POLITIEK EN SOCIALE MEDIA MANIPULATIE Redactie: Richard Rogers en Sabine Niederer Politiek en sociale media manipulatie Redactie: Richard Rogers en Sabine Niederer Politiek en sociale media manipulatie, © Auteurs, 2020. Redactie: Richard Rogers en Sabine Niederer Digital Methods Initiative, Mediastudies, Universiteit van Amsterdam Oorspronkelijke uitgave (Engelstalig): The Politics of Social Media Manipulation, © Auteurs, 2019. Vertaling: Linguist Link Europe. Omslagontwerp: Federica Bardelli Visualisaties en opmaak binnenwerk: Federica Bardelli, Gabriele Colombo en Carlo De Gaetano Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De verantwoordelijkheid voor de inhoud van het onderzoek berust bij de auteurs. De inhoud vormt niet per definitie een weergave van het standpunt van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. 1 Inhoudsopgave Samenvatting: Politiek en sociale media manipulatie 3 1. Politiek en sociale media manipulatie 14 Richard Rogers en Sabine Niederer 2. Junknieuws op Facebook tijdens de Nederlandse verkiezingen in 2019 48 Stijn Peeters en Richard Rogers 3. Junknieuws in zoekmachines: een onderzoek naar de gevoeligheid van Google voor politiek sterk gekleurde bronnen tijdens de Nederlandse verkiezingen 70 Guillén Torres en Richard Rogers 4. Twitter, junknieuws en trol-achtige gebruikers tijdens de Provinciale Statenverkiezingen en de Europese verkiezingen 91 Sabine Niederer en Maarten Groen 5. De aanwezigheid van ‘junk’ op het Nederlandse politieke Instagram: junknieuws, nepvolgers en kunstmatige versterking 112 Gabriele Colombo en Carlo De Gaetano 6. Nederlands junknieuws op Reddit en 4chan/pol/ 130 Sal Hagen en Emilija Jokubauskaite 7. Nepnieuws en de Nederlandse politieke debatarena op YouTube 171 Marc Tuters 8. Conclusies: mainstream onder vuur 188 Richard Rogers en Sabine Niederer Literatuur 199 2 Politiek en sociale media manipulatie Samenvatting Van desinformatie en nepnieuws naar het bredere begrip junknieuws Desinformatie en nepnieuws zijn hedendaagse fenomenen met een rijke historie. Desinformatie, of de opzettelijke introductie van foutieve informatie met het doel schade te berokkenen, kent verschillende recentelijke en historische voorbeelden van met name buitenlandse inmenging in nationale mediasystemen met als doel om verdeeldheid te zaaien. In de jaren 80 verspreidde de Russische campagne ‘Operation Infektion’ het gerucht dat het HIV-virus zou voortkomen uit lab-experimenten met biochemische wapens in de Verenigde Staten. Het verhaal werd opgepikt door gerenommeerde nieuwsmedia en zelfs in het avondjournaal uitgezonden. Tegenwoordig omvatten nationale medialandschappen ook globale sociale mediaplatforms zoals Twitter en Facebook. In 2018 werd bekend dat een trollenfabriek in Sint-Petersburg met de naam ‘Internet Research Agency’ actief desinformatie verspreidde over de MH17 ramp op sociale media. Waar een dataset met de twitterberichten (‘tweets’) die vanuit deze trollenfabriek werden verzonden destijds werd vrijgegeven om onderzoek te doen naar mogelijke inmenging in de Amerikaanse verkiezingen, bleken de trollen juist het actiefst te zijn geweest op de dag van en de twee dagen na het neerhalen van MH17, overigens hoofdzakelijk in het Russisch en slechts marginaal in het Nederlands (Noorda en van de Ven, 2019). Nepnieuws, ofwel gefingeerde verhalen in de gedaante van een nieuwsbericht, zien we door de jaren heen telkens verschijnen bij de introductie van nieuwe mediatechnologieën in de journalistiek, zoals bij de ‘broadsheet’ kranten van eeuwen geleden tot meer recentelijk in de ‘blogosphere’. De term nepnieuws kennen we ook als aantijging, waarbij nieuwsorganisaties wordt verweten nep -‘fake news’- of zelfs leugenachtig te zijn- ‘der Lügenpresse’. Dit gebruik van de term nepnieuws kent een duistere geschiedenis die in de literatuur vooral wordt geassocieerd met autoritaire regimes of met populistische aanvallen op zogenaamde ‘elite media’. Vandaag de dag spelen sociale media platforms een belangrijke rol bij zowel desinformatie als bij nepnieuws in beide betekenissen. Zoals besproken in theoretisch en empirisch onderzoek naar dit onderwerp, hebben sociale media de inmenging van buitenlandse desinformatie-operaties in nationale medialandschappen mogelijk gemaakt. Daarnaast hebben deze platforms de wijdverbreide circulatie van gefingeerde content gefaciliteerd, en bovendien ruimte geboden aan tendentieuze nieuwscommentatoren -veelal met een omvangrijk publiek- die de mainstream media als nepnieuws bestempelen. Wereldwijd worden desinformatie en nepnieuws vooral gezamenlijk bestudeerd, maar het is relevant om deze fenomenen ook apart te bezien. Zoals in eerder onderzoek beschreven is in Nederland vrijwel geen bewijs voor buitenlandse desinformatie te vinden en zijn voorbeelden van Nederlandse spelers die Russische