DE BIOLOGIEVA N DE DJATITERMIET (KALOTERMES TECTONAE DAMM.) IN VERBAND MET ZIJN BESTRIJDING BIONOMICSO FKALOTERME STECTONA EDAMM , AS A BASE FOR ITS CONTROL) L. G. E. KALSHOVEN DE BIOLOGIE VAN DE DJATITERMIET (KALOTERMES TECTONAE DAMM.) IN VERBAND MET ZIJN BESTRIJDING DE BIOLOGIE VAN DE DJATITERMIET (KALOTERMES TECTONAE DAMM.) IN VERBAND MET ZIJN BESTRIJDING (BIONOMICS OF KALOTERMES TECTONAE DAMM, AS A BASE FOR ITS CONTROL) PROEFSCHRIFT TER VERKRIJGING VAN DEN GRAAD VAN DOCTOR IN DE LANDBOUWKUNDE AAN DE LANDBOUW- HOOGESCHOOL TE WAGENINGEN, OP GEZAG VAN DEN RECTOR-MAGNIFICUS DR. G. GRIJNS, HOOG- LEERAAR IN DE PHYSIOLOGIE DER DIEREN, VOOR EENE, - OVEREENKOMSTIG ART. 46, LID 3 VAN DE WET VAN 15DECEMBE R 1917TO TREGELIN GVA N HET HOOGER LANDBOUWONDERWIJS (STAATSBLAD No. 700), ZOOALS DIE LAATSTELIJK IS GEWIJZIGD BIJ DE WETVA N2 9JUNI192 5 (STAATSBLAD No.283) , - DAARTOE BENOEMDE COMMISSIE UIT DEN SENAAT, TE VERDEDIGEN OP VRIJDAG 14 FEBRUARI 1930, DES NAMIDDAGS TE DRIE UUR, DOOR LOUIS GEORGE EDMUND KALSHOVEN GEBOREN TE AMSTERDAM H. VEENMAN & ZONEN - WAGENINGEN - 1930 STELLINGEN I Hot is niet noodig aan te nemcn, dat bij de phylogenetische ontwikke- ling der termietenstaten eerst do arbeiderskaste en later de soldatcnkaste is ontstaan. II De wijze, waarop het lezend publiek door MAETERLINCK in zijn boek „La Vie des Termites" over deze dieren wordt ingelicht, is af te keuren. Ill De beteekenis van het termietenleven als agrogeologische en oeko- logische factor in het tropisch landschap wordt gewoonlijk onderschat en dient nader te worden onderzocht. IV Diverse stoffen, welke in de bast van boomsoorten worden gevonden, hebben niet zulk een beperkte beteekenis als beletsel voor de aantasting door dieren, als HEIKERTINGER wil doen voorkomen. De vaak verkondigde meening, dat menging van bosschen steeds een voorbehoedmiddel zou zijn tegen insectencalamiteiten is onjuist. VI De in de Ned. boschbouw veel gebezigde term „afstooten van takken" dient ait het voeabulaire der houtvesters geschrapt te worden en zou vervangen kunnen worden door uitdrukkingen als „het afsterven en de afbraak der takken" of „reiniging van de hoofdstam van takken" of „verlies van talcken aan de hoofdstam". VII De wijzen, waarop de planten reageeren op verschillende insecten- beschadigingen, leveren interessante gegevens op plantenphysiologisch gebied. waarvan de botanici nog te weinig gebruik hebben gemaakt. VIII Van de ziekten van de djati zijn die, welke niet door parasieten ver- oorzaakt worden, van het meeste belang. Het noodige inzicht in deze ziekten zal slechts verkregen kunnen worden door de samenwerking van bodemkundigen, botanici en boschbouwkundigen. IX De meening, dat geoultiveerde planten vatbaarder zijn voor ziekten dan niet in cultuur gebrachte gewassen, is in haar algemeenheid onge- grond. Er is evenveel voor te zeggen om phytopathologische, agrogeologische, e.d. speciale onderzoekingen ten behoeve van de boschbouw in behan- deling te geven aan bestaande afzonderlijke instituten op die gebieden, als hen toe te wijzenaaneenallesomvattendboschbouwkundiginstituut. XI Bij bet boschbedryf op Java is er thans meer behoefte aan bet uit- bouwen van debiologiscb e grondslagen, dan aan deverder e vervolmaking van de teehniek en de administratie. XII Een eneyclopaediscb overzicht van de boschbouwwetenscbappeh