PDF Van Tekst

Total Page:16

File Type:pdf, Size:1020Kb

PDF Van Tekst Het blijvend beeld der Hollandse kunst F. Schmidt-Degener editie A. van Schendel bron F. Schmidt-Degener, Het blijvend beeld der Hollandse kunst (ed. A. van Schendel). J.M. Meulenhoff, Amsterdam 1949 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/schm005blij01_01/colofon.htm © 2008 dbnl / erven F. Schmidt-Degener en erven A. van Schendel V Voorwoord De schrijver over beeldende kunst draagt wel een zware verantwoordelijkheid: in onstoffelijke vormen, uit woorden opgebouwd, moet hij den lezer het zichtbare beeld en de betekenis van het kunstwerk voor ogen stellen. Poogt hij dit te doen door nauwkeurig te beschrijven en zakelijk te verklaren, zal hij dan in zijn objectiviteit niet aan de meest karakteristieke eigenschap van het werk voorbijgaan? Wil hij zich daarentegen laten leiden door de geschakeerde ontroering, in hem gewekt door de artistieke schepping, loopt hij dan niet gevaar het beeld te kleuren, ja te vervalsen met zijn eigen visie en door het persoonlijke van die visie den lezer een eenzijdige interpretatie op te dringen? Geen wetten bepalen hier de werkwijzen, het temperament van den schrijver zal hem doen kiezen. Maar het gevoel stelt in deze materie eisen. De zakelijkste lezer zal, wanneer hij verwacht tenslotte te worden binnengevoerd in de aesthetische sfeer van het kunstwerk, althans een echo van des schrijvers emotie wensen te vernemen, omdat die alleen hem de eigenlijke uitwerking van de kunst kan duidelijk maken. In de soort van kunsthistorici en kunstcritici bestaan er, tussen de uitersten van koele verslaggevers en lyrische dichters, tal van variëteiten, maar zij, die hun evenwicht weten te vinden tussen de twee polen, worden het liefst en het langst gelezen. Baudelaire, door ons na honderd jaar zelfs als criticus nog te genieten, beweerde boud: ‘Ainsi le meilleur compte-rendu d'un tableau pourra être un sonnet ou une élégie’, doch deze paradox betekende, dat in het proza van den schrijver over kunst iets van den hartstocht van den dichter nimmer mag ontbreken. In Nederland zijn er in deze categorie van schrijvers slechts weinigen geweest wier proza door dichterlijk vuur de actualiteit vermocht te over- F. Schmidt-Degener, Het blijvend beeld der Hollandse kunst VI leven en die men ook buiten de vakkringen las en om hun literaire waarde verlangde te herlezen. Tot hen behoorde Schmidt-Degener, museum-directeur en kunsthistoricus, wiens poëtisch temperament reeds lang in zijn essays was gebleken, maar die zich in zijn laatste levensjaren ook als werkelijk dichter ontpopte*. Schmidt-Degener's faam als schrijver was vroeg gevestigd. Zijn eerste boekje, Rembrandt, Een Beschrijving van zijn Leven en Werken, in 1906 verschenen, was een met geestdrift en intelligentie geschreven studie, die den vijfentwintigjarige de welwillende waardering van de kenners bezorgde. Sindsdien vonden zijn publicaties steeds een geboeiden lezerskring en genoot hij - niet slechts in het binnenland - als auteur een buitengewoon aanzien. Zijn eigenschappen deden hem gelden als een onzer beste essayisten. Hij bleek een man met oorspronkelijke ideeën, die scherpzinnigheid paarde aan verbeeldingskracht en verfijnde opmerkingsgave aan brede visie. In zijn beweeglijken geest voerden de denkbeelden langs vaak verrassende paden naar nieuwe inzichten en ondanks de soepelheid der structuur beheerste een strenge logica de ontwikkeling van zijn betoog. Hij bezat in hoge mate de gevoeligheid voor associaties, die met suggestieve kracht beelden uit verschillende gedachtensferen naast elkaar plaatsen en ongekend licht werpen op vertrouwde gedaanten. Hij was in staat door te dringen