Armand de Gramont, comte de Guiche HERINNERING AAN HOLLAND Vertaling en inleiding Ad van der Zee 1 Herinnering aan Holland 2 3 Herinnering aan Holland De Mémoires van Armand de Gramont, graaf van Guiche, 1665-1666 Vertaald en ingeleid door Ad van der Zee 4 Afbeelding omslag: Koning Lodewijk XIV trekt aan het hoofd van zijn leger over de Rijn bij Lobith in 1672. Schilderij door Adam François van der Meulen, 1674. (Rijksmuseum) © Ad van der Zee, 2013 Creative Commons Bepaling copyright: Herinnering aan Holland van Ad van der Zee is in licentie gegeven volgens een Creative Commons Naamsvermelding - NietCommercieel - GelijkDelen 3.0 Unported licentie 5 Inhoud A Inleiding 1. Panache 8 2. De heren van Bidache 19 3. Armand de Gramont 25 4. Bij de vertaling 33 5. Literatuur 34 B De Mémoires (vertaalde tekst) Boek 1 (1665) 38 Boek 2 (1666) 116 Het familiewapen van De Gramont 6 ‘De droom van elke historicus is de ontdekking van een vergeten handschrift’ (Roelof van Gelder, Naporra’s Omweg) 7 Panache Guy-Armand de Gramont, graaf van Guiche (1637-1673) was een man met lef. Hij bezat in hoge mate wat de Fransen panache plegen te noemen, een vorm van wereldwijze branie en zwierige bravoure die als doel heeft andere mensen te imponeren met verhalen over de eigen belevenissen. Dat daarbij de waarheid misschien wel eens wat wordt aangedikt om een verhaal smeuïger te maken of de eigen rol wat aan te zetten, is daarbij geoorloofd, zolang men maar niet op aperte leugens wordt betrapt, wat de panache zou ontkrachten. Armand de Gramont stamde uit een oud Gascons geslacht, dat van de heren van Gramont en Bidache. Gascogne, de streek in het zuidwesten van Frankrijk grofweg tussen Bordeaux, Toulouse en de Pyreneeën, gold als vanouds als een gebied waarvan de inwoners in hoge mate behept waren met bravoure. ´Gascogne et Panache´ is dan ook een gevleugelde uitdrukking. De stad Termes in het departement Gers bezit zelfs een ´Museum van de Gasconse panache´. Men is trots op deze eigenschap en uiteraard nog trotser op personen die hem bezitten. De misschien wel beroemdste Gasconse ´lefgozer´ was Charles de Batz-Castelmore (1611-1673), beter bekend als graaf D’Artagnan. Deze vechtjas stond model voor de vierde musketier in de 19de-eeuwse romans van Alexandre Dumas. De historische D’Artagnan voerde tijdens het bewind van kardinaal Mazarin talrijke geheime operaties uit, diende als kapitein van de musketiers onder koning Lodewijk XIV en sneuvelde uiteindelijk tijdens het beleg van Maastricht in 1673 tijdens de Frans-Hollandse oorlog. Er zijn verschillende overeenkomsten tussen deze historische D’Artagnan en de graaf van Guiche. Zij waren tijdgenoten, afkomstig uit Gascogne en bekleedden beiden hoge officiersrangen in het leger van koning Lodewijk XIV. Beiden waren geziene gasten aan het Franse hof en in de salons zoals die van Madame de Sévigné, waar ze de dames in verrukking brachten met sterke verhalen over hun heroïsche avonturen. Beiden namen ook deel aan de grote veldtocht naar Holland in 1672, die Guiche nog wel, maar D’Artagnan niet meer zou kunnen navertellen. Een belangrijk verschil tussen beiden is dat D’Artagnan zijn eigen leven niet heeft beschreven. Zijn zogenaamde mémoires werden in 1700 te boek gesteld door de schrijver 8 Gatien de Courtilz de Sandras (1644 –1712). Het betreft hier een geromantiseerd, met veel panache doorspekt relaas in de ik-vorm dat op zijn