ronAld van GenAbeek, eddie niJhof en frederike Schipper (red.) STAD OP DE SCHOP 40 JAAR ARCHEOLOGISCH ONDERZOEK IN ’S-HERTOGENBOSCH Woudrichem (Pictures Publishers) 2019, 742 pp., ills. in zwart-wit en kleur, isbn 978 94 92576 24 8, € 39,90 RanJiTh JAyAsenA GRAAF- EN MODDERWERK EEN ARCHEOLOGISCHE STADS- GESCHIEDENIS VAN AMSTERDAM Utrecht (Matrijs) 2020, 304 pp., ills. in zwart-wit en kleur, isbn 978 90 5345 565 4. BULLETIN KNOB 2021 Van twee van Nederlands voornaamste historische Erfgoed ’s-Hertogenbosch. De totstandkoming van dit steden verscheen onlangs een archeologische stadsge- boek gaat terug tot 2006, toen de eerste stadsarcheo- schiedenis. Over ’s-Hertogenbosch handelt het vuist- loog Hans Janssen het plan opvatte om vóór zijn pensi- • 1 dikke publieksboek Stad op de schop, geschreven door onering de resultaten van onderzoek dat sinds 1977 een team van vijf auteurs die allen werkzaam zijn of door de gemeente was uitgevoerd te publiceren. 42 waren bij de gemeentelijke archeologieafdeling van Over Amsterdam verscheen onder de titel Graaf- en modderwerk de handelseditie van het proefschrift van denis van Amsterdam. Zo slaagt Jayasena erin op basis Ranjith Jayasena, waarop hij in 2019 aan de Universi- van archeologisch aangetoonde sloten en historisch teit van Amsterdam promoveerde. Jayasena begon zijn kaartmateriaal een overtuigende reconstructie te ma- onderzoek in 2012 naast zijn reguliere werk als archeo- ken van het middeleeuwse ontginningssysteem aan loog bij Monumenten en Archeologie van de gemeente weerszijden van de Amstelmonding, waarbij kavels Amsterdam. met een standaardbreedte van dertig roeden (circa 110 Er zijn nog maar weinig archeologische overzichts- meter) zijn uitgegeven. Minder overtuigend, maar studies over Nederlandse steden gepubliceerd. Over evengoed prikkelend, is zijn theorie naar aanleiding zowel ’s-Hertogenbosch als Amsterdam, waar al sinds van de archeologische observatie dat de oudste sites de jaren 1970 een gemeentelijk archeoloog werkzaam op de westoever van de Amstel zijn verschoven van di- is, verschenen vele boeken en rapporten, maar pu- rect langs de Amstel in de periode 1175-1225 naar meer blieksstudies gericht op synthese en overzicht zijn landinwaartse, binnendijkse locaties vanaf 1225. Jaya- zeldzaam. Voor ’s-Hertogenbosch gold lange tijd het sena gaat ervan uit dat de oudste bebouwing is wegge- onder redactie van Janssen verschenen Van bos tot stad slagen bij stormvloeden in 1214 en/of 1219 en dat men (1983) als standaardwerk. Voor Amsterdam bestaat het zich nadien verder van de Amstel heeft gevestigd, op de recenter door Jerzy Gawronski geschreven Amsterdam oeverwal die nog verder werd opgehoogd met terpen. ceramics (2012), waarin onder meer een nieuwe typo- Ook met betrekking tot de ontwikkeling van de jon- chronologie van het Amsterdamse aardewerk wordt ge stad (1225-1350) geeft de archeologische focus op geïntroduceerd die de oudere, deels foutieve aarde- ophogingen en landwinning verhelderende inzichten. werkdateringen uit de tijd van stadsarcheoloog Jan Op de westoever van de Amstel zijn enkel individuele Baart vervangt. huisterpen opgegraven, die door frequente ophoging De hoofdvraag die Jayasena in Graaf- en modderwerk en uitbreiding aaneengroeiden tot een terpenlint (de stelt, is op welke wijze archeologische kennis over de Nieuwendijk). Op de oostoever verliep de ontwikkeling ondergrond vanuit een integrale benadering met an- veel systematischer; deze lijkt centraal te zijn aange- dere bronnen bijdraagt aan het beeld van de stadsont- stuurd. Vanaf het midden van de dertiende eeuw werd wikkeling van Amsterdam. De nadruk ligt daarbij op een dijk (Warmoesstraat) aangelegd met bebouwing de continue praktijk van ophogen en aanplempen, die aan de landzijde. Rond 1300 werd de gehele dijk opge- voor de ontwikkeling van een stad in het Hollandse hoogd, waarbij alle bebouwing werd gesloopt en na- veengebied noodzakelijk was. De hoofdvraag is uitge- dien teruggebouwd op dezelfde percelen. Voor de vroe- splitst in twee deelvragen: in hoeverre zijn de gegevens ge stedelijke ontwikkeling van de oostoever houdt over ophogingslagen van toegevoegde waarde voor het Jayasena de heren van Amstel verantwoordelijk, van beeld van de ruimtelijke ontwikkeling, en welke in- wie bekend is dat hun grondbezit zich vooral daar con- zichten in de ontwikkeling van de materiële cultuur centreerde. kunnen archeologen ontlenen aan het in deze lagen Beide wijzen van ‘graaf- en modderwerk’, individueel aangetroffen afval, met name het aardewerk? en georganiseerd, kwamen ook in de latere stadsont- Het boek begint met een inleidend hoofdstuk en een wikkeling veelvuldig naast elkaar voor. Aanvankelijk hoofdstuk over de (reconstructie van) hoogtes van wa- werd voor het grondwerk vooral een combinatie van ter en land in het verleden. Daarna volgen vijf hoofd- klei- en