M I L I E U S C R E E N I N G v o _ R U P ‘ O p ‘ t R e e c k R e c r e a t i e ‘

Gezien en voorlopig vastgesteld door de gemeenteraad in zitting van …………………………………..……

Guido Vrijens, gemeentesecretaris Mark Vos, burgemeester

………………….………………………………………………………………………………………….……..………

Het college van burgemeester en schepenen bevestigt dat onderhavig plan voor openbaar onderzoek werd neergelegd van …………..… t.e.m. …………………...

G. Vrijens, gemeentesecretaris Mark Vos, burgemeester

………………….…………………………………………………………………………………………………………

Gezien en definitief vastgesteld door de gemeenteraad in zitting van …………………………………………

G. Vrijens, gemeentesecretaris Mark Vos, burgemeester

………………….…………………………………………………………………………………………………………

De ontwerper : Josiane Merken, ruimtelijke planner ...... ………..

gemeente Riemst m i l i e u s c r e e n i n g V O R U P “ O p ‟ t R e e c k R e c r e a t i e ”

1. DOELSTELLING / SITUERING ...... 2

2. PLANNINGSCONTEXT ...... 3 2.1. GEWESTPLAN ...... 3 2.2. HERBEVESTIGD AGRARISCH GEBIED ...... 4 2.3. BPA‟S ...... 5 2.4. BOUWINBREUK - HERSTELVORDERING ...... 5 2.5. RIEMST IN HET RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN VLAANDEREN ...... 6 2.6. SITUERING IN HET RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN PROVINCIE ...... 6 2.7. GEMEENTELIJK RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN RIEMST ...... 9

3. BESTAANDE TOESTAND ...... 17

4. TOETSING LANDBOUW / ECONOMIE ...... 21

5. VOORSTEL INRICHTINGSCHETS ...... 22

6. MILIEUSCREENING ...... 24 6.1 BESCHRIJVING VAN HET PLAN – ALTERNATIEVEN ...... 25 6.2 MILIEUAFWEGINGEN ...... 26 6.3 CONCLUSIE ...... 37

afdeling ruimtelijke ordening en leefmilieu _ j m e r k e n , stedenbouwkundige 1 gemeente Riemst m i l i e u s c r e e n i n g V O R U P “ O p ‟ t R e e c k R e c r e a t i e ”

1. DOELSTELLING / SITUERING

Het studiegebied is gelegen in de oksel van de Bilzersteenweg (N745) en de Maastrichtersteenweg (N79).

De bestaande recreatiezone stuit ten noorden en ten oosten op de harde grens gevormd door de KMO-zone Op ‟t Reeck. Ten zuiden ligt de begrenzing vast door de handelszone (Janssen Doe ‟t Zelf, blauwe zone) en de woonzone annex zone voor achtertuinen aan weerszijden van de Reeckstraat. Een uitbreiding dringt zich op aan de westzijde, momenteel al in gebruik door het zwembad als speelweg, toegang en terras, parking. Hier vormt de bestemming „zone voor achtertuinen‟ een barrière tussen zwembad (gelegen in woonzone) en recreatiezone. Gezien niet in gebruik als achtertuin maar als uitloopweide voor paarden, worden de twee zuidelijke percelen mee opgenomen in de afbakening. Figuur 1: BPA ‘Op ’t Reeck’ Figuur 2: wegenplan Doelstelling. Optimaliseren en verruimen van de recreatiezone van het hoofddorp. Dit houdt een bestemmingswijziging in van zone voor achtertuinen naar recreatiezone .

Figuur 3: situering op luchtfoto Figuur 4: situering op kadaster

afdeling ruimtelijke ordening en leefmilieu _ j m e r k e n , stedenbouwkundige 2 gemeente Riemst m i l i e u s c r e e n i n g V O R U P “ O p ‟ t R e e c k R e c r e a t i e ”

2. PLANNINGSCONTEXT

2.1. GEWESTPLAN

Gewestplan Sint-Truiden/Tongeren1 . Op het gewestplan staat de zone aangegeven als „agrarisch gebied‟. Tabel 1: indeling oppervlakten volgens het Gewestplan Zone oppervlakte (ha) % grondgebied woongebieden 129 2.23 woongebieden met landelijk karakter 590 10.21 woonuitbreidingsgebieden 115 1.99 agrarisch gebied 4720 81.59 industrie- en KMO- zones 20 0.35 ontginningsgebieden 28 0.48 groen, park- en buffergebieden 126 2.18 recreatiegebieden 7 0.12 zone voor openbaar nut 7 0.12 militair gebied 0,05 Totaal 5781 100

Figuur 5: gewestplan

afdeling ruimtelijke ordening en leefmilieu _ j m e r k e n , stedenbouwkundige 3 gemeente Riemst m i l i e u s c r e e n i n g V O R U P “ O p ‟ t R e e c k R e c r e a t i e ”

2.2. HERBEVESTIGD AGRARISCH GEBIED

“In uitvoering van het ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen werd in juni 2004 een overlegproces met gemeenten, provincies en belangengroepen opgestart voor de afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur in de buitengebiedregio Haspengouw-.

De Vlaamse Regering heeft op 22 juli 2005 akte genomen van dit eindvoorstel én van de uitgebrachte adviezen van onder andere de gemeenten, dit leidde tot de opmaak van een operationeel uitvoeringsprogramma. Op 2 december 2005 nam de Vlaamse Regering hierover een beslissing. - Een beslissing over de beleidsmatige herbevestiging van de bestaande gewestplannen voor ca. 40.000 ha agrarisch gebied, conform de methodiek die de Vlaamse Regering hiervoor vastlegde op 3 juni 2005. Binnen deze gebieden zal de Vlaamse Regering in principe géén planningsinitiatieven meer nemen om agrarische gebieden om te zetten naar andere bestemmingen. In deze herbevestigde agrarische gebieden moet de hoofdfunctie landbouw maximaal gevrijwaard blijven. Gemeentelijke en provinciale planningsinitiatieven binnen deze gebieden kunnen geen betekenisvolle afbreuk doen aan de ruimtelijk-functionele samenhang van de agrarische macrostructuur. Het beleid dat de Vlaamse overheid binnen deze gebieden wenst te voeren is nader omschreven in de omzendbrief RO/2005/01 van 23december 2005. - Een beslissing over een eerste pakket van gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen die opgemaakt zullen worden.

Met deze beslissing werd het globale overlegproces op niveau van de volledige regio Haspengouw-Voeren afgerond.” 2

In de omzendbrief RO/2005/01, betreffende de beleidsmatige herbevestiging van de gewestplannen in het kader van de afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur in uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, onder punt II. Relatie met gemeentelijke en provinciale planningstaken, wordt ingegaan op de beleidsmarge die kan gegeven worden in het geval van reeds goedgekeurde structuurplannen.

“Gemeentelijk ruimtelijke uitvoeringsplannen in uitvoering van de gemeentelijke structuurplannen voor agrarische bedrijvenzones van lokaal belang, differentiatie van het agrarisch gebied in functie van de bebouwingsmogelijkheden, lokale natuur- en landschapselementen, wonen, werken, openbaar nut, toerisme en recreatie op lokaal niveau, lokale wegen, of in uitvoering van goedgekeurde planologische attesten.” “Bij de beoordeling en goedkeuring van gemeentelijke en provinciale (ontwerp)structuur- en uitvoeringsplannen zal in het kader van de goede ruimtelijke ordening, voldoende terughoudend beoordeeld worden ten aanzien van elke mogelijke planologische aanpassing van de (beleidsmatig) herbevestigde agrarische bestemmingen. De minister bevoegd voor ruimtelijke ordening zal ter zake richtlijnen aan zijn administratie geven.”

Het plangebied ligt niet in Herbevestigd Agrarisch Gebied Haspengouw-Voeren, noch is het in gebruik als agrarisch gebied.

2 Uit: schrijven van ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, afdeling Ruimtelijke Planning aan d gemeenten en provincies; 19.01.2006 afdeling ruimtelijke ordening en leefmilieu _ j m e r k e n , stedenbouwkundige 4 gemeente Riemst m i l i e u s c r e e n i n g V O R U P “ O p ‟ t R e e c k R e c r e a t i e ”

2.3. BPA’S

Het plangebied is gelegen in:

 BPA “Op het Reeck” : het verschuiven van de KMO in Riemst van het oosten van de weg naar Vlijtingen naar het westen ervan omwille van topografische omstandigheden. PA code 730661D7148018 – M.B. 1990/10/10, dossier D71480180.

 Herziening BPA op het Reeck uitbreiding KMO. Gezien het feit dat het huidige bedrijventerrein volzet was en de behoefte voor de inplanting van een sporthal zich stelde werd het BPA “Op ‟t Reeck” in herziening gesteld. De gevraagde uitbreiding van de KMO-zone werd in het definitieve ontwerp niet weerhouden. M.B. 2005/02/21 – RP 990/73066/0181.

Figuur 6: Herziening BPA ‘Op ’t Reeck’

 RUP „Uitbreiding Op ‟t Reeck‟. In functie van de behoefte aan locatie en herlocatie voor lokale bedrijven werd een uitbreiding van 5ha voorzien in het verlengde van Boostveld, aansluitend op de bestaande KMO_zone. Later werd hier ook de herlocatie van het containerpark aan gekoppeld. M.B. 2009/02/09: RP 990/73066/0182.

Figuur 7: RUP ‘Uitbreiding Op ‘t Reeck’

2.4. BOUWINBREUK - HERSTELVORDERING

- 09.04.2009: Weigering regularisatievergunning door het CBS Riemst voor een parking bij het zwembad „Neptunis‟ - 05.06.2009: PV aanleg parking. - 17.02.2011: Vaststelling „De parking, bestaande uit grijze kiezel is nog steeds in zijn hoedanigheid aanwezig. De aanleg werd vervolledigd: er werden enkele bomen geplant.‟ - 20.04.2011: Adviesaanvraag herstelvordering. - 2005.2011: Advies Hoge Raad voor het Handhavngsbeleid – advies nr. 000218.

afdeling ruimtelijke ordening en leefmilieu _ j m e r k e n , stedenbouwkundige 5 gemeente Riemst m i l i e u s c r e e n i n g V O R U P “ O p ‟ t R e e c k R e c r e a t i e ”

2.5. RIEMST IN HET RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN VLAANDEREN

Bepalend voor Riemst is de ligging in het buitengebied. Het RSV zet voor het buitengebied de volgende algemene doelstellingen voorop die zich vooral oriënteren op het behoud van de open ruimte:

1. Het buitengebied vrijwaren voor de essentiële functies (landbouw, natuur, bos en wonen). 2. Tegengaan van de verdere versnippering van de open ruimte. 3. Bundelen van de ontwikkeling in kernen van het buitengebied. 4. Landbouw-, natuur- en bosfunctie in goed gestructureerde gehelen. 5. Bereiken van gebiedsgerichte kwaliteit. 6. Afstemmen van ruimtelijk beleid en milieubeleid (op basis van het fysisch systeem). 7. Bufferen van de natuurfunctie ten opzichte van de eraan grenzende functies. Figuur 8: RVS 2.6. SITUERING IN HET RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN PROVINCIE LIMBURG

Hoofdruimte: Haspengouw en Voeren.