in het karakter van het kunstwerk en achter de schepping de verscholen persoonlijkheid van den schepper te peilen. Zijn beschrijvingen van schilderijen zijn geen weergaven in woorden, maar evocaties van den wezenlijken inhoud van het werk; zijn kunstenaarsfiguren, met eerbied en liefde aanschouwd, staan in het duidelijk relief van hun geestelijken eigenaard als onvergetelijke gestalten. Een buitengewoon geschakeerd en veelzijdig uitdrukkingsvermogen stond hem ten dienste. Zelf een groot lezer, had hij voor de mogelijkheden van de taal een zeer gevoelig zintuig. On-hollands was de subtiliteit en de vermetelheid, waarmee hij dit medium, de taal, hanteerde. De muzikale bouw zijner volzinnen, die later in zijn poëzie tot verrassende virtuositeit * Zijn verzamelde gedichten zijn in 1945 bij J.M. Meulenhoff te Amsterdam uitgegeven onder den titel De Poort van Ishtar. F. Schmidt-Degener, Het blijvend beeld der Hollandse kunst VII zou leiden, was ook in het proza opvallend. Intuïtief voegde hij de elementen van zijn rijken woordenschat volgens harmonische wetten van klanken en rhythmen. Hij wist het klavier van de taal te bespelen in de vele toonaarden die de verscheidenheid van zijn onderwerpen vereiste, van innigen eenvoud tot brillant barok pathos. Deze stijlkenmerken zijn het, die zijn proza een zo fascinerende diepte en kleurigheid geven. Vaak had men Schmidt-Degener de laatste jaren voor zijn dood gevraagd zijn veel gezochte, maar over tal van tijdschriften en catalogi verspreide en moeilijk weer te vinden geschriften opnieuw uit te geven. Hoewel het plan hem toelachte, kon hij toch nimmer besluiten deze opstellen definitief persklaar te maken. Hij besefte hoeveel dat zou vergen van zijn aandacht en van zijn reeds zo beperkten vrijen tijd. Zo sterk was immers steeds zijn streven naar perfectie van den vorm, dat hij een tekst nimmer als voltooid beschouwde. Zijn omgeving weet het nog, hoe enthousiast hij een stuk kon blijven veranderen, van den eersten opzet tot aan de laatste revisie. Kreeg hij zijn tekst, afgedrukt als boek, als tijdschriftartikel of als catalogus-inleiding weer onder ogen, dan liet hij meestal niet na vroeg of laat opnieuw met frissen moed er aan te snoeien, te vijlen en te polijsten. Half vermaakt, half verlegen bekende hij eens, aan hetzelfde ‘euvel’ te lijden als zijn bewonderde Flaubert. Maar, evenals bij dezen, was het resultaat dat zijn taal steeds scherper en klaarder de gedachte omlijnde en dat de zin nog won aan expressieve kracht. Toen na zijn heengaan het plan rees een aantal van Schmidt-Degener's werken in een bundel te verzamelen gaven wij er ons rekenschap van, dat wij al die eigenhandige wijzigingen en waardevolle varianten op de officiële uitgaven niet achteloos mochten voorbijgaan en dat het onze taak was zoveel mogelijk van ieder werk den ‘laatsten staat’ af te drukken. Het behoeft niet nader toegelicht dat dit, gezien des schrijvers methoden, soms moeilijkheden baarde. Van enige opstellen had hij uitvoerig gecorrigeerde versies nagelaten en het was onze zorg de verbeteringen zo op te nemen, dat de oorspronkelijke eenheid van stijl geen schade leed. Men bedenke echter dat de schrijver zelf niet de laatste hand aan deze teksten heeft gelegd. Dit gemis treft vooral de lezingen, die oorspronkelijk niet F. Schmidt-Degener, Het blijvend beeld der Hollandse kunst VIII bestemd waren om in druk te verschijnen. Rekening houdend met Schmidt-Degener's eigen opvattingen over de spelling, hebben wij gemeend zijn schrijfwijze te mogen aanpassen bij de wettelijke spelling van 1946. Men vindt hier bijeengebracht, gerangschikt niet volgens chronologie maar volgens verwantschap der onderwerpen, de beste studies en