Onderzoeksjournalistiek bij de NPO in tijden van bezuinigingen ANNA PLEIJSIER – MASTERSCRIPTIE JOURNALISTIEK EN MEDIA – FEBRUARI 2018 BEGELEIDER: MW. DR. M.A.E. PRENGER – TWEEDE LEZER: MW. DR. P.J.C. VAN ROMONDT VIS INHOUD 1. INLEIDING ………………………………………………………………...…...…….. 3-5 2. THEORETISCH KADER ……………………………………………......................… 6-18 2.1 Rol en relevantie publieke omroep ……………………...………….…….. 6-10 2.2 De publieke omroep en de Rijksoverheid ……………….……………..... 11-15 2.3 Onderzoeksjournalistiek …………………………………….……………... 16-18 3. METHODE ……………………………………………………………..…………...… 19-25 3.1 Concepten………………………………………………………………….…. 19-20 3.2 Corpus en verzamelmethoden …………………………….………...….…. 20-22 3.3 Analysemethoden……….………………………………………….……...… 22-25 4. ANALYSE ……………………………………………….…………………………… 26-54 4.1 Beleid en onderzoeksjournalistiek…………………………...……………. 26-36 4.2 Bezuinigingen………………………………..………………………………. 37-42 4.3 Gevolgen voor de redacties en omroepen……..…………………….…… 42-50 4.4 Hoe nu verder?.......................................................................................51-54 5. CONCLUSIE …………………………………………..……………………………… 55-60 6. BRONNENLIJST …....................................................................................................... 61-63 7. BIJLAGEN ……………………………………………………………………………. 64-124 7.1 Kranten analyse……………………………………………………………….64-67 7.2 Transcript interview Henk van der Aa (Brandpunt)…………………..…68-79* 7.3 Transcript interview René van Brakel (EenVandaag)……………….…. 80-94* 7.4 Transcript interview Joost Oranje (Nieuwsuur)………………..……….. 95-110* 7.5 Transcript interview Gijs van Beuzekom (NPO)………………………… 111-123* 7.5 Zendtijdverdeling NPO…………………………………………………..… 124 *niet openbaar, bevat gevoellige informatie. Zo wenselijk aanvragen bij schrijver scriptie 2 1. INLEIDING Afgelopen zomer bleek uit Jaarplan Radio 2018, dat de Volkskrant voortijdig in handen had gekregen, dat de NPO de zendtijd van twee onderzoeksjournalistieke programma’s, Argos en Reporter, zou halveren (Van Dongen). Dit resulteerde in een discussie in de media en politiek over het belang van onderzoeksjournalistiek en de forse bezuinigingen op de NPO. Uiteindelijk hebben de programma’s hun zendtijd teruggekregen, maar de discussie is er niet minder op geworden. Hoe moet de NPO omgaan met de bezuinigingen en het waarborgen van goede onderzoeksjournalistiek? Onderzoeksjournalistiek is belangrijk, zegt de NPO ook zelf, maar duur. In de afgelopen jaren is er flink bezuinigd op de NPO en hebben ook de kranten en andere journalistieke platformen te kampen met minder inkomsten. Met name de onderzoeksjournalistiek zou hieronder lijden (VVOJ). Daarbij blijkt uit recent onderzoek van FNV dat acht van de tien omroepmedewerkers de kwaliteit van de programma’s achteruit ziet gaan. Ook ziet bijna 90 procent dat er bezuinigd wordt op personeel (Heerekop). In de meerjarenbegroting van de NPO wordt duidelijk aangegeven dat het een uitdaging is voor de NPO om duurdere programmering, waaronder onderzoeksjournalistiek, te kunnen financieren. De onderzoeksjournalistiek zou er mogelijk onder kunnen lijden (NPO meerjarenbegroting 2016-2020, 7). Desalniettemin wordt door de NPO aangegeven dat onderzoeksjournalistiek belangrijk blijft. Er moet op een creatieve manier omgegaan worden met het geld en gezocht worden naar nieuwe manieren om toch onderzoek te blijven doen op redacties. Middels dit onderzoek moet duidelijk worden wat de concrete bezuinigingen zijn geweest bij de NPO aangaande onderzoeksjournalistiek en welke gevolgen dit heeft gehad voor programma’s. Naast de bovengenoemde maatschappelijke relevantie, is dit onderzoek ook wetenschappelijk relevant. Het draagt bij aan het veld van mediastudies en journalism studies. Er is al veel onderzoek gedaan naar de NPO in historische zin, maar recent onderzoek naar de gevolgen van de laatste bezuinigingen op de publieke omroep en de gevolgen daarvan ontbreekt nog. Geldtekort is daarbij niet alleen een probleem bij de NPO maar ook bij kranten en televisie buiten Nederland. Om onderzoek te doen naar de bezuinigingen bij de publieke omroep en de gevolgen daarvan zijn de volgende onderzoeksvragen geformuleerd: Hoofdvraag: Wat is er veranderd in het beleid en de financiering van de NPO en de publieke omroepen voor onderzoeksjournalistiek en welke gevolgen heeft dit gehad voor de journalistieke programma’s? Deelvragen: Wat is er veranderd in het beleid van de NPO en de publieke omroepen tussen 2004- 2016 aangaande onderzoeksjournalistiek? 