Coenraad van Beuningen en Johan de Witt correspondentie ten tijde van de Noordse oorlog (1655 -1660) Doctoraalscriptie Geschiedenis Faculteit der Letteren, Universiteit Utrecht Februari 2006 Mirte Postma Studentnummer: 00 00426 e-mail: [email protected] begeleider: dr. Guido de Bruin Inhoud Voorwoord 3 Inleiding 4 Hoofdstuk 1: De Noordse oorlog 8 1.1 Tot de Vrede van Brömsebro (1645) 8 1.2 Zweedse expansie en het Verdrag van Elbing 10 1.3 De eerste Deens -Zweedse oorlog 12 1.4 De tweede oorlog en de Haagse concerten 14 1.5 Na de vrede van Kopenhagen 19 Hoofdstuk 2: Johan de Witt en Coenraad van Beuningen 21 2.1 Coenraad van Beuningen 21 2.2 Johan de Witt 23 2.3 Diplomatie in de zeventiende eeuw 26 2.4 Het bronnenmateriaal 29 Hoofdstuk 3: Correspondentie (1656 -1658) 30 3.1 Algemene indruk en eerste maanden 30 3.2 Danzig en Elbing 31 3.3 De eerste Deens -Zweedse oorlog 33 3.4 De aanloop tot de tweede Deens -Zweedse oorlog 35 3.5 Niet -oorlog gerelateerde zaken 36 3.6 Persoonlijke relatie 37 Hoofdstuk 4: Andere ambassadeurs: Nieupoort, Van Slingelandt en Van Dorp 39 4.1 Inleiding 39 4.2 N ieupoort in Engeland 40 4.3 Van Slingelandt en Van Dorp in Pruisen 42 4.4 Correspondenties vergeleken 44 Conclusie 47 Bijlagen 1: Het Oostzeegebied 49 2: Europese machthebbers ten tijde van de Noordse oorlog 50 3: Van Beuningen en De Witt 51 Literatuur 52 2 Voorwoord In januari 2005 begon ik vol goede moed aan het schrijven van mijn doctoraalscriptie. Ik was net terug uit Denemarken, waar ik vier maanden gestudeerd had en een fantastische tijd gehad had. Mijn scriptie schrijven was het enige wat ik nog moest doen om mijn studie af te ronden. Ik had al een (vaag) plan, en zou dat wel even in een paar maanden gaan doen, die scriptie. Voor de zomer moest het toch zeker af kunnen zijn. Nu, iets mee r dan een jaar later, is het dan toch afgekomen. Ik heb me er toch wat op verkeken. Een scriptie bleek toch meer dan gewoon een groot werkstuk. Het schrijven van je scriptie bleek een soort initiatierite; wie deze worsteling met zichzelf tot een goed einde heeft weten te brengen, mag zich eindelijk tot het rijk der academici rekenen. Een nieuw levensfase breekt aan, je bent ineens echt geen student meer, je bent misschien zelfs wel volwassen. En een worsteling was het zeker. Verschillende malen heb ik er ontzettend doorheen gezeten. Waarom deed ik dit eigenlijk? Ik had het gehad, ik was er klaar mee en ik wilde gewoon niet meer. Maar ermee ophouden was natuurlijk geen optie. Dus toch weer verder geworsteld. Gelukkig waren er de vele opbeurende en begrijpende woorden van vrienden en kennissen die het ook meegemaakt hadden. Het schrijven van een scriptie blijkt voor velen een nogal moeizame hobbel om te nemen. Mijn geploeter bleek voor iedereen maar al te herkenbaar. Gelukkig was daar ook Roald, mijn niet afla tende steun in moeilijke tijden. Die wijselijk zijn mond hield als ik het er echt niet over wilde hebben, en me altijd hielp alles weer rustig op een rijtje te zetten als ik het niet meer zag zitten. Verder wil ik natuurlijk ook Guido, mijn begeleider, be danken voor zijn altijd snelle reacties, adviezen, verbeteringen en geduld. Mirte februari 2006 3 Inleiding 5et gebied rond de Oostzee met de Scandinavische landen, de Baltische staten, Rusland en Polen, lijkt tegenwoordig niet meer bijzonder belang rijk voor Nederland en de Nederlandse economie. In de zeventiende eeuw was de verbinding met Noord - Europa echter van vitaal belang voor de jonge Republiek. In de loop van de zestiende en zeventiende eeuw had het kleine land zich ontwikkeld tot een economis che macht van betekenis met de Amsterdamse stapelmarkt als bloeiend centrum. Aan de basis van dit opmerkelijke economische succes lag de handel met het Baltische gebied. Vele handelsschepen vertrokken vanuit Hollandse havens in noordoostelijke richting naa r Danzig (Gdansk), Königsberg, Riga, Reval (Tallinn) en Narva. 1 Op de heenweg vervoerden ze zout, haring, wijn, textiel en koloniale waren. Op de terugweg waren de ruimen gevuld met graan (voornamelijk rogge en tarwe), hout en ijzer. 2 Niet alleen zorgde de aanvoer van graan uit het Oostzeegebied voor voldoende brood voor de bevolking tegen een relatief lage prijs, de graanhandel was ook een grote bron van arbeid. Velen vonden werk in het transport en de opslag van het graan, maar ook in de takken van industrie die de graanhandel ondersteunden, zoals de scheepsbouw. 3 Raadpensionaris Johan de Witt introduceerde in 1671 dan ook het begrip ‘moedernegotie’ voor de Baltische graanhandel om aan te geven hoe belangrijk die handel volgens hem was voor de Republiek. 