ZELFPORTRBT B.V. UITGEVER1J DE ARBEIDERSPERS Singel 262 AMSTERDAM ,C; )>PRIVE-DOMEIN€ NR. 118 WILLEM KLOOS ZELFPORTRET SAMENGESTELD EN VAN AANTEKENINGEN VOORZIEN DOOR HARRY G. M. PRICK AMSTERDAM • UITGEVERIJ DE ARBEIDERSPERS Copyright bezorging © 1986 Harry G. M. Prick Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of open- baar gemaakt, door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van B.V. Uitgeverij De Arbeiderspers, Singel 262, Amsterdam. No part of this book may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other means, without written per- mission from B.v. Uitgeverij De Arbeiderspers, Singel 262, Amster- dam. Omslagillustratie : Willem Kloos, foto gemaakt door Willem Witsen to Ede in augustus 1894 Druk: Geuze & Co's Drukkerij B.v., Dordrecht ISBN 90 295 2602 5 INHOUD Als schrale Muis in enge klem 7 Boekjes, mijn beste vriendjes 25 Halfwassen Hollandse boy 31 Simpele terugblik op mijn allervroegst wijsgerig jongensdenken 39 Het grote Leven wou ik leren kennen 49 Vreemd door mij been opeens een lied 82 Een toegangsdeur naar het Mysterie 92 Multatuli en Willem Paap 106 Dr. Willem Doorenbos 115 Warner Willem van Lennep 125 Okeanos en Persephone 132 Mr. Carel Vosmaer 139 Jacques Perk en Charles M. van Deventer 143 Meneer De Koo 149 Candidaats klassieke letteren 155 Kallimachos en Pindaros i6o Vriendschap met Lodewijk van Deyssel 166 Bologna heeft mij verrukt 187 Jan Veth 196 Ondervindingen met dieren 206 Alphons Diepenbrock 212 Jac. van Looy 223 Henriette Roland Holst, Frederik van Eeden, Herman Gorter 244 Paul Verlaine 252 Hein Boeken 256 Breed-weemoedige herinneringen van mijn Binnenleven aan Mr. Frans Erens en anderen 264 Verantwoording 271 Aantekeningen 278 Personenregister 334 ALS SCHRALE MUIS IN ENGE KLEM Tal van bekende mensen schrijven tegenwoordig `memoires', maar het belangwekkende van zulke reeksen aaneengeschakel- de mededelingen ligt dan natuurlijk veelal niet zozeer in de uiterlijke voorvallen als wel in de diep-vast levende zielsonder- grond van de eerlijke auteur, die zich, door de wijze zijner voe- ling en denking, zijner ziening en zegging, in de zelden uit zich- zelfalleen schokkende gebeuringen te openbaren pleegt. En dus nu al mijn werken, zowel die in proza als die in verzen, reeds vijftig jaren lang, een gewetenstrouwe zielsgeschiedenis zijn ge- weest, zoals ik deze, altijd alles van mijzelf diep-in rustig waar- nemend, met de grootste gelatenheid heb doorgemaakt, en die uitsluitend ik zelf dan ook in staat was en bleef om zonder ver- gissingen uiteen te zetten, terwij1 ik ook, waar het noodzakelijk werd, overal de nuchter-exakt vertelde en objectief door mij beschouwde levensbijzonderheden er bij weergaf, kan ik kalm- eenvoudig zeggen, dat heel mijn werk van a—z een geestelijke en dikwijls ook zakelijke autobiografie is en blijven zal. En voor de toekomst der tijden in dit zonderlinge aardse leven, of be- scheidener gesproken, voor zolang als het aan de verdere Hol- landse mensheid zal believen, zich voor mijn Willen en Kunnen enigermate te interesseren, zal dus ieder wijsdoen, als hij over mij spreken gaat, om eerst mijn volledige werk, zowel het reeds verzamelde, als het nog ongebundelde, 1 te leven. Want daaruit, uit dat omvangrijke geheel alleen, zal hij mijn waarachtige gees- telijke leven kunnen leren kennen, zoals zich dit in gestadige groei, immers in zelfontwikkeling, toegedragen heeft. Och, het is een nuchter-werkelijk, maar mij toch onwillekeu- rig soms een beetje vreemd-lijkend feit, dat ik, die hier thans nog flink te arbeiden zit, half-stervend ben geboren. En de goe- de, grijze dokter Reiffert, die mij met veel moeite, omdat ik blijkbaar niet leven wou, te voorschijn haalde uit mijn arme, want heel fijne en tedere moeder, die veertien maanden daarna op negenentwintigjarige leeftijd gillend en wenend moest ster- yen, ging na dat zware accouchement enigszins bedenkelijk met [71 WILLEM KLOOS het hoofd schudden over de mogelijkheid, die hij overwoog van mijn verder voortbestaan. Ik haalde nauwelijks adem en mijn lichaampje leek een rif. Hij onderzocht mij dus op alle moge- lijke manieren en bij het weggaan zei hij zijdelings: Wees er op bedacht, meneer Kloos, dat jongetje behouden we vermoe- delijk niet.'2 Z6 kwam ik ter wereld, en als kind werd ik tel- kens als op de dood af, ernstig ziek, maar de onbewuste Kracht, die in mij werkt, heeft mij omhoog-gehouden en blijkt geluk- kig z6 stevig te zijn, dat ik thans op mijn reeds belangrijke leef- tijd, mij tot mijn genoegen nog fris-geestelijk en flink-lichame- lijk omhoog houden kan, als ware ik jeugdig en had ik dus niet een ruime halve eeuw van noeste studie en arbeid achter de rug. In de tweede helft van mijn tweede, dus nog voordat ik drie jaar werd, ben ik-ik kan er thans vriendelijk om lachen, nu ik mij daar weer