Deelruimte: Droog-Haspengouw. - Beekvalleien als natuurlijke ruggengraat. - Sint Truiden en structuurondersteunende kleinstedelijke gebieden. - Raster van linten in vochtig Haspengouw. - Structuurbepalende landbouwgebieden met landschappelijke waarden. - Toeristisch-recreatief netwerk van hoeven en kastelen. - Voerstreek waardevol landschap onderdeel van een grensoverschrijdend Drielandenpark.

Figuur 9: RVS afdeling ruimtelijke ordening en leefmilieu _ j m e r k e n , stedenbouwkundige 6 gemeente Riemst m i l i e u s c r e e n i n g V O R U P “ O p ‟ t R e e c k R e c r e a t i e ”

2.6.1. Natuurlijke structuur

- Selectie van natuurverbindingsgebieden (2 droge NVB + 1 natte NVB). Droge NVB 21: in , , Riemst, tussen Hoge Kempen en Sint-Pietersberg - open ruimte verbinding langs weerszijden van het Albertkanaal: alle niet als natuurverwevingsgebied of Vlaams ecologisch netwerk geselecteerde onderdelen. Droge NVB 43: in Tongeren, Riemst, tussen park Oostelijke Jeker via open ruimte verbinding over N79 via Galgeberg en open ruimte verbinding tussen Genoelselderen en Ketsingen via grafheuvel tot Molenbeek, Klein Membruggen - KLE, bosjes in open ruimte verbinding, o.a. Demerbronnen, Kiezelingenbos, Grootbos. Natte NVB 55: in Riemst, tussen Klein Membruggen, Molenbeek via Vloedgracht en Zouwvallei via natuurgebieden rond Zichen, Zussen, Bolder naar Jekervallei - KLE in open ruimte verbinding, beek met begeleidende habitat. - Selectie van ecologische infrastructuur van bovenlokaal belang. EIB 5: in Zichen-Zussen-Bolder, belangrijk voor vleermuizen (rekening houden met vliegroutes langs opgaande vegetatie, doorheen holle wegen enz.), dassengebied (waarvoor het tegengaan van de verdere verlinting langs de invalswegen van de dorpen belangrijk is).

Figuur 10: droge en natte natuurverbindingen - gebied met ecologische infrastructuur van bovenlokaal niveau

2.6.2. Nederzettingenstructuur Hoofddorpen: Riemst en Vlijtingen. Woonkernen: Herderen, , Millen (Elst), Zussen, Zichen, Vroenhoven, Bolder, Val, Meer, Genoelselderen, Membruggen, Lafelt en Heukelom. Riemst wordt samen met Hamont-Achel, Lanaken en Voeren geselecteerd als gemeente onder buitenlandse woondruk. Voor deze gemeente kan afgeweken worden van de behoefteberekening gebaseerd op de gesloten bevolkingsprognose (natuurlijke aangroei van de bevolking). Hiervoor is een provinciale woonreservepot voorzien.

2.6.3. Ruimtelijk-economische structuur - Bedrijventerreinen: nieuwe lokale bedrijven verweven in het woongebied (i.f.v. draagkracht); bijkomend lokaal bedrijventerrein i.f.v. herlocatie zonevreemde bedrijven. - Kleinhandel: kerngericht en verweven; bestaande kleinhandelsconcentraties buiten de kernen (m.u.v. provinciaal niveau; komen niet in aanmerking voor verdere ontwikkeling (behoud/afbouw/herstructureren). afdeling ruimtelijke ordening en leefmilieu _ j m e r k e n , stedenbouwkundige 7 gemeente Riemst m i l i e u s c r e e n i n g V O R U P “ O p ‟ t R e e c k R e c r e a t i e ”

2.6.4. Agrarische structuur

- Sterk grondgebonden landbouw met recreatief medegebruik in open waardevol landschap. - Grote aaneengesloten landbouwgebieden van provinciaal belang.

2.6.5. Toeristisch-recreatieve structuur

- Riemst in het toeristisch-recreatief netwerk Haspengouw (hoeven en kastelen). - Heirbaan Sint Truiden -Tongeren als toeristisch-recreatief lijnelement (ontsluiting van het cultureel erfgoed).

.

2.6.6. Verkeers- en vervoersstructuur

- Vlaams niveau: E313, N20, Albertkanaal, lijnen 34, E25, N78, lijn 40, zuidelijk deel van de Zuid-Willemsvaart. - Op provinciaal niveau: N79, te onderzoeken typering.

2.6.7. Landschappelijke structuur

- Complex gaaf landschap „Droog-Haspengouw‟. - Baken: Sint Pietersberg met het plateau van Caestert. Structurerend lijnelement „Romeinse steenweg‟. - Structurerend hydrografisch element „Albertkanaal‟.

afdeling ruimtelijke ordening en leefmilieu _ j m e r k e n , stedenbouwkundige 8 gemeente Riemst m i l i e u s c r e e n i n g V O R U P “ O p ‟ t R e e c k R e c r e a t i e ”

2.7. GEMEENTELIJK RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN RIEMST 3 RUIMTELIJK CONCEPT VOOR DE GEMEENTE RIEMST

Wonen in compacte herkenbare kernen De kernen worden verder versterkt en verdicht met respect voor het historisch gegroeid nederzettingspatroon.

De groei van de kernen gebeurt op het niveau van elke kern afzonderlijk. Bij deze groei zal men streven naar een veelheid aan woontypologieën en het in stand houden en verder ontwikkelen van basisvoorzieningen.

Dorpen ingebed in open ruimte Het open karakter van de landbouwgebieden bepaalt grotendeels het landschap.

Het inkapselen van de dorpen in dit open agrarisch landschap vormt een onderdeel van het behoud en herstel van het ecologische waardevolle cultuurlandschap in de dorpsperiferie.

Werken concentreren en verweven Bedrijvigheid in Riemst wordt bestendigd en verder ontwikkeld op de daarvoor voorziene zones in de hoofddorpen. De zones sluiten aan op verbindingswegen. Binnen de woongebieden wordt bedrijvigheid verweven met de woonfunctie zolang het leefbaar is en verenigbaar met het nederzettingspatroon. Verspreid gelegen bedrijvigheid zal getoetst worden aan de lokale situatie rekening houdend met de open ruimtestructuren.

Getuigenis van waardevol cultureel-historisch Het rijk cultuurhistorisch patrimonium is onlosmakelijk verbonden met het Haspengouwse patrimonium als input voor toeristisch- landschap. recreatieve ontwikkeling De toeristisch-recreatieve structuur wordt hieraan opgehangen. Behoud en herkenbaarheid van het historisch patrimonium staat voorop.

Duidelijk herkenbare gebieden afbakenen. In Riemst worden twee hoofdruimten onderscheiden als componenten van de landschappelijke structuur. Elke hoofdruimte heeft een andere morfologische structuur. Voor elke hoofdruimte wordt een specifiek beleid gevoerd gericht op de specifieke kwaliteiten, kansen en ontwikkelingsmogelijkheden.

3 Gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Riemst; goedgekeurd BS 2007-09-11. afdeling ruimtelijke ordening en leefmilieu _ j m e r k e n , stedenbouwkundige 9 gemeente Riemst m i l i e u s c r e e n i n g V O R U P “ O p ‟ t R e e c k R e c r e a t i e ”

Ontwikkelingsperspectieven hoofdruimte 1 : Open landschap met kerndorpen Identiteit en karakter worden in grote mate bepaald door de sterke openheid van het landbouwgebied met golvende plateaus, en de compactheid van de verspreid liggende kerndorpen. Het maximaal behouden van de open ruimte met functies en activiteiten die passen in een integraal openruimte beleid is een prioriteit. De voorkomende verspreidend liggende bebouwing wordt op een verantwoorde wijze ingepast in het omgevende landschap. In deze hoofdruimte wordt door de provincie een droge en een natte natuurverbinding geselecteerd - Nr. 43 Tongeren, Riemst, tussen Park Oostelijke Jeker via open ruimte verbinding over N79 via Galgeberg en open ruimte verbinding tussen Genoelselderen en Ketsingen via grafheuvel tot Molenbeek, Klein Membruggen. - Nr. 55 Riemst, tussen Kleine Membruggen, Molenbeek via Vloedgracht en Zouwvallei via natuurgebieden rond Zichen, Zussen, Bolder naar Jekervallei. De provincie selecteert een gebied met ecologische infrastructuur van bovenlokaal belang (nr. 5) De hoofdruimte is bovendien aangeduid als een groot aaneengesloten landbouwgebied van provinciaal belang en als complex gaaf landschap.

Ontwikkelingsperspectieven hoofdruimte 2 : Kanne en kanaal. Kanne, het plateau van Caestert en het Albertkanaal tot de steenweg N79 maken deel uit van deze hoofdruimte. - De toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van deze hoofdruimte wordt voor een deel bepaald worden door het Vlaams Gewest en de provincie. - Het gemeentelijk beleid richt zich vooral naar de nederzetting Kanne. De ruimtelijke ontwikkelingsperspectieven worden ingegeven door de bestaande bouwpatronen in het centrum van Kanne (wit, Vlaams, kanaalgericht en divers). De toeristische kwaliteiten en potenties van deze hoofdruimten worden verder ruimtelijk versterkt. - In deze hoofdruimte word door de provincie een droge natuurverbinding geselecteerd m.n. nr. 21 Bilzen, Lanaken, Riemst, tussen Hoge Kempen en Sint- Pietersberg. - De provincie selecteert de Sint-Pietersberg met het plateau van Caestert als baken.

