Limosa 66 (1993): 145-152 De Woningwet van 1901 en de Kuifleeuwerik Galerida cristata als broedvogel in

The 1901 Housing Law and the Crested Lark Gaferida cristata as a breeding bird in Amsterdam

KEES HAzEvoET, RUUD VLEK & FRED VOGELZANG

... "waarbij onwillekeurig de wensch opkwam, dat onder af de groote maatschappefijke verbeteringen van de tijden, die komen, behafve de afschaffing der katten ook mocht worden opgenomen de ver­ vanging der straatmusschen door de Kuifleeuweri­ ken" (Thijsse 1913).

De hierboven weergegeven wens van J. P. Thijsse pleegd: De Waarnemer (1936-41), Medede(e)lingen van leek - althans wat de Kuifleeuwerik betreft - in de het Centraal Instituut voor Floristisch en Faunistisch nieuwe woonwijken die in de jaren vijftig en zestig onderzoek in Groot-Amsterdam (1942-51), Mededelin­ in Amsterdam-West verrezen, in vervulling te zijn genblad KNNV Vogelwerkgroep Amsterdam (1963-80), gegaan. De eerste auteur bracht hier een groot dee1 De Gierzwaluw (1981-92) en Bijlmernatuur (1974-80). Ook werden de avifaunistische rubrieken in Ardea (1904­ van zijn jeugd door en zag dagelijks Kuifleeuweri­ 1955, inc1usief Verslagen en Mededeelingen N.O.V en ken over straat trippelen of op de ve1e nog onbe­ Jaarboekje N.O.V), Limasa (1911-77, inc1usief Jaarbe­ bouwde perce1en scharre1en. De jeugdige voge1aar richt C.N.V en Orgaan C.NY) en Het Vageljaar (1957­ kon toen niet bevroeden dat hun opgewekte ver­ 92, geen gegevens aangetroffen) gescreend op waarne­ schijning binnen enke1e tientallenjaren tot het ver­ mingen van de Kuifleeuwerik uit de regio Amsterdam. 1eden zou behoren. Daarnaast werden de volgende lokale en regionale avi­ Het voorkomen van de Kuifleeuwerik in Neder­ fauna's geraadpleegd: Anonymus (sine anna), Bleken­ land werd recent samengevat door Hustings et af. daal (sine anna), Frieswijk (1968), Swart (1968), Zomer­ (1992). Deze samenvatting betrof, bij gebrek aan dijk et al. (1971), van den Berg (1977), Vogelwerkgroep Avifauna West-Nederland (1981) en Ruitenbeek et al. informatie uit vroeger jaren, vooral de periode na (1990). Tevens werden de door Vogelwerkgroep Avifauna 1970. Van Amsterdam en omgeving is relatief vee1 West-Nederland (1981) gebruikte inventarisatiegegevens informatie van v66r 1970 beschikbaar en het voor­ bestudeerd (archief Voge1werkgroep Avifauna West-Ne­ komen in de loop van deze eeuw is daardoor rede­ derland). Een aanzienlijke aanvulling op de gepubli­ lijk gedocumenteerd. Omdat de situatie van de ceerde gegevens leverde het archief van de Vogelwerk­ Kuifleeuwerik in Amsterdam in velerlei opzichten groep Amsterdam, in het bijzonder de dagboeken en kenmerkend 1ijkt te zijn voor de huidige trend in correspondentie van de volgende waarnemers: S. M. van Nederland in het algemeen en in stedelijke gebie­ der Baan, R. J. Benthem, P. W. Brander, J. H. U. van Drooge, P. B. Jansen, D. de Jonge, A. Koeten, C. H. de den in het bijzonder (vgl. Hustings 1990), is ge­ Kruiff, J. G. S. Overmaat, D. Piet, A. N. Swart, L. de tracht het voorkomen van de 800rt als broedvogel Vries en N. Zwaagstra. Tenslotte werd een aantal perso­ in Amsterdam vanaf de eerste jaren van vestiging nen benaderd waarvan vermoed werd dat ze over onge­ te reconstrueren. Gezien zijn specifieke biotoop­ publiceerde gegevens beschikten (zie Dankwoord). voorkeur leek het relevant om de geschiedenis van De gepubliceerde waarnemingen waren over het alge­ deze "onstadse stadsbewoner" te behandelen in sa­ meen incidenteel van -aard en vertoonden aanzienlijke menhang met het verloop van de stadsuitbreidin­ lacunes, met name in de periode v66r 1940 en in de jaren gen in deze eeuw. 1950-70. Kwantitatieve gegevens bleken over het alge­ meen summier. In de lokale periodieken - maar ook in de landelijke tijdschriften - is de Kuifleeuwerik door de Methode jaren heen stiefmoederlijk bedeeld. Aileen in de jaren veertig werd lokaal wat meer aandacht aan de 500rt ge­ Dit artikeI is een samenvatting van een uitgebreide ana­ schonken, vermoedelijk omdat het voorkomen in Am­ lyse van aile beschikbare gegevens. Deze analyse is, sa­ sterdam toen nog als een nieuwigheid ervaren werd (o.a. men met aile gebruikte gegevens, opgenomen in het So­ Overmaat 1943, 1946). De oproep van Brouwer (1945) vON-archief. Historische gegevens werden in de eerste om "thans eens speciaal op deze leeuwerik te letten" heeft plaats verzameld door literatuur- en archiefonderzoek. echter blijkbaar weinig opgeleverd. Gedurende de jaren Hiertoe werden de volgende lokale periodieken geraad- 1950-80 werd de soort vermoedelijk als te triviaal be-