3 Wat is er veranderd in de financiering van de NPO en de publieke omroepen tussen 2004-2016 aangaande onderzoeksjournalistiek? Wat zijn de gevolgen van de bezuinigingen voor de omroepen en de redacties van Nieuwsuur, Brandpunt en EenVandaag? Wat is het toekomstperspectief van de NPO en de publieke omroepen? Er is voor deze periode (2004-2016) gekozen omdat er vanaf 2004 sprake was van bezuinigingen, die doorgezet zijn in de jaren daarna. Dit onderzoek is eind 2017 uitgevoerd, waardoor 2016 als eindjaar is gekozen om het onderzoek zo recent mogelijk te houden. Als er in de onderzoeksvraag gesproken wordt over ‘de gevolgen voor programma’s’ wordt hiermee de gevolgen in (met name) zendtijd, personeel, inhoudelijke keuzes en onderzoeks- en productietijd bedoeld. Is er meer of minder zendtijd voor de programma’s? Zijn er ontslagen gevallen of juist mensen aangenomen? Is er meer of minder tijd om een item te researchen? Worden er inhoudelijk andere keuzes gemaakt omdat er te weinig geld is, bijvoorbeeld minder buitenlandonderwerpen? Voor de programma’s Nieuwsuur (NOS en NTR), Brandpunt (KRO-NCRV) en EenVandaag (AVROTROS) is gekozen omdat ze qua vorm op elkaar lijken (het zijn allemaal in meer of mindere mate actualiteitenprogramma’s) en er bij alle programma’s sprake is van onderzoeksjournalistiek. Daarbij is bewust gekozen voor programma’s bij verschillende omroepen. Op deze manier kunnen de gevolgen van de bezuinigingen per omroep en per programma goed vergeleken worden. De opbouw van het onderzoek is als volgt. Eerst wordt in het theoretisch kader meer inzicht gegeven in de wetenschappelijke inbedding van dit onderzoek. De publieke omroep in Nederland kent een lange geschiedenis die uniek is in vergelijking met andere landen, omdat het stelsel is ontstaan ten tijde van de verzuiling (Wijfjes, Omroep in Nederland 9). Maar juist omdat het vanuit de verzuiling is ontstaan, is er discussie over de relevantie van de publieke omroep omdat er in Nederland tegenwoordig geen sprake meer is van een verzuilde samenleving (De Haan en Bardoel, Publieke verantwoording 201). Dat is niet de enige reden dat de relevantie van de publieke omroep ter discussie staat, ook de opkomst van commerciële televisie en het veranderende politieke en journalistieke landschap maken dat men vraagtekens bij de publieke omroep zet (Wijfjes, Toegevoegde waarde; De Haan en Bardoel, Publieke verantwoording; Costera Meijer; Adriaansen en Van Praag). Als de Nederlandse publieke omroep vergeleken wordt met publieke omroepen in andere landen, delen Hallin en Mancini het in bij het democratisch-corporatisch model. In dat model passen de omroepen die gestoeld zijn op politieke kleur en ideologie. Deze omroepen zenden ook journalistieke programma’s uit. Sterker nog, journalistiek wordt gezien als een van de belangrijkste pijlers van de publieke omroep. Daarom wordt in het theoretisch kader ook uiteengezet wat (onderzoeks)journalistiek eigenlijk is. En hoe onafhankelijk deze journalistiek eigenlijk is, aangezien de publieke omroep gefinancierd wordt door de overheid. Wie 4 heeft het nu eigenlijk voor het zeggen en hoe wordt de onafhankelijkheid gewaarborgd? Dit wordt uiteengezet aan de hand van de political economy of communications benadering, een specifiek onderzoeksveld binnen communicatiewetenschap. Deze benadering is gericht op het analyseren van de media-industrie: hoe lopen daar de machtsverhoudingen en de financiering? Na het theoretisch kader wordt in de methodebeschrijving in hoofdstuk 3 uiteengezet hoe het onderzoek uitgevoerd is. Dit is gedaan aan de hand van een documentanalyse: beleid en jaarverslagen van de NPO, de omroepen en de politiek zijn onderzocht. Ook zijn interviews afgenomen met hoofd- en eindredacteuren van journalistieke programma’s en de NPO. Die interviews zijn vervolgens getranscribeerd en geanalyseerd aan de hand van een thematische analyse. De resultaten van deze analyse zijn te lezen in hoofdstuk 4. Dit hoofdstuk is ingedeeld op de volgorde van de deelvragen. Er wordt eerst ingegaan op veranderingen in het beleid van de NPO en de omroepen als het gaat om onderzoeksjournalistiek. Vervolgens wordt gekeken naar de financiering van de publieke omroep. Die blijkt drastisch omlaag gegaan te zijn door de bezuinigingen. Waar het bij de tweede deelvraag gaat om de gevolgen voor de NPO, gaat het bij de derde deelvraag om de gevolgen van de bezuinigingen voor de journalistieke redacties. De gevolgen zijn per redactie verschillend maar er zijn ook overeenkomsten. Tenslotte wordt in de analyse gekeken naar de toekomst van de publieke omroep. De omroepen en de NPO vinden dat er zeker nog toekomst is voor de publieke omroep, maar er zijn wel een aantal hordes die genomen moeten worden. 5 2. THEORETISCH KADER Het theoretisch kader is opgedeeld in drie delen. Ten eerste wordt de relevantie en de rol van de publieke omroep in Nederland behandeld. Hierbij is de publieke omroep in een bredere wetenschappelijke context geplaatst en vergeleken met publieke omroepen elders in Europa. Ook wordt de publieke omroep vergeleken met de commerciële
Details
-
File Typepdf
-
Upload Time-
-
Content LanguagesEnglish
-
Upload UserAnonymous/Not logged-in
-
File Pages68 Page
-
File Size-