datum 21 november 2016 Hogere grenswaardenbeleid Wet versie definitief geluidhinder gemeente Nissewaard Auteur(s) J.O. Smit

Beleid en Projecten

Postadres Postbus 25, 3200 AA Bezoekadres Raadhuislaan 106, 3201 EL Spijkenisse Telefoon 14 0181 E-mail [email protected] www nissewaard.nl

Voorwoord

In zowel de voormalige gemeente Spijkenisse als de voormalige gemeente was een beleid ten aanzien van het vaststellen van hogere grenswaarden in het kader van de Wet geluidhinder van kracht. Dit beleid bepaald in welke gevallen en onder welke voorwaarden hogere geluidsbelastingen dan de voorkeursnormen uit de Wet geluidhinder worden toegestaan op woningen en andere geluidsgevoelige objecten. Nu Spijkenisse en Bernisse per 1 januari 2015 gefuseerd zijn tot de nieuwe gemeente Nissewaard dienen op basis van de Wet arhi alle gemeentelijke voorschriften binnen twee jaar opnieuw vastgesteld of herzien te worden. Om deze reden is de nu voorliggende herziene versie van het beleid Hogere grenswaarde opgesteld. Aangezien de inhoudelijke verschillen tussen de nota’s uit Spijkenisse en Bernisse beperkt waren is ervoor gekozen om de meest recente nota, die van de voormalige gemeente Bernisse, als uitgangspunt voor deze herziening te gebruiken. De inhoud van deze nota is geheel gelijk gebleven. Er is enkel een actualiteitsslag uitgevoerd t.a.v. geldende wetgeving en naamgeving.

Samenvatting

Inleiding In de Wet geluidhinder en de daarop gebaseerde uitvoeringsregelingen zijn normen opgenomen voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting van onder meer wegverkeer, spoorwegverkeer en industrie. De regelgeving gaat daarbij uit van voorkeursgrenswaarden en maximaal toelaatbare grenswaarden. Een geluidbelasting onder de voorkeursgrenswaarde wordt aanvaardbaar geacht, terwijl een geluidbelasting boven de maximale grenswaarden niet is toegestaan. In een situatie, waarin de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden, kan een hogere waarde worden vastgesteld. Dit is alleen mogelijk als de maximale grenswaarde niet wordt overschreden en als wordt voldaan aan bepaalde wettelijke voorwaarden.

Achtergrond Sinds 2007 ligt de bevoegdheid tot vaststelling van hogere waarden geluidshinder bij het College van Burgemeester en Wethouders (hierna: B&W) van de betreffende gemeente. Bij het vaststellen van hogere waarden heeft B&W een zekere beleidsruimte. In deze nota wordt invulling gegeven aan die beleidsruimte. Het gaat daarbij om de afweging in welke gevallen en onder welke voorwaarden een vaststelling van een hogere waarde in de gemeente volgens B&W acceptabel en gewenst is (de motivatie, de onderbouwing van het besluit).

Hogere waardenbeleid Het hogere waardenbeleid continueert het reeds vigerende beleid van de gemeente en stuurt op een goede leefomgevingskwaliteit voor bewoners bij ruimtelijke planontwikkeling. Het aspect geluid speelt daarbij naast andere milieuaspecten en omgevingsfactoren een belangrijke rol. Het beleid is er dan ook op gericht om (nieuwe) geluidhindersituaties in de gemeente zoveel mogelijk te voorkomen. Daarbij geldt bovendien, dat wonen op locaties met een hoge geluidbelasting niet hoeft te tot een toename van de geluidhinder. Het hogere waardenbeleid dwingt af dat binnen de gemeente in een zo vroeg mogelijk stadium van de planvorming en bij verdere uitwerking van ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden met het geluidaspect.

In het hogere waardenbeleid is aangegeven in welke volgorde de verschillende categorieën geluidbeperkende maatregelen moeten worden onderzocht en zijn afgewogen, voordat een hogere waarde kan worden vastgesteld. De maatregelen, die de geluidbelasting beperken op de gevel van de geluidgevoelige bestemmingen hebben daarbij de voorkeur. Dit betekent dat eerst wordt onderzocht en overwogen of bronmaatregelen mogelijk zijn, vervolgens of overdrachtsmaatregelen mogelijk zijn en tot slot welke maatregelen bij de ontvanger kunnen worden getroffen. Indien geen doeltreffende maatregelen kunnen worden getroffen, zal worden gestuurd op geluidluwe gevel en/of een geluidluwe buitenruimte. Ook zal worden gestuurd op de indeling van de woning. Voorts is aangegeven in welke gevallen cumulatie van geluidbelastingen van verschillende bronnen, naar het oordeel van B&W, aanvaardbaar zouden kunnen zijn.

In uitzonderlijke situaties en indien er hogere waarden noodzakelijk zijn dan wettelijk is toegestaan voor het bouwplan, kan B&W overwegen gebruik te maken van de Interimwet stad-en- milieubenadering.

Procedure Het beleid kan alleen succesvol zijn als vroegtijdig in de ruimtelijke planfase, rekening wordt gehouden met het hogere waardenbeleid. Het is daarbij belangrijk dat het geluidaspect in een vroeg stadium wordt betrokken bij de te plannen ruimtelijke ontwikkelingen. In dit hogere waardenbeleid is daarom de procedure aangegeven die de gemeente zal volgen om een goede aansluiting tussen het hogere waardenbeleid en de ruimtelijke planvorming te waarborgen. Ook is het van belang dat de beheerder van een (spoor)weg of een industrieterrein vroegtijdig op de hoogte wordt gebracht van de ruimtelijke plannen.

Tot slot In hoofdstuk 2 zijn de toepasselijke regelgeving en de wettelijke voorwaarden voor het vaststellen van een hogere waarde uiteengezet. In hoofdstuk 3 komt het inhoudelijke hogere waardenbeleid aan de orde en vervolgens is in hoofdstuk 4 ingegaan op de procedurele aspecten. In hoofdstuk 5 zijn ten slotte enkele bijzondere situaties nader uitgewerkt, zoals onder andere de 30-km wegen en het afsprakenkader geluid en ruimtelijke ontwikkeling . Inhoudsopgave

1. Inleiding ...... 7 1.1 Achtergrond ...... 7 1.2 Status hogere waardenbeleid ...... 7 1.3 Reikwijdte en doel hogere waardenbeleid...... 8 1.4 Leeswijzer ...... 8

2. Wettelijk kader ...... 9 2.1 Algemeen ...... 9 2.2 Geluidgevoelige bestemmingen ...... 10 2.3 Voorkeursgrenswaarden en maximale grenswaarden ...... 10 2.4 Binnenwaarden ...... 11 2.5 Geluidbeperkende maatregelen ...... 11 2.6 Overwegende bezwaren ...... 12 2.7 Cumulatie ...... 12 2.8 Akoestisch onderzoek ...... 13 2.9 Bevoegd gezag ...... 13 2.10 Gerechtelijke procedures ...... 14

3. Hogere waardenbeleid ...... 16 3.1 Uitgangspunten van het hogere waardenbeleid ...... 16 3.2 Prioritering van de geluidbeperkende maatregelen ...... 16 3.3 Cumulatie ...... 19 3.4 Proces ...... 19

4. Procedure ...... 20 4.1 Afstemming ...... 20 4.2 Voorfase ...... 20 4.3 Hogere waardenprocedure ...... 22 4.4 Inschrijving in Kadaster ...... 23

5. Bijzondere situaties ...... 23 5.1 30 km-wegen en woonerven ...... 23 5.2 Scheepvaart ...... 24 5.3 Dove gevel ...... 24 5.4 Regionaal afsprakenkader geluid en ruimtelijke ontwikkeling ...... 25

Lijst met gebruikte afkortingen

- Awb : Algemene wet bestuursrecht - B&W : Het College van Burgemeester en wethouders van de gemeente Nissewaard - Bgh : Besluit geluidhinder - GS : het College van Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland - RMG 2012 : Reken- en meetvoorschrift geluid 2012 - Wabo : Wet algemene bepalingen omgevingsrecht - Wgh : Wet geluidhinder - Wro : Wet ruimtelijke ordening

1. Inleiding

De Wet geluidhinder (hierna: Wgh) bevat een uitgebreid systeem van regels ter bestrijding van geluidhinder en ter bescherming van de burger in zijn woonomgeving. De regels zijn bedoeld om de negatieve gezondheidseffecten, die geluidhinder kunnen veroorzaken, zoveel mogelijk te voorkomen of te verminderen.

In de Wgh en de daarop gebaseerde uitvoeringsregelingen zijn normen opgenomen voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting van onder meer wegverkeer, spoorwegverkeer en industrie. De regelgeving gaat daarbij uit van voorkeursgrenswaarden en maximaal toelaatbare grenswaarden. Een geluidbelasting onder de voorkeursgrenswaarde wordt aanvaardbaar geacht, terwijl een geluidbelasting boven de maximale grenswaarden niet is toegestaan. In een situatie, waarin de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden, kan een hogere waarde worden vastgesteld. Dit is alleen mogelijk als de maximale grenswaarde niet wordt overschreden en als wordt voldaan aan bepaalde wettelijke voorwaarden.

Het College van Burgemeester en Wethouders (hierna: B&W) is bevoegd om hogere waarden voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting vast te stellen. B&W heeft hierbij een zekere beleidsruimte. In deze nota wordt invulling gegeven aan die beleidsruimte.

1.1 Achtergrond

Sinds 2007 ligt de bevoegdheid tot vaststelling van hogere waarden geluidshinder bij het College van Burgemeester en Wethouders (hierna: B&W) van de betreffende gemeente. Bij het vaststellen van hogere waarden heeft B&W een zekere beleidsruimte. In deze nota wordt invulling gegeven aan die beleidsruimte. Het gaat daarbij om de afweging in welke gevallen en onder welke voorwaarden een vaststelling van een hogere waarde in de gemeente volgens B&W acceptabel en gewenst is (de motivatie, de onderbouwing van het besluit).

In zowel de voormalige gemeente Spijkenisse als de voormalige gemeente Bernisse was een beleid ten aanzien van het vaststellen van hogere grenswaarden in het kader van de Wet geluidhinder van kracht. Nu Spijkenisse en Bernisse per 1 januari 2015 gefuseerd zijn tot de nieuwe gemeente Nissewaard dienen op basis van de Wet arhi alle gemeentelijke voorschriften binnen twee jaar opnieuw vastgesteld of herzien te worden. Om deze reden is de nu voorliggende herziene versie van het beleid Hogere grenswaarde opgesteld.

Besluiten tot hogere waarden dienen te voldoen aan algemene beginselen van behoorlijk bestuur, zoals vastgelegd in de Awb. Het is in dat kader van belang een lokaal hogere waardenbeleid vast te stellen.

1.2 Status hogere waardenbeleid

Dit hogere waardenbeleid is vastgesteld in de vorm van een beleidsregel conform de Awb. Een beleidsregel in de zin van de Awb is een bij besluit vastgestelde algemene regel, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan. Het bestuursorgaan handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben, die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.

De regelgeving, waarop dit hogere waardenbeleid is gebaseerd en waar naar wordt verwezen, is de geldende regelgeving ten tijde van vaststelling van dit hogere waardenbeleid. In dit hogere waardenbeleid zijn de bevoegdheden van B&W ingevuld, zijn de werkwijzen en de te nemen belangenafwegingen inzichtelijk gemaakt en zijn onduidelijkheden en hiaten in de regelgeving nader uitgewerkt.

Dit hogere waardenbeleid is een leidraad voor partijen, die betrokken zijn bij de ontwikkeling van visies en plannen, zoals gemeentelijke dienstonderdelen, projectontwikkelaars, stedenbouwkundigen, architecten en hun (akoestische) adviseurs.