4 Sindsdien is de handel in graan met het Oostzeegebied altijd gezien als de basis van de economie van de Republiek. Dit beeld staat nog steeds overeind ondanks de aanval die de Britse historicus Jonathan Israel in 1989 inzette op deze oude visie. Hij zag ju ist de zogenoemde ‘rich trades’ als voornaamste economische peiler. Niet de handel in graan en andere bulkgoederen als hout, zout en wijn, maar de luxegoederen als textiel, koloniale waren en ijzer zorgden voor de grote inkomsten en de rijkdom van de Repub liek. Zijn nieuwe visie heeft echter weinig navolging gekregen onder historici en het beeld van de Baltische graanhandel als grondslag van de economische bloei van de Republiek in de Gouden Eeuw is nog alomtegenwoordig. 5 Hoewel statistieken uit deze periode schaars en niet altijd even betrouwbaar zijn, en we de precieze omvang van de Baltische graanhandel dus nooit zullen kennen, moet de hoeveelheid verhandeld graan zeer groot geweest zijn. De belangrijkste bron die hier informatie over verschaft, zijn de S onttolregisters. Deze zijn de in de twintigste eeuw in tabelvorm uitgegeven en bevatten alle informatie die door de Denen verzameld werd over de schepen die de Sont passeerden. 6 Alle schepen die van de Oostzee naar de Noordzee wilden varen moesten namelijk door de smalle zeestraten rond Denemarken. De meeste schepen gingen door de Sont ( Øresund); dit water was beter begaanbaar dan de andere doorgangen, de Grote Belt en de Kleine Belt (Store Baelt en Lille Baelt). Beide oevers van de Sont waren in deze tijd in handen van de Deense kroon die zich dan ook het recht toeeigende om er tol te heffen. Bij Elseneur 1 Zie voor de broodnodige oriëntatie op het Oostzeegebied het kaartje in bijlage 1 (pag. 49). 2 J. Thomas Lindblad, ‘Foreign trade of the Dutch Republic in the seventeenth century’, in: Karel Davids en Leo Noordgraaf ed., The Dutch economy in the Golden Age (Amsterdam 1993) 219 - 249, aldaar 233. 3 Milja van Tielhof, The ‘mother of all trades’, the Baltic grain trade in Amsterdam from the late 16 th to the early 19 th century (Leiden 2002) 1. 4 Tielhof, The ‘mother of all trades’, 5. 5 Lindblad, ‘Foreign trade’, 222 -223. 6 N. E. Bang en K. Korst, Tabeller over skibsfart og varetransport gennem Øresund 1497 -1660 (Kopenhagen 1906 -1933); N. E. Bang en K. Korst, Tabeller over skibsfart og varetransport genne m Øresund 1661 -1783 og gennem Store Baelt 1701 -1748 (Kopenhagen 1930 -1953). 4 (Helsing ør), ten noorden van Kopenhagen op Sjaelland bij het smalste punt van de Sont, was een meetpunt ingericht waar alle schepen gecontroleerd werden o p hun vracht en daar vervolgens tol over moesten betalen. De Sonttol tabellen vertellen ons hoeveel schepen Elseneur passeerden, welke nationaliteit ze hadden, wat ze vervoerden en hoeveel zij transporteerden. In de zeventiende eeuw werd meer dan driekwart van alle graan die uit het Baltische gebied kwam uitgevoerd op Nederlandse schepen (in sommige jaren zelfs meer dan 90%). In de eerste helft van de zeventiende eeuw was er een sterke toename van de hoeveelheid graan die werd uitgevoerd. De totale hoeveelh eid graan die werd uitgevoerd in deze periode was meer dan 65.000 last7 per jaar; hiervan werd zo’n 50.000 last vervoerd op Nederlandse schepen. Na 1650 zette een langzame afname in van de omvang van de graanhandel. In de tweede helft van de zeventiende ee uw was de totale hoeveelheid uitgevoerd graan gemiddeld 50.000 last per jaar; het Nederlandse aandeel bleef echter op peil met 45.000 last en daalde dus minder sterk dan de totale hoeveelheid. 8 Een groot deel van de schepen had Amsterdam als eindbestemming . Tenminste driekwart van het Baltische graan kwam zo terecht op de Amsterdamse stapelmarkt. Dit graan kwam terecht bij de Nederlandse bevolking maar werd ook verder verhandeld naar West- en Zuid -Europa. Een deel van de Nederlandse schepen voer ook rechtstreeks van de Oostzee naar Zuid - Europa zonder Amsterdam aan te doen. 9 Binnen de Republiek was Amsterdam absoluut de belangrijkste haven voor de Baltische handel. Doordat de handel op de Oostzee van groot economisch belang was, werden de betrekkingen met de landen rond de Oostzee ook politiek erg belangrijk. De internationale politieke bondgenootschappen met betrekking tot het Baltische gebied wisselden in de zeventiende eeuw vaak. De belangrijkste spelers waren Denemarken, Zweden, de Republiek, Engeland, Br andenburg, Polen en Rusland en ook Frankrijk had op de achtergrond nog belangen in het Oostzeegebied. In verschillende constellaties probeerden deze landen hun belangen te behartigen en verschillende oorlogen waren het gevolg. Vooral de constante rivalitei t tussen de twee belangrijkste noordelijke machten, Zweden en Denemarken, hield de gemoederen bezig. Beide landen wedijverden met elkaar om de macht over het Oostzeegebied en zagen het water als hun eigen binnenzee. Denemarken was aan het begin van de zeve ntiende eeuw zeer machtig in het Oostzeegebied. Het Deense koninkrijk besloeg niet alleen het huidige Denemarken en Noorwegen maar ook het zuidelijke puntje van het huidige Zweden.
Details
-
File Typepdf
-
Upload Time-
-
Content LanguagesEnglish
-
Upload UserAnonymous/Not logged-in
-
File Pages53 Page
-
File Size-