voordrachten die gewijd zijn aan aspecten en figuren der Hollandse kunst, met uitzondering van de belangwekkende artikelen over Rembrandt, die wegens hun aantal en omvang afzonderlijk gebundeld moeten worden. Naast de vloeiend geschreven en van geest tintelende karakteristieken van Jan Steen en Frans Hals, grondig in den vorm herzien, bevat dit eerste deel ook enkele stukken van algemenen aard die op de Italiaanse kunst betrekking hebben en, aan het einde, den tekst van een voordracht, waarin Schmidt-Degener eens bij uitzondering voor een groter publiek zijn opvattingen uiteenzette als bestuurder van het Rijksmuseum, waar hij zo met heel zijn wezen aan gehecht was. Deze gevarieerde stof zal den lezer overtuigen van Degener's veelzijdige en diepgaande kennis en, moge de voortgang der wetenschap al eens een standpunt hebben doen verouderen, men zal ervaren dat er genoeg over is, dat voor de kunstgeschiedenis blijvende waarde bezit. Mejuffrouw Mr A.C.F. Schmidt-Degener ben ik erkentelijk voor haar uitnodiging deze uitgave van het werk van haar broeder te bezorgen. Waardevolle hulp werd mij daarbij geboden door Schmidt-Degener's secretaresse, mejuffrouw M.P. Zettels, die, als geen ander vertrouwd met de werkwijze van den schrijver, zich zeer verdienstelijk maakte met het overnemen der tekstvarianten en met de correctie van de drukproeven. Het was een waar voorrecht te kunnen medewerken aan het in ruimer kring bekend maken van deze schone bladzijden, die nog zo levendig de stem doen horen van een rijk begaafden geest. A.V.S. F. Schmidt-Degener, Het blijvend beeld der Hollandse kunst IX Het blijvend beeld der Hollandse kunst F. Schmidt-Degener, Het blijvend beeld der Hollandse kunst 1 Het blijvend beeld der Hollandse kunst WIJ WETEN DAT OP HET WERELDTONEEL DE VOLKEN VERSCHIJNEN, duren en verdwijnen. De geschiedenis tracht het verhaal te doen van hun bestaan. Maar hetgeen er overblijft, hetgeen ons steeds weer veroorlooft een voorstelling levend te houden van hun wezen en eigenaardigheid, dat is de kunst. De kunst bezit het privilege te blijven waar veel vergankelijks afvalt. De erfenis der wetenschap is volkomen onpersoonlijk, de kunst echter schijnt het wezenlijke wat de volken kenmerkt voor ons te bewaren. Wij kennen het Jodendom uit zijn litteratuur,
Recommended publications
  • Keyser, Thomas De Dutch, 1596 - 1667
    National Gallery of Art NATIONAL GALLERY OF ART ONLINE EDITIONS Dutch Paintings of the Seventeenth Century Keyser, Thomas de Dutch, 1596 - 1667 BIOGRAPHY Thomas de Keyser was the second son of Hendrick de Keyser (1565–1621), the famed Dutch architect, sculptor, and municipal stonemason of the city of Amsterdam, and his wife Beyken (Barbara) van Wildere, who hailed from Antwerp.[1] The family lived in a house that was part of the municipal stone yard along the Amstel River, between the Kloveniersburgwal and the Groenburgwal.[2] Thomas and his brothers Pieter and Willem were trained by their father in architecture, and each also became a highly regarded master stonemason and stone merchant in his own right. On January 10, 1616, the approximately 19-year-old Thomas became one of his father’s apprentices. As he must already have become proficient at the trade while growing up at the Amsterdam stone yard, the formal two-year apprenticeship that followed would have fulfilled the stonemasons’ guild requirements.[3] Thomas, however, achieved his greatest prominence as a painter and became the preeminent portraitist of Amsterdam’s burgeoning merchant class, at least until the arrival of Rembrandt van Rijn (Dutch, 1606 - 1669) in 1632. Nothing is known about his artistic training as a painter, which likely occurred in his younger years. Four Amsterdam portraitists have been considered his possible teacher. Ann Jensen Adams, in her catalogue raisonné of Thomas de Keyser, posits (based on circumstantial evidence) that Cornelis van der Voort (c. 1576–1624)
