Standbeeld voor WFH FRANS PEETERS Zo voorkomend Amsterdam de laatste decennia is geweest voor immigranten, zo venijnig was de stad voor Willem Frederik Hermans, die het vaderlandse paradijs openlijk de rug toekeerde. 'Het verbaast me,' zei hij, 'dat er in Nederland nog mensen wonen. Nou ja, iemand moet op de koeien passen.' Toen de gemeenteraad vijftien jaar geleden besloot Zuid-Afrika te boycotten, bleek het een mooie gelegenheid Hermans in de ban te doen. Want die had in Zuid-Afrika gastcolleges gehouden over Nederlandse literatuur. OP 5 september 1986 opende de schrijver Willem Frederik Hermans een expositie van zijn foto's met de woorden: 'Dat het Stedelijk Museum bereid is geweest deze keuze tentoon te stellen, beschouw ik als een grote eer.' De eer was geheel aan zijn kant. Want nog tijdens de tentoonstelling besloot het Amsterdamse gemeentebestuur dat de schrijver niet langer welkom was in de gemeentelijke gebouwen van zijn geboortestad. En dus ook niet in het Stedelijk. Een eerder bezoek van Hermans aan Zuid-Afrika stond de dames en heren niet aan. In die jaren tachtig gold Hermans onder progressieven als reactionair, vooral sedert de publicatie van zijn indrukwekkende reportage De laatste resten van tropisch Nederland in 1969. Daarin had hij zijn indrukken tijdens een rondreis door Suriname en de Nederlandse Antillen met grote nauwkeurigheid genoteerd. Het is een boek over stompzinnig paternalisme, uitzichtloze achterlijkheid, aandoenlijk provincialisme en soms zelfs volslagen hopeloosheid. Maar dat was niet wat de welmenende Nederlander wilde horen. En daarom kreeg ook hier de boodschapper de schuld. Het boek was een belediging van het Surinaamse volk, zei de Surinamer Ooft van de Federatie van Welzijnswerkers. Daarop dreigde de Surinaamse dichter Julian With ('Hermans is een racist en een fascist') met een club gelijkgezinden de Nacht van de Poëzie in Utrecht te verstoren, mocht Hermans daar optreden. Die w ilde niet meer. 'Toen die Surinamers rumoer begonnen te maken, toen die meneer With beweerde dat hij herrie zou schoppen als ik me op de Nacht van de Poëzie vertoonde, zei mijn Surinaamse vrouw: 'Je moet er maar n iet naartoe gaan, want wat je ook doet of zegt, je zou je maar gehaat maken op een van de weinige gebieden waarop je nooit je best hebt gedaan je gehaat te maken.' Iedereen die mijn boeken gelezen heeft, weet dat racisme mij verre ligt. Die meneer With wist niet eens hoe het boek over Suriname, waar hij zo'n bezwaar tegen had, precies heette. Waarom zou ik me uitsloven voor mensen die alleen maar propaganda willen maken en niet de minste behoefte hebben aan discussie?' Op donderdag 3 maart 1983 vloog Hermans van zijn woonplaats Parijs naar Zuid-Afrika om er een maand lang lezingen te geven op een reeks Zuid-Afrikaanse universiteiten. Meestal vormden zijn boeken het onderwerp, ook sprak hij over zijn vak: schrijven. Zou zijn bezoek aan dat land in Nederland geen negatieve reactie uitlokken, wilde een verslaggever weten. Hermans antwoordde dat hij al dertig jaar werd 'uitgescholden - ook zonder in Zuid-Afrika te zijn geweest'. Eerder had de 'Stichting VN-jaar voor de sancties tegen Zuid-Afrika' de schrijver verweten de culturele boycot te doorbreken. In het bestuur van de stichting zaten Vara-voorzitter André van den Heuvel en de Kamerleden F red van der Spek (PSP), Relus ter Beek (PvdA), Maarten