Lees meer fruit. Kinderen en literatuur Will van Peer bron Will van Peer, Lees meer fruit. Kinderen en literatuur. Bohn Stafleu Van Loghum, Houten / Zaventem 1992 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/peer002lees01_01/colofon.htm © 2004 dbnl / Will van Peer 2 Annie M.G. Schmidt: Lees meer. Lees meer. Lees meer. Eet meer Blaman, drink meer Vestdijk, lees meer Fruit. Lees meer, lees meer, lees meer. Nooit meer wandelen, nooit meer vrijen, nooit meer uit. In een enkele roman van C.J. Kelk zit meer voeding dan in zeven glazen melk. In het oeuvre van Van Schendel en Verwey zit meer eiwit dan in één zo'n kippeëi. Alle koolhydraten, alle calorieën, vindt u in die mooie, Noorse trilogieën. Neem uw jas en neem uw hoed en ga hieruit. Lees meer, lees meer fruit. Will van Peer, Lees meer fruit. Kinderen en literatuur 5 Voorwoord Dit boek is geschreven vanuit het (ook in de literatuurwetenschap) groeiende besef dat de wijze waarop mensen in de kindertijd met literatuur leren omgaan van fundamenteel belang is voor het functioneren van de (volwassen) literatuur. Inzicht in de processen die zich in de kindertijd afspelen kan ons inzicht in culturele verschijnselen verdiepen. De diverse hoofdstukken in dit boek zijn een aanzet daartoe. Niet het hele spectrum van verschijnselen wordt erin bestreken; gekozen is voor een opzet waarin deelaspecten exemplarisch aan een analyse worden onderworpen. Dergelijke deelonderzoeken zijn van belang, omdat de bestudering van dit onderwerp nog relatief jong is. Vandaar dat theorievorming op het gebied van de literaire socialisatie nog vrijwel onmogelijk is. De behoefte aan beschrijvende studies - waarin dit boek tracht te voorzien - is in het licht daarvan groot te noemen. Diverse mensen hebben op directe of indirecte wijze bijgedragen aan de totstandkoming van dit werk. Schrijven is ook in die zin een coöperatieve activiteit. Voor al die geboden hulp wil ik gaarne mijn dank aanbieden aan Annemarie Birnie-Streppel, Joop Hellendoorn, Eric Hulsens, Helma van Lierop, Fred Marschall, John Thämer, en niet in het minst aan Mimi Debruyn, wier scherpzinnige kritiek mij voor veel dwaasheden heeft behoed. Will van Peer, Lees meer fruit. Kinderen en literatuur 9 Inleiding Kinderen maken al op prille leeftijd kennis met literatuur. Ze gaan er in heel diverse situaties mee om. En in die activiteiten ontwikkelen zich kennis en verwachtingen, motivatie en vaardigheden. Dat betekent uiteraard dat kinderen niet ter wereld komen met een encyclopedische kennis van de Nederlandse literatuur. Evenmin betekent het dat het begrip ‘literatuur’ vanzelf ontstaat. Anders gezegd: wanneer volwassenen weet hebben van literatuur of er een bepaalde visie op literatuur op na houden, dan is dat het resultaat van een ontwikkeling die zij hebben doorgemaakt. Die ontwikkeling vormt het onderwerp van dit boek. Maar, zo kan men zich afvragen, worden we daar wel wijzer van? Een dergelijke ontwikkeling is immers sterk persoonsgebonden. Elk individu doet nu eenmaal andere ervaringen op. Een beschrijving van de literaire ontwikkeling is daarom onmogelijk. Door de diversiteit en de grilligheid van onze menselijke activiteiten valt er geen uniform patroon in te ontdekken. Bovendien, zo beweert de scepticus, zelfs als men in het opzetten van een dergelijke beschrijving zou slagen, wat heeft men daar dan aan? Wat voor nut heeft het te weten dat de literaire ontwikkeling zich op een bepaalde wijze voltrekt? Laten we, voordat we met de beschrijving zelf beginnen, deze bezwaren wat nader bekijken. Mensen verschillen, vaak zelfs aanzienlijk. Dat blijkt ook in literair opzicht bij nog jonge kinderen. Het ene meisje leest graag en veel, het andere vindt lezen ‘niks an’. Het ene jongetje houdt van de boeken van Paul Biegel, het andere van Arendsoog. Sommige kinderen mogen maar af en toe naar de televisie kijken, terwijl in andere gezinnen de TV de hele dag aan staat. Heel wat ouders lezen hun kleuters regelmatig voor. Weer andere ouders komen er vrijwel nooit toe. Is het dan niet zinloos, al deze verschillen op één lijn te willen brengen? Tegen deze zienswijze zijn twee argumenten in te brengen, één meer algemeen en één meer specifiek. In de eerste plaats is het zo dat variatie en diversiteit er ons niet van weerhouden om in de oneindige verscheidenheid van verschijnselen die ons omringen, steeds weer regelmatigheden te vinden. Er zijn bijvoorbeeld geen twee mensen precies even intelligent. Maar dat maakt de studie van intelligentie nog niet zinloos. En geen twee onderwijsgevenden werken op precies dezelfde wijze. Toch tracht de onderwijskunde te achterhalen welke van de benade- Will van Peer, Lees meer fruit. Kinderen en literatuur 10 ringswijzen meer succes hebben. Ten slotte noemen we de indrukwekkende variatie in de dieren- en plantenwereld. Biologen trachten die niet slechts te beschrijven, maar