellingen. zout- en turfwinning aanzienlijk worden verdiept. Concreet betekent dit het waar mogelijk stimuleren van ver- Hetzelfde geldt voor bepaalde categorieën aardewerk en dere methodisch-technische ontwikkeling van het glas, het zaden- en vruchtenonderzoek, dierlijk bot en (voor)onderzoek en het versterken van de samenhang en natuurlijk de altaarstenen van Nehalennia. samenwerking op het gebied van onderzoek binnen de bestaande archeologische infrastructuur. Een kritische kanttekening die bij de kenniswinst geplaatst moet worden is dat het aantal synthetiserende studies en Naast de in hoofdstuk 8 geformuleerde bovenlokale aan- overzichtsartikelen in de periode 1997-2006 nauwelijks is toe- dachtspunten voor toekomstig onderzoek, waaruit de uitein- genomen. Het grote volume aan nieuwe rapporten en publica- delijke POAZ dient te worden samengesteld, dient daarbij ties betreft vooral verslagen van locatiegericht archeologisch eigenlijk ook inzet gepleegd te worden op: onderzoek. Dit is overigens een landelijk probleem, waar recentelijk nog door de Koninklijke Nederlandse Academie Algemeen van Wetenschappen in een onderzoeksrapport op is gewe- • Het vertalen van de toekomstige POAZ richting gemeenten, zen.196 waterschappen en terreinbeherende organisaties, waarbij de nadruk wordt gelegd op het creëren van kansen in plaats Ondanks de toegenomen kennis op heel wat vlakken bestaan van het opwerpen van belemmeringen. Zorg ervoor dat het er echter nog steeds flinke lacunes op verschillende gebieden. bodemarchief ook wordt gezien in perspectief van de eco- Vaak terugkerende thema’s op dat gebied in deze rapportage nomische mogelijkheden die duurzame cultuurhistorische zijn: en landschappelijke waarden bieden. Met andere woorden: • goed onderzochte nederzettingsterreinen uit alle prehisto- de culturele potentie van erfgoed als bron van inspiratie en rische perioden (van Paleolithicum t/m IJzertijd); informatie bij ontwikkelingsgerichte plannen, het profileren • de aard van de bijzondere vestigingsvormen (militiair, reli- van de eigen identiteit van regio’s en de economische gieus, economisch) in de Romeinse tijd; potentie als het gaat om (inter)nationaal cultuurtoerisme.

76 • De wateropgave is de grootste ruimtelijke opgave voor de Archeologisch-faciliterend komende decennia. Archeologische zorg dient daarin inte- • Provinciale ondersteuning bij het opzetten van een provin- graal te worden meegenomen. ciaal databestand van 14C- of dendro-dateringen en materi- • Hetzelfde geldt voor de (vaak grootschalige) bodemingre- aal referentiecollecties, en het stimuleren van specialis- pen die gepaard gaan met natuurontwikkeling (inclusief tisch onderzoek bij opgravingsprojecten. aanleg van milieuvriendelijke oevers). • Beleid ontwikkelen gericht op het bevorderen van de Specifiek adviserend richting gemeenten samenwerking en kennisuitwisseling tussen bedrijven en • Stimuleren van opname van archeologische terreinen op instellingen die in Zeeland actief zijn en op de integratie van gemeentelijke monumentenlijst; Denk daarbij ook aan een onderzoeksdisciplines (archeologie, geschiedenis, histori- eventuele voorbeeldfunctie via een provinciale archeologi- sche geografie, architectuurgeschiedenis/bouwhistorie). sche monumentenlijst of kerngebieden. Concreet kan dit bijvoorbeeld al via de juiste formuleringen in de eigen onderzoeksopdrachten en het bundelen en eva- • Stimuleren dat ondergrond van gemeentelijke (gebouwde) lueren van de resultaten van actueel onderzoek binnen monumenten automatisch archeologische bescherming krijgt. bestaande thema’s. Daarnaast is de ondersteuning van synthetiserende onderzoeksprojecten van groot belang, • Het (laten) indalen van de POAZ in gemeentelijke, maar bij zoals de voorgenomen publicatie van de geschiedenis van voorkeur regionale onderzoeksagenda’s. De nadruk zou Zeeland in 2014. daarbij moeten liggen op het afstemmen van onderzoeks- vragen en de resultaten van onderzoek binnen samenhan- • Actief beleid ontwikkelen om de perspectiefvolle Zeeuwse gende landschappelijke eenheden (Zeeuws-Vlaanderen, de onderzoeksthema’s ook onder de aandacht van (buiten- Bevelanden) of groepen van historische steden met een landse) universiteiten en andere onderzoekinstellingen te vergelijkbare historische ontwikkeling. brengen (b.v. via website SCEZ of Nieuwsbrief, aanreiken van scriptie-onderwerpen, stages). Ook kan gedacht wor- • Het (laten) uitdiepen van de thematische vraagstellingen den aan het gericht laten uitvoeren van onderzoek, bijvoor- van bovenlokaal belang en het op basis daarvan opstellen beeld waar het gaat om de publicatie van essentieel oud van provinciale handreikingen met wenselijke praktische onderzoek of het nagaan van het rendement van specifieke onderzoekshandelingen in het kader van IVO’s, die uit kun- onderzoeksmethodieken. nen stijgen boven de puur locatiegerichte onderzoeksop- dracht en die daardoor aan inhoudelijke kwaliteit kunnen • Aandacht voor archeologische potentie van diepe ontslui- winnen. tingen (met name bij grote infrastructurele projecten) ten behoeve van het bijstellen van archeologische verwach- • Er op wijzen dat binnen bebouwde kom (in dorpen, maar tingsmodellen.197 vooral ook in steden) ook kleine archeologische waarne- mingen van belang kunnen zijn (dit i.v.m. de algemene vrij- • Formuleren van aanvullende richtlijnen wanneer er per stellingsgrens van 100 m2 in artikel 41a van de herziene complextype in een bepaalde archeologische periode meer Monumentenwet, met de mogelijkheid voor gemeenten om kenniswinst verwacht mag worden door het inzetten van van deze algemene vrijstelling af te wijken). alternatieve onderzoekstechnieken.

77 Noten

1 N.B.: de voorspellende werking van de IKAW reikt slechts (land en water) bedraagt het percentage water bijna 20%. tot 1.20 m onder maaiveld. 20 Achter de uniforme ‘waarnemingsstippen’ op de kaarten in 2 De Baere & Mientjes 2006. dit hoofdstuk kan in werkelijkheid dus ongelijksoortige 3 Ook wel aangeduid als het Verdrag van Valetta of Valletta archeologische informatie schuilgaan. (de hoofdstad van Malta). 21 Voor gegevens van het Centraal Bureau voor Statistiek, zie 4 In het kader hiervan wordt gewezen op de publicatie www.cbs.nl Handreiking Gemeentelijke Archeologische Monumenten- 22 In de NOaA is Nederland onderverdeeld in ‘hoog’ en ‘laag’ zorg, in opdracht van de VNG, die aan alle Nederlandse Nederland, waarbij de provincie Zeeland (samen met gemeenten zal worden verstuurd (Hessing, Kaptein & Noord- en Zuid-Holland) uiteraard tot de laatste wordt Alkemade, in druk). gerekend. Deze hoog/laag-onderverdeling komt tot uiting 5 Zoetbrood et al. 2006. in de hoofdstukindeling van de NOaA, waar de archeologie 6 N.B. de kaarten in dit rapport zijn gebaseerd op IKAW ver- van Zeeland niet zelfstandig wordt behandeld, maar als sie 2, aangezien versie 3 pas laat in het onderzoeksproces deel van de landschaps- en bewoningsgeschiedenis van werd geïntroduceerd. een groter gebied (holoceen West-Nederland). 7 Vos & Van Heeringen 1997. 23 Vervloet & Thoen 2005; Lehouck 2005; Vanslembrouck 8 Archeoregio: “gebieden waarbinnen zowel sprake is van 2005. een globaal verband tussen landschap en bewoningsge- 24 Zie ook de opmerkingen over statistische vertekening schiedenis als tussen landschapsvormende processen en (hoofdstuk 2). het ontstaan van archeologische vindplaatsen en het 25 Een belangrijk deel van de waarnemingen uit Zeeuws- bodemarchief in het algemeen” (Lauwerier & Lotte 2002, Vlaanderen komt voort uit luchtfotografisch onderzoek (uit- 18). Voor de karakterisering van archeoregio 14, zie gevoerd door de Universiteit Gent) waarmee veel archeolo- Lauwerier & Lotte 2002, 64-65. gische sporen en structuren werden ontdekt. 9 Overigens strekt archeoregio 14 zich ook uit buiten de pro- 26 Oudland: gebieden waar het Laat-Romeinse en middel- vincie Zeeland: het omvat ook de Zuidhollandse eilanden eeuwse klei- en klei-op-veenlandschap van voor de eerste (incl. Rotterdam en Dordrecht) en het uiterste westen van bedijkingen (ca. 1200) nog aan het oppervlak ligt. de provincie Noord-Brabant. Nieuwland: gebieden waar geen Oudland aanwezig is 10 PvA Uit de klei getrokken, p. 6. geweest, ofwel waar het Oudland (in meer of minder geë- 11 De database werd ontworpen en gebouwd door drs. ing. C. rodeerde vorm) is afgedekt door een dikke kleilaag uit de Sueur en drs. R. Schrijvers (Vestigia). Invoer van data: C. Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd. Verschoor BA, en drs. E. Louwe (Vestigia), onder supervisie 27 Wat eveneens van invloed kan zijn op het verspreidings- van drs. W. Hessing en drs. M. Alkemade. beeld is dat deze gebieden gemiddeld waarschijnlijk wat 12 Dat de bibliotheek van de SCEZ niet beschikt over alle lager gelegen waren. Zeeuwse rapporten bleek tijdens het invoerwerk in de data- 28 Met dank aan R.M. van Dierendonck. base. Het duidt erop dat de verplichte aanlevering van rap- 29 Vos & Van Heeringen 1997a. porten niet door alle partijen wordt opgevolgd. Dit is een 30 Voor de volledige lijst van gepubliceerde basisrapporten, zie belangrijk aandachtspunt (zie ook par. 5.2). bijlage 10. 13 Hieronder bevinden zich twee rapporten uit de periode voor 31 De geringe belangstelling en betrokkenheid van universi- 1996 en elf rapporten uit de periode 1997-2006 waarvan het taire vakgroepen voor het Zeeuwse bodemarchief is waar- jaartal niet vaststaat. schijnlijk niet los te zien van de perifere ligging van de pro- 14 Brandt et al. 1992. vincie en het gemis van een eigen universiteit met archeo- 15 Bron: www.racm.nl logie-opleiding. 16 http://archis2.archis.nl/archisii/html/index.html 32 Digitaal raadpleegbaar op DVD, uitgegeven als bijlage bij de 17 Zeeland beslaat ongeveer 7% van de totale oppervlakte Berichten van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig (land+ water) van Nederland (in landoppervlak ca 5%). Bodemonderzoek 46. 18 Peildatum 28 januari 2008: 73750 waarnemingen in Archis. 33 Incl. Westerheem afl. 5, oktober 2006 (themanummer 50 19 Ter vergelijking: voor het totale oppervlak van Nederland jaar AWN-afdeling Zeeland).

78 34 Kuipers & Swiers 2005. 73 Zie bijv. Hessing, Sueur & Vos 2005. 35 Van Es 1986. 74 Jongepier 2002. 36 Zie voor een recent overzicht Van Heeringen et al. 2007. 75 Ter Wal 2007. 37 Trimpe Burger 1977; Verhart 1992. 76 Crombé 2005; Crombé (red.) 2005. 38 Van Dierendonck & Swinkels 1983; Trimpe Burger 1997. 77 Jongepier 2002a. 39 O.a. Trimpe Burger 1973. 78 Oude Rengerink 1999. 40 Deae Nehalenniae. Gids bij de tentoonstelling Nehalennia 79 Ras & Van Wilgen 2002. de Zeeuwse godin, Zeeland in de Romeinse tijd, Romeinse 80 Van Dierendonck et al. 2002a; 2002b. monumenten uit de Oosterschelde, Middelburg. Definitieve 81 Van Rijn 2003. publicatie van de altaren, zie: Stuart & Bogaers 2001. 82 De Kraker, Kerckhaert & Kattenberg 2006. 41 Voor het eerst over de jaren 1957-1959 (Helinium 1, 1961) en 83 Crombé, De Clercq, Meganck & Bourgeois 2005. voor het laatst over 1978-1980 (Helinium 24, 1984). 84 Jongepier 2002b. 42 Trimpe Burger 1972. 85 Voor de Oost-Vlaamse vondsten, zie o.a. St-Gillis-Waas 43 Aflevering 27, zomer 1977, over het jaar 1975. (Bourgeois 1991), en Maldegem-Katsweg (De Clercq et al. 44 Van Heeringen 1988. 2008). 45 Van Heeringen, Henderikx & Mars 1995. 86 Van Dasselaar et al. 2007; Schute 1998; Schute 2000; 46 Van Heeringen et al. 2007. Goossens & Meijlink 2003; Ras 2002; Jongepier 2003; 47 Van Heeringen et al. 1987; update aantallen: Van Heeringen Jongepier 2006. & Ruchhöft 2000; Goldschmitz-Wielinga et al. 1995. 87 De Clercq & Van Dierendonck 2008. 48 Kaartblad Tholen 49W, niet uitgegeven. 88 Sier 2003. 49 Vos & Van Heeringen 1997. 89 Van Neer & Lentacker 2003; Van Neer, Wouters, Ervynck & 50 Vreenegoor & Kuipers 1996. Maes 2005. 51 Dijkstra et al. 1997. 90 De Visser 2001. 52 Na 1997 zijn er in de Jaarverslagen van de ROB geen 91 W. De Clercq, Universiteit Gent. opgravings- en onderzoeksverslagen meer opgenomen. 92 Van Eert 2003. 53 Jongepier 1995; Trimpe Burger 1997. 93 Stuart & Bogaers 2001. 54 Deze beleidswijziging speelde ook in alle andere provincies. 94 Van den Akker et al. 2008. 55 Van Dierendonck & Kocken 2000. 95 Van Heeringen 1995; Pol 1995; Henderikx 1995. 56 Hendrikse 2003. 96 Hillewaert & Hollevoet 2006. 57 Onder redactie van de op dat moment in provinciale 97 Goossens & Meijlink 2003; Nijdam 2005. dienst aangestelde provinciaal archeoloog drs R.M. van 98 Van Rooijen et al. 2006; Ufkes 2006. Dierendonck. 99 Zie ook Van Kempen & Hom 2005. 58 Van Strydonck & De Mulder 2000. 100 Meijlink 2002. 59 Caluwé et al. 2003. 101 Van Doesburg et al. 2006. 60 Kuipers (red.) 2004. 102 Depuydt & De Koning 2006; Van Dasselaar & Olthof 2003. 61 De SCEZ heeft een opgravingsvergunning, mede ten behoeve 103 Van Heeringen 1989. van de provincie. 104 Van Heeringen 1994. 62 Van Dierendonck & Jongepier 2001; Van Dierendonck 2004; 105 Koopmanschap in voorb. Van Dierendonck 2005; Kuipers & Van Dierendonck 2001; 106 Hendrikse & Goldschmitz-Wielinga 1998; Kuipers 1998a en b. Kuipers 2004; Special 12 bij: Zeeuws Erfgoed. Nieuwsbrief 107 Van den Broeke 1978; Kuipers 1998c; Janssen, Kylstra- van de SCEZ: Verdronken dorpen (december 2005) Wielinga & Olde Meierink 1996. 63 Zeeland en Belvedere, Special 7 (juni 2004), in: Zeeuws 108 Oele 1996 (kasteel van Valkenisse); Lauwerier & Laarman Erfgoed. 1996 (beerput kasteel van Valkenisse). 64 Vervloet & Thoen 2005; Lehouck 2005; Vanslembrouck 2005. 109 Van Kempen & Hom 2005; De Koning & Kerckhaert 2003; 65 Van den Akker et al. 2008. Van Kempen 2001; Van Kempen 2003. 66 N.B.: in deze paragraaf worden ook publicaties van na 2006 110 Stockman en Everaers 2001. besproken en die strikt genomen dus buiten de analyse- 111 H+N+S 2003. periode 1997-2006 vallen. Deze zijn echter omwille van de 112 Interreg IIIA projecten “Van Maurits tot Napoleon” en volledigheid meegenomen, ook gezien het feit dat zij groten- “Staats-Spaanse linies” deels de neerslag vormen van onderzoek dat binnen de 113 Van Hinte 1963/64; Van Hinte 1974; Halbertsma 1984; analyseperiode werd verricht. Vreenegoor 1995 en 1996; Van Dierendonck 2005. 67 De Kraker & Borger 2007a. 114 Kuipers et al. 2000; Van Dierendonck et al. 2000; Kuipers 68 De Kraker, Kerckhaert & Kattenberg 2006. (red.) 2004. 69 Zie Van Dierendonck 2007. 115 Schiferli 2003. 70 Sier 2003; Verbruggen 2002. 116 Dijkstra et al. 1998; Vreenegoor 2000. 71 Zie Lehouck et al. 2005; Tijdschrift voor Waterstaats - 117 Tichelman 2001; 2004; Spitzers 2005; Schoneveld 2006; geschiedenis 14/2: Themanummer Mens, Water en Simpson et al. 2008. Landschap 2005; Lehouck et al. 2007; Vanslembrouck 2005; 118 Dekker 2006. Vanlemsbrouck et al. 2005. 119 Zie bijv. Trimpe Burger 1962/63; idem 1964; idem 1967; 72 Jongepier 2002; Stapert 1981. Van Heeringen et al. 1992; Van Heeringen 1990a en 1992b.

79 120 De Koning 2007. laag tot zeer laag is. Na de gemeentelijke herindeling van 121 Verstening: het proces waarbij bouwwerken uit natuurlijke 2003 heeft deze gemeente er echter het dekzandgebied bij materialen (m.n. hout) plaatsmaken voor (geheel of gekregen en dus ook een hogere verwachtingswaarde (aan- gedeeltelijk) stenen bouwwerken, waarbij de topografie van leiding tot het verrichten van archeologisch vooronderzoek). de stedelijke nederzetting steeds verder ‘vast’ komt te 160 Voor de amateurarcheologie is dat te verklaren uit de intro- liggen en open ruimten worden ingevuld. ductie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, die 122 Dijkstra et al. 2006. eisen en voorwaarden stelt aan de uitvoering van archeolo- 123 Ostkamp 2006 en Hendrikse 2006. gisch onderzoek. Zelfstandig onderzoek door amateurar- 124 Feitelijk geen stadskernonderzoek, maar stadsuitbreiding cheologen is slechts in een beperkt aantal, nauw omschre- in voormalig buitengebied. Eerste twee rapporten: Schute ven situaties mogelijk (na toestemming van de RACM). In & Jansen 2000; Ras 2002. Zeeland doen amateurarcheologen meestal onderzoek 125 Kocken et al. 1997; Van Dierendonck et al. 1999. onder auspiciën van en in samenwerking met de SCEZ. 126 Schoneveld 2003. 161 Provinciaal archeologiebeleid: Nota GS inzake relatie 127 Tichelman 2001. archeologie en ruimtelijke ordening (mei 2001) en 128 Van der Weerden & Brouwer 2004; De Koning & Depuydt Handleiding Programma’s van Eisen Zeeland (2004). 2005. 162 Van Jole-de Visser 2006. 129 Kuipers & Jongepier 1998; Van Dierendonck 1999. 163 Van den Akker et al. 2008; Vos 2008. 130 Van Dierendonck et al. 2000. 164 Dit punt komt ook aan de orde in het interview met 131 Van Dierendonck et al. 1999. drs. J. van Doesburg (RACM). 132 Krist & De Roller 2003. 165 Ongepubliceerde gegegevens van P. Vos als actualisering 133 Van Dasselaar 2005. van de kaartbeelden van Vos & Van Heeringen 1997. 134 Kuipers & Van Dierendonck 2001. 166 Schiferli 2003b. 135 Voor de bespreking van de resultaten wordt o.a. verwezen 167 Schamp & Müller 2006. naar: Kuipers (red.) 2004; Van Dierendonck 2004; Rottier 168 De Kraker et al. 2006. 2006. 169 Schiferli 2003a; Van Kempen & Hom 2005; Kattenberg 136 Vreenegoor & Kuipers 1996. 2007; Kattenberg 2008. 137 Zie hiervoor o.a. Hillewaert 1994. 170 Bijvoorbeeld het Groenlandse duin: De Boer & Schute 138 Ostkamp 2006, in Dijkstra, Ostkamp & Williams 2006. 2007. 139 Zie ook het verslag van het interview met dhr. Ostkamp 171 In het kader van de ontwikkeling van (landelijke) (bijlage 4). KNA-Leidraden voor archeologisch (voor)onderzoek 140 Van Jole 2007; Kruidhof 2006. (www.sikb.nl) verricht de provincie thans een evaluatie van 141 De Kraker 2007b; De Kraker & Borger 2007b. procedures, methoden en technieken van booronderzoek in 142 Van Dierendonck 2000; Zeiler 2000. Zeeland, met als doel de formulering van een leidraad 143 Kuipers et al. 1998; Van Dierendonck 1999. booronderzoek die specifiek is toegesneden op de Zeeuwse 144 Nooijen 2006. landschappelijke en archeologische situatie. 145 Trimpe Burger 1962/63; Hendrikse & Goldschmitz 1996. 172 Ras 2004. 146 Joosten 2006. 173 Bron: Zoetbrood e.a.2006. 147 Van Heeringen 1990. 174 Historische stads- en dorpskernen zijn nederzettingen die 148 Verschillende bijdragen in Kuipers (red.) 2004; zie ook vorige voor 1300 worden vermeld in historische bronnen. paragraaf. Uitzondering vormen de jongere, planmatig aangelegde dor- 149 Caluwé et al 2003; Hendrikse 2003. pen. Voor de begrenzing van stads- en dorpskernen op de 150 Jongepier 2000. AMK is uitgegaan van de grenzen zoals aangegeven op de 151 Casu(w)ele, Zeeuws Erfgoed dec. 2006, 4. oudste kadastrale minuten uit het begin van de 19de eeuw. 152 O.a. Henderikx 1996, 2001; 2002; De Kraker 1997; Van 175 Eindrapport met beschrijving van methoden en resultaten: Cruyningen 2002; Dekker 2002; Kluiving 2006; Beekman zie Van Jole-de Visser 2006. 2007. 176 Zie tabel (gerangschikt per gemeente) in Van Jole-de 153 Van Dierendonck in voorb./2008; De Clercq & Van Visser 2006, p. 11. Dierendonck 2008. 177 De afgevoerde terreinen werden teruggebracht tot vondst- 154 Stuart & Bogaers 2001. melding in Archis. 155 O.a. Crombé 2005. 178 Peildatum april 2008. 156 Op de vraag of deze trend zich ook na 2006 doorzet is nog 179 Lauwerier & Lotte 2002. geen sluitend antwoord te geven, aangezien de gegevens 180 Dit hangt samen met de definitie van de grenzen op basis voor onderzoeken uit 2007 nog niet volledig beschikbaar zijn. van de 19de eeuwse situatie (zie noot 174). 157 Bron: onderzoeksmeldingen in Archis, zie Hessing, Sueur 181 Lauwerier & Lotte 2002. & Vos 2005. 182 Zie hierover ook: Van den Hazelkamp 2008. 158 Zie par. 3.2. 183 Zoetbrood et al. 2006, 62-63. 159 De positie van de gemeente Terneuzen, die een groot opper- 184 N.B.: de in afb. 37b gepresenteerde aantallen kunnen vlak beslaat en ook tot de verstedelijkte gemeenten kan alleen worden gebruikt als indicatie van een tendens en worden gerekend, wijkt af van dit algemene patroon. niet als ‘harde’ cijfers. De aantallen zijn namelijk in absolu- Belangrijk is dat de verwachting in het stedelijke gebied hier te zin niet juist, omdat het vaak lastig is om op basis van de

80 tegenwoordige definities een onderscheid te maken tussen 189 De Kraker 1997; Dekker 2002; De Klerk 2003; Beekman opgraving, begeleiding of verkenning. 2007. 185 Voor de klei-op-veen-gebieden is voor de Zeeuwse situatie, 190 Zie het themanummer van het Tijdschrift voor Waterstaats- i.s.m. de Walcherse Archeologische Dienst, inmiddels een geschiedenis 14 (2005). aanpassing van de Leidraad SIKB opgesteld. Nieuwe richt- 191 Bijvoorbeeld in Hulst: De Koning & Depuydt 2006. lijnen voor bureauonderzoek en inventariserend veldonder- 192 Oldenmenger & Willems 2006. zoek met boringen worden ontwikkeld en zullen naar ver- 193 Van Kempen & Schute 2001; Demey, Goossens, Kocken & wachting provinciebreed vastgesteld worden. Meijlink 2006. 186 De in dit hoofdstuk behandelde onderzoeksvragen komen 194 Onder andere: Van Mousch 2005. voor een deel overeen met de NOaA-hoofdstukken 195 Voor het thema eilandenrijk, zie het interview met Paleogeografie en landschapsgenese, De Middeleeuwen dr. H. Sarfatij (bijlage 4). en de vroeg moderne tijd in West-Nederland, De stad in 196 Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, de Middeleeuwen en vroegmoderne tijd en de late prehis- Verkenningscommissie Archeologie 2007: De toren van torie van West-Nederland. Pisa rechtgezet. Over de toekomst van de Nederlandse 187 Spitzers 2005. archeologie, Amsterdam. 188 Van Rooijen et al. 2006; Behoud in situ, Amersfoort (RACM- 197 De voorspellende werking van de IKAW reikt tot 1.20 m –mv. download www.racm.nl; Brochure Wet- en regelgeving 5). 198 Bosman & Van Roode 2007.

81 Deel van een houten beschoeiing met palen, planken en vlechtwerk in een gracht (ca.1200-1325) van de opgraving aan de Korte Nobelstraat te Zierikzee. (Foto: ArcheoMedia B.V., Capelle aan den IJssel)

Deel van een met plaggen beklede trechtervormige kuil uit de Late Middeleeuwen van de opgraving aan de Bierkaaistraat te Hulst. Dergelijke kuilen hebben vermoedelijk verband met de productie van zout. (Foto: ArcheoMedia B.V., Capelle aan den IJssel)

82 Archeologie naar deltahoogte

Literatuur

Akker, J. van den / M. Manders / W. van der Wens / A. Zandstra, Broeke, P.W. van den, 2007: Zoutwinning langs de Noordzee: de 2008: Bundel Maritieme Vindplaatsen 1, Amersfoort. pre-middeleeuwse sporen, In: A.M.J. de Kraker / G.J. Borger (red.), Veen-Vis-Zout. Landschappelijke dynamiek in de zuidweste- Baere, W. de / A. Mientjes 2006: Limburgse Archeologiebalans: lijke delta van de lage landen, Amsterdam (Geoarchae o logical and een analyse van 10 jaar archeologische monumentenzorg in Bioarchaeological Studies, 8), 65-80. Limburg, Amsterdam (RAAP-rapport 1286). Caluwé, D. / N. Cleeren / W. De Clercq / G. Gevaert / H. Baeteman, C., 2007: De laat holocene evolutie van de Belgische Hendrikse / B. Hillewaert / G. Jansseune / J. Kottman / S. kustvlakte: sedimentatieprocessen versus zeespiegelschom- Mortier / M. Pieters / O. Schalm / J. Vandevelde / R. van melingen en Duinkerketransgressies, in: De Kraker & Borger Dierendonck / H. Wouters / I. Zeebroek 2003: Glas van vissers, 2007, 1-18. kooplui, monniken en heren, Brugge.

Bartels, M., 1995: Een Spaanse zon in Zeeland. Bijzondere Clercq, W. De, 2003: L’habitat gallo-romain en Flandre-Orientale Spaanse ceramiek uit een Middelburgse beerput van omstreeks (Belgique). Essai de caractérisation après 10 années de fouilles 1500, Vormen uit vuur 154-1, 14-22. dans la civitas Ménapiorum et Nerviorum (1990-2001), Revue du Nord – Archéologie de la Picardie et du Nord de la France. T85, Beekman, F., 2007: De Kop van Schouwen onder het zand. Duizend n°353, 161-179. jaar duinvorming en duingebruik op een Zeeuws eiland, Utrecht (dissertatie). Clercq, W. De / E. Taayke 2004: Handgemachte Keramik der spä- ten Kaiserzeit und des Frühen Mittelalters in Flandern (Belgien). Besuijen, G.P.A., 2006: Romeins Aardenburg. Een overzicht van de Das Beispiel der Funde Friesischer Keramik in Zele (O- bewoningsgeschiedenis en de archeologie, Leiden (bachelorscriptie Flandern), in: M. Lodewijckx (ed.), Bruc Ealles Well. Archaeo lo gi - klassieke/ historische archeologie, Faculteit der Archeologie cal Essays concerning the peoples of North-Western Europe in the Universiteit Leiden First Millenium AD, Leuven (Acta Archaeologicae Lovaniensia Monographiae 14), 57-72. Bloemink, W. / R. Glaudemans, 1998: Sluis. Bouwhistorisch onderzoek naar de muurresten van een middeleeuws stadsdeel; Clercq, W. De / P. Degryse 2008: Mineralogical characterization Opraving hoek Hoogstraat-Lange Wolstraat, Den Bosch. and first identification of the Low Lands Ware 1. An important Roman ceramic industry in the lower Rhine-Meuse-Scheldt Boer, G. de, 2005: Het fysisch-geografisch onderzoek en de ont- basin (ca. 60-300AD), The , Belgium, Germany, staansgeschiedenis van westelijk Zeeuws-Vlaanderen: een sta- Journal of Archaeological Science, 35, 448-458. tus quaestionis, Tijdschrift voor Waterstaatsgeschiedenis [thema- nummer: Mens, water en landschap, De Sint-Elisabethsvloed van Clercq, W. De / R.M. van Dierendonck, 2008: Extrema Galliarum. 1404] 14(12-2005) 2, 48-58. Zeeland en Noordwest-Vlaanderen in het Imperium Romanum, Zeeuws Tijdschift 58/3-4, 5-34. Boer, G. de / I. Schute 2007: Het Groenlandse duin, Archeobrief 11/3, 2-4. Clercq, W. De/ B. Cherreté / Ph. Crombé/ P. Pype/ B. Stichelbaut 2008: Twee gebouwen uit de late ijzertijd te Maldegem-Katsweg Bosman, A.V.A.J. / S.M. van Roode 2007: Selectiebeleid gemeen- (provincie Oost-Vlaanderen, België), Lunula Archaeologia te Schouwen-Duiveland, Woerden (Past2Present-ArcheoLogic Protohistorica 16, 117-124. project 303). Crombé, Ph., 2005a: Steentijdonderzoek in het tracé van het Bourgeois, J., 1991: Nederzettingen uit de late bronstijd en vroe- Deurganckdok (2000-2003), VOBOV-info 61 (themanummer ge ijzertijd in westelijk België: Sint-Denijs-Westrem en Sint- Steentijdonderzoek in het Waasland), 29-40. Gillis-Waas, in: H. Fokkens & N. Roymans (red.), Nederzettingen uit de bronstijd en vroege ijzertijd in de lage landen, Amersfoort Crombé, Ph. (ed.), 2005b: The last hunter-gatherer-fishermen in (Nederlandse Archeologische Rapporten 13), 171-179. sandy Flanders (NW Belgium) the Verrebroek and Doel excavation projects, Gent. Brandt, R.W., et al. 1992: Archeologisch Basisregister Archis, ver- sie 1.0, Amersfoort. Crombé, Ph. / W. de Clercq / M. Meganck / I. Bourgeois, 2005: Een meerperiodensite bij de valley van de Ede te Maldegem- Broecke, J.P. van den, 1978: Middeleeuwse kastelen van Zeeland; Burkel (gem. Maldegem, prov. Oost-Vlaanderen); Menselijke Bijzonderheden over verdwenen burchten en ridderhofsteden, aanwezigheid uit de steentijd, een nederzetting en grafheuvel Delft. uit de Bronstijd en een nederzetting uit de Romeinse tijd,

83 in: I. In ’t Ven / W. De Clercq (red.): Een lijn door het landschap; Dierendonck, R.M. van, in press/2008: The Early Medieval Archeologie en het vTn project 1997-1998, (Archeologie in Circular Fortresses in the Province of Zeeland, The Netherlands: Vlaanderen Monografie 5), 117-24. Ten Years After, in: M. Segschneider (Hrsg.), Ringwälle und ver- wandte Strukturen des ersten Jahrtausends rund um Nord- und Cruyningen, P.J. van, 2002: Schone welbetimmerde hofsteden. Ostsee. Tagung der Ferring Stiftung Utersum/Föhr 2005, Boerderijen in Zeeland van de tiende tot de twintigste eeuw, Utrecht. Neumünster.

