UvA-DARE (Digital Academic Repository) Weerkorpsen: extreemrechtse strijdgroepen in Amsterdam, 1923-1942 Broek, G.J.A. Publication date 2014 Document Version Final published version Link to publication Citation for published version (APA): Broek, G. J. A. (2014). Weerkorpsen: extreemrechtse strijdgroepen in Amsterdam, 1923- 1942. General rights It is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), other than for strictly personal, individual use, unless the work is under an open content license (like Creative Commons). Disclaimer/Complaints regulations If you believe that digital publication of certain material infringes any of your rights or (privacy) interests, please let the Library know, stating your reasons. In case of a legitimate complaint, the Library will make the material inaccessible and/or remove it from the website. Please Ask the Library: https://uba.uva.nl/en/contact, or a letter to: Library of the University of Amsterdam, Secretariat, Singel 425, 1012 WP Amsterdam, The Netherlands. You will be contacted as soon as possible. UvA-DARE is a service provided by the library of the University of Amsterdam (https://dare.uva.nl) Download date:11 Oct 2021 UNIVERSITY OF AMSTERDAM DISSERTATION UNIVERSITY OF AMSTERDAM DISSERTATION Gertjan Broek Weerkorpsen Gertjan Broek Weerkorpsen Extreemrechtse strijdgroepen in Amsterdam, 1923-1942 Weerkorpsen Lay out: Crius Group, Hulshout Ontwerp omslag: Coördesign, Leiden Omslagillustratie: Waddenweg, Amsterdam-Noord, 9 maart 1935. De WA van de NSB raakte tijdens een propaganda-actie op het Blauwe Zand slaags met tegenstanders. (NHA, Gerechts- hof Amsterdam 1930-’39.) © Gertjan Broek, 2014 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur. Weerkorpsen Extreemrechtse strijdgroepen in Amsterdam, 1923 – 1942 ACADEMISCH PROEFSCHRIFT ter verkrijging van de graad van doctor aan de Universiteit van Amsterdam op gezag van de Rector Magnificus prof. dr. D.C. van den Boom ten overstaan van een door het college voor promoties ingestelde commissie, in het openbaar te verdedigen in de Agnietenkapel op donderdag 2 oktober 2014, te 10:00 uur door Gerardus Johannes Antonie Broek geboren te Abcoude Promotiecommissie: Promotor: prof. dr. P. Romijn Overige leden: prof. dr. J.C.H. Blom dr. J.G. van Donselaar prof. dr. W. Klinkert dr. I.M. Tames prof. dr. L.H.M. Wessels Faculteit der Geesteswetenschappen Als padvindertjes militairement ingedeeld uitrukken, zeggen we: toe maar; dat is kinderspel. Als Heilsoldaten ’t zelfde doen, denken we: Soit; ’t hindert niet, want hun doel is vreedzaam genoeg. Maar wanneer de Fascisten in bataljons nachtoefeningen gaan houden, dan is dat niet vreedzaam en niet kinderlijk. Al was ’t enkel maar dewijl het andere politieke groepen prikkelt net zoo te gaan doen – en dan krijgen we militaire manoeuvres die niet door den minister van Defensie bevolen werden en toch zeer reeel kunnen worden. E. van Dam, “Nootjes uit de hoofdstad”, Provinciale Noordhollandsche Courant, 8 februari 1933. Inhoud Voorwoord 9 1 Inleiding 11 2 Daadkracht 35 De vijand te lijf 3 Koerswijziging 61 De wending naar Duitsland 4 Weerbaarheid 89 De aanval als beste verdediging 5 Gedaanteverwisseling 129 De WA in vermomming 6 Volharding 149 Voorwaarts op eigen gezag 7 Tegenstand 173 Politieke en publieke respons 8 Krachtmeting 199 Het Hoofdkwartier grijpt in 9 Opstandigheid 219 Arnold Meijers Zwart Front 10 Ongeduld 239 De heethoofden van Van Rappard 11 Breukvlak 257 Hernieuwde radicalisering binnen de NSB 12 Hergroepering 283 Strijd om de straat tijdens de bezetting 13 Cijfers 319 14 Conclusies 325 Bronnen 337 Samenvatting 345 Summary 347 Index 349 Voorwoord Dit onderzoek is, zoals dat bij onderzoek vaak gaat, ontsproten aan ver- wondering. Een sluimerende verwondering over het feit dat er zo weinig bekend was over de zogenaamde weerkorpsen, toch een fenomeen dat in de roerige jaren dertig zelfs tot specifieke wetgeving leidde. De toevallige vondst van een oud krantenbericht waaruit bleek dat mijn geboortedorp in 1936 landelijk nieuws was door een spraakmakend geval van georganiseerd politiek geweld gaf vervolgens de aanzet tot eigen onderzoek naar dit ver- schijnsel. Achter zomaar een incident in een bewogen tijdsgewricht bleek een opmerkelijke en nagenoeg onbekende subcultuur van gewelddadig activisme schuil te gaan. Aan de hand van mijn bevindingen schreef ik een doctoraalscriptie met de titel Ploertendoders, koppelriemen en boksbeugels. De bijdrage van de radicale Amsterdamse NSB’ers aan het politieke klimaat in de jaren 1935 – 1937. Ik beperkte mij daar dus tot de hoofdstedelijke NSB tussen de verkiezingsjaren waarin die beweging eerst zo sterk opkwam en vervolgens weer