Limosa 66 (1993) 4 145 schouwd am veel aandacht aan te besteden en werden provincies verspreid heeft. Er zijn geen aanwijzin­ slechts mondjesmaat waarnemingen gepubliceerd. Bo­ gen dat de Kuifleeuwerik in de vorige eeuw in vendien moest Amsterdam het in de jaren vijftig zander Amsterdam voorkwam. een plaatselijke vogelperiodiek stellen. Vanaf 1980, toen duidelijk werd dat de Kuifleeuwerik uit de regia Amster­ Eerste vermeldingen in Amsterdam De oudste dam aan het verdwijnen was, nam het aantal gepubli­ ceerde waarnemingen enigszins toe. vermeldingen betreffen uitsluitend winterwaarne­ mingen. In de winter van 1915/16, was de soort Interpretatie van gegevens Omdat er maar weinig opga­ "zeer veelvuldig" en "vertoonde zich zelfs in Am­ yen van zekere broedgevallen zijn, is een waarneming in sterdam". In 1917/18 en 1918/19 waren's winters de broedtijd (15 februari-15 juli) als mogelijk broedgeval regelmatig enkele exemplaren aanwezig in de opgevat en zijn twee of meer waarnemingen van dezelfde Transvaalbuurt in Amsterdam-Oost (Visser 1919). locatie tijdens deze periode als een waarschijnlijk broed­ Op de Nieuwe Oosterbegraafplaats werden "voor geval gelnterpreteerd. Waarnemingen buiten voornoemd 1918"'s winters enkele malen Kuifleeuweriken ge­ tijdvak zijn over het algemeen buiten beschouwing gela­ ten. De gegevens zijn vervolgens gerangschikt naar ge­ Zlen. bied en gerelateerd aan het jaar waarin de bouw in de betreffende wijk aanving. In het geval van andersoortige Amsterdam-Zuid In Amsterdam-Zuid heeft de terreinen is een verband gezacht tussen het tijdstip van soort zich waarschijnlijk medio jaren twintig geves­ verdwijnen van de soort als broedvogel en de ontwikke­ tigd in het in aanbouw zijnde Plan-Zuid (Heimans lingen in het terrein die hieraan mogelijk ten grondslag 1928, 1930). Waarschijnlijk is de stand hier het lagen. hoogst geweest in de jaren dertig ("algemeen op braakliggende terreinen, vooral in Zuid", Anony­ Voorkomen in Amsterdam mus sine anna) en in de jaren veertig (1945 ten minste zeven paar). In de jaren vijftig was de soort Voorkomen in Nederland in de negentiende uit Plan-Zuid verdwenen maar in Nieuw-Zuid heb­ eeuw De Kuifleeuwerik heeft zich waarschijnlijk ben nog tot in de jaren zeventig enkele paren ge­ in het begin van de negentiende eeuw vanuit het broed. Het tijdstip van vestiging in is oosten in Nederland gevestigd, maar over de pre­ onbekend. In de jaren zestig was hier vermoedelijk ciese datering bestaat weinig zekerheid. Een be­ een populatie van 10-15 paar, maar deze was in spreking van het voorkomen in Nederland in de 1971-74 al afgenomen tot drie paar (van Drooge negentiende eeuw valt buiten het bestek van dit 1971, Vogelwerkgroep Avifauna West-Nederland artikel. Daarom wordt hier volstaan met de ver­ 1981) en de soort is hier rond 1978 verdwenen. melding dat in het midden van de vorige eeuw de Waarnemingen en waarschijnlijke broedgevallen Kuifleeuwerik bekend was als broedvogel in Gel­ op terreinen ten westen van Buitenveldert in de der/and, Groningen, Noord-Brabant en de duin­ jaren 1962-73 hangen kennelijk samen met het streek (Schlegel 1859, van Erve et at. 1967, Boe­ voorkomen in Buitenveldert in die tijd. Vit de jaren kema et at. 1983) en dat hij zich daarna over aIle zestig en zeventig zijn ook enkele waarnemingen

Figuur 1. Kaart van Am­ sterdam met in de tekst ge­ noemde stadsuitbreidingen 1 Plan-Zuid sinds 1920. (I) Plan-Zuid, 2 Nieuw-Zuid (2) Nieuw-Zuid, (3) Plan­ 3 Plan-West West, (4) Nieuw-West, (5) 4 Nieuw~West 5 Buitenveldert Buitenveldert, (6) Nieuw­ 6 Nieuw-Noord Noord, (7) Bijlmer, (8) Die­ 7 men-Zuid / , 8 Diemen-Zuid (9) , (10) Venserpolder 9 Gaasperdam Nieuw-West na 1980, (*) 10 Nieuwbouw West na 1980 broedgevallen op industrie­ terreinen e.d. Map of Am­ // bebouwing voor 1920 sterdam with the post-I920

1(. broedgeval op industrie­ built-up areas mentioned in terrein e.d. the text. Breeding in indu­ stria/ areas indicated by asterix.