Cultuur Continu. Nota Archeologie 2006-2012 Provincie Zeeland. Dierendonck, R.M. van / L.J.F. Swinkels 1983: Wall-painting frag- ments found at Aardenburg, Berichten van de Rijksdienst voor het Dam, P.J.E.M. van, 2007: Turfwinning en zoutwinning in een Oudheidkundig Bodemonderzoek 35, 153-196. industrieel veenlandschap. Aspecten van de sociaal-ecologische transformatie van Holland in de Late Middeleeuwen, in: A.M.J. de Dierendonck, R.M. van / M.H.J.M. Kocken 2000: Middelburg en Kraker / G.J. Borger (red.), Veen-vis-zout. Landschappelijke dyna- de archeologie, in: J.J.B. Kuipers/ H. Hendrikse/ A. van miek in de zuidwestelijke delta van de lage landen, Amsterdam Waarden-Koets (red.), De onderkant van de Markt. De (Geoarcheological and Bioarcheological Studies, 8). 19-34. Westmonsterkerk van Middelburg in archeologie en historie, Abcoude, 9-12. Dasselaar, M. van / G.P.A. Besuijen / M.W.A. de Koning, 2007: Archeologisch onderzoek bij de aanleg van een sprink in het Bos Dierendonck, R.M. van / J. Jongepier / J.J.B. Kuipers (m.m.v. Schoonoord te Oostkapelle; Archeologische begeleiding en opgra- L. Goldschmitz), 1999a: Archeologisch nieuws juni – augustus ving onder beperkende omstandigheden, Capelle aan den IJssel 1999, Nieuwsbrief Archeologie 8, 4. (ArcheoMedia-rapport A05-060-O/N). Dierendonck, R.M. van / J. Jongepier / J.J.B. Kuipers (m.m.v. Dasselaar, M. van / D.M. Olthof 2003: Bureauonderzoek en inven- L. Goldschmitz & H. Hendrikse), 1999b: Archeologisch nieuws tariserend archeologisch onderzoek Burgh- en Westlandpolder te juni – augustus 1999, Nieuwsbrief Archeologie 9, 4. Westenschouwen, Nieuwekerk aan den IJssel (ArcheoMedia- rapport A02-554-Z). Dierendonck, R.M van / J. Jongepier / J.J.B. Kuipers (m.m.v. H. Hendrikse) 2000: Archeologisch nieuws oktober – november Dekker, C., 2002: Een schamele landstede. Geschiedenis van Goes 2000, Nieuwsbrief Archeologie 13, 5-6. tot aan de Satisfactie in 1377, Goes. Dierendonck, R.M van / J. Jongepier 2001: Verdronken land- Dekker, J.(red.), 2006: De Abdij van Middelburg, Utrecht. schappen: cultuurhistorie in de Westerschelde, Zeeuws Landschap 17, nr. 3, 6-9. Demey, D. / T.A. Goossens / M.H.J.M. Kocken / B.H.F.M. Meijlink 2006: De archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart van Dierendonck, R.M. van / H. Hendrikse, 2001: Bijzondere vond- de binnenstad van de gemeente Hulst en de dorpskernen van Clinge sten, Nieuwsbrief Archeologie 16, 1. en Nieuw-Namen, Amersfoort (ADC Heritage rapport H003). Dierendonck, R.M. van/H. Hendrikse/H. Jongepier/J. Kuipers Depuydt, S. / M.W.A. de Koning 2006: Archeologische begelei- (m.m.v. E. Jansma/L. Goldschmitz/P. Pinxteren), 2002: Hoek- ding/opgraving onder beperkende omstandigheden ter plaatse van Koudepolder, archeologisch nieuws, januari – maart 2002, het Ithaka-gebouw Emergis aan de Oostmolenweg te Goes, Capelle Nieuwsbrief Archeologisch Provincie Zeeland 18, 4-12. aan de IJssel (ArcheoMedia-rapport A05-543-R). Dierendonck, R.M. van/H. Hendrikse/H. Jongepier/J.Kuipers Dierendonck, R.M. van, 1987: The Roman Wall-Paintings and the (m.m.v. E. Jansma/L. Goldschmitz/P. Pinxteren), 2002: Character of the Roman Settlement at Aardenburg, Cahiers d’ar- Terneuzen-Zevenaarhaven, Archeologisch nieuws, januari – chéologie romande 43 (Aventicum V, Pictores per provincias), 197-9. maart 2002, Nieuwsbrief Archeologie Provincie Zeeland 18, 4-12.

Dierendonck, R.M. van, et al. 1999: Archeologisch nieuws Dierendonck, R.M. van / J.J.B. Kuipers (m.m.v. D. de Koning- December 1198 – februari 1999, Nieuwsbrief Archeologie 6, 4-5. Kastelijn) 2004: ‘Omgaan met verdronken dorpen’, in: J.J.B. Kuipers (red.), Sluimerend in slik.Verdronken dorpen en verdron- Dierendonck, R.M. van, et al. 2000: Archeologisch nieuws ken land in Zuidwest-Nederland, Middelburg, 60-87. december 1999 – februari 2000, Nieuwsbrief Archeologie 10, 5-6 Dierendonck, R.M. van / J.J.B. Kuipers / J. Jongepier / D. de Dierendonck, R.M. van (m.m.v. H. Hendrikse) 2004: Op zoek naar Koning-Kastelijn (m.m.v. L.C.J. Goldschmitz-Wielinga en H. Sinte Philipslant. Archeologisch onderzoek in het kader van het Hendrikse) 2004: ‘Littekens van landverlies’, in: M. Hemminga project Verdronken Dorpen, Zeeland 13:2, 45-59. (red.), Deltalandschap. Natuur en landschap van Zuidwest- Nederland in historisch perspectief , Heinkenszand, 111-145. Dierendonck, R.M. van, 2005: Van Boterzande tot Wevelswaele, Tijdschrift voor Waterstaatsgeschiedenis 14, 96-115. Dijkstra, J. /M.J.A. de Haan / E. Vreenegoor / L.S. de Vries / J.P.F. Kottman / H. Hendrikse / J. Jongepier, 1997: Archeologisch Dierendonck, R.M. van, 2007: Romeinse munten uit Zaamslag, onderzoek achter het ‘Van de Perrehuis’, Amersfoort (Rapportage Zeeuws Erfgoed 6:1, 9. Archeologische Monumentenzorg 52). 84 Dijkstra, J./ S. Ostkamp/ G. Williams 2006: Archeologisch onder- Heeringen, R.M. van, 1992a: The Iron Age in the Western zoek op het terrein van de voormalige Berghuijskazerne te Netherlands, Amersfoort (dissertatie). Middelburg, Amersfoort (ADC Archeoprojecten Rapport 595). Heeringen, R.M. van, 1992b: Zierikzee-Gravenstraat, in: Doesburg, J. van / F. van Kregten / C. van Rooijen, 2006: Waarom Archeologische kroniek van Zeeland over 1991, Archief, op Beveland vroeger de weilanden ongelijk lagen. Waardestellend Mededelingen van het KZGW 1991, 136-139. archeologisch onderzoek (2004/2005) naar een vliedberg in ’s-Heer-Arendskerke, provincie Zeeland, Amersfoort (Rapportage Heeringen, R.M. van, 1993: Hulst-Verdronken Land van Archeologische Monumentenzorg 150). Saeftinge, in: Archeologische kroniek van Zeeland over 1992, Archief, Mededelingen van het KZGW 1992, 194-196. Eert, R. van, 2003: Muntvondsten uit de Romeinse periode uit de Provincie Zeeland; Een inventarisatie en interpretatie, Nijmegen Heeringen, R.M. van, 1994a: Reimerswaal - Yerseke-Steeweg, (ongepubliceerde scriptie KU Nijmegen). in: Archeologische kroniek van Zeeland over 1993, Archief, Mededelingen van het KZGW 1992, 243-244. Es, W.A. van, 1986: Jan Adriaan Trimpe Burger, provinciaal archeoloog, in: R.M. van Heeringen (red.), Voordrachten gehou- Heeringen, R.M. van, 1994b: Veere - Vrouwenpolder, in: den te Middelburg ter gelegenheid van het afscheid van ir. J.A. Archeologische kroniek van Zeeland over 1993, Archief, Trimpe Burger als provinciaal archeoloog van Zeeland, Mededelingen van het KZGW 1992, 245-248. Amersfoort (Nederlandse Archeologische Rapporten 3). Heeringen, R.M. van / A.M. Koldeweij / A.A.G. Gaalman, 1987: Goldschmitz-Wielinga, L., et al. 2004: Verdronken kerkdorpen in Heiligen uit de modder: in Zeeland gevonden pelgrimstekens. Zeeland, een overzicht, in: J.J.B. Kuipers (red.), Sluimerend in Zutphen 1987 (Clavis kunsthistorische monografiën 4). slik.Verdronken dorpen en verdronken land in Zuidwest- Nederland, Middelburg, 48-49. Heeringen, R.M. van/ H. Hendrikse/R.C.G.M. Lauwerier/ D. van der Linden/ B. Oele/A.J.H.M. Prinsen 1992: Van gracht tot Goldschmitz-Wielinga, L.C.J. / R.M. van Heeringen / H. wacht: stadskernonderzoek aan de Lange Bellingstraat te Hendrikse / J.J.B. Kuipers / D. van der Linden / J. Smits 1995: Hulst, Nehalennia 89 (themanummer). Verdronken in de Westerschelde. Valkenisse en Keizershoofd. Archeologisch en historisch onderzoek van een in de 17e eeuw ver- Heeringen, R.M. van / P.A. Henderikx / A. Mars (red.), 1995: Vroeg- dronken stukje Zuid-Beveland, Goes. Middeleeuwse ringwalburgen in Zeeland, Amersfoort/ Goes.

Goossens, T. / B. Meijlink 2003: Aanvullend archeologisch onder- Heeringen, R.M. van / F. Ruchhöft 2000: Pilgerzeichen aus zoek in het tracé van de rijksweg N57 in Serooskerke-Noord, Saint-Nicolas-de-Port, Bari und aus andere Nikolaus - gemeente Veere (vindplaatsen 2, 6, 7, 8, 9, 10, 12, 13 en 16), genadeorten, in: D. Kicken, A.M. Koldeweij & J.R. ter Meulen Bunschoten (ADC-rapport 161). (red.), Gevonden voorwerpen. Opstellen over middeleeuwse arche- ologie voor H.J.E. van Beuningen, Rotterdam (Rotterdam Papers Halbertsma, H., 1984: De vermeende centraalbouw der Sint- 11), 164-177. Lievenskerk te Zierikzee, Kroniek van het Land van de Zeemeermin (Schouwen-Duiveland) 9, 39-54. Heeringen, R.M. van / A.G. Jong / M.J.G.Th. Montforts / A.W.P.M. Penders / C.A.M. van Rooijen, 2007: Monumenten van aarde. Hazelkamp, A. van den, 2008: Cultuurhistorie aan de Beeldcatalogus van de Zeeuwse bergjes, Koudekerke. Oosterscheldedijken. Een cultuurhistorische visie bij dijkverbete- ringswerken aan de Oosterschelde, Goes. Hemminga, M. (red.), 2004: Deltalandschap. Natuur en landschap van Zuidwest-Nederland in historisch perspectief, Heinkenszand. Heeringen, R.M. van, 1988: De bewoning van Zeeland in de IJzer- tijd, Archief. Mededelingen van het Koninklijk Zeeuwsch Henderikx, P.A. / J.A. Lantsheer / A.C. Meijer (red.) 1996: Genootschap der Wetenschappen 1988, 1-43 (ROB-overdrukken, Duizend jaar Walcheren. Over gelanden, heren en geschot, over 359). binnen- en buitenbeheer, Middelburg (Werken Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen 8). Heeringen, R.M. van, 1989: Het kasteel van Zaamslag (II): archeologisch onderzoek op het voorterrein van de ‘Torenberg’, Henderikx, P.A., 1996: De bodem van Walcheren in de Zeeuws Tijdschrift 39, 209-14. Middeleeuwen; Bewoning en nederzettingen op Walcheren in de Middeleeuwen; De zorg voor de afwatering en dijken op Walcheren Heeringen, R.M. van, 1990a: Een mestkuil uit 1300 aan de Pieter- voor circa 1400, in: P.A. Henderikx / J.A. Lantsheer / A.C. Meijer. seliestraat te Zierikzee, Kroniek van het Land van de Zeemeermin (Schouwen-Duiveland) 15, 5-16 (ROB-overdrukken, 379). Henderikx, P.A. (bezorgd door B. van Bavel, G. van Herwijnen & K. Verkerk), 2001: Land, water en bewoning. Waterstaats- en Heeringen, R.M. van, 1990b: Archeologische kroniek van nederzettingsgeschiedenis in de Zeeuwse en Hollandse delta in de Zeeland over 1989, Archief Mededelingen van kzgw 1990, 105-20. Middeleeuwen, Hilversum.

85 Henderikx, P.A., 2002: Ontstaan en ruimtelijke ontwikkeling van Janssen, H.L. / J.M.M. Kylstra-Wielinga / Olde Meierink (red.), Middelburg (9e-14e eeuw), in: P.J. Woltering/ W.J.H. Verwers/ 1996: 1000 jaar kastelen in Nederland; Functie en vorm door de G.H. Scheepstra (eds), Middeleeuwse toestanden. Archeologie, eeuwen heen, Utrecht. geschiedenis en monumentenzorg: aangeboden aan Herbert Sarfatij bij zijn 65e verjaardag, Amersfoort. Jole, N.J.G. van, 2007: Unieke sporen zoutproductie. Opgraving te Hulst, Bierkaai-Dubbele Poort-Godsplein, Zeeuws Erfgoed 6/3, Hendrikse, H., 2001: Onbekend maak onbemind. Nieuwe typen 11-2. steengoedbekers uit Sluise bodem. Vondst voor het voetlicht, Nieuwsbrief Archeologie 14, 7-8. Jole, N.J.G. van, 2006: Project Waardering terreinen van archeolo- gische betekenis voor de archeologische monumentenkaart Hendrikse, H., 2003: Zegelstempels en zegelringen uit Zeeuwse Zeeland 2003-2006, Middelburg (eindrapport 31 mei 2006). bodem, Zaltbommel. Jongepier, J., 1995: Zeeland in de prehistorie, Middelburg (Provin - Hendrikse, H. / E.-J. Pals, 2006: Het Sint Janskerkhof in Sluis. cie Zeeland, afdeling Voorlichting). Verleden, heden en toekomst, Sluis. Jongepier, J., 2000: Vondst voor het voetlicht. Zeelands oudste Hendrikse, H., 2006: Zegels uit was, in: J. Dijkstra, S. Ostkamp & scherven, Nieuwsbrief Archeologie 11 (Bureau Voorlichting G. Williams 2006: Archeologisch onderzoek op het terrein van de Provincie Zeeland), 7-8. voormalige Berghuijskazerne te Middelburg, Amersfoort (ADC Archeoprojecten Rapport 595), 143-144. Jongepier, J., 2002a: Verdronken nederzettingen in en langs de Westerschelde, in: A.M.J. de Kraker (red.): De Westerschelde, een Hendrikse, H./ L. Goldschmitz 1996: Lokale en regionale pro- water zonder weerga, Kloosterzande, 149-58 ductie van aardewerk, in: E. Vreenegoor / J. Kuipers (red.), Vondsten in Veere. Middeleeuwse voorwerpen uit een beerput van Jongepier, J., 2002b: Prehistorisch aardewerk Nieuw-Namen, huis ‘In den Struys’, Abcoude/Amersfoort, 33-5. Zeeuws Erfgoed 1/, 4.

Hendrikse, H./ L.C.J. Goldschmitz-Wielinga 1998: Het vondstma- Jongepier, J., 2003: Afronding onderzoek IJzertijd Grijpskerke, teriaal uit het kasteel van Souburg, in: I. Schoups & A. Wiggers Zeeuws Erfgoed 2/3, 5. (red.), Philips van Marnix van Sint Aldegonde, Antwerpen, 107-132. Jongepier, J., 2006: Grijpskerke-Kievitshoekweg, Zeeuws Erfgoed Hessing, W.A.M./ Ch. Sueur/P. Vos 2005: Maasvlakte 2: 5/3, 6. Archeologisch Vooronderzoek Fase 1. Bureauonderzoek, Risico- analyse en Aanbevelingen voor vervolgstappen, Amersfoort Jongste, P.F.B., 2002: Middelburg-Mortiere. Inventariserend veld- (Vestigia Rapport 165). onderzoek, Bunschoten (ADC-rapport 148).

Hessing, W.A.M./ K. Kaptein/M. Alkemade, in druk (2008): Joosten, I., (m.m.v. P. Hallebeek, S de Groot & H. Kars) 2006: Handreiking gemeentelijke archeologische monumentenzorg Onderzoek naar aankoeksel in een 17e – eeuwse pot, in: J. (VNG-publicatie). Dijkstra, S. Ostkamp & G. Williams 2006: Archeologisch onderzoek op het terrein van de voormalige Berghuijskazerne te Middelburg, Hillewaert, B., 1994: Vreemde eenden in de bijt: importaarde- Amersfoort (ADC Archeoprojecten Rapport 595), 229-231. werk in de Zwinstreek, Nehalennia 95 (Themanummer: Archeologie in Zeeland), 38-48. Kattenberg, A.E., 2007: The mapping of a peat-extraction lands- cape, windows into a past landscape by combining geophysical Hillewaert, B./ Y. Hollevoet, 2006: Andermaal Romeins en vroeg- methods and coring, in: A.M.J. de Kraker / G.J. Borger (red.), middeleeuws langs de Zandstraat te Sint-Andries/Brugge (prov. Veen-vis-zout. Landschappelijke dynamiek in de zuidwestelijke West-Vlaanderen), Relicta. Archeologie, Monumenten- en delta van de lage landen, Amsterdam (Geoarcheological and Landschapszorg in Vlaanderen 1, 121-39. Bioarcheological Studies, 8), 35-44.

Hinte, J. van, 1963-1964: De opgraving te Hannekenswerve, Kattenberg, A.E., 2008: The Application of Magnetic Methods for Jaarboek Heemkundige Kring West Zeeuwsch-Vlaanderen 1963- Dutch Archaeological Resource Management, Amsterdam 1964, 44-82. (Geoarchaeological and Bioarchaeological Studies 9).

Hinte, J. van, 1974 (19813): 1000 jaar Sint Baafs Aardenburg, Breskens. Kekem, A.J. van (red.), 2003: Het ABC van het Landinrichtings- gebied Schouwen-West. Een integraal bodemkundig-hydrologisch H+N+S landschapsarchitecten 2003: Staats-Spaanse Linies: en cultuurhistorisch onderzoek, Wageningen (Alterra-rapport valorisering van frontierland Zeeuws-Vlaanderen, Utrecht. 317).

Jansen, B., 2000: Nieuwbouwlocatie ’s-Heer Arendskerke. Kempen, P.A.M.M. van, 2001a: De Krabbeschans, gemeente Sluis- Gemeente Goes. Een aanvullende Archeologische Inventarisatie Aardenburg; een archeologisch onderzoek, Amsterdam (RAAP- (AAI), Amsterdam (RAAP-rapport 550). rapport 61).

86 Kempen, P.A.M.M. van/ I. Schute, 2001b: Kasteel van Saeftinghe: natuur, de economie en de politiek op de ontwikkleing van het land- gemeente Hulst: een archeologisch onderzoek, Amsterdam schap van de Vier Ambachten en het Land van Saeftinghe tussen (RAAP-Rapport 685). 1488 en 1609, Utrecht (dissertatie).

Kempen, P.A.M.M. van, 2003: Kasteel Maelstede: gemeente Kraker, A.M.J. De, 2002: Duizend jaar Honte of Westerschelde. Kapelle: een inventariserend archeologisch onderzoek, Amster- Een poging tot reconstructie van de Westerschelde in grote lij- dam (RAAP-Rapport 960). nen, 1000 tot 2000, in: A.M.J. De Kraker (red.), De Westerschelde, een water zonder weerga, Kloosterzande, 17-36. Kempen, P.A.M.M. van / C. Hom, 2005: Verborgen kastelen in zicht. Archeologisch onderzoek en inrichting van kasteelterreinen, Kraker, A.M.J. De, 2007: De centra van zoutproductie in Brabant, Amsterdam. Vlaanderen en Zeeland, 1400 tot 1600, in: A.M.J. de Kraker / G.J. Borger (red.), Veen-vis-zout. Landschappelijke dynamiek in de zuid- Kempen, P.A.M.M. van / I.A. Schute, 2001: Binnenstad Sluis, westelijke delta van de lage landen, Amsterdam (Geoarcheological gemeente Sluis-Aardenburg: een archeologische inventarisatie en and Bioarcheological Studies, 8), 81-112. verwachtingskaart, Amsterdam (RAAP-rapport 718). Kraker, A.M.J. De / G.J. Borger (red.), 2007a: Veen-Vis-Zout, Klerk, A.P. de, 2003: Het Nederlandse landschap, de dorpen in Landschappelijke dynamiek in de zuidwestelijke delta van de Lage Zeeland en het water op Walcheren. Historisch-geografische en Landen, Amsterdam (Geo- and Bioarchaeological Studies 8). waterstaathistorische bijdragen, Utrecht (dissertatie). Kraker, A.M.J. De / G.J. Borger 2007b: Veen-vis-zout: een multi- Kluiving, S.J. / N. Brand / G.J. Borger (red.), 2006: De West- disciplinaire uitdaging voor toekomstig onderzoek, in: A.M.J. de Brabantse delta: een verdronken landschap vormgegeven, Kraker / G.J. Borger (red.), Veen-vis-zout. Landschappelijke dyna- Amsterdam (Geo- and Bioarchaeological Studies 7). miek in de zuidwestelijke delta van de lage landen, Amsterdam (Geoarcheological and Bioarcheological Studies, 8), 131-134. Kocken, M.H.J.M. / J. Jongepier / H. Hendrikse / J.J.B. Kuipers 1997: Archeologisch nieuws, januari tot en met september 1997, Kraker, A.M.J. De / K.-J.R. Kerckhaert / A.E. Kattenberg 2006: Nieuwsbrief Archeologie 1, 4. Prehistorische grafstructuren in de polder van Zeeuws- Vlaanderen, Archeobrief 10, 30-34. Koning, M.W.A. de, 1995: Moated sites in Nederland: archeologisch onderzoek naar niet primair verdedigbare omgrachte Middeleeuwse Krist, J.S. / G.J. de Roller 2003: Aanvullend archeologisch onder- woningen, Leiden (doctoraalscriptie Universiteit Leiden). zoek op de nieuwbouwlocatie “Ledelplein 16” te Oostburg, gemeen- te Oostburg (Z.), Groningen (ARC-Publicaties 77). Koning, M.W.A. (red.), 2007: Archeologische onderzoek Korte Nobelstraat 21-23/Steiltjesstraat 12-22 te Zierikzee. Standaard - Kruidhof, C.N., 2006: Plangebied Landweg te ’s-Heer Arendskerke, rapportage opgraving (deel 1, tekst en specialistenrapporten, gemeente Goes; definitief onderzoek (opgraving), Amsterdam deel 2 bijlagen), aan den IJssel (ArcheoMedia-rap- (RAAP-rapport 1219). port A03-421-K). Kuipers, J.J.B., 1998a: Het kasteel van Souburg en zijn bewo- Koning, M.W.A. de / S.K.A.M.J. Depuydt 2005: Waarderend archeo- ners, in: I. Schoups & A. Wiggers (red.), Philips van Marnix van logisch onderzoek plangebied Onder de Toren (Korte Nieuwstraat) te Sint Aldegonde, Antwerpen, 69-80. Hulst: bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek met proef- sleuf, Capelle aan den IJssel (ArcheoMedia rapport A04-314-K). Kuipers, J.J.B., 1998b: Het kasteel van Souburg nader bekeken, in: I. Schoups & A. Wiggers (red.), Philips van Marnix van Sint Koning, M.W.A. de / S. Depuydt, 2006: Archeologische begeleiding Aldegonde, Antwerpen, 81-96. /opgraving onder beperkende omstandigheden Lange Bellingstraat 8 te Hulst. Basisrapportage en advisering omtrent bescherming van Kuipers, J.J.B., 1998c: Overige kastelen in Zeeland, in: I. archeologische waarden, Capelle aan den IJssel (ArcheoMedia- Schoups & A. Wiggers (red.), Philips van Marnix van Sint rapport A05-421-R). Aldegonde, Antwerpen, 97-105.

Koning, M.W.A. de / K.-J.R. Kerckhaert 2003: Verkennend arche- Kuipers, J.J.B. (red.), 2004: Sluimerend in slik.Verdronken dorpen ologisch onderzoek ter plaatse van de uitbreiding van het en verdronken land in Zuidwest-Nederland, Middelburg. Maartenshof te Sint-Maartensdijk, Nieuwerkerk aan den IJssel (ArcheoMedia rapport A02-494-Z). Kuipers, J.J.B. / H. Hendrikse / A. van Waarden-Koets 2000: De onderkant van de Markt. De Westmonsterkerk van Middelburg in Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, archeologie en historie, Abcoude. Verkenningscommissie Archeologie 2007: De toren van Pisa rechtgezet. Over de toekomst van de Nederlandse archeologie, Kuipers, J.J.B. / J. Jongepier 1998: Archeologisch nieuws juni – Amsterdam. augustus 1998, Nieuwsbrief Archeologie 4, 5.