1.3 Reikwijdte en doel hogere waardenbeleid

In deze nota is het hogere waardenbeleid van de gemeente Nissewaard neergelegd. Hogere waarden voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting kunnen worden vastgesteld ten aanzien van toekomstige ontwikkelingen, zijnde nieuwbouw van woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen of de wijziging of aanleg van een gemeentelijke weg. Het vaststellen van een hogere waarde is mogelijk voor woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen, zoals onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen en andere gezondheidszorggebouwen.

Dit hogere waardenbeleid heeft alleen betrekking op wegverkeers-, spoorwegverkeers- en industrielawaai en heeft geen betrekking op bijvoorbeeld geluidhinder van evenementen, buren, brommers of luchtvaartlawaai.

Het hogere waardenbeleid zet primair in op beperking van de geluidbelasting op de gevel van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen. Wanneer geluidbelasting onvoldoende buiten de geluidgevoelige bestemming kan worden beperkt, wordt in die gevallen ingezet op het verbeteren van de geluidsituatie binnen de geluidgevoelige bestemming. Daarbij is het uitgangspunt dat ook wonen op locaties met een hoge geluidbelasting niet hoeft te leiden tot een toename van de geluidhinder. Het uiteindelijke doel is het zoveel mogelijk voorkomen of verminderen van (nieuwe) geluidhindersituaties in de gemeente.

Dit hogere waardenbeleid heeft in principe geen betrekking op vaststelling van ten hoogste toelaatbare geluidbelastingen op geluidgevoelige bestemmingen vanwege wijzing van een zone van een hoofdspoorweg, een provinciale weg, een rijksweg of een gezoneerd industrieterrein. Bij de wijziging van een zone van een van de genoemde bronnen is de bronbeheerder zelf of Gedeputeerde Staten verantwoordelijk voor de vaststelling. Echter de gemeente zal in het overleg haar beleid kenbaar maken en inzetten als een te overwegen handelswijze.

1.4 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 van dit hogere waardenbeleid bevat een uiteenzetting van het juridische kader. Hierin worden onder meer de toepasselijke regelgeving besproken en de wettelijke voorwaarden voor het vaststellen van een hogere waarde uiteengezet. In hoofdstuk 3 komt het inhoudelijke hogere waardenbeleid aan de orde en hoe B&W van de gemeente Nissewaard invulling wenst te geven aan de haar toekomende beleidsvrijheid. Vervolgens is in hoofdstuk 4 ingegaan op de procedurele aspecten. In hoofdstuk 5 zijn ten slotte enkele bijzondere situaties nader uitgewerkt, zoals onder andere de 30- km wegen en het afsprakenkader geluid en ruimtelijke ontwikkeling Rijnmond.. 2. Wettelijk kader

Aan de uitoefening van de bevoegdheid om een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting vast te stellen, zijn grenzen verbonden. In de Wgh en de daarop gebaseerde uitvoeringsbesluiten zijn voorwaarden verbonden aan het vaststellen van een hogere waarde.

Zo kan alleen een hogere waarde worden verleend in bepaalde situaties en alleen voor aangewezen geluidgevoelige bestemmingen. Daarnaast dient de hogere waarde te liggen binnen de marge van de voorkeursgrenswaarden en de maximale grenswaarden. Bovendien kan alleen een hogere waarde worden vastgesteld na een afweging van belangen en als geluidbeperkende maatregelen zijn overwogen. Tot slot zijn er procedurele voorschriften, die moeten worden gevolgd, voordat het besluit van een hogere waarde wordt vastgesteld.

In hoofdstuk 4 komen de procedurele voorschriften aan bod. In dit hoofdstuk volgt een uiteenzetting van het juridische kader, waarbinnen de bevoegdheid om op grond van artikel 110a van de Wgh hogere waarden vast te stellen, wordt uitgeoefend.

2.1 Algemeen

Het vaststellen van een hogere waarde is altijd gekoppeld aan een ruimtelijke ontwikkeling. De - juridische - aanleiding voor het vaststellen van een hogere waarde is dan ook altijd een procedure op grond van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro), een procedure op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo), dan wel een besluit van B&W op grond van artikel 81 van de Wgh of artikel 4.6 van het Besluit geluidhinder (hierna: Bgh).

In de volgende situaties kan sprake zijn van het vaststellen van een hogere waarde:

- bij de vaststelling van een bestemmingsplan (artikel 3.8 Wro); - bij reconstructie of aanleg van een weg anders dan in het kader van een vaststelling van een bestemmingsplan; - bij de omgevingsvergunning voor de afwijking van het bestemmingsplan (artikel 2.12, lid 1, onder a, onder 2° en 3° Wabo).

Een hogere waardenprocedure is alleen in het geding, indien de hierboven genoemde ruimtelijke ontwikkeling plaatsvindt binnen een zone of een zone creëert als bedoeld in de Wgh, of het Bgh en indien binnen die zone geluidgevoelige bestemmingen zijn gelegen.

Door de DCMR milieudienst Rijnmond is, in opdracht van de toenmalige Stadsregio (SRR), een handreiking 'Bouwen op geluidbelaste locaties' ontwikkeld waarin invulling is gegeven aan het hogere waardenbeleid (hierna: de handreiking). De handreiking is te vinden op de internetsite van DCMR milieudienst Rijnmond en wordt up-to-date gehouden met nieuwe ideeën uit het veld. 2.2 Geluidgevoelige bestemmingen

Het vaststellen van een hogere waarde heeft altijd betrekking op een door de Wgh of het Bgh aangewezen geluidgevoelige bestemming.

Het gaat daarbij als eerste om woningen. Dit zijn gebouwen, die voor bewoning worden gebruikt of daartoe bestemd zijn (artikel 1 Wgh). Uitgangspunt bij de hantering van het begrip ‘woning’ is dat de woning wordt gebruikt voor permanente bewoning door één gezin, daaronder begrepen samenwonende partners en alleenstaanden. Hierbij wordt dus geen onderscheid gemaakt tussen burgerwoningen en bedrijfswoningen. Recreatiewoningen, zijnde woningen die niet zijn bestemd voor permanente bewoning, vallen daarentegen niet onder dit begrip. Aldus is, naast het geldende bestemmingsplan of een verleende omgevingsvergunning ook het feitelijke gebruik belangrijk. Het is de feitelijke woonsituatie, die wordt beschermd. Gebouwen die niet voor permanente bewoning of een daarmee gelijk te stellen gebruiksvorm worden gebruikt of daarvoor zijn bestemd, vallen niet onder de werking van dit besluit. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om kantoren en bedrijfspanden.

Daarnaast zijn er andere geluidgevoelige gebouwen aangewezen. Dit zijn (artikel 1.2 Bgh):

• onderwijsgebouwen, • ziekenhuizen en verpleeghuizen, • verzorgingstehuizen, • psychiatrische inrichtingen, • kinderdagverblijven.

In de Wgh zijn tevens geluidgevoelige terreinen aangewezen. Dit zijn (artikel 1.2 Bgh)

- ligplaatsen voor woonschepen, - woonwagenstandplaatsen.

2.3 Voorkeursgrenswaarden en maximale grenswaarden

Een hogere waarde wordt vastgesteld in de bandbreedte tussen de voorkeursgrenswaarde en de wettelijke, maximale grenswaarde. De voorkeursgrenswaarde en de maximale grenswaarden verschillen per geluidbron (bijlage 2). De voorkeursgrenswaarde en de maximale grenswaarden verschillen ook voor woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen. In de handreiking “Bouwen op geluidsbelaste locaties” zijn, ter wille van de overzichtelijkheid, alleen de woningen behandeld. Voor de situaties en normen van andere geluidgevoelige bestemmingen wordt verwezen naar de artikelen in de regelgeving, die daarop betrekking hebben.

Bij het toetsen van een situatie aan de voorkeursgrenswaarde en de wettelijke, maximale grenswaarden uit de Wgh wordt uitgegaan van de situatie, zoals die zal zijn na realisatie van het ruimtelijk plan. Als bijvoorbeeld een buitenstedelijke situatie verandert in een stedelijke situatie, dan wordt getoetst aan de normen, die gelden voor de stedelijke situatie en wordt bij het vaststellen van de hogere waarde ook uitgegaan van de nieuwe situatie.

Hogere waarden in het kader van de Interimwet stad-en-milieubenadering Op grond van de Interimwet stad-en-milieubenadering kan, onder bepaalde voorwaarden, worden afgeweken van de maximale grenswaarden uit de Wgh (zie ook paragraaf 5.4). Hogere waarden, die op basis van deze wet zijn of worden vastgesteld, moeten in de latere Wgh- procedures worden gerespecteerd.

2.4 Binnenwaarden

Een hogere waarde kan alleen worden vastgesteld als wordt gegarandeerd dat zal worden voldaan aan de binnenwaarden, die gelden binnen geluidgevoelige ruimten of verblijfsruimten. De binnenwaarden gelden ingevolge de Wgh of ingevolge het Bouwbesluit. De binnenwaarden gelden in de geluidgevoelige ruimten van een woning of de verblijfsruimten van andere geluidgevoelige gebouwen.

Een geluidgevoelige ruimte binnen een woning is (artikel 1 Wgh):

• een ruimte binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon- of eetkamer wordt gebruikt of voor een zodanig gebruik is bestemd, alsmede een keuken van ten minste 11 m2.

Voor wegverkeerlawaai geldt een maximaal toelaatbare binnenwaarde van 33 dB in een woning. Voor spoorweglawaai geldt een maximaal toelaatbare binnenwaarde van 35 dB in een woning. De maximaal toelaatbare binnenwaarde voor industrielawaai bedraagt 35 dB(A)1 in een woning. Voor woningen die reeds aanwezig zijn of nog niet aanwezig zijn, maar waarvoor wel een bouwvergunning is verleend ten tijde van zonevaststelling industrielawaai en waarop de geluidbelasting hoger is dan 55 dB(A), geldt een waarde van 40 dB(A) in een woning.

Verblijfsruimten van andere geluidgevoelige gebouwen zijn de volgende ruimten (artikel 1 Bgh):

- leslokalen en theorielokalen van onderwijsgebouwen, - onderzoeks- en behandelingsruimten van ziekenhuizen en verpleeghuizen, - onderzoeks-, behandelings-, recreatie- en conversatieruimten, alsmede woon- en slaapruimten van verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen en kinderdagverblijven, - theorievaklokalen van onderwijsgebouwen, - ruimten voor patiëntenhuisvesting, alsmede recreatie- en conversatieruimten van ziekenhuizen en verpleeghuizen.

Voor verblijfsruimten van andere geluidgevoelige gebouwen zijn de binnenwaarden voor wegverkeer-, spoorwegverkeer- en industrielawaai opgenomen in het Bgh.

2.5 Geluidbeperkende maatregelen

Voordat een hogere waarde kan worden vastgesteld, moet worden gekeken of er geen geluidbeperkende maatregelen kunnen worden getroffen om de geluidbelasting te beperken tot de voorkeursgrenswaarde (artikel 110a, vijfde lid, Wgh).

Er zijn verschillende geluidbeperkende maatregelen. Deze kunnen worden verdeeld in bronmaatregelen, overdrachtsmaatregelen en maatregelen bij de ontvanger.

1 Met de wijzigingen van de Wgh is voor wegverkeerslawaai en spoorweglawaai de Europese geüniformeerde dosismaat Lden ingevoerd. Voor industrielawaai is de dosismaat ongewijzigd gebleven. De nieuwe dosismaat wordt aangeduid met “dB”, de oude dosismaat met “dB(A)”. In de Wgh en de daarop gebaseerde uitvoeringsbesluiten is echter niet benoemd welke - praktische - maatregelen in aanmerking komen of in welke volgorde de maatregelen moeten worden overwogen. Ook is niet aangegeven in welke situaties bepaalde maatregelen niet hoeven te worden onderzocht.

