Succulenta 2007.Pdf

Succulenta 2007.Pdf

REDACTIONEEL Henk Viscaal Wat bezielt een mens om zich met de regelmaat van de klok zuchtend en steunend achter een computer te hijsen, een aantal artikelen in een stramienpagina te plaatsen, een hoeveelheid foto’s te bewerken, die nadien ook in diezelfde pagina te plaatsen, ten- slotte van het geheel een PDF-file te maken en deze in te branden op een CD en deze naar de drukkerij te sturen. En dan, als klap op de vuurpijl beweren dat het een leuke bezigheid was. Het belangrijkste moment breekt aan wanneer het kant en klare tijdschrift door de post bezorgd wordt. Razendsnel de plastic hoes verwijderen (ik heb altijd ruzie met die dingen omdat ik waarschijnlijk te ongeduldig ben) en naar het uiteindelijke resultaat kijken. Sommige afbeeldingen zijn precies zo van de pers gekomen zoals ik het me voorge- steld had, terwijl andere afbeeldingen toch weer wat tegenvallen. We moeten toch maar weer eens een aantal handvatten aanreiken voor de fotografen onder ons om betere re- sultaten te boeken. Bekijk ik echter de cactustijdschriften waar ik op geabonneerd ben, dan bekruipt mij soms een bepaald gevoel van trots wanneer ik dit werk vergelijk met wat ik zelf gewrocht heb. Maar ook hier valt of staat het geheel met de kwaliteit van de afbeeldingen, oftewel, hoe goed of minder goed was de fotograaf. Bij opnames op de vindplaats van cactussen en vetplanten ben je vaak, door een (te) strak tijdschema, overgeleverd aan de op dat moment heersende lichtomstandigheden. Een beroepsfotograaf kan, om een opdracht uit te voeren, op een bepaalde plek wachten tot de voor hem meest gunstige lichtomstan- digheden om te fotograferen zijn aangebroken. Na zo’n 6 jaar met de opmaak van ons tijdschrift bezig te zijn geweest, krijg je zo af en toe de kriebels wanneer je een fraai tijdschrift onder ogen krijgt en je gaat denken hoe dit of dat wel niet zou staan in ons eigen tijdschrift. Rob, de echtgenoot van de penningmeester van onze afdeling, zei het een keer heel fraai. “Ik kan precies zien wanneer jij weer een leuk speeltje hebt ontdekt in Photoshop of InDesign”. Dat klopt, want in de aard van dit beestje zit opgesloten dat, wanneer hij iets ziet wat hem aanstaat, de uitdaging om dat ook te kunnen direct in werking wordt gezet. Hier moet natuurlijk het verstand zegevieren, want zou je iedere keer met wat nieuws komen dan verdwijnt het eigene, dus vertrouwde beeld van ons tijdschrift. Aan de andere kant; dit is zowel de sterke kant van ons tijdschrift, maar tevens de zwakke kant. We heb- ben met een zo breed scala van mensen te maken die ons tijdschrift lezen, dat we bijna voor de haast onmogelijke taak staan om iedereen tevreden te stellen. Rest mij nog het volgende punt aan te halen: ”Ook het leven van een redacteur, hoe vervelend dat ook klinkt, is eindig”. Nu hoop ik natuurlijk 100 jaar te worden, maar de eerlijkheid gebiedt dat ik deze werkzaamheden natuurlijk niet tot in lengte van dagen kan blijven voortzetten. Het belangrijkste punt hierbij is dat de continuïteit van het tijd- schrift gewaarborgd moet worden. Dit kan uiteindelijk alleen wanneer er iemand bereid is om een aantal jaren met mij samen het tijdschrift te bewerken, om, wanneer de tijd daar is, de taak volledig over te nemen. Hierbij dient opgemerkt te worden dat een eventuele kandidaat over voldoende tijd beschikt en met vallen en opstaan wil proberen om de op- maak van ons tijdschrift onder de knie te krijgen. 2 ©Succulenta jaargang 86 (1) 2007 JONG GELEERD .... TILLANDSIA’S...WEER EENS IETS ANDERS. Johanna Smit-Reesink stukje schors van een kurkeik of op knoestig Nu, midden in de winter, bloeien in de druivenhout. Je hangt kas een paar tillandsia’s. Die wil ik jullie ze buiten aan een graag laten zien en er ook iets over vertel- boomtak of aan een len. rooster. Je doopt ze tweemaal in het groei- Het zijn geen cactussen of vetplanten, seizoen in verdunde cactusmest. Begin maar soms zie je, als je de kans krijgt op september moeten ze weer naar binnen. pad te gaan in de woestijn, ineens bovenop In het zomerseizoen moeten ze regelmatig of aan een cereus een heel ander plantje. geneveld worden en in de winter een keer Je kunt je ogen bijna niet geloven, want per week. het is een aan de bromelia’s verwante plant Als het goed gaat bloeit de plant na drie en daar verwacht je van dat hij in het tro- jaar. Daarna komen er drie nieuwe spruiten pisch regenwoud leeft! en sterft het oude gedeelte af. Tillandsia’s zijn epifyten. Dat betekent, Probeer de tillandsia’s ook maar eens, ze dat ze op andere planten leven. Er zijn zijn goed te combineren met cactussen en wel 500 verschillende soorten tillandsia’s, vetplanten. dus het is niet zo gek, dat er een paar ver- Tot de volgende keer! dwaald zijn in de woestijn. Deze soorten Prins Willem Alexanderlaan 104, hebben bijna geen vocht en voedsel nodig. 