Kraker, A.M.J. De, 1997: Landschap uit balans. De invloed van de Kuipers, J.J.B. / J. Jongepier / M.H.J.M. Kocken, 1998; Archeo-

87 logisch nieuws februari – mei 1998, Nieuwsbrief Archeologie Mulder, G. De / W. de Clercq 2001: De Schelde in de IJzertijd. Een 3, 4-6. speurtocht naar mens en rivier, in: J. Bourgeois, P. Crombé, G. de Mulder & M. Rogge (red.), Een duik in het verleden. Schelde, Kuipers, J.J.B. /R.J. Swiers, 2005: Het verhaal van Zeeland, Maas en Rijn in de pre- en prothistorie, Zottegem (Publicaties van Hilversum. het Provinciaal Archeologisch Museum van Zuid-Oost Vlaanderen – site Velzeke, Gewone reeks, 4), 157-79. Kuipers, J.J.B. / R.M. van Dierendonck 2001: De Zeeuwse ver- dronken dorpen en hun monument, Zeelandboek 5, 185-201. Munaut, A.V., 1967: Etude paléo-écologique d’un gisement tour- beux situé à Terneuzen (Pays-Bas), Berichten Rijksdienst Lauwerier, R.C.G.M. / F.J. Laarman 1996: Slachtafval en haut- Oudheidkundig Bodemonderzoek 17, 7-27. cuisine. Bot uit een beerput van het kasteel van Valkenisse (begin 15e eeuw), in: Nehalennia afl. 108, 8-12. Neer W. Van /A. Lentacker 1994: New archaeozoölogical evidence for the consumption of locally-produced fish sauce in the Lauwerier, R.C.G.M. / R.M. Lotte (red.), Archeologiebalans 2002, Northern provinces of the Roman Empire, Archaeofauna 3, 53-62. Amersfoort. Neer, W. Van / W. Wouters / A. Ervynck / J. Maes 2005: New evi- Leenders, K.A.H.W., 2007: Het middeleeuwse zoutwinnigspro- dence from a Roman context in Belgium for fish sauce locally ces, in: A.M.J. de Kraker / G.J. Borger (red.), Veen-vis-zout. produced in Northern Gaul, Archaeofauna 14, 171-182. Landschappelijke dynamiek in de zuidwestelijke delta van de lage landen, Amsterdam (Geoarcheological and Bioarcheological Neer, W. Van /A. Ervynck 2007: De zoöarcheologische studie van Studies, 8), 113-130. de exploitatie van de zee: een status quaestionis voor Vlaanderen, in: A.M.J. de Kraker & G.J. Borger (red.), Veen-Vis-Zout. Lehouck, A., 2005a: Het verzwolgen cultuurlandschap, Tijdschrift Landschappelijke dynamiek in de zuidwestelijke delta van de lage voor Waterstaatsgeschiedenis 14, 48-58. landen, Amsterdam (Geoarchaeological and Bioarchaeological Studies, 8), 45-54. Lehouck, A., 2005b: Een interdisciplinair onderzoeksproject: Verdwenen cultuurlandschappen in het gransgebied van Nooijen, C., 2006: De metaalvondsten, in: J. Dijkstra, S. Ostkamp Vlaanderen en Nederland, Archaeologia Mediaevalis 28, 156-7. & G. Williams 2006: Archeologisch onderzoek op het terrein van de voormalige Berghuijskazerne te Middelburg, Amersfoort (ADC Lehouck, A., et al. 2007: Reconstructing disappeared landscapes Archeoprojecten Rapport 595), 115-127. of wet areas: Western Sealand Flanders, in: Z. Roca et al (eds.): European Landscapes and Lifestyles; The Mediterranean and Nijdam, L.C., 2005: Verkennend archeologisch onderzoek aan de Beyond, Lissabon, 2031-41. Westkapelseweg, Grindweg, Paulusweg en Boudewijnskerkseweg te Westkapelle (Bos Westkapelle); Bureauonderzoek en inventari- Lehouck, A. / J. De Meulemeester, 2006: Castra carolingiens de serend veldonderzoek met boringen, Capelle aan den IJssel la plaine maritime flamande; Nouvelles approches des élé- (ArcheoMedia-rapport A03-563-Z). ments spatiaux de peuplement, Chateau Gaillard 22 (Caen) 2006, 217-22. Oele, B., 1996: Het kasteel van Valkenisse, in: Westerheem, 45:3, 152-157. Lenshoek-Smeets, M., / R. van Immerseel 2006: Over ambachten en kasteelbergen – de geschiedenis van twee buitenplaatsen in Oldenmenger, A.G. / J.M.J. Willems, 2006: Middelburg Den Anker Kloetinge, Goes. en de Gistpoort. Bouwhistorische opname Damplein 1a, 1b en 1c, ’s-Hertogenbosch (BAAC-rapport 06.238). Louwe Kooijmans, L.P. / P.W. van den Broeke / H. Fokkens / A. van Gijn 2005: Nederland in de prehistorie, Amsterdam. Ostkamp, S., (m.m.v. A. Kaneda) 2006: Het aardewerk uit de op - gra ving, in: J. Dijkstra/ S. Ostkamp/ G. Williams 2006: Archeo- Mank, W.C., 1986: Bibliografie van J.A. Trimpe Burger, Amersfoort logisch onderzoek op het terrein van de voormalige Berghuijs - (Nederlandse Archeologische Rapporten 3), 75-79. kazerne te Middelburg, Amersfoort (ADC Archeo projecten Rapport 595), 51-92. Meijlink, B., 2003: Aanvullend archeologisch onderzoek in het tracé van de rijksweg N57 in Serooskerke-Noord, gemeente Veere (vind- Oude Rengerink, J.A.M., 1999: Westerscheldetunnel, noordelijke plaatsen 2 en 3), Bunschoten (ADC-rapport 213). oeververbinding Zuid-Beveland; Aanvullende Archeologische Inventarisatie (AAI), Amsterdam (RAAP-rapport 415). Mousch, R.G. van, 2006: Middelburg. Vindplaats 14. De Tappershof, Archeologische opgraving met beperkingen, ’s-Hertogenbosch Ras, J., 2002a: Aanvullende Archeologische Inventarisatie Bestem - (BAAC-rapport 05-301). mingsplan Mortiere, Middelburg (SOB-rapport).

Müller A, 1999: Hier aan de kust. De prehistorische bewonings- Ras, J., 2002b: Aanvullende archeologische inventarisatie Bestem- geschiedenis van Zeeland, Leiden (ongepubliceerde doctoraal- mingsplan Bedrijventerrein Hondegemsweg, Serooskerke, scriptie Universiteit Leiden). Heinenoord (SOB-rapport).

88 Ras, J., 2004: Waarderend Archeologisch Onderzoek Bestem- Schute, I.A., 2000: Rijksweg 57 – Rondweg Serooskerke-Noord. mings plan De Poel 2 en Bestemmingsplan Ouverture/Aria, Goes, Rijkswaterstaat, Directie Zeeland. Een Aanvullende Archeologische Heinenoord (SOB-rapport). Inventarisatie (AAI-2), Amsterdam (RAAP-Rapport 487).

Rijn, P. van, 2001: Palen uit Borsele en een verdronken bos, Schute, I.A. / B. Jansen, 2000: Plangebied Mortiere (deelgebied 1). Zeeland 10/2, 41-6. Gemeente Middelburg. Een Aanvullende Archeologische Inventarisatie, Amsterdam (RAAP-rapport 520). Rijn, P. van, 2003: Het houtonderzoek, in: M.M. Sier (red.): Ellewoutsdijk in de Romeinse tijd, Bunschoten (ADC-rapport 200), Sergeant, J. / Y. Perdaen, 2005: Steentijdonderzoek in het tracé 104-38. van het Verrebroekdok (1992-2000), VOBOV-info 61 (themanum- mer Steentijdonderzoek in het Waasland), p. 15-28. Rippon, S., 2000a: The Transformation of Coastal Wetlands. Sier, M.M. (red.), 2003: Ellewoutsdijk in de Romeinse tijd, Exploitation and Management of Marshland Landscapes in North Bunschoten (ADC-rapport 200). West Europe during the Roman and Medieval Periods, Oxford. Simpson, D./ A. Lehouck/ M. Van Meirvenne/ J. Bourgeois/ E. Rippon, S., 2000b: Holding back the tides. Explaining Romano- Thoen/ J. Vervloet 2008: Geoarchaeological Prospection of a British and early Medieval reclamation around the Severn estuary, Medieval Manor in the Dutch Polders Using an Electromagnetic south west Britain, Amsterdam (C.J.C. Reuvenslezing, 12). Induction Sensor in Combination with Soil Augerings, Geoarchaeology: An International Journal 23/2, 305-319. Rottier, H., 2006: Ontpoldering en een verdronken dorp; Nieuwe gegevens over moerneringscentrum Casu(w)ele en omgeving, Slager, K., 2007: Verdronken dorpen; Taboe, in: Mijn Zeeland, Zeeuws Erfgoed 5/4, 4. Amsterdam/Antwerpen, resp. 311-314, 339-343.

Rooijen, C.A.M. van / J. van Doesburg / G.H. Scheepstra (red.) Spitzers, T.A., 2005: Archeologische begeleiding Middelburg-Abdij. 2006: Archeologisch onderzoek (2001) naar de resten van de vroeg- Middeleeuwse muur- en dierenresten van het “Vuile Pleintje”, middeleeuwse ringwalburg te Domburg (gem. Veere), Amersfoort ’s-Hertogenbosch (BAAC-rapport 04.030). (Rapportage Archeologische Monumentenzorg 115). Stockman, P., en P. Everaers, 2001: Versterckt Zeeland, Zierikzee. Rummelen, F.F.F.E. van, 1978: Toelichtingen bij de Geologische Kaart van Nederland 1:50.000, blad Beveland (48o), Haarlem (Rijks Stuart, P. / J.E. Bogaers, 2001: Nehalennia. Römische Geologische Dienst). Steindenkmäler aus der Oosterschelde bei Colijnsplaat, Leiden (Text- und Tafelband; Collections of the National Museum of Schamp, C.R.C. / A. Müller 2006: Aanleg natuurvriendelijke oever Antiquities at Leiden 11). Schouwen Oost en West 2e fase. Gemeente Schouwen-Duiveland. Archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek en inventari- Strydonck, M. van / G. De Mulder, 2000: De Schelde. Verhaal van serend veldonderzoek, Amsterdam (RAAP-rapport 1236). een rivier, Leuven.

Schiferli, R., 2003a: Archeologisch monument 65H-010: hofstede Tichelman, G., 2001a: Aanvullend archeologisch onderzoek aan de Ravesteijn te Kloetinge Gemeente Goes. Een inventariserend arche- Monnikendijk te Vrouwenpolder, gemeente Veere, Bunschoten ologisch onderzoek, Amsterdam (RAAP-notitie 534). (ADC-rapport 96)

Schiferli, R., 2003b: Archeologisch monument 64G-5, Leliëndale te Tichelman, G., 2001b: Een aanvullend archeologisch onderzoek op Burgh-Haamstede, gemeente Schouwen-Duiveland; een inventari- het Oranjeplein te Veere, Bunschoten (ADC-rapport 103) serend archeologisch onderzoek, Amsterdam (RAAP-notitie 526). Tichelman, G., 2004: Archeologisch onderzoek naast het Schoneveld, J. (red.), 2003: Een archeologisch onderzoek op het ter- Kanunnikenklooster te Veere-Vrouwenpolder, Bunschoten (ADC- rein ‘Alhambra’ te Vlissingen (Z.), Groningen (ARC-Publicaties 85). rapport 237).

Schoneveld, J., 2006: Bouwhistorisch onderzoek, in: A. Ufkes, Trimpe Burger, J.A. 1962-3: Ceramiek uit de bloeitijd van Een archeologisch onderzoek in de vroegmiddeleeuwse ringwal- Aardenburg (13e en 14e eeuw), Berichten Rijksdienst burg op het Abdijplein te Middelburg, gemeente Middelburg (Z.), Oudheidkundig Bodemonderzoek 12-13, 495-548. (= Opgravingen Groningen (ARC-Publicaties 119), 87-92. te Aardenburg. Prehistorie, Romeinse Tijd, Middeleeuwen, I, Overdruk uit Berichten R.O.B. 12-13, 1962-1963). Schoups, I. / A. Wiggers (red.) 1998: Philips van Marnix van Sint Aldegonde, Antwerpen. Trimpe Burger, J.A. 1967: Opgravingen in de oude stad van Axel, Berichten Rijksdienst Oudheidkundig Bodemonderzoek 17, 35-52. Schute, I.A., 1998: Rijksweg 57 – Rondweg Serooskerke-Noord. Rijkswaterstaat, Directie Zeeland. Een Aanvullende Archeologische Trimpe Burger, J.A., 1972: Het kasteel van West-Souburg, het Inventarisatie (AAI), Amsterdam (RAAP-Rapport 384). latere slot Aldegonde, Zeeuws Tijdschrift 22, 108-122.

89 Trimpe Burger, J.A., 1973: Oost-Souburg, Province of Zeeland: A Mededelingen Nederlands Instituut voor Toegepaste Geoweten- Preliminary Report on the Excavations of an Ancient Fortress schappen 59 (1997), Haarlem, 1-109. (1969-1971), Berichten van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek 23, 355-365. Vos, P.C. /R.M. van Heeringen 1997b: De ontstaansgeschiedenis van het Zeeuwse kustlandschap, Haarlem (NITG TNO, CD-ROM Trimpe Burger, J.A., 1977: Brabers bij Haamstede, een opgraving, versie 1.0). 1956-1957, Kroniek van het Land van de Zeemeermin 2, 40-53. Vreenegoor, E., 1995: Archeologische monumenten op Trimpe Burger, J.A., 1995: Brabers bij Haamstede (Provincie Schouwen-Duiveland, de kerk van Westenschouwen, in: Kroniek Zeeland). Een archeologisch noodonderzoek in 1956/1957 op het van het Land van de Zeemeermin (Schouwen-Duiveland), 12-14. eiland Schouwen als gevolg van de stormvloed in 1953, Archief van Vreenegoor, E., 1996: Een verlaten dorp en een verdronken kerk het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen 1995, 1-58. aan de Nieuwkercksche kreek, Zeeland 6/1, 26-31.

Trimpe Burger, J.A., 1997: De Romeinen in Zeeland. Onder de Vreenegoor, E., 1998: Archeologie in Zeeland in 1996, Nehalennia hoede van Nehalennia, Middelburg (Provincie Zeeland, afdeling 119, 16-23. Voorlichting). Vreenegoor, E., 2000: Sporen van de ringwalburg en omgrach- Ufkes, A. (met bijdragen van K.L.B. Bosma / D.C. Brinkhuizen / ting; Het minderbroedersklooster. Een noord-zuid lopende H. Halici / G.J. de Roller / J. Schoneveld / M. van Waijenen) 2006: watergang, in: J. Dekker, P. Don en A. Meijer (red.): Een bijzonder Een archeologisch onderzoek in de vroegmiddeleeuwse ringwal- huis op een bijzondere plek. Het Van de Perrehuis in Middelburg en burg op het Abdijplein te Middelburg, gemeente Middelburg zijn omgeving, Middelburg, 31-34, 20-22, 62-63. (Z.),Groningen (ARC-publicatie 119). Vreenegoor, E./J.J.B. Kuipers (eds.) 1996: Vondsten in Veere. Vanslembrouck, N., 2005: Het reconstrueren van verdronken Middeleeuwse voorwerpen uit een beerput van huis In den Struys, middeleeuwse landschappen: een utopie?, Tijdschrift voor Abcoude. Waterstaatsgeschiedenis 14, 69-78. Wal, A. ter, 2007: Hulst: Absdaalseweg locaties I, II en II: inventari- Verbruggen, C., 2002: Het ontstaan van de Westerschelde, in: serend onderzoek door middel van proefsleuven, Den Bosch A.M.J. de Kraker (red.): De Westerschelde, een water zonder (BAAC-rapport 06.410). weerga, Kloosterzande, 9-16. Weerden, J.F. / M.C. Brouwer 2004: Hulst-Lange Bellingstraat: Verhart, L.B.M., 1992: Settling or trekking? The late neolithic inventariserend veldonderzoek, ’s-Hertogenbosch (BAAC-rapport houseplans of Haamstede-Brabers and their counterparts, 03.120). Oudheidkundige Mededelingen uit het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden, 72, 73-99. Zadoks-Josephus Jitta, A.N., 1962-3: Een gouden triens uit de 7e eeuw te Aardenburg, BROB 12-13, 554-5. Verhart, L.B.M., 2001: De zee neemt, de zee geeft. Spectaculaire vondsten uit de Noordzee, Westerheem 50, 102-108. Zeiler, J.T., 2000: Wat de leerlooier achterliet: hoornpitten en ander dierlijk afval uit een 17e/18e-eeuwse leerlooierij, Leeuwarden Vervloet, J. / E. Thoen, 2005: Verdronken landschappen op de (ArcheoBone-rapport 2000-8). grens van Zeeland en Vlaanderen, Tijdschrift voor Waterstaatsgeschiedenis 14, 37-47. Zoetbrood, P.A.M./ C. van Rooijen/ R.C.G.M. Lauwerier / G. van Haaf / E. van As 2006: Uit balans. Wordingsgeschiedenis en analy- Visser, N. de, 2001: Hof van Buize II te Aardenburg. Studie van het se van het bestand van wettelijk beschermde archeologische Romeinse materiaal en sporen aangetroffen op het perceel Hof van monumenten, Amersfoort. Buize II bij opgravingen in 1988. Gent. (ongepubliceerde scriptie, 3 vols: Band I: Tekst; Band II: Vondstencatalogus; Band III: Foto’s, tekeningen en lijsten). Hoofdstukken uit de Nederlandse Onderzoeks agenda Archeologie (www.noaa.nl ) Vliet, A.P. van, 2007: De Zeeuwse drie-eenheid bedreigd. Vis, veen en zout in de 16e en 17e eeuw, in: A.M.J. de Kraker / G.J. • Bult, E.J. / A. Carmiggelt / P. van Dam / M. Dijkstra / Borger (red.), Veen-vis-zout. Landschappelijke dynamiek in de zuid- D. Hallewas 2006, De Middeleeuwen en vroegmoderne tijd in westelijke delta van de lage landen, Amsterdam (Geoarcheological West-Nederland. and Bioarcheological Studies, 8), 55-64. • Bitter, P. / R. van Genabeek / C. van Rooijen 2006, De stad in de Middeleeuwen en vroegmoderne tijd. Vos, A., 2008: Standaardrapport inventarisatie scheepswrak • Deeben, J. / D.P. Hallewas / P.C. Vos / W. van Zijverden 2005, Ritthem, Amersfoort (RACM) Paleogeografie en landschapsgenese. • Heeringen, R. van / C. Koot, De late prehistorie in West- Vos, P.C./ R.M. van Heeringen 1997a: Holocene geology and Nederland. occupation history of the Province of Zeeland (SW Netherlands),

90 Archeologie naar deltahoogte

Bijlage 1: Database POAZ: invoervelden

Onderzoeksnummer recordnummer in database Projectcode SCEZ codering voor de onderzoeken Dossiernummer Plaatsingscode bibliotheek SCEZ (indien van toepassing) Waarnemingsnr. Archis waarnemingsnummers Onderzoeksnr. Archis Ciscode AMKnr. Archis Monumentnummer (indien zich in het plangebied een AMK-terrein bevindt) AMK status Waardering van het monument AMK toelichting Korte beschrijving van het monument Toponiem Adres Afmetingen plangebied (lengte, breedte, oppervlakte) Structuren en sporen fundamenten, muren, paalkuilen, greppels etc. Opmerkingen Aanleiding onderzoek Eventuele eerdere onderzoeken plangebied Bijzonderheden onderzoek, zoals geofysisch onderzoek etc. Coördinaten Kaartblad NAP -maaiveld max Maximale hoogte maaiveld plangebied t.o.v. NAP NAP -maaiveld min Minimale hoogte maaiveld plangebied t.o.v. NAP Vondstverwerving Type onderzoek (zie tabblad vondstomstandigheden) Complextype Codering volgens Archeologisch Basisregister Archis Cultuur Alleen indien daar duidelijk iets over vermeld wordt: klokbeker etc. Materiaal algemeen Materiaalcategorie met codering volgens Archeologisch Basisregister Archis (KER, SXX, MBR etc.) Materiaal specifiek Codering volgens Archis (AW, MUNT, BIJL etc.) Periode Codering volgens Archis: (IJZ, ROM, VME etc.) Vondsten en monsters Korte beschrijving van het vondstmateriaal Type onderzoek SAI, AAI, Bureauonderzoek, IVO: boringen, proefsleuven, opgraving etc. Aanleiding onderzoek Begindatum Data Begin- en einddatering van het veldwerk Instantie Uitvoerend archeologisch bureau Projectleider Projectleider archeologisch onderzoek Aantal putten Totaal aan proefsleuven/opgravingsputten Putten: lengte-breedte-oppervlakte Aantal boringen Totaal aan boringen Boringen: diepte minimaal, diepte maximaal Selectieadvies Selectiebesluit (inhoud-toelichting-datum- genomen door) Plaats documentatie Plaats collectieadres Titel Titel onderzoeksrapport Rapportnummer Auteur Onderzoeksrapport Jaar Onderzoeksrapport

91 Archeologie naar deltahoogte

Bijlage 2: Lijst van geïnterviewden

De interviews werden in februari en maart 2008 afgenomen Blandijnberg 2 door Monica Alkemade en Wilfried Hessing, op basis van een B-9000 Gent, België conceptversie van het onderhavige rapport. +32 9 2644111 [email protected] De volgende personen werden geïnterviewd: Prof. Bourgeois is hoogleraar Archeologie en Prehistorie van Vroege prehistorie: Europa aan de Universiteit Gent. Zijn specialisaties zijn de Prof. dr. P. Crombé Bronstijd en IJzertijd in Noordwest-Europa, met nadruk op het Universiteit Gent bewoningspatroon in de Bronstijd en IJzertijd in West- en Oost- Vakgroep Archeologie Vlaanderen en aangrenzende regio’s, en de toepassing van Onderzoekseenheid Pre- en Protohistorie luchtfotografie bij het opsporen van archeologiche vindplaatsen. Blandijnberg 2 Sinds het midden van de jaren ’80 onderhoudt hij goede collegi- B-9000 Gent, België ale contacten met archeologen in Zeeland en wisselde hij op +32 9 2644109 incidentele basis luchtfoto-informatie over archeologische vind- [email protected] plaatsen in Zeeuws-Vlaanderen uit met de Zeeuwse provinciaal archeologen. Daarnaast probeert hij nieuwe informatie over Prof. Crombé is docent Prehistorie binnen de Vakgroep Bronstijd-IJzertijd-vondsten in het Zeeuwse te integreren in het Archeologie van de Universiteit Gent. Zijn specialisme is de overall beeld van de regio. bewoning in de periode Laat-Paleolithicum – begin Neolithicum in de Scheldevallei en aangrenzende regio’s in Noordwest- Romeinse tijd: Europa. Vanuit zijn onderzoeksproject in het Antwerpse dokken- Drs. W. De Clercq gebied heeft hij een grote kennis opgebouwd over de vroeg-pre- Universiteit Gent historische bewoningsmogelijkheden en de paleogeografische Vakgroep Archeologie reconstructie van het afgedekte dekzandlandschap in de grens- Onderzoekseenheid Pre- en Protohistorie zone van Vlaanderen en Zeeland. In Zeeuws-Vlaanderen bege- Blandijnberg 2 leidt hij op dit moment het verkennende onderzoek in het Project B-9000 Gent, België Kanaalkruising Sluiskil van Rijkswaterstaat. +32 9 2644108 [email protected] Late prehistorie en archeologie van Zeeland algemeen: Dr. R.M. van Heeringen De heer de Clercq is (onderwijs) assistent bij de Onderzoeks- Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie eenheid Pre-en Protohistorie van de Universiteit van Gent. Hij Grote Koppel 14 bereidt een proefschrift voor over o.a. het noordelijke deel van de 3811 AA Amersfoort civitas Menapiorum, het Romeinse district waar het westelijke 033 2779200/06 52575462 deel van Vlaanderen en Zeeland toe behoorde. In vorige functies [email protected] was hij als veldarcheoloog betrokken bij een groot aantal opgra- vingen aan de Vlaamse kant van de grens met Zeeland. Ten De heer van Heeringen is sinds 2007 senior adviseur bij Vestigia behoeve van zijn proefschrift heeft hij recentelijk het vondstma- Archeologie & Cultuurhistorie. Daarvoor was hij vele jaren werk- teriaal en de lay-out van een groot aantal Romeinse vindplaat- zaam bij de RACM als onderzoeker en provinciaal archeoloog sen in Zeeland bestudeerd: Colijnsplaat-Noordhoeksnol, van Zeeland (tot 1995) en Zuid-Holland (tot 2001). Zijn oorspron- Koudekerke-Breeweg en -Meinersweg, Middelburg-Oude kelijke specialisme is de bewoningsgeschiedenis en de materi- Vlissingseweg, Poortvliet, Ellewoutsdijk en Aardenburg. ële cultuur van de IJzertijd in West-Nederland (waaronder Zeeland). Daarnaast heeft hij zich intensief bezig gehouden met Romeinse tijd en Zeeland algemeen: de relatie archeologie en landschapsontwikkeling, het onder- Drs. Robert van Dierendonck zoek van de vroegmiddeleeuwse ringwalburgen en vliedbergen SCEZ op Zeeuwse bodem en middeleeuwse pelgrimsinsignes. Van zijn Postbus 49 hand is een groot aantal (recente) publicaties over een uiteenlo- 4330 AA Middelburg pend scala van Zeeuws-archeologische onderwerpen. 0118-670877 [email protected] Late Prehistorie en archeologisch luchtfotografisch onderzoek Prof. dr. J. Bourgeois (Ugent) De heer van Dierendonck is sinds 1998 provinciaal archeoloog Universiteit Gent van Zeeland. Tot 2001 was dat in dienst van de Provincie Zeeland. Vakgroep Archeologie Vanaf april 2001 is de overstap gemaakt naar het SCEZ. Zijn spe- Onderzoekseenheid Pre- en Protohistorie cialisatie is de provinciaal-Romeinse archeologie van

92 Noordwest-Europa, met nadruk op het Nederlandse deltagebied Stedelijke ontwikkeling in de Late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd en en Zeeland. In de afgelopen tien jaar heeft hij zich echter ook uit- de stadsarcheologie: gebreid bezig gehouden met de archeologie van andere perioden Dr. H. Sarfatij in Zeeland: laatprehistorische bewoningsmogelijkheden, ring- Voormalige projectleider en specialist Middeleeuwse walburgen en verdronken dorpen. Archeologie RACM (ROB) Gerrit van der Veenstraat 13 Geschiedenis van Zeeland, in bijzonderheid de daarmee samen- 1077 DM Amsterdam hangende nederzettingsgeschiedenis (vroege en late Middel eeuw - 020 6710714 en en Nieuwe Tijd: [email protected] Prof. em. dr. P.A. Henderikx Emeritus Hoogleraar Universiteit Amsterdam De heer Sarfatij was tot aan zijn pensionering in 2002 werkzaam Warwijcksestraat 19 bij de ROB, thans RACM. Laatste functie: senior-onderzoeker 4351 BE Veere Middeleeuwse Archeologie. 0118-501532 Zijn archeologische specialisatie is het Nederlandse stadskern- [email protected] onderzoek, met name gerichte op de vroegstedelijke ontwikke- lingen in het Midden-Nederlandse Rivierengebied (Nijmegen, De heer Henderikx is emeritus-hoogleraar (gepensioneerd 2001) Tiel, Deventer, Dordrecht). Was verder in de jaren ‘70 provinciaal ‘Nederzettingsgeschiedenis van de Nederlanden in de archeoloog van Zuid-Holland en had toen veel contact met zijn Middeleeuwen’, Universiteit van Amsterdam. Zijn specialisme is Zeeuwse collega J. Trimpe Burger. het ontstaan en vroegste ontwikkeling van nederzettingen (ste- den inbegrepen) tot ca. 1400 in het beneden-deltagebied van Rijn Stedelijke ontwikkeling van de Late Middeleeuwen en de Nieuwe en Maas en het estuariumgebied van de Schelde. De heer Tijd, de stadsarcheologie en de relatie van stad en platteland Henderikx is historicus maar heeft als bestuurslid van de SCEZ Drs. B. Hillewaert (2000-2006) en als lid van de AWN kennis opgedaan van de Raakvlak, intergemeentelijke dienst archeologie Brugge en archeologie. Ommeland In Zeeland verricht hij onderzoek naar de ontwikkeling van de Komvest 45 bewoning en intensivering van het agrarisch grondgebruik van B-8000 Brugge, België de Vroege Middeleeuwen, tot ca. 1400 AD, in relatie met de aard +32 50 445040 van en de veranderingen in de bodemlandschappen. Andere the- +32 4 94213850 ma’s: de vorming van parochies, ambachten en waterschappen, [email protected] de stichting van kloosters, ontwikkeling van diverse nederzet- tingstypen (verspreide bewoning, kerkdorpen, havenplaatsen, Mevr. Hillewaert is archeoloog in dienst van Raakvlak, de inter- steden); sociale structuren. Aan het ontstaan en de vroegste ont- gemeentelijke dienst voor archeologie in Brugge en Ommeland. wikkeling van Middelburg, Zierikzee en Veere is door hem speci- Haar specialisaties zijn de laatmiddeleeuwse archeologie met aal aandacht besteed. nadruk op de stadsarcheologie en (laat-)middeleeuws Bij het overgrote deel van bovengenoemde onderzoeksterreinen (import)aardewerk. In toenemende mate is zij zich gaan bezig hebben de resultaten van archeologisch onderzoek een grote rol gaan houden met de methodologische aspecten van het proces gespeeld, in diverse gevallen zelfs een even grote rol als de van archeologische monumentenzorg (opsporing en waarde- eigentijdse schriftelijke bronnen. ring) en met het diachrone bewoningspatroon in het landelijk gebied van West-Vlaanderen en aangrenzende regio’s. Haar Archeologie van de Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd: contacten met Zeeland dateren al uit het einde van de jaren ’80 Drs. J. van Doesburg toen ze de laatmiddeleeuwse aardewerkvondsten in Aardenburg Senior Specialist RACM bestudeerde. Recentelijk is er de nodige uitwisseling van arche- Postbus 1600 ologische resultaten in het Zwingebied (Sluis –Damme enz.). 3800 BP Amersfoort 033-4227648 Archeologie van verdedigingswerken uit de Late Middeleeuwen en [email protected] de Nieuwe Tijd: Drs. Mathieu De Meyer De heer van Doesburg is sinds 1990 werkzaam bij de ROB, thans Prov. West-Vlaanderen RACM. Zijn huidige functie is senior-onderzoeker Middeleeuwen Kasteel Tillegem en Nieuwe tijd (afdeling Archeologisch erfgoed; sector Kennis & Tillegemstraat 81 Erfgoed). B-8200 St. Michiels Zijn archeologische specialisatie betreft de Vroege en Volle België Middeleeuwen (7e-13e eeuw), met nadruk op het Midden- +32 50 407028 Nederlandse rivierengebied. Daarbinnen houdt zich ook bezig +32 4 99565920 met Zeeland, met name de waardestelling van vindplaatsen [email protected] in het kader van de landelijke beheers- en behoudstaak van de RACM. In Zeeland verrichtte hij onderzoek naar de motte van De heer De Meijer is projectcoördinator van het grensoverschrij- ’s Heer Arendkerke, enkele ringwalburgen en Burgh- dende samenwerkingsproject, gericht op de visualisatie van de Haamstede. Staats-Spaanse linies in Vlaanderen en Zeeuws-Vlaanderen

93 (Gesubsidieerd onder Interreg IIIa). In die functie werkt hij nauw Archeobotanie, voorzover mogelijk zowel diachroon als per periode: samen met de Provincie Zeeland om de landschappelijke inpas- Dr. O. Brinkkemper sing en reconstructie van de linies en vestingwerken te verbete- Senior specialist RACM ren. Daarvoor werkte hij onder andere bij de Universiteit van Gent Postbus 1600 en het Vlaamse Instituut voor Onroerend Erfgoed. Hij is gespeci- 3800 BP Amersfoort aliseerd in de archeologie van militaire linies en verdedigingsli- 033-4227557 nies uit de Nieuwe tijd (tot en met WO II) in de regio. [email protected]

Materiële cultuur van de Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd: De heer Brinkkemper is sinds 1993 werkzaam bij de ROB, thans Drs. S. Ostkamp RACM. Huidige functie: senior-onderzoeker archeobotanie, afde- Aardewerkspecialist, Archeospecialisten ling landschappelijk en stedenbouwkundig erfgoed. Nijverheidsweg Noord 114 Zijn specialisatie is het onderzoek van pollen, houtskool en hout, 3812 PN Amersfoort zaden en andere botanische macroresten. Hij is gepromoveerd [email protected] op archeobotanie Voorne-Putten (=niet Zeeland) en was vanuit de toenmalige ROB betrokken bij het beerputonderzoek in Veere. De De heer Oskamp is sinds 2001 senior-specialist materiële cul- specifiek Zeeuwse onderzoekservaring is beperkt, want hij werkt tuur bij Archeospecialisten te Amersfoort (voorheen ADC). als onderzoeker bij RACM landsdekkend. Heeft als beheerder Hij houdt zich bezig met aardewerk, maar ook glas, metaal en van de archeobotanische database RADAR goed overzicht over overige materiaalcategorieën uit middeleeuwse vondstcom- het verrichte botanische onderzoek in Zeeland (althans t/m 2005, plexen (met name na ca. 1100 AD), waaronder veel beerputon- want t/m dat jaar zijn de gegevens ingevoerd). derzoek. Hij heeft een bijzondere interesse in de middeleeuwse iconografie en in dat kader houdt hij zich o.a. bezig met pel- grimsinsignes, waarvoor Zeeland een belangrijke kennisbron is. Was zelf betrokken bij het onderzoek van de Berghuiskazerne te Middelburg, de opgraving Vlissingen-Spuistraat, en in . Staat voorts in nauw contact met H. Hendrikse, beheerder provinciaal depot/SCEZ, onder meer voor zijn onder- zoek in het kader van het proefschrift over middeleeuws aarde- werk dat hij voorbereidt.