146 Limosa 66 (1993) 4 bekend uit de ten zuiden van Buitenveldert gelegen jaren vijftig in achtereenvolgens , Os­ nieuwbouwwijken van Amstelveen en Vogelwerk­ dorp, Slotervaart en Overtoomseveld heeft geves­ groep Avifauna West-Nederland (1981) karteerde tigd. In 1966 werd opgemerkt dat de soort "veel hier in 1974 drie paar. voorkomt in de tuinsteden". Vogelwerkgroep Avi­ fauna West-Nederland (1981) karteerde in 1975 Amsterdam- West Ook in Amsterdam-West heeft nog een paar in Geuzenveld en ook in het begin van de soort zich waarschijnlijk in de jaren twintig de jaren tachtig was er daar nog een paar aanwezig. gevestigd, met name in het in aanbouw zijnde Plan­ In 1958-67 vormden Kuifleeuweriken in Sloter­ West (Heimans 1928). Vit de jaren dertig zijn geen vaart en Overtoomseveld een vertrouwd onderdeel gegevens bekend, maar omdat in die periode de van het straatbeeld en 10-20 paar voor deze twee uitbreiding van Plan-West voortging moet er vol­ wijken tezamen lijkt een redelijke schatting. In het doende geschikt biotoop aanwezig zijn geweest midden van de jaren zestig broedden er in voor enkele paren. In de jaren veertig nam de stand c. 20 paar. Vogelwerkgroep Avifauna West-Neder­ in ieder geval toe, met een maximum van 15 paar land (1981) telde in 1972-76 voor Slotervaart en in 1946, voornamelijk op terreinen van het toe­ Osdorptezamen 14paar. In 1982-91 hebbenernog komstige . In de jaren 1949-51 werd jaarlijks 1-2 paar in Osdorp gebroed. Verder is de de soort hier geleidelijk door huizenbouw verdron­ soort in Amsterdam-West van slechts twee andere gen (Walters 1952). Vanaf het begin van de jaren locaties bekend. In het Industriegebied Schinkel vijftig heeft de soort zich in gevestigd broedden in 1946 twee en in 1948 vier paar; vervol­ (Sluiters 1952, Walters 1952, 1953). In 1953 waren gens is hier aileen nog een mogelijk broedgeval in er vier territoria in het westelijk - na de oorlog 1984 gemeld. In 1975 karteerde Vogelwerkgroep gebouwde - gedeelte van Bos en Lommer en drie Avifauna West-Nederland (1981) een paar op het in Slotermeer (Walters 1954, 1992). Tot het eind terrein van de Centrale Markthallen. van de jaren vijftig broedde er nog "een enkel paar hier en daar" in Slotermeer (Walters 1992). Het Haarlemmermeer In 1966-69 werd van vestigin­ preciese tijdstip van vestiging in de overige weste­ gen in Badhoevedorp, Zwanenburg en Schiphol­ lijke tuinsteden is niet bekend. Het is echter duide­ Centrum verondersteld dat deze het gevolg waren lijk dat de Kuifleeuwerik zich in de loop van de van een populatieoverschot uit de westelijke tuin­ steden (Blekendaal sine anna). Vogelwerkgroep Avifauna West-Nederland (1981) meldde in 1972­ 74 vier paar voor Badhoevedorp en Schiphol. • Sindsdien zijn de ontwikkelingen hier niet bekend. In de Amsterdammer­ polder (thans Westelijk Havengebied) broedde in 1948 ten minste een paar. Na de opspuitingen was 4 • er halverwege de jaren zestig in het Westelijk Ha­ vengebied sprake van een opmars van oost naar • west, met zes territoria in 1972 en acht in 1973. Daarna verminderde het aantal snel en vanaf het 6 4 begin van de jaren tachtig waren er geen aanwijzin­ gen meer van broeden (Walters 1990). Het boven­ staande heeft aileen betrekking op het gedeelte ten 7 • westen van de huidige Coentunnelweg. In 1975 yond Vogelwerkgroep Avifauna West-Nederland 8 (1981) 9-13 paar in het gebied (inclusief het gedeelte ten oosten van de Coentunnelweg). In 1982-83 wer­ den in de broedtijd regelmatig 1-4 exemplaren ge­ zien en in 1984 broedd'e er waarschijnlijk een paar '

10 in het Westelijk Havengebied.

Amsterdam-Oost In ieder geval vanaf 1933 was IIII I de Kuifleeuwerik een "regelmatige verschijning" in 1920 1930 1940 1950 1960 1970 1980 1990 de . In de jaren veertig en vijftig Figuur 2. VoorkClmen van Kuifleeuwerik (1920-92) in verschil­ broedden enkele paren op zandterreinen nabij het lende gedeelten van Amsterdam. (I) Plan-Zuid, (2) Nieuw-Zuid Amstelstation en langs de nabijgelegen Wibaut­ en Buitenveldert, (3) Plan-West, (4) , (5) Bijlmer, (6) Diemen-Zuid en Venserpolder, (7) Gaasperdam. Dis­ straat. In 1942 en 1943 broedde een paar op een tribution of Crested Lark Galerida cristata (1920-92) in various oude spoordijk in de Groot-Duivendrechtse Pol­ parts ofAmsterdam der en in 1946 was er een broedgeval op de Nieuwe