Ontwikkelingsperspectieven deelruimte 1a: Dorpen in het open landschap. Binnen de deelruimte bevinden zich de verspreid liggende kerkdorpen Genoelselderen, Membruggen, Vlijtingen en Lafelt in het noordelijk gedeelte en Millen (Elst), Val-Meer, Heukelom en Zichen-Zussen-Bolder in het zuidelijk gedeelte. Visie en ontwikkelingsperspectieven - Wonen in de dorpen. - Agrarisch gebruik van het sterk open landschap. - Landschappelijke inkleding heeft een diffuus karakter. - Landbouwbedrijven en verspreid liggende bebouwing in de open ruimte worden, analoog aan dit principe, landschappelijk ingekleed. - Verdere uitbouw als woonkernen, op schaal van de afzonderlijke kernen en hun beleidscategorie. Lokale activiteiten zo veel mogelijk in de duidelijk herkenbare kernen. - Recreatief medegebruik is ondergeschikt aan de twee hoofdfuncties.

Ontwikkelingsperspectieven deelruimte 1b : Dorpen aan de steenweg. De deelruimte doorsnijdt de gemeente van oost naar west. De N79, Vroenhoven, Riemst en Herderen maken deel uit van deze deelruimte. Visie en ontwikkelingsperspectieven - Wonen, handel, bedrijvigheid, diensten en landbouw aan de steenweg blijft gemengd en op lokaal niveau. - De functies concentreren zich aan de steenweg ter hoogte van de kernen. - Verdere uitbouw als woonkernen, op schaal van de afzonderlijke kernen en hun beleidscategorie. Lokale activiteiten zo veel mogelijk in de duidelijk herkenbare kernen. - De steenweg zelf ontwikkelt zich vanuit een sequentieel verloop en de open ruimteverbindingen en corridors. afdeling ruimtelijke ordening en leefmilieu _ j m e r k e n , stedenbouwkundige 10 gemeente Riemst m i l i e u s c r e e n i n g V O R U P “ O p ‟ t R e e c k R e c r e a t i e ”

Gewenste ontwikkeling voor herkenbare deelelementen: lokale open ruimte verbindingen. Open ruimteverbindingen Open ruimteverbindingen zijn overwegend onbebouwde plaatsen tussen bebouwde gebieden in, ze verbinden grotere samenhangende agrarische gebieden met elkaar. 1. Tongersesteenweg – tussen Millen en Herderen 2. Tongersesteenweg – tussen Herderen en Riemst 3. Visésteenweg – tussen Riemst en Bolder Hoewel er geïsoleerde (vaak zonevreemde) woningen voorkomen, dienen ze gevrijwaard te worden van nieuwe bebouwing. Door de aanduiding van de open ruimte verbindingen wordt voorkomen dat deze ruimten dichtgebouwd worden. Waar mogelijk dienen ze landschappelijk versterkt te worden.

Figuur 11 GRS open ruimteverbindingen.

Open ruimte corridors zijn bepalende plaatsen waar de open ruimte het meest waarneembaar en herkenbaar is maar die gescheiden wordt door grote lijninfrastructuur. Deze lijninfrastructuren vormen een breuk of barrière in de open ruimte. Bij open ruimte corridors is de ruimtelijke ervaring een perceptie van „hier en daar‟ terwijl elders de open ruimte waargenomen wordt als een „bevinden in‟ of het zich buiten of binnen een bepaalde ruimte bevinden.

- Tongersesteenweg, tussen Genoelselderen en Millen - Tongersesteenweg, tussen Riemst en Vroenhoven - Bilzersteenweg, tussen Riemst en Vlijtingen.

Open ruimtecorridors zijn onbebouwd en zullen door hun aanduiding gevrijwaard blijven van bebouwing.

Het plangebied is niet gelegen in een openruimte verbinding.

afdeling ruimtelijke ordening en leefmilieu _ j m e r k e n , stedenbouwkundige 11 gemeente Riemst m i l i e u s c r e e n i n g V O R U P “ O p ‟ t R e e c k R e c r e a t i e ”

Ontwikkelingsperspectieven voor deelstructuur: nederzettingen – hoofddorp Riemst.

“In grote lijnen kan gesteld worden dat de Maastrichtersteenweg en het gebied ten noorden ervan de zone wordt van handel en bedrijvigheid, terwijl het wooncentrum van Riemst haar zwaartepunt ten zuiden van de steenweg vindt.” 4

- Kernversterkende wooninbreiding, m.n. het ingesloten woongebied aan de Klein-Lafeltstraat en de realisatie van het BPA “Centrum”. - Differentiatie in aanbod met een gedeelte aan sociale huisvesting en een bejaardenhuisvesting. - Renovatie en mogelijke gepaste herbestemming van het nog oude patrimonium. - Kernzone voor handel en diensten verdichten. - Oversteekbaarheid van de Maastrichtersteenweg richting sportzone verhogen. - Uitbreiding Op ‟t Reeck (is planologisch doorgevoerd – uitvoering in planning). - Optimaliseren van het ruimtegebruik en medegebruik van infrastructuren. - Verbinding recreatiezone en zwembad. - Het gemeenteplein een kwaliteitsvolle inrichting geven, samen met de kernzone vormt het gemeenteplein het centrum van Riemst.

Ruimtelijk structureel worden de fragmentarische invullingen met elkaar verbonden door een centrale voetgangers- en fietsersas. Deze as moet volgende centrale functies binden: KMO-zone, recreatiezone, knooppunt openbaar vervoer, gemeentehuis, kerk, kerkhof, plein tussen Paenhuis en bibliotheek en het bejaardenhuis. De begraafplaats moet geïntegreerd worden en een volwaardige omkadering krijgen. De toegang zal zich situeren aan de zijde van het plein tussen bibliotheek en Paenhuis in plaats van langs Eickendael. De as vormt het uitgangspunt voor de structuur en ontsluiting van de toekomstige woongebieden, het mag echter geen woonstraat worden.

Figuur 12: GRS gewenste ruimtelijke structuur Riemst

4 Grs Riemst; Technum; pagina 24 onder 3.4.1. Hoofddorp Riemst. afdeling ruimtelijke ordening en leefmilieu _ j m e r k e n , stedenbouwkundige 12 gemeente Riemst m i l i e u s c r e e n i n g V O R U P “ O p ‟ t R e e c k R e c r e a t i e ”

Kwetsbare gebieden

Het studiegebied is niet gelegen in kwetsbaar gebied.

Figuur 13: kwetsbare gebieden

Ontwikkelingsperspectieven economische structuur - Stimuleren verweving ambachtelijke bedrijven met aandacht voor het uitzicht en integratie in de omgeving. - Bij het ontwikkelen van het lokaal bedrijventerrein wordt uitgegaan van volgende principes: ° streven naar een hogere bezettingsgraad / tewerkstelling; ° duurzame ontwikkeling van de uitbreiding; ° betere buffering van het bestaande bedrijventerreinen; ° rekening houden met mogelijkheden omtrent integraal waterbeheer. - Zonevreemde bedrijven worden geïntegreerd en bedrijven kunnen zonevreemd uitbreiden indien geen hinder voor de omgeving (zie afwegingskader voor bestaande of potentiële zonevreemde bedrijven). - Voor lokale handel wordt gezocht naar een economische ontwikkeling gekoppeld aan ruimtelijke voorwaarden. Figuur 14: GRS gewenste economische structuur Ontwikkelingsperspectieven voor handel. Voor de verdere ontwikkeling van de handelsactiviteiten wordt uitgegaan van het principe van verweving van functies. Handelszaken vestigen zich zoveel mogelijk in de kernen van de hoofddorpen en woonkernen. Deze activiteiten zijn op het niveau van de desbetreffende kernen. De gemeente voert hiervoor een stimuleringsbeleid met aandacht voor: - een aantrekkelijk openbaar domein waar het goed vertoeven is; - een concentratie en differentiatie in aanbod; - aandacht voor langdurige leegstand; - „kleine‟ grootwarenhuizen kunnen in de woonkernen, met aandacht voor de verkeersaantrekking en parkeervoorzieningen. De handelszaken langs de steenwegen worden benaderd vanuit hun specifieke (geconcentreerde) ligging aan de Tongersesteenweg en Maastrichtersteenweg (N79) en de Visésteenweg N671. afdeling ruimtelijke ordening en leefmilieu _ j m e r k e n , stedenbouwkundige 13

gemeente Riemst m i l i e u s c r e e n i n g V O R U P “ O p ‟ t R e e c k R e c r e a t i e ”

Ontwikkelingsperspectieven voor bedrijvigheid. - Lokaal bedrijventerrein ‘Op ’t Reeck’. situering voorstel uitbreiding Het lokaal bedrijventerrein fungeert verder als lokaal bedrijventerrein en wordt uitgebreid in functie van de gestelde behoeften. De uitbreiding van de lokale bedrijvenzone (Op ‟t Reeck II) wordt gepland aan de oostzijde van het bestaande terrein, aansluitend op Boostveld. - Ambachtelijke zone Allewij. De gemeente wenst de bedrijvigheid te concentreren in het hoofddorp Riemst. De ambachtelijke zone in Vlijtingen blijft behouden maar zal niet uitbreiden. - Verspreid liggende bedrijven. Bedrijvigheid, tot een bepaald niveau, kan plaatsvinden in de woongebieden en landelijke woongebieden, dit zolang de draagkracht van het gebied niet overschreden wordt, het schaalniveau niet te groot wordt en er geen hinder wordt veroorzaakt voor de omliggende functies. De mate waarop een bedrijf verweven wordt in de woongebieden wordt uitgedrukt door de volgende criteria: ° geen of slechts tijdelijke geluidshinder en/of geurhinder; ° inpasbare grootte van gebouwen en dit in verhouding tot de omgeving; ° geen of nauwelijks verkeersgeneratie; ° beperkte etalagefuncties of toonzaalfuncties; ° geen permanent gebruik maken van openbaar domein (straat, stoep) voor etalage of verkoopfunctie.

