Integrale Circulaire Economie Rapportage 2021 INTEGRALE CIRCULAIRE ECONOMIE RAPPORTAGE 2021 Aldert Hanemaaijer en Maikel Kishna (projectleiding), Marjon Kooke (programmasecretaris), Hester Brink, Julia Koch, Anne Gerdien Prins en Trudy Rood De Integrale Circulaire Economie Rapportage is tot stand gekomen in het kader van het Werkprogramma Monitoring en Sturing Circulaire Economie 2019-2023. Dit werkprogramma is een samenwerkingsverband tussen verschillende kennisinstellingen, onder leiding van het PBL. Het kabinet streef naar een volledig circulaire economie in 2050. Het doel van het werkprogramma is om de door het kabinet uitgezete koers naar 2050 te monitoren en te evalueren en de overheid te voorzien van de kennis die nodig is voor de vormgeving of bijsturing van beleid. Meer informatie over het Werkprogramma Monitoring en Sturing Circulaire Economie is te vinden op htps://www.pbl.nl/monitoring-circulaire-economie. Dit rapport is tot stand gekomen met input van de kennisinstellingen van het Werkprogramma Monitoring en Sturing Circulaire Economie: • Centraal Bureau voor de Statistiek • Centraal Planbureau • Centrum voor Milieuwetenschappen Leiden • Rijksdienst voor Ondernemend Nederland • Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu • Rijkswaterstaat • TNO • Universiteit Utrecht Integrale Circulaire Economie Rapportage 2021 © PBL Planbureau voor de Leefomgeving Den Haag, 2021 PBL-publicatienummer: 4124 Contact [email protected] Auteurs Aldert Hanemaaijer en Maikel Kishna (projectleiding), Hester Brink, Julia Koch, Anne Gerdien Prins en Trudy Rood Programmasecretaris Marjon Kooke Met bijdragen van Roel Delahaye, Krista Keller, Niels Schoenaker en Adam N. Walker (CBS), Joep Tijm (CPB), Janneke van Oorschot en Ester van der Voet (CML), Alexandros Dimitropoulos, Olav-Jan van Gerwen, Jos Notenboom en Harry Wilting (PBL), Natascha Spanbroek en Michiel Zijp (RIVM), Astrid Hamer en Kees Kwant (RVO), Guus van den Berghe en Bas van Huet (RWS), Ton Bastein en Elmer Rietveld (TNO) en Marko Hekkert (UU) Supervisie Frank Dietz Met dank aan Iedereen die mondeling en schrifelijk commentaar heef geleverd op de conceptversies van de ICER. Dit betref allereerst alle medewerkers van de kennisinstellingen die bij het Werkprogramma Monitoring en Sturing Circulaire Economie betrokken zijn. Daarnaast hebben we dankbaar gebruik gemaakt van 1) de inzichten en commentaren van de leden van de PBL-stuurgroep voor de ICER, bestaande uit Jeannete Beck, Pieter Boot, Ton Dassen, André van Lammeren, Hans Mommaas en Rob Weterings, 2) de leden van de SER-refectiegroep circulaire economie, bestaande uit Mariëte Hamer, Ed Nijpels, Alexander van der Vooren en Ton van der Wijst (SER), Hans Stegeman (Triodos), Ellen van Bueren (TU Delf), Jacqueline Cramer en Marko Hekkert (UU), Henri de Groot (VU) en Katrien Termeer (WUR), en 3) de leden van het directeurenoverleg Monitoring en Sturing Circulaire Economie, bestaande uit Gerard Eding (CBS), Arnold Tukker (CML), Ton Manders (CPB), Esther de Kleuver, Lani Kok, Jan Karel Kwisthout en Marieke Spijkerboer (IenW), Jan Roels (RIVM), Bart Tonnaer (RVO), Ruud Splithof (RWS) en Jamilja van der Meulen (TNO) en 4) alle aanwezigen vanuit wetenschap, beleid, bedrijven en ngo’s tijdens de deskundigendagen (zie bijlage 3). De kwaliteit van deze ICER is aanzienlijk verbeterd en gewaarborgd door de mondelinge en schrifelijke reacties die we hebben mogen ontvangen op eerdere concepten van de ICER. Redactie beeldmateriaal Design Innovation Group Redactie fguren Beeldredactie PBL Eindredactie en productie Uitgeverij PBL Opmaak en drukwerk Xerox/Osage Delen uit deze publicatie mogen worden overgenomen op voorwaarde van bronvermelding: Hanemaaijer, A. et al. (2021), Integrale Circulaire Economie Rapportage 2021, Den Haag: PBL. Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) is het nationale instituut voor strategische beleidsanalyse op het gebied van milieu, natuur en ruimte. Het PBL draagt bij aan de kwaliteit van de politiek-bestuurlijke afweging door het verrichten van verkenningen, analyses en evaluaties waarbij een integrale benadering vooropstaat. Het PBL is vóór alles beleidsgericht. Het verricht zijn onderzoek gevraagd en ongevraagd, onafankelijk en wetenschappelijk gefundeerd. Voorwoord De Nederlandse regering wil in 2050 een volledig circulaire economie hebben bereikt. Ze ziet monitoring als belangrijk instrument om de voortgang van de transitie te kunnen volgen. Daarom heef het kabinet het PBL gevraagd om samen met andere kennisinstellingen kennis te ontwikkelen over de circulaire economie en over de voortgang van die circulaire economie te rapporteren. Het voorliggende rapport is een belangrijke mijlpaal in dit proces. Deze eerste Integrale Circulaire Economie Rapportage (ICER) geef weer wat momenteel de stand van zaken is van de transitie naar een circulaire economie in