Limosa 66 (1993) 4 147 Oosterbegraafplaats. Waarschijnlijk heeft de soort jaren dertig misschien gebroed heeft bij de Rot­ in de jaren 1959-68 in of nabij het F1evopark ge­ hoek (Noorder IJpo1der, thans Coentunnelcircuit), broed. Vanaf het begin van de jaren zestig (en waar in 1936 enke1e waarnemingen in de broedtijd wellicht eerder) broedden er jaarlijks 1-2 paar in werden gedaan. De verme1ding van de Papaverweg het Ooste1ijk Ravengebied, waar de soort voora1 (een havengebied) a1s "vaste p1aats in de winter" in het rangeerterrein De Rietlanden frequenteerde. In 1941 zou op een meer permanente aanwezigheid 1982 waren hier nog twee territoria maar daarna is kunnen duiden, daar dezelfde kwa1ificatie gebezigd de soort er niet meer gezien. In 1962-72 was de werd voor terreinen in Amsterdam-Oost en -Zuid, Kuifleeuwerik in aile seizoenen aanwezig in het waar de soort in die jaren broedde. Van het voor­ Industriegebied Overamste1, hetgeen op broeden komen in de naoorlogse nieuwbouw van Amster­ ter plekke duidt. dam-Noord zijn de gegevens summier. Ret lijkt aannemelijk dat hier, zeker tijdens de bouwperiode Amsterdam Zuidoost Retjaar van vestiging in de in de jaren zestig en zeventig, een vrij omvangrijke Bijlmer is niet bekend. In 1972-85 zijn er ve1e waar­ popu1atie aanwezig is geweest. In 1965-70 was de nemingen verricht, waaruit echter moeilijk op te Kuifleeuwerik met 4-5 paar present in Nieuw­ maken is om hoeveel paar het ging. Volgens Van en eind jaren zeventig en beginjaren den Berg (1977) was de Kuifleeuwerik in 1972-76 tachtig was de soort daar in de broedtijd nog aan­ een "vrij schaarse broedvoge1" in de Bij1mer. Vo­ wezig. In 1970-73 broedde de Kuifleeuwerik waar­ gelwerkgroep Avifauna West-Nederland (1981) schijnlijk ook in Banne . Uit deze wijk is karteerde in 1975 voor gehee1 Amsterdam-Zuid­ vervo1gens aileen nog een melding van een exem­ oost (Diemen, Duivendrecht, Bijlmer) 21-25 paar. p1aar in juni 1988 bekend. In 1974-76 en 1981 broedden in Diemen 1-2 paar, terwijl Teunissen (1978) zes paar opgaf voor de Biotoop en stadsuitbreidingen Bijlmer in 1977. In Diemen-ZuidjVenserpolder was de Kuifleeuwerik in ieder geval vanaf 1976 (een A1s oorspronkelijke bewoner van steppen en ha1f­ paar) tot en met 1991 (twee paar) aanwezig, met woestijnen heeft de Kuifleeuwerik een voorkeur een maximum van 10 paar in 1983 (tabel 1). In voor droge en sne1 opwarmende terreinen met een Gaasperdam broedde de soort vanaf 1975 (een vegetatiebedekking van niet meer dan 50%. De paar) tot en met 1992 (vier paar), met een maxi­ samenstelling van het substraat kan varieren van mum van tien paar in 1988 (tabel 1). Gaasperdam zandige klei tot kleiYge zandgrond, maar moet een is thans de enige 10catie in de regio Amsterdam flink aandee1 van fijnere deeltjes bevatten; pure waar de Kuifleeuwerik nog broedt. zand- of kleigronden worden gemeden (Glutz von Blotzheim & Bauer 1985, Ptitzold 1986). In tegen­ Amsterdam-Noord Gegevens van v66r 1960 zijn stelling tot de Veldleeuwerik Alauda arvensis, die schaars. Er is een waarneming uit de broedtijd bij in open gebieden voorkomt en terreinen die gren­ het Oostzanergat in 1926, terwij1 de soort in de zen aan bosranden of hoge gebouwen mijdt, is de Kuifleeuwerik tolerant ten aanzien van een zekere Tabel I. Aantallen broedparen van de Kuifleeuwerik in de wijken mate van beslotenheid van het biotoop. In Neder­ Diemen-Zuid/Venserpolder en Gaasperdam (Amsterdam-Zuid­ land zijn het voornamelijk ruderale terreinen die oost) in 1975-92. De opgegeven aantallen betreffen minima. Mi­ aan de biotoopeisen vo1doen en ''het is dus volko­ nimum number ofbreeding pairs of Crested Lark Galerida cri­ men in den haak, dat wij de Kuifleeuwerik in de stata in two southeastern suburbs ofAmsterdam in 1975-92. tijde1ijke stadswoestijnen en in de naburige straten Diemen-Zuid/ Gaasperdam aantreffen" (de Beaufort 1941). Venserpolder 1975 Stadsuitbreidingen Bestaat er nu ook een aan­ 1976 toonbaar verband tussen de stadsuitbreidingen in 1977 1978 Amsterdam en de verspreiding van de Kuifleeuwe­ 1979 rik in deze regio? Om dit te kunnen beoordelen 1980 2 wordt hier in het kort de uitbreiding van Amster­ 1981 4 2 dam in deze eeuw geschetst. 1982 7 ? 1983 10 ? De Woningwet van 1901 verp1ichtte gemeenten 1984 8 3 tot het voeren van be1eid op het gebied van de 1985 9 4 volkshuisvesting en bepaa1de dat gemeenten met 1986 6 6 meer dan 10 000 inwoners een uitbreidingsplan 1987 5 9 1988 3 10 moesten opstellen. Plan-Zuid (nu Rivieren-, Beet­ 1989 3 5 hoven- en Olympiabuurt), gebouwd in de jaren 1990 1 5 twintig en dertig, was de eerste omvangrijke stads­ 1991 I 4 uitbreiding in de sfeer van de Woningwet in Am­ 1992 0 4 sterdam. Deze wijk werd gekenmerkt door zijn