Ontwikkelingsperspectieven agrarische structuur. - Reservering van de agrarische structuur voor de beroepslandbouw. - Ter bescherming van de landbouwstructuur zelf, ter vrijwaring van de schaarse ruimte en ter vrijwaring van de open-field-structuur met hoopdorpen en droge dalen, zal nieuwe landbouwbebouwing worden geconcentreerd op een aantal goed gekozen locaties en zal bebouwing elders worden geweerd. - Met uitzondering van de periferie van de dorpen en de zoekzones voor inplanting van nieuwe en herlokalisatie van bestaande landbouwbedrijven, wordt het volledige agrarische gebied van de gemeente Riemst voorgesteld als Zone Non Aedificandi. - Inplanting van nieuwe en herlokalisatie van bestaande bedrijven in de dorpskernperiferie. Weinig hinderlijke landbouwbedrijven kunnen worden behouden, maar ook aangepast, uitgebreid…, binnen de kernen zelf en de dorpskernperiferie en binnen het geldend juridisch kader (o.a. afstandsregels). - Hinderlijke bedrijven, zowel nieuwe als bestaande, kunnen worden gebouwd en respectievelijk verplaatst naar de “zoekzones voor inplanting van nieuwe en herlokalisatie van bestaande bedrijven”.

Selectie zoekzones: - zone Sluizerweg, droge vallei nabij Millen-Elst, aansluitend bij 2 relatief nieuwe bedrijven; - zone Langstraat, droge vallei, tussen Millen en Meer, aansluitend bij 2 recent ingeplante gemengde bedrijven; - zone Toekomststraat, droge valei tussen Meer en Riemst / Heukelomdorp; - zone Zwart Kruisstraat, ten noorden aansluitend bij Zussen, waar reeds drie bedrijven voorkomen; - twee kleinere gebieden ten zuidwesten van Zichen, waar zich telkens één recent bedrijf bevindt; - zone langs de Walenweg te Zussen waar zich reeds 2 bedrijven bevinden; - zone langs de Hageveldstraat te Vroenhoven waar zich reeds twee bedrijven bevinden; - zone langs de Bilzersteenweg te Vlijtingen, waar reeds 2 bedrijven voorkomen;

afdeling ruimtelijke ordening en leefmilieu _ j m e r k e n , stedenbouwkundige 14 gemeente Riemst m i l i e u s c r e e n i n g V O R U P “ O p ‟ t R e e c k R e c r e a t i e ”

- zone te Membruggen „Op den Bonthof‟ waar zich reeds een gemengd bedrijf bevindt. Gelet op het feit dat meerdere zoekzones gelegen zijn in zgn. droge dalen, moet rekening gehouden worden met de waterbergings- en –afvoerfunctie. - Screening van de landbouwbedrijven in woongebied (Riemst, Vlijtingen en Kanne) op hinderlijkheid.

Ontwikkelingsperspectieven natuurlijke en landschappelijke structuur.

- Bescherming, beheer en uitbreiding van bestaande natuurkernen. - Versterking van het akkerlandschap rijk aan ecologische infrastructuur. - Versterking van het ecologisch waardevolle cultuurlandschap in de dorpsperiferie.

Het studiegebied is niet gelegen in een natuurlijke of landschappelijke structuur.

Figuur 15: GRS gewenste landschappelijke structuur

Ontwikkelingsperspectieven lijninfrastructuur. Figuur 26: GRS gewenste lijniinfrastructuren Lokale wegen type I: hoofdfunctie is verbinden op lokaal en interlokaal niveau, de aanvullende functies zijn ontsluiten en toegang geven. De kwaliteit van de doorstroming is echter ondergeschikt aan de verkeersleefbaarheid. Toegang geven moet niet worden afgebouwd of gescheiden.

Volgende wegen worden in de gemeente Riemst als lokale weg type I geselecteerd: - De N745 en de N671 zorgen voor de verbinding met Bilzen en . Ze kruisen de steenweg in Riemst. - De N78 takt te Vroenhoven aan op de N79 voor de verbinding met het noordelijke Maasland. - De N619 door Kanne. - Het kleine stukje van de N758 op het grondgebied van Riemst ter hoogte van Membruggen.

afdeling ruimtelijke ordening en leefmilieu _ j m e r k e n , stedenbouwkundige 15 gemeente Riemst m i l i e u s c r e e n i n g V O R U P “ O p ‟ t R e e c k R e c r e a t i e ”

Lokale wegen type II De hoofdfunctie van de gebiedsontsluitingswegen is verzamelen en ook ontsluiten op lokaal en interlokaal niveau. De weg ontsluit een lokaal gebied (bv. gemeente, dorpskern, wijk, industrie- of dienstenzone) naar een weg van hogere categorie en heeft pas in tweede instantie een verbindende functie. Toegang geven neemt dan ook een belangrijke plaats in. Volgende (delen van) wegen worden in de gemeente Riemst geselecteerd: - Rijckerstraat, Dorpsstraat, Wilwoutersstraat, Kasteelstraat, Millerstraat, Elderenweg, Genendries, Ringboomstraat, Zeven-Bunderstraat, Rukkelingenweg, Sluizerweg, Langstraat, Elsterweg, Sint-Maartenstraat, Kruisherenstraat, Heiligestraat, Tolstraat, Valmeerstraat, Bergstraat, Bolderstraat, Verbindingsweg, Bitsingerweg, Bolderstraat, Op De Dries, Gielenstraat, Wonckerweg, Kerkstraat, Misweg, Pastoor Bollenstraat, Mgr.Trudo Jansstraat, Burchtstraat, Heukelom-dorp, Tramstraat, Ophemerstraat, Molenweg, Sint-Albanusstraat, Iers Kruisstraat, Smisstraat, Kabricht, Panisveld, Krijtstraat, Pastoor Counestraat, Muizenberg.

Reeckervelt wordt als gebiedsontsluitingsweg voor de KMO-zone en de recreatiezone (als dienstenzone) beschouwd als lokale weg type II.

Lokale wegen type III Ze hebben als hoofdfunctie „verblijven‟ en toegang verlenen tot de aanpalende percelen. De verblijfsfunctie primeert op deze wegen, ze kennen dus enkel bestemmingsverkeer. Al het overige verkeer wordt geweerd. De ruilverkavelingwegen, een belangrijk verkeersknelpunt in de gemeente Riemst, vallen in de subcategorie landelijke weg - fietsweg, een subcategorie van de erftoegangswegen. Op de ruilverkavelingwegen na worden alle overige wegen in de gemeente Riemst geselecteerd als lokale weg type III.

Verblijfsgebieden en voetgangers Het voetgangersverkeer speelt samen met het fietsverkeer een belangrijke rol in het scenario “duurzame mobiliteit”. Alle straten maken deel uit van het voetgangersnetwerk. De zone 50 en 30-gebieden worden beschouwd als echte verblijfsgebieden voor voetgangers. Bij het uitwerken van het voetpadennet moet vooral aandacht gaan naar de aantrekkelijkheid, de veiligheid en het comfort van de voetganger. Enkele doortochtgebieden van de steenweg vormen een prioriteit.

Zwaar vervoer - Doel is de bereikbaarheid van de economische polen te waarborgen binnen de randvoorwaarden op het gebied van verkeersveiligheid en leefbaarheid. - Een duidelijke vrachtroute wordt geïmplementeerd. Deze beperkt zich tot de geselecteerde hoofdwegen, primaire en secundaire wegen. - In het kader van de huidige en toekomstige ontginningen worden aan deze vrachtroute enkele lokale verbindingswegen toegevoegd m.n. de N78, de N745 en de N671. Als uitgangspunt wordt, bij het aansnijden van nieuwe ontginningsgebieden, zo snel mogelijk aangetakt op de geselecteerde wegen. - De mergelontginning te (Eben) verloopt over de gemeente Riemst richting E313. De kortste verbinding tot het hoofdwegennet is echter de aansluiting op de E313 aan het op- en afrittencomplex 33 in Boirs. Als alternatief voor dit vervoer op het grondgebied van Riemst wordt het goederenvervoer over het water (Albertkanaal) gepromoot.

afdeling ruimtelijke ordening en leefmilieu _ j m e r k e n , stedenbouwkundige 16 gemeente Riemst m i l i e u s c r e e n i n g V O R U P “ O p ‟ t R e e c k R e c r e a t i e ”

3. BESTAANDE TOESTAND

Zicht op de achterzijde van het zwembad (wit gebouw), links het voetbalveld, centraal de Finse piste.

Zicht op de achterzijde van het zwembad (wit gebouw) vanaf het voetbalveld. Zicht op de Reeckstraat richting Maastrichtersteenweg.

Zicht op de zone tussen voetbalveld (links) en de achterzijde van de sporthal (terras en speeltuintje).

afdeling ruimtelijke ordening en leefmilieu _ j m e r k e n , stedenbouwkundige 17 gemeente Riemst m i l i e u s c r e e n i n g V O R U P “ O p ‟ t R e e c k R e c r e a t i e ”

Zicht richting Maastrichterstraat met op de voorgrond de uitloopweide voor paarden.

parking zwembad, bereikbaar vanaf Bilzersteenweg zwembad

Links de uitloopweide, rechts zicht op de zone tussen zwembad en voetbalveld.

zwembad

afdeling ruimtelijke ordening en leefmilieu _ j m e r k e n , stedenbouwkundige 18 gemeente Riemst m i l i e u s c r e e n i n g V O R U P “ O p ‟ t R e e c k R e c r e a t i e ”

Links enkele beelden op de Finse piste, boven de toegang tot het zwembad met een kleine terraszone. De zone tussen het zwembad en het voetbalveld is voor een deel gelegen in de bestemmingszone „achtertuinen‟.

Foto onder: zicht op de parking van het zwembad, links de toegang vanaf de Bilzersteenweg, rechts het voetbalveld.

zwembad

afdeling ruimtelijke ordening en leefmilieu _ j m e r k e n , stedenbouwkundige 19 gemeente Riemst m i l i e u s c r e e n i n g V O R U P “ O p ‟ t R e e c k R e c r e a t i e ”

Beeld vanaf de Bilzersteenweg (gemeentehuis) op de Reeckstraat, richting recreatiezone.

afdeling ruimtelijke ordening en leefmilieu _ j m e r k e n , stedenbouwkundige 20 gemeente Riemst m i l i e u s c r e e n i n g V O R U P “ O p ‟ t R e e c k R e c r e a t i e ”

4. TOETSING LANDBOUW / ECONOMIE

Toetsing landbouw

Toetsing aan het huidige landbouwgebruik. Binnen dit planningsproces wordt nagegaan wat het huidige landbouwgebruik van deze zone inhoudt. De zone is gelegen in gewestplan woonzone en recreatiezone. De zone is gelegen in BPA een „Op ‟t Reeck‟, voor een deel in recreatiezone en voor een deel in zone voor achtertuinen.

