‘Wat zegt de kinderjury? De stem van de kinderen bij de canonisering van kinderboeken’ Anne de Vries bron Anne de Vries, ‘Wat zegt de kinderjury? De stem van de kinderen bij de canonisering van kinderboeken.’ In: Helma van Lierop-Debrauwer, Piet Mooren en Herman Verschuren, Het paard van Troje. Niet-schoolse teksten in het onderwijs. NBLC Uitgeverij, Den Haag 1996, p. 107-111 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/vrie089watz01_01/colofon.htm © 2004 dbnl / Anne de Vries 107 Wat zegt de kinderjury? De stem van de kinderen bij de canonisering van kinderboeken Anne de Vries Anne de Vries (1944) werkt bij het NBLC in Den Haag als hoofd van het Informatiecentrum Boek en Jeugd; daarnaast is hij docent jeugdliteratuur aan de Vrije Universiteit. Hij publiceerde een proefschrift over de beoordeling van kinderboeken in Nederland en artikelen over jeugdliteratuur en leesbevordering. Van 1987 tot 1993 was hij bestuurslid van de Stichting Nederlandse Kinderjury. Twee canons De Nederlandse Kinderjury (NKJ) bestaat nu acht jaar. Er is alle aanleiding om de resultaten eens wat preciezer te bekijken. Welk patroon kun je in de uitslagen ontdekken? Hoe verhoudt dat zich tot de keuze van volwassenenjury's? En welke waarde moet je eraan toekennen? De Prijs van de Nederlandse Kinderjury is geen alternatief voor de Griffels en Penselen, maar biedt een aanvulling vanuit een andere invalshoek. Bij kinderboeken bestaan nu eenmaal twee canons: die van de kinderen en die van de volwassenen. In het recente verleden zijn ze allebei in boekvorm verschenen: De jeugdboeken top honderd aller tijden (1988) en De allermooiste boeken voor kinderen (1990). Natuurlijk zijn dat maar voorbeelden: zodra de beoordeling van boeken door kinderen ter sprake komt, is er wel iemand die opmerkt dat hét kind niet bestaat (ook niet hét kind van acht of tien jaar); en zoals iedereen weet, bestaat dé volwassene evenmin. Maar dat neemt niet weg dat er duidelijke verschillen zijn tussen de literaire voorkeuren en de manier van lezen van kinderen enerzijds en die van volwassen critici anderzijds. Het is interessant om die twee canons te vergelijken. Ze horen verschillen te vertonen, anders is er iets mis. De volwassenen moeten bij voorbeeld een aantal klassieken noemen die bij de kinderen niet meer zo bekend zijn. Maar er moeten ook voldoende overlappingen zijn, anders schieten de beoordeling en bekroning door volwassenen hun doel voorbij. Een duidelijk voorbeeld is de canon van de Amerikaanse critici die werd onderzocht door Nilsen, Peterson & Searfoss (1980). Aan de hand van gegevens van de openbare bibliotheken onderzochten zij de belangstelling van kinderen voor honderd boeken die de critici unaniem hadden aanbevolen; de meeste daarvan bleken het bij kinderen niet of nauwelijks te doen. Volgens Nilsen c.s. komt dat doordat de critici zich op heel andere betekenislagen richten dan de kinderen: zij concentreren zich op het verhaal dat ‘tussen de regels’ te lezen is, en besteden nauwelijks aandacht aan het concrete verhaal, dat voor de kinderen het zwaarst weegt. Op dat punt hadden deze boeken weinig te bieden: ze waren eenvoudig niet aantrekkelijk voor kinderen. (Een van de weinige uitzonderingen was Max en de Maximonsters van Maurice Sendak: een spannend verhaal voor kinderen met een symbolische laag voor de critici.) Anne de Vries, ‘Wat zegt de kinderjury? De stem van de kinderen bij de canonisering van kinderboeken’ De stem van de kinderen In Nederland bestond in 1980 nog niet zo'n kloof tussen critici en beoogde lezers. Veel van de boeken die in de jaren zeventig werden bekroond, zijn nog altijd populair: denk alleen maar aan Oorlogswinter en Kruistocht in spijkerbroek (beide bekroond met een Gouden Griffel). Als er in die tijd kritiek was op de keuze van de Griffeljury, betrof dat de literaire kwaliteit. In de loop van de jaren tachtig is dat veranderd: de jury ging zich op literaire criteria concentreren, met als gevolg dat vaker de vraag werd gesteld of de bekroonde boeken wel aantrekkelijk waren voor kinderen. Daardoor kwam er ook meer belangstelling voor de keuze van de kinderjury's, maar daar kon je moeilijk wijs uit worden. Er waren nogal wat plaatselijke jury's, die onder begeleiding van een Anne de Vries, ‘Wat zegt de kinderjury? De stem van de kinderen bij de canonisering van kinderboeken’ 108 volwassene een stuk of tien boeken bespraken (geselecteerd door volwassenen). Doordat elke jury z'n eigen lijstje had, waren de uitslagen tamelijk willekeurig. Door de instelling van de Nederlandse Kinderjury kwam er vanaf 1988 een meer representatieve uitslag. De werkwijze is waarschijnlijk bekend. De deelnemers kunnen kiezen uit alle boeken van het afgelopen jaar (die tijdens de juryperiode in veel bibliotheken in een aparte kast staan). Op het deelnameformulier kunnen zij aangeven welke vijf boeken zij het mooiste vinden. Uiteraard lezen de meeste kinderen nog steeds een beperkt aantal boeken, maar door het grote aantal deelnemers wordt