148 Limosa 66 (1993) 4 ruime opzet, hetgeen een definitieve breuk met de geen het ontstaan van een ruderale vegetatie bevor­ benauwde bouwstijl van de 19de eeuw betekende. derde. Het aldus ontstane broedbiotoop werd In dezelfde periode kwamen ook grote wijken in doorgaans gekenmerkt door een zekere mate van Amsterdam-West (Plan-West) en kleinere in Am­ rommeligheid. De aanwezigheid van enig relief in sterdam-Oost en -Noord tot stand. de vorm van hopen zand, aarde of puin lijkt de In 1935 werd een Algemeen Uitbreidings Plan terreinen voor de Kuifleeuwerik aantrekkelijker te (AUP) door de gemeenteraad vastgesteld. Dit hebben gemaakt. Foeragerende vogels werden ook AUP voorzag in de bouw van een aantal grote veelvuldig op trottoirs aangetroffen. De overige woonwijken ("tuinsteden") in Amsterdam-West en terreinen waar de Kuifleeuwerik' in Amsterdam -Zuid. In 1958 werd het AUP aangevuld met een broedde (rangeerterreinen en industriegebieden) structuurplan voor de uitbreiding van Amsterdam­ hadden eveneens een ruderaal karakter, zij het dat Noord. Het structuurplan Zuid-Zuidoost legde ­ het biotoop hier vaak een wat langer leven bescho­ eveneens in 1958 - de basis voor de bouw van de ren was dan in de stadsuitbreidingen. wijken Bijlmer en Gaasperdam. Met de bouw van de eerste wijk in het kader van het AUP (Bos en Discussie Lommer) werd in 1937 begonnen, maar door het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog kwam het Aantallen in Amsterdam Over de aantallen gedu­ werk hier stil te liggen. Hierdoor bleven in Amster­ rende de eerste 15-20 jaar van vestiging in Amster­ dam-West en -Zuid reeds opgehoogde terreinen dam valt nu weinig meer te zeggen, maar het lijkt een aantal jaren braak liggen. Na de oorlog werd redelijk te veronderstellen dat het omstreeks 1930 de bouw op deze terreinen hervat. om hoogstens 10-20 paar ging. Over de ontwikke­ In 1947-48 werd begonnen met de ophogingen ling van de populatie in de jaren dertig is weinig voor het toekomstige Slotermeer, waar in 1951 de bekend, maar waarschijnlijk waren de aantallen eerste paal werd geslagen. Hierna volgden Geuzen­ niet veeI hoger dan in de jaren twintig. Vanaf 1940 veld (1953), Osdorp (1954), Slotervaart (1956) en nam het aantal duidelijk toe tot een maximum van Overtoomseveld (1957). In het begin van dejaren 30-35 paar in de jaren 1946-48. Dat door het uit­ zestig werd met de bouw van Buitenveldert en breken van de oorlog de bouw in Amsterdam-West Nieuw-Noord begonnen. Bijlmer, Diemen-Zuid, en -Zuid stil kwam te liggen en reeds opgehoogde Venserpolder en Gaasperdam ontstonden vanaf terreinen een aantal jaren een "natuurlijke" ont­ 1966 tot eind jaren tachtig. Tenslotte kan nog het wikkeling door konden maken, heeft de populatie­ Westelijk Havengebied genoemd worden, dat door ontwikkeling in de jaren veertig gunstig belnvloed. opspuitingen vanaf 1958 tot in de jaren zeventig De periode 1940-50 markeert de eerste bloeiperi­ ontstond en waar grote gedeelten lange tijd onbe­ ode van de Kuifleeuwerik in Amsterdam. Vanuit bouwd bleven. deze gunstige uitgangspositie konden de terreinen Door de jaren heen vertoont de verspreiding van die na 1950 ontstonden snel bezet worden. Hoewel de Kuifleeuwerik een opvallende samenhang met het moeilijk is een duidelijk beeld te krijgen van het het verloop van bouwactiviteiten (figuur 1 en 2). populatieverloop in de jaren vijftig, zal het totaal De soort vestigde zich doorgaans spoedig nadat de in Amsterdam toen ten minste 40 paar zijn geweest. terreinen enigszins begroeid waren geraakt. Voor Als gevolg van de uitgebreide bouwactiviteiten de verspreiding van de Kuifleeuwerik in Amster­ nam het aantal geschikte terreinen snel toe. In heel dam blijkt de Woningwet van 1901, en vooral het Amsterdam tezamen hebben in de eerste helft van daaruit voortvloeiende Algemeen Uitbreidings de jarenzestig- de tweede "bloeiperiode"- zo'n 75­ Plan van 1935, van direct belang te zijn geweest. 80 paar gebroed. In de jaren zeventig begon het aantal broedparen te dalen. Vogelwerkgroep Avi­ Biotoopkeus in Amsterdam In de jaren twintig fauna West-Nederland (1981) kwam in 1972-76 op en dertig kwam de Kuifleeuwerik in Amsterdam een totaal van 52-60 paar. Daarna is het snel berg­ voornamelijk voor op zandterreinen in en langs de afwaarts gegaan. Vanaf de jaren tachtig heeft de rand van de toenmalige nieuwbouwwijken (Plan­ Kuifleeuwerik, op een enkel paar in Amsterdam­ Zuid en Plan-West). Behalve aan de randen van West na, aileen in Amsterdam-Zuidoost in noe­ deze stadsuitbreidingen waren geschikte terreinen menswaardige aantallen gebroed. In het midden slechts van zeer tijdelijke aard vanwege de toen van de jaren tachtig was het totaal tot c. 15 gedaald toegepaste bouwstijl van gesloten woonblokken. en in 1992 broedden er in de regio Amsterdam niet De opzet van de naoorlogse wijken verschilde aan­ meer dan vier paar. zienlijk met die uit de jaren twintig en dertig. Er werd gebroken met het gesloten woonblok en ge­ Ontwikkelingen elders De opkomst van de Kuif­ kozen voor het strokenbouwmodel, waardoor de leeuwerik als broedvogel in Amsterdam yond wijken een meer open karakter kregen. Vaak was plaats in een periode toen de soort in Nederland kort na het ophogen, om stuiven te voorkomen, waarschijnlijk zijn optimale verspreiding had be­ een laagje veenaarde op het zand aangebracht, het- reikt en snel nieuw beschikbaar gekomen biotoop

