David Flusser, Die Rabbinischen Gleichnisse Und Der Gleichniserzähler Jesus (1981)

David Flusser, Die Rabbinischen Gleichnisse Und Der Gleichniserzähler Jesus (1981)

KEY TEXTS PETER J. TOMSON David Flusser, Die rabbinischen Gleichnisse und der Gleichniserzähler Jesus (1981) ABSTRACT The article discusses the ‘key text’ by David Flusser, Die rabbinischen Gleichnisse und der Gleichniserzähler Jesus. While the book could have done with a stiff round of editing, it harbours treasures of insight and learning. Flusser’s main partners in discussion are Adolf Jülicher and his interest in fables, and Joachim Jeremias, whose book on Jesus’ parables functioned as a springboard for Flusser. A survey of the twelve chapters leads to a listing of six important points where Flusser’s approach either was accepted as a starting point for further research or remained the subject of debate. Foremost are his twin insights that the parables of Jesus and the rabbis derive from fables and other forms of Hellenistic popular teaching and subsequently came to represent a genre of its own. Een weerbarstig boek Een landbouwer die wist dat hij ging sterven wilde zijn kinderen trainen in het landbouwvak. Hij riep ze bijeen en zei: Kinderen, in een van mijn wijngaarden ligt een schat begraven. Dus na zijn overlijden pakten zij scheppen en houwelen en spitten het hele bouwland om. Ze vonden geen schat, maar de wijngaard gaf een overvloedige opbrengst. Moraal: inspanning is een kostbare schat voor de mensen. (Aesopus, fabel 42, ed. Hausrath, vert. PJT) Het boek over gelijkenissen van David Flusser (1917–2000) is als weerbarstig bouwland.1 De titels van de twaalf hoofdstukken zijn vaak onduidelijk en de volgorde niet helder, hoofdstukken zijn soms rommelig van opbouw, er zijn nogal wat herhalingen, en dwarsverwijzingen in voetnoten werken niet altijd. Anders gezegd: een broodnodige redactionele bewerking bleef helaas achterwege. En desondanks liggen er parels in begraven... voor wie zich inspant en het met volharding leest. Flusser droeg het boek op aan Clemens Thoma in Luzern, waar hij, op diens uitnodiging, een jaar had gedoceerd. De tekort- komingen van het boek worden enigszins begrijpelijk als je bedenkt dat het wellicht een uitgewerkt hoorcollege betreft. Het is geschreven in een levendig _____________ 1 D. Flusser, Die rabbinischen Gleichnisse und der Gleichniserzähler Jesus, 1. Teil, Das Wesen der Gleichnisse, (Judaica et Christiana 4) Bern enz. 1981. Deel 2 is nooit verschenen. www.ntt-online.nl NTT 71/2, 2017, 200-209 Guest (guest) IP: 170.106.203.120 DAVID FLUSSER, DIE RABBINISCHEN GLEICHNISSE 201 en geestrijk Duits, de taal waarmee Flusser opgroeide in Bohemen, voor zijn emigratie naar Palestina in 1939. Een heldere samenvatting van zijn benadering geeft Flusser in zijn laatste hoofdstuk:2 Met collega-onderzoekers ben ik er vast van overtuigd dat het mogelijk is, redelijk dicht bij de oorspronkelijke bewoordingen van Jezus’ prediking te komen. En wel wanneer men de overigens gebruikelijke methode van literaire kritiek ook toepast op de tekst van de synoptische evangeliën, en wanneer men bovendien in staat en van zins is, zich te laten bepalen door kennis van het joodse terrein. We geven zeker toe dat de woorden van Jezus, dus ook zijn gelijkenissen, eerst door Griekse redacteurs en vervolgens door de evangelisten bewerkt zijn. We menen echter ook dat het door toepassing van een betere synoptische theorie dikwijls kan lukken, de dop van de noot te scheiden. (…) Zoals ik meermaals betoogd heb, behoren de gelijkenissen van Jezus tot het genre van de rabbijnse gelijkenissen. Geldige uitspraken niet alleen over het wezen maar ook over de literaire aard van Jezus’ gelijkenissen kan men daarom alleen doen, wanneer men