Er is geen landbouwgebruik in deze zone van toepassing, en is dan ook niet opgenomen in de afbakening van het Herbevestigd Agrarisch Gebied Haspengouw-Voeren.

Figuur 17: Gewestplan

Toetsing economie

Het overgrote deel van het plangebied is reeds gelegen in recreatiezone (BPA „Op ‟t Reeck‟. Het planningsinitiatief stelt een zuidelijke uitbreiding van de recreatiezone voor.

De percelen ten westen, grenzend aan het voetbalveld, zijn momenteel al in gebruik als recreatiegebied, m.n. als parkeerplaats, speelveld, buitenterras en achtertoegang van het zwembad.

De twee percelen ten zuiden worden gebruikt als uitloopweide voor paarden.

Het planningsinitiatief staat dan ook in functie van een optimalisering en economische opwaardering van de recreatiezone van het hoofddorp.

Figuur 3: BPA ‘Op ’t Reeck’ Figuur 19: Voorstel zonering plangebied i.f.v. recreatie

afdeling ruimtelijke ordening en leefmilieu _ j m e r k e n , stedenbouwkundige 21 gemeente Riemst m i l i e u s c r e e n i n g V O R U P “ O p ‟ t R e e c k R e c r e a t i e ”

5. VOORSTEL INRICHTINGSCHETS

Voetpad naar Bilzersteenweg

A-plein

doel kantine oefen- en speelveldje

toegang zwembad

sporthal

P P

Bank aan Finse Piste

verbinding naar gemeentehuis Figuur 20: Inrichtingschets afdeling ruimtelijke ordening en leefmilieu _ j m e r k e n , stedenbouwkundige 22 gemeente Riemst m i l i e u s c r e e n i n g V O R U P “ O p ‟ t R e e c k R e c r e a t i e ”

Voorstel van voorschriften.

Figuur 21: plan bestaande toestand Figuur 22: voorontwerp RUP ‘Op ’t Reeck Recreatie’

Naar aanleiding van advies RO-Limburg wordt dit deel niet mee opgenomen in de afbakening van het plan.

afdeling ruimtelijke ordening en leefmilieu _ j m e r k e n , stedenbouwkundige 23 gemeente Riemst m i l i e u s c r e e n i n g V O R U P “ O p ‟ t R e e c k R e c r e a t i e ”

6. MILIEUSCREENING

Milieueffectrapportage is een instrument om de doelstellingen en beginselen van het milieubeleid te helpen realiseren, nl. het preventief handelen. Milieueffectrapportage is een procedure waarbij vóórdat een activiteit, ingreep of plan (projecten of beleidsvoornemens en plannen) plaatsvindt, de milieugevolgen ervan worden ingeschat. Waar de effecten een bedreiging vormen voor een waardevol aspect van een milieudiscipline (ruimte, hinder en mobiliteit, landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie) zal dit als „knelpunt‟ weerhouden worden. Het milieueffectenrapport heeft tot doel de effecten tengevolge van de geplande ingrepen na te gaan. De „geplande situatie‟ is de toestand van het studiegebied tijdens en na de uitvoering van het plan en ten gevolge van dit plan, zoals het vastgelegd is in de planbeschrijving en zonder rekening te houden met remediërende maatregelen. Het milieueffectenrapport dwingt de initiatiefnemer de mogelijke milieueffecten grondig in overweging te nemen vooraleer over de uitvoering van een plan of project een besluit te nemen.

Het plangebied is niet van rechtswege plan-MER-plichting. Er is immers geen passende beoordeling vereist gezien er geen Habitatrichtlijngebied of Vogelrichtlijngebied gelegen is in de onmiddellijke nabijheid. Bovendien vormt het RUP niet het kader voor de toekenning van een vergunning voor een project opgesomd in bijlage I of II van het project- m.e.r.-besluit van 10 december 2008. Het plangebied is derhalve screeningsgerechtigd. In het voorliggende screeningsdocument zullen de milieueffecten van het planningsinitiatief ingeschat worden waarna deze aan de vooropgestelde adviesinstanties voor advies zal worden voorgelegd.

Vogelrichtlijngebied

Habitatrichtlijngebied

Figuur 23: Vogelrichtlijngebied en Habitatrichtlijngebied

afdeling ruimtelijke ordening en leefmilieu _ j m e r k e n , stedenbouwkundige 24 gemeente Riemst m i l i e u s c r e e n i n g V O R U P “ O p ‟ t R e e c k R e c r e a t i e ”

6.1 BESCHRIJVING VAN HET PLAN – ALTERNATIEVEN

6.1.1 Beschrijving van het plan De doelstelling bestaat erin om de zone voor achtertuinen, grenzend aan de recreatiezone (binnen BPA „Op ‟t Reeck‟) om te zetten naar recreatiezone, zodanig dat de recreatiezone na uitbreiding, in die mate dat er een aansluiting ontstaat met de achtertoegang en de parking van het zwembad. Het zwembad is momenteel gelegen, gedeeltelijk in woonzone en gedeeltelijk in zone horende bij het sociale leven. De parking, achtertoegang met terras en speelveldje liggen momenteel in zone voor achtertuinen.

Het zwembad heeft de intentie om in de uitbreidingszone een plonsbad met allerhande speeltoestellen voor peuters en kleuters te plaatsen. Deze zone zou dan perfect zichtbaar zijn van de terraszone langs de achtertoegang van het zwembad. De huidige parking (kiezelverharding) van het zwembad is bereikbaar vanaf de Bilzersteenweg via een toegang langs recent gebouwde appartementen (in eigendom van de uitbater van het zwembad). De parking ligt momenteel veilig achterin, volledig in zone voor achtertuinen. Gezien de korte afstand tot de parking aan de sporthal kan ook daar geparkeerd kunnen worden, er loopt een voetpad tussen parking sporthal en voetbalveld. Het voetpad is een deel van de Finse piste die langs het zwembad passeert. Echter is het noodzakelijk dat de afstand tot de toegang va het zwembad voor de schoolkinderen, die met een busje getransporteerd worden, zo kort mogelijk te houden, dit niet enkel gezien de veiligheid (beperking van het traject van toezicht) maar ook omwille van het beperken van de tijd (afstand) bij het verlaten van het zwembad (natte haren/temperatuurverschillen/verkoudheden). Vandaar het belang van de parking grenzend aan de locatie van het zwembad.

Wat betreft de twee meest zuidelijke percelen (1660 g en h), wordt ervoor gekozen deze, als grasveld, mee op te nemen in de verruiming van de recreatiezone. Het betreft hier enkel een verruiming van de speelzone, met het behoud van het grasvlak, dus niet in functie van de mogelijkheid tot het realiseren van bijkomende bebouwing of constructies.

Wat betreft de bestaande recreatiezone wordt gestreefd naar een herschikking van de voetbalvelden, zodanig dat het hoofdveld (= volledig omheind met reclameborden) en de bijhorende kantine niet meer centraal als scheidende functie binnen de totale recreatiezone voorkomen.

6.1.2 Redelijke alternatieven Het planningsinitiatief heeft betrekking op het uitbreiden van de bestaande recreatiezone in het hoofddorp Riemst. De uitbreiding staat voornamelijk in functie van de bijkomende behoefte aan buitenruimte voor het bestaande zwembad. Gezien deze vanzelfsprekend dient aan te sluiten op de bestaande functie, gezien het een beperkte oppervlakte betreft, gezien het een omzetting betreft in functie van het aansluiten van de bestaande recreatiezone op een bestaand vergund zwembad (eveneens recreatie), is van een alternatieve locatie, noch van een alternatieve inplanting geen sprake.

Besluit Er doen zich geen andere redelijke alternatieven voor gezien het een beperkte uitbreiding betreft van de bestaande recreatiezone die een verbinding moet leggen met het bestaande vergunde) zwembad langs de Bilzersteenweg.

afdeling ruimtelijke ordening en leefmilieu _ j m e r k e n , stedenbouwkundige 25 gemeente Riemst m i l i e u s c r e e n i n g V O R U P “ O p ‟ t R e e c k R e c r e a t i e ”

6.2 MILIEUAFWEGINGEN Een vergelijking van de huidige toestand van het studiegebied met de toestand van het studiegebied tijdens en na de uitvoering van het plan (geplande situatie) toont aan dat er geen aanzienlijke of significante milieueffecten gegenereerd worden.

6.2.1 Aanzienlijke grens- of gewestgrensoverschrijdende milieueffecten Gezien de aard van de beoogde bestemming m.n. de uitbreiding van de recreatiezone i.f.v. het plaatsen van een zwem- en speelbad voor peuters en kleuters, en gezien de beperkte omvang van het plangebied (85a 50ca), blijkt duidelijk dat het voorgenomen planningsinitiatief geen grens- of gewestgrensoverschrijdende milieueffecten zal hebben.

6.2.2 Effecten op de bodem Het planningsinitiatief voorziet een volledig onverhard terrein met een inrichting afgestemd op het recreatief gebruik.

Het identificeren, meten en voorspellen van milieueffecten op of via de bodem gebeurt Figuur 24: Bodemkaart voornamelijk via de bodemkenmerken en –hoedanigheden. Wijzigingen van de bodem (ruim opgevat) worden meestal negatief beoordeeld omdat ze een verlies of verslechtering van de structuur inhouden. Het aanleggen van bijv. gebouwen, nieuwe wegen en fietspaden gaat gepaard met vergraving. Hierdoor treden structuur- en profielwijzigingen op in de bodem. Tijdelijke bemaling zorgt voor een wijziging van het bodemvochtregime. Daarnaast kan een kwaliteitswijziging in de bodem optreden t.g.v. bemaling en bestaat het risico op zettingen. Dit alles zal met dit planningsinitiatief niet gebeuren, in tegendeel, er zal een herstel plaatsvinden van de (natuurlijke) bodem. We kunnen hier dus niet spreken van enig negatief effect.

Het planningsinitiatief betreft in oorsprong vochtige leemgronden (zie bodemkaart) die al geruime tijd niet meer in landbouwgebruik zijn. Er is dus geen sprake van vruchtbare gronden, noch van een aanzienlijk negatief effect op dit vlak.

