RESUSCITA ME QUASI SEMIVIVAM. ALPAÏS VAN CUDOT (D. 1211) ALS VOORLOOPSTER EN INCARNATIE VAN DERTIENDE-EEUWSE VROUWELIJKE HEILIGHEIDSIDEALEN Aantal woorden: 33.692 Caroline Van Sumere Studentennummer: 01403602 Promotor: Prof. dr. Jeroen Deploige Masterproef voorgelegd voor het behalen van de graad Master in de Geschiedenis Academiejaar: 2017 - 2018 ii Woord vooraf Ongeveer een jaar lang heb ik aan deze scriptie gewerkt. Hoewel de opdracht allesbehalve evident was, heb ik er veel voldoening uit gehaald om het Latijnse bronnenmateriaal te bestuderen en mij te laten onderdompelen in het fascinerende, middeleeuwse denken. Hierbij wil ik graag opmerken dat ik de geciteerde passages zelf vertaald heb. Het betreffen eerder vrije vertalingen, maar ik ben ervan overtuigd dat ze de inhoud alsook belangrijke nuances wel getrouw weergeven. Het afgelopen jaar zat vol ups en downs, maar gelukkig is deze scriptie er uiteindelijk geraakt. Hiervoor wil ik dan ook een aantal mensen bedanken zonder wiens hulp dit niet mogelijk was geweest. Mijn promotor, professor Jeroen Deploige, om mij te begeleiden bij het schrijven van zowel mijn bachelorproef als deze masterscriptie en voor de vele suggesties en immer constructieve feedback die ik van hem heb gekregen. Mijn ouders, Koen Van Sumere en Sylvie Wauters, voor hun onvoorwaardelijke liefde en steun. Ook mijn broer Maxime, die mij als geneeskundestudent enkele wist-je-datjes vertelde over de lepra-bacterie. Mijn vrienden en vriendinnen, en dan in het bijzonder Bo Billiet en Lori Verhoeven, voor al die mooie, leuke momenten, mij altijd bij te staan met raad en daad. Ook wil ik graag Ellen Henderickx en Bo Billiet bedanken voor het nalezen van deze scriptie en voor de nodige muggezifterij. iii iv Inhoudsopgave WOORD VOORAF .................................................................................................................................. III LIJST MET GEBRUIKTE AFKORTINGEN ................................................................................................... VII 1. INLEIDING .......................................................................................................................................... 1 2. ALPAÏS VAN CUDOT: EEN LEVENDE HEILIGE? ..................................................................................... 10 2.1. ALPAÏS’ HEILIGENLEVEN ............................................................................................................................ 12 2.2. ALPAÏS’ IMAGO IN NIET-HAGIOGRAFISCHE BRONNEN ..................................................................................... 14 2.3. ALPAÏS’ REPUTATIE ALS LEVENDE HEILIGE LEGITIMEREN .................................................................................. 19 2.4. VERSPREIDING VAN ALPAÏS’ REPUTATIE ....................................................................................................... 25 3. ALPAÏS ALS VOORLOOPSTER VAN DE DERTIENDE-EEUWSE HEILIGHEIDSIDEALEN? ............................. 36 3.1. VITA APOSTOLICA .................................................................................................................................... 37 3.2. LEPRA ALS TRIGGER EN VEHIKEL VOOR SPIRITUELE PERFECTIE ........................................................................... 50 3.3. HET VAGEVUUR ...................................................................................................................................... 75 3.4. CARITAS, LEPRA EN HET VAGEVUUR IN DE DERTIENDE EEUWSE HAGIOGRAFIE ..................................................... 93 4. BESLUIT ............................................................................................................................................. 95 5. BILIOGRAFIE ...................................................................................................................................... 98 5.1. PRIMAIRE BRONNEN ................................................................................................................................ 98 5.2. SECUNDAIRE LITERATUUR ....................................................................................................................... 