Om ervoor te zorgen dat in de gemeente in gelijksoortige situaties dezelfde afweging hieromtrent zal worden gemaakt, is in deze nota een werkwijze geformuleerd. Deze werkwijze zal eenduidigheid brengen in de uit te voeren taken van de gemeente en leidt tot rechtszekerheid voor inwoners.

In hoofdstuk 4 van deze nota is aangegeven welke maatregelen in de gemeente in aanmerking zullen worden genomen en in welke volgorde. Daarnaast wordt aangegeven hoe de gemeente zal omgaan met het onderzoek naar de in aanmerking komende geluidbeperkende maatregelen.

In het akoestisch onderzoek moet worden onderzocht of geluidbeperkende maatregelen akoestisch doeltreffend kunnen zijn (artikel 77 Wgh). Het uitgangspunt is dat zoveel mogelijk dient te worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde. Als dat niet mogelijk is, kan worden overwogen om hogere waarden vast te stellen.

2.6 Overwegende bezwaren

Het vaststellen van een hogere waarde kan alleen als toepassing van geluidbeperkende maatregelen tot de voorkeursgrenswaarde onvoldoende doeltreffend zal zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoet van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard (artikel 110a, vijfde lid, Wgh). In de Wgh en de daarop gebaseerde uitvoeringsbesluiten is niet aangegeven wat - inhoudelijk - wordt verstaan onder deze bezwaren.

2.7 Cumulatie

Bij het vaststellen van een hogere waarde moet rekening worden gehouden met eventuele cumulatie van geluidbelastingen (artikel 110a, zesde lid, Wgh). Dit kan het geval zijn, indien een geluidgevoelige bestemming is gesitueerd binnen meerdere zones op grond van de Wgh (artikel 110f Wgh). Hierbij wordt opgemerkt dat het gaat om de hindergewogen gecumuleerde geluidbelastingen op gevels van geluidgevoelige bestemmingen. In het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012 is aangegeven hoe de cumulatie moet worden berekend.

In welke gevallen sprake is van ‘onaanvaardbare geluidbelastingen’, is niet aangegeven in de regelgeving. In hoofdstuk 3 is aangegeven wanneer naar het oordeel van B&W sprake zou kunnen zijn van onaanvaardbare gecumuleerde geluidbelastingen. Hierbij wordt ook eventuele aanwezige scheepvaart betrokken.

In het akoestisch onderzoek worden in een dergelijk geval de effecten van de samenloop van de verschillende geluidbronnen aangegeven en tevens op welke wijze met de samenloop rekening is gehouden bij de te treffen maatregelen. Het bevoegd gezag kan in een dergelijk geval alleen een hogere waarde vaststellen als de gecumuleerde geluidbelastingen, naar haar oordeel, niet leiden tot onaanvaardbare geluidbelastingen. Het bevoegd gezag kan in bepaalde gevallen besluiten de hogere waarde niet te verlenen of een lagere waarde dan de gevraagde vast te stellen en daarmee impliciet zwaardere maatregelen verlangen.

Gevelwering Voor het bepalen van de geluidwering van de gevel wordt rekening gehouden met de cumulatie van de bepalende bronsoort. Bijvoorbeeld als het wegverkeerslawaai de bepalende bronsoort is voor de hogere waarde, dan worden, als er sprake is van meerdere wegen, de geluidbelastingen van deze wegen op de gevel energetisch bij elkaar opgeteld voor het bepalen van de noodzakelijke gevelwering.

2.8 Akoestisch onderzoek

Alvorens een hogere waarde vast te stellen, wordt een akoestisch onderzoek gedaan naar de geluidbelasting (artikel 77 Wgh).

Als blijkt dat de voorkeursgrenswaarden in een bepaalde situatie worden overschreden, wordt tevens onderzoek gedaan naar:

- de feitelijke geluidbelasting zonder maatregelen; - de mogelijk te treffen maatregelen en de akoestische effecten; - de doeltreffendheid van de maatregelen om te voldoen aan de vast te stellen hogere waarden; - eventueel een overzicht van de gecumuleerde geluidbelasting; - in het geval van een reconstructie van een weg de heersende waarde voor reconstructie.

De verantwoordelijkheid voor het akoestisch onderzoeksrapport berust bij B&W2 en wordt gevoegd bij het verzoek tot, of het ontwerp van het hogere waardenbesluit.

In het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012 zijn regels opgenomen ten behoeve van de vaststelling van de geluidbelasting vanwege een industrieterrein, weg of spoorweg. De regels geven aan, op welke wijze en met inachtneming van welke bestaande of te verwachten omstandigheden de afwisselende niveaus van het ter plaatse optredende geluid worden vastgesteld en op welke wijze uit de over een bepaalde periode verkregen uitkomsten het equivalente geluidniveau wordt vastgesteld. Bovendien zijn regels opgenomen over de wijze van rapportage van een akoestisch onderzoek, de afrondingsregels en de berekeningswijze van cumulatie van verschillende geluidbronnen. Rekening moet worden gehouden met de aanwezigheid van 30 km/uur wegen. Indien te verwachten is dat de geluidbelasting van deze weg op gevels van woningen boven de voorkeursgrenswaarde uitkomt, dan moet de geluidbelasting worden meegenomen in de cumulatie.

Omdat werd verwacht dat de geluidproductie van motorvoertuigen hoger ligt dan voor de toekomst redelijkerwijs is te verwachten, is het ingevolge artikel 110g van de Wgh mogelijk een correctie toe te passen bij de berekening van de geluidbelasting vanwege wegverkeerslawaai. In artikel 3.4 van het RMG 2012 is beschreven in welke situaties, welke aftrek kan worden toegepast3. Bij het bepalen van de gevelwering dient de geluidbelasting echter te worden bepaald exclusief de correctie conform artikel 110g van de Wgh.

2.9 Bevoegd gezag

Als eerste is B&W bevoegd tot het vaststellen van een hogere waarde binnen de grenzen van de gemeente (artikel 110a, eerste lid, Wgh). Daarnaast is B&W bevoegd een hogere waarde vast te

2 De initiatiefnemer van een bouwplan is verantwoordelijk voor de aanlevering van het akoestisch onderzoeksrapport dat voldoet aan de wettelijke eisen en deze nota. 3 In het algemeen betekent dit 2 dB voor wegen waarvoor de representatief te achten snelheid van lichte motorvoertuigen 70 km/uur of meer bedraagt respectievelijk 5 dB voor de overige wegen. stellen ten behoeve van een activiteit, die wordt uitgevoerd binnen de grenzen van de gemeente, maar waarvoor in een andere gemeente een hogere waarde moet worden vastgesteld (artikel 110a, tweede lid, Wgh). Bijvoorbeeld als binnen de gemeente een weg wordt aangelegd en de toekomstige zone van die weg zich uitstrekt binnen de grenzen van een andere gemeente en er tevens in die zone geluidgevoelige bestemmingen zijn gelegen, waarvoor een hogere waarde moet worden vastgesteld, dan is B&W bevoegd tot het vaststellen van de hogere waarde voor die geluidgevoelige bestemming, die is gelegen in de buurgemeente. B&W kan alleen hiertoe overgaan na overleg met B&W van de buurgemeente, binnen wier grenzen de geluidgevoelige bestemming is gelegen (artikel 110b, eerste lid).

Er zijn situaties, waarin B&W niet bevoegd is tot het vaststellen van een hogere waarde. B&W is niet bevoegd, indien een hogere waarde nodig is in verband met:

- de aanleg of wijziging van een hoofdspoorweg, - de aanleg of reconstructie van een weg, in beheer bij het Rijk of een provincie, - de vaststelling of wijziging van een zone rondom een industrieterrein, dat als industrieterrein van regionaal belang is aangewezen bij provinciale milieuverordening.

In deze gevallen is GS van de provincie, waarbinnen de weg of hoofdspoorweg, dan wel het regionale industrieterrein is gelegen, bevoegd tot vaststelling van de hogere waarde (artikel 110a, zevende lid, Wgh).

B&W is wel bevoegd gezag om een hogere waarde vast te stellen voor nieuw te bouwen geluidgevoelige bestemmingen in de zones van een weg, in beheer bij het Rijk, een hoofdspoorweg of een regionaal industrieterrein.

Een hogere waarde kan ambtshalve door B&W worden vastgesteld (artikel 110a, derde lid, Wgh).

Een hogere waarde kan ook worden vastgesteld op verzoek van (artikel 110a, derde lid, Wgh):

- de wegaanlegger of wegbeheerder; - de spoorwegexploitant; - de beheerder van het industrieterrein; - het bestuur van de Kamer van Koophandel en Fabrieken.

De gevallen, waarin dit kan, zijn opgenomen in de artikelen 5.1, 5.2 en 5.3 van het Bgh.

2.10 Gerechtelijke procedures

Indien het hogere waardenbesluit wordt genomen door B&W en gepaard gaat met de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan vangt, in afwijking van artikel 6:8 van de Awb, de termijn voor het indienen van een beroepschrift tegen dat besluit aan met ingang van de dag, waarop ook beroep kan worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan (artikel 3.8 Wro). Indien niet binnen die termijn is beslist, vangt de beroepstermijn aan met ingang van de dag, na die waarop de termijn is verstreken. Indien het hogere waardenbesluit gepaard gaat met een besluit, overeenkomstig artikel 81 van de Wgh, vangt de termijn voor het indienen van een beroepschrift tegen dat besluit aan met ingang van de dag, waarop beroep kan worden ingesteld tegen het Raadsbesluit (artikel 145 Wgh). Beroep tegen een hogere waardenbesluit wordt ingediend bij de Raad van State. Alleen diegene, die zienswijzen heeft ingediend over het ontwerpbesluit of tegen wijzigingen van het ontwerpbesluit of diegene, die kan aantonen dat zij/hij redelijkerwijs geen zienswijzen heeft kunnen indienen tegen het ontwerpbesluit, en tevens belanghebbende is, kunnen een beroep indienen.

In november 2014 is een wijziging in de Wet geluidhinder doorgevoerd waarbij het mogelijk is geworden om bij afwijking van het bestemmingsplan op basis van de kruimellijst (artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2o van de Wabo) op basis van de reguliere procedure een hogere waarde te verlenen. Bij procedures op basis van deze kruimellijst loopt het hogere waarde besluit gelijk op met de omgevingsvergunning. Conform de reguliere procedure van de Wabo dient binnen acht weken na de aanvraag een besluit te worden genomen over de hogere waarde. Tegen dit besluit kan bezwaar worden aangetekend bij het bevoegd gezag (B&W) waarna beroep kan worden ingesteld bij de Raad van State.

3. Hogere waardenbeleid

In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe B&W wenst invulling te geven aan de bevoegdheid om een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting, als bedoeld in artikel 110a van de Wgh, vast te stellen.

3.1 Uitgangspunten van het hogere waardenbeleid

Het hogere waardenbeleid heeft als uitgangspunt, dat met nieuwe, ruimtelijke plannen een goede leefomgevingskwaliteit voor bewoners moet worden gerealiseerd. Het aspect geluid speelt daarbij een belangrijke rol. Het beleid is er dan ook op gericht om (nieuwe) geluidhindersituaties in de gemeente zoveel mogelijk te voorkomen. Daarbij geldt bovendien, dat wonen op locaties met een hoge geluidbelasting niet hoeft te leiden tot een toename van de geluidhinder. Daarvoor moet zowel tijdens de planvorming als bij de verdere uitwerking van ruimtelijke plannen mede rekening worden gehouden met het geluidaspect. Het beleid kan namelijk alleen succesvol zijn als vroegtijdig in de ruimtelijke planfase rekening wordt gehouden met het hogere waardenbeleid.

