Zandafzetting, standplaats, beheer en botanische kwaliteit van Stroomdalgrasland Suzanne Rotthier Karlè Sýkora Natuurbeheer en Plantenecologie Wageningen Universiteit © 2 0 16 VBNE, V ereniging van Bos- en Natuurterreineigenaren Rapport nr. 2016/O BN -200-RI Driebergen, 2016 Deze publicatie is tot stand gekoMen Met een financiële bijdrage van BIJ12 en het Ministerie van EconoMische Zaken. Teksten Mogen alleen worden overgenoMen Met bronverMelding. Deze uitgave kan schriftelijk of per e-mail worden besteld bij de VBNE onder verMelding van code 2016/OBN-200-RI en het aantal exeMplaren. Oplage 60 exemplaren SaMenstelling Suzanne Rotthier, Wageningen U niversiteit & Research c entre Karlè Sýkora, Wageningen Universiteit & Research centre In saMenwerking Met: Baiba Bekisa, Valerijus Rašomavičius (hoofdstuk 4) Bart Makaske en Jacob Wallinga (hoofdstuk 7), Wageningen Universiteit & Res earch centre Piet Schipper, Staatsbosbeheer (hoofdstuk 9 & 10) Druk KNNV Uitgeverij/Publishing Productie Vereniging van Bos- en Natuurterreineigenaren (VBNE) Adres : P rincenhof Park 9, 3972 NG Driebergen Telefoon : 0 3 43-745256 E -mail : [email protected] 2 Inhoud Summary 8 Samenvatting 11 1 Algemene Inleiding 14 1.1 Achtergrond 14 1.2 Onderzoeksvragen 16 2 Ecologische amplitude van stroomdalgrasland gemeenschappen en doelsoorten in Nederland 17 2.1 Materiaal en Methoden 17 2.1.1 Onderzoeksgebieden 17 2.1.2 VegetatieopnaMen 23 2.1.3 StandplaatsoMstandigheden 23 2.2 Overzicht plantengeMeenschappen 24 2.3 Relatie tussen plantengeMeenschappen en oMgevingsfactoren 27 2.3.1 Ordinaties 27 2.3.2 Boxplots 32 3 Ecologische analyse naar uitbreiding van stroomdalgraslandsoorten 39 3.1 Verdeling van fluviatiele- en strooMdalgraslandplanten over biogeografische, ec ologische kenMerken en levensvorM 39 3.1.1 Geografische verspreiding: oorsprong 39 3.1.2 Ecologische groepen 39 3.1.3 Ecotopen 40 3.1.4 Ellenberg indicatie getallen 40 3.1.5 Afhankelijkheid van grondwater 42 3.1.6 Levensduur 42 3.1.7 LevensvorM volgens Raunkiaer 43 3.1.8 MaxiMale planthoogte 43 3.2 Trouwgraad van soorten aan strooMdalgrasland 44 3.3 Ecologie en biogeografie van afzonderlijke strooMdalgrasland-soorten en de standplaats bij (her)vestiging 45 3.4 A. Zeer trouw aan stroomdalgrasland 46 Wilde averuit (ArteMisia caMpestris ssp. caMpestris) *** 46 TripMadaM (SeduM rupestre) *** 47 Liggende ereprijs (Veronica prostrata) *** 48 Brede ereprijs (Veronica austriaca ssp. teucriuM) *** 49 Paardenhoefklaver (Hippocrepis coMosa) *** 50 Rode breMraap (Orobanche lutea) *** 51 3.5 B. Trouw aan stroomdalgrasland 52 3 Sikkelklaver (Medicago falcata) ** 52 ZandwolfsMelk (Euphorbia seguieriana) ** 54 Moeslook (AlliuM oleraceuM) ** 55 CipreswolfsMelk (Euphorbia cyparissias) ** 57 Veldsalie (Salvia pratensis) ** 58 Zacht vetkruid (SeduM sexangulare) ** 59 Kleine ruit (ThalictruM Minus) ** 61 Ges treepte klaver (TrifoliuM striatuM) ** 62 Kleine tijM (ThyMus serpyllum) ** 64 Steenanjer (Dianthus deltoides) ** 65 3.6 C. Enigszins trouw aan stroomdalgrasland 66 Bieslook (AlliuM schoenoprasuM) * 66 Kruisdistel (EryngiuM caMpestre) * 67 WalstrobreMraap (Orobanche caryophyllacea) * 68 Voorjaarsganzerik (Potentilla tabernaeMontani) * 69 Geoorde zuring (RuMex thyrsiflorus ) * 70 3.7 