De bodemkwetsbaarheidskaart ecotoopverlies toont voor het perceel een afbakening van Figuur 25: Bodemkwetsbaarheidskaart - ecotoopverlies weinig kwetsbaar gebied. Momenteel zijn de gronden in gebruik als grasvlak en kiezelparking. De groene zones betreft de bestaande voetbalvelden. Er zullen door het planningsinitiatief geen negatieve effecten gegenereerd worden op de bodem.

afdeling ruimtelijke ordening en leefmilieu _ j m e r k e n , stedenbouwkundige 26 gemeente Riemst m i l i e u s c r e e n i n g V O R U P “ O p ‟ t R e e c k R e c r e a t i e ”

De geraadpleegde kaart „bodemgebruik‟ van de website DOV.Vlaanderen toont voor het plangebied zelf geen waardevolle bodems. De groenzones hebben betrekking op de bestaande voetbalvelden, het donkergroene perceel met bolletjes verwijst naar de twee percelen in gebruik als uitloopweide voor paarden.

De zone voor achtertuinen wordt niet aangegeven als waardevol.

Figuur 26: Bodemgebruik

Besluit Wijzigingen in de bodem zijn minimaal: - een parking van ongeveer 1500 m² in waterdoorlatend materiaal (deze werd reeds aangelegd in kiezelverharding (niet vergund) en wijzigde dan ook het oorspronkelijke reliëf); - de resterende oppervlakte tussen bestaande voetbalveld en locatie zwembad zal behouden blijven als grasvlak waarop speelconstructies geplaatst worden; - het ganse plangebied is beperkt tot een oppervlakte van 85a 50ca.

Er kan dan ook geconcludeerd worden dat het voorgenomen initiatief geen significant negatief effect zal hebben op de bodemgesteldheid.

afdeling ruimtelijke ordening en leefmilieu _ j m e r k e n , stedenbouwkundige 27 gemeente Riemst m i l i e u s c r e e n i n g V O R U P “ O p ‟ t R e e c k R e c r e a t i e ”

6.2.3 Effecten op water

Na het consulteren van de website van de VMM blijkt het plangebied niet te liggen in „collectief geoptimaliseerd buitengebied‟, noch in „collectief‟ of „individueel te optimaliseren buitengebied‟ maar in „centraal gebied‟5.

„ Dit betekent concreet dat er in het gebied afvalwaterriolering aanwezig is die verbonden is met een operationele waterzuiveringsinstallatie en het verplicht is om het afvalwater aan te sluiten op de afvalwaterriool. Hiervan kan enkel worden afgeweken als deze aansluiting dient te gebeuren via gronden van derden. In dat geval moet een individuele behandelingsinstallatie voor afvalwater (IBA) geïnstalleerd worden. Een aansluiting van het afvalwater op de afvalwaterriool via een pomp is technisch haalbaar en is dus geen reden om af te Figuur 27: Centraal gebied wijken van de aansluitingsplicht.

Bij renovatie of heraanleg van de riool zal de optimale scheiding van afvalwater en hemelwater worden nagestreefd. Afvalwater en hemelwater moeten gescheiden zijn op het ogenblik dat de rioleringswerken in de straat zijn uitgevoerd. De scheiding van afvalwater en hemelwater dient te gebeuren volgens de volgende regels: - voor bestaande gebouwen in gesloten bebouwing is, bij de aanleg van een gescheiden riolering, de scheiding tussen het afvalwater en het hemelwater, afkomstig van dakvlakken en grondvlakken, enkel verplicht indien daarvoor geen leidingen onder of door het gebouw moeten worden aangelegd; - voor bestaande gebouwen in (half)open bebouwing is, bij de aanleg van een gescheiden riolering, een volledige scheiding van het afvalwater en het hemelwater verplicht.

Voor nieuwe gebouwen of bij grondige verbouwingen is een volledige scheiding van het afvalwater en het hemelwater en de bouw van een hemelwaterput steeds verplicht.

Scheiding van hemelwater en afvalwater en hergebruik van hemelwater is de sleutelfactor om te komen tot een efficiënt en duurzaam (afval)waterbeleid. Dit zorgt immers voor: - een verdere aanvulling van de grondwatertafel, zodat onze watervoorraden gegarandeerd blijven; - een vermindering van de overstortfrequentie, zodat er bij hevige regenval minder riolen gaan overstorten in oppervlaktewater, waardoor de waterkwaliteit dus verbetert; - een verminderde menging van het afvalwater en proper hemelwater, zodat het onverdunde afvalwater efficiënter kan getransporteerd en gezuiverd worden. Wat dus zowel economisch als ecologisch voordelig is; - een lager drinkwaterverbruik.

Het algemene uitgangsprincipe is dat hemelwater op volgende wijze (in volgorde van prioriteit) wordt aangewend: - opvang voor hergebruik; - infiltratie op eigen terrein; - buffering met vertraagd lozen in een oppervlaktewater of een kunstmatige afvoerweg voor hemelwater; - lozing in de regenwaterafvoerleiding (RWA) in de straat.

Slechts wanneer de beste beschikbare technieken geen van de voornoemde afvoerwijzen toelaten, mag het hemelwater geloosd worden in de openbare riolering voor afvalwater.‟

Gezien het planningsinitiatief gelegen is in centraal gebied, en gezien het enkel een uitbreiding van de recreatiezone betreft in functie van het plaatsen van speeltuigen, zijn er geen relevante nadelige invloeden op het watersysteem en geen significante schadelijke effecten te verwachten.

5 Uit: website VMM. afdeling ruimtelijke ordening en leefmilieu _ j m e r k e n , stedenbouwkundige 28 gemeente Riemst m i l i e u s c r e e n i n g V O R U P “ O p ‟ t R e e c k R e c r e a t i e ”

Het decreet van 18 juli 2003 betreffende het algemeen waterbeleid (BS 14 november 2003) legt in hoofdstuk III, afdeling I, bepaalde verplichtingen op: „de watertoets‟. Elke actie of elk initiatief waarvoor een vergunning nodig is, met name elk plan of programma, moet aan de watertoets onderworpen worden. De bedoeling is om na te gaan of er enig schadelijk effect ontstaat door de genomen actie, en zo ja hoe dan de schadelijke effecten kunnen vermeden of beperkt worden. Indien de schade niet vermeden kan worden, moet er gezocht worden naar alternatieven of compenserende maatregelen. Een schadelijk effect wordt als volgt omschreven: “Ieder betekenisvol nadelig effect op het milieu dat voortvloeit uit een verandering van toestand van watersystemen of bestanddelen ervan die wordt teweeggebracht door een menselijke activiteit; die effecten omvatten mede effecten op de gezondheid van de mens en de veiligheid van de vergunde of vergund geachte woningen en bedrijfsgebouwen, gelegen buiten overstromingsgebieden, op het duurzaam gebruik van water door de mens, op de fauna, de flora, de bodem, de lucht, het water, het klimaat, het landschap en het onroerend erfgoed, alsmede de samenhang tussen een of meer van deze elementen”. Figuur 4: overstromingsgevoelige gebieden

Overstromingsgevaar bestaat voor het gebied niet. De invulling van het gebied als recreatiegebied zal geen significant negatief effect generen op de infiltratie in het gebied. Er zullen bijgevolg dan ook geen bijkomende en/of milderende maatregelen opgenomen moeten worden in de stedenbouwkundige voorschriften.

Grondwater Figuur 29: Grondwaterkwetsbaarheidskaart Het grondwater is kwetsbaar binnen en in de omgeving van het studiegebied. De initiatieven die genomen worden binnen het voorgenomen plan dienen dan ook rekening te houden met de gegevens aangaande het grondwater en alle andere effecten aangaande water. Het risico van verontreiniging van grondwater hangt af van talrijke factoren die samen de kwetsbaarheid van de ondergrond bepalen. De aard en de dikte van de deklagen, de dikte en de eigenschappen van de watervoerende lagen en de dikte van de onverzadigde zone (diepte van de grondwatertafel) bepalen de kwetsbaarheid van het grondwater. De kwetsbaarheid van (de kwaliteit van) het grondwater is voor Vlaanderen weergegeven in kwetsbaarheidskaarten (AROL; kwetsbaarheid van het grondwater in Limburg, 1987), met een schaal van vijf eenheden (van uiterst tot weinig kwetsbaar).

Bemalingen bij de aanleg evenals het gewijzigde bodemgebruik, de gewijzigde infiltratie van hemelwater t.g.v. het verwijderen van restanten van oude constructies e.d. beïnvloeden de hydro-geologische kenmerken van het grondwater (kwaliteit+waterhuishouding). Een gewijzigd bodemgebruik zal het afwateringspatroon wijzigen; de gewijzigde situatie van de insijpeling van regenwater kan immers een invloed hebben op de (grond)waterhuishouding. Effecten m.b.t. water zijn voor een groot deel terug te brengen tot een gewijzigde situatie inzake infiltratie en buffering van water. Effecten op oppervlaktewater zijn vnl. een gevolg van het kruisen van waterlopen/grachten of het dempen ervan. Tijdelijke verstoring van de fysico-chemie van oppervlaktewateren bij overpompen van grondwater i.g.v. bemaling met lozing in oppervlaktewater is eveneens mogelijk, doch op plan-MER niveau slechts beschrijvend of indicatief in te schatten. Dit alles is echter niet van toepassingen voor het plangebied.

Besluit Het plangebied is gelegen in kwetsbaar grondwatergebied, in de omgeving van het plangebied komt geen winning van water voor openbare drinkwater voor. Gezien de herbestemming van ‘zone voor achtertuinen’ naar ‘recreatiezone’ met een behoud van de bestaande grasvlakken mits het plaatsen van speeltuigen, zzal het planningsinitiatief geen aanzienlijk negatief effect genereren op de kwetsbaarheid van het grondwater. afdeling ruimtelijke ordening en leefmilieu _ j m e r k e n , stedenbouwkundige 29 gemeente Riemst m i l i e u s c r e e n i n g V O R U P “ O p ‟ t R e e c k R e c r e a t i e ”

Watertoets Onder verwijzing naar artikel 8 van het decreet van 18 juli 2003, gewijzigd bij decreet van 25 mei 2007, betreffende het integraal waterbeleid werd nagegaan of er door het planningsinitiatief schadelijke effecten op het watersysteem optreden en er voorwaarden / richtlijnen opgelegd dienen te worden om deze effecten te voorkomen, te beperken of indien dit niet mogelijk is, te herstellen of te compenseren. Bij de richtlijnen horen ook zeven watertoetskaarten: erosiegevoelige gebieden; grondwaterstromingsgevoelige gebieden; hellingenkaart; infiltratiegevoelige gebieden; overstromingsgevoelige gebieden; waterloopbeheerders; winterbedkaart.

afdeling ruimtelijke ordening en leefmilieu _ j m e r k e n , stedenbouwkundige 30 gemeente Riemst m i l i e u s c r e e n i n g V O R U P “ O p ‟ t R e e c k R e c r e a t i e ”

Conclusie. Het plangebied is gelegen in licht hellend gebied (0,5 tot 5%), niet gelegen in een erosiegevoelig gebied, noch in een winterbedding, noch in overstromingsgevoelig gebied, noch in infiltratiegevoelige bodem en in weinig gevoelig grondwaterstromingsgebied (type 3).