    [Show full text]
  • Diplomarbeit
    DIPLOMARBEIT Titel der Diplomarbeit „Pendantbildnisse bei Rembrandt von 1631 bis 1634“ Verfasserin Ingeborg Wilfinger angestrebter akademischer Grad Magistra der Philosophie (Mag. phil.) Wien, 2008 Studienkennzahl lt. Studienblatt: A 315 Studienrichtung lt. Studienblatt: Kunstgeschichte Betreuer: O. Univ. – Prof. Dr. Artur Rosenauer INHALTSVERZEICHNIS 1.0 EINLEITUNG………………………………………………………………..……..3 1.1 Zielsetzung…………………………………………………………….….…..…..5 2.0 FORSCHUNGSLAGE ZU REMBRANDTS FRÜHEM PORTRÄTSCHAFFEN………………………………………...……..7 2.1 Alois Riegl: Das holländische Gruppenporträt…………...……………...15 3.0 DAS PORTRÄT IN DEN NÖRDLICHEN NIEDERLANDEN DES SPÄTEN 16. UND FRÜHEN 17. JAHRHUNDERTS…..……………...26 3.1 Exkurs: Das Schützenbild als Beispiel für ein neues Bewusstsein der bürgerlichen Oberschicht Amsterdams………….…..26 3.2 Die Porträtproduktion in Amsterdam von 1580 – 1630……………….…27 4.0 PENDANTPORTRÄTS..…………………………………………………….….30 4.1 Porträtbüsten……………….………………………………………….………..30 4.1.1 Jacques de Gheyn III. (London, The Dulwich Picture Gallery)- Maurits Huygens (Hamburg, Kunsthalle).………………………………………30 4.1.2 Porträt eines 41- jährigen Mannes (Pasadena, Norton Simon Museum of Art) - Porträt einer 40 – jährigen Frau (Louisville, J.B. Speed Art Museum) Dirck Jansz. Pesser (Los Angeles, Los Angeles County Museum of Art) - Haesje Jacobsdr. van Cleyburg (Amsterdam, Rijksmuseum)……….………36 4.2 Kniestücke….……………………………………………………………….…..41 4.2.1 Porträt eines sitzenden Mannes (Wien, Kunsthistorisches Museum)- Porträt einer sitzenden Frau (Wien, Kunsthistorisches Museum).…………...41
    [Show full text]
  • The Amsterdam Civic Guard Portraits Within and Outside the New Rijksmuseum, Pt
    Volume 5, Issue 1 (Winter 2013) The Amsterdam Civic Guard Portraits within and outside the New Rijksmuseum, Pt. I D.C. Meijer Jr. (Tom van der Molen, translator) Recommended Citation: D. C. Meijer Jr., “The Amsterdam Civic Guard Portraits within and outside the New Rijksmuseum Pt. I,” trans. Tom van der Molen, JHNA 5:1 (Winter 2013) DOI:10.5092/jhna.2013.5.1.5 Available at https://jhna.org/articles/amsterdam-civic-guard-portraits-within-outside-new-ri- jksmuseum-part-i/ Published by Historians of Netherlandish Art: https://hnanews.org/ Republication Guidelines: https://jhna.org/republication-guidelines/ Notes: This PDF is provided for reference purposes only and may not contain all the functionality or features of the original, online publication. This is a revised PDF that may contain different page numbers from the previous version. Use electronic searching to locate passages. This PDF provides paragraph numbers as well as page numbers for citation purposes. ISSN: 1949-9833 JHNA 5:1 (Winter 2013) 1 THE AMSTERDAM CIVIC GUARD PORTRAITS WITHIN AND OUTSIDE THE NEW RIJKSMUSEUM, PT. I D.C. Meijer Jr. (Tom van der Molen, translator) 1 lmost one-and-a-half years ago, we stood at the grave of A. D. de Vries Az.,1 the tireless fighter for truth and beauty, the scholarly friend of the arts, for whom a lie was a horror, in whichever form or for whatever goal. His incorruptible diligence, alongside his excep- Ational memory and his sharp analytic skills, made him an art historian of the first rank. When- ever these extraordinary gifts were employed together with his restless diligence and enduring patience, made this son of one of Amsterdam’s most influential art-loving families easily triumph over all kinds of small difficulties.