Nederland en bevat handvaten om die transitie desgewenst te versnellen. Deze ICER is tot stand gekomen in samenwerking met, en met inbreng van: CBS, CPB, Centrum voor Milieuwetenschappen (Universiteit Leiden), RIVM, RVO, RWS, TNO en Copernicus Instituut (Universiteit Utrecht). Al deze instellingen dragen bij aan het meerjarige Werkprogramma Monitoring en Sturing Circulaire Economie, dat gecoördineerd wordt door het PBL. De ICER gaat tweejaarlijks verschijnen en vormt de kennisbasis voor de beleidscyclus van het circulaire-economiebeleid in Nederland. Ze vormt tevens input voor het overleg tussen de partijen die betrokken zijn bij het Grondstofenakkoord en bij de vijf prioritaire transitie- thema’s: Biomassa en voedsel, Bouw, Consumptiegoederen, Kunststofen en Maakindustrie. En de rapportage levert ook informatie voor het gesprek over het circulaire-economiebeleid tussen het Kabinet en de Tweede Kamer. In een circulaire economie staat het efciënter benuten en het daardoor verminderen van het gebruik van grondstofen centraal. Daarvoor is meer nodig dan alleen recycling van grondstofen; producten moeten bijvoorbeeld zo worden ontworpen dat ze langer meegaan. Naast het tegengaan van klimaatverandering en het behoud van biodiversiteit vormt de efciëntere benuting van grondstofen de derde grote uitdaging in het vinden van een betere balans tussen mens en natuur. Deze drie uitdagingen hangen nauw met elkaar samen – net als de oplossingsrichtingen. Hoe minder nieuwe grondstofen er nodig zijn, hoe minder de natuur, het klimaat en het milieu worden belast. Een circulaire economie kan daarnaast bijdragen aan het verminderen van de leveringsrisico’s van moeilijk te verkrijgen grondstofen. Ook biedt ze kansen voor Nederlandse bedrijven; zo zijn er concurrentievoor- delen te behalen door grondstofen in de productieketen aanzienlijk efciënter in te zeten en milieusparend te produceren. In deze rapportage geven we inzicht in de stand van de ontwikkeling in het internationale en Nederlandse grondstofengebruik, en laten we zien wat de milieu- en sociaaleconomi- sche efecten zijn van dat grondstofengebruik. Daarnaast beschrijven we welke interventies de overheid in Nederland heef gedaan om de transitie naar een circulaire economie op gang te brengen en te versnellen, zoals het bevorderen van kennisontwikkeling en het maken van vrijwillige afspraken met partijen. Ook gaan we in op de acties van maatschap- Voorwoord | 9 pelijke partijen, zoals initiatieven van bedrijven om circulaire producten en diensten in de markt te zeten of te investeren in een circulaire productiewijze. Die interventies en acties vormen de zogenoemde transitie-indicatoren; ze geven een beeld van de mate waarin en de manier waarop bedrijven, consumenten en overheden voorsorteren op een circulaire economie. Met deze informatie is in beginsel de richting en het tempo van de transitie naar een circulaire economie te bepalen en bij te sturen. De omslag naar een circulaire economie vergt inspanningen, vernieuwingen en aanpassingen door producenten, consumenten, ngo’s, wetenschappers, bestuurders en beleidsmakers in alle geledingen van de samenleving. Ieder heef daarin een grotere of kleinere rol. Dat geldt evenzeer voor de (verschillende lagen van de) overheid, al heef die laatste wel een bijzondere rol. De overheid bepaalt met haar beleid in belangrijke mate de spelregels en daarmee het speelveld waarbinnen de transitie naar een circulaire economie zich kan ontwikkelen, zoals aan de hand van gehanteerde belastingen, wetelijke normen en subsidies. De in dit rapport bijeengebrachte kennis moet bestuurders, politici en beleidsmakers handvaten bieden om productie- en consumptieprocessen ‘met beleid’ bij te sturen. Daarom gaan we in deze eerste ICER ook nader in op het gevoerde circulaire-economiebeleid van met name de Rijksoverheid. Ik ben ervan overtuigd dat de hier samengebrachte inzichten daarbij behulpzaam zullen zijn. Met dank aan de partners die hebben meegewerkt aan de totstandkoming van deze ICER en die met ons blijven optrekken in de verdere ontwikkeling van het onderliggende kennisprogramma. Prof. dr. ir. Hans Mommaas Directeur Planbureau voor de Leefomgeving 10 | Integrale Circulaire Economie Rapportage 2021 Inhoud Voorwoord 9 Hoofdboodschappen 14 Bevindingen 18 1 Inleiding 44 1.1 Grondstofenproblematiek en een circulaire economie 45 1.2 Wat is een circulaire economie? 46 1.3 Aanleiding, vraagstelling en doel van de ICER 48 1.4 Raamwerk(en) voor monitoring en sturing 49 1.5 Integraliteit rapportage en beschikbare kennis 50 1.6 Leeswijzer 52 2 Internationaal grond stof en gebruik en efecten 54 2.1 Inleiding 56 2.2 Grondstofengebruik en efecten op mondiale schaal 57 2.2.1 Het mondiale grondstofengebruik
Details
-
File Typepdf
-
Upload Time-
-
Content LanguagesEnglish
-
Upload UserAnonymous/Not logged-in
-
File Pages258 Page
-
File Size-