zich met het wezen en de literaire vorm van de rabbijnse gelijkenissen heeft beziggehouden. Duidelijk wordt hier dat de studie van de gelijkenissen een belangrijk onderdeel was van een van Flussers hoofdinteresses: het onderzoek naar Jezus in zijn historische, joodse context.3 Voorgangers Daarbij is Flusser in gesprek met twee voortrekkers van het moderne parabel- onderzoek, Adolf Jülicher en Joachim Jeremias. Jülichers baanbrekende Gleichnisreden Jesu (1899) schiep de nodige kritische afstand tussen de overgeleverde tekst en de parabels zoals Jezus ze verteld kan hebben.4 Met name brak hij met de allegorische lezing die sinds de kerkvaders gebruikelijk was. Sterker nog, woordanalyse bracht hem tot de conclusie dat reeds de evangelisten παραβολαί opvatten als ‘allegorieën’. Om een gelijkenis goed te begrijpen, moeten we haar dus ontdoen van haar redactionele kader, inclusief de uitleg die er in de evangeliën is bijgevoegd. In de grond waren de meeste _____________ 2 Flusser, Gleichnisse, 283v. Hier en in het vervolg geef ik Flusser weer in mijn eigen vertaling. 3 Zie ook D. Flusser, ‘De boodschap van Jezus’ gelijkenissen’, (1967) heruitgegeven in D. Flusser, Tussen oorsprong en schisma: Artikelen over Jezus, het Jodendom en het vroege Christendom, red. T. de Bruin, P.J. Tomson, W.A.C. Whitlau, Hilversum 1984, 180–191; D. Flusser, ‘Mishlei Yeshu veha-meshalim be-sifrut Chazal’, in D. Flusser, Jewish Sources in Early Christianity: Studies and Essays, red. Ch. Safrai, Tel-Aviv 1979, 150–209 (Hebr.); D. Flusser, ‘Aesop’s Miser and the Parable of the Talents’, in C. Thoma, M. Wyschogrod (red.), Parable and Story in Judaism and Christianity, New York – Mahwah 1989, 9–25. 4 A. Jülicher, Die Gleichnisreden Jesu, 1: Die Gleichnisreden Jesu im allgemeinen, 2: Auslegung der Gleichnisreden der drei ersten Evangelien, Freiburg enz. 18992. www.ntt-online.nl NTT 71/2, 2017, 200-209 Guest (guest) IP: 170.106.203.120 202 PETER J. TOMSON van Jezus’ gelijkenissen niet anders dan fabels zoals die van Aesopus, afgeronde fantasieverhaaltjes van dieren of mensen met een les op moreel niveau; in dit verband verwijst Jülicher naar Lessing en Herder.5 Anderzijds poneerde Jülicher dat de ‘volkomen schoonheid’ van Jezus’ gelijkenissen origineel is en niet kan worden begrepen vanuit het ‘rabbinisme’, zoals onder meer in Nederland was betoogd door S.J. Moscoviter en rabbijn T. Tal, noch vanuit het Boeddhisme.6 Vooral is Flussers boek een gesprek met ‘mijn vriend Jeremias’.7 Diens Gleichnisse Jesu (1952/1970) zet in met de overtuiging dat de gelijkenissen in de synoptische evangeliën ‘oergesteente’ van de Jezustraditie zijn, alleen al gezien de taal (semitismen) en allerlei concrete details (een zaaier die zaait vóór het ploegen, zoals nog steeds in die streken). Flusser deelt deze overtuiging maar verschilt van mening over de te volgen methode. Voor Jeremias bevatten de gelijkenissen Jezus’ karakteristieke boodschap. Ze waren ‘iets geheel nieuws’ tegenover de leer van de Farizeeën en droegen wellicht bij aan het ontstaan van het rabbijnse parabel-genre als zodanig.8 De gelijkenissen in het Nieuwe Testament zijn echter in hun huidige vorm moeilijk te begrijpen. Voortbouwend op Jülichers opvatting stelt Jeremias’ inleiding, getiteld ‘Het probleem’, dat de evangelisten de gelijkenissen allegorisch duidden met het oog op de vroege kerk. Dit blijkt vooral in Marcus’ gelijkenissenhoofdstuk. Overtuigend laat Jeremias zien dat de uitleg van de gelijkenis van de zaaier (Mar. 4:13–20) qua taalgebruik de situatie van de vroege kerk weerspiegelt.9 Daarentegen ziet Jeremias Marcus 4:10–12 als een oud gedeelte, dat hij de Verstockungstheorie noemt.10 Het bevat de Jubelruf (4:11) waarin de leer- lingen, anders dan ‘zij die buiten zijn’, deelgenoten heten aan het ‘geheimenis’ van het Koninkrijk. Dit gaat niet slechts over gelijkenissen, maar over Jezus’ prediking als zodanig. Uitgaande van de consensus dat Marcus model stond voor Lucas en Matteüs concludeert Jeremias dat ook in deze evangeliën de _____________ 5 Jülicher, Die Gleichnisreden Jesu, 1:98: gelijkenissen en de fabels hebben een kenmerkende tweeledigheid, waarbij de werking van een zin of thema wordt ondersteund door een verhaal op ander gebied met een duidelijk afgeronde werking. 