Archeozoölogie, voorzover mogelijk zowel diachroon als per periode: Dr. R. Lauwerier Senior specialist RACM Postbus 1600 3800 BP Amersfoort 033-4227554 [email protected]

De heer Lauwerier is sinds 1990 werkzaam bij de ROB/RACM als senior-onderzoeker archeozoölogie. Is opgeleid als bioloog en gepromoveerd op de archeozoölogie van Romeins Nijmegen. Hij houdt zich bij de RACM sinds 1990 bezig met de bestudering van alle dierlijke materialen (met nadruk op bot) uit archeologische context. Uitvoerend onderzoek bij de RACM is inmiddels zeer beperkt; de invulling van zijn taak ligt nu vooral op gebied van kwaliteitszorg en -borging voor archeozoölogisch onderzoek in Nederland (RACM als kenniscentrum). Als onderzoeker bij de RACM werkt hij landsdekkend; zijn kennis is dat ook. Hij heeft concreet voor wat betreft de archeologie in Zeeland meegewerkt aan het archeozoölogisch onderzoek van ringwalburgen en het kasteel van Valkenisse.

94 Archeologie naar deltahoogte

Bijlage 3: Vragenlijst interviews

Kennismaking/Algemeen 1. Wat is uw huidige functie en specialisme? 2. Wat zijn uw eigen specifieke kennisgebieden, wat is in rela- tie daarmee uw zicht op Zeeland ofwel de daar voorkomen- de archeologische landschappen, hoe ‘oud’ is uw kennis? 3. Heeft u in uw werk of anderszins een relatie met de Zeeuwse archeologie? Zo ja, sinds wanneer en in welke hoedanigheid?

Het project POAZ 4. Zijn doel, aard en opzet van het project POAZ u duidelijk? (zo nee: dan eerst toelichten eventuele vragen ophelderen)

Onderzoeksthema’s, lacunes en trends 5. Kunt u uw specialisme nader onderverdelen in thema’s, perioden en/of gebied(en) die betrekking hebben op Zeeland? 6. Ziet u binnen uw vakgebied nieuwe, belangrijke trends, the- ma’s die van betekenis zijn voor de Zeeuwse archeologie? 7. Zo ja: herkent u die trends ook in het huidige of voorbije onderzoek in Zeeland? 8. Indien ja: graag toelichten met voorbeelden. 9. Indien nee: wat ziet u daarvan als oorzaak? En: ziet u kansen om die lacunes in te vullen? 10. Indien u heeft aangegeven dat er kansen zijn om die lacunes in te vullen (punt 9): wat is daar in uw ogen voor nodig (inhou- delijk en methodisch)? 11. Welke specialistische onderzoeksthema’s ziet u graag expli- ciet genoemd in de POAZ? Geef bij voorkeur prioritering. 12. Zijn er realistische kansen voor onderzoek door universitei- ten (of andere kennisinstituten) in Zeeland op termijn van de komende 10 jaar?; 13. Zijn er realistische kansen voor interdisciplinair (grensover- schrijdend) onderzoek?

Aanvullingen op conceptversie POAZ 14. Kunt u vanuit uw eigen specialisme aangeven wat u in inhou- delijke zin aansprak of miste in het conceptrapport POAZ? 15. Kunt u vanuit uw eigen specialisme aangeven op welke pun- ten het concept aanpassing c.q. uitbreiding behoeft? Licht toe waar en hoe.

95 Archeologie naar deltahoogte

Bijlage 4: Verslagen interviews

Voor de lijst van geïnterviewden (incl personalia), zie Bijlage 2. Ziet u binnen uw vakgebied nieuwe, belangrijke trends, Voor de gehanteerde vragenlijst tijdens de interview, zie thema’s die van betekenis zijn voor de Zeeuwse archeologie? Bijlage 3. • Verdere ontwikkeling van luchtfotografie als prospectieme- thode is noodzakelijk. Geïnterviewde 1: Jean Bourgeois (JB) • Aan Vlaamse kant komt steeds meer informatie over circu- Datum: 27 februari 2008 laire structuren en bewoningspatroon uit metaaltijden Plaats: Universiteit Gent, 12-13 u beschikbaar, kan ingepast worden in Zeeuws-Vlaams model. Interviewer: Wilfried Hessing Zo ja: herkent u die trends ook in het huidige of voorbije onder- Kennismaking/Algemeen zoek in Zeeland? Indien ja: graag toelichten met voorbeelden. Wat is uw huidige functie en specialisme? • De wil is er maar de omvang van het databestand is gering. Hoogleraar Archeologie en Prehistorie van Europa, specialisatie • Er zijn een aantal veelbelovende sites geïdentificeerd die Metaaltijden en de archeologische toepassingsmogelijkheden nader onderzoek verdienen. van luchtfotografie. • Nederland en Zeeland hebben goed paleogeografisch kaart- materiaal als startpunt, maar dat is niet zaligmakend. Wat zijn uw specifieke kennisgebieden, wat is in relatie daar- mee uw zicht op Zeeland ofwel de daar voorkomende archeo- Indien nee: wat ziet u daarvan als oorzaak? En: ziet u kansen logische landschappen, hoe ‘oud’ is uw kennis? om die lacunes in te vullen? • Bronstijd en IJzertijdnederzettingen op het dekzand van Oost- • Nederland (en Zeeland) blijft achter als het gaat om toepas- en West-Vlaanderen. Dit gebied sluit landschappelijk zeer sing luchtfotografie in archeologie. goed aan bij Zeeuws-Vlaanderen. • Nederland (en Zeeland) is (te) sterk gefocused op boren als • Luchtfotografie: inmiddels een bestand van 75000 luchtfoto’s prospectie methodiek. van Kust-Vlaanderen, waaronder ook een klein aantal van • Het ontbreekt aan regionale academische onderzoekspro- Zeeuws-Vlaanderen. Ook dit sluit landschappelijk en archeo- gramma’s. logisch goed aan. Indien u heeft aangegeven dat er kansen zijn om die lacunes in Heeft u in uw werk of anderszins een relatie met de Zeeuwse te vullen (punt 9): wat is daar in uw ogen voor nodig (inhoude- archeologie? Zo ja, sinds wanneer en in welke hoedanigheid? lijk en methodisch)? Sinds eind jaren ’80 goede collegiale contacten met Zeeuwse • Versterking samenwerking met Vlaanderen op verschillende collega’s. Opgebouwd vanuit gezamenlijke IJzertijdinteresse niveau’s. (o.a. R. van Heeringen), maar daarna ook over luchtfotografie. • Andere focus in het verkennende onderzoek: meer maatwerk Helaas zijn pogingen om een Eurregio project van de grond te in technieken en detailniveau. tillen niet gelukt, maar op incidentele basis is veel informatie • Benader Zeeuwse archeologie meer vanuit het perspectief uitgewisseld. van het Zuidelijke Noordzeebekken en minder vanuit centraal Nederland. Het project POAZ • Heb oog voor lokale situatie/bijzonderheden.

Zijn doel, aard en opzet van het project POAZ u duidelijk? Welke specialistische onderzoeksthema’s ziet u graag expliciet (zo nee: dan eerst toelichten eventuele vragen ophelderen) genoemd in de POAZ? Geef bij voorkeur prioritering. Ja. • Bewoningspatroon in de de Bronstijd en IJzertijd. • Toepassing luchtfotografie in geschikte landschappen. Onderzoeksthema’s, lacunes en trends • Identificatie van circulaire structuren in Zeeuws-Vlaanderen via follow-up in veldonderzoek, bijvoorbeeld in omgeving Axel. Kunt u uw specialisme nader onderverdelen in thema’s, perio- • In kaart brengen bewoningspatroon in het afgedekt dekzand- den en/of gebied(en) die betrekking hebben op Zeeland? gebied. • Prospectie van Bronstijd en IJzertijdvindplaatsen via lucht- fotografie in dekzandgebied Vlaanderen. Zijn er realistische kansen voor onderzoek door universiteiten • Ontbreken van nederzettingen uit de Bronstijd en goede (of andere kennisinstituten) in Zeeland op termijn van de funeraire informatie IJzertijd. komende 10 jaar? • Bewoningspatroon in overgang van IJzertijd naar de Universiteiten: Zeeland lijkt te ver weg voor de Nederlandse uni- Romeinse tijd. versiteiten. Voor Gent kan het gebied interessant zijn vooral • Datering en identificatie circulaire structuren op luchtfo- omdat het goed aansluit op hun regionale onderzoekprogram- to’s: 90% heeft funerair karakter met nadruk op Bronstijd. ma’s voor de Romeinse tijd.

96 Interregionaal: Voor de Romeinse tijd werken Engelsen, Fransen Ziet u binnen uw vakgebied nieuwe, belangrijke trends, thema’s en Belgen al veel samen in het Zuidelijke Noordzeebekken. die van betekenis zijn voor de Zeeuwse archeologie? • Wetlandarcheologie. Zijn er realistische kansen voor interdisciplinair (grensover- • Aandacht voor thema voedseleconomie. schrijdend) onderzoek? • Cultuurlandschappelijk perspectief. Ja, luchtfotoprospectie. • Plantaardig DNA (bijv herkomst soorten; onderscheid gekweekt/wild ). Maar: is duur, staat nog in kinderschoenen, Aanvullingen op conceptversie POAZ en vereist gerichte vraagstelling.

Kunt u vanuit uw eigen specialisme aangeven wat u in inhoude- Zo ja: herkent u die trends ook in het huidige of voorbije onder- lijke zin aansprak of miste in het conceptrapport POAZ als zoek in Zeeland? geheel? Nee. De archeobotanische database RADAR maakt duidelijk dat Het rapport is sterk vanuit Nederlands perspectief opgezet. de hoeveelheid archeobotanische data voor Zeeland zeer beperkt Archeologisch mag wat meer naar ontwikkelingen aan andere is. Afgezien van enkele onderzoeken in Veere, Ellewoutsdijk, kant Schelde gekeken worden. Aardenburg, Vlissingen en Middelburg is Zeeland in feite één grote archeobotanische lacune. Kwestie is wel: zijn er nog onuit- Kunt u vanuit uw eigen specialisme aangeven op welke punten gewerkte archeobotanische monsters? Of zijn ze ueberhaupt niet het concept aanpassing c.q. uitbreiding behoeft? Licht toe waar genomen? OB heeft daar geen zicht op. en hoe. Indien ja: graag toelichten met voorbeelden. Geïnterviewde 2: Otto Brinkkemper (OB) Indien nee: wat ziet u daarvan als oorzaak? En: ziet u kansen om Datum: 26 februari 2008 die lacunes in te vullen? Plaats: RACM, 13.30-15 u OB: gebrek aan archeobotanische data komt o.a doordat provin- Interviewer: Monica Alkemade ciaal archeologen de gang naar het archeobotanisch lab in het verleden niet maakten, en er geen universitaire vakgroepen in Kennismaking/Algemeen Zeeland actief waren/zijn. Kansen: als holoceen landschap zijn de Zeeuwse conserverings- Wat is uw huidige functie en specialisme? omstandigheden voor botanische (macro)resten en hout nogal Sinds 1993 werkzaam bij de ROB, thans RACM. Huidige functie: goed (wetlandcondities). senior-onderzoeker archeobotanie, afdeling landschappelijk en stedenbouwkundig erfgoed. Indien u heeft aangegeven dat er kansen zijn om die lacunes in te vullen, wat is daar in uw ogen voor nodig (inhoudelijk en Wat zijn uw eigen specifieke kennisgebieden, wat is in relatie methodisch)? daarmee uw zicht op Zeeland of wel de daar voorkomende • Instrument: net zoals de RACM dat doet bij projecten kan ook archeologische landschappen, hoe ‘oud’ is uw kennis? de provincie richting gemeenten stimuleren dat archeobota- Pollen; houtskool en hout; zaden/botanische macroresten. nisch onderzoek in PvE’s wordt opgenomen. • Breed inhoudelijk: verbindend thema voor Zeeuws onderzoek Heeft u in uw werk of anderszins een relatie met de Zeeuwse = omgang met natuurlijke omgeving vanuit perspectief van archeologie? Zo ja, sinds wanneer en in welke hoedanigheid? bestaanseconomie (voedselgewassen diachroon; landbouw OB is gepromoveerd op de archeobotanie Voorne-Putten (=niet en voedselproductie door de tijd heen, zie ook pt 11). Zeeland) en vanuit de ROB betrokken bij beerputonderzoek • Aandacht voor diepe ontsluitingen (pleistoceen oppervlak). Bij Veere. Specifiek Zeeuwse onderzoekservaring is beperkt, want grote infrastructurele werken ligt hier uitdaging voor de pro- werkt als onderzoeker bij RACM landelijk. Heeft als beheerder vincie. van de archeobotanische database RADAR goed overzicht over • Methodisch: eerst veel monsters nemen, maar voor aanvang het verrichte onderzoek (althans t/m 2005 want t/m dat jaar zijn uitwerking dan door de specialist een beredeneerde selectie gegevens ingevoerd). uit de hoeveelheid monsters laten maken. Kost wat tijd en dus geld (stukje van het budget), maar je gaat wel aan de slag met Het project POAZ een dataset waar je wat mee kan (dus: budget vooral effec- tief/resultaatgerichter inzetten). Zijn doel, aard en opzet van het project POAZ u duidelijk? • Punt hierboven: samenwerking specialist en opgraver is ver- (zo nee: dan eerst toelichten eventuele vragen ophelderen) eist, al bij formuleren onderzoeksvragen (PvE). n.v.t. • Methode monstername: pollenmonsters alleen te nemen door specialist zelf; hout- en macrobotanische monsters kun- Onderzoeksthema’s, lacunes en trends nen ook door ervaren veldteam worden gedaan.

Kunt u uw specialisme nader onderverdelen in thema’s, perio- Welke specialistische onderzoeksthema’s ziet u graag expliciet den en/of gebied(en) die betrekking hebben op Zeeland? genoemd in de POAZ? Geef bij voorkeur prioritering. • Perioden: archeobotanie is per definitie diachroon. Thema’s zonder prioritering (OB: we moeten in Zeeland ueber- • Pollenonderzoek (mogelijkheden in Zeeland beperkt vanwe- haupt maar eens archeobotanische data verzamelen; elke kans ge dikke kleilagen). aangrijpen). Overkoepelend/verbindend thema: diachroon cul- • Macroresten, vooral Romeins en Volle/Late Middeleeuwen. tuurlandschappelijk perspectief (zie ook pt 10: breed inhoudelijk) 97 • Bronstijd op Oude Duinen/strandwallen: beperkte kennis Heeft u in uw werk of anderszins een relatie met de Zeeuwse daarover in W-Nederland (eigenlijk alleen Noordwijk) graag archeologie? Zo ja, sinds wanneer en in welke hoedanigheid? uitbreiding van kennis daarover in Zeeland. Recentelijk onderzoeksleider van het geo-archeologisch onder- • Bewoning in de IJzertijd in het kustgebied: bestaansecono- zoek in het Project Kanaalkruising Sluiskil van Rijkswaterstaat. mie veenboeren. Proces van seizoensgebonden exploitatie van het veengebied naar kolonisatie; zelfvoorzienend (loka- Het project POAZ le productie) of gewassen van elders aangevoerd? Kolonisatiestromen en -richting. Zijn doel, aard en opzet van het project POAZ u duidelijk? • Landschap en bewoning in Romeinse tijd (o.a. locatie tem- (zo nee: dan eerst toelichten eventuele vragen ophelderen) pelcomplexen, bestaanseconomie etc). Ja. • Volle/Late ME en Nieuwe tijd: handel in voedselgewassen. Relatie tot havenplaatsen en Vlaamse steden. Onderzoeksthema’s, lacunes en trends

Zijn er realistische kansen voor onderzoek door universiteiten Kunt u uw specialisme nader onderverdelen in thema’s, perio- (of andere kennisinstituten) in Zeeland op termijn van de den en/of gebied(en) die betrekking hebben op Zeeland? komende 10 jaar? • Onderzoek van woonplaatsen en kampementen in dek- OB wijst op thema ‘Landschapsbiografie’ in kader van project zandgebied Vlaanderen. Nationale Landschappen. Binnen de afdeling van OB wordt • Paleogeografische landschapsreconstructies ten behoeve daarvoor geinventariseerd wat er binnen de NatLandschappen van de reconstructie van het bewoningspatroon. aan onderzoek is gedaan. Dit cultuurlandschappelijke perspec- • Opstellen van gedetailleerdere verwachtingsmodellen voor tief is ook voor Zeeland aantrekkelijk. de situering van bewoning uit deze perioden op verdrinken- [toevoeging M. Alkemade: Zeeland heeft 1 Nationaal Landschap, te de dekzandruggen. weten Zuidwest-Zeeland. Het bestaat uit drie afzonderlijke gebie- den: Walcheren, de Zak van Zuid-Beveland en het westelijk deel van Ziet u binnen uw vakgebied nieuwe, belangrijke trends, Zeeuws-Vlaanderen. Hierbij werkt de provincie al samen met het thema’s die van betekenis zijn voor de Zeeuwse archeologie? rijk; er is ook al een uitvoeringsdocument (2006) met voorwoord van • Langzaam meer inzicht in relatie landschap en bewoning in Gedeputeerde Van Waveren]. de regio Vlaanderen. • Aan Vlaamse kant komt steeds meer informatie over vind- Zijn er realistische kansen voor interdisciplinair (grensover- plaatsen zelf beschikbaar. schrijdend) onderzoek? • Behalve potentie van laatglaciale zandbodems ook meer Ja (zie hierboven). aandacht voor potentie van klei-afzettingen vanuit oude kreek- en geulsystemen. Hiervoor biedt Zeeuws- Aanvullingen op conceptversie POAZ Vlaanderen veel mogelijkheden: zie Sluiskil.

Kunt u vanuit uw eigen specialisme aangeven op welke punten Zo ja: herkent u die trends ook in het huidige of voorbije onder- het concept aanpassing c.q. uitbreiding behoeft? Licht toe waar zoek in Zeeland? Indien ja: graag toelichten met voorbeelden. en hoe. • Nederland en Zeeland hebben goed paleogeografisch Kunt u vanuit uw eigen specialisme aangeven wat u in inhou- kaartmateriaal als startpunt maar dat is niet zaligmakend. delijke zin aansprak of miste in het conceptrapport POAZ als • Zeeuws-Vlaanderen is als archeoregio veelbelovend maar geheel? onderzoek komt pas net van de grond. n.v.t. Indien nee: wat ziet u daarvan als oorzaak? En: ziet u kansen Geïnterviewde 3: Philippe Crombé (PC) om die lacunes in te vullen? Datum: 27 februari 2008 • Nederland (en Zeeland) is sterk gefocust op boren als pros- Plaats: Universiteit Gent 13-14 u pectie methodiek; er is behoefte aan follow-up via andere Interviewer: Wilfried Hessing onderzoeksmethodieken. • Het ontbreekt aan regionale academische onderzoeks- Kennismaking/Algemeen programma’s. • Onderzoek van vroege prehistorie sites is op zich technisch Wat is uw huidige functie en specialisme? niet zo moeilijk, maar vraagt wel zeer specialistische ken- Universitair docent Archeologie en Prehistorie van Europa, spe- nis op onderzoekstrategisch niveau. Het is de vraag of die cialisatie de periode laat-Paleolithicum tot Vroeg-Neolithicum in in de Nederlandse commerciële archeologie altijd op de de Scheldevallei en aangrenzende regio’s. juiste plaats beschikbaar is.

Wat zijn uw eigen specifieke kennisgebieden, wat is in relatie Indien u heeft aangegeven dat er kansen zijn om die lacunes in daarmee uw zicht op Zeeland of wel de daar voorkomende te vullen (punt 9): wat is daar in uw ogen voor nodig (inhoude- archeologische landschappen, hoe ‘oud’ is uw kennis? lijk en methodisch)? Veel onderzoek gedaan naar bewoningspatroon in periode laat- • Versterking samenwerking met Vlaanderen op verschillen- Paleolithicum tot Vroeg-Neolithicum in omgeving havengebied de niveau’s. Doel-Antwerpen; is een vergelijkbaar afgedekt dekzandland- • Andere focus in het verkennende onderzoek: meer maat- schap als Zeeuws-Vlaanderen. werk in technieken en detailniveau. 98 • Meer aandacht voor onderzoeksmogelijkheden in diepe ont- Het project POAZ sluitingen. Zijn doel, aard en opzet van het project POAZ u duidelijk? Welke specialistische onderzoeksthema’s ziet u graag expliciet (zo nee: dan eerst toelichten eventuele vragen ophelderen) genoemd in de POAZ? Geef bij voorkeur prioritering. Ja. • Bewoningspatroon Vroeg Prehistorie in Zeeuws-Vlaanderen. • In kaart brengen paleogeografie in het afgedekt dekzand- Onderzoeksthema’s, lacunes en trends gebied en chronologie van de vernatting. • Onderzoek naar de oudste vorming van de Westerschelde. Kunt u uw specialisme nader onderverdelen in thema’s, perio- den en/of gebied(en) die betrekking hebben op Zeeland? Zijn er realistische kansen voor onderzoek door universiteiten • Provinciaal-Romeinse archeologie. (of andere kennisinstituten) in Zeeland op termijn van de • Romeins (import) aardewerk. komende 10 jaar? • Bewoningspatroon in Vlaamse kustvlakte in de Romeinse Zeeland lijkt te ver weg voor de Nederlandse universiteiten. Voor tijd. Gent kan het gebied interessant zijn, vooral omdat het goed aan- sluit op eigen regionale onderzoekprogramma’s voor de Vroege Ziet u binnen uw vakgebied nieuwe, belangrijke trends, thema’s Prehistorie. Gent is ook geïnteresseerd in thematisch passend die van betekenis zijn voor de Zeeuwse archeologie? contractonderzoek, vandaar de recente aanvraag voor een • Landschapsdynamiek en soms bijzondere conserverings- Nederlandse opgravingsvergunning. situaties maken vooral Zeeland in potentie zeer geschikt. • Continuïteit bewoning van late IJzertijd naar vroeg- Zijn er realistische kansen voor interdisciplinair (grensover- Romeinse tijd. schrijdend) onderzoek? • Handelsnetwerken op interregionale basis: trade port Ja, zeker voor vroege prehistorie. Scheldemonding, gateway naar Engeland en Kanaal. • Organisatie van de kustverdediging. Aanvullingen op conceptversie POAZ Zo ja: herkent u die trends ook in het huidige of voorbije onder- Kunt u vanuit uw eigen specialisme aangeven wat u in inhoude- zoek in Zeeland? lijke zin aansprak of miste in het conceptrapport POAZ als Indien ja: graag toelichten met voorbeelden. geheel? • Landschapsgerichte archeologie (vindplaatsen in relatie tot Kunt u vanuit uw eigen specialisme aangeven op welke punten het landschap waarvan ze deel uitmaken/maakten). In het concept aanpassing c.q. uitbreiding behoeft? Licht toe waar Zeeland recentelijk veel nieuwe info over inheems- en hoe. Romeinse vindplaatsen in het veen: Ellewoutsdijk. Het rapport is sterk vanuit Nederlands perspectief opgezet. • Onderzoek vroeg-Romeins handgevormd en importaarde- Archeologisch mag wat meer naar ontwikkelingen aan andere werk en late IJzertijd-aardewerkcomplexen (Poortvliet, kant van de Schelde gekeken worden. Colijnsplaat). • Economie (zoutwinning, vissaus): Scheldemonding als Geïnterviewde 4: Wim De Clercq (WDC) tradeport. Datum: 27 februari 2008 • Bewoningscontinuïteit of juist ontbreken daarvan in de 3e en Plaats: Universiteit Gent 14-16 u 4e eeuw. Interviewer: Wilfried Hessing Indien nee: wat ziet u daarvan als oorzaak? En: ziet u kansen om Kennismaking/Algemeen die lacunes in te vullen? • Aardenburg neemt een sleutelpositie in binnen de Wat is uw huidige functie en specialisme? Romeinse archeologie van Zeeland maar is nog steeds niet Sinds 2002 Onderzoeksassistent Romeinse archeologie in dienst uitgewerkt. van de Universiteit Gent en promovendus Romeinse archeologie. • Aantal van de vindplaatsen waarvoor geldt dat ze potentie hebben voor onderzoek van economische activiteiten (zout- Wat zijn uw specifieke kennisgebieden, wat is in relatie daar- winning, vissaus) verdient wetenschappelijk onderzoek mee uw zicht op Zeeland of wel de daar voorkomende archeo- (deel beschermd als AMK-terrein). logische landschappen, hoe ‘oud’ is uw kennis? • Paleogeografische kaarten van Vos en Van Heeringen zijn Provinciaal Romeinse archeologie, met nadruk op bewoningspa- goed startpunt, maar hebben tegelijk het gevaar van cirkel- troon in West-Vlaanderen en aangrenzende regio’s. Specialisatie: redenering. Ze zijn op locatieniveau niet gedetailleerd aardewerk en landelijke bewoning uit de Late IJzertijd en de genoeg en kunnen je dus op verkeerde been zetten als het Romeinse tijd. gaat om voorspellend vermogen. Aanvullend onderzoek is nodig, ook actualisatie door middel van integratie met nieu- Heeft u in uw werk of anderszins een relatie met de Zeeuwse we data. archeologie? Zo ja, sinds wanneer en in welke hoedanigheid? • Herbezinning op vroegste ontwikkeling Westerschelde Veel veldonderzoek gedaan in grensgebied Zeeland-Vlaanderen noodzakelijk (cfr bovenstaand punt). (aangrenzende delen Oost-Vlaanderen). Voor proefschrift veel • Het ontbreekt aan regionale academische onderzoekspro- Zeeuwse Romeinse vindplaatsen geanalyseerd. Intensieve con- gramma’s. tacten met Zeeuwse collega’s. 99 Indien u heeft aangegeven dat er kansen zijn om die lacunes in Provinciaal Romeinse archeologie, met nadruk op het bewo- te vullen (punt 9): wat is daar in uw ogen voor nodig (inhoude- ningspatroon in de Zeeuwse delta. Maar daarnaast inmiddels lijk en methodisch)? bijna 10 jaar ervaringsdeskundige met andere archeologische • Versterking samenwerking met Vlaanderen op verschillen- perioden en beleidsmatige kant van de archeologie in Zeeland. de niveau’s. • Andere focus in het verkennende onderzoek: meer maat- Heeft u in uw werk of anderszins een relatie met de Zeeuwse werk in technieken en detailniveau. archeologie? Zo ja, sinds wanneer en in welke hoedanigheid? • Benader Zeeuwse archeologie meer vanuit het perspectief Zie vraag 1. van het Zuidelijke Noordzeebekken en minder vanuit limes- perspectief. Heb oog voor lokale situatie/bijzonderheden. Het project POAZ

Welke specialistische onderzoeksthema’s ziet u graag expliciet Zijn doel, aard en opzet van het project POAZ u duidelijk? genoemd in de POAZ? Geef bij voorkeur prioritering. (zo nee: dan eerst toelichten eventuele vragen ophelderen) • Uitwerking Aardenburg en bij uitbreiding rol van de regio in Niet van toepassing (RvD is projectleider POAZ). organisatie kustverdediging. • In kaart brengen bewoningspatroon in het klei- en veenge- Onderzoeksthema’s, lacunes en trends bied. • Economische rol van het gebied (gateway; maar ook zee- Kunt u uw specialisme nader onderverdelen in thema’s, perio- gebonden activiteiten). den en/of gebied(en) die betrekking hebben op Zeeland? • Onderzoek van lokale aardewerkgroepen. • Handelsnetwerken. • Demografische ontwikkeling in de 3e eeuw. • Romeins (import) aardewerk.

