hoofdstuk 5 overzicht van de nederlandse biodiversiteit Animalia ▶ Arthropoda (fylum) ▶ Arachnida (klasse) ARACHNiDA - SPiNACHtiGeN nederland 2250 gevestigd (waarvan tientallen exoten) eRiK j. van NieUKeRKeN wereld ruim 02.200 beschreven Acari [Ricinulei] [Palpigradi] Araneae Mijten - Acari Spinnen - Araneae [Amblypygi] [Uropygi] [Schizomida] [Scorpiones] Hooiwagens - Opiliones Pseudoschorpioenen - Pseudoscorpiones Opiliones Geleedpotigen waarvan het lichaam in principe in tweeën is gedeeld: een kopborststuk en een achterlijf. er is geen Pseudoscorpiones aparte kop te onderscheiden. Het kopborststuk draagt twee paar monddelen en vier paar poten, maar geen voel- [Solifugae] sprieten of vleugels. Hieronder vallen, voor zover het Ne- derland betreft, de ordes mijten (Acari), spinnen (Ara- neae), hooiwagens (Opiliones) en bastaardschorpioenen (wereldwijd 258 soorten) en rolspinnen (Solifugae) (we- (Pseudoscorpiones). Daarnaast behoren nog zes kleine or- reldwijd 1100 soorten) – en de schorpioenen (Scorpiones, des – kapucijnspinnen (Ricinulei) (wereldwijd 58 soor- wereldwijd 764 soorten) tot de spinachtigen. De stam- ten), Palpigradi (wereldwijd 82 soorten), zweepspinnen boom geeft de verwantschappen van alle ordes gebaseerd (Amblypygi) (wereldwijd 58 soorten), zweepstaartschor- op onder andere Coddington et al. (2004) en Shultz pioenen (Uropygi) (wereldwijd 08 soorten), Schizomida (2007). Animalia ▶ Arthropoda (fylum) ▶ Arachnida (klasse) ▶ Acari (subklasse) ACARi - MijteN nederland 557 gevestigd (waarvan tientallen exoten), HeNK SiePel nog honderden verwacht wereld ca. 48.200 beschreven Kleine spinachtigen zonder spintepels aan het achterlijf en riformes behoren de ordes Sarcoptiformes (mosmijten en zonder primaire segmentatie. Mijten worden onderverdeeld weekhuidmijten) en een grote verzamelgroep zonder een- in twee grote superordes: de Parasitiformes en de Acarifor- duidige Nederlandse naam, de trombidiformes (KRANtZ & mes. tot de Parasitiformes behoren vier ordes, waaronder walteR 2009). Zie de tabel voor een overzicht van het aantal de roofmijten (Mesostigmata) en de teken (ixodida), de soorten per familie. Mosmijten (suborde Oribatida van de andere ordes zijn Opilioacarida (vooral tropisch) en Holo- Sarcoptiformes), watermijten (subcohort Hydrachnidia in thyrida (op de eilanden van de Stille Oceaan). tot de Aca- de suborde Prostigmata van de trombidiformes) en de ◀ ◀ Allothrombium ◀ Cheyletiella parasitivorax uit vacht van konijn 59 de nederlandse biodiversiteit ▶ Gal van Aculus tetanothrix ▶ ▶ Gal van essenbloesemmijt Aceria fraxinivora familie Phytoseiidae (Mesostigmata: Gamasina) worden stadium, evenals een aantal soorten spintmijten (tetrany- hieronder uitgebreider behandeld. Mijten vormen een bij- chidae); van de laatste groep zijn er echter ook die een eidia- zonder diverse diergroep met leefgebieden van de diepzee pauze hebben (jePPSON et Al. 1975). Bij verreweg de meeste mij- tot in dieren als parasiet en met voedingswijzen die vrijwel tensoorten komen gewone ruststadia voor zonder fysiologi- alle mogelijkheden omvatten. sche schakels: een eenvoudig vertragen, stoppen en weer op gang komen van de basisstofwisseling. Normalerwijs ko- Cyclus men bij mijten mannetjes en vrouwtjes