Klep, titelpagina's 25-08-2008 09:38 Pagina 1 Somalië Rwanda Srebrenica Klep, titelpagina's 25-08-2008 09:38 Pagina 2 Christ Klep Somalië Rwanda Srebrenica De nasleep van drie ontspoorde vredesmissies Boom / Amsterdam Dit proefschrift werd mede mogelijk gemaakt met steun van de Stichting het Veteranen-instituut. Vormgeving omslag: Anneke Germers Zetwerk: Velotekst (B.L. van Popering), Zoetermeer Druk en afwerking: Drukkerij Wilco, Amersfoort © 2008 Christ Klep Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. No part of this book may be reproduced in any way whatsoever, without the written permission of the publisher. isbn 978 90 8506 668 2 nur 680 www.uitgeverijboom.nl Inhoudsopgave Woord vooraf 9 Inleiding 11 Somalië, Rwanda en Srebrenica als beleidsfiasco’s. De verantwoordelijkheidsvraag 12 Actieve en passieve verantwoordelijkheid 14 De nasleep van unitaf, unamir en unprofor. Vergelijkbare casussen? 19 Vraagstelling en opbouw 26 Hoofdstuk 1 ‘A few bad apples’? De Somalia affair in Canada 29 Het Canadian Airborne Regiment in Somalië 29 De incidenten van 4 en 16 op 17 maart 1993 34 De Faye Board of Inquiry en reacties 37 Opheffing van het Canadian Airborne Regiment (maart 1995) 38 De Commission of Inquiry into the Deployment of Canadian Forces to Somalia 40 Dishonoured legacy. Het rapport van de Somalië-commissie 47 Hoofdstuk 2 ‘Zo gebeurt dat in België.’ De nasleep van de Rwandese genocide 51 De Belgische deelname aan unamir 52 Het terugtrekkingsbesluit 57 De zaak-Rwanda in de schijnwerpers 61 De Senaatscommissies-Rwanda. Van ad hoc naar volwaardig 65 Het rapport van de Senaatscommissie 71 De stilte na de storm 75 5 inhoudsopgave Hoofdstuk 3 ‘Srebrenica. Who cares?’ De nasleep in Nederland 79 Dutchbat naar Srebrenica 79 Het begin van de nasleep 82 De grote debriefing in Assen en nieuwe onthullingen 85 Een partiële nasleep. De effecten van het debriefingsrapport-Assen 89 ‘De zomer van 1998’ 93 niod-onderzoek, tcbu en parlementaire enquête 95 Hoofdstuk 4 Aanjagers in de publieke opinievorming. De rol van nabestaanden en kritische media 99 De rol van de getroffenen en hun sympathisanten 100 De roep om genoegdoening langs juridische weg 110 De rol van de kritische media 116 Openbaarheidswetgeving 122 Van twee kanten. De symbiose tussen media en politici/Defensie 127 Conclusie. Aanjagers van de nasleep 128 Hoofdstuk 5 Politieke verantwoordelijkheid 131 Ministeriële verantwoordelijkheid onder druk 132 Ministeriële verantwoordelijkheid in de drie casussen 135 ‘Niet onze schuld’ 136 ‘Pluchevaste’ ministers 140 ‘Out of the picture’. De ministeries van Buitenlandse Zaken 145 Een verantwoord beleid 147 De rol van het parlement. Van tweeën één? 149 Verantwoordelijkheid, schuld en het aftreden van het kabinet-Kok 158 Het eindspel. De eindrapporten 161 Conclusie 167 Hoofdstuk 6 Organisatorische verantwoordelijkheid. De defensieorganisaties en de nasleep 171 In de verdediging 173 Geen greep op de nasleep 194 Militairen als bureaucratic fighters 200 Lekkers en whistleblowers 209 Oorzaken voor de bereidheid tot militair-bureaucratische infighting 214 Afsluitend. Militaire verantwoordelijkheid 218 6 inhoudsopgave Hoofdstuk 7 Op zoek naar de feiten. De rol van onderzoekscommissies 221 Beladen waarheid 222 Militaire onderzoekscommissies 225 Onderzoek naar complexe policy failures 227 Zwarte gaten 232 Versteende getuigenissen 237 Onderzoekscommissies als deel van het nasleepproces 241 Gekaapte eindrapporten 246 Conclusie 255 Conclusie 259 De aanjagers van het publieke debat 260 Politieke verantwoordelijkheid 261 Militair-organisatorische verantwoordelijkheid 263 De rol van onderzoekscommissies 265 Epiloog 269 Bijlage – Schematisch overzicht onderzoekscommissies 277 Noten 281 Geraadpleegde literatuur 357 Personen- en zakenregister 369 Summary 377 Curriculum vitae 387 7 Woord vooraf Mijn jarenlange belangstelling voor internationale vredesoperaties en hun politieke, organisatorische en maatschappelijke verwerking hebben tot dit proefschrift geleid. Ik raakte met de casus-Srebrenica bekend als wetenschappelijk medewerker bij de toen- malige Sectie Militaire Geschiedenis (smg) van de Koninklijke Landmacht. Na 1995 was Srebrenica zowat dagelijkse kost. Tijdens een conferentie in Wenen (1998)vertelde professor Donna Winslow me over de Somalia-affair in Canada. Veel van wat ze aanhaalde over de Canadese inzet in Somalië kon ik relateren aan de Srebrenica-casus. De parallellen vielen ons beide op. Eenmaal werkzaam als freelance historicus en daarna als docent bij het Instituut Geschiedenis van de Universiteit Utrecht rijpte mijn eerdere plan om de parallellen tussen de Srebrenica- en Somalië-casussen (inmiddels aangevuld met een derde case study: de