    [Show full text]
  • Rembrandt Y El Retrato En Ámsterdam, 1590-1670 Rembrandt and Amsterdam Portraiture, 1590-1670
    Con la colaboración de: Y con el apoyo de: REMBRANDT Y EL RETRATO EN ÁMSTERDAM, 1590-1670 REMBRANDT AND AMSTERDAM PORTRAITURE, 1590-1670 LISTADO DE OBRAS / LIST OF WORKS MUSEO NACIONAL THYSSEN BORNEMISZA Sala 1. Tradición e innovación / Tradition and Innovation Gerrit Pietersz. Cornelis Ketel (Ámsterdam, 1566-antes de 1612) (Gouda, 1548-Ámsterdam, 1616) El compositor y organista Jan Pietersz. Retrato de un hombre, 1594 Sweelinck, 1606 (Portrait of a Man) (Jan Pietersz Sweelinck,Composer and Retrato de una mujer, 1594 Organ Player) (Portrait of a Woman ) Óleo sobre tabla, 67,7 × 51,6 cm Adriaen Key Óleo sobre tabla, 83,2 x 65,8 cm y Amsterdam Museum. Depósito del (Amberes (?), hacia 1544-después de 83 x 67,3 cm respectivamente Gemeentemuseum, La Haya 1589) Madrid, Museo Nacional Thyssen- Guillermo I, Principe de Orange , 1579 Bornemisza (William I, Prince of Orange) Óleo sobre tabla, 45,3 × 32,8 cm Sala 2. Una nueva generación / A New Madrid, Museo Nacional Thyssen- Generation Bornemisza Frans Badens Cornelis van der Voort (Amberes, 1571-Ámsterdam, 1618) Pieter Pietersz. Gerard Reynst, 1613 (Amberes, 1576-Ámsterdam, 1624) (Amberes, 1540/1541-Ámsterdam, Óleo sobre lienzo, 194,5 × 119 cm Regentes del Binnengasthuis, 1617 1603) Londres, The Weiss Gallery (The Governors of the Hospitals) El poeta Cornelis Schellinger, hacia Óleo sobre lienzo, 197 × 239 cm 1584 Amsterdam Museum (Cornelis Schellinger, Poet) Óleo sobre tabla, 68 x 51 cm La Haya, Mauritshuis Aert Pietersz. Cornelis van der Voort (Ámsterdam, hacia 1550-1612) Retrato familiar, 1620 El fabricante de cerveza Simon Schaep, (Family Portrait) 1606 Óleo sobre lienzo, 119 × 178,8 cm Pieter Isaacsz.
    [Show full text]
  • The Paintings in the Three Civic Guard Halls in Amsterdam, Written by G
    Volume 5, Issue 1 (Winter 2013) The Paintings in the Three Civic Guard Halls in Amsterdam, Written by G. Schaep, 1653 Tom van der Molen, translator Recommended Citation: G. Schaep, “The Paintings in the Three Civic Guard Halls in Amsterdam,” trans. Tom van der Molen, JHNA 5:1 (Winter 2013) DOI:10.5092/jhna.2013.5.1.7 Available at https://jhna.org/articles/paintings-three-civic-guard-halls-amsterdam-written-by-g- schaep-1653/ Published by Historians of Netherlandish Art: https://hnanews.org/ Republication Guidelines: https://jhna.org/republication-guidelines/ Notes: This PDF is provided for reference purposes only and may not contain all the functionality or features of the original, online publication. This is a revised PDF that may contain different page numbers from the previous version. Use electronic searching to locate passages. This PDF provides paragraph numbers as well as page numbers for citation purposes. ISSN: 1949-9833 JHNA 5:1 (Winter 2013) 1 THE PAINTINGS IN THE THREE CIVIC GUARD HALLS IN AM- STERDAM, WRITTEN BY G. SCHAEP, 1653 Tom van der Molen, translator Translation of a new transcription1 of Gerrit Pietersz. Schaep’s notes (1653) on paintings in the three civic guard halls of Amsterdam: the Handboogsdoelen (Longbow Archers Civic Guard Hall), the Voetboogsdoelen (Crossbow Archers Civic Guard Hall) and Kloveniersdoelen (Arquebusiers Civic Guard Hall), today in the Stadsarchief Amsterdam. For more information on this document, see Tom van der Molen, “Introduction to the Translation of D. C. Meijer, Jr., “The Amsterdam Civic Guard Portraits within and outside the New Rijksmuseum” (De Amsterdamsche Schutters-stukken in en buiten het nieuwe Rijksmuseum),” JHNA 5:1 (2013).