veenzoden gebruikt, plaatselijk vermengd met stukken die zijn gebaseerd op het chronologische mest of afval en vaak verstevigd met rietmatten of raamwerk in Amsterdam ceramics: een stormachtige soms met houtconstructies. Vanaf de vijftiende eeuw start (1175-1225), de jonge stad (1225-1350), de middel- begint op kleine schaal ook het ophogen met zand, ter- eeuwse stad (1350-1578), de systematische stad (1578- wijl het verdwijnen van mest als ophoogmateriaal aan 1800) en de moderne stad (1800-2000). Binnen de het einde van de veertiende eeuw aangeeft dat agrari- hoofdstukken komen verschillende onderwerpen aan sche elementen in de stad marginaal zijn geworden. bod. Omdat dit niet altijd in dezelfde volgorde gaat, Bij de grote stadsuitbreidingen uit de late zestiende en is de lijn van het verhaal voor de algemeen geïnteres- de zeventiende eeuw werd het grondwerk aangestuurd seerde lezer af en toe wat moeilijk vast te houden. Zeer door de stad en gecombineerd met vuilophaal. Hier- BULLETIN KNOB 2021 verhelderend zijn wel de vele kaartjes en profielen van door werd stedelijk afval een vast ophoogmateriaal. opgravingen die door een uniform kleurgebruik verge- Pas vanaf de negentiende eeuw gebruikte men hier- lijkingen van sites kunnen vergemakkelijken. Lastig is voor zand, dat werd aangevoerd vanuit het Gooi of vrij- daarbij echter dat veel kaarten niet zijn voorzien van kwam bij de aanleg van het Noordzeekanaal. een legenda, waardoor het soms alsnog onnodig veel De voornaamste bronnen voor Jayasena’s onderzoek, tijd vergt om uit te vogelen wat er precies staat afge- naast het bestaande historische kaart- en bronnenma- • beeld. teriaal, zijn de vele opgravingen die in de binnenstad 1 Inhoudelijk biedt Graaf- en modderwerk boeiende van Amsterdam hebben plaatsgevonden. Zeer belang- nieuwe perspectieven op met name de oudste geschie- rijk daarbij is dat sommige eerdere opgravingen voor 43 het eerst (beter) zijn uitgewerkt. Bovendien zijn met woord dan ook te stellen dat geen enkele Nederlandse behulp van koolstof- of dendrochronologische date- stad beschikt over een dergelijk archeologisch over- ringen nieuwe inzichten verkregen in de chronologie zichtswerk. van de stadsontwikkeling. Een spectaculair voorbeeld Het meer dan zevenhonderd pagina’s tellende Stad is de C14-datering van een man die begraven lag in een op de schop is verdeeld in negen hoofdstukken, waar- boomkistgraf dat in 1963 werd gevonden onder de Ou- van het eerste een inleiding en het laatste een korte de Kerk. Het skelet is gedateerd tussen 1150 en 1215 en nabeschouwing is. In de zeven hoofdstukken daartus- daarmee is dit in één klap de oudste directe aanwij- sen wordt de stadsgeschiedenis chronologisch en the- zing voor menselijke aanwezigheid aan de monding matisch verteld vanaf de tijd van de neanderthalers tot van de Amstel. diep in de negentiende eeuw. De meeste aandacht gaat De integrale werkwijze die Jayasena voorstaat komt uit naar de ontwikkeling van de stad tussen 1250 en het beste tot uiting in de hoofdstukken vijf en zes, wan- 1629 (hoofdstukken vier tot en met zeven), die geza- neer hij vanaf de tweede helft van de zestiende eeuw de menlijk bijna twee derde van het boek bestrijken. Ook archeologische gegevens kan combineren met kaart- verschillende opgravingen buiten de binnenstad wor- materiaal en historische bronnen. Zo behandelt hij den behandeld, waardoor er – anders dan bij Jayasena uitgebreid de bebouwde weren ten westen van de stad – ook oog is voor ontwikkelingen in het landelijke ge- (de latere Jordaan), de aanplempingen in de Amstel ter bied rondom ’s-Hertogenbosch. Achter in het boek plaatse van het latere Waterlooplein en de verkaveling staat de lijst met 169 opgravingen waarop het verhaal en landwinning op Uilenburg, Marken en Rapenburg. is gebaseerd en waarnaar in de lopende tekst door Ronduit fascinerend is een gemonteerde foto waarvan middel van groen gekleurde opgravingscodes wordt de onderzijde een opgraving uit 2011 van een steeg op verwezen. Met behulp van een uitklapbare kaart kun- Marken toont en de bovenzijde de bebouwing aan die- nen de locaties van de opgravingen worden terugge- zelfde steeg in 1899, inclusief een meisje dat vanuit de vonden. deuropening nieuwsgierig lijkt te kijken naar de ar- In dit uitgebreide en veelomvattende boek vindt ie- cheologen voor haar deur. dere historisch geïnteresseerde lezer wel wat van zijn Uiteraard zijn er ook wel kritische noten te plaatsen. gading. Voor de middeleeuwse stadsgeschiedenis is Zo is het maar zeer de vraag of de door Jayasena opge- het bijvoorbeeld interessant wat wordt gezegd over het voerde stormvloeden van 1214 en 1219 ook rond de langlopende debat over het ontstaan van de stad. Hoe- Amstelmonding
Details
-
File Typepdf
-
Upload Time-
-
Content LanguagesEnglish
-
Upload UserAnonymous/Not logged-in
-
File Pages4 Page
-
File Size-