Besluit: Het planningsinitiatief zal geen significant negatief effect genereren op het aspect water

Nr. SITUATIE BIJLAGE BEOORDELINGSSCHEMA 1 Het verkavelen van een stuk grond, het oprichten van een gebouw, al dan niet met ondergrondse I ° Gewijzigd overstromingsregime constructie, of het aanleggen van een verharding. ° Gewijzigde overstromingshoeveelheid Gewijzigde infiltratie naar het grondwater ° Gewijzigd grondwaterpatroon 2 De opslag van, het storten van bodemvreemd materiaal of de wijziging van vegetatie. II ° Opslag en storten van bodemvreemd materiaal ° Wijziging van vegetatie. 3 Een reliëfwijziging. III ° Reliëfwijziging. 4 Het aanleggen van buffer- of infiltratievoorzieningen voor de opvang van oppervlakte- of hemelwater. IV ° Buffering en infiltratie van oppervlakte- en hemelwater. 5 Een lozing op een rioleringsstelsel, het oppervlaktewater of het grondwater. V ° Wijziging van het aantal puntbronnen. 6 Een grondwaterwinning. VI ° Wijziging van de grondwaterwinning. 7 Wijziging van de bedding en de structuurkwaliteit van de waterloop. VII ° Toename en bestendiging van knelpunten voor vismigratie in de waterloop. ° Migratiebelemmering voor fauna op de oever. ° Gewijzigd afvoergedrag van de waterloop.

Voor het plangebied is geen van bovengenoemde situaties van toepssing.

1. In het project worden gronden verkaveld, of constructies of verhardingen aangelegd = niet van toepassing richtlijn gewijzigd overstromingsregime  watertoets positief Niet gelegen in overstromingsgevoelig gebied richtlijn gewijzigde overstromingshoeveelheid  watertoets positief De oppervlakte van de totale toename van de horizontale dakoppervlakte van de constructies en de verharding bedraagt minder dan1,5 ha = niet van toepassing richtlijn gewijzigde infiltratie naar het grondwater  watertoets positief De totale toename van gebouwen, verharding of ondergrondse constructies is groter dan 1,5 ha = niet van toepassing richtlijn gewijzigd grondwaterpatroon  watertoets positief De ondergrondse constructies van minder dan 3 m in de diepte en 50 m in de lengte = niet van toepassing 4. Op het perceel wordt bodemvreemd materiaal opgeslaan en de vegetatie wijzigt = niet van toepassing richtlijn  watertoets positief De aanleg van het terrein zal een reliëfwijziging tot gevolg hebben = niet van toepassing richtlijn  watertoets positief Het aanleggen van buffer- en infiltratievoorzieningen voor de opvang van oppervlakte- of hemelwater = niet van toepassing richtlijn buffering / infiltratie oppervlakte- en hemelwater  watertoets positief afdeling ruimtelijke ordening en leefmilieu _ j m e r k e n , stedenbouwkundige 31 gemeente Riemst m i l i e u s c r e e n i n g V O R U P “ O p ‟ t R e e c k R e c r e a t i e ”

Het gebied waarin infiltratie- en buffervoorzieningen voor de opvang van oppervlakte- en hemelwater voorzien worden is niet gelegen in overstromingsgevoelig gebied, en is geen ingedeelde ingreep. = niet van toepassing 5. Een lozing op een rioleringsstelsel, het oppervlaktewater of het grondwater richtlijn wijziging van het aantal puntbronnen  watertoets positief De lozing op het rioleringstelsel, oppervlaktewater of grondwater is niet een ingedeelde ingreep = niet van toepassing

Het plan heeft een oppervlakte kleiner dan 1,5 ha en ligt niet in een recent overstroomd gebied of een overstromingsgebied. Er worden geen ondergrondse constructies voorzien en het plangebied is niet gelegen in typegebied 1 op de gevoeligheidskaart voor grondwaterstroming. De watertoets zal uitgevoerd worden volgens de richtlijnen van het uitvoeringsbesluit van 20 juli 2006.

Storten of opslaan niet in overstromingsgebied én geen ingedeelde ingreep  watertoets positief Waterparagraaf Het voorliggende project bevindt zich niet in overstromingsgebied en is geen ingedeelde ingreep, zodat in alle redelijkheid kan geoordeeld worden dat er geen schadelijk effect op het watersysteem optreedt. Er dienen dan ook geen voorwaarden of maatregelen te worden opgelegd. Het ontwerp is verenigbaar met de doelstellingen van artikel 5 van het decreet integraal waterbeleid.

Geen vegetatiewijziging niet in winterbedding waterloop én van braakland of akkers naar akkers of weiland  watertoets positief Waterparagraaf Het voorliggende project bevindt zich niet in de winterbedding van een waterloop en verhoogt de infiltratiecapaciteit van de onderliggende bodem, zodat in alle redelijkheid kan geoordeeld worden dat er geen schadelijk effect op het watersysteem optreedt. Er dienen dan ook geen voorwaarden of maatregelen te worden opgelegd. Het ontwerp is verenigbaar met de doelstellingen van artikel 5 van het decreet integraal waterbeleid.

Niet in overstromingsgevoelig gebied en niet erosiegevoelig gebied  watertoets positief Waterparagraaf Het voorliggende project bevindt zich niet in overstromingsgebied, maar wel deels in erosiegevoelig gebied. Er is geen reliëfwijziging, er wordt dus geen significante aanvullende afvoer naar de erosiegevoelige aangrenzende zones gegenereerd, en is geen ingedeelde ingreep, zodat in alle redelijkheid kan geoordeeld worden het schadelijk effect op het watersysteem nihil. Er dienen dan ook geen voorwaarden of maatregelen te worden opgelegd. Het ontwerp is verenigbaar met de doelstellingen van artikel 5 van het decreet integraal waterbeleid.

Buffer of infiltratievoorziening niet in overstromingsgevoelig gebied en geen ingedeelde ingreep  watertoets positief Waterparagraaf Het betreft geen project voor buffer- of infiltratievoorziening dat gelegen is in overstromingsgebied, en is geen ingedeelde ingreep, zodat in alle redelijkheid kan geoordeeld worden dat er geen schadelijk effect op het watersysteem optreedt. Er dienen dan ook geen voorwaarden of maatregelen te worden opgelegd. Het ontwerp is verenigbaar met de doelstellingen van artikel 5 van het decreet integraal waterbeleid.

afdeling ruimtelijke ordening en leefmilieu _ j m e r k e n , stedenbouwkundige 32 gemeente Riemst m i l i e u s c r e e n i n g V O R U P “ O p ‟ t R e e c k R e c r e a t i e ”

Lozing en geen ingedeelde ingreep  watertoets positief Waterparagraaf Het voorliggende project betreft geen project voor lozing op het rioleringsstelsel / oppervlaktewater / grondwater, is geen ingedeelde ingreep, zodat in alle redelijkheid kan geoordeeld worden dat er geen schadelijk effect op het watersysteem optreedt. Er dienen dan ook geen voorwaarden of maatregelen te worden opgelegd. Het ontwerp is verenigbaar met de doelstellingen van artikel 5 van het decreet integraal waterbeleid.

Geen grondwaterwinning geen ingedeelde ingreep  watertoets positief Waterparagraaf Het voorliggende project betreft noch een lozing grondwaterwinning, noch een ingedeelde ingreep, zodat in alle redelijkheid kan geoordeeld worden dat er geen schadelijk effect op het watersysteem optreedt. Er dienen dan ook geen voorwaarden of maatregelen te worden opgelegd. Het ontwerp is verenigbaar met de doelstellingen van artikel 5 van het decreet integraal waterbeleid.

Geen vismigratieknelpunt – migratie fauna  watertoets positief Waterparagraaf Het voorliggende project veroorzaakt geen vismigratieknelpunt / houdt geen vismigratieknelpunt in stand en beperkt de migratie van fauna op de oever niet, zodat in alle redelijkheid kan geoordeeld worden dat er geen schadelijk effect op het watersysteem optreedt. Er dienen dan ook geen voorwaarden of maatregelen te worden opgelegd. Het ontwerp is verenigbaar met de doelstellingen van artikel 5 van het decreet integraal waterbeleid.

Geen inbuizing of overwelving van een niet-geklasseerde waterloop  watertoets positief Waterparagraaf Het voorliggende project betreft geen inbuizing of overwelving van een niet-geklasseerde waterloop die voldoet aan de eisen tot beperking van het schadelijk effect, zodat in alle redelijkheid kan geoordeeld worden dat er geen schadelijk effect op het watersysteem optreedt. Er dienen dan ook geen voorwaarden of maatregelen te worden opgelegd. Het ontwerp is verenigbaar met de doelstellingen van artikel 5 van het decreet integraal waterbeleid.

Geen gewijzigd afvoergedrag van een niet-geklasseerde waterloop  watertoets positief Waterparagraaf Het voorliggende project heeft geen betrekking op een gewijzigd afvoergedrag van een niet-geklasseerde waterloop die de waterafvoer afkomstig van stroomopwaarts gelegen percelen op geen enkele manier verhindert, zodat in alle redelijkheid kan geoordeeld worden dat er geen schadelijk effect op het watersysteem optreedt. Er dienen dan ook geen voorwaarden of maatregelen te worden opgelegd. Het ontwerp is verenigbaar met de doelstellingen van artikel 5 van het decreet integraal waterbeleid.

afdeling ruimtelijke ordening en leefmilieu _ j m e r k e n , stedenbouwkundige 33

gemeente Riemst m i l i e u s c r e e n i n g V O R U P “ O p ‟ t R e e c k R e c r e a t i e ”

6.2.4 Effecten op fauna en flora

De Biologische Waarderingskaart toont geen waardevol groen, het faunistisch belangrijk gebied ligt ten noorden, in het dal tussen Riemst en Vlijtingen.

