Rotterdam

De woonwijk Ommoord ligt aan de noordoostelijke stadsrand van , ten zuiden van het riviertje de Rotte en het Lage Bergsche Bos. In het oosten grenst Ommoord aan de Capelseweg en de wijk , in het zuiden de President Rooseveltweg en verderop rijksweg A20 en in het westen ligt de John Mottweg en . Ommoord is een deelinvulling van een groter totaalplan voor Rotterdam-Oost, ingebed in een uitgestrekt netwerk van wegen en metrolijnen. Het geselecteerde gebied is de centrale hoogbouwzone van Ommoord.

Het stedenbouwkundig plan Ommoord is door Lotte Stam-Beese vanaf 1962 ontworpen, als uitwerking van het Uitbreidingsplan Prins Alexanderpolder (1957) en de Structuurschets Rotterdam-oost/Capelle aan den IJssel (1959). De voormalige Bauhaus-leerlinge, lid van de Rotterdamse architectengroep Opbouw en echtgenote van architect Mart Stam (met wie ze in de jaren dertig nieuwe Russische steden ontwierp), werkte in Rotterdam sinds 1946. Zij was de ontwerpster van de Rotterdamse woonwijken (1946), (1949), Oude Land (1955), (1959), Alexanderpolder en Ommoord. In 1953 maakte Stam-Beese met Opbouw een studieontwerp voor bebouwing van de Alexanderpolder voor het 9e CIAM- congres in Aix-en-Provence, met als thema Habitat. Het een ontwerp bestond uit vier ‘verticale woonbuurten’ met grote gedifferentieerde woongebouwen en een ‘core’ met voorzieningen. Dit was een voorbode van het hoogbouwdeel van Ommoord. De verkaveling en de grote, hoge gebouwen betekenden een enorme schaalvergroting in de stedenbouwkundige opzet en leken een breuk met de oorspronkelijke bedoeling van de wooneenheid van de eerste naoorlogse jaren. In de eerste opzet uit 1962 bestond de bebouwing uit een mix van 15% hoogbouw met laag- en middelhoogbouw. Vanwege de kosten werd de etagebouw geschrapt, kwam er meer hoogbouw en ging de laagbouw naar de randen. In augustus 1963 kwamen extra torens van veertien bouwlagen in het ontwerp en zijn de eerste hovenvormen zichtbaar. Uiteindelijk koos men in september 1965 voor de strenge scheiding tussen hoog- en laagbouw uit het oogpunt van een optimale lichtinval in de woningen, een ruime inrichting van het groen tussen de woongebouwen, een efficiënte bouwproductiestroom door de eenvormige verkaveling en de toepassing van industriële en gestandaardiseerde bouwsystemen. Het centrale hoogbouwgebied kent een eenvoudige hoofdopzet: een ruitvormige ontsluitingsstructuur met daarbinnen zes ensembles, twee oostweststroken van drie hoogbouwensembles, gescheiden door twee noordzuidlopende groenzones. De ensembles bestaan uit rechte en geknikte flats, gespiegeld of gedraaid ten opzichte van elkaar, in een groene, open hofvorm. De metrolijn steekt vanuit het zuiden het gebied in en splitst zich tussen de twee rijen ensembles in een westelijke en oostelijke tak. Aan de metrostations (twee westelijk, een oostelijk) liggen de buurtwinkelcentra en sociaal-culturele voorzieningen. (Een groot wijkwinkelcentrum ligt bij station Rotterdam-Alexander). Bij de woningbouwensembles vormen de groen- en waterstructuren de schakel tussen de grootschaligheid van de hoogbouw en de ‘menselijke maat’ met gebogen paden en kleinschalige groene invulling. Om de ringweg liggen acht laagbouwwijken, waaraan de ontwikkeling van de architectuur- en stedenbouw in de woonwijken goed is af te lezen. De doelgroepen voor Ommoord waren werkenden vanuit de stadskern en in de regio. Het aantal woningen in Ommoord werd in 1965, na een aantal verdichtingsrondes in de planvorming, vastgesteld op 10.000. De uitvoering vond plaats van 1967 tot 1975 (voor de laagbouwbuurten ging dit door tot 1985). Bij de hoogbouw is gebruik gemaakt van een gietbouwsysteem, waarmee wanden en vloeren werden gegoten door middel van een tunnelbekisting. Architect was R.H. Fledderus, het bouwbedrijf was ERA woningindustrie N.V. van J.P. van Eesteren uit Rotterdam. Ommoord bevatte in oorsprong 2016 galerijwoningen, waarvan 39% particuliere, ongesubsidieerde bouw door een aantal commerciële bouwondernemingen en 61% is gesubsidieerde bouw. Door de compositie van de bouwvolumes en de geknikte flats hebben de ensembles een sterk driedimensionaal beeld. Door de gelijkmatige vormgeving, de herhaling en de lichte kleuren heeft de architectuur tegelijkertijd een terughoudend karakter.

Door de lange uitvoeringsduur en het verschillende karakter van de laagbouwbuurten is een staalkaart van naoorlogse woningbouwprogramma’s en -bouwproductie zichtbaar in de wijk. Het oorspronkelijke hoogbouwprogramma stagneerde vanaf de vroege jaren zeventig, bijvoorbeeld in het noordelijk deel langs de Rotte. Ook zijn delen niet gerealiseerd: Witsenburgh, de middelste laagbouwwijk aan de noordrand, is door de crisis in de woningbouwmarkt rond 1973 omgezet in het wijkpark Ommoordseveld. Belangrijke aanpassingen na de realisatie in het centrale gebied betreffen de verdichting met hoogbouw, middelhoog- en laagbouw, en uitbreiding/vernieuwing van de winkelcentra. Ook blijkt het onderhoud van het gemeenschappelijke groen moeilijk te handhaven. Men gaat over tot vervanging door ‘onderhoudsarm’ groen en afsluiting van tuinen. BIQ architects heeft een aantal flats gerenoveerd, ontsluitingen van de galerijen aangepast en de flats gedifferentieerd naar diverse bewonersgroepen.

Versie 16/3/2013