    [Show full text]
  • Art at Auction in Th Century Amsterdam
    JOHN MICHAEL MONTIAS This book exploits a trove of original documents that have survived on the auctions organized by the Orphan Chamber of Amsterdam in the first half of the seventeenth century. For the first time, the names of some 2000 buyers of works of art at auction in the 29 extant notebooks of the Chamber have been systematically analyzed. On the basis of archival research, data have been assembled on the occupation of these buyers (most of whom were merchants), their origin (Southern Netherlands, Holland, and other), their religion, their year of birth, their date of marriage, the taxes they paid and other indicators of their wealth. Buyers were found to cluster in groups, not only by extended family but by occupation, religion (Remonstrants, Counter-Remonstrants) and avocation (amateurs of tulips and of porcelain, members of Chambers Art at Auction in of Rhetoricians, and so forth). The subjects of the works of art they bought and the artists to which they were attributed are also analyzed. The second part of the book on “Selected Buyers”, is devoted to art dealers who bought at auction and four to buyers who had special connections with artists, including principally Rembrandt. As a whole, the book offers a penetrating insight into the culture of the Amsterdam elite in the seventeenth century. In Art at Auction in 17th Century Amsterdam Montias has created a richly patterned panorama of the interactions between artists, art lovers and art dealers who were active in one of Europe’s most JOHN MICHAEL th Century Amsterdam important art scenes of the 17th century.
    [Show full text]
  • Painting and Publishing As Cultural Industries the Fabric of Creativity in the Dutch Republic, 1580-1800
    CLAARTJE RASTERHOFF Painting and Publishing as Cultural Industries The Fabric of Creativity in the Dutch Republic, 1580-1800 amsterdam studies in the dutch golden age Painting and Publishing as Cultural Industries Amsterdam Studies in the Dutch Golden Age Founded in 2000 as part of the Faculty of Humanities of the University of Amsterdam (UvA), the Amsterdam Centre for the Study of the Golden Age (Amsterdams Centrum voor de Studie van de Gouden Eeuw) aims to promote the history and culture of the Dutch Republic during the ‘long’ seventeenth century (c. 1560-1720). The Centre’s publications provide insight into the lively diversity and continuing relevance of the Dutch Golden Age. They offer original studies on a wide variety of topics, ranging from Rembrandt to Vondel, from Beeldenstorm (iconoclastic fury) to Ware Vrijheid (True Freedom) and from Batavia to New Amsterdam. Politics, religion, culture, economics, expansion and warfare all come together in the Centre’s interdisciplinary setting. Editorial control is in the hands of international scholars specialised in seventeenth-century history, art and literature. For more information see http:// en.aup.nl/series/amsterdam-studies-in-the-dutch-golden-age or http://acsga. uva.nl/ Editorial Board Frans Blom, University of Amsterdam Michiel van Groesen, Leiden University Lia van Gemert, University of Amsterdam Geert H. Janssen, University of Amsterdam Elmer E.P. Kolfin, University of Amsterdam Nelleke Moser, VU University Amsterdam Henk van Nierop, University of Amsterdam Emile Schrijver, University of Amsterdam Thijs Weststeijn, Utrecht University Advisory Board H. Perry Chapman, University of Delaware Harold J. Cook, Brown University Benjamin J.
    [Show full text]
  • Vergaderen Deze Zes Regenten Besturen Het Huiszittenhuis, Een Instituut Dat Thuiswonende Armen Helpt Met Levensbehoeften Als Brood En Turf
    Vergaderen Deze zes regenten besturen het Huiszittenhuis, een instituut dat thuiswonende armen helpt met levensbehoeften als brood en turf. Hun vergadering wordt even onderbroken door de ‘binnenvader’, die een briefje komt brengen. Samen met de ‘binnenmoeder’ rechts regelt hij de dagelijkse gang van zaken in het huis. Helemaal links zit de uitgever en schrijver Isaac Commelin. We zullen hem nog vaker tegenkomen. De regenten van het Nieuwezijds Huiszittenhuis, ca. 1651 Jacob Backer (1608-1651) Rijksmuseum, bruikleen stad Amsterdam Meeting These six governors administer the Huiszittenhuis, an institution that helps poor people who do have somewhere to live with essentials like bread and peat. Their meeting is interrupted by the ‘house father’, who brings them a note. He and the ‘house mother’ manage the day-to-day affairs of the house. On the far left sits the publisher and writer Isaac Commelin. We will come across him again. The Governors of the Nieuwezijds Huiszittenhuis, c. 1651 Jacob Backer (1608-1651) Rijksmuseum, on loan from the City of Amsterdam Geen hoeden maar pruiken Net als op het ruim vijftig jaar oudere schilderij hieronder zijn de regenten van een huiszittenhuis in vergadering bijeen, al lijken ze zich meer dan hun voorgangers bewust van onze aanwezigheid. De portrettraditie van de zorg- en tuchtinstellingen zal nog lange tijd doorgaan. Ook familietradities worden voortgezet: de man vooraan is Johan Commelin, kleinzoon van Isaac Commelin, die we kennen van het schilderij beneden. De regenten van het Oudezijds Huiszittenhuis, 1705 Arnold Boonen (1669-1729) Amsterdam Museum Wigs, Not Hats Here, as in the painting below made more than fifty years earlier, the governors of a huiszittenhuis are meeting, although they seem more aware of our presence than are their predecessors.
