Nieuwsbrief november 2012 Lezing De Vlaamse Muziek tussen 1830 en 1940 ‘ Lied Van Mijn Land ‘ (over Vlaamse Romantische componisten) lezing door Wilfried Westerlinck Het is opmerkelijk dat de zogenaamde Nationale scholen in de muziek verschijnen aan de geografische buitenzijde van de heersende muzikale centra: Parijs, Wenen, Leipzig, Munchen of Berlijn. En het is juist in deze perifere regio’s dat zij dit willen laten gelden met dat wat hun het dierbaarst is: de uitdrukking van hun volkskarakter. Een voorganger in deze beweging was Chopin voor Polen. Voor vele Europese landen is het verschijnen van één of meerdere figuren belangrijk om het ‘slapende’ muziekleven een nieuwe impuls te geven. Allen gaan op zoek naar hun literatuur, volksdansen en volksliederen, mythen en sagen, en putten daaruit een nieuwe kracht om hun muzikale ideeën gestalte te geven. Het is merkwaardig dat deze soort Nationale Romantiek tot diep in de 20ste eeuw levend blijft. De romantiek is dus erg lang….. Voor Vlaanderen hebben we dit alles grotendeels te danken aan Peter Benoit (1834-1901). Na tot volle ontplooiing gekomen te zijn als componist, spande Benoit zich gedurende zijn ‘Antwerpse periode’ ten volle in om het begrip ‘Vlaamse Muziek’ een eigen profiel te geven – en dit zelfs met verloochening van zijn eigen muzikale talenten. Het is zijn verdienste geweest om via het componeren van eenvoudige liederen, massa- koren, volksgetinte en breed uitgesmeerde cantates of oratoria, gedragen door volgzame harmonieën, het Muziekleven in Vlaanderen weer op gang te trekken. Edward Keurvels, Jan Blockx, Arthur Wilford werden de eerste apostelen van de idealen van Benoit. In Antwerpen werden ze gevolgd door velen, die het directeurschap van het Conservatorium dikwijls als hun Benoitsacralisatie beschouwden. Maar we mogen de Vlaamse muziek niet verengen tot het Antwerpse muziekleven. Ook in Brussel, Mechelen, Gent en Brugge vinden we componisten die bijdroegen tot een boeiend muziekleven. Laten we dus niet voorbijgaan aan Paul Gilson, Arthur De Greef, Jozef Ryelandt, Jules Toussaint De Sutter, Edgar Tinel of Arthur Meulemans. Hoezeer men het begrip ’Vlaamse Muziek’ heden ten dage ook wilt vermijden, en er zelfs een pejoratieve connotatie aan geeft, toch is het dank zij de inzet en creativiteit van deze romantische generaties Vlaamse componisten, dat we nu kunnen spreken van een bloeiend en uitwaaierend ‘Muziek in Vlaanderen’. Datum: Zondag 9 december 2012 – 15u Waar: Opus 4 - Residentie Hertogenpark - Desguinlei,90 - 2018 – Antwerpen. Indien mogelijk graag vooraf inschrijvingen: Ernest van der Eykenfonds vzw Willem Vandereyken – 0486/39 10 02 – [email protected]. Toegang: gratis (leden), 5 euro (niet-leden) Aanbevolen parking aan de Karel Oomsstraat. Via een zij-ingang kan u toegang hebben naar het domein Hertogenpark. Muziek Waarom Liszt en geen Lonque? Bedienden die met de trein naar Brussel rijden, lezen onderweg een misdaadverhaal of een doktersroman. Je zult niet vaak iemand betrappen met gedichten van Rilke in de hand. Nochtans kan ik gedichten als treinlectuur warm aanbevelen. Ik las ooit op de terugreis uit Lyon de sonnetten van Louise Labé. Thuisgekomen heb ik drie ervan op muziek gezet. Ik ben trouwens niet de enige Vlaming die op Louise Labé heeft gecomponeerd. David Van de Woestijne deed het mij voor. Zijn meest succesrijke werk is de liedcyclus met orkest La belle cordière, in de jaren vijftig gezongen door Suzanne Danco. Na haar zong de even befaamde Ilona Steingruber de cyclus in het Concertgebouw. David Van de Woestijne was een eeuwige pechvogel. Hij vergalde hier zijn moment de gloire door bij het groeten op de sleep van de zangeres te trappen. In 2015 zou de componist honderd zijn geworden. Misschien kan bij die gelegenheid La belle cordière postuum nog eens overgedaan worden. Waar Danco en Steingruber destijds niet voor terugschrokken, dat zal een actuele sopraan van hun niveau vandaag ook wel aankunnen. Zonder sleep... Een lezer van Rilke wordt hoger ingeschat dan een lezer van Aspe. Een groot auteur verhoogt het prestige van zijn lezer. Zo trekken uitvoerende musici zich op aan de naam van een componist. Een beginnend pianist presenteert zich liever met Liszt dan met Lonque, een dirigent liever met Brahms dan met Brusselmans. Er zijn ook zoveel goede voorbeelden van Liszt en Brahms en zo weinig van beide anderen. Minder bekende artiesten profileren zich noodgedwongen met beroemde namen. Bij hen geen plaats voor Vlaamse componisten. Als een dirigent tot de goddelijke status van een Karajan is opgestegen, hoeft de naam van de componist er zelfs niet meer bij, tenzij in kleine letters. Maar tussen onbekend en goddelijk bestaan vele gradaties. Daar ergens moet een evenwicht te vinden zijn, een opening naar het valoriseren van het eigen erfgoed. Zopas kreeg ik een gunstig signaal in deze