Zijn er realistische kansen voor onderzoek door universiteiten Ziet u binnen uw vakgebied nieuwe, belangrijke trends, (of andere kennisinstituten) in Zeeland op termijn van de thema’s die van betekenis zijn voor de Zeeuwse archeologie? komende 10 jaar? • Landschapsgerichte archeologie (vindplaatsen in relatie tot Interregionaal: Voor de Romeinse tijd werken Engelsen, Fransen het landschap waarvan ze deel uitmaken/maakten). en Belgen al veel samen in het Zuidelijke Noordzeebekken. • Continuïteit van Late IJzertijd naar Vroeg-Romeinse tijd. Zeeland lijkt te ver weg voor de Nederlandse universiteiten. Voor • Handelsnetwerken en culturele relaties op interregionale Gent kan het gebied interessant zijn vooral omdat het goed aan- basis, niet alleen voor de Romeinse tijd overigens (Civitas sluit op regionale onderzoekprogramma’s voor de Romeinse tijd. Menapiorum) maar ook voor prehistorie en Late Middeleeuwen. Zijn er realistische kansen voor interdisciplinair (grensover- schrijdend) onderzoek? Zo ja: herkent u die trends ook in het huidige of voorbije onder- Maak een onderzoeksproject voor de regio Maldegem-Ouden- zoek in Zeeland? burg- Aardenburg. Indien ja: graag toelichten met voorbeelden. • Landschapsgerichte archeologie (vindplaatsen in relatie tot Aanvullingen op conceptversie POAZ het landschap waarvan ze deel uitmaken/maakten). In Zeeland recentelijk veel nieuwe info over inheems- Kunt u vanuit uw eigen specialisme aangeven wat u in inhou- Romeinse vindplaatsen in het veen: Ellewoutsdijk. delijke zin aansprak of miste in het conceptrapport POAZ als • Onderzoek vroeg-Romeins handgevormd en importaard- geheel? ewerk en aardewerkcomplexen uit de Late IJzertijd (Tholen, In het concept ontbreekt nog een review van kenniswinst en Colijnsplaat). lacunes per archeologische periode. [opmerking interviewer: • (Verdronken) centrale plaatsen en militaire sites langs de WDC doelt hier op een eerdere versie van het voorliggende rapport]. kust. • Economie (zoutwinning, vissaus): Scheldemonding als Geïnterviewde 5: Robert van Dierendonck (RvD) tradeport. Datum: 4 maart 2008 • Bewoningscontinuïteit in de 3e en 4e eeuw. Plaats: SCEZ, 10-12 u • Import aardewerk uit Vlaanderen en Noord-Frankrijk (geldt Interviewer: Wilfried Hessing overigens ook voor de Middeleeuwen).

Kennismaking/Algemeen Indien nee: wat ziet u daarvan als oorzaak? En: ziet u kansen om die lacunes in te vullen? Wat is uw huidige functie en specialisme? Veel van de militaire en centrale plaatsen zijn verspoeld of liggen Sinds 1998 provinciaal archeoloog van Zeeland, tot 2001 in dienst onderwater. Onderzoek gecompliceerd. van de provincie, nadien in dienst van het SCEZ. Eigen specialis- Aardenburg neemt een sleutelpositie in binnen de Romeinse me is provinciaal-Romeinse archeologie. archeologie van Zeeland maar is nog steeds niet uitgewerkt.

Wat zijn uw specifieke kennisgebieden, wat is in relatie daar- Indien u heeft aangegeven dat er kansen zijn om die lacunes in mee uw zicht op Zeeland of wel de daar voorkomende archeo- te vullen (punt 9): wat is daar in uw ogen voor nodig (inhoude- logische landschappen, hoe ‘oud’ is uw kennis? lijk en methodisch)?

100 • Uitwerking Aardenburg en Sluis. Geïnterviewde 6: Jan van Doesburg (JvD) • Verdere ontwikkeling van prospectie afgedekte landschappen. Datum: 26 februari 2008 • Op veel terreinen en voor veel archeologische perioden en Plaats: RACM, 11-13 u thema’s is de basiskennis over het Zeeuwse bodemarchief Interviewer: Monica Alkemade nog zeer onvolledig. Dit bemoeilijkt het opvullen van onder- zoekslacunes in algemene zin. Het verzamelen van basisin- Kennismaking/Algemeen formatie moet dus zeker doorgaan. Wat is uw huidige functie en specialisme? Welke specialistische onderzoeksthema’s ziet u graag expliciet Sinds 1990 werkzaam bij de ROB, thans RACM. Huidige functie: genoemd in de POAZ? Geef bij voorkeur prioritering. senior-onderzoeker Middeleeuwen en Nieuwe tijd (d.w.z tot • Het onderzoek van schansen en verdedigingslinies, maar 1958). Afdeling: Archeologisch erfgoed, sector Kennis & Erfgoed. dient zich niet alleen te richten op de contouren maar ook op de binnenterreinen. Wat zijn uw eigen specifieke kennisgebieden, wat is in relatie • Interculturele relaties op basis van de materiële cultuur daarmee uw zicht op Zeeland of wel de daar voorkomende (bijv. aardewerk in Romeinse tijd en Middeleeuwen). archeologische landschappen, hoe ‘oud’ is uw kennis? • Het opzetten van referentie-datasets voor de belangrijke Vroege en Volle Middeleeuwen (7e-13e eeuw), met nadruk op het materiaalcategorieën, maar bijvoorbeeld ook voor 14C en Midden-Nederlandse rivierengebied (evenals Zeeland een jong, dendrochronologie. dynamisch landschap). • Onderzoek van afgedekte dekzandlandschappen voor pre- historie en Romeinse tijd. Heeft u in uw werk of anderszins een relatie met de Zeeuwse • Onderzoek Romeinse inheemse bewoningspatroon in veen- archeologie? Zo ja, sinds wanneer en in welke hoedanigheid? kleigebied. ’s-Heer Arendkerke (motte), ringwalburgen en Burgh. JvD’s betrokkenheid vanuit de RACM is met name waardestelling t.b.v. Zijn er realistische kansen voor onderzoek door universiteiten landelijke beheers- en behoudstaak. (of andere kennisinstituten) in Zeeland op termijn van de komende 10 jaar? Het project POAZ Zeeland lijkt te ver weg voor de Nederlandse universiteiten. Voor Vlaamse universiteiten kan het gebied interessant zijn als voor- Zijn doel, aard en opzet van het project POAZ u duidelijk? land voor de Vlaamse steden in de Middeleeuwen en daarna. (zo nee: dan eerst toelichten eventuele vragen ophelderen) Gemeenschappelijke projecten met Vlaanderen? Enige toelichting volgt.

Zijn er realistische kansen voor interdisciplinair (grensover- Onderzoeksthema’s, lacunes en trends schrijdend) onderzoek? Bouwhistorisch onderzoek: is van belang, maar valt niet onder Kunt u uw specialisme nader onderverdelen in thema’s, perio- het veroorzakerprincipe. Hier kan een provinciale ambitie liggen den en/of gebied(en) die betrekking hebben op Zeeland? (gemeenschappelijke projecten van bouwhistorici en archeolo- • Vroege en Volle Middeleeuwen (7de-13de eeuw). gen, naar analogie van gemeentelijke initiatieven in Den Bosch, • Handelsnetwerken. Zutphen, Utrecht, Amsterdam). • Aardewerk en metaal. • Vroege versterkingen (ringwalburgen daarvan los zien): Aanvullingen op conceptversie POAZ relatie tussen en opeenvolging van verschillende soorten versterkingen. Kunt u vanuit uw eigen specialisme aangeven wat u in inhoude- • Relatie versterking en nederzetting (zijn niet los van elkaar lijke zin aansprak of miste in het conceptrapport POAZ als te zien). geheel? Niet van toepassing (RvD is projectleider POAZ). Ziet u binnen uw vakgebied nieuwe, belangrijke trends, thema’s die van betekenis zijn voor de Zeeuwse archeologie? Kunt u vanuit uw eigen specialisme aangeven op welke punten • Landschapsgerichte archeologie (vindplaatsen in relatie tot het concept aanpassing c.q. uitbreiding behoeft? Licht toe waar het landschap waarvan ze deel uitmaken/maakten). en hoe. • Groeiende belangstelling voor postmiddeleeuwse linies en Niet van toepassing (RvD is projectleider POAZ). stellingen. • Groeiende belangstelling voor industriële archeologie. • Groeiend besef van de betekenis van cultuurhistorische waarden, m.n van zichtbare overblijfselen (belevingswaarde).

Zo ja: herkent u die trends ook in het huidige of voorbije onder- zoek in Zeeland? Indien ja: graag toelichten met voorbeelden. • Postmiddeleeuwse linies en stellingen: o.a Spaans-Staatse linies (die in Zeeland tot WO-II gebruikt zijn). • Industriële archeologie: selnering en moernering.

101 JvD wijst op bedreiging van erfgoed in Zeeland: zoeken naar Aanvullingen op conceptversie POAZ archeologisch materiaal in situ (uit linies, verdronken dorpen etc.). Linies en stellingen zijn aan bedreiging (oa erosie) onder- Kunt u vanuit uw eigen specialisme aangeven wat u in inhou- hevig. Zichtbare archeologische resten met aardkundige compo- delijke zin aansprak of miste in het conceptrapport POAZ als nent (overbodige dijken, vliedbergen, e.d.) zeer kwetsbaar omdat geheel? ze als ‘hopen grond’ ten prooi vallen aan egalisatie, of als groe- Vertaling van het rapport naar de praktijk is de crux: veelbelo- ve worden gebruikt. vende onderzoeksthema’s heel specifiek formuleren zodat ze concreet kunnen worden opgepakt (oa door gemeenten). Wijst Indien nee: wat ziet u daarvan als oorzaak? En: ziet u kansen op het gevaar van de NOaA, die vlgs JvD te abstract/breed blijft. om die lacunes in te vullen? Kunt u vanuit uw eigen specialisme aangeven op welke punten Indien u heeft aangegeven dat er kansen zijn om die lacunes in het concept aanpassing c.q. uitbreiding behoeft? Licht toe waar te vullen (hierboven): wat is daar in uw ogen voor nodig (inhou- en hoe. delijk en methodisch)? De maritieme component ontbreekt.

Welke specialistische onderzoeksthema’s ziet u graag expliciet Geïnterviewde 7: Peter Henderikx (PH) genoemd in de POAZ? Geef bij voorkeur prioritering. Datum: 4 maart 2008 • Linies en stellingen. Voor Zeeland het diachrone element Plaats: Veere 13 -15 u van belang (gebruik van 16e tot in 20e eeuw) alsmede Interviewer: Wilfried Hessing gebiedgerichte aanpak (landschappelijke context). • Relatie tussen vroege versterkingen en de latere dorpen Kennismaking/Algemeen • Mottes als complexen, fasering, grootte, relatie met latere kastelen, en dat wat er onder de motte zelf zit. Wat is uw huidige functie en specialisme? • Wisselwerking tussen de mens en het water: verdronken Emeritus-hoogleraar ‘Nederzettingsgeschiedenis van de dorpen en waterstaatkundige werken (dijken etc). Nederlanden in de Middeleeuwen’, Universiteit van Amsterdam, • Industriële activiteiten (moernering, selnering e.d). gepensioneerd sedert oktober 2001. Specialisme: ontstaan en • Ontwikkelingen scheepvaart 12e-15e eeuw (dwz de oudere vroegste ontwikkeling van nederzettingen (steden inbegrepen) fase; jongere fasen is buiten Zeeland al veel over bekend), tot ca. 1400 in het beneden-deltagebied van Rijn en Maas en het alsmede de relatie tussen scheepvaartontwikkelingen en estuariumgebied van de Schelde. opkomst van de Vlaamse steden. • Ontwikkeling regionale scheepstypen. Wat zijn uw eigen specifieke kennisgebieden, wat is in relatie • Dijkenbouw en waterbeheer: achtergronden van verschui- daarmee uw zicht op Zeeland of wel de daar voorkomende ving van lokale initiatieven naar regionale beheersvormen. archeologische landschappen, hoe ‘oud’ is uw kennis? Onderzoek van dijken die op een bepaald moment overbo- Eigen specifieke kennisgebieden: dig werden is veelbelovend. Buiten Zeeland: vroegmiddeleeuwse bewoningsontwikkeling in de beneden-delta van Rijn en Maas. Occupatie, veenontginnin- Zijn er realistische kansen voor onderzoek door universiteiten gen en institutionele ontwikkelingen op wereldlijk, kerkelijk en (of andere kennisinstituten) in Zeeland op termijn van de waterstaatkundig gebied tussen de Oude Rijn en de voormalige komende 10 jaar? Oude Maas (11e-14e eeuw). JvD wijst op pilot-project in Gennep: vanuit de wens om een In Zeeland: ontwikkeling van de bewoning en intensivering van representatief deel van de postmiddeleeuwse linies in het agrarisch gebruik van de grond van de Vroege Middeleeuwen Nederland wettelijk te beschermen (momenteel ondervertegen- tot ca. 1400. Dit in relatie met de aard van en de veranderingen woordigd) wordt hiermee tbv een beschermingsagenda kennis in de bodemlandschappen. Vorming van parochies, ambachten opgebouwd, zoals: wat is de beste methode om een linie in kaart en waterschappen. Stichting van kloosters. Ontwikkeling van te brengen, te onderzoeken (versch. technieken) en te bescher- diverse nederzettingstypen: verspreide bewoning, kerkdorpen, men? Wat is het effect van verschillende vormen van gebruik van havenplaatsen, steden. Sociale structuren: verhouding edelen- de linie in tijden van vrede en van oorlog? Dergelijke vragen zijn onedelen. Aan het ontstaan en de vroegste ontwikkeling van een ook interessant voor Zeeuwse linies. Er is een algemeen groei- paar steden is door mij speciaal aandacht besteed: Middelburg, ende belangstelling (van eigenaren en gemeenten) om linies in Zierikzee en Veere. ere te herstellen (beleving) = positieve tendens. Relatie met de archeologie. Bij het overgrote deel van bovenge- noemde onderzoeksterreinen hebben de resultaten van archeo- Zijn er realistische kansen voor interdisciplinair (grensover- logisch onderzoek een grote rol gespeeld, in diverse gevallen schrijdend) onderzoek? zelfs een even groot rol als de eigentijdse schriftelijke bronnen. Bouwhistorisch onderzoek: is van belang maar valt niet onder Mijn zicht op de archeologische landschappen in Zeeland was tot veroorzakerprincipe. Hier kan een provinciale ambitie liggen eind jaren negentig uitstekend, dank zij de wijze waarop alle (gemeenschappelijke projecten van bouwhistorici en archeolo- resultaten van het archeologisch onderzoek op een voor de gen, naar analogie van gemeentelijke initiatieven in Den Bosch, onderzoeker goed bereikbare wijze bekend werden gemaakt. Zutphen, Utrecht, Amsterdam). Hoe oud is mijn kennis? Mijn kennis heb ik opgedaan vanaf 1959 tot op de dag van vandaag.

102 Heeft u in uw werk of anderszins een relatie met de Zeeuwse Indien ja: graag toelichten met voorbeelden. archeologie? Zo ja, sinds wanneer en in welke hoedanigheid? Het boek over de ringwalburgen (1995) en het Vlaams- Zie vraag 2. Verder heb ik aan de archeologie ‘geroken’ als Nederlands VNC-project (Universiteiten Gent en Wageningen) bestuurslid van de SCEZ (2000-2006) en als lid van de AWN. dat zich momenteel bezighoudt met de bewoningsgeschiedenis van een deel van West-Zeeuws-Vlaanderen, bestudeerd vanuit Het project POAZ historisch, archeologisch en geologisch gezichtspunt.

Zijn doel, aard en opzet van het project POAZ u duidelijk? Indien nee: wat ziet u daarvan als oorzaak? En: ziet u kansen om (zo nee: dan eerst toelichten eventuele vragen ophelderen) die lacunes in te vullen? Ja, doel, aard en opzet zijn mij geleidelijk aan duidelijk geworden. Uitbreiding van interdisciplinair onderzoek in Zeeland lijkt moge- [NB: PH is lid van de projectgroep POAZ]. lijk.

Onderzoeksthema’s, lacunes en trends Indien u heeft aangegeven dat er kansen zijn om die lacunes in te vullen (punt 9): wat is daar in uw ogen voor nodig (inhoudelijk Kunt u uw specialisme nader onderverdelen in thema’s, perio- en methodisch)? den en/of gebied(en) die betrekking hebben op Zeeland? • Nodig is meer informatie over en weer tussen de beoefena- De Vroege Middeleeuwen (tot ca. 950). Ontwikkeling van de bewo- ren van de diverse disciplines; ook waar het de methodiek ning in relatie tot het bodemlandschap: grondbezit, agrarisch van de verschillende vakken betreft. Het provinciebestuur bedrijf, bestuur, sociale structuren, militaire organisatie (homines zou dit aspect bij zijn toekomstige sturende en adviserende franci, burgen), strijd tegen de Noormannen. taak kunnen betrekken. De Stichting Cultureel Erfgoed Periode ca. 950-1150. Sterke bevolkingstoename. Landverlies Zeeland kan daarbij een rol spelen. Te denken valt o.a. aan door overstromingen. Positie van de graven van Vlaanderen en nascholing voor archeologen op bijvoorbeeld het gebied van Holland. Eerste kerkstichtingen. Begin stedelijke ontwikkeling de geschiedenis, waarbij men leert kritisch om te gaan met van Middelburg, Zierikzee en Aardenburg. Eerste dammen en dij- bestaande historische literatuur en te werken met schrifte- ken. Positie edelen (mottes). Stichting van de abdij van lijk bronnenmateriaal. Middelburg. • Het onderzoek van geologen, historici, historisch-geografen Periode ca. 1150-1300. Verdere bevolkingstoename. Aanleg en anderen wordt de laatste tien jaar geremd door het ont- doorgaande ringdijken rond de oude kerngebieden. Hausse in breken van een jaarlijks volledig en voor ieder toegankelijk parochiestichtingen. Dorpsvorming rond parochiekerken. overzicht van alle resultaten van het archeologisch onder- Machtspositie ambachtsheren. Eerste stenen kastelen. Strijd zoek in Zeeland. Waarom is Archis niet net zo toegankelijk Vlaanderen-Holland om Zeeland Bewesten de Schelde. Eerste voor iedereen als dat het geval is met openbare archiefbe- inpolderingen van nieuw land. Ontwikkeling van nieuwe haven- waarplaatsen en bibliotheken? plaatsen/steden: Vlissingen, Veere, Brouwershaven, Tholen, Goes, Sluis, Biervliet, Hulst. Stichting van een flink aantal nieuwe Welke specialistische onderzoeksthema’s ziet u graag expliciet kloosters. genoemd in de POAZ? Geef bij voorkeur prioritering. Periode ca. 1300-1400. Geringere bevolkingsgroei. Vorming a. Ontwikkeling van bewoning, nederzettingen en infra- waterschappen. Voortgaande stedelijke ontwikkeling. structuur van de Vroege Middeleeuwen tot in de 14e Verdergaande inpolderingen. eeuw in de oude kerngebieden. In deze periode van ster- ke bevolkingstoename worden daar de grondslagen Ziet u binnen uw vakgebied nieuwe, belangrijke trends, thema’s gelegd voor het patroon van dorpen, gehuchten en ver- die van betekenis zijn voor de Zeeuwse archeologie? spreide bewoning, voor de verkavelingsstructuur, voor de Een belangrijke trend binnen de middeleeuwse nederzettingsge- loop van wegen, watergangen en dijken, voor de indeling schiedenis is dat in ons land sedert de jaren tachtig van de vori- in parochies en ambachten en voor het ontstaan van ge eeuw bij het onderzoek op een meer systematische wijze dan bewoning met een stedelijk karakter, zoals dat alles tot in voorheen bronnen en informatie vanuit diverse disciplines wor- onze tijd in hoge mate bepalend is geweest voor de struc- den bestudeerd en met elkaar in verband worden gebracht. tuur van die gebieden. Voor het historisch inzicht in deze Zeker voor de periode tot ca. 1300, de tijd waarvoor het geschre- ontwikkelingen is de archeologie – samen met geologie, ven bronnenmateriaal nog vrij schaars is, zijn, naast de schrifte- historische geografie en naamkunde – des te meer van lijke bronnen, de geologische informatie, de resultaten van betekenis omdat de schriftelijke bronnen van voor ca. archeologisch onderzoek, de naamkundige gegevens en histo- 1300 op veel vragen slechts een gebrekkig antwoord risch-geografische kennis van fundamentele betekenis. De geven. Locaties en thema’s die binnen het kader van dit methode is goed herkenbaar in de dissertatie van Anthonie zwaartepunt aandacht verdienen, zijn: de ringwalburgen Heidinga (Neerlandicus, mediëvist en archeoloog) over de Veluwe mét hun omgeving, de mottebergjes met directe omge- (1987), of in het artikel van Jan Besteman (mediëvist en archeo- ving (ook de terreinen voor zover bekend waar mottes al loog) over de middeleeuwse bewoning van Noord-Holland 400- lang zijn verdwenen), de verlaten kerkdorpen, voormali- 1200 (1990). Voor mijzelf is deze aanpak destijds het uitgangspunt ge kerkterreinen, verdronken dorpen, boerderijerven, geweest bij ‘De beneden-delta van Rijn en Maas’ (1987). tracé’s van wegen, watergangen en dijken van voor de 20ste-eeuwse herverkavelingen, terreinen van voormali- Zo ja: herkent u die trends ook in het huidige of voorbije onder- ge kloosters en uithoven van kloosters, stedelijke bebou- zoek in Zeeland? wing, percellering en stratenplannen, havens, havendij- Jawel. ken en spui-watermolensystemen, zoutwinning en zout- 103 industrie, baksteenindustrie, agrarisch bedrijf, veeteelt Kunt u vanuit uw eigen specialisme aangeven op welke punten in de poelgebieden en akkerbouw op de kreekruggen. het concept aanpassing c.q. uitbreiding behoeft? Licht toe waar b. De ‘voorraad archeologie’ verborgen onder duinen en en hoe. stranden. Een en ander wordt ongetwijfeld actueel wan- Wanneer in de toekomst diverse taken op het gebied van de neer de voorgenomen werken ter versterking van de archeologie overgaan van de provincie naar de gemeenten, zou zeewering worden aangevat. het verstandig zijn wanneer het provinciebestuur de ontstane c. Speciale aandacht voor de nieuwlandgebieden, waar het ruimte gebruikt voor het uitbreiden van zijn activiteiten op het oudland in de late Middleeuwen en 16e eeuw is over- gebied van coördinatie en informatie. Naast het coördineren van stroomd, en in de ondergrond van het later ingepolderde contacten tussen archeologen en de beoefenaren van aanver- nieuwland het oude Hollandveen en daarop de vroeg- wante wetenschappen – zie hierboven – valt, waar het de infor- middeleeuwse (Duinkerke II) afzettingen nog groten- matie betreft, te denken aan het opzetten van een sluitend sys- deels aanwezig zijn. Zo bijvoorbeeld Noord-Beveland, teem van informatievoorziening op het gebied van de archeolo- waar op de geologische kaart van Van Rummelen heel gie, zowel voor archeologen en archeologische diensten onder- het gebied van het middeleeuwse Noord-Beveland zich ling als voor genoemde aanverwante wetenschappers. Met het nog duidelijk aftekent. De voorraad middeleeuwse verdwijnen van de Archeologische Nieuwsrubriek in het tijd- archeologie, zij het op grotere diepte, zou bij dergelijke schrift Nehalennia en de opheffing van de Nieuwsbrief afgedekte landschappen wel eens veel groter kunnen Archeologie krijgen archeologen en beoefenaren van aanver- zijn dat tot nu toe werd verwacht. Wie weet bevinden de wante vakken wel bloemlezingsgewijs het nodige te horen over resten van verdronken dorpen van Noord-Beveland, de resultaten van het archeologisch onderzoek in Zeeland – vgl. zoals Wissenkerke, Zoelekerke, Kampen, die niet onder de artikelen in Zuidwesterheem (AWN) en Zeeuws Erfgoed een van de huidige woonkernen liggen, zich daar nog vrij (nieuwsbrief SCEZ) – maar er ontbreekt een stelselmatig perio- gaaf onder de akkers. diek overzicht van alles wat wordt gedaan en wat is gepubliceerd. Prioritering: van deze drie thema’s staat a op de eerste plaats en Mede ter bevordering van de interdisciplinaire samenwerking b en c ex aequo op de tweede plaats. lijkt mij een nieuwe Nieuwsbrief Archeologie (al dan niet digitaal) zeer gewenst. Het verbeteren van de informatievoorziening is Zijn er realistische kansen voor onderzoek door universiteiten een eerste voorwaarde, wil men dat het vele archeologische (of andere kennisinstituten) in Zeeland op termijn van de detailonderzoek dat in Zeeland wordt uitgevoerd uiteindelijk over komende 10 jaar? de volle breedte bijdraagt aan de versterking en uitbreiding van Hiervoor heb ik momenteel geen aanwijzingen. Universiteiten de op interdisciplinair onderzoek gebaseerde kennis van de die gezien het karakter van de opleidingen archeologie en mid- geschiedenis van de provincie. deleeuwse geschiedenis mogelijk te interesseren zijn voor onderzoek in Zeeland, zijn mijns inziens die van Leiden, Geïnterviewde 8: Roel Lauwerier (RL) Amsterdam (UvA), Wageningen en Gent. Datum: donderdag 28 februari 2008 Plaats: RACM, 10-12 u Zijn er realistische kansen voor interdisciplinair (grensover- Interviewer: Monica Alkemade (MA) schrijdend) onderzoek? Zie antwoorden hierboven. Kennismaking/Algemeen

Aanvullingen op conceptversie POAZ Wat is uw huidige functie en specialisme? RL is sinds 1990 werkzaam bij de ROB/RACM als senior-onder- Kunt u vanuit uw eigen specialisme aangeven wat u in inhou- zoeker archeozoölogie. Is opgeleid als bioloog en gepromoveerd delijke zin aansprak of miste in het conceptrapport POAZ als op de archeozoölogie van Romeins Nijmegen. geheel? Wat mij aansprak in het conceptrapport is het inzicht dat wordt Wat zijn uw eigen specifieke kennisgebieden, wat is in relatie gegeven in de archeologische activiteiten in Zeeland gedurende daarmee uw zicht op Zeeland of wel de daar voorkomende de laatste tien jaar. Wat ik miste is iets meer structurele aan- archeologische landschappen, hoe ‘oud’ is uw kennis? dacht voor het feit dat het archeologisch onderzoek, dat primair RL houdt zich bij de RACM sinds 1990 bezig met de bestudering toch wetenschappelijk onderzoek is, veelal, voor zover dat door van alle dierlijke materialen (met nadruk op bot) uit archeologi- archeologische bedrijven wordt uitgevoerd, financieel afhanke- sche context, incl. vogels, vissen en mollusken. In de jaren daar- lijk is van opdrachtgevers die in het geheel geen wetenschappe- voor werkte hij aan zijn archeozoölogische proefschrift. lijk doel voor ogen hebben. Gelet op de onderlinge concurrentie, zal dit betekenen dat de bureau’s het de opdrachtgevers zoveel Heeft u in uw werk of anderszins een relatie met de Zeeuwse mogelijk naar de zin zullen willen maken en waar het de uitvoe- archeologie? Zo ja, sinds wanneer en in welke hoedanigheid? ring van het wetenschappelijk werk betreft zelden meer zullen Als onderzoeker bij de RACM werkt RL landsdekkend; ook zijn doen dan strikt datgene wat de wet hun voorschrijft. Dit heeft kennis is dat. Heeft overzicht over alles wat op archeozoölogisch zondermeer consequenties voor provincie en gemeenten bij het gebied in Nederland (incl Zeeland) gaande is en was. plannen van archeologisch onderzoek. Tegen deze achtergrond Heeft aan diverse archeologische onderzoeken in Zeeland een zal ook de betekenis van een provinciale onderzoeksagenda zeer bijdrage geleverd op het gebied van de archeozoölogie, zoals: bescheiden blijven. Veerse beerput, ringwalburgen, Colijnsplaat-Noordhoeksnol en de beerput van kasteel Valkenisse.