dit bezwaar ondervangen. Bij de telling worden de stemmen ingedeeld in drie leeftijdsgroepen. In elke categorie wordt een top-vijf gepubliceerd; de drie winnaars ontvangen de Prijs van de Nederlandse Kinderjury. Een voordeel van de landelijke organisatie is bovendien dat er veel meer kinderen kunnen deelnemen. Tot 1988 waren er maar enkele tientallen kinderjury's, met enkele honderden deelnemers; sindsdien kunnen alle kinderen van 6 tot 16 jaar meedoen (de jongsten begeleid door hun ouders). Het aantal deelnemers is voortdurend gestegen: van ca. 10.000 in 1988 tot 38.000 in 1995. Daarmee is de Nederlandse Kinderjury ook een van de grootste leesbevorderingsacties in Nederland: veel deelnemers lezen méér dan anders, zij lezen vaak ook een ander soort boeken en ze lezen op een andere manier: beoordelen is iets anders dan zo maar lezen. Welk patroon kun je nu in de uitslagen ontdekken? Anders dan sommige plaatselijke jury's schrijft de landelijke kinderjury geen rapport, zodat we de overwegingen van de deelnemers moeten afleiden uit de lijst van titels. Voor een deel komt het beeld overeen met de conclusies van Nilsen c.s.. Sommige auteurs en sommige genres die hoog scoren bij de volwassenenjury's, ontbreken bij de Nederlandse Kinderjury. Dat geldt met name voor boeken met een uitgesproken literair karakter en de avant garde (zoals De dame en de neushoorn van Anne Vegter & Geerten ten Bosch). Aan de andere kant zijn er auteurs en genres die je alleen bij de kinderjury vindt. Auteurs die regelmatig in de topvijf staan, zijn onder anderen Mieke van Hooft, Paul van Loon, Carry Slee en Jacques Vriens. In de categorie van 12 jaar en ouder hebben de vertellers uit het fonds van Lemniscaat een sterke positie: Thea Beckman en Anke de Vries komen met elk boek in de top-vijf; hetzelfde gold voor Evert Hartman. Zij vertegenwoordigen een genre dat twintig jaar geleden regelmatig in de Griffels viel, nu niet meer. Maar gelukkig zijn er ook duidelijke overlappingen tussen de canon van de volwassenen en die van de kinderen. In 1988 waren het er meteen al vier: Paul Biegel, De Rode Prinses (Zilveren Griffel en top-vijf Nederlandse Kinderjury); Guus Kuijer, Tin Toeval en de kunst van het verdwalen (idem); Joke van Leeuwen, Het verhaal van Bobbel die in een bakfiets woonde en rijk wilde worden (Vlag en Wimpel en top-vijf NKJ); Janet & Alan Ahlberg, De puike postbode (Boekensleutel, Zilveren Penseel en top-vijf NKJ). In 1989 was het er één: John Burningham, De jongen die altijd te laat kwam (Zilveren Griffel en top-vijf NKJ). In 1990 weer één: Max Velthuys, Kikker is verliefd (Zilveren Griffel en top-vijf NKJ). In feite is dit nog maar het topje van de ijsberg. Zo moet je in 1989 eigenlijk ook Roald Dahl meetellen: al kreeg hij geen Griffel voor Matilda, hij speelt wel in die divisie; bij de NKJ brak Matilda alle records: het kreeg de prijs in twee categorieën; bij de jongste leeftijdsgroep eindigde het op de derde plaats. Anne de Vries, ‘Wat zegt de kinderjury? De stem van de kinderen bij de canonisering van kinderboeken’ Behalve ‘kinderboeken voor volwassenen’ en ‘kinderboeken voor kinderen’ zijn er dus boeken die aan de eisen van beide groepen voldoen: oorspronkelijke verhalen, die zich op meer dan één niveau laten lezen, maar ook heel onderhoudend zijn voor lezers die de dubbele bodems niet meteen ontdekken. En die categorie is veel groter dan in het onderzoek van Nilsen c.s. Daar kunnen we blij mee zijn, want deze boeken zijn van groot belang voor de vitaliteit van de jeugdliteratuur. Onbeantwoorde vragen Dankzij de kinderjury krijgen we dus een beter, completer beeld van het aanbod aan kinderboeken en van de canonisering door kinderen en volwassenen. Genres die in de jaren zeventig nog regelmatig een Griffel kregen, en daarna niet meer, zijn door de kinderjury uit de schaduw gehaald. Dat doet recht aan de veelvormigheid van de jeugdliteratuur, die in de afgelopen twintig jaar geweldig is Anne de Vries, ‘Wat zegt de kinderjury? De stem van de kinderen bij de canonisering van kinderboeken’ 109 toegenomen. De jeugdliteratuur lijkt wel een huis waar een hele verdieping op is gezet: de uitgesproken literaire, vaak complexe kinderboeken. Mede vanwege het vernieuwende karakter krijgen die veel aandacht van de critici. Dankzij de kinderjury kunnen we enigszins nagaan in hoeverre die boeken bij kinderen aanslaan. Enigszins, omdat de uitslagen geen volledig beeld geven van de voorkeuren van de kinderen: we zien alleen welke boeken bij véél kinderen in de smaak vallen. Als je verder kijkt dan de top-vijf, wordt het beeld genuanceerder. In de top-honderd van 1988 vind je onder andere Annetje Lie in het holst van de nacht van Imme Dros. Ik noem juist dit boek, omdat ik het in 1990 in een lezing heb genoemd als voorbeeld van het ‘kinderboek voor volwassenen’, waar de meeste kinderen niets van begrijpen.
Details
-
File Typepdf
-
Upload Time-
-
Content LanguagesEnglish
-
Upload UserAnonymous/Not logged-in
-
File Pages11 Page
-
File Size-