De manier, waarop en de gevallen, waarin B&W wenst invulling te geven aan de hierboven beschreven uitgangspunten en de in artikel 110a van de Wgh bedoelde bevoegdheid, is beschreven in dit hoofdstuk.

In dit hoofdstuk is aangegeven in welke volgorde de verschillende categorieën geluidbeperkende maatregelen moeten worden onderzocht en afgewogen.

Alle hogere waardenverzoeken en ambtshalve door B&W te nemen hogere waardenbesluiten zullen, naast wettelijke randvoorwaarden en criteria, ook worden getoetst aan dit beleid.

3.2 Prioritering van de geluidbeperkende maatregelen

Het vaststellen van een hogere waarde kan alleen als toepassing van geluidbeperkende maatregelen tot de voorkeursgrenswaarde onvoldoende doeltreffend zal zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoet van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard (artikel 110a, vijfde lid, Wgh).

In de Wgh en de daarop gebaseerde uitvoeringsbesluiten is niet aangegeven in welke volgorde de geluidbeperkende maatregelen moeten worden overwogen. Algemeen rijksbeleid (zie het Nationaal milieubeleidsplan 4) gaat echter uit van een prioritering in de volgorde, waarin de geluidbeperkende maatregelen moeten worden onderzocht en overwogen.

Het rijksbeleid en het hogere waardenbeleid leggen de nadruk op het verlagen van de geluidbelasting op de gevel van de woningen. Derhalve hebben de maatregelen, die de geluidbelasting beperken op de gevel van de geluidgevoelige bestemmingen, de voorkeur.

De geluidbeperkende maatregelen worden in de onderstaande volgorde onderzocht en afgewogen: eerst maatregelen aan de bron en als dat niet kan; overdrachtsmaatregelen en als dat niet kan; maatregelen bij de ontvanger.

In de Wgh en de daarop gebaseerde uitvoeringsbesluiten is niet benoemd welke geluidbeperkende maatregelen, zoals bedoeld in artikel 110a, vijfde lid, van de Wgh, in aanmerking komen. Ook is niet aangegeven in welke situaties bepaalde maatregelen niet hoeven te worden onderzocht.

Overigens, indien bij voorbaat duidelijk is dat een maatregel stuit op bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard, dan hoeft de desbetreffende maatregel niet te worden onderzocht in het akoestisch onderzoek. Uiteraard wordt wel gemotiveerd op welke bezwaren de desbetreffende bronmaatregel stuit en waarom.

De handreiking “bouwen op geluidsbelaste locaties” bevat adviezen over welke geluidbeperkende maatregelen in de verschillende fasen van planontwikkeling (visie, masterplan, stedenbouwkundig en bouwkundig) kunnen worden overwogen.

Maatregelen bij de ontvanger Als noch bronmaatregelen, noch overdrachtsmaatregelen in aanmerking komen, dan wordt gekeken of maatregelen bij de ontvanger mogelijk zijn.

Bij het onderzoek naar de in aanmerking komende maatregelen bij de ontvanger zullen de volgende maatregelen standaard moeten zijn onderzocht en overwogen:

1. het creëren van een geluidluwe gevel; 2. het creëren van een geluidluwe buitenruimte; 3. het realiseren van geluidgevoelige ruimten aan de geluidluwe gevel (akoestisch optimale indeling).

Uitzonderingssituatie Het kan zijn dat niet alle woningen van het desbetreffende bouwplan aan bovengestelde maatregelen kunnen voldoen. Als het bouwplan echter zodanig is vormgegeven, dat bovenstaande geldt voor het merendeel van de nieuw te realiseren woningen, dan kan gemotiveerd worden afgeweken voor die woningen.

Van één of meer van deze maatregelen bij de ontvanger kan alleen worden afgeweken als voldoende aandacht wordt geschonken aan de leefomgevingskwaliteit.

De leefomgeving en de kwaliteit ervan zijn brede begrippen. Een goede leefomgeving houdt in dat bewoners en gebruikers van de openbare ruimte hun leefomgeving als herkenbaar, prettig, schoon, veilig en aantrekkelijk ervaren, zodat ze er graag wonen, werken en verblijven. Daarbij gaat het zowel om milieukwaliteit (zoals de aanpak van bodemvervuiling, veiligheidsrisico's van bedrijvigheid, geluid- en stankoverlast en afvalinzameling) als om ruimtelijke kwaliteit (het bevorderen van positieve ontwikkelingen, zoals een goede bereikbaarheid, veel verscheidenheid en een sterke ruimtelijke identiteit).

Geluidluwe gevel In de praktijk blijkt beperking van de geluidbelasting op de gevel niet of slechts in beperkte mate mogelijk. Bron- of overdrachtsmaatregelen zijn niet altijd doeltreffend of stuiten op andere bezwaren.

In een stedelijk gebied zullen nu en in de toekomst nieuwe woningen worden gebouwd op geluidbelaste locaties. Het is met dit gegeven vooral belangrijk om het aantal nieuwe mensen dat ernstig door geluid wordt gehinderd en tijdens het slapen wordt gestoord, te minimaliseren. In situaties, waarin de voorkeursgrenswaarde dreigt te worden overschreden en bron- of overdrachtsmaatregelen niet mogelijk zijn, is maatwerk noodzakelijk.

Eén van de toetsingscriteria van het gemeentelijke hogere waardenbeleid is derhalve het creëren van minimaal één geluidluwe gevel. Onder geluidluwe gevel (of geluidluwe zijde) wordt verstaan: een gevel/zijde van een woning, waar de geluidbelasting laag is. De woning heeft ten minste één gevel met een lagere geluidbelasting. Het geluidniveau op deze gevel mag in principe niet hoger zijn dan de waarde voor elk van de onderscheiden geluidbronnen zoals opgenomen in onderstaande tabel:

Geluidbron ‘Geluidluw’ Wegverkeer 53 dB Spoorwegverkeer 55 dB Industrie 50 dB(A)

Bij het rekenkundig bepalen van de geluidbelasting moet worden uitgegaan van de waarneemhoogten, waarop geluidhinder daadwerkelijk te verwachten is.

Bij het vaststellen van een hogere waarde is het belangrijk dat de geluidsituatie bij de geluidluwe zijde niet wordt verstoord door ander geluid dan waarover het hogere waardenbeleid gaat, zelfs niet als dit afkomstig is van bronnen, die niet onder een juridisch kader vallen. Zo blijkt bijvoorbeeld het parkeren op binnenterreinen regelmatig aanleiding te geven tot geluidhinder bij de omliggende woningen. Dus bij parkeren op binnenterreinen, in het bijzonder bij het belasten van geluidluwe gevels, zal aandacht worden besteed aan de geluidniveaus. Ook een speelplaats van een school kan overlast veroorzaken.

Geluidluwe buitenruimte Indien de woning beschikt over een buitenruimte, dan is deze bij voorkeur gelegen aan de geluidluwe zijde. Als er geen buitenruimte aanwezig is, wordt met de aanwezigheid van een geluidluwe gevel voldoende kwaliteit gerealiseerd. Als een woning meerdere buitenruimten heeft, is het voldoende als één buitenruimte is gelegen aan de geluidluwe zijde. Aan bewoners wordt de mogelijkheid geboden om aan de geluidluwe zijde van de woning te verblijven.

De geluidbelasting mag in principe niet meer dan 5 dB hoger zijn dan bij de geluidluwe gevel. Zie onderstaande tabel:

Geluidbron ‘Buitenruimte’ Wegverkeer 58 dB Spoorwegverkeer 60 dB Industrie 55 dB(A)

Indeling van de geluidgevoelige ruimten Vervolgens worden ingevolge dit hogere waardenbeleid wensen gesteld aan de indeling van de geluidgevoelige ruimten in een woning. In de praktijk is ook gebleken dat het voldoen aan de wettelijke binnenwaarden (bijvoorbeeld in de vorm van gevelisolatie) niet voldoende is voor het voorkomen van geluidhinder en slaapverstoring, met name bij geopende ramen in geluidbelaste ruimten. Het is zeer wenselijk dat geluidgevoelige ruimten, zoals woon- en slaapkamers, daarom zo min mogelijk aan de geluidbelaste zijde van de woning worden gesitueerd. 3.3 Cumulatie

Bij het vaststellen van een hogere waarde moet rekening worden gehouden met eventuele cumulatie van geluidbelastingen (artikel 110a, zesde lid, Wgh). Dit kan het geval zijn, indien een geluidgevoelige bestemming is gesitueerd binnen meerdere geluidzones, zoals genoemd in artikel 110f van de Wgh.

De hogere waarde kan alleen worden vastgesteld, voor zover de gecumuleerde geluidbelasting niet leidt tot een naar het oordeel van B&W onaanvaardbare geluidbelasting. In welke gevallen sprake is van ‘onaanvaardbare geluidbelasting’ is niet aangegeven in de regelgeving. Het is zeer lastig om dit vooraf in beleid te formuleren, daarom zal per aanvraag de gecumuleerde geluidbelasting4 worden beoordeeld.

Hieronder is een tabel opgenomen waarin de landelijk geaccepteerde kwalificatie van gecumuleerde geluidbelasting is vermeld. Deze tabel wordt als richtlijn gebruikt bij de beoordeling van de cumulatieve geluidbelasting.

Gecumuleerde geluidbelasting Beoordeling akoestisch klimaat < 50 dB Goed 50- 55 dB Redelijk 55 -60 dB Matig 60-65 dB Tamelijk slecht 65- 70 dB Slecht >70 dB Zeer slecht

Naast bovenstaande overweging zal B&W ook in haar overweging het geluid van de scheepvaart meenemen. In het akoestisch onderzoeksrapport dienen voldoende aangrijpingspunten te zijn opgenomen voor een dergelijke overweging.

3.4 Proces

Het hogere waardenbeleid continueert het reeds vigerende beleid van de gemeente. Uiteraard wordt hierbij voldaan aan de Wgh. Tevens wordt beschouwd de geluidkwaliteit van de woonomgeving en de geluidkwaliteit in de geluidgevoelige bestemmingen door te streven naar minimalisatie van het aantal geluidbelaste, geluidgevoelige bestemmingen, een akoestisch optimale indeling van ruimten in de woning en het streven naar realisatie van minimaal één geluidluwe gevel en/of buitenruimte.

Mits het planontwerp voldoende rekening houdt met de aanwezige geluidbelasting, de indeling van de ruimten in de woning en de vorm van de gevel, hoeft woningbouw op geluidbelaste locaties niet te leiden tot hinderlijke situaties. Zo wordt bouwen op geluidbelaste locaties mogelijk zonder (of met minimale) toename van het aantal geluidgehinderden.

Deze aanpak kan alleen succesvol zijn als vroegtijdig rekening wordt gehouden met het hogere waardenbeleid. Het is daarbij belangrijk dat een milieuadviseur en de beheerder van de weg,

4 Indien de geluidbelasting van een 30 km/ uur weg hoger is dan de voorkeursgrenswaarde, dan dient de geluidbelasting van deze weg te worden meegenomen in de cumulatie. spoorweg of het industrieterrein in een vroeg stadium wordt betrokken bij de te plannen ruimtelijke ontwikkeling (zie verder in hoofdstuk 4).

4. Procedure

4.1 Afstemming

Het kan voorkomen dat het bevoegd gezag tot het vaststellen van een hogere waarde niet tevens de beheerder van de weg, spoorweg of het industrieterrein is. De beheerder is de rechtspersoon die of het bestuursorgaan dat verantwoordelijk is voor het beheer van de weg, spoorweg of het industrieterrein.

