OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 33 bron OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 33. Stichting Instituut ter Bevordering van de Surinamistiek, [Nijmegen] 2014 Zie voor verantwoording: https://www.dbnl.org/tekst/_oso001201401_01/colofon.php Let op: werken die korter dan 140 jaar geleden verschenen zijn, kunnen auteursrechtelijk beschermd zijn. [Deel 1] Woord vooraf In juli ontvingen abonnees van OSO een schrijven waarin wij dit dubbelnummer aankondigden. De redactie van Oso en het IBS-bestuur zijn er zeer trots op dat zij het tijdschrift hebben kunnen behouden en publicatie van dit nummer hebben kunnen realiseren. Wij streven ernaar in november een feestelijke launch te organiseren, waarbij de toekomst van de Surinamistiek van verschillende kanten zal worden belicht. Wij danken u nogmaals voor uw trouw, geduld en ondersteuning. Namens de redactie van Oso en het IBS-bestuur, John Schuster, hoofdredacteur Oso Yvon van der Pijl, secretaris IBS OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 33 7 Van de redactie Voorwoord Dit nummer van bestaat uit twee delen: I Een themanummer dat is getiteld: ‘Hoe wij hier ook samen kwamen’; II Varia. I. Themanummer De titel van het themanummer is ingegeven door de hoofdregel van de tekst op de grote billboards die in april van 2013 op verschillende plekken in Paramaribo waren geplaatst. Onder de kop ‘hoe wij hier ook samen kwamen’ (derde regel, eerste couplet Surinaams volkslied) wordt de bevolking opgeroepen de Chinese en Hindostaanse immigratie en de afschaffing van de slavernij te herdenken en te vieren (zie de afbeelding). OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 33 8 In de uitnodiging aan auteurs om een bijdrage aan het themanummer te leveren, is hen nadrukkelijk gevraag om analyses van die samenkomst van de verschillende Surinaamse bevolkingsgroepen. Met deze keuze wilde de redactie een andere richting inslaan dan de tot nu toe gebruikelijke analyses van de Surinaamse samenleving. Er is een overvloed aan analyses van de (on)vrijwillige immigratie van verschillende bevolkingsgroepen en hun vestiging in Suriname. Evenzo over de oprichting van politieke partijen, de constructies van politieke identiteiten, onderwijs, huwelijkswetgeving enzovoort. Maar er is nog te weinig bekend over hoe het samenleven in het grensgebied Suriname zich heeft ontwikkeld. Het werd tijd dat daar meer aandacht voor komt. De typering van Suriname als een ‘grensgebied’ is afkomstig van Van Lier (1977: 6), die daarbij vooral dacht ‘aan het feit dat de slavernij en het leven onder koloniale verhoudingen veroorzaakte dat de bevolking voortdurend in “grenssituaties” - in de betekenis, die de moderne psychiatrie aan dit begrip hecht - heeft verkeerd.’ Volgens Van Lier ‘verkeren groepen en individuen (in het algemeen) in een grenssituatie wanneer de omgeving het vertrouwde, veilige karakter heeft verloren en zij daardoor zij in een toestand werden verplaatst, waarin zij het gevoel van een bevredigende aanpassing missen.’ (ibid) Van Lier had daarbij zowel de slavenhouders als de slaafgemaakten op het oog, die uit hun ‘cultuur waren gerukt en zich moesten aanpassen in voor hen volkomen nieuwe en vreemde omstandigheden (...).’ (ibid) Het beeld dat Van Lier schetst is tamelijk statisch: er zijn bevolkingsgroepen die in een vacuüm lijken te verkeren waarin machtsprocessen en de indeling van bevolkingsgroepen in ‘meer’ en ‘minder’ geen rol spelen lijken te spelen (zie verder het artikel van Hans Ramsoedh in dit nummer). Dit hoeft echter niet te betekenen dat dit begrip, dat lange tijd was verdwenen uit het wetenschappelijk repertoire, zomaar aan de kant kan worden geschoven. Voor een eigentijdsere invulling van dit begrip, waardoor het bruikbaar wordt voor de analyse van maatschappelijk processen in het heden, moeten we naar het grensgebied tussen Mexico en de Verenigde Staten. Aan het begin van de jaren negentig deed dit begrip opgeld in studies van de situatie van Mexicaanse immigranten en Chicanos in het Mexicaans-Amerikaanse borderland. In de studies waarin dit begrip is gethematiseerd, is er vooral aandacht voor de wijze waarop de bewoners van het grensgebied worden gedomineerd door nationalistische en kapitalistische structuren. De nadruk in deze studies is komen te liggen op processen van in- en uitsluiting door de staat en de autochtone bewoners van dit grensgebied op grond van verschillen in nationale afkomst, ‘ras’, etniciteit, gender, cultuur, religie, seksualiteit en vestigingsduur. Daarnaast is er ook oog voor het verzet tegen de processen van uitsluiting. Ook is er aandacht voor processen van differentiatie binnen de bevolkingsgroep van Chicanos (Johnson en Michaelson 1997). OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 