6 Jülicher, Die Gleichnisreden Jesu, 1:49 (woordanalyse), 98 (Stesichoros en Aesopus), 164–173 (Moscoviter en Tal, na Wettstein en Lightfoot). 7 Deze kwalificatie heb ik van Flusser zelf vernomen, maar ik herinner me niet meer of dat mondeling of op schrift was. 8 J. Jeremias, Die Gleichnisse Jesu, Göttingen 19708, 7v. Jeremias gebruikt intussen wel degelijk rabbijns materiaal ter vergelijking, zie bijvoorbeeld 28, 187. 9 Jeremias, Die Gleichnisse Jesu, 9v., met doorverwijzing naar 75–79. ורפא לו Jeremias, Die Gleichnisse Jesu, 10, met onder andere het argument dat καὶ ἀφεθήσεται αὐτοῖς voor 10 in Jes. 6:9v., dat verschilt van de Septuaginta, terug te vinden is in de Targum en de Peshitta. NTT 71/2, 2017, 200-209 www.ntt-online.nl Guest (guest) IP: 170.106.203.120 DAVID FLUSSER, DIE RABBINISCHEN GLEICHNISSE 203 allegorisering overheerst. We moeten dus terug achter de evangelisten. Waar Jülicher echter ‘half werk’ deed door van Jezus een humane vooruitgangs- prediker te maken, liet C.H. Dodd zien hoe we de oorspronkelijke context van Jezus’ eschatologische prediking kunnen reconstrueren.11 Verder oordeelt Jeremias dat het Thomasevangelie leerzame varianten van synoptische parabels bevat, en dat we moeten proberen achter het Grieks van de evangeliën terug te werken naar Jezus’ Galilese Aramees.12 De gang van het boek Gezien de aard van het boek is het dienstig de hoofdstukken door te lopen en belangrijke discussiepunten met Jülicher en Jeremias aan te stippen. Het inleidende hoofdstuk 1 heet ‘Problemstellungen und Beispiele’ (verge- lijk Jeremias). Gelijkenissen vormen, evenals fabels en Europese volks- sprookjes, een apart, duidelijk herkenbaar literair genre. Flusser definieert niet wat hij met ‘gelijkenissen’ bedoelt. Behalve de door Jülicher gegeven definitie ‒ een verhaaltje met een moraal op het tweede niveau ‒ blijkt hij twee nauw verwante vormen tot het genre te rekenen: de gelijkenisspreuk, die geen verhaaltje bevat, en het exemplum, een verhaaltje dat de moraal in zich draagt. Gelijkenissen zijn een Palestijns-joods genre dat niet voorkomt in de apocriefe en pseudepigrafische joodse teksten, noch in die van Qumran en het Hellenistisch jodendom, maar alleen in de rabbijnse literatuur en het Nieuwe Testament ‒ juister: alleen in Palestijnse rabbijnse tradities, niet in Babylo- nische, en alleen in de synoptische evangeliën, niet in Johannes en het overige Nieuwe Testament.

View Full Text

Details

  • File Type
    pdf
  • Upload Time
    -
  • Content Languages
    English
  • Upload User
    Anonymous/Not logged-in
  • File Pages
    10 Page
  • File Size
    -

Download

Channel Download Status
Express Download Enable

Copyright

We respect the copyrights and intellectual property rights of all users. All uploaded documents are either original works of the uploader or authorized works of the rightful owners.

  • Not to be reproduced or distributed without explicit permission.
  • Not used for commercial purposes outside of approved use cases.
  • Not used to infringe on the rights of the original creators.
  • If you believe any content infringes your copyright, please contact us immediately.

Support

For help with questions, suggestions, or problems, please contact us