Dit zijn:

- B&W van een andere gemeente, indien geluidgevoelige bestemmingen worden gebouwd in een zone van een weg, waarvan B&W van een andere gemeente beheerder is; - B&W van een andere gemeente, indien geluidgevoelige bestemmingen worden gebouwd in een zone rondom een industrieterrein, waarvoor B&W van een andere gemeente beheerder is; - Waterschap, indien geluidgevoelige bestemmingen worden gebouwd in een zone langs een weg in beheer van het Waterschap; - GS van de provincie, indien geluidgevoelige bestemmingen worden gebouwd in een zone langs een provinciale weg; - Rijkswaterstaat, indien geluidgevoelige bestemmingen worden gebouwd in de zone van een rijksweg; - ProRail, indien geluidgevoelige bestemmingen worden gebouwd in de zone van een hoofdspoorweg.

Indien sprake is van een verschil tussen het bevoegd gezag en de beheerder van de weg, spoorweg of het industrieterrein, dan zal de gemeente in een zo vroeg mogelijk stadium de bronbeheerder(s) informeren over de voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen of zal de gemeente de projectontwikkelaar verzoeken deze contacten te leggen.

4.2 Voorfase

Om een goede aansluiting tussen het hogere waardenbeleid en de ruimtelijke planvorming te waarborgen, is vooroverleg noodzakelijk tussen de opstellers van het ruimtelijk plan en de milieuadviseurs. In bijzondere situaties zoals toepassing van de zeehavennorm en de Interimwet stad-en-milieubenadering, is het raadzaam ook de bronbeheerder vroegtijdig in het planproces te betrekken. Bij het initiatief van een ruimtelijk plan zal een grove inventarisatie worden gemaakt, waarbij zal worden bekeken binnen welke van onderstaande categorieën de situatie valt:

A) Geluid behoeft geen of weinig aandacht, omdat het ruimtelijk plan geen geluidgevoelige bestemmingen betreft of buiten de zones van een (spoor)weg of een industrieterrein valt.

B) Op basis van indicatieve berekeningen/waarnemingen blijkt dat overschrijding van de voorkeursgrenswaarde dreigt. Samenloop van verschillende geluidbronnen speelt nauwelijks een rol.

C) De ontwikkeling op de desbetreffende locatie wordt door een of meerdere geluidbronnen belast, waardoor overschrijding van de maximale grenswaarde dreigt. Bij meerdere bronnen moet aandacht worden besteed aan de samenloop van de verschillende bronnen en op welke wijze de maatregelen rekening houden met die samenloop.

Indien uit deze inventarisatie blijkt dat geluid een rol speelt in het ruimtelijk plan (de situatie valt binnen categorie B of C), dan wordt - naast de milieuadviseur - ook de bronbeheerder betrokken bij de voorfase van het ontwerp van het ruimtelijke plan.

Er wordt een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Als op basis van het akoestisch onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarde niet wordt overschreden, hoeft geen hogere waarde te worden vastgesteld. In geval van overschrijding van de voorkeursgrenswaarde bepaalt de gemeente in hoeverre optimalisatie van de geluidsituatie in het ontwerpplan tot de mogelijkheden behoort.

Er wordt bekeken welke geluidbeperkende maatregelen in aanmerking zouden kunnen komen om de overschrijding van de voorkeursgrenswaarde te voorkomen, dan wel te beperken. Als optimalisatie van het plan mogelijk is, dan wordt het plan aangevuld of aangepast. Voor het overwegen van bronmaatregelen is het noodzakelijk, dat de bronbeheer in deze fase nauw betrokken is.

Als vervolgens uit het akoestisch onderzoek blijkt dat met behulp van geluidbeperkende maatregelen de voorkeursgrenswaarde niet wordt overschreden, is geen hogere waarde nodig.

Indien hogere waarden nodig zijn, wordt gekeken of overleg gevoerd moet worden met B&W van een andere gemeente(n) op grond van artikel 110b van de Wgh. Dit kan het geval zijn als, ten gevolge van de activiteit, hogere waarden moeten worden vastgesteld voor geluidgevoelige bestemmingen, die zich buiten de grenzen van de gemeente bevinden waar de activiteit wordt uitgevoerd.

Indien een verzoek tot vaststellen van een hogere waarde bij de gemeente wordt ingediend (zie paragraaf 2.8), dan maakt diegene gebruik van het aanvraagformulier uit de handreiking (bijlage 1). Hierbij wordt opgemerkt, dat vooroverleg tussen de verzoeker en de gemeente gewenst is.

Als het ruimtelijk plan conform het hogere waardenbeleid en de regelgeving is opgesteld, wordt de hogere waardenprocedure gestart (zie paragraaf 4.3), waarna de hogere waarde wordt vastgesteld door B&W en vastgelegd in het Kadaster (zie paragraaf 4.4).

In de handreiking ‘Bouwen op geluidbelaste locaties” wordt nader ingegaan op de verschillende fasen van planontwikkeling en de mogelijk te treffen maatregelen.

4.3 Hogere waardenprocedure

De gemeente stelt een (ontwerp) besluit op en verzamelt de daarop betrekking hebbende stukken.

Bij het ontwerpbesluit van de hogere waarde worden ten minste gevoegd (artikel 5.4 Bgh):

- de verzochte hogere waarde; - de redenen die aan het verzoek ten grondslag liggen; - de resultaten van het akoestisch onderzoek; - een verklaring dat maatregelen zullen worden getroffen om de binnenwaarde te garanderen; - een of meer kaarten met bijbehorende verklaringen en afstanden tot de bron.

Op de voorbereiding van een hogere waardenbesluit is de uniforme voorbereidingsprocedure uit afdeling 3.4 van de Awb van toepassing (artikel 110c, eerste lid, Wgh) met uitzondering van procedures in het kader van de ‘kruimellijst’ waarvoor de reguliere voorbereidingsprocedure (hoofdstuk 4 Awb, artikel 110c, tweede lid, Wgh) van toepassing is.

Hogere grenswaardeprocedure als de uniforme voorbereidingsprocedure van toepassing is.

Kennisgeving ontwerpbesluit hogere waarden B&W begint met de publicatie van een kennisgeving van het ontwerpbesluit hogere waarden in het digitale gemeenteblad. Indien het hogere waardenbesluit betrekking heeft op een of meer belanghebbenden, dan wordt een afschrift van het ontwerpbesluit tevens aan hen toegezonden. Er is geen limitatieve lijst van wie belanghebbend is. Doorgaans wordt aangenomen dat in de Wgh als belanghebbende wordt aangemerkt eenieder die een directe relatie heeft met de woningen, waarvoor de hogere waarde wordt aangevraagd, zoals (toekomstige) eigenaren en de bewoners van de woningen of diegene, die een optie hebben om de woning te kopen. Een andere belanghebbende is de beheerder van de weg, de spoorweg of het industrieterrein (zie paragraaf 4.1). Als het ontwerpbesluit betrekking heeft op een geluidgevoelige bestemming binnen een zone rondom een industrieterrein, dan zijn bijvoorbeeld ook de bedrijven op het gezoneerde industrieterrein belanghebbend.

Ter inzagelegging Vervolgens legt B&W het ontwerpbesluit hogere waarden, evenals de daarbij behorende stukken, gedurende 6 weken ter inzage. Het ontwerpbesluit hogere waarden wordt gelijktijdig met het ontwerpbestemmingsplan of met het ontwerp- Wabo omgevingsvergunning ter inzage gelegd. B&W houdt het ter inzage gelegde dossier actueel met eventuele nieuwe stukken.

Zienswijzen Vanaf het tijdstip, waarop het ontwerpbesluit ter inzage is gelegd, kunnen gedurende 6 weken mondelinge - hiervan wordt een verslag gemaakt -, maar bij voorkeur schriftelijke zienswijzen over het ontwerpbesluit naar voren worden gebracht.

Beslistermijn Bij een besluit op een aanvraag neemt B&W in normale situaties binnen 6 maanden na ontvangst van de aanvraag een definitief besluit. Indien er geen zienswijzen naar voren zijn gebracht bij een besluit op een aanvraag, geldt een beslistermijn van 4 weken na het verstrijken van de inzagetermijn.

Kennisgeving hogere waardenbesluit Het definitieve hogere waardenbesluit wordt bekend gemaakt door toezending aan de belanghebbenden en aan degenen, die hun zienswijze naar voren hebben gebracht. Tot slot wordt ook het besluit digitaal bekendgemaakt. Het besluit en de daarop betrekking hebbende stukken kunnen worden ingezien gedurende de termijn, waarbinnen tegen het besluit beroep kan worden ingesteld, 6 weken. In de kennisgeving wordt duidelijk gemaakt dat beroep tegen het hogere waardenbesluit bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State mogelijk is en dat de beroepstermijn met betrekking tot het hogere waardenbesluit ingaat vanaf het moment van publicatie van het bestemmingsplan of de Wabo omgevingsvergunning.

Beroep Bij de beroepsprocedure is een koppeling aangebracht met de beroepsprocedure van een bestemmingsplan. In artikel 145 van de Wgh is bepaald dat, wanneer een hogere waardenbesluit gepaard gaat met de vaststelling van een bestemmingsplan, de termijn voor het instellen van beroep gelijk is met de beroepstermijn van het besluit tot vaststelling van het desbetreffende bestemmingsplan. Ditzelfde geldt voor een hogere waardenbesluit, dat wordt vastgesteld in relatie tot het besluit van de gemeenteraad om tot aanleg van een weg buiten een bestemmingsplan over te gaan (artikel 145, tweede lid, Wgh). Belanghebbenden kunnen rechtstreeks beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, maar alleen als diegene ook tijdens de voorbereidingsprocedure zijn zienswijzen naar voren heeft gebracht. Dit laatste tenzij hem niet kan worden verweten, dat hij geen zienswijzen heeft ingediend.

Hogere grenswaardeprocedure als de reguliere procedure van toepassing is. Als het gaat om een procedure in het kader van de ‘kruimellijst’ wordt gestart met een publicatie van de kennisgeving van het genomen besluit hogere waarden. Het hogere waarde besluit wordt tegelijk met de verlening van de omgevingsvergunning bekend gemaakt waarna binnen zes weken bezwaar kan worden aangetekend tegen de besluiten.

Als er bezwaar wordt ingediend neemt B&W binnen zes weken een beslissing op het bezwaar. Hierna staat beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

4.4 Inschrijving in Kadaster

B&W laat een door haar genomen onherroepelijk geworden hogere waardenbesluit zo spoedig mogelijk inschrijven in de openbare registers van het Kadaster. De gemeente stelt het Kadaster eveneens op de hoogte als een besluit tot vaststelling van een hogere waarde, door een uitspraak van de rechter, waarbij het besluit is ingetrokken of gewijzigd, of anderszins zijn waarde heeft verloren. De gegevens in het Kadaster moeten hierop worden aangepast of worden verwijderd (artikel 110i Wgh).

5. Bijzondere situaties

5.1 30 km-wegen en woonerven

Wegen, waarvoor een maximale snelheid van 30 km/uur geldt, hebben volgens de Wgh geen zone. Bij een onderzoek in het kader voor een hogere waarde voor de Wgh worden deze wegen daarom niet betrokken. Echter, ondanks dat een dergelijke weg geen geluidzone heeft, moet in het kader van een goede ruimtelijke ordening de geluidbelasting van deze weg bij de beoordeling van het ruimtelijke plan worden betrokken.