    [Show full text]
  • Drie Amsterdamsche Schilders. (Pieter Isaaksz
    DRIE AMSTERDAMSCHE SCHILDERS. (PIETER ISAAKSZ, ABRAHAM VINCK, CORNELIS VAN DER VOORT.) DOOR MR. N. D E R O E V E R. W.T talrijk zijn dc berichten over de kunstenaars, die in de welva- rende Amstelstad bloeiden, nadat dc pen was nedergelegd, waarmede CAREL VAN MANDER de schilders van zijn tijd en eenige oudere had beschreven en de namen genoemd van enkele jongere, die voor de toekomst iets deden verwachten. Er moet alzoo gewoekerd worden met het weinige wat er te boek werd gesteld door schrijvers . en dichters, die de eerste decennien van dit gulden tijdvak bevolkten. Men duide het mij daarom niet euvel, dat ik hier nogmaals de vers- regels afdruk, die reeds gemeen goed der kunst-historici werden sedert DE VRIES ze plaatste aan het hoofd van zijn belangrijk opstel over den Amsterdamschen schilder DIRCK BARENDSZ 1). Terwijl DE VRIES het oordeel van den tijdgenoot slechts aanvoerde als een bcwijs voor den goeden naam van zijnen, overigens in de kunstwereld niet vergeten held, wensch ik ze hier te herhalen, om een hulde te vragen van het nageslacht voor eenige kunstenaars - wier roem met de jaren, de eeuwen mag ik zeggen, wegstierf, zoodat men hunne namen thans 1) In C. ED. TAUREL'S deCltristelijke kiinst deel XXIV. De Fransche vertalingder zoo aanstonds nogmaals af te drukken regelen laat iets te wenschenover. 000 172 nauwelijks in de handboeken vermeld vind, gelijk men hunne werken slechts bij uitzon- dering in openbare of bizondere verzamelingen aantreft. Deze minder fraaie dan voor de kunstgeschiedenis belangrijke versregelen, gelijk DE VRIES ze zeer eigenaardig stempelde, danken wij aan de ruim vloeiende dichtader van den Ridder THEODORE RODENBURGH, wien in het Brederode-Album van Oud-Holland door mijn vriend UNGER recht is wedervaren.
    [Show full text]
  • These People Are So Diverse, and Many of Them Out
    The Ownership of Paintings: From the Stadholder to a Fishwife Eric Jan Sluijter If foreigners visiting Holland in the seventeenth century had been asked who actually bought the huge numbers of paintings being produced there, they probably would have answered “everyone.” These foreign travelers, who were usually aristocrats or at least very affluent, were astonished by the art to be seen in Dutch cities, for to their mind there were paintings hanging everywhere. The English, French and Italians were accustomed to seeing paintings in their own countries in churches and convents, or at the homes of the aristocracy or the very rich; in Holland, however, they got the impression that paintings were omnipresent, for one reason because they often hung in the front room, and the tall windows made them easily visible from the street. The English merchant Peter Mundy described this phenomenon in his travel account: “All in generall striving to adorne their houses, especially the outer or street roome, with costly peeces, Butchers and bakers not much inferiour in their shoppes, which are Fairely sett Forth, yea many tymes blacksmithes, Cobblers, ettc. will have some picture or other by their Forge and in their stalle. Such is the generall Notion, enclination and delight that these Countrie Natives have to Paintings” (Peter Mundy, 1640).1 This descriptive passage, written in 1640, was probably not much of an exaggeration. John Michael Montias calculated in his pioneering study of 1982 that in Delft, around 1646, two-thirds of the population had paintings in their homes, with an average of eleven pictures per household.
    [Show full text]