104 Huidige taak bij de RACM ligt thans vooral op het gebied van kwa- botmateriaal stelt RL dat archeozoölogische database liteitszorg en -borging voor archeozoölogisch onderzoek in BoneInfo uitwijst dat van de 1500 gepubliceerde (grotere, Nederland (RACM als kenniscentrum). dwz meer dan 100 stuks) botcomplexen in Nederland slechts 3% afkomstig is uit Zeeland. Ergo: er is weinig Het project POAZ archeozoölogisch onderzoek verricht. • Complextype: overgrote deel data afkomstig uit stedelijke Zijn doel, aard en opzet van het project POAZ u duidelijk? context (zie uitdraai van RL uit BoneInfo). (zo nee: dan eerst toelichten eventuele vragen ophelderen) • Periode: overgrote deel data afkomstig uit Middeleeuwen en RL vraagt of er een relatie is tussen het project POAZ en de Nieuwe tijd. Van Paleolithicum t/m Romeinse periode NOaA. MA antwoordt dat deze er niet is; wel zijn beide een expo- niet/nauwelijks gegevens. nent van een meer algemene tendens dat er in archeologisch • RL: het valt daarnaast op dat van de gepubliceerde Zeeuwse Nederland ‘agenda’s’ worden opgesteld. Dit hangt samen met de botcomplexen (zie vorige punt) het grootste deel is versche- veranderingen in het bestel als gevolg van de implementatie van nen in kleinschalige, lokale tijdschriften en nauwelijks in het verdrag van Malta (archeologie integreren in RO; veroorza- nationale en internationale reeksen of tijdschriften. kerprincipe; decentralisatie naar gemeentelijk niveau; markt- • Het specialistische onderzoek (als het al is gedaan) staat werking; toename en verbreding van de participanten). De belan- vaak op zichzelf. Af en toe ‘lift’ er iets mee, zoals het onder- genafweging over archeologische waarden levert noodzaak (in zoek in Ellewoutsdijk. ieder geval behoefte) op om de toename aan onderzoeksinspan- ningen op het gebied van archeologie te meten in termen van Uitzondering: kenniswinst. Om op basis daarvan lijnen voor de toekomst uit te • De publicatie “Vondsten uit Veere” is een voorbeeld van inte- zetten (effectiviteit van instrumenten, heroriëntatie op de rollen graal onderzoek met synthetiserende conclusies. van de verschillende stakeholders, etc.). Belangrijke publicatie omdat het illustreert wat de opbrengst kan zijn van de selectie van 1 vondstcomplex met Onderzoeksthema’s, lacunes en trends daaraan gekoppeld een gedegen specialistische uitwerking en publicatie daarvan. Selectie in combinatie met diepgang Kunt u uw specialisme nader onderverdelen in thema’s, perio- kan dus veel opleveren. den en/of gebied(en) die betrekking hebben op Zeeland? • RL wijst er overigens op dat het opvallend is dat “Vondsten • RL is als archeozoöloog niet gespecialiseerd in (een) uit Veere” een publieksboek is en dus geen wetenschappe- bepaalde periode(n) maar werkt diachroon. Nadruk ligt in lijke publicatie in strikte zin. Het voordeel is dat de resulta- praktijk wel op vondstcomplexen uit met name Romeinse ten zijn ontsloten, maar het nadeel is dat niet (zoals gebrui- tijd en Middeleeuwen. En met name de Middeleeuwen is in kelijk is) de basisgegevens in bijlagen zijn opgenomen (en Zeeland relatief sterk vertegenwoordigd in de archeologi- de conclusie s dus niet verifieerbaar en verder bruikbaar). sche nalatenschap. • Door de Zeeuwse wetland-condities is botmateriaal in deze Indien u heeft aangegeven dat er kansen zijn om die lacunes in provincie over het algemeen goed bewaard gebleven. te vullen (punt 9): wat is daar in uw ogen voor nodig (inhoudelijk • Door de minder grote ruimtelijke druk (m.n vergeleken met en methodisch)? de ‘wetland’-gebieden in West-Nederland) hebben vondst- • Omdat heel Zeeland op zich een absolute kennislacune op complexen waar bot kan worden aangetroffen daarnaast archeozoölogisch terrein is, moet elke kans voor archeozo- vaak minder te lijden gehad van de gevolgen van (bijv.) ölogisch onderzoek worden aangegrepen. stads- en dorpsuitbreiding. • Het gezamenlijk schijven van rapporten levert betere resul- taten op. Hier kun je iets aan doen via het Programma van Ziet u binnen uw vakgebied nieuwe, belangrijke trends, thema’s Eisen voor onderzoek: betrek specialist al bij de opzet van die van betekenis zijn voor de Zeeuwse archeologie? het onderzoek; vanuit de bredere onderzoeksvragen kan • Geïntegreerd onderzoek, ofwel bewustwording dat specialis- hij/zij aanwijzingen geven wat je aan materiaal nodig hebt tisch onderzoek niet doel an sich is, maar vraagstellingen en om antwoorden te genereren. (selectie van materiaal in het inrichting onderzoek moeten bijdragen aan antwoorden op veld, hoeveelheid, wijze van verzamelen, zeven, etc.). onderzoeksvragen van een hoger niveau (grote thema’s). • Veel kennis is ‘verstopt’ in kleine publicaties en rapporten. • DNA-onderzoek is in opkomst. Dit ‘opwerken’ naar grote(re) verhalen en thema’s (synthe- • Het thema voedseleconomie (dieet, lokale productie, import, se) is een mooie taak voor overheden zoals de provincie van- specialisatie) maar dan met aandacht voor bijdrage aan aan- uit het idee ‘dit is een stuk van onze geschiedenis’. palende thema’s zoals handel en uitwisseling (regionale han- • De provincie kan daarin haar verantwoordelijkheid nemen delsstromen, etc.). eetgewoonten en status, e.d. door het laten opstellen van een aansprekende bewonings- geschiedenis van Zeeland. RL stelt dat daar in deze provin- Zo ja: herkent u die trends ook in het huidige of voorbije onder- cie in inhoudelijke zin goede mogelijkheden voor zijn omdat zoek in Zeeland? het in landschappelijke en historische zin min of meer een Indien ja: graag toelichten met voorbeelden. samenhangende eenheid is. Indien nee: wat ziet u daarvan als oorzaak? En: ziet u kansen om die lacunes in te vullen? Welke specialistische onderzoeksthema’s ziet u graag expliciet genoemd in de POAZ? Geef bij voorkeur prioritering. In algemene zin: • De relatie tussen stad en land in de Middeleeuwen. • Ondanks de genoemde gunstige factoren voor behoud van • Landbouw en voedseleconomie, inclusief visserij. 105 Daarbinnen ook aandacht voor vistechniek en dwarsver- Onderzoeksthema’s, lacunes en trends band met ontwikkeling scheepstypen (scheeps- en onder- waterarcheologie). Kunt u uw specialisme nader onderverdelen in thema’s, perio- • Diachroon overzicht van ontwikkelingen in de slacht: (van den en/of gebied(en) die betrekking hebben op Zeeland? huisslacht naar ambacht; slachttechnieken; vleesverwer- • Middeleeuwen na 1100. king; wie eet wat (dieet, status). Bronnen: beerputten, maar • Aardewerk: typochronologie en datering. bijv. ook grachtvullingen. • Iconografie (in kader van mentaliteitsgeschiedenis). Wat betreft prioritering merkt RL op: genoemde thema’s hebben • Beerputten. juist onderlinge dwarsverbanden die behouden moeten blijven en met name in relatie met politiek-economische geschiedenis Ziet u binnen uw vakgebied nieuwe, belangrijke trends, van Zeeland moeten worden bekeken (regionale, nationale en thema’s die van betekenis zijn voor de Zeeuwse archeologie? internationale machtsfactoren, visrechten, oorlog met Engeland, • Nadruk op gesloten vondstcomplexen ipv losse vondsten. etc). • Toename data uit grootschalige opgravingen die veel mate- riaal opleveren uit gesloten contexten (gunstig gevolg van Zijn er realistische kansen voor onderzoek door universiteiten ‘Malta’). (of andere kennisinstituten) in Zeeland op termijn van de • Aandacht voor selectiecriteria. komende 10 jaar?; • Uitwerking aardewerk vlgs Deventer systeem (belangrijk Zijn er realistische kansen voor interdisciplinair (grensover- omwille van landelijke en regionale vergelijkbaarheid). schrijdend) onderzoek? • Mentaliteitshistorisch onderzoeksperspectief (identiteit; Ja, maar mede afhankelijk van instrumenten die daartoe worden stads- en plattelandscultuur; hoge-lage cultuur e.d). ingezet (zie boven). RL merkt op dat de provincie voor zichzelf die • Materiële cultuur in relatie tot handel/handelscontacten. kansen kan pakken omdat de thema’s waar de archeologie veel mee kan winnen (zie boven) nog steeds van belang zijn voor de Zo ja: herkent u die trends ook in het huidige of voorbije onder- identiteit en uitstraling van de provincie (met name stad en land, zoek in Zeeland? visserij, schepen). Indien ja: graag toelichten met voorbeelden. Herkenning vooral in de toename data uit grootschalige opgra- Geïnterviewde 9: Sebastiaan Ostkamp (SO) vingen die veel materiaal opleveren uit gesloten contexten (gun- Interviewer: Monica Alkemade (MA) stig gevolg van ‘Malta’). OS is als bedrijfsmatig werkend archeo- Datum: maandag 18 februari 2008, 13.30-15.30 u loog daar bij betrokken (projecten, zie pt 3). Plaats: Archeospecialisten, Industrieweg Noord 118, Amersfoort Indien nee: wat ziet u daarvan als oorzaak? En: ziet u kansen om die lacunes in te vullen? Kennismaking/Algemeen • Er is veel niet-uitgewerkt materiaal in Zeeland, Aardenburg, Sluis. Wat is uw huidige functie en specialisme? • Te weinig selectie en sturing, waardoor wel veel materiaal SO is sinds 2001 senior-specialist materiële cultuur bij (m.n. aardewerk) maar slecht verzameld (kun je er nog iets Archeospecialisten te Amersfoort (voorheen ADC). mee?). • Kansen: selectie (zie verder onder). Wat zijn uw eigen specifieke kennisgebieden, wat is in relatie daarmee uw zicht op Zeeland of wel de daar voorkomende Indien u heeft aangegeven dat er kansen zijn om die lacunes in archeologische landschappen, hoe ‘oud’ is uw kennis? te vullen (punt 9): wat is daar in uw ogen voor nodig (inhoude- SO houdt zich bezig met aardewerk, maar ook glas, metaal en lijk en methodisch)? overige materiaalcategorieën uit middeleeuwse vondstcom- Methodisch plexen (met name na ca. 1100 AD). Veel beerputonderzoek, • PvE effectief instrument van bevoegd gezag voor operatio- althans supervisie daarvan (uitwerking zelf vnl. door juniors). nalisering van onderzoeksvragen. Nadruk op kenniswinst Interesse in middeleeuwse iconografie; in dit kader: pelgrimsin- van het onderzoek. Grotere hoeveelheden materiaal levert signes (voor Zeeland belangrijke kennisbron). niet altijd meer op (dus: selectiecriteria tbv efficiëntie en diepgang). Heeft u in uw werk of anderszins een relatie met de Zeeuwse • Dus: adequaat verzamelen, en alleen gesloten vondstcom- archeologie? Zo ja, sinds wanneer en in welke hoedanigheid? plexen (beerputten en ophogingslagen), losse vondsten SO was betrokken bij onderzoek Berghuijskazerne Middelburg, leveren minder op. Vlissingen-Spuistraat, Brouwershaven. Onderhoudt nauw con- • Belangrijk voor uitwerking: keuze voor eenduidige stan- tact met Henk Hendrikse, beheerder provinciaal depot/SCEZ – daard, tbv vergelijkbaarheid. SO pleit voor Deventer systeem. ook in context van proefschrift dat SO voorbereidt (naar ver- Bevoegd gezag kan dit voorschrijven aan alle bedrijven. wachting in 2009 klaar). Inhoudelijk Bij opstellen van PvE al duidelijk weten welke vragen je middels Het project POAZ aardewerk (en andere materiaalgroepen) wilt beantwoorden, en aangeven wat, hoe en hoeveel daarvoor in het veld moet worden Zijn doel, aard en opzet van het project POAZ u duidelijk? verzameld. Selectie materiaal moet gebeuren op basis van (zo nee: dan eerst toelichten eventuele vragen ophelderen) inhoudelijke thema’s (zie pt 11).

106 Welke specialistische onderzoeksthema’s ziet u graag expliciet Geïnterviewde 10: Herbert Sarfatij(HS) genoemd in de POAZ? Geef bij voorkeur prioritering. Datum: 3 maart 2008 • Beter inzicht in typochronologische ontwikkeling en date- Plaats: ten huize van HS, 13.00-14.15 u ring van aardewerk is en blijft van belang. Interviewer: Monica Alkemade • Materiële cultuur als spiegel van mentaliteitsgeschiedenis (graffito, iconografie, vormgeving, functies). Aandacht voor Kennismaking/Algemeen stads-en plattelandsculturen en volks- en eliteculturen. • Materiële cultuur als spiegel van politieke, economische en Wat is uw huidige functie en specialisme? culturele invloedssferen (handel, uitwisseling, machtsrela- HS was tot zijn pensionering in 2002 werkzaam bij de ROB, de ties; zowel regionaal als interregionaal, w.o. relatie met huidige RACM. Laatste functie: senior-onderzoeker middeleeuw- Vlaanderen en Brabant). se archeologie. • Slavenhandel. • Woonculturen: obv. materiële cultuur inzicht krijgen in ver- Wat zijn uw eigen specifieke kennisgebieden, wat is in relatie schillen en overeenkomsten in woonculturen binnen een daarmee uw zicht op Zeeland of wel de daar voorkomende nederzetting (stad, landelijke nederzetting, wijk/straat). archeologische landschappen, hoe ‘oud’ is uw kennis? Uitwerking volgens eenduidige standaard (Deventer sys- Stadskernonderzoek in kader van ROB-project Urbanisatie van teem, zie pt 10) levert dan uiteindelijk mogelijkheid om ver- het Nederlandse Rivierengebied (Nijmegen, Tiel, Deventer, gelijkingen te maken tussen regio’s, soorten nederzettingen Dordrecht). Was in de eerste 10 jaar van zijn ROB-tijd provinciaal e.d. (en aanhaken aan grotere thema’s en ontwikkelingen). archeoloog van Zuid-Holland en had veel contact met de PA van Belangrijk: koppeling met bouwhistorisch onderzoek (zie Zeeland, Trimpe Burger. pt 13): indeling woonhuis, hoeveelheid vertrekken, stook- plaats, interieur, e.d). Heeft u in uw werk of anderszins een relatie met de Zeeuwse archeologie? Zo ja, sinds wanneer en in welke hoedanigheid? Zijn er realistische kansen voor onderzoek door universiteiten Nee, niet vanuit werksituatie. (of andere kennisinstituten) in Zeeland op termijn van de komende 10 jaar?; Het project POAZ Universiteiten: SO is daar sceptisch over. Te weinig formatie en geld bij universiteiten. Zijn doel, aard en opzet van het project POAZ u duidelijk? (zo nee: dan eerst toelichten eventuele vragen ophelderen) Zijn er realistische kansen voor interdisciplinair (grensover- Enige toelichting volgt. schrijdend) onderzoek? • Stimuleren van bouwhistorisch onderzoek belangrijk (woon- Onderzoeksthema’s, lacunes en trends culturen). • Samenwerking met historici op historische thema’s. Kans: Kunt u uw specialisme nader onderverdelen in thema’s, perio- glaskralenproductie als spiegel voor slavenhandel West den en/of gebied(en) die betrekking hebben op Zeeland? Indische Compagnie (kralen ruilmiddel voor slavenhandela- HS is van huis uit historicus maar al tijdens studie geïnteresseerd ren). Archeologie kan informatie uit schriftelijke bronnen toet- geraakt in materiële cultuur als alternatief voor schriftelijke sen cq aanvullen. bronnen. Kern van Zeeland vlgs HS: eilandenrijk. Daarbinnen landschap- Aanvullingen op conceptversie POAZ pelijke driedeling (1/ Zuidhollandse eilanden (met relatie richting noorden ofwel Hollanden); 2/ het Zeeuwse eilandenrijk, ofwel het Kunt u vanuit uw eigen specialisme aangeven wat u in inhoude- eigenlijke ‘kerngebied’ van de provincie, 3/ Zeeuws-Vlaanderen, lijke zin aansprak of miste in het conceptrapport POAZ als als onderdeel van Vlaamse regio). Deze driedeling ligt ten grond- geheel? slag aan de historische ontwikkelingen in het gebied. Kunt u vanuit uw eigen specialisme aangeven op welke punten Beheer van de Zeeuwse delta is altijd belangrijk twistpunt het concept aanpassing c.q. uitbreiding behoeft? Licht toe waar geweest (graven van Holland en Zeeland). en hoe. • Ontsluiten van archeologische kennis is belangrijk om Ziet u binnen uw vakgebied nieuwe, belangrijke trends, thema’s draagvlak te kweken. Publieksgerichte activiteiten dus die van betekenis zijn voor de Zeeuwse archeologie? (mooie ambitie voor gemeenten en provincie). • Stadsarcheologie is tijdens HS’s loopbaan ontwikkeld van • SO wijst erop dat streven naar behoud-in-situ koren op de stadskernonderzoek naar gemeentelijke archeologie, met molen is van schatgravers. Opgraven dus (maar: selectief meer en grootschaliger opgezet onderzoek. zijn). • Groeiende betekenis van belevingswaarde. • Contact opbouwen/onderhouden met schatgravers en metaaldetector-amateurs (er is veel onbegrip over-en- Zo ja: herkent u die trends ook in het huidige of voorbije onder- weer). zoek in Zeeland? Nee, Zeeland is samen met Friesland de provincie waar groot- schalige gemeentelijke archeologie nauwelijks aan de orde was.

107 Indien ja: graag toelichten met voorbeelden. Indien nee: wat • Bouwhistorisch onderzoek. ziet u daarvan als oorzaak? En: ziet u kansen om die lacunes in • Betekenis van belevingswaarde: zichtbaar houden maken te vullen? van archeologische resten. Omdat de Zeeuwse steden klein zijn was er waarschijnlijk te weinig geld voor de aanstelling van eigen archeoloog, en wellicht Geïnterviewde 11: Robert van Heeringen (RvH) werd daartoe ook te weinig de noodzaak gevoeld omdat bodem- Datum: 25 april 2008 archief minder sterk werd bedreigd dan elders. Plaats: Vestigia, Grote Koppel 14, Amersfoort Interviewer: Wilfried Hessing Indien u heeft aangegeven dat er kansen zijn om die lacunes in te vullen: wat is daar in uw ogen voor nodig (inhoudelijk en Kennismaking/Algemeen methodisch)? • Regie en sturing op lacunes en daarin keuzes maken. Wat is uw huidige functie en specialisme? HS noemt daarbij. Senior adviseur bij Vestigia, adviseer opdrachtgevers over alle • Inventarisatie van de voorterreinen van vliedbergen en mottes facetten van het AMZ-proces en voor concrete projecten op het en selectie maken van goedbewaarde terreinen voor behoud. gebied van beleid, onderzoek in relatie tot ruimtelijke ontwikke- • Bouwhistorisch onderzoek in kader van stadsontwikkeling lingen. • Stad-platteland: dorpenonderzoek, dwz ontwikkeling nederzettingen in relatie tot een stad, als deel van verzor- Wat zijn uw eigen specifieke kennisgebieden, wat is in relatie gingsgebied. daarmee uw zicht op Zeeland of wel de daar voorkomende • Materiële cultuur in perspectief van handels- en culturele archeologische landschappen, hoe ‘oud’ is uw kennis? relaties. Zijn er stadslandschappen aan te wijzen? (cf de in • Geo-archeologische landschapsontwikkeling. pt 5 genoemde driedeling binnen Zeeland). Let op relatie • Vroegmiddeleeuwse vlak- en/of terpnederzettingen vooraf- met Vlaamse steden (HS merkt op dat het Dordrechtse gaande en/of gelijktijdig aan ringwalburgen. materiaal heel anders is dan het Zeeuwse). • Bewoning in de prehistorie, met name IJzertijd. • HS pleit voor uitgave van een bewoningsgeschiedenis van Zeeland (idee voor de provincie). Heeft u in uw werk of anderszins een relatie met de Zeeuwse archeologie? Zo ja, sinds wanneer en in welke hoedanigheid? Welke specialistische onderzoeksthema’s ziet u graag expliciet Ja. Project Sluiskil, adviesopdrachten Hulst en andere Zeeuwse genoemd in de POAZ? Geef bij voorkeur prioritering. gemeenten. • De transformatie van het eilandenrijk: transformatie van delta naar het jonge polderlandschap. Het project POAZ • Uitwerking van thema hierboven: landwinning en landverlies, polders, verdronken dorpen, dijken, waterbeheer, sluizen etc. Zijn doel, aard en opzet van het project POAZ u duidelijk? • Ontwikkeling kustaardewerk 13e/14e eeuw. (zo nee: dan eerst toelichten eventuele vragen ophelderen) • Onderzoek van linies en stellingen. Ja.

Zijn er realistische kansen voor onderzoek door universiteiten Onderzoeksthema’s, lacunes en trends (of andere kennisinstituten) in Zeeland op termijn van de komende 10 jaar? Kunt u uw specialisme nader onderverdelen in thema’s, perio- Dat weet ik niet. den en/of gebied(en) die betrekking hebben op Zeeland? Thema’s: Zijn er realistische kansen voor interdisciplinair (grensover- • Geo-archeologische landschapsontwikkeling. schrijdend) onderzoek? • Vroegmiddeleeuwse vlak- en/of terpnederzettingen vooraf- • Bouwhistorisch onderzoek. gaande en/of gelijktijdig aan ringwalburgen. • Voor onderzoek inpolderingsgeschiedenis is ook ecologisch • Bewoning in de prehistorie. onderzoek nodig. Is arbeids- en kostenintensief, dus keu- • Monumentenzorgaspecten/culturele biografie vliedbergen. zes maken. • Synthetiserende aspecten met betrekking tot de Zeeuwse archeologie. Aanvullingen op conceptversie POAZ Gebieden: heel Zeeland. Periode: alle. Kunt u vanuit uw eigen specialisme aangeven wat u in inhou- delijke zin aansprak of miste in het conceptrapport POAZ als Ziet u binnen uw vakgebied nieuwe, belangrijke trends, geheel? thema’s die van betekenis zijn voor de Zeeuwse archeologie? Kunt u vanuit uw eigen specialisme aangeven op welke punten • Het continu en systematisch synthetiseren van het uitge- het concept aanpassing c.q. uitbreiding behoeft? Licht toe waar voerde inventariserende onderzoek en het ontwikkelen van en hoe. praktische inhoudelijke en methodische handvatten voor de • In het thema transformatie van eilandenrijk naar jong pol- toekomst. derlandschap (zie boven) heeft Zeeland een eigen gezicht. • Het aansluiten/integreren van de sectorale archeologie in Is voor de huidige identiteit van de provincie nog steeds de bestudering van het (cultuur)landschap in brede zin. opportuun. Leg hierbij ook relatie met de inspanningen in • Laatmiddeleeuwse bewoning in relatie tot bedijkingsge- kader van de huidige wateropgave. schiedenis. 108 • Het inzetten van het AHN voor karakterisering (en mogelijk • Vooral kansen, mijns inziens, bij onze zuiderburen en bij de datering, hoogte?) van dijken. VU/geoarcheologie. • Het aanmaken van een GIS-database van dijken/dijkdelen • Eerst eigen provinciale onderzoekslijnen definiëren, en dan met attributen (eerste vermelding, hoogte, breedte, type specifiek gaan praten en warmhouden. verwijzingen naar bronnen en polders. • Het integraal cultuurhistorisch waarderen van polders (incl. Zijn er realistische kansen voor interdisciplinair (grensover- archeologie, historische bewoning, infrastructuur, histori- schrijdend) onderzoek? sche gebeurtenissen). Uiteraard, maar eerst voorgaande punten, eerst eigen lijnen uit- • Het gebruik maken van de methode van 14C-metingen voor zetten en positie bepalen!!! een regionaal referentiekader voor de geologische ontwik- keling en de bewoning (is van belang voor de opbouw van Aanvullingen op conceptversie POAZ een getijdebekken specifiek referentiekader). Kunt u vanuit uw eigen specialisme aangeven wat u in inhoude- Zo ja: herkent u die trends ook in het huidige of voorbije onder- lijke zin aansprak of miste in het conceptrapport POAZ als zoek in Zeeland? geheel? • POAZ is een goed voorbeeld als het gaat om de noodzaak Kunt u vanuit uw eigen specialisme aangeven op welke punten van synthetiseren, maar dat moet een regelmatig vervolg het concept aanpassing c.q. uitbreiding behoeft? Licht toe waar krijgen en deels in meer detail worden uitgediept. en hoe • Bestudering cultuurlandschap in brede zin is nog niet goed N.V.T. herkenbaar, vooral veel inventarisatierapporten, vereist stu- ring van ‘bovenaf’ en het uitzetten van specifiek onder- Geïnterviewde 12: drs. Mathieu De Meyer (MDM) zoek/opdrachten. Datum: donderdag 27 februari 2008 • Laatmiddeleeuwse bewoning in relatie tot bewoningsge- Plaats: Kasteel Tillegem (Brugge), 11-12 u schiedenis is archeologisch een nieuw thema. Interviewer: Wilfried Hessing • Idem gebruik remote sensing: nieuw thema. • Polderwaardering: nieuw thema. Kennismaking/Algemeen • Integraal cultuurhistorisch waarderen: nieuw thema (aan- sluiten bij onderzoek Universiteit Delft/Bouwkunde). Wat is uw huidige functie en specialisme? Projectcoördinator van het grensoverschrijdende samenwer- Indien ja: graag toelichten met voorbeelden. kingsproject, gericht op de visualisatie van de Staats-Spaanse Indien nee: wat ziet u daarvan als oorzaak? En: ziet u kansen om linies in Vlaanderen en Zeeuws-Vlaanderen. die lacunes in te vullen? Specialisaties: archeologie van de Nieuwe tijd, speciaal militaire • Synthetisering: mijns inziens bij uitstek een kerntaak van linies en verdedigingswerken in de regio West-Vlaanderen en SCEZ, maar kan natuurlijk altijd worden uitbesteed. Zeeland. • Kans voor overige thema’s heeft te maken met recente aan- dacht voor verbreding, meer integrale landschapsgerichte Wat zijn uw eigen specifieke kennisgebieden, wat is in relatie benadering, culturele biografie van het landschap. Kansen, daarmee uw zicht op Zeeland of wel de daar voorkomende vooral (per jaar) analyseren van trends in relatie tot inventa- archeologische landschappen, hoe ‘oud’ is uw kennis? risatierapporten en deze rapporteren. Meer onderzoek uit- • Remote sensing. zetten, in de markt of bij kennisinstituten. • Archeologische dataverwerking. • Voor de laatste twee punten is de lacune praktisch gezien • Archeologie van WO I en WO II. wellicht lastiger op te vullen. • Verdedigingslinies en fortificaties uit de Nieuwe tijd in de regio. Indien u heeft aangegeven dat er kansen zijn om die lacunes in te vullen (punt 9): wat is daar in uw ogen voor nodig (inhoudelijk Heeft u in uw werk of anderszins een relatie met de Zeeuwse en methodisch)? archeologie? Zo ja, sinds wanneer en in welke hoedanigheid? Van groot belang is dat regionaal/provinciaal sturing wordt gege- Ja, sinds 2005 werkzaam voor het Staats-Spaanse linieproject. ven aan het inhoudelijk en methodisch analyseren wat er gebeurt Vooral veel werkzaamheden in Zeeuws-Vlaanderen. Daarvoor en hier proactief mee omgaan. veel contact met Zeeuwse collega’s en Provincie Zeeland.

Welke specialistische onderzoeksthema’s ziet u graag expliciet Het project POAZ genoemd in de POAZ? Geef bij voorkeur prioritering. Vooral de integratie met het cultuurlandschap heeft nu prioriteit Zijn doel, aard en opzet van het project POAZ u duidelijk? om vooral te bezien hoe en in welke mate de archeologie daarin (zo nee: dan eerst toelichten eventuele vragen ophelderen) een rol kan spelen. Zie bijvoorbeeld recentelijk het vliedbergen Uitgelegd dat doelstelling tweeledig is: 1) evaluatie laatste 10 symposium. jaar; en 2) aanbevelingen en onderzoeksvragen voor de toe- komst. MDM vindt het accent in het eerste concept nog (te) sterk Zijn er realistische kansen voor onderzoek door universiteiten op evaluatie en minder op toekomst. Mist hier en daar het afda- (of andere kennisinstituten) in Zeeland op termijn van de len naar concrete details, bijvoorbeeld voor zijn periode/speciali- komende 10 jaar? satie.

109 Onderzoeksthema’s, lacunes en trends • Synthetiserende historische inventarisatie van foritificaties en linies in Zeeland. Kunt u uw specialisme nader onderverdelen in thema’s, perio- den en/of gebied(en) die betrekking hebben op Zeeland? Welke specialistische onderzoeksthema’s ziet u graag expliciet • Inpassing en inrichting linies en objecten in huidig land- genoemd in de POAZ? Geef bij voorkeur prioritering. schap. • Verdiepingsslag voor het linies en forten onderzoek in • Historische inrichting en gebruik forten en linies, vooral Zeeuws-Vlaanderen. ook binnenpleinen. • Meer aandacht voor vestingwerken in de bebouwde kom. • Toepassing en gebruik historische informatie. • Voortzetting grensoverschrijdende samenwerking op dit • Methoden en technieken voor toegepast onderzoek op de gebied. forten en linies. • Meer aandacht voor liniedijken.

Ziet u binnen uw vakgebied nieuwe, belangrijke trends, Zijn er realistische kansen voor onderzoek door universiteiten thema’s die van betekenis zijn voor de Zeeuwse archeologie? (of andere kennisinstituten) in Zeeland op termijn van de • In het algemeen is er meer aandacht voor de archeologie komende 10 jaar? van zichtbare militaire objecten, met name vanuit het per- Voortzetting Staats-Spaanse linie project in Europees samen- spectief van landschappelijke inpassing en toeristisch- werkingsverband. recreatief hergebruik. • Een goed voorbeeld is het ecologisch onderzoek van mon- Zijn er realistische kansen voor interdisciplinair (grensover- sters uit bijv. grachten gericht op landschaps-, vegetatie schrijdend) onderzoek? reconstructies. Inzetten op strategische samenwerking met stakeholders op gebied van natuurontwikkeling, landschap en milieu. Zo ja: herkent u die trends ook in het huidige of voorbije onder- zoek in Zeeland? Aanvullingen op conceptversie POAZ • Het begint te komen, maar de ondezoeksdoelstellingen in Zeeuws-Vlaanderen zijn tot nu toe erg beperkt gebleven (te Kunt u vanuit uw eigen specialisme aangeven wat u in inhou- tweedimensionaal). delijke zin aansprak of miste in het conceptrapport POAZ als • Er zijn op het gebied van het forten en linie onderzoek nog geheel? erg veel kennislacunes. Miste in de statistiek over de onderzoeken een verdere uitsplit- sing van de categorieën en aantallen die van toepassing zijn op Indien ja: graag toelichten met voorbeelden. eigen specialisme. Indien nee: wat ziet u daarvan als oorzaak? En: ziet u kansen om die lacunes in te vullen? Kunt u vanuit uw eigen specialisme aangeven op welke punten • Er wordt door de uitvoeringsbedrijven die verkennende het concept aanpassing c.q. uitbreiding behoeft? Licht toe waar onderzoeken uitvoeren ten behoeve van de herinrichting en hoe. erg veel standaard aanpak toegepast (booronderzoek De opgenomen aantallen onderzoeken over forten is lager dan gericht op de contouren). Deze onderzoeken beantwoorden mijn eigen waarneming. [NB redactie: voor een deel te wijten aan vaak niet essentiële vragen die van belang zijn voor de her- feit nog niet alle uitgevoerde onderzoeken zitten in database omdat inrichting: verticale profielen door grachten, reconstructie verschijningsdatum rapporten later is]. vorm grachtprofiel, wel of niet watervoerend, aard bebou- wing binnenterrein. Er zou een betere koppeling moeten Geïnterviewde 13: mevr. Bieke Hillewaert (BH) worden gemaakt tussen historische informatie en het veld- Datum: donderdag 27 februari 2008 onderzoek. Plaats: Kasteel Tillegem (Brugge), 10-11 u • De basis historische informatie is in Vlaanderen over het Interviewer: Wilfried Hessing algemeen meer uitgediept dan in Zeeuws-Vlaanderen. In Zeeland is kartografisch wel veel info ontsloten. Maar ove- Kennismaking/Algemeen rige historische info over het algemeen minder compleet. • Niet te voorzichtig zijn met onderzoek gericht op kennis- Wat is uw huidige functie en specialisme? vermeerdering op beschermde plaatsen. Soms noodzake- Functie: archeoloog in dienst van Raakvlak, de intergemeentelij- lijk voor goede beheersmaatregelen. ke dienst voor archeologie in Brugge en Ommeland. Specialisaties: In algemene zin • Archeologie van de Late Middeleeuwen, met nadruk op de stadsarcheologie. Indien u heeft aangegeven dat er kansen zijn om die lacunes in • (Laat-)middeleeuws (import)aardewerk. te vullen (punt 9): wat is daar in uw ogen voor nodig (inhoude- • Methodologische aspecten van het proces van archeologi- lijk en methodisch)? sche monumentenzorg (opsporing en waardering). • Een andere focus in het uitvoerend onderzoek, meer maat- • Het diachrone bewoningspatroon in het landelijk gebied werk, ruimere vraagstelling en minder standaard verken- van het noordelijke deel van West-Vlaanderen en aangren- ningen. zende regio’s. • Meer regie vanuit opdrachtgever of bestuur.