desinformatie-tactieken toepassen ook maar zelden gedocumenteerd. In tegenstelling tot de situatie in de VS, waar het meeste onderzoek naar verricht is, is er in Nederland ook geen sprake van de opkomst van namaak-nieuwsorganisaties 3 of ‘fake’ actiegroepen die doen alsof zij sociale groepen of doelen representeren. Sterker nog, wanneer men nauwe definities hanteert van desinformatie en nepnieuws is er nauwelijks zoiets te vinden in Nederland. Maar definities van nepnieuws en met name het aanpalende ‘junknieuws’ worden vaak juist verruimd, en omvatten dan naast desinformatie ook complottheorie, clickbait, alsmede extremistische, sensationalistische, tendentieuze en politiek sterk gekleurde (‘hyperpartisan’) bronnen en verhalen. Daarnaast kennen sociale media het probleem van de ‘artificiële amplificatie’, waarbij accounts en content door middel van nep-volgers en -likes populairder lijken dan ze in werkelijkheid zijn en daarmee symbolische macht verwerven. Toen het beroemde artikel van Buzzfeed News in oktober 2016 vaststelde dat in de VS in de aanloop naar de presidentiële verkiezingen nepnieuws het beter deed dan mainstream nieuws op Facebook, omvatte de definitie waarop de studie gebaseerd was ook clickbait en politiek sterk gekleurde bronnen. Wanneer we met die ruimere blik naar de situatie in Nederland kijken, treffen we wel degelijk junknieuws aan. Eerdere studies hebben geconcludeerd dat Nederlanders grootverbruikers zijn van clickbait en zogenaamde junk content. Daarnaast is er sprake van een aantal zeer populaire tendentieuze en nieuws-achtige bronnen, vooral aan de rechterzijde van het politieke spectrum. Tenslotte zijn er al incidenten gerapporteerd met nep-volgers en -fans van Nederlandse politici en muzikanten. Uit onderzoek blijkt dat clickbait meer gelezen wordt dan mainstream nieuws, maar er is dan ook meer van in absolute aantallen. Nieuws aangeboden door commerciële en publieke partijen wordt nog altijd in grotere getalen genoemd, geliket en gedeeld dan tendentieuze bronnen, hoewel bronnen uit die laatste categorie zeker rondom verkiezingen veel circuleren. Het kunstmatig opvijzelen van online impact kan op korte termijn iemands imago een boost geven maar leidt tot mini-schandalen wanneer nepvolgers worden ontmaskerd door nieuwe online detectietools en datajournalistiek. Of junknieuwsbronnen hun lezers ook overtuigen wordt in toenemende mate onderzocht. Waar een eerste lichting onderzoekers zich vooral richtte op de productie en verspreiding van desinformatie, richt een tweede golf zich vooral op de effecten ervan. Gezien de ‘verhardende houding’ van het publiek rijst de vraag of de invloed van desinformatie en junknieuws ooit groter dan marginaal zal zijn. In dat opzicht is de opkomst van extreme content (waaronder ‘extreme clickbait’) die wordt gecirculeerd op sociale media er een die bijzondere aandacht en zorg vergt, met oproepen tot regulering van deze platforms tot gevolg. Een ander aandachtspunt is het mainstreamen van twijfel en wantrouwen jegens publieke instellingen en de media, dat gelijk opgaat met de opkomst van ‘alternatieve feiten’ en de infrastructuren die daaraan ten grondslag liggen. Dit wordt ook de ‘post-truth conditie’ genoemd, waar feiten in twijfel worden getrokken en ge- factchecked en parallel aan de mainstream nieuwsmedia een concurrerende media-ecologie wordt opgebouwd. Neemt de autoriteit van mainstream nieuws en kennisinstellingen af nu die concurrerende media-ecologie in toenemende mate wordt gedeeld en geliket? Uit Amerikaans onderzoek is gebleken dat in de VS vooral oudere nieuwsconsumenten een gewillig publiek vormen voor dergelijke bronnen en daar ook nog eens relatief veel gebruik van maken. 4 Het consumeren en delen van nepnieuws is ook het aandachtsgebied van initiatieven ter bevordering van mediawijsheid, middels quizzen, serious games en publieke campagnes. Door verhoogde bewustwording, vooral rond de verkiezingen, kan een al te grote impact van desinformatie en dubieuze content worden afgewend, zo is de gedachte. Vrijwillige en professionele fact-check initiatieven worden in de literatuur ook besproken, net als het (al dan niet automatisch) labelen van sociale media content die op juistheid gecontroleerd zou moeten worden. De vraag die hierbij vaker wordt gesteld is of het volume van junk content op deze platforms niet veel groter is dan de beschikbare capaciteit om het te reviewen. En daaraan gerelateerd is het de vraag wie de reviewers controleert. Tenslotte worden er in de literatuur volop zorgen geuit over de beperkte toegankelijkheid tot de data van sociale media, ook bekend als de ‘locked platforms’ discussie. Toekomstig onderzoek zou zich kunnen richten
Details
-
File Typepdf
-
Upload Time-
-
Content LanguagesEnglish
-
Upload UserAnonymous/Not logged-in
-
File Pages216 Page
-
File Size-