Op grond van jurisprudentie van de Raad van State moet het bevoegd gezag bij het nemen van een besluit voor het verlenen van goedkeuring aan of het vaststellen van een plan, zich uitspreken over de aanvaardbaarheid van de geluidbelasting op de geluidgevoelige bestemmingen vanwege 30 km/uur-wegen. Ook moet op grond van het Bouwbesluit bij de bepaling van de binnenwaarde ook de geluidbelasting vanwege 30 km/uur-wegen worden betrokken.

Deze overwegingen kunnen zich richten op de geluidbelasting vanwege de weg of het binnenniveau binnen de desbetreffende geluidgevoelige bestemmingen. Daartoe zullen de geluidbelasting en het binnenniveau indien mogelijk kwalitatief worden beoordeeld. Afhankelijk van de etmaalintensiteit en het wegdektype kunnen de 30 km/uur-wegen geluidbelastingen hoger dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB veroorzaken. Geluidhinder bij 30 km/uur-wegen zijn te verwachten bij een etmaalintensiteit van circa 2000 motorvoertuigen per etmaal (weg met klinkers) of circa 4000 motorvoertuigen per etmaal bij een weg met asfalt. Bovenstaande jurisprudentie heeft betrekking op 30 km/uur-wegen, maar de redenering zou ook van toepassing kunnen zijn ten aanzien van de zogenaamde woonerven.

Indien wordt voorbij gegaan aan de belangenafweging in het besluit op grond van de Wro, kan worden geoordeeld dat het bestreden besluit niet berust op een deugdelijke motivering en derhalve in strijd is met artikel 3:46 van de Awb.

Daarom zal ook bij 30 km/uur wegen en bij woonerven het hogere waardenbeleid uit hoofdstuk 3 naar analogie worden toegepast.

5.2 Scheepvaart

Voor varende- en afgemeerde schepen is geen regelgeving opgesteld. Echter op grond van jurisprudentie van de Raad van State moet het bevoegd gezag bij het vaststellen van een plan zich uitspreken over de aanvaardbaarheid van de geluidbelasting op de geluidgevoelige bestemmingen vanwege onder andere de scheepvaart.

Bij een onderzoek in het kader van een hogere waarde voor de Wgh nabij een drukke waterweg dient in het akoestisch onderzoeksrapport aandacht te worden besteed aan het geluid van varende en eventueel afgemeerde schepen. Op basis van deze gegevens kan B&W een deugdelijke motivering bij haar besluit opstellen.

5.3 Dove gevel

Indien de geluidbelasting de maximale grenswaarde overschrijdt, zou nieuwbouw doorgang kunnen vinden door de geluidgevoelige bestemmingen te voorzien van een zogenaamde dove gevel. De voorkeursgrenswaarden en maximale grenswaarden uit de Wgh zijn namelijk niet van toepassing op dove gevels. Het zoeken naar oplossingen, zeker bij grote omvangrijke bouwprojecten, heeft echter de voorkeur boven het gebruik van dove gevels.

Onder een dove gevel wordt verstaan (artikel 1b Wgh):

- Een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A); - Een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits die delen niet direct grenzen aan een geluidgevoelige ruimte.

Van een dove gevel is aldus ook sprake als een gevel delen bevat, die in bijzondere omstandigheden moeten kunnen worden geopend, mits achter deze delen geen geluidgevoelige ruimte is gelegen. Wat betreft te openen delen, valt te denken aan een nooduitgang. De consequentie van een dove gevel is dat de ruimte aan de buitenzijde van een dergelijke gevel niet als ‘buitenruimte’ (tuin, terras, balkon) kan worden aangemerkt. Ook ventilatieopeningen zijn niet toegestaan. De ventilatie zal op een andere wijze moeten worden gerealiseerd. In de handreiking zijn voorbeelden opgenomen wat kan worden beschouwd als een “dove gevel”.

5.4 Regionaal afsprakenkader geluid en ruimtelijke ontwikkeling

Op 8 juli 2015 hebben de provincie Zuid-Holland, de gemeenten Rotterdam, , , Nissewaard, , , , DCMR Milieudienst Rijnmond, Deltalinqs en het Havenbedrijf Rotterdam het regionaal afsprakenkader geluid en ruimtelijke ontwikkeling ondertekend.

Doel van dit afsprakenkader is om toename van geluidsgehinderden door het Haven Industrieel Complex Rotterdam zoveel mogelijk te voorkomen en tegelijk het belang van de verdere haven- en stedelijke ontwikkelingen te borgen. In het document is vastgelegd hoe de betrokken partijen omgaan met woningbouwplannen nabij de haven. Afgesproken is dat gemeenten terughoudend omgaan met nieuwe woningbouwplannen in de zeer dichte nabijheid van de haven. Er zijn een aantal uitzonderingssituaties vastgelegd waarbij woningbouw in een zone met een hogere geluidsbelasting dan de reguliere maximale grenswaarde van 55 dB(A) wordt toegestaan. In het afsprakenkader zijn de processtappen beschreven die doorlopen moeten worden alvorens een dergelijk project gerealiseerd kan worden. Feitelijk wordt hiermee een regionale invulling gegeven aan de mogelijkheden die de wet op basis van de Zeehavennorm (art. 60 Wgh) en de Stad en Milieubenadering (Interimwet stad-en-milieu benadering) biedt om af te wijken van de maximale grenswaarde van 55 dB(A) bij industrielawaai.

Indien zich in Nissewaard ontwikkelingen voordoen waarop het regionale afsprakenkader van toepassing is dan zullen de vereisten en procedurestappen van dit kader leidend zijn voor de hogere grenswaarde procedure. Kortheidshalve wordt voor de inhoud verwezen naar het regionale kader zelf (zie bijlage 3).

Bijlage 1 Aanvraagformulier Hogere Waarde Hogere waarden Wet geluidhinder

Inzenden aan: college van burgemeester en wethouders van de

Gemeente Nissewaard Raadhuislaan 106 3201 EL Spijkenisse [email protected]

Naam Project: ______

Algemene gegevens

Naam ------Adres ------Postcode ------Plaats ------Contactpersoon ------Afdeling/functie ------Telefoonnummer ------E-mailadres ------

Vooroverleg

Gevoerd met ------Datum ------Afspraken Projectgegevens

Wet ruimtelijke ordening Het verzoek om hogere waarden geschiedt in het Wro-kader van de voorbereiding van: 0 Bestemmingsplan ------0 Uitwerkingsplan ------0 Wijzigingsplan ------0 omgevingsvergunning voor bouwen in strijd met het bestemmingsplan ------0 Anders

Wet geluidhinder 1. In een eerdere planfase is een hogere waarde/MTG vastgesteld: 0 Niet van toepassing 0 Plan en status ------Bestemming en vastgestelde hogere waarde/MTG: Geluidgevoelige bestemming Hogere waarde/MTG

2. Zoneplichtige geluidbron: 0 Wegverkeer 0 Railverkeer 0 Industrie

3. Categorie geluidbron: 0 Aanwezig wegverkeer 0 Aanwezig railverkeer 0 Aanwezige industrie 0 Reconstructie van een weg 0 Wijziging van een zone (industrie) 0 Vaststelling van een zone (industrie) 0 Geprojecteerd/te wijzigen (wegverkeer) 0 Niet geprojecteerd/nieuw

4. Rechtsgrond (van toepassing zijnde artikel Wgh / Bgh): 0 Artikel 83 lid 1 Wgh voor wegverkeer 0 Artikel 83 lid 2 Wgh voor wegverkeer 0 Artikel 4.10 Bgh voor railverkeer 0 Artikel 59 lid 1 Wgh voor industrie Handreiking Bouwen op geluidbelaste locaties mei 2011 63 0 Artikel 110a Wgh 0 ______

5. Aantal en soort object: 0 Nieuwe woning aantal __ 0 Nieuwe agrarische woning aantal __ 0 Vervangende woning aantal __ 0 Aanwezige of in aanbouw zijnde woning aantal __ 0 Geprojecteerde woning aantal __ 0 Andere geluidgevoelige gebouwen: ------0

6. Situatie artikel 1Wgh: 0 Stedelijk gebied 0 Buitenstedelijk gebied

Verzochte hogere waarden Uitgaan van worst case-situatie (max.aantal objecten). Hogere waarde per bron ( in dB voor RL en VL en in dB(A) voor IL) Adres/ Waarneempunt Aantal Bron Verzocht woningen e hogere waarde

Bijlagen 0 Verslag vooroverleg 0 Projectbeschrijving 0 Akoestisch onderzoeksrapport 0 Kaarten/tekeningen (situatie voor plan, situatie na plan, situering geluidzones, situering geluidoverdrachtbeperkende maatregelen, en dergelijke) 0 Verklaring overeenkomstig artikel 111 Wet geluidhinder 0 Beschrijving bron- en overdrachtsmaatregelen 0 Beschrijving gevelmaatregelen 0 Beschrijving akoestisch gunstige inrichting ruimtelijk plan 0 Beschrijving akoestisch gunstige indeling geluidgevoelige ruimten 0 Beschrijving geluidluwe gevel en/of geluidluwe buitenruimte 0 Beschrijving Onvoldoende doeltreffend en/of overwegende bezwaren 0 Beschrijving geluidafschermende voorziening Bijlage 2 Voorkeursgrenswaarde en maximale grenswaarde Voorkeursgrenswaarde en maximale grenswaarde wegverkeer De voorkeursgrenswaarde en de maximale grenswaarden voor wegverkeerslawaai verschillen per geluidgevoelige bestemming en per situatie. In onderstaande tabel zijn de meest voorkomende situaties opgenomen voor wat betreft de voorkeursgrenswaarden en de maximale grenswaarden.

Woningen langs een weg Situatie Voorkeursgrenswaarde Maximale grenswaarde Nieuwe woning langs 48 dB -Stedelijk 63 dB bestaande weg -Buitenstedelijk 53 dB Nieuwe agrarische woning 48 dB -Buitenstedelijk 58 dB langs bestaande weg Vervangende nieuwbouw 48 dB -Stedelijk 68 dB langs bestaande weg -Buiten bebouwde kom 58 dB -Langs autosnelweg binnen bebouwde kom 63 dB Aanwezige of in aanbouw 48 dB -Stedelijk 63 dB zijnde woning langs nieuwe -Buitenstedelijk 58 dB weg Nieuwe woning langs nieuwe 48 dB -Stedelijk 58 dB weg -Buitenstedelijk 53 dB

Woningen langs een te reconstrueren weg Situatie Voorkeursgrenswaarde Maximale grenswaarde Woningen Heersende geluidsbelasting 48 dB -Verhoging maximaal 5 dB ≤ 48 dB Eerder hogere waarde Laagste van de heersende -Stedelijk 63 dB vastgesteld en heersende waarde of de eerder -Buitenstedelijk 58 waarde > 48 dB vastgestelde waarde dB Niet eerder hogere waarde Heersende waarde voor -Stedelijk 63 dB vastgesteld en heersende reconstructie van de weg -Buitenstedelijk 58 dB waarde ligt tussen 48 en 53 dB.

De voorkeursgrenswaarden en maximale grenswaarden voor de andere geluidgevoelige bestemmingen dan woningen zijn opgenomen in de artikelen 3.1, 3.2, 3.3 en 3.4 van het Bgh.

Voorkeursgrenswaarde en maximale grenswaarde spoorwegverkeer De voorkeursgrenswaarde en de maximale grenswaarden voor spoorweglawaai verschillen per geluidsgevoelige bestemming en per situatie. In onderstaande tabel zijn de meest voorkomende situaties opgenomen voor wat betreft de voorkeursgrenswaarden en de maximale grenswaarden.