op de grond zie spartelen en een beetje huilend zacht hoor schreeuwen-ben ik, kan ik mij plastisch direkt-weg nog herinneren, gevallen met mijn rechter wenkbrauw op de punt van een stool. De wonde bloedde wild, en behalve de schrik, voelde ik als klein kind een geweldige pijn. Het gat wou door niets gaan sluiten, het bloed bleefvloeien, en ik, onnozele, ging natuurlijk hoe langer hoe luider met stem en ledemaatjes lawaaien, tot de dokter er bij werd gehaald. En thans nog, als mijn tweede herinnering, hoor ik de goede, grijze Reiffert zeg- gen, dat het maar een haar had gescheeld, of ik was door de val voor-goed mijn oog kwijt geweest. En ik weet dit alles nu nog zo scherp, omdat ik door dat wei- nig belangrijke kinderrampje-alles, op een blijvend litteken na, kwam prachtig terecht-uit een vroeger ieder ding weet- loos aan zich voorbij gaan latende toestand, op eens tot een mij- zelf gewaarworden en ook op alle andere dingen om mij heen nauwkeurig letten gaan ben gebracht. De dokter zei mij im- mers, terwijl zijn dikke grote vinger schertsend dreigde, dat ik voortaan niet meer zo, zonder naar iets te kijken, door de kamer lopen mocht. En sinds dat ogenblik begon het eigenlijk niets nog bespeurende jongetje in mij om en op te groeien tot het, [8] ZELFPORTRET met mijn destijds verbazend sterk ziende ogen, alles om mij heen steeds haar-fijn waarnemende niet meer zo piepjonge kind, dat zonder ooit te gluren, en allerminst loerend, toch met zijn fijn gehoor en subtiel voelen van de kleinste dingen, zich slechts heel schaars iets liet ontgaan, en dan stilkens piekerend erover nadenken ging, indien hij het niet dadelijk begreep. Want dan dacht mijn hoofdje net zo lang over dat mij plots ge- troffen hebbende raadseltje in mijn omgeving, totdat mijn kin- derlijke hersens, die stil alles uitpluisden, tot een oplossing wa- ren gekomen, die mijzelf bevredigde door haar juistheid, al zul- len mijn kalm-logische slotsommen in die eerste jaren natuurlijk door gebrek aan voldoende gegevens, dikwijls nog tamelijk- onvolledig en zelfs wel eens een enkele keer minder-juist zijn geweest. Maar ik Meld altijd alles voor mijzelf, want praten met mijn huisgenoten mocht ik niet. Immers, zodra ik ook maar met een paar volzinnetjes te spreken begon over wit dan ook, werd mij dadelijk onminzaam te verstaan gegeven dat een kind heeft te zwijgen, zodat ik dan ook, als jongen van zes jaar, al lang gewend was geworden, om mijn mond, over wat ook, niet open te doen. En ik kwam er dus van zelf toe, mij geheel en al tevreden te stellen met mijzelf, waar ik mijn schaarse vreug- den, want de mij soms blij verrassende resultaten van mijn eigen nadenken, dat mij echter slechts zelden onder het gebeuren er- van bewust ging worden, wist te ontdekken, terwijl ik mij voor het overige zo min mogelijk verdiepte in, en dus mij in mijzelf eigenlijk nooit beklaagde over het vervelende interieur en de daar altijd tegen mijn jongensverlangen, by. zich bewegen, meedelend praten en Oink eten, ingaande dagelijkse omstandig- heden, die mijn levenslot voor mij had vastgelegd. Alleen peinsde ik er wel eens over, hoe het in 's hemelsnaam kon komen, dat andere knapen het bij hen thuis zoveel prettiger want gezelliger hadden dan ik. Immers ik wist toen nog niet, dat het kleine bleke mensje, dat nooit het woord tot mij richt- te,3 behalve kortaf als zij mij iets te verwijten meende te heb- ben, volstrekt niet mijn eigen Moeder, nee de tweede vrouw was, van mijn ernstige stugge Vader. Hij leerde haar zijdelings vroeger een beetje kennen, en had haar, op raad van anderen, [9] WILLEM KLOOS toen hij met twee kleine kindertjes-ik was zelf pas een jaar oud - was achtergebleven, ten huwelijk gevraagd. Halfdood geboren, heb ik reeds als kind alle mogelijke ziekten door moeten worstelen, van welke andere kinderen er slechts een of twee krijgen te ondergaan. Eens bv.-ik herinner het mij nog als de dag van gisteren-werd ik als elfjarige jongen op een kwade of, laat ik zeggen, een goede morgen wakker en voelde me in de volstrekte onmogelijkheid om op te staan-ik had mij toen al een week of wat Lang, minder energisch-inwendig dan gewoonlijk gevoeld. De oude dokter Reiffert, die vroeger reeds menigmaal geroepen had moeten worden, en die mij dus goed kende, betastte en beluisterde mijn uit de kluiten gewas- sen, benig lichaam overal, en zei toen half fluisterend, maar met mijn scherp gehoor verstond ik hem opperbest: "t Is goed, dat u mij heeft laten halen, want het staat met Willem niet goed.' En toen kwam er een krisis, die wekenlang heeft geduurd. II( at niets, en kon niets tot mij nemen, behalve de lelijk smakende bittere geneesmiddelen die mij in werden gegoten.
Details
-
File Typepdf
-
Upload Time-
-
Content LanguagesEnglish
-
Upload UserAnonymous/Not logged-in
-
File Pages24 Page
-
File Size-