Limosa 66 (/993) 4 149 Biotoop van Kuifleeuwerik in weste1ijke tuinsteden van Amsterdam in 1959 (Histo­ risch-topografische Atlas van het Gemeentearchief van Amsterdam). Habitat of Crested Lark Galerida cristata in western suburbs ofAmsterdam in 1959.

Dezelfde locatie in 1992 (Pe­ ter Elenbaas). The same lo­ cation in 1992. kon bezetten. Dit gold niet aIleen voor de terreinen teruit. AIleen in Zuid- en ZO-Europa is de saort in en om Amsterdam, want ook de IJsselmeerpol­ nog steeds een algemene verschijning. ders (Wieringermeer vanaf 1934, Noordoostpolder vanaf 1943) werden in die tijd in hoog tempo geko­ Oorzaken van a/name Hustings et at. (1992) be­ 10niseerd (Geurkink 1939, Muller 1945). De af­ spraken de verschillende in de 1iteratuur geopperde name in Amsterdam Yond eveneens synchroon met oorzaken van de achteruitgang van de Kuifleeuwe­ de ontwikkelingen elders in Nederland plaats. De rik. Zij kwamen tot de conc1usie dat er geen rede­ Kuifleeuwerik is de laatste decennia in Nederland nen zijn om aan te nemen dat de afname veroor­ enorm in aantal achteruitgegaan. Werd het aantal zaakt is door klimato10gische omstandigheden en in de jaren 1973-77 nog geschat op 3000-5000 de inv10ed van verruiging door "zure regen" lijkt broedparen (Teixeira 1979), in de periode 1985-86 evenmin van betekenis te zijn geweest. Hierbij kun­ was dit aantal gedaa1d tot 1000-2000 (SOVON 1987). nen wij ons geheel aans1uiten. Ook het verdwijnen De schatting voor 1991 bedraagt niet meer dan van het paard uit het straatbee1d lijkt geen factor 400-450 paren, terwijl een aanta1 van 5000-10 000 van belang te zijn. Dit ge1dt zeker voor Amster­ in de jaren vijftig mogelijk lijkt (Hustings et al. dam, waar paarden tijdens de jaren waarin de Kuif­ 1992). Niet aIleen in Nederland, maar ook elders in 1eeuwerik zijn maxima1e populatie bereikte (1960­ Europa gaat de Kuifleeuwerik sterk in aanta1 ach- 70) a1 een zeldzaamheid waren. Recreanten zullen