Situatie Voorkeursgrenswaarde Maximale grenswaarde Nieuwe woning langs 55 dB 68 dB bestaande of nieuw aan te leggen spoorweg Bestaande of in aanbouw zijnde 55 dB 71 dB of eerder vastgestelde woning langs een te wijzigen waarde spoorweg Bestaande of in aanbouw zijnde Laagste van de heersende 71 dB of eerder vastgestelde woning langs te wijzigen waarde of de eerder waarde spoorweg als eerder vastgestelde waarde vastgestelde waarde > 55 dB en heersende waarde > 55 dB

De voorkeursgrenswaarden en de maximale grenswaarden voor de andere geluidgevoelige bestemmingen dan woningen zijn opgenomen in artikel 4.15 van het Bgh.

Voorkeursgrenswaarde en maximale grenswaarde industrielawaai De voorkeursgrenswaarde en de maximale grenswaarden voor industrielawaai verschillen per geluidgevoelige bestemming en per situatie. Het gaat om de voorkeursgrenswaarden en de maximale grenswaarden voor:

Bestaande zones

Situatie Voorkeursgrenswaarde Maximale grenswaarde Nieuwe woning 50 dB(A) 55 dB(A) Nieuwe woningen zeehavengebonden 50 dB(A) 60 dB(A) Vervangende nieuwbouw 50 dB(A) 60 dB(A), indien nog niet woning eerder een vastgestelde waarde, anders 65 dB(A)

Wijziging zones

Situatie Voorkeursgrenswaarde Maximale grenswaarde Wijziging zone en eerder Eerder vastgestelde waarde Verhoging maximaal 5 dB(A) vastgestelde hogere waarde tot 55 dB(A) voor geprojecteerde woningen of 60 dB(A) voor aanwezige of in aanbouw zijnde woningen Wijziging zone en niet eerder 50 dB(A) 55 dB(A) voor geprojecteerde vastgestelde hogere waarde woningen of 60 dB(A) voor aanwezige of in aanbouw zijnde woningen

Vaststelling zone

Situatie Voorkeursgrenswaarde Maximale grenswaarde Geprojecteerde woning 50 dB(A) 55 dB(A) Aanwezige of in aanbouw 50 dB(A) 60 dB(A) zijnde woning

De voorkeursgrenswaarden en de maximale grenswaarden voor de andere geluidgevoelige bestemmingen dan woningen zijn opgenomen in artikel 2.2 van het Bgh en in de Wgh. Bijlage 3 Regionaal afsprakenkader geluid en ruimtelijke ontwikkeling

VERSIE |1 MEI 2015 |

REGIONAAL AFSPRAKENKADER GELUID & RUIMTELIJKE ONTWIKKELING

A. OVERWEGINGEN

I. De Rijnmondregio heeft zich mede door toedoen van de Rotterdamse haven kunnen ontwikkelen tot één van de drukst bevolkte en economisch belangrijkste gebieden in Nederland. De haven en omringende woonkernen zijn van elkaar afhankelijk. De haven heeft vanwege de arbeidsvraag behoefte aan een regio met een aantrekkelijk woon- en leefklimaat, terwijl de regio behoefte heeft aan de werkgelegenheid en economische impuls van een goed functionerende en zich verder binnen de afgesproken kaders ontwikkelende haven.

II. Woongebieden op korte afstand van het havengebied beïnvloeden de ontwikkelruimte van de haven, terwijl de haven andersom het woon- en leefklimaat in deze woongebieden beïnvloedt. Het inpassen van nieuwe ontwikkelingen (bijvoorbeeld door toepassing van Stad & Milieu) luistert nauw. Het is daarom zaak dat tussen de bij dit convenant betrokken partijen afspraken worden gemaakt over de voorbereiding van besluitvorming over nieuwe ontwikkelingen in het havengebied en de omgeving. Deze afspraken zijn in dit convenant vastgelegd.

III. In het kader van de uit 1992 daterende bestuursovereenkomst Rijnmond West zijn naar toenmalig inzicht de na te streven 55 dB(A)eindcontouren voor de geluidbelasting vanwege de inrichtingen in het Rotterdamse havengebied op de omgeving bepaald. Daarbij is het geluid van bij deze inrichtingen afgemeerde schepen voor het overgrote deel buiten beschouwing gebleven. Dat geluid is daarom voor het overgrote deel niet inpasbaar binnen deze contouren. De eindcontouren kunnen wel worden nagestreefd voor geluid dat afkomstig is van op land gelegen bronnen binnen inrichtingen in het Rotterdamse Havengebied.

IV. Om efficiënter gebruik te maken van de geluidruimte wordt een nieuwe geluidverkaveling ontwikkeld, waarmee tevens de geluidbelasting op de omgeving kan worden beperkt. Deze verkaveling wordt zo mogelijk vastgelegd in facet bestemmingsplannen, gebruik makend van nieuwe regelgeving. Deze aanpak kan te zijner tijd de in de eindcontour vervatte beleidsambities vervangen. Daarnaast wordt onderzocht hoe hinder door geluid van bij inrichtingen afgemeerde schepen kan worden beperkt.

V. De afspraken in dit convenant dienen mede ter vervanging van de bestuursovereenkomst Rijnmond-West.

VI. Een andere overweging bij dit convenant is dat de regelgeving en beleidskaders voor de omgevingskwaliteit sterk in ontwikkeling zijn, waaronder de invoering van de resultaten van het Swung-2 traject als onderdeel van de nieuwe Omgevingswet. Eén van de mogelijke gevolgen is dat geluidzones, MTG-contouren en hogere waarden op termijn vervangen worden door een ander toetsingskader voor gezoneerde industrieterreinen. Daarom is in artikel 27 afgesproken dat partijen bij veranderingen in de relevante regelgeving en de ruimtelijke (beleids)kaders voor de haven in overleg treden over de (eventueel aangepaste) voortzetting van dit convenant.

VII. De onlangs vastgestelde provinciale Visie Ruimte en Mobiliteit biedt geen vastomlijnd ruimtelijk eindbeeld, maar wel een perspectief voor de gewenste ontwikkeling van de provincie Zuid-Holland en de Rijnmondregio in het bijzonder. Ruimtelijke ontwikkelingen dienen mede te voldoen aan de vigerende provinciale ruimtelijke kaders, zoals de in de provinciale Verordening Ruimte 2014 opgenomen ladder voor duurzame verstedelijking en ruimtelijke kwaliteit.

B. AFSPRAKEN

Beleidsambities 1. De provincie Zuid Holland, de gemeente Rotterdam, Havenbedrijf Rotterdam N.V. en Deltalinqs streven naar een zo laag als redelijkerwijs mogelijke milieubelasting vanwege activiteiten in het havengebied op de omgeving. Voor de geluidbelasting vanwege op land gelegen geluidbronnen binnen inrichtingen in de plangebieden Maasvlakte 1, Europoort & Landtong en Botlek/Vondelingenplaat (‘de plangebieden’) is het beleid gericht op het op termijn voldoen aan de in het kader van de bestuursovereenkomst Rijnmond West bepaalde eindcontour. Wanneer de voor de geluidverkaveling benodigde planwijzigingen onherroepelijk zijn en de in dit afsprakenkader overeengekomen eindcontour voor geluidbronnen op land binnen inrichtingen als beleidsambitie hebben overgenomen, kan de eindcontour als zelfstandig beleidskader vervallen.

2. De in artikel 1 genoemde partijen streven in aanvulling op het daar genoemde beleid gezamenlijk naar een beperking van hinder door geluid van bij inrichtingen in de plangebieden afgemeerde schepen. Dat streven is niet noodzakelijkerwijs beperkt tot het publiekrechtelijk instrumentarium en komt bijvoorbeeld ook tot uitdrukking bij de inzet van partijen in het verband van IMO (International Maritime Organisation).

3. Bij het ontwikkelen van woningbouwplannen en andere hindergevoelige objecten of functies binnen het geografische werkingsgebied van dit convenant streven de bij dit convenant aangesloten gemeenten naar een zo hoog mogelijke woon- en leefkwaliteit, rekening houdend met de voor het havengebied benodigde milieugebruiksruimte.

4. Het geografische werkingsgebied van dit convenant bestaat uit het havengebied en de daaromheen gelegen gebieden, zoals gearceerd en met rood, oranje en groen weergegeven op de kaart in bijlage 1 bij dit convenant. De rode, oranje en groene gebieden uit bijlage 1 zijn afgeleid van de 60 en de 55 dB(A) MTG-contouren en de 50 dB(A) zone-contouren, berekend op vijf meter hoogte.

5. Op de kaart in bijlage 2 worden binnen het havengebied met blauw de locaties aangeduid, waarop de hierna opgenomen processtappen A en B van toepassing zijn in verband met mogelijke akoestisch relevante ontwikkelingen .

6. In de rode zone van de kaart in bijlage 1 zien gemeenten af van het ontwikkelen van woningbouwplannen en andere hindergevoelige objecten of functies en nemen ten behoeve daarvan geen nieuwe grondposities in.

7. In de oranje zone van de kaart in bijlage 1 is het ontwikkelen van woningbouwplannen en andere hindergevoelige objecten of functies alleen mogelijk indien deze plannen zijn opgenomen op de lijst in bijlage 3 bij dit convenant en met inachtneming van alle procesafspraken uit dit convenant. De plannen op de lijst in bijlage 3 kunnen (ook tussen gemeenten) worden geruild voor nieuwe plannen onder de voorwaarden dat (i) ook het nieuwe plan in de oranje zone is gelegen, (ii) de afstand tot het havengebied niet afneemt, (iii) het aantal woningen gelijkwaardig of minder wordt en (iv) de akoestische belasting gelijkwaardig of beter wordt.

8. In de groene zone van de kaart in bijlage 1 is het ontwikkelen van woningbouwplannen en andere hindergevoelige objecten of functies mogelijk en gelden alleen de procesafspraken uit de artikelen 21 tot en met 23.

9. Op de uitvoering van woningbouwplannen waar reeds onherroepelijke besluitvorming over heeft plaatsgevonden als weergegeven in bijlage 4 bij dit convenant zijn alleen de artikelen 23 en 26 van dit convenant van toepassing. Als deze woningbouwplannen echter worden veranderd en/of de uitvoering ervan wordt gewijzigd waardoor de geluidbelasting op de gevel hoger wordt dan de reeds vastgestelde hogere waarde, dan is daarop alsnog dit volledige convenant van toepassing.

10. Voor woningbouwplannen voor minder dan twintig woningen en andere hindergevoelige objecten op inbreidingslocaties (netto toename) gelden alleen de procesafspraken uit de artikelen 21 tot en met 23, mits het plannen betreft die er niet toe leiden dat de buitengrens van ten tijde van ondertekening van dit convenant reeds bestaande kernen opschuift richting het Rotterdamse havengebied. Indien sprake is van een ten tijde van de ondertekening onvoorziene situatie binnen bestaande kernen als gevolg waarvan urgente planontwikkeling nodig is om bijvoorbeeld een bestaand voorzieningenniveau binnen die kernen te kunnen handhaven, kan in overleg van het bovengenoemde aantal woningen of objecten worden afgeweken.

Secretariaat

11. Ten behoeve van de uitvoering van dit convenant verzorgt de DCMR het secretariaat. Via dat secretariaat verloopt de communicatie over de uitvoering van dit convenant en de planning van het in dat kader benodigd overleg. Dit betreft twee overleggen per project: een informatiebijeenkomst bij de start van het proces, en een afsluitende bijeenkomst waarin afspraken worden gemaakt en te nemen maatregelen worden vastgelegd. Iedere partij wijst een contactpersoon voor de communicatie met dit secretariaat aan. Het secretariaat geeft de in het kader van dit convenant ontvangen informatie zo snel mogelijk door aan alle partijen bij deze overeenkomst, dan wel aan de partijen aan wie de informatie is gericht.