33 9 In het gedeelte van deze Oso, waarin aandacht is voor de wijze waarop verschillende bevolkingsgroepen samenkwamen en de maatschappelijke ontwikkelingen daarna, is er ook impliciet en expliciet aandacht voor processen van in- en uitsluiting en de pogingen om hierboven uit te stijgen door middel van discoursen waarin representaties van de Surinaamse samenleving als een harmonieuze samenleving centraal staan. Uit een aantal artikelen blijkt dat deze discoursen juist het beeld van een etnische verdeelde natie versterken. In het eerste artikel van dit nummer gaat Hans Ramsoedh in op het integratieproces van verschillende Surinaamse bevolkingsgroepen. Hij verwerpt daarbij het begrip grensgebied, omdat het ontoereikend zou zijn voor een beschrijving van de geografische, sociaaleconomische, politieke en culturele ontwikkelingen die hebben geleid tot de integratie van Creolen, Hindostanen en Javanen in Suriname. In plaats daarvan maakt hij gebruik van het fasenmodel dat is ontwikkeld en toegepast door sociologen van de Chicago School. Joop Vernooy laat zien op welke manieren de rooms-katholieke kerk, in de anderhalve eeuw die zij reeds actief is in Suriname, zich rekenschap heeft gegeven van de etnische diversiteit van de Surinaamse bevolking en de maatschappelijke ontwikkelingen in het land. Chan Choenni beschrijft de ontwikkeling van Brits-Indische immigranten tot burgers van Suriname. Hij laat zien op welke manier het integratieproces van deze bevolkingsgroep zich heeft voltrokken en welke economische, politieke en culturele instituties de groep daarbij in het leven heeft geroepen. Paul Tjon Sie Fat analyseert de viering van Marron-dag, 140 jaar Hindostaanse immigratie, 150 jaar afschaffing van de slavernij en 160 jaar Chinese immigratie. Het blijkt dat deze vieringen volgens eenzelfde stramien verlopen. Speciale aandacht heeft hij voor overeenkomsten en verschillen tussen de vieringen van de Chinese immigratie in 2003 en 2013 en de actoren die de gang van zaken bepaalden. Egger en Gowricharn beschrijven het ontstaan en de ontwikkeling van de etnische groep der Creolen. Zij laten zien dat de vorming van deze groep vooral in de tweede helft van de twintigste eeuw heeft plaatsgevonden mede als gevolg van externe factoren. Hilde Neus beschrijft deels de commotie die in Suriname is ontstaan over de rap ‘Tien Koeien’ van de rapper Scrappy W. Ze onderzoekt daarbij de rol van etnische identiteit in deze Surinaamse rap, de inbedding daarvan in de Surinaamse talen en culturen en analyseert tot slot de tekst van de rap. Iris Marchand richt haar blik op de Hindostaans-Creoolse relaties in Nickerie vanuit het perspectief van Dogla's. Zij laat zien dat Dogla's, die, voortgekomen uit gemengde relaties en nogal eens geïdealiseerd als het ultieme symbool van de Surinaamse etnisch diverse natie, de etnische verschillen tussen Hindostanen en Creolen niet alleen overbruggen maar ook versterken. May Ling Thio buigt zich in het laatste artikel van het themanummer over de succesvolle integratie van Surinamers op Curaçao. Zij beschrijft de factoren aan deze integratie en de rol die de Surinaamse vereniging JPF daarbij heeft gespeeld. OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 33 10 II Varia Het variadeel van dit nummer begint met een artikel van Constanteyn Roelofs over het plan van Alexander Salonthaij van Salontha van plantage Nieuw-Java, die de immigratie van kolonisten uit Nederland probeerde te stimuleren. De bedoeling was dat deze kolonisten zich zouden vestigen op gebieden rond plantages waar zij landbouw zouden bedrijven. Hun nederzettingen zouden daarbij dienen als buffer tussen de plantages en de Marrons en de kolonisten als militie tegen de invallen van de Marrons. Rick Wolff gaat hierna in op het studiesucces van Surinaamse en Antilliaanse/Arubaanse studenten in het Nederlandse hoger onderwijs. Hij onderzoekt daarbij de mogelijke verklaringen voor verschillen in studiesucces tussen studenten van Surinaamse en Antilliaanse/Arubaanse herkomst enerzijds en autochtone studenten anderzijds. Centraal in zijn onderzoek de sociale hulpbronnen en de leeromgeving als studiesuccesfactoren. Deborah de Koning analyseert tot slot de cultureel-religieuze aspecten in een Bollywood-film, een Indiase religieuze animatiefilm en een verkenning van de rol van films in het cultureel-religieuze socialisatieproces van hindoestaanse kinderen in Nederland. Haar indruk is dat films waarnaar wordt gekeken ter ontspanning ook een bijdrage leveren aan cultureel-religieuze socialisatie van Hindostaanse kinderen. De reeks van artikelen worden gevolgd door een in memoriam van de hand van Pim van der
Details
-
File Typepdf
-
Upload Time-
-
Content LanguagesEnglish
-
Upload UserAnonymous/Not logged-in
-
File Pages306 Page
-
File Size-