150 Limosa 66 (1993) 4 zeker hier en daar een negatieve invloed gehad Kuifleeuwerik echter niet te bevorderen. In tegen­ hebben, maar dergelijke verstoring kwam ook voor stelling tot de in de jaren vijftig en zestig gebouwde tijdens de topjaren van de Kuifleeuwerik. In Duits­ wijken zijn deze kleinschalig van opzet en worden land vastgestelde nestplaatsen op een verkeersheu­ in hoog tempo voltooid, waarbij weinig of geen vel bij een druk kruispunt en in plantenbakken op gedeelten braak blijven liggen. Alles is in enkele het parkeerterrein van een supermarkt (Baumann jaren klaar en netjes aangeharkt. Ret valt niet te 1987) duiden niet op overgevoeligheid in dit op­ verwachten dat de Kuifleeuwerik in Amsterdam zichl. Voor het geschikt blijven van het biotoop in nog eens aantallen zal bereiken vergelijkbaar met Amsterdam lijkt een zekere mate van "verstoring" die van de jaren 1940-80. De soort is een zeldzame zelfs onontbeerlijk te zijn geweest. Met name de verschijning geworden en zal misschien zelfs hele­ spelende jeugd heeft vaak jarenlang bijgedragen maal verdwijnen. Speciale beschermingsmaatrege­ aan het in stand houden van geschikte biotopen. len voor de Kuifleeuwerik zijn, gezien zijn "natuur­ Door gegraaf en het crossen met fietsen en brom­ onvriendelijke" biotoopvoorkeur, in Amsterdam, mers (dat in de jaren vijftig en zestig nog niet zulke evenals elders, moeilijk uitvoerbaar. excessieve vormen had aangenomen als tegen­ woordig) werd in veel gevallen voorkomen dat de Dankwoord Ongepubliceerde gegevens werden ont­ vangen van J. J. M. Andriese, Paul Bohre, Luit Buurma, vegetatie te hoog en te dicht werd. Guus van Duin, J. J, Frieswijk, Guido Keijl, Peter Meij­ Al met allijkt de teruggang van de Kuifleeuwerik er, Rob Sjouken, K. H. Voous, Willem van der Waal en in Amsterdam, evenals elders in Nederland, in de J. Walters, waarvoor wij hen hartelijk bedanken. Kees eerste plaats het gevolg te zijn van het verdwijnen Mostert verschafte gegevens uit het archiefvan de Vogel­ van geschikt biotoop. De gedurende de naoorlogse werkgroep Avifauna West-Nederland. J. Walters bekriti­ bouwhausse verrezen wijken hebben hun voltooi­ seerde het manuscript. Fred Hustings leverde commen­ ing bereikt en alle rommelige terreintjes zijn ver­ taar op een eerdere versie van dit artikel. Peter Elenbaas, dwenen, hetzij door bebouwing dan wei door hun het Gemeentearchief van Amsterdam en Sdu Uitgeverij transformatie in "fatsoenlijke" stadsplantsoenen. Koninginnegracht gaven toestemming voor het gebruik van de foto's. Bovendien werd door het steeds schaarser worden van woningbouwlocaties in Amsterdam in de jaren tachtig begonnen met de zogenaamde verdich­ Summary tingsbouw, waarbij terreinen die onbebouwd wa­ During the last two decades, the number ofCrested Larks ren gebleven alsnog volgebouwd werden. Ook wer­ breeding in Amsterdam and in The in gene­ den veeI wegenstelsels voltooid, waarvan de ral has decreased dramatically. Although the species esta­ dijklichamen in een eerd'er stadium nog geschikt blished itself in The Netherlands during the early 19th biotoop boden. Als gevolg van deze ontwikkelin­ century and had become widespread as a breeding bird gen gingen de meeste terreinen in Amsterdam, around 1900, it first bred in Amsterdam only as late as waar de Kuifleeuwerik nog in kleine aantallen the InOs. At that time, vast building schemes were car­ voorkwam, gedurende de afgelopen tien jaar ver­ ried out in the southern and western outskirts of the loren. In het Westelijk Ravengebied verdween het Dutch capital, temporarily offering ruderal habitats to the species. During this period the local population may biotoop na een aantal jaren door natuurlijke suc­ have amounted to 10-20 pairs. cessie van de vegetatie, hoewel op aanzienlijke ter­ In 1935 a huge plan was launched for the construction reingedeelten waar dit niet gebeurde de Kuifleeu­ of large suburbs in the western, southern and northern werik ook niet (meer) voorkoml. Ret verdwijnen parts of the city. In 1937 the work started but it was van de soort uit het Oostelijk Ravengebied hangt topped later due to war conditions. During 1940-45, con­ zeer waarschijnlijk samen met de opheffing van het struction sites laid waste for several years. By 1946-48 the rangeerterrein De Rietlanden, waarna de vegetatie Crested Lark population had increased to 30-35 pairs. In al spoedig te dicht werd. the early 1950s building activities were resumed and much new ruderal habitat became available. The popu­ lation gradually increased, reaching a maximum of 75-80 Toekomst Uit de wijken die in de laatste vijf jaar pairs during the I960s. Although further town extentions werden gebouwd in Amsterdam-West (Middel­ in the southeastern part of Amsterdam continued to pro­ veldsche Akerpolder, Nieuw-Geuzenveld, Nieuw­ vide new habitat, a decrease became apparent from the Sioten) zijn tot nu toe geen broedgevallen bekend 1970s onwards. During the mid-1970s there were still 50­ geworden. Van deze drie locaties werden alleen in 60 breeding pairs but by the mid-1980s this number had de Middelveldsche Akerpolder de afgelopen jaren declined to c. 15 pairs. In 1992, only four pairs remained een paar maal Kuifleeuweriken gezien. In Nieuw­ in Amsterdam. Relatively few Crested Larks bred in in­ Sloten liggen op het moment aanzienlijke opper­ dustrial areas or along railway tracks and today the spe­ cies is absent from such areas. vlakten ogenschijnlijk geschikt terrein braak en een Over the years, the Crested Lark's distribution pattern (tijdelijke) vestiging lijkt hier tot de mogelijkheden in Amsterdam reflected the sequence of suburban buil­ te behoren. ding activities. In all districts, the species reached its De huidige bouwtechniek, zoals toegepast in bo­ maximum population size some years after building had vengenoemde wijken, lijkt de vestiging van de started, when patches of wasteland provided suitable