Procesafspraken – nieuwe ontwikkelingen

processtap A

12. De bij dit convenant aangesloten gemeenten informeren het secretariaat zo vroeg mogelijk voordat zij buiten hun organisatie communiceren, of met projectontwikkelaars bindende afspraken gaan maken over de verdere uitwerking van de in bijlage 3 opgenomen plannen. Havenbedrijf Rotterdam N.V. informeert het secretariaat over de vestiging van nieuwe bedrijven in de op bijlage 2 met blauw aangeduide locaties, direct nadat de betrokken gronden aan de beoogde exploitant zijn uitgegeven.

13. Nadat partijen overeenkomstig het bepaalde in de vorige artikelen zijn geïnformeerd, geven zij binnen vier weken aan het secretariaat door of zij bij het verdere proces betrokken willen worden. Partijen zullen alleen betrokkenheid verlangen, indien hun belangen direct worden geraakt door de desbetreffende ontwikkeling, een en ander in redelijkheid te beoordelen aan de hand van de geografische ligging van de verwachte ontwikkeling en de beheersgebieden van partijen en de op grond daarvan redelijkerwijs te verwachten effecten in deze beheersgebieden. Wanneer een partij niet wil worden betrokken, dan zal zij zich later niet in rechte of anderszins rechtmatig verzetten tegen de betrokken ontwikkeling. Wanneer een partij wel is betrokken, maar geen overeenstemming wordt bereikt, is de hierna omschreven processtap C van toepassing.

14. Het secretariaat belegt zo snel mogelijk na de aanmelding van een verwachte ontwikkeling een informatiebijeenkomst tussen partijen die daarbij betrokken willen worden. In deze bijeenkomst maken partijen praktische werkafspraken over het verdere afstemmingsproces, waaronder het inplannen van één of meerdere werkoverleggen en/of een afsluitend overleg op directie/bestuurlijk niveau. Het organiseren van werkoverleggen of tussentijdse overleggen gebeurt door de betreffende gemeente, die tevens zorgdraagt voor de verslaglegging en terugkoppeling naar het secretariaat. Voorts maken partijen afspraken over het eventueel betrekken van derden (zoals bijvoorbeeld de direct betrokken projectontwikkelaar respectievelijk het direct betrokken bedrijf in het havengebied) in het verdere afstemmingsproces en de voorwaarden waaronder dat gebeurt.

processtap B

15. Na het doorlopen van stap A trachten de betrokken partijen als volgt en vergelijkbaar met de stad- en milieubenadering overeenstemming te krijgen over de vraag of de voorgenomen ontwikkeling inpasbaar is binnen de in artikel 1 t/m 10 gestelde ambities en uitgangspunten en in welke vorm de betreffende ontwikkeling kan worden gerealiseerd.

16. Voor plannen met betrekking tot woningbouw en/of andere hindergevoelige objecten of functies ontwikkelen de betrokken partijen een gezamenlijk standpunt over de vraag of en met welke (mitigerende) maatregelen een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd. Daarbij worden per geval en voor zover relevant ten minste betrokken de:

i. milieukwaliteitsaspecten, ii. stedenbouwkundige aspecten, iii. vigerende en in voorbereiding zijnde planologische kaders, iv. cumulatie van effecten en v. mogelijke toekomstige ontwikkelingen, voor zover voldoende concreet en van invloed op de voorgaande aspecten.

De betrokken partijen kunnen gezamenlijk opdracht verstrekken aan een deskundige externe partij om hen over de voornoemde aspecten van advies te dienen.

17. Voor plannen met betrekking tot de vestiging van bedrijven op de met blauw aangeduide locaties op de kaart van bijlage 2 ontwikkelen de betrokken partijen een gezamenlijk standpunt over de vraag of en met welke maatregelen sprake is van een zo laag als redelijkerwijs mogelijke milieubelasting. Daarbij worden per geval en voor zover relevant de in artikel 16 onder i, iii, iv en v genoemde aspecten betrokken.

18. Voor zover de betrokken partijen overeenstemming bereiken worden de gemaakte afspraken en te nemen maatregelen vastgelegd in een door het secretariaat op te stellen rapportage, die ter formele besluitvorming en ondertekening aan de bij de processtappen A en B betrokken partijen wordt aangeboden. Desgewenst kan de rapportage worden opgesteld in de vorm van een overeenkomst. Partijen verplichten zich na de formele besluitvorming en ondertekening bij de verdere besluitvorming en uitvoering van de betrokken plannen te houden aan de gemaakte afspraken. Voor zover daarbij geen voorbehoud is gemaakt spreken partijen af zich niet in rechte of anderszins rechtmatig te verzetten tegen de (verdere) besluitvorming over en uitvoering van de betrokken plannen.

19. Op alle partijen rust een inspanningsverplichting om al datgene te doen wat, mede gezien de in de artikelen 1 en 2 gestelde beleidsambities redelijkerwijs van hen mag worden verwacht om te komen tot de noodzakelijke overeenstemming.

processtap C

20. Indien partijen geen overeenstemming bereiken, staat het de betrokken partij(en) vrij te trachten de voorgenomen plannen alsnog tot ontwikkeling te brengen, maar staat het de overige partijen vanzelfsprekend ook vrij zich in rechte of anderszins rechtmatig te verzetten tegen de besluitvorming over en de uitvoering van de betrokken plannen.

Procesafspraken – hogere waarden

21. Wanneer voor de inpassing van nieuwe woningbouwplannen en/of plannen voor andere hindergevoelige objecten of functies in de oranje en groene zone op de kaart van bijlage 1 hogere waarden moeten worden vastgesteld voor de geluidbelasting vanwege de in dit afsprakenkader betrokken industrieterreinen, gelden de volgende uitgangspunten, tenzij anders is overeengekomen in processtap B: i. Binnen de oranje zone worden de op Bijlage 5 aangegeven geluidschillen van 60, 59, 58, 57, 56 en 55 dB(A) gehanteerd ter bepaling van de vast te stellen hogere waarden. ii. Binnen de groene zone worden de op Bijlage 6 aangegeven geluidschillen van 55, 54, 53, 52, 51, 50, 49 en 48 dB(A) gehanteerd ter bepaling van de eventueel vast te stellen hogere waarden. iii. Bij de toepassing van het hiervoor onder i. en ii. bepaalde gelden voor gevels hoger dan 5 meter boven maaiveld de volgende toeslagen: a. Voor de vierde, vijfde en zesde woonlaag wordt de hogere waarde met 1 dB verhoogd. b. Voor de zevende en hogere woonlagen wordt de hogere waarde met 2 dB verhoogd.5

Het vaststellen van een lagere hogere waarde, die afwijkt van de hiervoor weergegeven systematiek, is alleen mogelijk als (i) uit onderzoek blijkt dat aan die hogere waarde door afscherming kan worden voldaan, (ii) afdoende maatregelen ter borging van die afscherming zijn getroffen en (iii) de betrokken gemeente voorafgaand aan het vaststellen van de hogere waarde met DCMR overleg heeft gepleegd.

22. De bij dit convenant aangesloten gemeenten informeren het secretariaat over het voornemen om hogere waarden vast te stellen binnen het Aandachtsgebied en verstrekken het secretariaat het (concept) besluit. Het secretariaat controleert of de vast te stellen hogere waarden voldoen aan de uitgangspunten uit dit convenant en adviseert de betrokken partijen over eventueel noodzakelijke aanpassingen aan het concept besluit.

23. Nadat de hogere waarden onherroepelijk zijn vastgesteld, registreert het secretariaat deze door ze op te nemen in een voor de partijen bij dit convenant toegankelijke

5 De werking van deze bepaling wordt met een voorbeeld verduidelijkt in bijlage 7 bij dit convenant. database. Voorts verzorgt het betrokken bevoegde bestuursorgaan van een bij dit convenant betrokken partij de onverwijlde kadastrale inschrijving in de openbare registers van de onherroepelijk vastgestelde hogere waarden als bedoeld in artikel 110i Wet geluidhinder.

Communicatie

24. De bij dit convenant betrokken gemeenten brengen dit convenant actief onder de aandacht van projectontwikkelaars, bewoners en andere partijen die binnen het Aandachtsgebied ontwikkelingen voorstaan als bedoeld in dit convenant.

25. Het Havenbedrijf en Deltalinqs brengen dit convenant actief onder de aandacht van het havenbedrijfsleven en van nieuwe bedrijven die voornemens zijn zich in het havengebied te vestigen.

Governance

26. Het secretariaat rapporteert en evalueert jaarlijks in concept over de voortgang van de activiteiten die onder dit convenant vallen. Het concept rapport wordt tussen partijen besproken op een door het secretariaat te organiseren overleg en na eventuele aanpassingen vastgesteld. Het rapport wordt ter kennisname aangeboden aan het Regionaal Bestuurlijk Overleg van de Duurzame Dialoog en gecommuniceerd met de omgeving. De kosten van dit secretariaat worden gedragen door de provincie Zuid Holland, de gemeente Rotterdam en het Havenbedrijf Rotterdam N.V.

Slotbepalingen

27. Dit convenant treedt in werking na ondertekening door alle partijen en heeft een looptijd van 10 jaar met de intentie tot verlenging naar bevind van zaken. Wanneer de op het moment van ondertekening van dit convenant geldende regelgeving en (beleids)kaders voor de haven, waaronder tevens begrepen het thans in ontwikkeling zijnde facetbestemmingsplan geluid, veranderen, treden partijen in overleg over de (eventueel aangepaste) voortzetting van dit convenant, zoveel mogelijk binnen de geest en uitgangspunten van dit convenant.

28. De lijst in bijlage 3 bij dit convenant wordt na de eerste vier jaar van de looptijd geëvalueerd. Indien daarover overeenstemming wordt bereikt, wordt deze lijst geactualiseerd en opnieuw vastgesteld door partijen.

29. Eerdere evaluatie zal plaatsvinden, indien de regionale woningvisies van de regio Rijmond daartoe aanleiding geven en de provincie met deze visies heeft ingestemd.

30. Voor de uitvoering van de afspraken over geluid uit dit convenant spreken partijen af gebruik te zullen maken van het geluidregistratie- en beheermodel van DCMR, i- kwadraat.

31. Dit convenant dient ter vervanging van de bestuursovereenkomst Rijnmond-West uit 1992, welke bestuursovereenkomst met de ondertekening van dit convenant komt te vervallen.

C. DEFINITIES

eindcontouren: de eindcontouren zoals grafisch met groen gestippelde lijnen weergegeven op de kaartbeelden van bijlage 1 bij dit convenant. MTG-contouren: de saneringscontouren voor het industriegeluid rondom de verschillende havengebieden, zoals vastgesteld door de Minister van VROM bij besluiten van 2 juni 1999. partijen: de partijen die dit convenant hebben ondertekend plangebieden: de plangebieden Maasvlakte 1, Europoort & Landtong en Botlek/Vondelingenplaat PARTIJEN

De bij dit convenant betrokken partijen zijn:

Gemeenten Brielle Maassluis Nissewaard (voorheen Bernisse en Spijkenisse) Rotterdam Schiedam Vlaardingen Westvoorne Overige partijen: Provincie Zuid-Holland DCMR Milieudienst Rijnmond Deltalinqs (voor havenbedrijfsleven) Havenbedrijf Rotterdam N.V.

De bij dit convenant betrokken partijen zijn tevens betrokken bij de Duurzame Dialoog in het kader van de Havenvisie 2030. De volgende partijen ontvangen dit convenant ter informatie, in verband met hun deelname aan de Duurzame Dialoog:

Gemeenten Midden-Delfland Westland Overige partijen: Natuur en Milieufederatie Zuid-Holland (voor Natuur- en Milieuorganisaties) Rijkswaterstaat