D. Enige aff initeit voor stroomdalgrasland 72 Voorjaarszegge (Carex caryophyllea) 72 Ruige weegbree (Plantago Media) 73 Wit vetkruid (SeduM albuM) 74 Grote tijM (ThyMus pulegioides) 75 Kattendoorn (Ononis repens ssp. spinosa) 77 Kleine bevernel (PiMpinella saxifraga) 78 Kleine piMpernel (Sanguisorba Minor) 80 Duifkruid (Scabiosa coluMbaria) 81 3.8 E. Indif f erent voor stroomdalgrasland 83 Smal fakkelgras (Koeleria Macrantha) 83 Sc haafstro (EquisetuM hyeMale) 84 Kruipend stalkruid (Ononis repens ssp. repens) 85 Ruig viooltje (Viola hirta) 86 Vroege zegge (Carex praecox) 87 3.9 StrooMdalgraslandsoorten, kenMerken en Mate van uitbreiding 88 4 Vergelijk van Nederlands stroomdalgrasland met stroomdalgrasland in andere europese landen. 93 4.1 Inleiding 93 4.2 Materiaal en Methoden 93 4 4.2.1 SyntaxonoMisch vergelijk van opnaMen in Nederland, Letland en Litouwen. 93 4.2.2 Beschrijving onderzoeksgebieden en standplaatsfactoren. 94 4.1 Resultaten 96 4.1.1 SyntaxonoMisch vergelijk van opnaMen in Nederland, Letland en Litouwen. 96 4.1.2 Ecologie 98 5 Invloed van zandaf zetting of eenmalige bekalking op vegetatiesamenstelling en bodemeigenschappen 99 5.1 Inleiding 99 5.2 VeldexperiMent zandafzetting 99 5.3 Mineralisatie 106 5.4 BodeMprofielen en verzuring 107 5.5 Overleving kenMerkende strooMdalgraslandsoorten bij zandafzetting 109 6 Relatie tussen vitaliteit en overleving van Duinriet (Calamagrostis epigejos) bij zandaf zetting of maaibeheer 111 6.1 Inleiding 111 6.2 Veldproef Duinriet in Millingerwaard 111 7 Recente sedimentatiegeschiedenis: geomorf ologie en goed ontwikkelde stroomdalgraslanden 117 7.1 Historische achtergrond van de onderzoeksgebieden 117 7.2 BodeMboringen 120 7.3 OSL dateringen 121 8 Disc ussie 123 8.1 Ecologische amplitudo strooMdalgrasland 123 8.2 OptiMale standplaatsoMstandigheden 123 8.3 Vergelijk van Nederlands strooMdalgrasland Met strooMdalgrasland in andere europese landen 123 8.4 RivierdynaMiek en herstel van strooMdalgrasland flora in Nederland 124 8.5 Inwaaiend zand, verzuring en achteruitgang van strooMdalgrasland. 124 8.6 SediMentatiegeschiedenis rivierduinen 125 8.7 Behoud/beheer 126 8.1 Zandafzetting, Duinriet en strooMdalgraslandsoorten. 127 9 Aanbevelingen voor het behoud 128 9.1 Behoud van huidige standplaatsen als zaadbron 128 9.2 KunstMatige standplaatsen strooMdalgraslanden 128 10 Aanbevelingen voor het beheer 129 5 10.1 Ontwikkeling strooMdalgrasland vanuit actieve oeverwallen. 129 10.2 Ontwikkeling van strooMdalgrasland vanuit grasland in landbouwkundig gebruik 129 10.3 Herstel van strooMdalgrasland, herintroductie van soorten 130 10.4 Herstel van strooMdalgrasland vanuit verruigde / vervilte situatie 130 11 Literatuur 131 Bijlage I Lijst met Nederlandse stroomdalsoorten 136 Bijlage II Omgevingsvariabelen Nederlandse gemeenschappen 140 Bijlagen III Trouwgraad van Nederlandse stroomdalgraslandsoorten in strikte zin. 144 Bijlage IV syntaxonomische vegetatietabellen bij (her)vestiging van soorten die zich in natuurontwikkelingsgebieden langs de rivieren hebben uitgebreid. 