Limosa 66 (1993) 4 151 breeding sites. All districts built in 1920-70 were large Kuifleeuweriken Galerida cristata op hun retour. scale projects in which extensive areas of wasteland were Vogeljaar 40: 145-156. available for considerable periods oftime. Although buil­ MULLER J. H. 1945. Noordoostpolderbewoners, 6e be­ ding still continues, current construction techniques are richt; broedseizoen 1944 en 1945. Limosa 18: 25-49. unfavourable for the Crested Lark, as building takes OVERMAAT J. G. S. 1943. Bij hetnest van Galerida cristata place on a small scale and is carried out rapidly. cristata L. Ardea 32: 135 & Plaat VII. Several reasons have been put forward to explain the OVERMAAT J. G. S. (''1.0.'') 1946. Bij de Kuifleeuwerikjes decline of the species in The Netherlands and elsewhere in Amsterdam-West - "nieuweling" in de buurt. De in Europe, including climatic changes, the disappearance Nieuwe Dag, 24 april 1946. of horses, human disturbance and acid rain. However, PATZOLD R. 1986. Heidelerche und Haubenlerche. none oftheseappear to explain the decline ofthe Crested Tweede druk. Ziemsen Verlag, Wittenberg. Lark in Amsterdam, which seems to be largely - if not RUITENBEEK W., SCHARRINGA C. J. G. & ZOMERDIJK P. J. entirely - due to the completion of suburban expansions 1990. Broedvogels van Noord-Holland. Stichting and the subsequent loss of habitat. Moreover, current Samenwerkende Vogelwerkgroepen Noord-Hol­ building strategies do not provide new habitat. There­ land, Assendelft. fore, it is not to be expected that the Crested Lark will SCHLEGEL H. 1859. De vogels van Nederland. Noothoven ever again occur in Amsterdam in numbers comparable van Goor, Leiden. to those of 1940-80. SLUITERS J. E. 1952. Plan Tuinstad Slotermeer. Natura 49: 90-93. Literatuur SOVON 1987. Atlas van de Nederlandse vogels. Samen­ werkende Organisaties Vogelonderzoek Neder­ land, Arnhem. ANONYMUS sine anna (= 1937). Vogels van Amsterdam. SWART A. N. 1968. Vogels van en Diemerzee­ Nederlandsche Natuurhistorische Vereeniging, dijk. Eigen publikatie. Amsterdam. TEIXEIRA R. M. (red.) 1979. Atlas van de Nederlandse BAUMANN C. 1987. Zur Brutbiologie der Haubenlerche broedvogels. Natuurmonumenten, 's Graveland. Galerida cristata in Braunschweig. Braunschw. Na­ TEUNISSEN B. 1978. Vogelinventarisatie bebouwde kom turk. Schr. 2: 725-750. Bijlmermeer 1977. Verslag Vereniging Bijlmerna­ DE BEAUFORT L. F. 1941. De fauna van Amsterdam. In tuur, Amsterdam. Amsterdam natuurhistorisch gezien, p. 141-147. THIJSSE J. P. 1913. Het vogeljaar. Tweede druk. Versluys, Scheltema & Holkema, Amsterdam. Amsterdam. VAN DEN BERG M. 1977. Avifauna Amstelland. Provinci­ VISSER J. A. 1919. Kuifleeuwerik te Amsterdam. Levende ale Planologische Dienst van Noord-Holland, Nat. 23: 431. Haarlem. VOGELWERKGROEP AVIFAUNA WEST-NEDERLAND 1981. BLEKENDAAL P. H. sine anna (= 1970). De vogels van de Randstad en broedvogels. Vogelwerkgroep Avifau­ Haarlemmermeerpolder. Eigen publikatie. naWest-Nederland, Tilburg. BOEKEMA E. J., GLAS P. & HULSCHER J. B. 1983. De vogels WALTERS J. 1952. De avifauna van de uitbreidingsplan­ van de provincie Groningen. Wolters-Noord­ nen in Amsterdam-W. (van October 1949 tot en met hoff/ Bouma's Boekhuis, Groningen. December 1951). Limosa 25: 34-66. BROUWER G. A. 1945. Broedvogels 1943. Ardea 33: 137­ -- 1953. De avifauna van de uitbreidingsplannen in 202. Amsterdam W. in 1952. Limosa 26: 32-49. VAN DROOGE J. H. U. 1971. Vogelwaarnemingen, voor­ -- 1954. De avifauna van de uitbreidingsplannen in namelijk van 1971, in een deel van Amsterdam Amsterdam West in 1953. Limosa 27: 29-38. Nieuw Zuid en Buitenveldert. Meded. blad KNNV -- 1990. De broedvogels van het Westelijk Havenge­ Vogelwerkgroep Amsterdam 9(2): 29-33. bied van Amsterdam, I. Zangvogels (tot en met VAN ERVE F. J. H., MOLLER PILLOT H. K. M, WITTGEN 1988). Eigen publikatie. A. B. L. M., BRAAKSMA S., KNIPPENBERG W. H. T. -- 1992. De broedvogels van Tuinstad Slotermeer te & LANGENHOFF V. F. M. 1967. Avifauna van Noord­ Amsterdam. Eigen publikatie. Brabant. Van Gorcum, Assen. ZOMERDIJK P. J., VAN ORDEN C., ZWART K., VERKERK FRIESWIJK J. J. 1968. De vogelwereld van het Amster­ W., MUUSERS B., FABRITIUS H. E. & DE VRIES C. damse Bos. Wetensch. Meded. Kon. Ned. Natuurh. 1971. Broedvogels van Noord-Holland Noord. Veren. No. 74, Hoogwoud. Heijnis, Zaandijk. GEURKINK H. 1939. Ontwikkeling van de vogelwereld in de Wieringermeer 1934-1938. Levende Nat. 44: 252­ 255. GLUTZ VON BLOTZHEIM U. N. & BAUER K. M. 1985. C. J. Hazevoet, Instituut voor Taxonomische Handbuch der Vogel Mitteleuropas, 10. Aula Ver­ Zo6"logie, Universiteit van Amsterdam, Postbus lag, Wiesbaden. 4766, 1009 ATAmsterdam HEIMANS J. 1928. Posthorentjes en Kuifleeuweriken. Le­ R. J. J. Vlek, Spuistraat 302, 1012 VX Amster­ vende Nat. 33:268. dam -- 1930. Wintervogels in Amsterdam. Levende Nat. F. Vogelzang, Jan Nautahof28, 1106 ZD Am­ 35: 47-48. HUSTINGS F. 1990. Tegenwoordig is het straatbeeld zon­ sterdam der Kuifleeuwerik. Limburgse Vogels 2: 70-73. HUSTINGS F., BEKHUIS J., BIJLSMA R. G. & POST F. 1992. Aanvaard voor opname 24 augustus 1993

152 Limosa 66 (1993) 4