Engwirda (D'66) en Jan Nico Scholten (CDA). Hermans' reactie: 'Een olieboycot durft men niet, een culturele boycot wel. Het is weerzinwekkend om de Nederlandse taal en cultuur voor zo'n idee te misbruiken. We zouden blij moeten zijn dat er nog andere mensen zijn die onze taal willen lezen.' En hij vervolgde: 'De mensen in Nederland vervelen zich zo ontzettend, dat zij zich steeds met zaken in andermans land willen bemoeien. Ik woon al tien jaar niet meer in Nederland. Waar bemoeien de mensen zich mee als ik ergens naartoe ga?' De lezingencyclus werdt een succes. Zijn gehoor bestond voornamelijk uit academici en studenten Nederlands en Afrikaans, zowel wit als gekleurd. Er heerste welwillendheid en de schrijver viel op door zijn innemendheid. Hij ontmoette er ook de Nederlandse ambassadeur, J. van der Valk, die bij die gelegenheid, geciteerd door een Afrikaander krant, liet weten dat er helemaal geen Nederlandse culturele boycot van Zuid- Afrika bestond. Volgens de ambassadeur was het culturele verdrag tussen de Nederlandse en Zuid-Afrikaanse regering wel opgezegd, maar was er geen sprake van een boycot. Hermans gaf er interviews, niet alleen aan Zuid-Afrikaanse, maar ook aan Nederlandse kranten. Toen de corres pondent van Trouw hem citeerde als voorstander van de Apartheid, vormde dat voor zijn Nederlandse tegenstanders natuurlijk de bevestiging van zijn abjecte opvattingen. Later zei hij in NRC Handelsblad: 'Er zijn mij woorden in de mond gelegd waarvan eenieder die mijn werk kent, weet dat ik ze eenvoudig nooit gezegd kan hebben. 'Hermans is tegen rassenvermenging', dat is een fantastische leugen.' In de Volkskrant zette de Zuid-Afrikaanse schrijver in ballingschap Breyten Breytenbach zich onder de kop 'Hermans is of gek, of 'n pleitbezorger van de Apartheid' fel af tegen het bezoek. 'Dat zo'n man erheen gaat in het volle besef van de implicaties hier te lande, daaruit blijkt wel dat hij op zijn minst welwillend staat tegenover de bestaande situatie.' Maar er waren ook voorstanders, merkwaardig genoeg ook het linkse Vrij Nederland, het blad dat door Hermans tot in zijn botten werd gehaat omdat het de leugens van zijn columniste Renate Rubinstein in de Weinreb-affaire nimmer had herroepen. Het blad citeerde met instemming de Zuid-Afrikaanse schrijver André B rink: 'Een culturele boycot is zelfvernietiging. Als de Nederlanders geloven dat hun standpunt correct is en dat van Zuid-Afrika verkeerd, dan is cultureel contact een van de manieren om dat over te brengen.' VN vroeg zich dan ook af wie 'er iets op tegen kon hebben dat fatsoenlijke Afrikaanders in contact komen met een van Nederlands beste schrijvers'. Terugblikkend zei Hermans in 1991: 'In een (Zuid-Afrikaans) radio-interview werd me gevraagd: 'Meneer Hermans, vindt u eigenlijk niet dat de Surinaamse literatuur, dus ook van zwarte mensen, te vergelijken is met de Zuid-Afrikaanse literatuur van zwarten?' Ik zei: 'Ik vind dat helemaal niet, want Surinamers zijn vrije mensen en de zwarten hier zijn niet vrij.' Op 20 november 1993, dus na de ineenstorting van het Apartheidsregime, ontving Hermans uit handen van Mandela's ambassadeur in Brussel, M.L. te Water Naudé, een eredoctoraat van de Universiteit van Zuid-A frika in Pretoria. Mandela heeft er gestudeerd en in 1983 had Hermans er een lezing gehouden. In de motivatie van de toekenning stond onder meer: 'De