145 Bijlage V Bodemvariabelen van vegetatietypen in opnamen uit Nederland, Letland, Litouwen 162 Bijlage VI Syntaxonomische elemententabel opnamen uit Nederland, Letland en Litouwen 164 Bijlage VII Syntaxonomische elemententabel opnamen uit Nederland, Letland en Litouwen 180 Bijlage VIII Vegetatieopnamen Maaiexperiment Millingerwaard 193 Bijlage IX Nederlandse en wetenschappelijke namen van gemeenschappen en soorten 194 6 Voorwoord Het doel van het Kennisnetwerk Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit (OBN) is het ontwikkelen, verspreiden en benutten van kennis voor terreinbeheerders over natuurherstel, Natura 2000, PAS, leefgebiedenbenadering en ontwikkeling van nieuwe natuur. In het kader van natura 2000 worden in Europees perspectief zeldzaMe soorten en vegetatietypen in Nederland bescherMd. In dit rapport staat het habitattype H6120 ‘Stroomdalgraslanden’ centraal. Het sterk bedreigde strooMdalgrasland is vrijwel beperkt tot ons land en N ederland heeft dan ook een grote internationale verantwoordelijkheid voor dit type. Droog strooMdalgrasland (oeverwal of rivierduingrasland) is zeer karakteristiek voor het rivierengebied en oppervlak en kwaliteit zijn sterk achteruitgegaan. Droge strooMdalgraslanden kwaMen vóór 1960 vrijwel overal langs de grote rivieren voor en zijn daarna uit 83-84% van de kiloMeterhokken verdwenen. Van de syntaxonoMische positie en precieze distributie van de Nederlandse strooMdalgraslanden is in vergelijk Met zandige graslanden in oMliggende landen nog onvoldoende bekend. Dit is in dit rapport op een rij gezet. De uitkoMst hiervan duidt er op dat de Nederlandse strooMdalgraslanden binnen Europa een unieke saMenstelling hebben en zij behoren binnen Natura2000 terecht tot een prioritaire habitat. MoMenteel vindt lokaal langs de rivieren op voorMalig landbouwgrond, na herinrichting en natuurontwikkeling, (her)vestiging plaats van soorten. Dit onderzoek geeft een overzich t van de ecologie en biogeografie van strooMdalgraslandsoorten en onderzoekt de oMstandigheden waaronder een aantal strooMdalgraslandsoorten zich hebben uitgebreid. De Meeste strooMdal-graslandsoorten laten echter geen tot Matige uitbreiding zien. In dit onderzoek is voor een aantal stroomdalgraslandsoorten de tolerantie voor overzanding onderzocht. De strooMdalgraslandsoorten in strikte zin blijken gevoelig hiervoor. Het is dan ook van groot belang dat strooMdalgraslanden als gevolg van natuurtechnische ingrepen niet Met grote hoeveelheden zand worden bedekt. StrooMdalgraslanden in strikte zin hebben relatief veel lage, lichtMinnende plantensoorten, Met naMe het kort houden van de vegetatie is voor overleving van deze soorten van belang. Verder toont het onderzoek Met behulp van boringen en leeftijdsbepalingen de grote ouderdoM aan van de strooMdalgraslanden in Nederland. Ze blijken zeer langdurig te kunnen blijven bestaan. In hoofdstuk 9 en 10 vindt u aanbevelingen voor behoud en beheer van strooMdalgraslanden. Ik wens u veel leesplezier. Drs. T.J. WaMs Voorzitter van de OBN AdviescoMMissie 7 Summary Although dry sandy levee grassland (river dune grassland) are very characteristic of the Dutch riverine landscape it’s surface and quality has drastically declined over the last decades. Dry s andy levee grasslands us ed to be wides pread along the large
Details
-
File Typepdf
-
Upload Time-
-
Content LanguagesEnglish
-
Upload UserAnonymous/Not logged-in
-
File Pages197 Page
-
File Size-