richting: Philippe Herreweghe dririgeert als gast driemaal het Ricercare van Hendrik Andriessen met de Radio Kamer Filharmonie van de NOS. Een openheid die ik toejuich. De Nederlander Andriessen is ruw geschat honderdtwintig jaar geleden geboren en dertig jaar dood. Dan is er honderdzestig kilometer zuidwaarts misschien hoop voor de Passacaglia van Candael. Karel Candael is volgend jaar honderddertig jaar geleden geboren en vijfenzestig jaar dood. Zijn Passacaglia e bourrée voor orkest is vergelijkbaar met het Ricercare van Andriessen: neobarok uit de naoorlogse jaren veertig. Strengere lijnen bij Andriessen, straffere kleuren bij Candael, maar allebei van een kwaliteit waarvoor een groot professioneel zich niet hoeft te schamen. Verdient Antwerpen niet wat Amsterdam krijgt? Alleen al de NOS-orkesten spelen dit concert- seizoen drieëntwintig Nederlandse composities. Nederland dan toch een gidsland? Vic Nees Negentig . In 1999 was ik in Macedonië aanwezig bij de negentigste verjaardag van Todor Skalovsk. Hij kreeg een avondvullend concert in de schouwburg van Tetovo. Ik heb zijn virtuoze Makedonska Humoreska herhaaldelijk als bisnummer gedirigeerd. Hij componeerde ook het nationaal lied van Macedonië. Hoe geliefd en gewaardeerd hij was, kon je zien aan de tientallen jonge meisjes die hem een kusje kwamen geven na het concert. Wat een contrast met onze August Verbesselt die op zijn negentigste totaal vergeten werd en onlangs op zijn 92ste overleed, zonder op radio en tv te komen, zonder artikel in de kranten. Alleen Wilfried Westerlinck schreef een mooi in memoriam voor zijn oud-leraar. Dit jaar werd Gaston Nuyts 90 jaar. Hij volgde in 1990 Ernest Van der Eyken op als gedelegeerd bestuurder van Sabam. De verplichte stukken die hij componeerde voor het festival van Neerpelt, hoorde ik later vaak terug op andere internationale festivals. Ik vermoed dat hij ook graag kusjes had gekregen van jonge bewonderaarsters, maar met enige aandacht voor zijn muziek zou hij allang tevreden zijn. Vergeten we niet dat Gaston Nuyts, sinds het overlijden van Ernest Van der Eyken en August Verbesselt, de nestor is van de Vlaamse componisten. En al is Vlaanderen Macedonië niet, Nuyts is zeker Skalovsk waard. Vic Nees Aspirant-componisten in het Conservatorium Naar goede gewoonte presenteren jaarlijks de jongste generatie uit de compositieklassen van Antwerpen zich met hun artistieke vruchten. Eind mei konden we naar 7 inktverse resultaten luisteren. Niels Van der Plancken maakte met zijn pianowerk ‘Labyrinth’ een stevige indruk. Het middenpedaal van het instrument wordt als een goed bedacht constructief element ingezet en geeft een aandachtige luisteraar ook een muzikale voldoening. Spijtig genoeg kan dat niet gezegd worden van het ‘Houtblazerstrio’ van Pimpanit Karoonyavanich, waarin ze haar reis naar Antwerpen wil verklanken. Erik Desimpelaere koos in zijn tweedelig werkje ‘Dreams’ voor fluit, piano en triangel voor een verrassende zoektocht naar de roots van een Slavische dans van Dvorak, een speels en boeiend avontuur. Minstens even boeiend was het poëtische werk van Paolo Galli, die naast een solosopraan een koperblazertrio, een strijktrio en slagwerk subtiel inzette om verklanking te geven aan zijn ‘Il mare come materiale’. Het Waarom van ‘Warum?’ voor klarinet/basklarinet, cymbalen en pauken ontging mij wel, al moet ik zeggen dat een combinatie van deze instrumenten toch verassend was en soms boeiende passages opleverden. De miniaturen die Tobias Ertmann had bedacht in zijn ‘Silhouettes’ voor strijktrio konden mij niet overtuigen. Tot slot werd een ensemble op de been gebracht om het 5-delige ‘Quintet of Captivity’ van Bas Clabbers ten gehore te brengen. Spijtig dat het gebruik van dit alles zo onsamenhangend en opdringerig werd gebruikt. Wat mij in het geheel opviel is dat nogal wat componisten met een eigen verhaal zitten dat ze kwijt willen en menen in klanken te moeten omzetten, maar daarbij muzikale logica uit het oog verliezen. Uit deze reeks van jonge componisten was er bij Nils Van der Plancken, Erik Desimpelaere en Paolo Galli meer aan de hand. Zij hebben wel wat te zeggen. Wilfried Westerlinck Jan Van Damme We konden op 7/10 in het Districtshuis te Ekeren een geslaagd Aperitiefconcert meemaken uitgevoerd door het ‘Strijkkwartet Arco Brillante’ met Edith Haesendonckx (viool), Steven De Roeck (altviool), Sabine Avondts (viool) en Ingrid Switsers (cello). Naast werk van Hans Aerts (°1958) en G. Rossini willen we hier toch vooral de creatie bespreken van het “Strijkkwartet # 2 Mondriaan” van Jan Hendrik van Damme (°1965). De componist en zijn vriendenkring wisten eerst niet zo goed of ze de ‘kleurvakjes en de geometrische figuren’ van Piet Mondriaan wel
Details
-
File Typepdf
-
Upload Time-
-
Content LanguagesEnglish
-
Upload UserAnonymous/Not logged-in
-
File Pages1 Page
-
File Size-