6721 AE Bennekom . Ze kunnen leven van wat verteerd blad, een beetje waterdamp nu en dan en een enkele keer een vogelpoepje voor een feestmaaltijd die een hele tijd duurt. De kerstversiering, die je op de achtergrond van de illustratie ziet, is een Tillandsia usneoides. Die hangt inderdaad in voch- tige gebieden in bomen en die heb ik zelfs aan telefoondraden zien han- gen. In de zomer krijgen ze heel kleine gele bloem- pjes. De planten kunnen vanaf half mei naar bui- ten. Je kunt ze met bijvoorbeeld reepjes van een oude panty vastbinden op een ©Succulenta jaargang 86 (1) 2007 3 VOOR HET VOETLICHT Bertus Spee Melocactus neryi Om deze planten te zoeken moe- ten we naar Brazilië (Amazonas) waar ze in een vochtig warm klimaat groeien. De planten zijn goed uit zaad op te kweken. Opvallend bij deze soort is dat nadat het cepha- lium gaat groeien er zaadbessen verschijnen zonder dat ze bloeien en dat de daarin aanwezige zaden toch kiemkrachtig zijn. De planten groeien het beste in een ondiepe stenen schaal in een mineraalrijk substraat en kunnen een flinke wa- tergift verdragen. Ze worden wel 15 cm in doorsnee en 12 cm hoog. Het cephalium blijft hierna doorgroeien en kan wel 20 cm hoog worden. In de winter hou- den we de planten wat warmer, 15 oC (binnenshuis) en geven ze om de twee weken van onderaf een klein beetje water. Af en toe nevelen doet deze mooie planten ook goed. Wilcoxia (echinocereus) albiflora W. albiflora wordt ook wel als een witbloeiende vorm van W. poselgeri beschouwd. Beide planten lijken ook erg veel op elkaar. Tegenwoordig is dit kleine geslacht weer bij Echino- cereus geplaatst. De groeiplaatsen van deze plan- ten vinden we in noord Mexico en zuid Texas, waar ze erg moeilijk te vinden zijn als ze niet bloeien. De planten maken een flinke knolwortel en hebben dus een flinke pot nodig. We plaatsen ze in een kiezelachtig grondmengsel en geven tijdens de groei matig water. De bloemen verschijnen in de zomer op de toppen van de stengels en staan enkele da- gen. Vermeerderen kan door stekken. Deze planten worden vaak geënt. Bij zaaien duurt het enkele jaren voor ze kunnen bloeien. ’s Winters houden we ze droog bij een minimum temperatuur van 8 oC. Op zonnige dagen kunnen we dan wat nevelen met lauw water. 4 ©Succulenta jaargang 86 (1) 2007 Aylostera (Rebutia) heliosa Bolivia is het moederland van deze kleine bolcactussen. Ze groei- en daar tot op wel 2500 m hoogte en zijn dus goed aan veel zon en koude nachten gewend. De plantjes worden maar 3 cm in doorsnee en hebben een erg korte bedoorning en tevens een penwortel. In de kas zetten we ze op een zonnige (heli- osa) en luchtige plaats. Buiten zijn ze ook goed te kweken. De 4 cm lange oranje bloemen verschijnen in het voorjaar aan de zijkant van de planten. Als ze ouder worden gaan de planten rijk sprui- ten en vormen ze mooie groepen. Ze worden ook wel geënt op Eriocereus jusbertii en vormen dan grote clusters met tientallen kopjes. Als ze dan bloeien is er van de plant niets meer te zien! We kunnen ze ook zonder problemen uit zaad vermeerderen. Ze groeien het beste in een zanderig mineraalrijk mengsel waarbij ze regelmatig een flinke watergift krijgen. In de winter houden we ze droog bij een minimum temp. van 5 oC. Weingartia hediniana De planten uit dit geslacht zijn over het algemeen niet moeilijk in cultuur. De natuurlijke groeiplaats vinden we in Bolivia. De planten worden ongeveer 10 tot 12 cm in diameter en zijn stevig bedoornd met grote areolen. Ook hebben ze een penwortel. Dit geeft aan dat we matig met water moeten zijn. In cul- tuur groeien ze goed in een door- latend mengsel, mineraalachtig met wat humus. Ze verlangen een lichte en zonnige plaats in de kas. De 2 cm grote gele bloemen verschijnen met meerdere tegelijk op de kop van de plant. Ze bloeien meerdere keren per jaar. ’s Winters houden we ze goed droog bij een minimum tempe- ratuur van 6 oC. Spruitende planten kunnen we vermeerderen door stekken, anders is zaaien een optie. Dit gaat ook prima en enten is meestal niet nodig. Diepeneestraat 4, 4454 BJ Borssele ©Succulenta jaargang 86 (1) 2007 5 OP ZOEK NAAR GROEIPLAATSEN VAN ECHINOCEREUS NICHOLII Henk Ruinaard Het is niet zo moeilijk om een plant te vinden die maar in een beperkt gebied en op goed omschreven groeiplaatsen voorkomt. Toch geeft het veel voldoening als je grote groepen van zo’n plant vindt die dan ook nog fraai in bloei staan.

View Full Text

Details

  • File Type
    pdf
  • Upload Time
    -
  • Content Languages
    English
  • Upload User
    Anonymous/Not logged-in
  • File Pages
    408 Page
  • File Size
    -

Download

Channel Download Status
Express Download Enable

Copyright

We respect the copyrights and intellectual property rights of all users. All uploaded documents are either original works of the uploader or authorized works of the rightful owners.

  • Not to be reproduced or distributed without explicit permission.
  • Not used for commercial purposes outside of approved use cases.
  • Not used to infringe on the rights of the original creators.
  • If you believe any content infringes your copyright, please contact us immediately.

Support

For help with questions, suggestions, or problems, please contact us