110 Wat zijn uw eigen specifieke kennisgebieden, wat is in relatie Indien ja: graag toelichten met voorbeelden. daarmee uw zicht op Zeeland of wel de daar voorkomende Zie boven. archeologische landschappen, hoe ‘oud’ is uw kennis? Contacten met Zeeland dateren al uit het einde van de jaren ’80 Indien nee: wat ziet u daarvan als oorzaak? En: ziet u kansen om toen mevrouw Hillewaert de laatmiddeleeuwse aardewerkvond- die lacunes in te vullen? sten in Aardenburg bestudeerde. Recentelijk is er de nodige uit- De hoeveelheid goede voorbeelden is nog erg gering, stand van wisseling van archeologische resultaten in het Zwingebied (Sluis- onderzoek in Zeeland is voor Middeleeuwen vaak nog zodanig dat Damme enz.). eerst meer basisgegevens nodig zijn om goede onderzoeksvra- gen te definiëren. Heeft u in uw werk of anderszins een relatie met de Zeeuwse Uitvoerende onderzoeksbureau’s zijn te weinig gespecialiseerd in archeologie? Zo ja, sinds wanneer en in welke hoedanigheid? de specifieke regio. In Brugge e.o. wordt het meeste vooronder- Ja, vooral Zeeuws-Vlaanderen is qua archeologisch landschap zoek (vooral proefsleuvenonderzoek) door de lokale overheid erg vergelijkbaar. Probeer op de hoogte te blijven van relevante gefinancierd en uitgevoerd; daardoor sterkere regie en meer onderzoeken en ontwikkelingen aldaar. Na 1995-1997 zijn de specialisatie mogelijk. contacten wat minder intensief door scheiding beleid en uitvoe- ring in Zeeland. In algemene zin

Het project POAZ Indien u heeft aangegeven dat er kansen zijn om die lacunes in te vullen (punt 9): wat is daar in uw ogen voor nodig (inhoudelijk Zijn doel, aard en opzet van het project POAZ u duidelijk? en methodisch)? (zo nee: dan eerst toelichten eventuele vragen ophelderen) • Een structureel grensoverschrijdend Vlaams-Zeeuws overleg Toelichting op de doelstelling van het project. Tweeledig: 1) eva- gefocussed op nieuwe inhoudelijke en beleidsmatige ontwik- luatie periode 1997-2006; 2) aanbevelingen en onderzoeksvragen kelingen. voor de toekomst. BH vindt overzicht helder en vooral de stukken • Opleiden van historici ten behoeve van bronnenonderzoek in over de ontwikkelingen op het gebied van raakvlakken beleid en aansluiting op archeologische vragen. uitvoering. Mag wat haar betreft wat meer nadruk op de beleids- • Op inhoudelijk vlak meer aandacht voor de Zwinstreek als aspecten hebben. samenhangende regio.

Onderzoeksthema’s, lacunes en trends Welke specialistische onderzoeksthema’s ziet u graag expliciet genoemd in de POAZ? Geef bij voorkeur prioritering. Kunt u uw specialisme nader onderverdelen in thema’s, perio- • Interdisciplinair onderzoek voor middeleeuws stads- en den en/of gebied(en) die betrekking hebben op Zeeland? dorpskernonderzoek. • Stadskernonderzoek en stadsvorming in Vlaanderen en • Landschapsbiografie Zwingebied aan beide zijden van de aangrenzende regio’s. grens. • Landschaps en nederzettingsgeschiedenis van rand zand- streek in Vlaanderen (Kust-Vlaanderen) (diachroon). Zijn er realistische kansen voor onderzoek door universiteiten (of andere kennisinstituten) in Zeeland op termijn van de Ziet u binnen uw vakgebied nieuwe, belangrijke trends, thema’s komende 10 jaar? die van betekenis zijn voor de Zeeuwse archeologie? Niet alleen samenwerken met Vlaamse Universiteiten, maar voor • Integrale biografie van huisplaatsen en woonblokken op Zeeuws-Vlaanderen wellicht ook met stadsarcheologen in basis van interdisciplinair onderzoek, zoals recentelijk op Brugge en Gent. Prinsenhof in Brugge uitgevoerd (cfr. “huizenonderzoek” in Gent en Brugge en enkele Nederlandse steden). Zijn er realistische kansen voor interdisciplinair (grensover- • Meer streekgebonden onderzoek gericht op diachrone land- schrijdend) onderzoek? schapsbiografie van samenhangende landschappen. Voor West-Zeeuws-Vlaanderen mogelijk op termijn samenwer- • Maar nog steeds aandacht nodig voor basisinformatie: de king met Raakvlak mogelijk. kleine puzzelstukjes. Aanvullingen op conceptversie POAZ Zo ja: herkent u die trends ook in het huidige of voorbije onder- zoek in Zeeland? Kunt u vanuit uw eigen specialisme aangeven wat u in inhoude- • Huisplaatsenonderzoek begint voorzichtig te komen bijvoor- lijke zin aansprak of miste in het conceptrapport POAZ als beeld via het onderzoek op locatie Berghuiskazerne geheel? Middelburg (Sebastiaan Oskamp). Onderzoek legt accent op negatief resultaat van vooronderzoek. • Landschapsbiografie in Zeeland mist vaak relatie met Is volgens BH niet erg, maar noodzakelijk voor kennisontwikke- Vlaanderen. Veel onderzoeksresultaten worden beschreven ling. Uitsluiten van vindplaatsen is ook kenniswinst. Wel kritisch uit “Hollands” perspectief. Voorbeeld onderzoeken in West- blijven als het gaat om toegepaste methodieken. Zeeuws-Vlaanderen gaan vaak voorbij aan relatie met Zwingebied en Brugge/Damme. Kunt u vanuit uw eigen specialisme aangeven op welke punten • Paleogeografisch onderzoek en kaartmateriaal loopt in het concept aanpassing c.q. uitbreiding behoeft? Licht toe waar Zeeland ver voor op Vlaanderen, zo ook AHN. Daar kan voor en hoe. landschapsbiografie goed startpunt zijn. 111 Archeologie naar deltahoogte

Bijlage 5: Lijst leden klankbordgroep POAZ

1. Dhr. A. Barth – Gemeentearchivaris Goes, Noord-Beveland, Borsele en Kapelle 2. Dhr. dr. F. Beekman – Oud-leraar aardrijkskunde en amateur-archeoloog 3. Dhr. ing. A.J. Beenhakker – Deskundige landschap en geschiedenis van Zeeland 4. Dhr. P. Blom – Archivaris Zeeuws Archief 5. Dhr. ing. B. Bouwman – Provincie Zeeland 6. Dhr. C. Buijsrogge – Gemeentearchivaris Terneuzen 7. Mevr. A.T. Dieleman-Hovinga – Bestuurslid AWN afd. Zeeland 8. Mevr. L.C.J. Goldschmitz-Wielinga – Amateur-archeoloog AWN 9. Dhr. H. Hendrikse – Depotbeheerder Provinciaal Archeologisch Depot (SCEZ) 10. Mevr. drs. N.J.G. van Jole-de Visser – Adviseur Gemeentelijke Archeologie (SCEZ) 11. Dhr. drs. J. Jongepier – Assistent provinciaal archeoloog van Zeeland (SCEZ) 12. Dhr. F.F.M. van den Kieboom – Gemeentearchivaris Tholen 13. Dhr. dr. A.P. de Klerk – Provinciaal consulent Landschap & Historie (SCEZ) 14. Dhr. F. de Klerk – Archivaris gemeenten Goes en Kapelle 15. Mevr. D. de Koning-Kastelijn – Amateur-archeoloog (AWN/SCEZ) 16. Dhr. dr. A.M.J. De Kraker – Wetenschappelijk medewerker Instituut voor Geo- en Bio-Archeologie (IGBA)/Vrije Universiteit (VU) Amsterdam 17. Mevr. A.E.M. Kuiper-Timmerman – Gemeentearchivaris Reimerswaal (lid tot 1-2-2008) 18. Dhr. J.J.B. Kuipers – Documentalist archeologie (SCEZ) 19. Mevr. M.J. Louisse – Gemeentearchief Goes, Noord-Beveland en Kapelle 20. Dhr. A. Meerman – Gemeentearchivaris Vlissingen 21. Dhr. drs. B. Meijlink – Walcherse Archeologische Dienst (WAD) 22. Dhr. A.C.J. van Oost – Amateur-archeoloog AWN 23. Dhr. A. Prinsen – Gemeentearchivaris Hulst 24. Mevr. drs. B.I. Sens – Provincie Zeeland 25. Dhr. drs. P.W. Sijnke – Archivaris Zeeuws Archief 26. Mevr. C. Sinke-Sandee – Beleidsmedewerker ruimtelijke ordening en monumenten 27. Dhr. P.E.M. Stockman – Amateur-archeoloog en geschiedkundige 28. Dhr. H. Uil – Gemeentearchivaris Schouwen-Duiveland 29. Dhr. M.A. Verduijn – Beleidsmedewerker archeologie Schouwen-Duiveland 30. Dhr. P. Vogel – Beleidsmedewerker archeologie Gemeente Kapelle 31. Dhr. A.C.J. Willeboordse – Beleidsmedewerker Gemeente Sluis; bestuurslid AWN afd. Zeeland 32. Dhr. drs. P.A.M. Zoetbrood – RACM 33. Dhr. M.H.J. Zwartelé – Amateur-archeoloog archeologische werkgroep Hulst

112 Archeologie naar deltahoogte

Bijlage 6: Schema hoofdprocessen AMZ

BUREAUONDERZOEK Verwachtingsmodel

INVENTARISEREND VELDONDERZOEK (IVO)

IVO-OVERIG IVO-PROEFSLEUVEN INVENTARISATIE ARCHEOLOGISCHE BEGELEIDING Verkennen, Karteren, Waarderen Karteren, Verkennen,

WAARDERING

SELECTIEBESLUIT Door bevoegde overheid SELECTIE

EINDE ARCHEOLOGISCH OPGRAVEN FYSIEK BESCHERMEN ONDERZOEK

ARCHEOLOGISCHE BEGELEIDING MAATREGELEN

Bron: Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

113 Archeologie naar deltahoogte

Bijlage 7: Lijst van lokale en regionale onderzoeksvragen aangereikt door de Klankbordgroep

Schouwen-Duiveland Bevelanden

De onderstaande thema’s en lacunes zijn gedestilleerd uit • Onderzoek naar de Romeinse bewoning op de Bevelanden, hoofdstuk 8 van het document Selectiebeleid Schouwen- een onderzoek wat ook verbanden legt tussen de verschillen- Duiveland (2007).198 de bewoningsgroepen (van Kats is bijvoorbeeld bekend dat er • Vindplaatsen uit de periode Paleolithicum t/m Vroeg- een inheemse nederzetting heeft bestaan, de Poel, de Romeinse tijd. Smokkelhoek). • Vindplaatsen uit de Midden-Romeinse tijd en de Vroege • Verplaatsing van dorpen (bijv. Wemeldinge, Kapelle, ’s-Heer Middeleeuwen, met name wanneer deze betrekking hebben Arendskerke). op religie en cultus. • Opnieuw stichten van dorpen (bijv. Kats, Borsele en • Middeleeuwse ontstaansgeschiedenis van nederzettingen. Wissenkerke). • Buitenplaatsen uit de 17e-18e eeuw. De vraag naar eventue- • Bewoning bij de voormalige dorpen Hongersdijk en le bebouwing in voorafgaande eeuwen, naar de wijze waarop Westkerke. door de aanleg van een buitenplaats oude structuren al dan • Archeologisch onderzoek van de stad Goes, het onderzoek niet zijn doorbroken. wordt steeds incidenteel gedaan (inclusief de vestingswer- • Bijzondere aandacht voor de ‘voorraad archeologie’ verbor- ken). gen onder duinen en stranden. • Onderzoek naar het verdronken land rondom de stad In het genoemde document wordt verder voorgesteld de thema’s Reimerswaal. nederzettingen, grafvelden, economie & landgebruik, locatie- • Onderzoek naar inpolderingsgeschiedenis en opnieuw inge- keuze en religie & cultus in diachroon perspectief verder uit te polderde verdronken dorpen. werken. • Dijken ouderdom en opbouw, bewoning onder de dijken vast- stellen (vb Noord-Beveland). Tholen • Schade aan steenresten in verdronken dorpen veroorzaakt door Japanse oesters. Van belang zijn alle zaken die dateren uit de periode voor de • Onderzoek naar vliedbergen en bijbehorende terreinen. schriftelijke bronnen. Dus met name de periode tot 1600. De nadruk ligt daarbij op (bewonings)-sporen uit de prehistorie, de Walcheren Romeinse tijd en de tijd van de kolonisatie in de 9e-11e eeuw. • Archeologisch onderzoek van boerderijen in aansluiting op De onderstaande opsomming is overgenomen uit de onder- het historisch boerderijonderzoek. zoeksagenda van de Walcherse Archeologische Dienst. • Inzicht in de locatie van de verdwenen kastelen van Tholen. 0. Late IJzertijd / Midden Romeinse tijd (IJZL 250 v.Chr. – ROMM • Inzicht in het ontstaan en de ontwikkeling van de dorpen en 270 n.Chr.) steden met name Tholen-stad. • Samenspel tussen de landschapsdynamiek en de migraties • Inzicht in de locatie van, en het verdwijnen van, diverse van de bewoners op microregionaal niveau. dorpen binnen het huidige ‘vasteland’ en het verdwijnen • Aard van de bewoning (huisconstructies en inrichting huis- van de kerken bij deze kernen (met name Schakerloo en plaatsen) en vergelijking met omliggende regio’s. Westkerke). • Aanvullingen op de inzichten gepubliceerd door Vos en Van • Inzicht in alles van de verdronken dorpen (en stad). Heeringen in “The Holocene Evolution of Zeeland” over het ont- • Inzicht in de opbouw en agrarische cultuur van middeleeuwse staan van het Zeeuwse landschap in de verschillende perioden. boerderijen. • Beantwoording van de vraag waarom in deze regio zoveel • Inzicht in de reden van verdwijning van veel middeleeuwse bewoning heeft plaats gevonden: economisch (vis, zout, scha- boerderijen. penteelt, landbouw, handel), strategisch, etc. • Inzicht in plaatsen van voormalige vliedbergen etc. en de • Materiële cultuur; verhoudingen inheems versus import. bewoning daaromheen. Herbergt dit ook informatie over verhouding inheemsen ver- • Inzicht in veranderend landschap door inpoldering en over- sus Romeinen en dus ook inzicht in organisatie (havenplaats stromingen. bij Domburg met Nehalenniatempel, maar misschien ook • Inzicht in de ontwikkeling van de landwinning en de wijze villae, castra, of alleen boerengemeenschappen). waarop dat is gegaan en gedaan (dijkbouw). • Voedseleconomie: mate van veeteelt, welke landbouwactivi- • Inzicht in de leefcultuur van de Thoolse burger tot de 19e eeuw. teiten en: waarom op veen? Onderzoek van beerputten in stads- en dorpskernen (indien • Overige producties: schaaldieren, zout, kalk? aanwezig). • Lokalisering van grafvelden en grafrituelen (crematie naar • Inzicht in (resten) en locaties van krijgsverrichtingen en de verwachting). aanleg van verdedigingswerken. • Fysisch antropologisch onderzoek naar de menselijke botresten, inclusief DNA-onderzoek.

198 Bosman & Van Roode 2007 114 • Reconstructie van landschapsinrichting; irrigatie, wegen, dij- tijdens de perioden van de Verenigde Oostindische ken, vaargeulen. Compagnie, de Westindische Compagnie en andere compag- nieën. 1. Vroege Middeleeuwen (VMEB – VMED 525 n.Chr. – 1050 n.Chr.) • Ruimtelijke inrichting van de steden Vlissingen, Middelburg en • Herkomst en patroon van de kolonisatie; vroegste sporen van Veere door de eeuwen heen. kolonisatie (echt 7e eeuw of ook vroeger en wat was de schaal • De materiële cultuur en voedseleconomie van deze steden van de migratie in de verschillende eeuwen). versus die van de dorpen / parochies en de verschillen hiervan • Aard, omvang, datering van de ‘eerste nederzettingen’ van tussen de verschillende bevolkingslagen. Tevens de verschil- waaruit de ringwalburgen aan het eind van de 9e eeuw zijn len hierin tussen Nieuwe tijd en Late Middeleeuwen. aangelegd. • Fysisch-antropologisch onderzoek naar de skeletresten met • Aanleg, inrichting, gebruik door de eeuwen heen van de ring- als doel de fysieke gesteldheid en gezondheidstoestand van walburgen zelf (de ringwalburgen met alles erop en eraan). de toenmalige mensen te reconstrueren. Ook DNA-onder- • Materiële cultuur en voedseleconomie van de vroegmiddel- zoek, waar mogelijk / van toepassing naar verwantschappen, eeuwse nederzettingen. maar ook naar geografische herkomst / ‘roots’. • Welke archeologische resten geven in welke mate inzicht of de • De buitenplaatsen die in groot aantal ontstonden in de 17e en ringwalburgen vanuit een centraal regime (bijv. noordelijk 18e eeuw, maar ook nog in de 19e eeuw. Zij hebben ervoor Dorestad of toch zuidelijk?) of vanuit een regionaal initiatief gezorgd dat Walcheren de naam ‘de tuin van Zeeland’ kreeg. zijn aangelegd? De buitenplaatsen inclusief de omliggende tuinen / parken • Sporen van Noormanneninvallen, resten van invloed. zijn redelijk goed gekarteerd. Archeologisch onderzoek moet • Havenfuncties van Domburg, Middelburg (en hoe zit dat dan met name gericht zijn op het verkrijgen van informatie over de met Oost-Souburg?) en uitwisselingsnetwerken (Engeland, materiële cultuur en de voedseleconomie en dit op den duur Rijnland, Noord-Frankrijk, maar ook meer?) te vergelijken met andere huishoudens binnen en buiten de • Verschillen tussen nederzettingen rond ringwalburgen versus steden. Daarnaast kan archeologisch onderzoek van dienst nederzettingen in achterland (bijv. Serooskerke). zijn om bij te dragen aan de reconstructie van buitenplaatsen. • Locatie van grafvelden en grafrituelen (naar verwachting • Reconstructie van landschapsinrichting; irrigatie, wegen, dij- inhumatie). ken, vaargeulen, kanalen. • Fysisch-antropologisch onderzoek naar de skeletresten met als doel de fysieke gesteldheid en gezondheidstoestand van de Later zijn hieraan nog toegevoegd: toenmalige mensen te reconstrueren. Ook DNA-onderzoek. • Kalkbranderijen op Walcheren uit de Romeinse Tijd (evt. expe- • Reconstructie van landschapsinrichting; irrigatie, wegen, dij- rimenteel onderzoek). ken, vaargeulen. • De uitwerking van het onderzoek op de binnenplaats van Rammekens (AWN-onderzoek) en andere mogelijk nog onuit- 2. Late Middeleeuwen (LME 1050 n.Chr. – 1500 n.Chr.) gewerkte onderzoeken. • Havenfuncties van Domburg, Middelburg (en hoe zit dat dan • Hofstede Duno bij Oostkapelle verder onderzoeken. met Oost-Souburg?) en uitwisselingsnetwerken (Engeland, • Buitenplaatsen uit de 17e-18e eeuw. De vraag naar eventuele Rijnland, Noord-Frankrijk, maar ook meer?). bebouwing in voorafgaande eeuwen, naar de wijze waarop • Het ontstaan en de aard van bewoning van de eerste parochies door de aanleg van een buitenplaats oude structuren al dan bestaande uit kerken en omringende dorpjes. De eerste niet zijn doorbroken. dorps- en stadsstichtingen. • Bijzondere aandacht voor de ‘voorraad archeologie’ verborgen • Verhouding tussen vliedbergen met neerhoven en dorpen en onder duinen en stranden. Een en ander wordt ongetwijfeld kerken (bijv. Biggekerke, Meliskerke, Boudewijnskerke). actueel wanneer de voorgenomen werken ter versterking van • Meer aandacht voor de neerhoven bij vliedbergen; hier zal zich de zeewering worden aangevat. de meeste informatie bevinden over status, materiële cultuur • De inpoldering in de 13e en 14e eeuw van het nieuwland in het en voedseleconomie van de bewoners / bouwers van de vlied- noorden van Walcheren, Vrouwenpolder en omgeving. bergen. • Ruimtelijke inrichting van de steden Vlissingen, Middelburg en Oost- Zeeuws Vlaanderen Veere door de eeuwen heen. • De materiële cultuur en voedseleconomie van deze steden • Prehistorische bewoning en/of gebruik van de pleistocene versus die van de dorpen / parochies en de verschillen hiervan dekzandrug ter plaatse van Saeftinghe (ijskelder) en Nieuw- tussen de verschillende bevolkingslagen. Tevens de verschil- Namen (Kouter). len hiervan met de Vroege Middeleeuwen. Ossenisse: • Fysisch-antropologisch onderzoek naar de skeletresten met • Onderzoek van de cirkelpatronen (grafheuvels). als doel de fysieke gesteldheid en gezondheidstoestand van • Religie: kloostergemeenschap Ter Haghen bij Zuiddorpe. de toenmalige mensen te reconstrueren. Ook DNA-onder- Stad Hulst: zoek, waar mogelijk c.q. van toepassing naar verwantschap- • De haven en de bedrijvigheid daar omheen (Bierkaai). pen, maar ook naar geografische herkomst / ‘roots’. • Het begijnhof. • Reconstructie van landschapsinrichting; inpoldering, irrigatie, • Het hospitaal in de Gentsestraat. wegen, dijken, vaargeulen. • Het klooster op de Schelphoek. • De zoutwinning (zie Algemeen). 3. Nieuwe tijd (1500 n.Chr.- heden) St. Jansteen: • de ontwikkeling van de Walcherse steden in de aanloop van en • Nederzetting bij versterkt huis (burcht?). 115 de Spaanse Linie: • Verder onderzoek naar sporen van vroege bedijking. • Tussen Hulst en Sas van Gent, met de nadruk op onderzoek • Stadsontwikkeling: detaillering, periodisering Mude, Sluis, en volledige reconstructie van een verdwenen fort als b.v. Oud-IJzendijke, Oostburg, Biervliet, Aardenburg - tevens St. Marcus. economische ontwikkeling, kerkenbouw. • Versterkingen: Staats-Spaanse Linies (inplanting) en 18e • Landschappelijke ontwikkeling in relatie tot bedijkingen en eeuw Terneuzen en Breskens. overstromingen. • Kloosters- en vnl. kloosteruithoven (Ter Haegen, Tempelhof, • Verder onderzoek verdronken dorpen. Cabron?, Duinenabdij). • Scheepswrakken vroegere Zwin. • Ringwalburg Oostburg. • Oud Kasteel en Toren van Bourgondië te Sluis. • Er is te weinig grondig (historisch) onderzoek naar de bouw • Kerk Sint-Anna ter Muiden. van de forten van de Staats-Spaanse Linies. Er wordt gepleit • kasteelmotte Heille. voor een pilot voor St. Marcus en fort Moerspui. In algemene • Landschap (reconstructie, ontwikkeling, gebruik, inplanting zin wordt er gepleit voor interdisciplinair onderzoek. nederzettingen en verdedigingswerken in het landschap). • Voor het dekzandgebied zouden de bekende terreinen vaker Belangrijk hierbij is dat er een gebiedsverhaal ontstaat. en beter gemonitord moeten worden, zoals Nieuw-Namen, Hierbij moet ingezet worden op specialistisch onderzoek (met Ossenisse, bijvoorbeeld middels luchtfotografie. name archeobotanie en -zoölogie). • In Oost-Zeeuws Vlaanderen is het kloosteronderzoek belang- • Stadsontwikkeling Aardenburg, Sluis (14e eeuw), Hulst, Axel rijk. en Biervliet.

West- Zeeuws Vlaanderen

• Algemeen: alle informatie, waarover geen andere bronnen beschikbaar zijn. • Specifiek: hoe moeten de aangespoelde vondsten aan de West-Zeeuws-Vlaamse kust geplaatst worden uit mn. het Vroeg-en Midden-Paleolihicum en het Neolithicum. • Detaillering van de periodisering van bewoning te Aardenburg. • Datering, omvang en aard bewoning voorafgaand aan bouw castellum Aardenburg. • Exacte plattegrond castellum en vicus Aardenburg. • Onderzoek naar vicus en haven te Aardenburg. • Onderzoek naar wegenstelsel en grafvelden Aardenburg. • Periodisering militaire bezetting castellum Aardenburg. • Verbanden tussen relatief grote hoeveelheid religieuze vond- sten Aardenburg. • Onderzoek naar handelsstromen tussen Aardenburg en andere Romeinse plaatsen. • Einddatering bewoning Aardenburg. • Aard en omvang van de bewoning en landschapsgebruik Romeins West-Zeeuws-Vlaanderen (voor zover nog mogelijk). • Detaillering herkolonisatie West-Zeeuws-Vlaanderen in Vroege Middeleeuwen. • Uitbouw infrastructuur op platteland vanaf c. 950.

116 Archeologie naar deltahoogte

Bijlage 8: Verklarende woordenlijst (bron: Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.1)

→ = doorverwijzing naar begrip dat elders in de lijst wordt Archeologische verwachting verklaard. Voor afkortingen zie bijlage 9. Het vermoeden over het voorkomen van (de aard, omvang en kwaliteit van) archeologische waarden in het onderzoeksgebied Afdekking (→verwachtingskaart, → gespecificeerde verwachting). Relatief jonge afzetting die een of meer archeologisch relevante Archeologische waarde lagen afdekt. Dit verschijnsel kan ontstaan door antropogene Vindplaats (→) of vondst (→) met een oudheidkundige waarde. processen (bijvoorbeeld esdek) en door natuurlijke processen Het betreft hier met name archeologische relicten in hun oor- (zoals bedekking door sediment). spronkelijke ruimtelijke context. Zowel grote complexen/ struc- Archeologische Monumenten Kaart (AMK) turen (bijv. nederzettingsterreinen) als afzonderlijke vondsten Een (→) archeologische beleidskaart met een overzicht van kunnen met deze term worden aangeduid (→ waarderen/waar- alle bekende beschermde archeologische (→) monumenten dering). en overige (→) behoudenswaardige locaties in een bepaald Archeozoölogie gebied. Het onderzoek van dierlijke resten in het kader van archeolo- Antropogene sporen gisch onderzoek. Alle onroerende archeologische sporen van niet-natuurlijke oor- ARCHIS/Archis sprong, variërend van paalgaten en fosfaatvlekken tot muurres- De landelijke archeologische database met informatie over o.a. ten. (→) onderzoeksmeldingen, (→) vondstmeldingen, (→) waarne- Archeobotanie mingen, (→) complexen en (→) monumenten. De informatie kan Het onderzoek van plantaardige resten in het kader van archeo- via een GIS-module in kaartlagen zichtbaar worden gemaakt. logisch onderzoek. Archis wordt beheerd door de RACM en is alleen toegankelijk Archeologisch Basis Register voor geregistreerde, professionele gebruikers. Register met voornamelijk archeologische, landschappelijke en Beheer (maatregelen t.b.v. archeologisch beheer) geologische referentielijsten, die in (→)Archis kunnen worden Onder beheersmaatregelen worden verstaan alle regelmatig te gebruikt. treffen maatregelen, welke noodzakelijk zijn om ervoor te zorgen Archeologisch beleid dat (→) archeologische monumenten die in een goede staat ver- Door een overheid vastgesteld kader voor de wijze waarop zij wil keren dat ook blijven. Beheer bestaat uit (→)schouwen, uitvoe- omgaan met haar zorgplicht ten aanzien van archeologische ren van onderhoud en eventueel (→) monitoren. Het gaat hier waarden in haar gebied, eventueel aangevuld met verdergaande om het treffen van maatregelen voor behoud van archeologische bepalingen ten aanzien van selectieprioriteiten, een beleids- waarden op de lange termijn. kaart, etc. (→ bevoegde overheid). Behoudenswaardigheid Archeologische begeleiding De resultante van de verschillende stappen van de waardering, Proces waarbij de uitvoering van niet-archeologische werk- waarbij wordt vastgesteld of een vindplaats al dan niet voor zaamheden door een archeoloog wordt begeleid. Het proces kan duurzaam behoud in aanmerking komt (→ waardering). drie doelen dienen: 1/ Om bij afwezigheid van adequaat vooron- Bekende archeologische waarde(n) derzoek door fysieke belemmeringen alsnog een vorm van Vastgestelde en op schrift of in kaart gebrachte (→) archeologi- inventariserend veldonderzoek te kunnen verrichten; 2/ Om sche waarde(n) (i.t.t. indicatieve of verwachte archeologische eventeel aanwezige archeologische informatie te behouden; waarde(n) en (→) archeologische verwachting). 3/ Om bij (beperkte) ingrepen in gewaardeerde terreinen aanwe- Bevoegde overheid (ook: bevoegd gezag) zige archeologische informatie te behouden. De overheid (gemeente, provincie, rijk) die het (→) selectiebe- Archeologische beleidskaart sluit neemt, het (→) Programma van Eisen opstelt c.q. laat Kaart met een ruimtelijke presentatie van het te voeren beleid, opstellen en goedkeurt. vastgesteld door de (→) bevoegde overheid. Bodemingreep Archeologische indicatoren Alle grondwerkzaamheden/ activiteiten die een effect hebben op Indicatief archeologisch materiaal dat bij (boor)onderzoek een het voortbestaan van archeologische waarden in situ, ook wel aanwijzing kan zijn voor de aanwezigheid, ter plaatse of in de bodemverstoring genoemd. nabijheid, van een archeologische vindplaats (→ vindplaats, → Boormonster type monument). Monster (→) afkomstig van booronderzoek (→). Archeologische Monumentenkaart (AMK) Booronderzoek Provinciale kaart met overzicht van gewaardeerde archeologi- Methode bij inventariserend veldonderzoek, gebaseerd op het sche terreinen in vier categorieën: 1/ Archeologische waarde; verrichten van grondboringen, waarbij vooral wordt gelet op het 2/ Hoge archeologische waarde; 3/ Zeer hoge archeologische voorkomen van archeologische indicatoren zoals aardewerk- waarde; en 4/ Zeer hoge archeologische waarde, beschermd. De fragmenten, houtskool en fosfaatconcentraties. AMK is de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de RACM en Boorstaat/profielstaat de provincies en wordt beheerd door de RACM. Beschrijving van een boorkolom of profielwand wat betreft de