100 v vi Lijst met gebruikte afkortingen SVMO Thomas van Cantimpré. Supplementum. Uitgegeven door R.B.C. Huyghens. Corpus Christianorum Continuatio Mediaevalis 252. Turnhout: Brepols Publishers, 2012. SVMO (vert.) Thomas van Cantimpré. “The supplement to James of Vitry’s Life of Mary of Oignies.” Vertaald door Hugo Feiss in Marie of Oignies: Mother of Salvation, uitgegeven door Anneke Mulder-Bakker. Turnhout: Brepols, 2006. VAC Vita vererabilis Aupes virginis de Cudot. Uitgegeven door Elisabeth Stein, Leben und Visionen der Alpaïs von Cudot (1150-1211). Neuedition des lateinischen Textes mit begleitenden Untersuchungen zu Autor, Werk, Quellen und Nachwirkung. Tübingen: Gunter Narr Verlag, 1995 VAS Vita Aleydis de Scharembeka. Uitgegeven in Acta Sanctorum, Jun. II, col. 476-83. Antwerpen, 1721. VAS (vert.) “Alice the Leper: Life of St. Alice of Schaerbeek.” Vertaald en uitgegeven door Martinus Cawley in Lives of Ida of Nivelles, Lutgard and Alice the Leper. Lafayette: Guadalupe Translations, 1987. VMO Jakob van Vitry. Vita Marie de Oegnies. Uitgegeven door R.B.C. Huyghens. Corpus Christianorum Continuatio Mediaevalis 252. Turnhout: Brepols Publishers, 2012. VMO (vert.) Jakob van Vitry. “The Life of Mary of Oignies by James of Vitry.” Vertaald door Margot King in Marie of Oignies: Mother of Salvation, uitgegeven door Anneke Mulder-Bakker. Turnhout: Brepols, 2006. VMY Thomas van Cantimpré. Vita Margarete de Ypris. Uitgegeven door G. Meersseman in “Les frères prêcheurs et le mouvement dévot en Flandre au XIIIe s.” in Archivum Fratrum Praedicatorum 18 (1948), 106-130. VMY (vert.) Thomas van Cantimpré. “The Life of Margaret of Ypres.” Vertaald door Margot King. Toronto: Peregrina, 1999. vii VYH Hugo van Floreffe. Tractatus de vita et conuersatione ancillae Christi Iuettae inclusae de domo leprosorum prope Hoyum. Uitgegeven in Acta Sanctorum, Jan. I, col. 863-87. Antwerpen, 1643. VYH (vert.) Hugo van Floreffe. “Life of Yvette of Huy.” Vertaald door Jo Ann MacNamara in Living Saints of the Thirteenth Century: the Lives of Yvette, Anchoress of Huy, Juliana of Cornillon, Author of the Corpus Christi Feast, and Margaret the Lame, Anchoress of Magdeburg, uitgegeven door Anneke Mulder-Bakker. Turnhout: Brepols, 2011. Deze afkortingen van de originele, Latijnse teksten worden telkens gevolgd door (eventueel) het liber, het capitulum, en de pagina’s. viii 1. Inleiding Kijk naar mij, ongelukkige, […] kijk naar mij, ellendige […]. Liefste God, wend Uw gezicht niet van mij af, laat mij niet achter in de handen van degenen die mijn ziel beklagen, maar kijk genadig naar mij en aanhoor mij, ellendige zondaarster, U aanroepend, tot U vluchtend, naar U smachtend. Onthul mij het geheim van liefde en de toegang tot uw medelijden, laat mij weer opleven als een halflevende en verwerp mij niet, diegene die U hebt geschapen, veracht mij niet, diegene die U door uw waardevolle bloed hebt verlost.1 Met deze opvallende smeekbede om als halflevende, als semiviva, te mogen herleven, zou Alpaïs van Cudot (1150-1211) zich tot Christus hebben gericht. Haar heiligenleven verhaalt hoe Alpaïs op dat moment geveld was door een lepra-achtige ziekte en hoe ze zich bijna wanhopig tot Christus en Maria wendde, daar ze verstoken was van alle menselijke hulp.2 Na haar gebeden tot Christus en Maria te hebben weergegeven, beschrijft de hagiograaf vervolgens hoe Alpaïs op miraculeuze wijze van haar ziekte genas dankzij de tussenkomst van Maria. Hoe dan ook blijkt uit het verdere verloop van haar heiligenleven dat Alpaïs’ wens om als semiviva te herleven, bewaarheid werd. Ondanks haar genezing bleef Alpaïs bedlegerig, en na haar genezing leefde ze verder als kluizenares.3 Bovendien schrijft haar hagiograaf dat ze als het ware in een schijndood verkeerde wanneer ze in haar visioenen naar het hiernamaals werd gevoerd.4 Alpaïs’ halflevendheid en helderziendheid hebben er kennelijk voor gezorgd dat ze al tijdens haar leven als een heilige werd beschouwd door haar omgeving, daar een 1 Vita venerabilis Aupes virginis de Cudot, ed. Elisabeth Stein, in Leben und Visionen der Alpaïs von Cudot (1150-1211). Neuedition des lateinischen Textes mit begleitenden Untersuchungen zu Auteur, Werk, Quellen und Nachwirkung (Tübingen: Gunter Narr Verlag, 1995) 1, III, 124: “Aspice me infelicem, pietas inmensa, respice me miseram, misericordia publica. Ne avertas, piisime Deus, faciem tuam a me, ne derelinquas me in manibus querentium animam meam, sed respice propicius et exaudi me miseram peccatricem, ad te clamantem, ad te fugientem, ad te supirantem. Aperi michi sinum pietatis et ianuam misericordie tue, et resuscita me quasi semivivam derelictam et ne abicias me, quam fecisti, neque despicias me, quam pretioso sanguine tuo redemisti.” 2 De hagiograaf vermeldt nergens letterlijk dat het om lepra gaat, maar verder in deze scriptie zal ik beargumenteren waarom het haast ondenkbaar is dat het om een andere ziekte zou gaan. 3 Alpaïs’ hagiograaf laat dit echter in het midden, daar hij nergens expliciteert dat ze als kluizenares leefde. Door haar verlamming leefde ze in elk geval haast noodgedwongen als kluizenares, en bovendien zal verder in de scriptie blijken dat er naast Alpaïs’ cel een kerk werd gebouwd, waardoor ze wel degelijk als kluizenares kan beschouwd worden. Niet alleen omwille van haar bedlegerigheid, maar ook omwille van haar kluizenaarschap, was Alpaïs
Details
-
File Typepdf
-
Upload Time-
-
Content LanguagesEnglish
-
Upload UserAnonymous/Not logged-in
-
File Pages116 Page
-
File Size-