Faunistisch belangrijk gebied

Besluit. Figuur 25: Biologische waarderingskaart De bijkomende effecten die te verwachten zijn op fauna en flora, zijn gezien het een uitbreiding van de bestaande recreatiezone betreft, niet aanzienlijk. Immers het geluid en licht dat gegenereerd zal worden is ondergeschikt aan de bestaande licht- en geluidverstoring van de aangrenzende recreatiezone en de aangrenzende KMO-zone.

Mits het plangebied gelegen is in een gebied dat aangaande ecotoopverlies weinig kwetsbaar is, en gezien niet gelegen in faunistisch belangrijk gebied, zullen de te verwachten effecten dan ook niet Figuur 30: Biologische Waarderingskaart aanzienlijk zijn.

6.2.5 Effecten op landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie

Het is belangrijk dat de algemene kenmerken van de traditionele landschappen bewaard blijven binnen een steeds veranderende en evoluerende ruimte. Relicten zijn landschapselementen die nog duidelijk verwijzen naar de traditionele kenmerken van het landschap. Naast het historische aspect in de landschapszorg, zoals vermeld in de atlas van de relicten, zijn tevens de structurerende landschapselementen zonder relictwaarde van belang. De landschapskenmerkenkaart (aanvullende inventaris van de ruimtelijke landschapskenmerken van bovenlokaal en Vlaams belang, afd. Monumenten en landschappen, 2002) wordt hiervoor geraadpleegd. De erfgoedwaarde heeft betrekking op het archeologisch patrimonium, het bouwkundig erfgoed, de historisch- geografische elementen en structuren. Daarnaast speelt de visueel ruimtelijke samenhang een belangrijke rol. Ingrepen in het landschap kunnen leiden tot het wijzigen van elementen, patronen en samenhangen met het wijzigen van de erfgoedwaarden tot gevolg.

Er bevinden zich geen relicten, noch beschermde landschappen of dorpsgezichten binnen het plangebied, waar rekening mee gehouden moet worden. Het studiegebied is wel gelegen in een ankerplaats. Figuur 31: Landschapsatlas

Ankerplaatsassociaties: Omgeving van het Iers Kruis op de Keiberg te Lafelt (A70059)

afdeling ruimtelijke ordening en leefmilieu _ j m e r k e n , stedenbouwkundige 34 gemeente Riemst m i l i e u s c r e e n i n g V O R U P “ O p ‟ t R e e c k R e c r e a t i e ”

Ankerplaatsen zijn de meest landschappelijke waardevolle gebieden van Vlaanderen. In deze gebieden is de samenhang van de erfgoedwaarden het grootst. Ze zijn ofwel uitzonderlijk gaaf gebleven ofwel zeer herkenbaar voor een bepaalde tijdsperiode of ze zijn op Vlaams niveau uniek. Hun waarde kan ook liggen in een combinatie van gaafheid, herkenbaarheid en uniciteit.

De ankerplaats strekt zich uit over het ganse landschap tussen Riemst (N79) en de deelkern Vlijtingen. De ganse ontwikkeling van het BPA „Op ‟t Reeck‟ de recente uitbreiding van de KMO-zone i.f.v. de herlocatie van de zonevreemde bedrijven, en de uitbreiding i.f.v. het containerpark, zit hierin gelegen. Zo ook de bebouwing langs de Bilzersteenweg, de Mgr.Simenonlaan en de randstraten van Lafelt. Binnen deze ruime context genereert het planningsinitiatief dan ook geen aanzienlijke negatief effect op de ankerplaats.

Besluit: De doelstellingen vooropgesteld in het RUP hebben geen te verwachten aanzienlijke effecten op de intrinsieke waarde van beschermde gebouwen of dorpsgezichten. De initiatieven doen geen afbreuk aan de visie die vooropgesteld wordt door het Agentschap Onroerend Erfgoed.

Betreffende het aspect archeologie werd advies gevraagd aan ZOLAD (Zuid-Oost-Archeologische Dienst). Er werd via mail (dd. 07.06.2011) gemeld dat „Op het vlak van bouwkundig erfgoed geen opmerkingen gemaakt worden‟ voor de locatie tussen zwembad en voetbalveld te Riemst.

Besluit. Het planningsinitiatief heeft geen significant negatief effect op de beoogde doelstelling van het Agentschap Onroerend Erfgoed.

6.2.6 Effecten op de mens

Het betreft de effecten op de mens die niet rechtstreeks het gevolg zijn van de werking van polluenten op de gezondheid. Het gaat over de effecten van de aanwezigheid en de werking van het planningsinitiatief op het wonen, het werken, de recreatie en de communicatie in de omgeving. Dikwijls hebben dergelijke effecten een sociaaleconomisch karakter. Beoordelingscriteria met betrekking tot de discipline mens kunnen nooit volledig uit kwantitatieve grootheden bestaan door de complexiteit en het holistisch karakter van het studieobject. Het handelt over het inschatten van de effecten met betrekking tot beleving van de ruimte zoals mogelijke directe hinder van stof, geur, geluid, verkeer en visuele hinder. Eventuele effecten op landschappen en bouwkundig erfgoed in de omgeving beïnvloeden de beleving ervan. Tevens vallen de effecten m.b.t. geluid en lucht hieronder. Belevingskwaliteiten hangen immers nauw samen met een waardering en interpretatie van de situatie en deze kunnen sterk verschillen afhankelijk van de invalshoek van waaruit men een gebied bekijkt.

Lucht, stof, geur en geluid Effecten m.b.t. geluid-,en stofhinder zijn enkel te verwachten bij een eventuele afwerking van de parking en het plaatsen van speeltuigen. . Het geluid dat geproduceerd wordt door de bestemming naar „recreatie‟ zal minimaal zijn gezien het een bestaand recreatiegebied betreft met voetbalveld, skatepark, speeltuin en beach volleybal, Finse Piste, …. . Tijdens de zomermaanden wanneer het water- en speeltuig gebruikt zal worden, zal er overdag iets meer geluid geproduceerd worden door spelende kleine kinderen.

afdeling ruimtelijke ordening en leefmilieu _ j m e r k e n , stedenbouwkundige 35 gemeente Riemst m i l i e u s c r e e n i n g V O R U P “ O p ‟ t R e e c k R e c r e a t i e ”

Effecten op landschappen en bouwkundig erfgoed De visueel ruimtelijke samenhang speelt voor dit gebied een belangrijke rol. Ingrepen in het typische landschap kunnen leiden tot het wijzigen van elementen, patronen en samenhangen met het wijzigen van de erfgoedwaarden tot gevolg. Het plangebied wordt op de Biologische Waarderingskaart niet aangegeven als waardevol, er bevinden zich tevens geen waardevolle kleine landschapselementen.

Visuele hinder Het planningsinitiatief betreft het plaatsen van water- en andere speeltuigen voor kleuters en peuters, in een zone grenzend aan de bestaande recreatiezone. Het planningsinitiatief zal bijgevolg geen visuele hinder genereren.

Mobiliteit Het zwembad en de toegang van de parking worden ontsloten langs de N745 (Bilzersteenweg). Recent werden hier door de politie Bilzen--Riemst, tellingen uitgevoerd i.f.v. de heraanleg van de Bilzersteenweg, met aansluitend de rotonde (ter vervanging van de verkeerslichten). In deze telling zit het bezoek aan het zwembad dus reeds vervat.

Bestaande verkeersdruk, 3562 per rijrichting per dag, tellingen politie Bilzen, mei 2011. gemiddeld pae/u/rijrichting capaciteit pae/u restcapaciteit % restcapaciteit. N745 / Bilzersteenweg 297 1200 903 75

gemid. pae/u/rijrichting in de spits capaciteit pae/u restcap aciteit. % restcap aciteit. (max. 10% van 3562) 356 1200 844 70

Het is duidelijk dat, zelfs in de spits, er geen overlast ontstaat op de N745, er is zelfs nog een restcapaciteit van 70% in de spits.

Het aantal bewegingen dat het zwembad zelf genereert is maximaal ongeveer 70 ritten per uur. Dit is een gevolg van de wissel van het zwemuurtje van ongeveer 35 vertrekkers en 35 aankomers. Dit doet zich voor op maandag-, dinsdag- en vrijdagavond. Daarnaast is er een piekbezetting (verspreid) op zaterdag en woensdagnamiddag.

Momenteel heeft het zwembad 35 parkeerplaatsen. Momenteel wordt er ook geparkeerd op de parking aan de sporthal. De behoefte geformuleerd door de uitbater is een maximum van 50 parkeerplaatsen.

Onteigeningen Niet van toepassing

Besluit: Gezien het planningsinitiatief een herbestemming inhoudt van ‘zone voor achtertuinen’ naar ‘recreatiezone’, gezien het planningsinitiatief enkel betrekking heeft op de aanleg van een parking en enkele waterspeeltuigen, wordt er geen significant negatief effect gegenereerd op gebied van lucht, stof, geur, geluid, landschap en bouwkundig erfgoed, visuele hinder en mobiliteit Aldus zal het planningsinitiatief geen significant negatief effect hebben op het aspect mens. afdeling ruimtelijke ordening en leefmilieu _ j m e r k e n , stedenbouwkundige 36 gemeente Riemst m i l i e u s c r e e n i n g V O R U P “ O p ‟ t R e e c k R e c r e a t i e ”

6.3 CONCLUSIE De wijzigingen die door het planningsinitiatief teweeg gebracht worden in de effecten op de bodem, het water, de fauna en flora, het landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie, en de mens, hebben betrekking op het omzetten van een oppervlakte van ongeveer 85a 50ca met bestemming zone voor achtertuinen, naar „recreatiezone‟. Er zal geen aanzienlijk effect gegenereerd worden voor bovengenoemde aspecten.

Bij deze doen wij dan ook een onderzoek tot milieueffectrapportage (besluit 12 oktober 2007 betreffend de milieurapportage over plannen en programma’s) en komen tot de vaststelling dat er geen aanzienlijke milieueffecten gegenereerd worden en er dus ook geen Plan-MER dient opgesteld te worden.

afdeling ruimtelijke ordening en leefmilieu _ j m e r k e n , stedenbouwkundige 37