117 lithologie (bodemopbouw), de bodemvorming, de sedimentologi- Consolideren sche kenmerken (afzettingskenmerken) en de archeologische Behandelen van een (→) vondst, zodanig dat deze – tot het indicatoren. moment van conserveren – niet meer in kwaliteit achteruit gaat, Botanische macroresten of het treffen van (maximaal omkeerbare) maatregelen op een Plantresten die met een geringe vergroting (tot ca. 50x) nog (→) vindplaats, zodanig dat degradatie daarvan maximaal wordt waarneembaar zijn (voornamelijk zaden en vruchten). Hout valt vertraagd en gericht op het fysieke behoud van de informatie- niet binnen deze categorie. waarde. Bureauonderzoek Context- of ensemblewaarde Het verwerven van informatie, aan de hand van bestaande bron- De meerwaarde die aan een vindplaats wordt toegekend op nen, over bekende of verwachte archeologische waarden, binnen grond van de mate waarin sprake is van een landschappelijke een omschreven gebied, resulterend in een (→) gespecificeerde en/of archeologische context (→ waardering). verwachting. Couperen Centraal Informatiesysteem (CIS) Het maken van een of meer verticale doorsneden door een Het op landelijk niveau beheerd systeem waarin de basisinfor- spoor, laag of horizont om de aard, diepte, vullingen, vorm en matie en verwijzingen naar de gegevens verzameld tijdens het relaties met andere fenomenen vast te stellen (→ opgraven). voortraject, opgraven, archeologische begeleiding, beschermen Deelrapport en deponeren worden opgeslagen. Voorzover daartoe een wette- Publicatie over een archeologische opgraving (→), waarbij de lijke regeling wordt getroffen (→ informatieplicht), dient het sys- onderzoeksgegevens van een bepaald thema, zoals specialis- teem ook voor het registreren van overheidsbesluiten ten aan- tisch deelonderzoek, worden gepresenteerd en geïnterpreteerd. zien van archeologische waarden. Het centraal informatiesys- De deelrapportage kan in de vorm van een zelfstandige publica- teem is niet hetzelfde als (→) ARCHIS, maar wordt geoperatio- tie of als een hoofdstuk in het (→) standaardrapport verschijnen. naliseerd in (→) ARCHIS. Degradatie Centraal Monumenten Archief (CMA) Kwaliteitsverlies van het materiaal als gevolg van een verande- Onderdeel van (→) ARCHIS met digitaal ontsloten gegevens over ring van de fysische en chemische eigenschappen van de omge- wettelijk beschermde archeologische vindplaatsen en andere ving. terreinen met vastgestelde waarde danwel vermoedelijk behou- Deponeren denswaardige vindplaatsen. Het aanleveren van vondsten en begeleidende documentatie aan Certificatie of Certificaat een (transito)depot (→). Een verklaring, dat voldaan wordt aan een overeengekomen Depot norm. Een voorziening die geschikt is voor de geconditioneerde bewa- Certificerende instelling (certificatie instelling) ring van archeologische vondsten, monsters en documentatie. Instelling die toetst op basis van een beoordelingsrichtlijn (→) of Een depot is idealiter in vier zones verdeeld: een bufferopslag voor een organisatie voldoet aan de technische eisen in het protocol nieuwe aanleveringen, een algemene bewaarruimte met mini- voor het behalen of behouden van een kwaliteitscertificaat. male conditionering, een ruimte met relatief vochtige bewaarcon- Verleent of verlengt tevens de certificaten. dities en een ruimte met relatief droge bewaarcondities. CIS-Code Documentatie Het landelijke registratienummer ten behoeve van archeologisch Het geheel aan te deponeren informatie, ongeacht het medium onderzoek, uitgegeven door het Centraal Informatiesysteem. Dit (opnames, tekeningen, onderzoeksdossiers, determinatiebe- nummer dient op alle vondsten en documentatiemateriaal ver- standen etc.). meld te worden. De RACM noemt dit het (→)onderzoeksmel- Evaluatie dingsnummer. Door een gekwalificeerde archeoloog worden de resultaten van Complex het veldwerk geëvalueerd in het licht van de vraagstelling. Dit Een verzameling in tijd en ruimte geassocieerde vondsten en/of resulteert in bijstelling van de plannen, bijvoorbeeld in een bij- grondsporen. gesteld (→) uitwerkingsplan en een advies over selectie van Complextype materiaal bij inventariserend veldonderzoek en opgraven, of een Aard van een vindplaats: interpretatie van een specifieke vondst bijgesteld (→)beheersplan bij (→) fysiek beschermen. en/of grondspoor of een groep daarvan, geeft aan in welke sys- Fysiek beschermen teemcontext (complex) een vondst of grondspoor heeft gefuncti- Het duurzaam in stand houden van archeologische waarden in oneerd (bijv. nederzetting, grafveld, versterking). Voor de indeling situ als bron van kennis en beleving. Het streven is het (verdere) en definitie van complextypen, zie het Archeologisch Basis - verval van archeologische waarden tegen te gaan en aangerich- register (ABR) in Brandt et al. 1992. te schade, zo mogelijk, te herstellen. Conserveren Gaafheid Het behandelen van een object en/ of zijn omgeving, zodanig dat De mate van (fysieke) verstoring van de bodem en/of de (eventu- het natuurlijk verval van het object minimaal is. Bij deze behan- eel aanwezige) archeologische waarden, zowel in verticale zin deling is maximale reversibiliteit het uitgangspunt. (diepte) als in horizontale zin (omvang) (→ waarderen). Conservering Gegevensdrager De mate waarin grondsporen, anorganische (aardewerk, vuur- Een opslagmedium waarop gegevens kunnen worden opgesla- steen, metaal, glas etc.) en organische archeologische resten gen, vervoerd en overgedragen. Voorbeelden zijn papier, disket- (bot, zaden, hout etc.) bewaard zijn gebleven (→ waarderen). te, ZIP-schijf en CD-ROM.

118 Gegevensmodel daarbij door de bevoegde overheid (→) gestelde eisen ten aan- Beschrijving van de gebruikte velden in een lijst of een tabel, plus zien van de archeologie, wordt de initiatiefnemer (→) opdracht- de beschrijving van de relaties tussen de diverse lijsten en/of gever. tabellen. De relatie van lijsten en tabellen tot tekeningen, kaar- Inrichting ten, scans en foto’s behoort eveneens in het gegevensmodel Het treffen van maatregelen om beschadigingen van het archeo- beschreven te worden. Ook de toelichting op de gehanteerde logische monument te herstellen (→ restaureren), om (verdere) afkortingen (keuzelijsten) maakt onderdeel uit van het gegevens- aantasting ervan te voorkomen (→ consolideren) of om het beter model. zichtbaar en toegankelijk te maken (visualiseren en toeristisch- Geofysisch onderzoek recreatief ontsluiten). Onderzoek gebaseerd op geofysische meettechnieken. Hiermee Inrichtingsplan kunnen structuren in de bodem opgespoord en gevisualiseerd Plan t.b.v. de uitvoering van inrichtingsmaatregelen voor het worden (→ remote sensing, → inventariserend veldonderzoek). fysiek behoud van een (→) vindplaats (→ inrichting). Gespecificeerde verwachting Inspectie Eindresultaat van een (→) bureauonderzoek. Op basis hiervan Wordt in twee betekenissen gebruikt: kan een besluit genomen worden over (eventueel) vervolgonder- - De Erfgoedinspectie: de onafhankelijke instantie die toeziet op zoek. de uitvoering van het kwaliteitssysteem en de werking daarvan, GIS-analyse inbegrepen de wijze waarop opdrachtgevers, adviseurs en over- Methode (GIS = Geografisch Informatie Systeem) gericht op het heden hun rol vervullen; onderzoek van relaties tussen de locaties van vindplaatsen en/of - Het toezicht op de conditie van administratief beschermde de relatie van verspreidingspatronen van vindplaatsen en aard- monumenten door of namens de overheid die de bescherming kundige factoren (bodemkundig, geologisch, geomorfologisch). heeft verleend. Daarbij kan ook van locatiefactoren gebruik worden gemaakt. Inspectie verschilt van (→) schouwen, dat onderdeel is van het GPS-meting beheer. Plaatsbepaling, gebruikmakend van drie of meer satellieten van Inventarisatie het Global Positioning System. Onderzoek naar de aard, omvang en kwaliteit van het bodemar- Grondspoor chief. Zie: Spoor. Inventariserend veldonderzoek Herinneringswaarde Het verwerven van (extra) informatie over bekende of verwachte De herinnering die een archeologisch monument oproept over (→) archeologische waarden binnen een (→) onderzoeksgebied, het verleden (→ waarderen). als aanvulling op en toetsing van de (→) archeologische ver- Historische situatie wachting, gebaseerd op het (→) bureauonderzoek middels waar- Vroegere vormen van grondgebruik, voor zover van belang voor nemingen in het veld. de keuze van de onderzoeksstrategie (→ huidig gebruik, → Kwaliteitsborging bureauonderzoek). Het waarborgen van kwaliteit door middel van het opzetten, Hoogtelijnenkaart invoeren en op peil houden van een kwaliteitssysteem met inbe- Isolijnenkaart, vervaardigd op basis van genomen hoogtematen. grip van het aantonen aan derden dat de geleverde kwaliteit aan Huidig gebruik de gestelde voorwaarden voldoet. Actuele situatie van grondgebruik, voor zover van belang voor de Kwaliteitssysteem keuze van de onderzoeksstrategie (→ bureauonderzoek). Stelsel van afspraken waarin de verantwoordelijkheden, proce- IKAW dures en voorzieningen voor het ten uitvoer brengen van kwali- Indicatieve kaart van archeologische waarden, een door de RACM teitszorg zijn vastgelegd. Onderdeel van een kwaliteitssysteem geproduceerde kaart op landelijk niveau met de verwachte zijn functieomschrijvingen, procedures, keuringsplannen, relatieve of absolute dichtheid van (bepaalde) archeologische instructies en specificaties. Voor de Nederlandse Archeologie: verschijnselen in de bodem. Hij is gebaseerd op een (→) GIS- (→)Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (vigerende versie in analyse met een beperkt aantal variabelen en op expert- 2008: versie 3.1). judgement (→bureauonderzoek). Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) Informatieplicht De KNA is het handboek dat de inhoudelijke en ambachtelijke Het melden van aangetroffen archeologische waarden en vond- eisen van archeologische werkzaamheden in het proces van sten aan het centraal informatiesysteem (→). archeologische monumentenzorg (AMZ) beschrijft en eisen stelt Informatiewaarde aan de uitvoerders binnen dat proces (zowel private als publieke De betekenis van een monument als bron van kennis over het partijen) als de bevoegde overheid. De processtappen (en eventu- verleden. De informatiewaarde wordt bepaald door de mate eel bijbehorende specificaties) in de KNA vormen een minimu- waarin (een opgraving van) het monument een bijdrage kan leve- meis en geeft de volgens de beroepsgroep geldende normen ren aan nieuwe kennisvorming over het verleden (→waarderen). weer. De KNA wordt regelmatig herzien. Inhumatie Laag Begraving of graf met niet-gecremeerd menselijk bot. Een over een meer of minder groot oppervlak vervolgbare grond- Initiatiefnemer eenheid die op archeologische of geologische gronden als een- De persoon of organisatie (particulier of overheidsinstantie) die heid wordt onderscheiden. het initiatief neemt tot een bodemverstorende activiteit waarvoor Landelijk registratienummer een vergunning wordt aangevraagd en waarbij (→) archeologi- Unieke code die door het (→) Centraal Informatiesysteem wordt sche waarden kunnen worden aangetast. Bij het voldoen aan de toegekend aan a) een archeologisch onderzoek na een (→) 119 Artikel 41-melding (= ARCHIS-nummer/(→) CIS-code), b) aan Onderzoeksmelding een (→) waarneming na een (→)vondstmelding. Melding van een archeologisch onderzoek in ARCHIS op basis Landschapsgenese van artikel 41 van de oude Monumentenwet. Er wordt daarom Ontstaansgeschiedenis van het landschap. ook wel gesproken van een artikel 41 melding. Leidraad Onderzoeksmeldingsnummer Naast de KNA bestaande set van in principe vrijwillig te gebrui- Een uniek nummer dat door ARCHIS wordt gegenereerd bij het ken (inhoudelijke) documenten. Te beschouwen als best practi- invoeren van een onderzoeksmelding. Dit nummer wordt ook ces. (→) CIS-code genoemd. De CIS-code is een KNA-term die in Macroresten ARCHIS niet voorkomt. Plantaardige resten die zonder vergroting waarneembaar zijn, Ontwerp voornamelijk zaden en vruchten, maar ook wel andere bloemde- Plan waarin staat aangegeven op welke manier aan het len en vegetatieve resten. Programma van Eisen (→) zal worden voldaan. Een goedge- Maritieme archeologie keurd ontwerp kan omgezet worden in een bestek of een gespe- Omvat de scheepsarcheologie op het droge en de onderwaterar- cificeerde werkomschrijving (→ Plan van Aanpak). cheologie, waarbij soms ook sprake kan zijn van onder water Opdrachtgever gelegen niet- scheepsarcheologische resten. Tevens protocol in Persoon of instantie in wiens opdracht werk wordt uitgevoerd in de KNA. het kader van de archeologische monumentenzorg. Voor de aan- Materiaalcategorie nemer is dit de initiatiefnemer (→) van het plan, die op basis van Vondsten gemaakt van hetzelfde materiaal, zoals keramiek, een vergunning verplicht gesteld is tot het laten uitvoeren van metaal, organische materialen, glas. archeologische werkzaamheden. Meta-informatie (metagegevens) Opgraven/ Opgraving Documentatie over de wijze van opzetten en de kwaliteit van de De ontsluiting van een vindplaats (→) met als doel de informatie documentatie. De informatie over de locatie, fysieke verschij- te verzamelen en vast te leggen die nodig is voor het beantwoor- ningsvorm, status en eigenaar van een gegevensverzameling, den van de in het Programma van Eisen (→) verwoorde onder- evenals de bijbehorende applicaties, onderlinge relaties, afkor- zoeksvra(a)g(en) en het behalen van de onderzoeksdoelstellin- tingen, enzovoort worden tot de meta-informatie gerekend. gen. Monitoring Opgravingsput Het verwerven van meetbare, kwantitatieve gegevens over de Afzonderlijke werkeenheid binnen een opgraving. bodemkwaliteit van een archeologische vindplaats. Opgravingsvlak Monster Niveau dat kunstmatig wordt aangelegd op het niveau waarop Een deel cq. representatieve hoeveelheid van een voorwerp of (→) grondsporen worden waargenomen, geïnterpreteerd en sediment dat ten behoeve van nader onderzoek en/of opslag getekend. wordt geborgen. Oppervlaktekartering Monument Karteringsmethode waarbij aan de hand van (→) vondsten aan Algemene term, in de archeologische monumentenzorg meest- het oppervlak getracht wordt (→) vindplaatsen te lokaliseren. al synoniem voor (→) vindplaats. Met de term monument wordt Hiertoe worden (met name akkerbouw-) percelen (in verband dus niét uitsluitend bedoeld dat er sprake is van (→) wettelijke met de vondstzichtbaarheid) belopen in raaien met een regel- bescherming. In de in 2007 herziene Monumentenwet 1988 is de matige tussenafstand, waarbij het oppervlak op vondsten wordt term monument tevens van toepassing op een (→) vondst, ter- geïnspecteerd. rein en op een gebouw. Criterium is dat het om een ‘vervaardig- Plangebied de zaak’ moet gaan van tenminste 50 jaar oud. Het gebied waarbinnen de realisering van de planvorming het Nationale Onderzoeksagenda Archeologie bodemarchief kan bedreigen (→ onderzoeksgebied). De NOaA geeft via specialistische hoofdstukken op de website Plan van Aanpak www.noaa.nl inzicht in de actuele thema’s en vragen die in de Een door de opdrachtnemer op te stellen plan voor de uit te voe- huidige archeologische discussie centraal staan en waaraan ren werken waarmee beoogd wordt aan de vereisten zoals nieuw uitvoerend onderzoek een bijdrage kan leveren. In de geformuleerd in het (→) Programma van Eisen en/of het (→) NOaA wordt soms ook aangegeven wat de meest geschikte ontwerp te voldoen. Ook wordt hierin een voorstel gedaan voor onderzoeksmethoden zijn voor de beantwoording van deze vra- de werkwijze waarmee de in het Programma van Eisen en/ of gen; hij verduidelijkt de potentiële relaties tussen uitvoerend ontwerp geformuleerde resultaatsverwachtingen bereikt kun- onderzoek en vigerende onderzoeksprogramma’s en geeft nen worden. inzicht in het belang van specialistisch onderzoek (bijv. van spe- Proefput cifieke materiaalcategorieën). De NOaA kan ingezet worden als Methode bij Inventariserend veldonderzoek. instrument voor het opstellen van onderzoeksplannen, de selec- Proefsleuf tie en waardering van vindplaatsen en het opstellen van (→) Methode bij Inventariserend veldonderzoek. Programma’s van Eisen. Het is een gemeenschappelijk product Profiel van het hele archeologisch veld (ROB/RACM, universiteiten, Verticale wand in een (→) opgravingsput, (→) proefput, of (→) bedrijfsleven, gemeentelijke archeologen). proefsleuf. In het profiel zijn stratigrafische lagen zichtbaar die Onderzoeksgebied van belang zijn voor de relatieve datering. Het geografische gebied waarop het onderzoek betrekking heeft Programma van Eisen (PvE) (→plangebied). Het PvE is een door een (→) bevoegde overheid opgesteld of

120 bekrachtigd document dat de probleem- en doelstelling van de te De basisgegevens dienen zodanig (controleerbaar) te worden verrichten werkzaamheden van de vindplaats geeft en de daaruit gepresenteerd dat verder wetenschappelijk onderzoek kan wor- af te leiden eisen formuleert met betrekking tot het uit te voeren den uitgevoerd. Het rapport dient tevens in digitale vorm, inclu- werk. sief complete basisregistratie, aangeleverd te worden. Wanneer Prospectie de term wordt gebruikt in de KNA, wordt de definitieve versie Systematische opsporing van archeologische waarden door mid- bedoeld. del van nondestructieve methoden en technieken. Stratigrafie Prospectiekenmerken Opeenvolging van lagen in de bodem. De (uiterlijke) kenmerken die bepalend zijn voor de mate van suc- Structuur ces waarmee sites kunnen worden opgespoord. Deze kenmer- Meerdere met elkaar in ruimte en tijd, en in functioneel opzicht ken zijn mede afhankelijk van de beschikbare en bruikbare samenhangende (→) sporen. onderzoeksmethodieken. Synthese Puntlocatie Analyse en presentatie van het verrichte onderzoek in een geïn- Locatiebepaling door verwijzing naar een coördinatensysteem. tegreerd verband (het integreren van de deelrapporten). Hierbij worden objecten vastgelegd op een x- en y-coördinaat. Synthetiseren van onderzoeksgegevens of resultaten Registreren Het in bredere context plaatsen van een verzameling locatiege- Het op centraal niveau digitaal vastleggen van gegevens noodza- bonden basisinformatie, op het niveau van wetenschappelijke kelijk voor uitvoeringswerkzaamheden in de AMZ (→ Centraal synthese en interpretatie. Informatiesysteem). Type monument Remote sensing Vindplaats (→) van een bepaalde aard zoals een nederzetting, Verzamelnaam voor technieken waarmee archeologische waar- grafveld, etc. (→ monument). den van afstand, zonder ingreep in de bodem kunnen worden Typologie opgespoord, zoals luchtfotografie en weerstandsmeting (→ pros- Systematische chronologische en/of morfologische indeling van pectie). artefacten in kenmerkende grondvormen. Representatitiveit Uitgewerkt materiaal De mate waarin een bepaald type vindplaats typerend is voor een Materiaal dat zodanig is verwerkt dat het geschikt is voor opslag periode dan wel een gebied (→ waarderen). in het depot volgens de richtlijnen voor deponeren. Schouwen Uitvoerder Het periodiek visueel - dan wel met eenvoudige hulpmiddelen – De aannemer of onderaannemer (bevoegd persoon of instelling) waarnemen van de conditie van een monument gedurende de die in het kader van de archeologische monumentenzorg arche- beheerperiode (→ inspectie). ologisch werk uitvoert in opdracht van derden. Selectieadvies Uitwerkingsplan Archeologisch inhoudelijk advies over de behoudenswaardigheid Plan van Aanpak (→) voor de uitwerking van een (→) opgraving, van een vindplaats. Dit wordt opgesteld aan de hand van de (→) opgesteld of bijgesteld op basis van de (→) evaluatie. waarderingscriteria. Veldkartering Selectiebesluit Verzamelnaam voor de verschillende karteringsmethoden. Een gemotiveerd besluit van de bevoegde overheid tot het al dan Veroorzaker niet behouden van een archeologische (→) vindplaats. Het besluit De (→) initiatiefnemer van een bodemverstorende activiteit die leidt tot het al dan niet, of onder voorwaarden, vrijgeven van een een vergunning aanvraagt voor het doen van bodemingrepen. terrein of te nemen archeologische maatregelen. Verstoring Selectierapport Aantasting van een gebied met (→) archeologische waarden. Dit Rapport waarin is vastgelegd welk materiaal geselecteerd is voor verschijnsel kan optreden door erosie, afgraving of egalisatie, nadere uitwerking (direct of in een later stadium) en welk mate- door (diepe) bewerking van de bovengrond, door zetting als riaal zal worden afgestoten. gevolg van ophoging, door verdroging en verzuring. Site Verwachtingskaart / verwachtingenkaart Een plaats waar in het verleden menselijke activiteiten hebben Een kaart waarop verwachtingen met betrekking tot de situering plaatsgevonden. en mate van voorkomen van nog onbekende vindplaatsen zijn Specificatie weergegeven in termen van vlakken en zones (→ IKAW, → Een omschrijving van de eigenschappen van een product en van archeologische beleidskaart). de daaraan te stellen eisen, dan wel een omschrijving van de Vindplaats stappen in een proces in een voorgeschreven volgorde en van de Een ruimtelijk begrensd gebied waarbinnen zich archeologische daarbij benodigde middelen. informatie bevindt (→ archeologische waarde). Spoor Vondst Een ruimtelijk duidelijk begrensbaar verschijnsel van antropoge- Alle soorten mobilia: roerende of roerend geraakte onderdelen ne oorsprong (bijvoorbeeld een paalkuil, lijksilhouet of muur) of van onroerende goederen afkomstig van archeologisch veldwerk natuurlijke oorsprong (bijvoorbeeld een boomval). Binnen een of uit bestaande collecties. spoor kunnen verschillende, duidelijk te onderscheiden eenhe- Vondstcomplex den voorkomen. Verzameling van alle vondsten uit één archeologische context. Standaardrapport Vondstmelding Schriftelijk rapport over een opgraving waarin de informatie De melding (in ARCHIS of schriftelijk aan de RACM of de provin- wordt weergegeven en geïnterpreteerd conform de specificaties. cie) van aangetroffen vondsten of grondsporen. De vondstmel- 121 ding vormt de documentatie van één of meerdere vondsten of grondsporen, die gevonden zijn op een bepaalde vindplaats (een locatie uitgedrukt in X-Y coördinaten), op een bepaald tijdstip en door een bepaalde persoon. Vondstmeldingsnummer Een uniek nummer dat door ARCHIS wordt gegenereerd bij het invoeren van een vondstmelding. Vondstnummer Een uniek nummer dat aan een vondst of monster wordt toege- kend. Waarderen/waardering De waardering van een vindplaats of een groep van vindplaatsen leidt tot een uitspraak over de behoudenswaardigheid ervan en vormt de basis voor het (→) selectieadvies. Na het verwerken van het vondstmateriaal kan dit worden gewaardeerd om een selectie te kunnen maken van materiaal dat voor deponering in aanmerking komt. Monsters worden gewaardeerd teneinde een indruk te krijgen van de diversiteit, kwantiteit en conservering van organische resten. Waarderingscriteria Het bepalen van de kwaliteit van het bodemarchief, van vondst- materiaal of van een monster. Het vaststellen van de kwaliteit van het bodemarchief geschiedt op basis van waarderingscrite- ria, zoals: 1/ belevingsaspecten (→ herinneringswaarde); 2/ fysieke criteria (→gaafheid, → conservering). Deze geven de mate aan waarin archeologische overblijfselen nog intact en in hun oorspronkelijke positie aanwezig zijn; 3/ inhoudelijke crite- ria (zeldzaamheid, informatiewaarde, context- of ensemble- waarde en representativiteit). Waarneming Een inhoudelijk goedgekeurde vondstmelding. Waarnemingsnummer Een uniek nummer dat door ARCHIS wordt gegenereerd bij het opwaarderen van een vondstmelding naar een waarneming. Wettelijke bescherming De aanwijzing van archeologische monumenten op grond van de Monumentenwet 1988. Zeldzaamheid De mate waarin een bepaald type monument schaars is (of is geworden) voor een periode of in een gebied (→ waarderen).

122 Archeologie naar deltahoogte

Bijlage 9: Lijst van afkortingen

AAI Aanvullende Archeologische Inventarisatie (oude term; thans: IVO) AB Archeologische Begeleiding ABR Archeologisch Basis Register (zie Brandt et al. 1992) AMK Archeologische Monumentenkaart AMZ Archeologische monumentenzorg ARCHIS/Archis ARCHeologisch Informatie Systeem AWN Archeologische Werkgemeenschap voor Nederland BO Bureau-onderzoek 14C Natuurwetenschappelijke dateringsmethode (meting radioactieve koolstofisotoop) CAA Centraal Archeologisch Archief CIS Centraal Informatie Systeem CCvD Centraal College van Deskundigen Archeologie CMA Centraal Monumenten Archief CvAK College voor de Archeologische Kwaliteit DO Definitief Onderzoek (= opgraving) GIS Geografische InformatieSystemen IKAW Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden IVO Inventariserend Veld Onderzoek KNA Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie KZGW Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen LME Late Middeleeuwen (1050-1500 na Chr.) MER Milieueffectrapportage NAP Normaal Amsterdams Peil (=officieel peilmerk) NISA Nederlands Instituut voor Scheeps- en Onderwaterarcheologie NOaA Nationale Onderzoeksagenda Archeologie (www.noaa.nl) NT Nieuwe tijd (1500-1800 na Chr.) NVvA Nederlandse Vereniging van Archeologen NWO Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek OCW Ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschappen PACZ Provinciaal Archeologische Centrum Zeeland PvA Plan van Aanpak PvE Programma van Eisen RACM Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumentenzorg ROB Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (thans RACM) RWS Rijkswaterstaat SCEZ Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland SAI Standaard Archeologische Inventarisatie (oude term voor Bureau-onderzoek/BO) SIKB Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer (www.sikb.nl) VME Vroege Middeleeuwen (ca. 450-1050 na Chr.) Wamz Wet op de Archeologische Monumentenzorg (2007)

123 Archeologie naar deltahoogte

Bijlage 10: Archeologische onderzoeksrapporten Zeeland 1997-2006

Zie bijgevoegde CD.

124 ..

ARCHEOLOGIE NAAR DELTAHOOGTE

Afbeeldingen omslag voorzijde

Ondergrond Veldtekening van de opgraving aan het Marktplein te Biezelinge, uitgevoerd door het Provinciaal Archeologisch Centrum Zeeland in 1997.

Inzetten van boven naar beneden Spits uit de Tjongercultuur, ca. 11.800-10.800 voor Chr., gevonden te Axel. Late IJzertijd pot, ca. 200 voor Chr. gevonden in een ritueel depot te Grijpskerke. Fundamenten van een klein Gallo-Romeins tempeltje, ca. 225 na Chr., opgegraven te Aardenburg. Voor- en achterzijde van een benen steelkam, 900-975 na Chr., gevonden in de nederzetting binnen de ringwalburg van Oost-Souburg. Kan van Italiaanse majolica, ca. 1350, uit de opgraving aan de Lange Wolstraat te Sluis.

Afbeeldingen omslag achterzijde

Van boven naar beneden De Bruinisser stelberg te Anna Jacobapolder, de enige nog buitendijks gelegen hollestelle (zoetwaterreservoir) in Zeeland, waarschijnlijk uit de 16e of 17e eeuw. Met klei opgevulde laatmiddeleeuwse veenwinningsputten in de omgeving van het in 1532 verdronken dorp Oud-Rilland. Motte of kasteelberg (vliedberg) aan de Weelweg te Scharendijke, 11e – 13e eeuw.

Afbeelding kop hoofdstukken

Profiel met resten van de wallen van gestapelde plaggen en de gracht van de ringwalburg (ca. 900 na Chr) te Middelburg, tussen de spaarbogen van de fundering van het gastenverblijf van de Abdij van Middelburg uit de tweede helft van de 16de eeuw. (Foto: Archaeological Research & Consultancy, Groningen). Archeologie naar deltahoogte

Een onderzoek naar de Zeeuwse archeologiebeoefening

ARCHEOLOGIE NAAR DELTAHOOGTE NAAR ARCHEOLOGIE Een onderzoek naar de Zeeuwse archeologiebeoefening Zeeuwse de naar onderzoek Een COLOFON

Uitgave Provincie Zeeland

Auteurs W.A.M. Hessing; M.M.M. Alkemade; R.M. van Heeringen; R. Schrijvers; R.M. van Dierendonck

Eindredactie M.M.M. Alkemade; M. Geerts; R.M. van Dierendonck

Coördinatie Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland; Provincie Zeeland, Directie Samen- leving, Bestuur en Organisatie, afdeling Welzijn

Realisatie Vestigia Archeologie & Cultuur- historie B.V., Amersfoort

Fotografie Archaeological Research & Consultancy, Groningen; ArcheoMedia B.V., Capelle aan den IJssel; D. de Koning; Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten; Rijksmuseum van Oudheden, Leiden; Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland; Universiteit Gent/J. Semeij; Walcherse Archeologische Dienst

Prepress Provincie Zeeland, Afdeling Informatievoorziening & Documentatie

Druk LnO drukkerij, Zierikzee

Oktober 2008

www.zeeland.nl