beurt de basis vormde voor Dumas’ beroemde roman ‘De Drie Musketiers’ uit 1844. De graaf van Guiche heeft wel zijn eigen avonturen beschreven, al werden die pas lang na zijn dood gepubliceerd. Het grootste deel van zijn mémoires is gewijd aan de jaren 1665 en 1666. Hij verbleef in die periode in Holland, nam deel aan de militaire campagne tegen de bisschop van Munster in 1665 en was een jaar later op de Staatse vloot aanwezig bij de Vierdaagse Zeeslag in het gezelschap van Michiel de Ruyter. Een 17de-eeuwse Franse edelman die een reisverslag heeft geschreven over Nederland in een meer dan dynamische periode en ooggetuige is geweest van belangrijke politieke en militaire gebeurtenissen, waar we het vandaag de dag nog steeds over hebben. Dat is uit de aard der zaak een interessant gegeven. In 1744 verscheen bij een Londense uitgeverij het boek ‘Mémoires du Comte de Guiche, concernant les Provinces-Unies des Pais Bas’. In het voorwoord van de uitgever, Philippe Changuion “boekhandelaar aan de Strand, te London”, wordt vermeld dat dit boek de editie is van een manuscript dat rond 1670 was geschreven door Armand de Gramont, graaf van Guiche. Het manuscript had naar verluid vele jaren in een kast gelegen op het Franse ministerie van buitenlandse zaken, waarna het in 1740 was geveild en in het bezit was gekomen van de uitgever, die het nu, vanwege de vele belangwekkende zaken die erin beschreven staan, openbaar heeft gemaakt voor een ontwikkeld en verlicht publiek. Alhoewel deze geschetste gang van zaken wellicht wat romantische trekjes vertoont en men zelfs op het idee zou kunnen komen dat het hier om een mystificatie zou gaan in de traditie van Courtilz de Sandras, is er op voorhand geen reden om aan de echtheid van dit verhaal te twijfelen. De uitgave was door de uitgever nog verrijkt met een inleiding, bestaande uit een beknopte geschiedenis van de Nederlandse Republiek van 1568 tot 1672. Al in 1747 verscheen bij de Groningse drukker en boekverkoper Jacobus Sipkes een Nederlandse vertaling van de Mémoires, met de titel ‘Nederlands Gedenkboek inhoudende de merkwaerdigste gevallen van de jaaren 1665 tot 1672 incluis, zo ter zee 9 als te lande, door de Grave van Guiche, zijnde door hem zelf bijgewoont en opgetekent’. Ook deze uitgave was voorzien van een historische inleiding. Bovendien was er een uitgebreid notenapparaat aan toegevoegd, naar zeggen van de uitgever om de typisch Franse uitleg van Nederlandse gewoontes wat te nuanceren. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat dit notenapparaat nauwelijks verheldering biedt, maar daarentegen juist verwarring schept door een veelal foutieve interpretatie van de tekst. De Franse editie van 1744 moet tamelijk populair zijn geweest, gezien het aantal exemplaren dat zich alleen al in Nederlandse bibliotheken bevindt. In 1749 verscheen een ongewijzigde herdruk bij dezelfde uitgever. Een moderne rondgang op internet laat zien dat er antiquarisch in Nederland en daarbuiten nog ruimschoots exemplaren van de Mémoires in de handel zijn, met name van de eerste druk uit 1744. De Nederlandse vertaling uit 1747 moet een veel geringere verspreiding hebben gehad. Weliswaar bezitten enkele universiteitsbibliotheken in ons land een exemplaar, toch kunnen we ons niet aan de indruk onttrekken dat dit een zeldzaam boek moet zijn geweest.1 Zowel de Franse als de Nederlandse editie zijn goeddeels in vergetelheid