dramatische Belgische inzet in Rwanda 1993-1994) om te zetten in een proefschrift. Professor Duco Hellema toonde zich onmiddellijk enthousiast. Bij hem voegde zich professor Bob de Graaff, die als medeauteur van het Srebrenica-rapport van het niod (Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie) vanzelfsprekend extra goed was ingevoerd in deze specifieke materie. Een promovendus mag zich promotoren als Duco Hellema en Bob de Graaff wensen: ontspannen maar helder, streng maar rechtvaardig, geïnteresseerd en met kennis van zaken. Hun adviezen over de structuur van de dissertatie heb ik graag gevolgd en naar ik hoop (en meen) met positief gevolg. Vele personen en instituten hielpen bij de totstandkoming van dit proefschrift. Sommigen stemden in met een gesprek, anderen deelden schriftelijke informatie of assisteerden bij het vergaren van bronnenmateriaal*: Jozias van Aartsen (Nederlands minister van Buitenlandse Zaken 1998-2002); de bibliotheken van het Defensie Studie Centrum (Brussel), de Koninklijke Militaire Academie (Breda) en de gemeentelijke bibliotheek Antwerpen; Douglas Bland (Queen’s University Kingston); Hans Blom (directeur niod); Carolien Brugsma (actualiteitenrubriek nova); Ludwig Caluwé (Bel- gisch senator, lid senaatscommissie-Rwanda); Willy Claes (Belgisch minister van Bui- tenlandse Zaken 1992-1994); Jean-Luc Dehaene (premier België 1992-1999); Alain Destexhe (Belgisch senator, lid senaatscommissie-Rwanda); Twan Huys (actualiteiten- rubriek nova); Fred van Iersel (Theologische Faculteit Universiteit van Tilburg en Bureau voor Ethiek en Krijgsmacht); Christian Lemay (Army Public Affairs Ottawa); Gilles Létourneau (voorzitter Somalia Inquiry); Philippe Mahoux (Belgisch senator, ondervoorzitter senaatscommissie-Rwanda); Luc Marchal (deputy commander unamir 9 woord vooraf Kigali); Paul Marsden (archivaris Nationaal Archief Ottawa); Bob Mills (senator en defensiewoordvoerder Conservative Party Ottawa); Rik Peters (geschiedkundige ru Groningen); David Pomerant (onderzoeker Somalia Inquiry); David Pugliese (Canadees journalist); Ed Ratushny (Ottawa University); Filip Reijntjens (Universiteit Antwerpen); Manu Ruys (oud-hoofdredacteur De Standaard); Frank Swaelen (voorzitter senaatscom- missie-Rwanda); Scott Taylor (hoofdredacteur Esprit de Corps Magazine); Mon Van- derostyne (journalist De Standaard); Luc De Vos (Koninklijke Militaire School Brussel); Donna Winslow (onderzoeker Somalia Inquiry); Al Wong (voorlichter De Faye Inquiry). Daarnaast sprak ik met tal van betrokkenen en collega’s in een meer informele setting – soms kort, soms langdurig – over het onderwerp van deze studie. Bijzondere dank gaat ook uit naar het Kennis- en Onderzoekscentrum van het Veteraneninstituut in Doorn, in het bijzonder Jos Weerts en Martin Elands. Zij hadden genoeg vertrouwen in mijn project om twee onderzoeksreizen en de eigenlijke publicatie mogelijk te maken. Hun bereidheid dit onderzoek te steunen was in feite onmisbaar. Vanzelfsprekend zijn alle voornoemde personeneninstellingennietverantwoordelijk voor eventuele fouten in de tekst. De eindverantwoordelijkheid ligt – toepasselijk wellicht voor het onderwerp van deze studie – geheel in mijn eigen handen. Last but not least: echtgenote Sylvia moest mijn gezelschap menig uurtje ontberen omdat ik weer eens ‘boven in het hok’ zat te werken aan dit proefschrift. Gelukkig trok ze af en toe de zichtbare of onzichtbare lijn als het welletjes was. Ik zie en waardeer haar als een echtgenote, maatje en dus in zekere zin ook als mijn freelance onderzoeks- manager. Mede door haar heb ik de waarde van een werkvrij weekeinde leren waarderen. Ze had eigenlijk gewoon altijd gelijk. Aan Sylvia en mijn zoon Jelmer draag ik dit boek op. Met het allergrootste genoegen. Christ Klep Breda (juli 2008) * De personen worden aangeduid met de functies waarin zij bij de casussen (het meest) betrokken raakten of waarin zij een bijzondere deskundigheid konden bieden. 10 Inleiding ‘To compare the conduct of a Canadian army unit in Somalia with that of an ss formation in Normandy will strike some as overly harsh. Yet, in the heinous matter of killing prisoners there exists but a difference of scale.’ John A. English Canadees militair historicus (1998)1 Deze studie analyseert de nasleep van drie ontspoorde vredesmissies. Ten eerste de inzet van het Canadian Airborne Regiment (car)inSomaliëalsdeelvandeUnified Task Force (unitaf)in1993. Ten tweede het Belgische paracommando-bataljon (Kigali Battalion: kibat-ii)tijdensdeUnited Nations Assistance Mission in Rwanda (unamir)in1994.Ten
Details
-
File Typepdf
-
Upload Time-
-
Content LanguagesEnglish
-
Upload UserAnonymous/Not logged-in
-
File Pages404 Page
-
File Size-