daar ook nog samenhangen in te ontdekken. Deze drie voorbeelden kunnen willekeurig worden uitgebreid voor nagenoeg alle domeinen van menselijke kennis. Verandering en variatie zijn nu eenmaal kenmerken van de complexe wereld waarin we leven. Maar het is een prettige eigenschap van de menselijke geest dat hij met deze variatie geen genoegen neemt. Steeds trachten we weer wetmatigheden, patronen en een systematiek in de werkelijkheid te vinden. Soms slagen we daarin, vaak ook niet. Maar wanneer het ons lukt om inzicht in de feiten te verwerven, dan opent zich een heel nieuw perspectief. In de eerste plaats betekent zo'n inzicht vermeerdering van onze kennis. Veel belangrijker nog is het dat we daardoor onszelf beter begrijpen, hoe we tot bepaalde beslissingen of voorkeuren komen en waarom we de dingen doen zoals we ze doen. En begrip dat steunt op inzicht, kan ook tot verandering (en verbetering) leiden. Het kan betekenen dat onaangename of ongewenste situaties worden vermeden en dat wenselijke of meer aangename doelen worden nagestreefd en gerealiseerd. Met andere woorden, de (reële) moeilijkheid om de literaire ontwikkeling te beschrijven moet er niet toe leiden dat we elke poging bij voorbaat opgeven. Op die wijze sluit men immers bij voorbaat datgene wat men had kunnen vinden, uit. Maar er is ook nog het tweede, meer specifieke argument. Het mag dan wel zo zijn dat de onderlinge verschillen tussen kinderen in literair opzicht groot zijn, tegelijk zijn er ook duidelijk aanwijsbare constanten. Wanneer we ons tot Nederland of tot westerse samenlevingen in het algemeen beperken, dan maakt bijna elk kind op een bepaald moment kennis met het proces van leren lezen. Anders gezegd: het leren lezen is een wezenlijk onderdeel van het literaire ontwikkelingsproces. Maar ook daarvóór zijn er al constanten aan te wijzen. Zo weten vrijwel alle kinderen vanaf een bepaalde leeftijd wat een ‘verhaal’ is. Zoals we in hoofdstuk 3 zullen zien, kunnen ze onder bepaalde omstandigheden ook zelf bepaalde vormen van verhalen produceren. En tenslotte komen vrijwel alle kinderen tegenwoordig via de massamedia in contact met ‘literaire’ verschijnselen, of het nu cassettes met kinderliedjes, strips, jeugdfilms of jongerenprogramma's op de TV betreft. En deze lijst met voorbeelden valt weer gemakkelijk uit te breiden. Zo bezien valt het wel mee om algemene uitspraken te doen over de literaire ontwikkeling van kinderen. Daarmee zijn individuele verschillen natuurlijk niet verdwenen. En het heeft ook weinig zin deze te ontkennen. Maar waar het hier om gaat, is dat te midden van deze verschillen bepaalde regelmatigheden zijn aan te wijzen. Overmoedig optimisme is hier echter niet op zijn plaats. Het verschil met wat we weten over de taal-ontwikkeling van kinderen is in dit opzicht illustratief. Men zou denken dat het onderzoek naar de taal-ontwikkeling grotendeels parallel loopt met dat naar de literaire ontwikkeling, en dat die twee disciplines elkaar wederzijds zouden aanvullen. Dat is geenszins het geval. In de eerste plaats is er een dramatisch verschil in belangstelling. De taalwetenschap houdt zich al lang, en intensief, bezig met de studie naar de primaire taalverwerving. Dat is volgens taalkundigen om allerlei redenen belangrijk. Dergelijk onderzoek vergroot ons inzicht in het verschijnsel taal en zijn aspecten, in de processen volgens welke deze worden verworven en in onze geest Will van Peer, Lees meer fruit. Kinderen en literatuur opgeslagen. Dergelijk onderzoek kan ook - wanneer het succesvol is - praktische toepassingen vinden. Will van Peer, Lees meer fruit. Kinderen en literatuur 11 Literatuur moet, net als taal, door kinderen geleerd worden. Wie nu verwacht dat de literatuurwetenschap zich op dit leerproces zou richten, komt voor een verrassing te staan. In feite bekommert de literatuurwetenschap zich niet of nauwelijks om de bestudering van dit ontwikkelingsproces. In theorie erkennen literatuurwetenschappers natuurlijk wel het belang ervan, maar in de praktijk wordt er vrijwel geen onderzoek naar gedaan. Dat betekent niet dat we over de literaire ontwikkeling helemaal niets zouden weten. Maar de kennis erover komt grotendeels uit andere gebieden: uit (delen van) de taalwetenschap, de etnografie, de pedagogiek, de folklore-studies, en uit (diverse takken van) de psychologie. Het gevolg daarvan is dat deze kennis - juist doordat ze vanuit verschillende disciplines is verzameld - nogal versnipperd en fragmentair is. Bovendien ontbreekt de mogelijkheid om de verzamelde kennis te systematiseren tot een theoretisch geheel dat ons een samenhang tussen de onderdelen laat zien. Met andere woorden, onze pogingen om tot een algemene visie op de literaire ontwikkeling
Details
-
File Typepdf
-
Upload Time-
-
Content LanguagesEnglish
-
Upload UserAnonymous/Not logged-in
-
File Pages147 Page
-
File Size-