geraakt. Er zijn verder geen herdrukken bekend en in latere historische literatuur wordt slechts af en toe verwezen naar de Mémoires van de graaf van Guiche, meestal met de aantekening dat deze niet altijd even betrouwbaar overkomen en in hoge mate gebukt gaan onder zijn gekleurde visie van de feiten. Alleen Johanna K. Oudendijk lijkt in haar boek uit 1944 over Johan de Witt wel oog gehad te hebben voor de bijzondere kwaliteiten van de Mémoires.2 De meest recente onderzoeken naar Guiche zijn van de hand van de Franse historicus Denis Labau, die met name oog heeft voor de familiegeschiedenis van de familie Gramont en hun bestuurlijke rol in de streek. De doelstelling van de Mémoires was niet in de eerste plaats om de moderne historicus van betrouwbaar feitenmateriaal te voorzien, maar om de rol van de schrijver, Armand de 1 De editie uit 1744 is tevens beschikbaar via Google Books: http://books.google.nl/books? hl=nl&id=MS5EAAAAcAAJ&dq=Mémoires+du+Comte+de+Guiche%2C+concernant+les+Provinces- Unies+des+Pais+Bas&ots=Hi2wRNABmQ&jtp=10 2 Johanna K. Oudendijk, Johan de Witt en de Zeemacht, p. 125: “Vooral Armand de Gramont, graaf van Guiche, een Fransch edelman, die wegens een hofintrigue als banneling in de Nederlanden leefde en die De Witt niet mocht lijden, wijdde in zijn Mémoires onbarmhartig over diens zelfingenomenheid en waanwijsheid in oorlogszaken uit” 10 Gramont, in het licht van diverse historische gebeurtenissen te benadrukken. We moeten de Mémoires van de graaf van Guiche dan ook vooral beschouwen als een interessant egodocument en daarna pas als bron voor de historische gebeurtenissen die in het boek aan bod komen. Dat neemt niet weg dat veel van wat Guiche beschrijft ook inderdaad zo gebeurd kan zijn. Hij had dan wel veel panache, dat betekent nog niet dat hij onwaarheid schreef. Waar gaan de Mémoires over? Blijkens de ondertitel die waarschijnlijk door de uitgever is toegevoegd, zijn de Mémoires van Guiche een aanvulling op die van D’Estrades en D’Aubéry3. Beiden waren jarenlang Frans ambassadeur ‘bij de Heren Staten-Generaal’ en hebben eveneens herinneringen geschreven over hun ambtsperiode. De Mémoires van Guiche staan daarmee in een traditie van diplomatieke geschiedschrijving, zoals die ook heden ten dage nog populair is, met veel aandacht voor informatie en anekdotes van achter de schermen, (on-)hebbelijk- heden van belangrijke politieke personages en een persoonlijk gekleurde analyse van de grote politieke lijn. Guiche voegt daar in zijn boek nog een flinke dosis ‘what-if’- geschiedenis aan toe. ‘Wat zou er gebeurd zijn als die-en-die voorwaarden wel waren vervuld en als de gang van zaken anders zou zijn gelopen’ is een kwestie die bij hem veelvuldig aan de orde komt. In principe is elk buitenlands verslag over gebeurtenissen in onze geschiedenis als belangwekkend aan te merken. Buitenstaanders wijzen ons in het algemeen op zaken die voor de inheemse tijdgenoot te vanzelfsprekend waren of onopgemerkt bleven. Na lezing van de Mémoires van de graaf van Guiche raakt men er van doordrongen hoezeer de jaren ’60 van de 17de eeuw een tijd van grote dynamiek en internationale spanningen 3 Benjamin Aubéry du Maurier (1566-1636) was van 1613 tot 1624 ambassadeur van de Franse koning Lodewijk XIII in Den Haag.
Details
-
File Typepdf
-
Upload Time-
-
Content LanguagesEnglish
-
Upload UserAnonymous/Not logged-in
-
File Pages162 Page
-
File Size-