Universiteit van Zuid-Afrika geeft erkenning aan een auteur van uitnemend, internationaal formaat. De academische hulde ligt ook in de lijn van de nieuwe geest in het land, volgens welke brede culturele belangen tot wederzijds voordeel van de Zuid-Afrikanen en de Nederlandstaligen kunnen worden gediend.' In de jaren tachtig voerde Amsterdam zijn eigen buitenlandse politiek ter verbetering van de wereldverhoudingen, mogelijk in de veronderstelling dat er in de stad zelf nog maar weinig te verbeteren viel. In de lente van 1986 verscheen de Notitie Amsterdam en het Zuidafrikaanse apartheids- regime. Er gebeurde verder niets. Zoals vaker dachten ook de toenmalige stadsbestuurders dat wat op papier staat, de achterban de indruk geeft dat er daadwerkelijk iets gebeurt. Totdat een half jaar later de Franse dirigent André Lombard optrad in de Stopera, een gemeentelijk gebouw. P vdA-raadslid Frans van de Ven wilde weten of dat wel kon, want Lombard stond op de zwarte lijst van de VN? Lombard was namelijk eerder in Zuid-Afrika opgetreden. De dirigent haastte zich te beloven dat hij het nooit meer zou doen. Daarmee leek de kous af. Maar niet voor het raadslid Jan van Dijk, ook PvdA. Hij bekeek de zwarte lijst nauwkeurig en trof daarop vijf Nederlandse cultuurdragers aan: het zangertje Heintje Simons, een folkloristische dansgroep, de sopraan Elly Ameling, en de in Amsterdam geboren schrijvers Gerard Reve en Willem Frederik Hermans. Van Dijk realiseerde zich dat op dat moment in het Stedelijk, een gemeentelijk museum, een tentoonstelling liep van Hermans' foto's. Moest die niet worden geboycot, vroeg hij het college. Zeker, vonden b. en w. Als de tentoonstelling niet bijna zou zijn afgelopen, zou ze voortijdig zijn gesloten. Hoe legitiem was die zwarte lijst eigenlijk? 'Die lijst wordt opgesteld aan de hand van gegevens die binnenkomen over personen die in Zuid-Afrika zijn opgetreden en die zich niet duidelijk hebben gedistantieerd van het regime,' legde PvdA-raadslid Annemarie Grewel uit. Het is trouwens kinderlijk eenvoudig om van de lijst af te komen: je hoeft alleen maar te beloven dat je geen officiële bezoeken aan Zuid-Afrika zult brengen.' L ater zouden de Anti-Apartheidsbeweging Nederland en het Komitee Zuidelijk Afrika toegeven dat zij Hermans hadden aangegeven. Burgemeester Ed. van Thijn eiste in de gemeenteraad bijna volstrekte volgzaamheid aan de Verenigde Naties: 'De VN zijn voor ons het hoogste orgaan van de internationale wetgeving. Ik wil u wel zeggen dat ik mij blauw heb geërgerd over het dédain waarmee allerlei scribenten die hun kritische geluiden lieten horen over onze ma atregelen, spraken over de Verenigde Naties, de VN-resoluties en de speciale commissie tegen de apartheid van de VN.' Maar Maks Westerman, de correspondent van Elsevier in New York, ging bij de VN op onderzoek uit en kwam tot heel andere bevindingen. De zwarte lijst was opgesteld door het UN Centre Against Apartheid, 'geleid door een Nigeriaan, een Rus en een Oost-Duitser'. Alle drie dus afkomstig uit toenmalige dictaturen - wat een merkwaardig licht wierp op Van Thijns 'hoogste orgaan van de internationale wetgeving'. Het besluit om Hermans te boycotten veroorzaakte grote verontwaardiging in en buiten de stad.
Details
-
File Typepdf
-
Upload Time-
-
Content LanguagesEnglish
-
Upload UserAnonymous/Not logged-in
-
File Pages5 Page
-
File Size-