zo hevig verloor. De in die scriptie vervatte kernge- dachte – het hoofdstedelijke weerkorps van de NSB was een eigengereid en gewelddadig gezelschap waarover de partijleiding in de genoemde jaren slechts met grote moeite enige controle wist te krijgen – is bij dit onderzoek opnieuw van groot belang. Wel heb ik hier de behandeling van het onderwerp in de breedte, in de diepte maar ook in de tijd sterk uitgebreid. Nu het monnikenwerk ten einde is moet ik stilstaan bij het verloop van het proces. Ik ben diverse mensen dank verschuldigd. Allereerst wil ik noemen mijn promotor Peter Romijn. Vanaf het moment dat hij mijn eerste nog vrij diffuse ideeën aanhoorde is hij een geïnteresseerde en kundige begeleider geweest. Zijn constructieve kritiek en zijn niet zelden verras- sende suggesties waren van essentieel belang om het werk tot een goed einde te brengen. Uiteraard ben ik hem hiervoor zeer erkentelijk. Ook bedank ik de leden van de promotiecommissie voor het kritisch lezen van mijn manuscript en hun verdere aandeel in het traject. Veel belangstelling ondervond ik van verschillende onderzoekers die zich op verwante onderzoeksterreinen bewegen of hebben bewogen. Ik wil er enkele noemen: Robin te Slaa, Edwin Klijn, Tessel Pollmann, Josje Damsma, Erik Schumacher, Willem Wagenaar en Sytze van der Zee. Hun geduld is op de proef gesteld, maar als ze willen kunnen ze nu van mijn bevindingen integraal kennis nemen. 10 WEERKORPSEN Welwillende medewerking bij het verkrijgen van de foto’s verleenden Jet Baruch, Hans van Felius en het bestuur van de Koninklijke Nederlandse Bond voor Lichamelijke Opvoeding. Zeer veel werk bezorgde ik studie- zaalmedewerkers van het Noord-Hollands Archief in Haarlem, het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies in Amsterdam en het Brabants Historisch Informatiecentrum in Den Bosch. Dat ik mijn uitputtend archiefwerk kon uitvoeren is in hoge mate ook hun verdienste. Het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis in Amsterdam en het Nationaal Archief in Den Haag verdienen in dit verband eveneens vermelding. Mijn familie, die zich mij nog maar al te goed herinnert als scholier, bleken na de mededeling dat ik aan een proefschrift ging beginnen hun beslist niet ongegronde verbazing toch snel te kunnen overwinnen. Vrienden en bekenden, die vrijwel unaniem hun hoofden schudden toen ze van mijn plannen hoorden, zullen nu hopelijk zeggen dat ze er nooit aan hebben getwijfeld. Mijn collega’s, die mijn vermoeide gezucht verdroegen bij hun belangstellend vragen of ik nu al bijna klaar was, kunnen opgelucht ademhalen. Zij allen hebben door hun aanhoudende interesse voor mijn vorderingen bijgedragen aan het voltooien van deze onderneming. Nu het is volbracht, zal ik me hun blijken van belangstelling en steun altijd met dankbaarheid herinneren. Als laatste, maar zeker niet in het minst, bedank ik Kirsten Rippe. Gedurende de jaren dat mijn onderzoek zoveel van mijn aandacht vergde, twijfelde ze niet aan de goede uitkomst. Ze las verschillende versies mee, leverde tekstuele en inhoudelijke kritiek en droeg daarmee wezenlijk bij aan het resultaat zoals het is. Bovendien was het zonder haar helemaal nooit zover gekomen. Amsterdam, april 2014. 1 Inleiding Geweld is sinds jaar en dag onderwerp van wetenschappelijk onderzoek. Historici tonen daarbij een grote belangstelling voor revoluties, oorlogen en oproeren. Het zijn immers vooral de politieke aspecten van het geweld waar zij zich mee bezig houden. Uit de literatuur over de Nederlandse geschiedenis tussen de wereldoorlogen blijkt desondanks opvallend weinig belangstelling voor het destijds gepleegde politieke geweld. Dit toch zeer georganiseerde geweld, dat verschillende politieke richtingen destijds uitoefenden, blijft sterk onderbelicht. Over de Nederlandse situatie tussen de wereldoorlogen zegt Koen Vossen geheel terecht: Wie uit zucht naar spanning en sensatie het interbellaire Nederland tot de dramatische proporties van de Republiek van Weimar of zelfs de Franse Derde Republiek wil opblazen, doet de historische werkelijk- heid geweld aan.1 Daar staat natuurlijk wel tegenover dat wie het extremisme en het bijko- mende geweld onderschat dat ook doet. Vergeleken met diverse andere landen stelde dit geweld inderdaad niet zo veel voor, maar binnen de ver- houdingen van het doorgaans gemoedelijke Nederland was het omvangrijk en langdurig. Het toont bovendien aan dat ook in Nederland althans door sommigen geweld als een doelmatig en acceptabel politiek strijdmiddel werd gezien. Dit boek gaat over
Details
-
File Typepdf
-
Upload Time-
-
Content LanguagesEnglish
-
Upload UserAnonymous/Not logged-in
-
File Pages360 Page
-
File Size-