voor en is er sprake De levenscyclus van mijten is zeer uiteenlopend; de meest van een geslachtelijke voortplanting. Andere reproductie- uitgebreide vorm vinden we bij onder andere de mosmijten vormen komen evenwel ook voor. thelytokie (ongeslachte- en de watermijten, met een larve, een proto-, deuto- en trito- lijke voortplanting met alleen vrouwtjes) komt voor bij nimf en uiteindelijk de volwassen mijt. Parasitiformes ken- bodembewonende Mesostigmata, Oribatida en endeostig- nen ook nog een prelarve, een stadium dat niet uit het ei mata. Arrhenotokie (uit onbevruchte eieren komen man- komt en waarschijnlijk dient als ruststadium. De larve heeft netjes, uit bevruchte eieren vrouwtjes) komt voor bij onder zes poten, de volgende stadia allemaal acht. een uitzonde- andere spintmijten, tetranychidae (Helle & SABeliS 1985), maar ring vormen de galmijten eriophyoidea, waarbij poten iii ook bij Astigmatina (Histiostomatidae) en Mesostigmata en iv in alle stadia ontbreken (van DeR HAMMeN 1972). De ont- (onder andere Ascidae en Macrochelidae). Pseudoarrheno- wikkelingsnelheid en daarmee vaak ook het aantal genera- tokie (waarbij na de paring een groot deel van het manne- ties per jaar varieert sterk: van drie dagen bij Macrocheles lijk genoom verloren gaat) komt voor bij de familie Phyto- muscadomesticae (wade & rodriGUeZ 1961) tot enkele jaren bij seiidae (Mesostigmata). Amfitokie (zowel mannetjes als sommige teken (van bronswijK et Al. 1979). in diverse groepen vrouwtjes komen uit onbevruchte eieren) is zeldzaam, maar kunnen bepaalde ontwikkelingsstadia ontbreken. Bij de Pa- komt voor onder thelytoke soorten van de Mesostigmata en rasitiformes ontbreekt de tritonimf. extreme gevallen zijn Astigmatina (NORtON et Al. 1983, walteR & KAPlAN 1990). De schijn- in het cohort Heterostigmatina bij de Podapolipodidae te spintmijt Brevipalpus phoenicus (Prostigmata: tenuipalpi- vinden, waarbij volwassen mijten direct uit het ei komen, dae) heeft een thelytoke reproductie met alleen haploïde (één en in enkele soorten binnen de Acarophenacidae, Pyemoti- set chromosomen) vrouwtjes (WeeKS et Al. 2001). De sperma- dae en Dolichocybidae waar volwassen mijten direct uit het overdracht bij zich geslachtelijk voortplantende soorten is vrouwtje worden geboren (liNDqUiSt 1986). Ruststadia in de ook zeer divers; van indirecte overdracht via afgezette sper- vorm van een echte diapauze komen voor bij onder andere matoforen tot overdracht via de cheliceren naar de genitaal- Penthaleidae, waar bij Halotydeus destructor de eieren in het opening van de vrouwtjes (bij Mesostigmata), vergelijkbaar dode lichaam van het vrouwtje in zomerdiapauze gaan en met de pedipalpen bij spinnen, of via een penis of aedeagus hiermee dus een extra bescherming hebben (RiDSDill-SMitH direct in de vrouwelijke genitaalopening (bij diverse Pros- 1997). Galmijten hebben een echte diapauze in het volwassen tigmata) of in een speciale bursa copulatrix (bij Astigmatina ▶ Mijten op achterlijf van langpootmug ▶ ▶ Gewone schapenteek Ixodes ricinus 60 hoofdstuk 5 overzicht van de nederlandse biodiversiteit en sommige Prostigmata). Afgezette spermatoforen kunnen ceps in de bollenteelt, terwijl de Pygmephoridae plagen vor- vele specifieke vormen hebben: druppeltjes op een stokje, men in de champignonteelt (beiden in de suborde Prostig- bladachtige structuren of langgerekt met ingewikkelde mata, cohort Heterostigmata). Detritivoren en schimmel- sculpturen en kunnen soms tot de soort worden gedetermi- eters vinden we vooral onder de Oribatida (zie tekst hieron- neerd (FeRNANDeZ et Al. 1991). Dispersie bij mijten is doorgaans der), terwijl de Astigmatina voor een deel zich te goed doen beperkt tot het eigen loop- of zwemvermogen. Binnen een aan opgeslagen voedsel en textiel (hugheS 1976). Voorbeelden aantal groepen zijn echter aanpassingen ontwikkeld om ver- uit de laatste groep zijn de meelmijt Acarus siro (Acaridae) en der te komen: foresie (het meeliften met andere dieren, de huismijt Glycyphagus domesticus (Glycyphagidae). Huis- meestal insecten) en anemochorie (het zich mee laten waai- stofmijten Dermatophagoides pteronyssinus, D. farinae en D. en met de wind). Foresie zien we vooral bij de Astigmatina, microceras (Pyroglyphidae) die leven van huidschilfers en waar de deutonimfen zijn omgevormd (hypopi) met duide- sterk allergene uitwerpselen hebben, leiden tot huisstof- lijke zuignappen op het achterlijf, waarmee ze zich vastzet- allergie. in de Astigmatina vinden we ook een grote groep ten op de drager. een vergelijkbare aanpassing zien we bij parasitaire mijten waaronder schurftmijt Sarcoptes scabiei Uropodina, waar de deutonimf een lijmstokje vormt aan het (Sarcoptidae) bij de mens, welke mineert in de bovenste laag achterlijf om zich op de drager vast te zetten. in veel ander van de huid. Uit een verwante familie (Psoroptidae) komen gevallen grijpen de volwassen mijten zich vast met de cheli- de oormijten, die leven in oorsmeer, met Otodectes cynotis als ceren (onder andere Macrochelidae), met hun klauwtjes meest algemene soort. Andere families van de parasitaire (Scheloribatidae) of klem tussen voor- en achterlijf (Meso- Astigmatina vinden we onder andere in de vacht van zoog- plophoridae). De meeste soorten hechten zich aan een wil- dieren (listrophoridae en Myocoptidae), in de neusholten lekeurige voorbijganger, maar er zijn ook veel soorten die van dieren (Gastronyssidae) en tussen de veren van vogels heel dragerspecifiek zijn, waarbij soms zelfs de hele levens- (Analgoidea). Parasieten vinden we niet alleen in de Astig- cyclus is afgestemd op die van hun drager (SiePel 1994). Ane- matina, maar ook in de Prostigmata, bijvoorbeeld de haar- mochorie zien we vooral bij spintmijten (tetranychidae: follikelmijten Demodex folliculorum (Demodicidae, Rhaphi- Prostigmata, cohort Raphignathina), die aan spindraden gnathina), die leven in onze haarzakjes van onder andere worden meegevoerd met de wind en bij galmijten (eriophy- wenkbrauwen en oogharen. Harpirhynchidae parasiteren oidea: Prostigmata, supercohort eupodides) die elkaar vast- vooral op vogels en Cheyletidae leven op vogels en zoogdie- houden en zo lange ketens vormen (jeppson et Al. 1975). ren; vachtmijten Cheyletiella uit deze laatste familie kunnen bij honden (dan Cheyletiella yasguri) het bekende parvovirus Ecologie overbrengen. Parasieten
Details
-
File Typepdf
-
Upload Time-
-
Content LanguagesEnglish
-
Upload UserAnonymous/Not logged-in
-
File Pages8 Page
-
File Size-