mag bij de boschbouwstudie niet ontbrekeu. Aan mijn Vrouw enaan de nagedachtenis van mijn Vader. Een goede gewoonte getrouw wil ik bij de voltooiing van het proef- schrift gaarne uiting geven aan de gevoelens van dankbaarheid jegens alien, die tot mijn wetenschappelijke vorming hebben bijgedragen en die mij bij het onderzoek van dienst zijn geweest. Gedurende mijn studietijd waren bet vooral de colleges van U, Hoog- geleerde VAN BAREN, GILTAY en VALCKENIER STTRINGAR, welke mijn belangstelling voor de natuurwetenschappen deden toenemen, terwijl wijlen VAN SCHERMBEEK mijn liefde yoor het mooie boschbouwvak wist op te wekken. Een tewerkstelling op het Proefstation voor het Boschwezen zou verder beslissend voor mij worden. Het was zeker voor het grootste deel te danken aan de waardeering, welke ik van U, Hooggeleerde BEEKMAN, mocht ontvangen voor mijn bescheiden prestaties en aan Uw aanspo- ringen, dat ik mij steeds meer tot het onderzoekingswerk aangetrokken voelde. Bij mijn eerste schreden op het gebied der toegepaste entomologie kwam ik reeds spoedig in aanraking met TJ, Hooggeleerde ROEPKE, Hooggeachte Promotor, en Gij waart aanstonds bereid mij met Uw waar- devoile raadgevingen terzijde te staan. Het was mij een voorrecht later met TJ in correspondentie te mogen blijven. Hoewel het onderzoek, waarvan de resultaten in dit proefschrift zijn neergelegd, zonder Uw leiding tot stand kwam, hebt Gij thans de groote welwillendheid gehad in een voor U overdrukke tijd als mijn Promotor te willen optreden. Uw critische opmerkingen naar aanleiding van het concept, zijn het proefschrift zeer ten goede gekomen. In U, Zeergeleerde VAN HALL, trof ik bij mijn plaatsing op het Insti- tuut voor Plantenziekten een Chef, wiens uitnemende leiding en persoon- lijke omgang ik ten hoogste heb leeren waardeeren. Ook onder U, Zeergeleerde LEEFMANS, heb ik op de aangenaamste wijze mogen werken. Uw methode van onderzoek, Uw groote kennis en energie hebben steeds mijn oprechte bewondering gewekt. Het geregelde contact met de collega's,eers t vanhe t Boschproefstation, later van het Instituut voor Plantenziekten is voor mij in vele opzichten leerzaam geweest. U, Zeergeleerde BETREM, breng ik gaarne mijn dank voor de voorlich- ting, die Gij mij gegeven hebt bij de bewerking van het Hoofdstuk over de Morphologie. Een bijzonder woord van dank wili k brengen aanU ,geacht e VERBEEK, Boscharchitect der eerste klasse, daar Gijte n behoeve van het onderzoek veel moeizaam terreinwerk in de djatibosschen met groote ambitie en veel kennis van zaken hebt uitgevoerd. Aan de Autoriteiten van het Landbouwdepartement te Buitenzorg ben ik dank verschuldigd voor hun welwillende toestemming om dit proefschrift tevens te doen verschijnen als Mededeeling van het Instituut voor Plantenziekten. Met erkentelijkheid wil ik ook de sympathie en de velerlei hulp ge- denken, welke ik van verschillende hoogere en lagere Ambtenaren van het Boschwezen heb mogen ontvangen. INHOUD. INLEIDING. Biz. Vroeger onderzoek over Kalotermes tectonae 1 Doel van het nieuwe onderzoek .12 I.HE TVEEZAMBLE NE NCONSEEVEBEEN ,KWEEKB NE NOBSEEVEEEEN ' VAN DE KALOTERMES-KOLONIES. § 1. Het verzamelen van het materiaal 3 § 2. Het conserveeren van het materiaal -... 4 § 3. Het kweeken van Kalotermes 5 a. Paarvorming en koloniestichting ophe t laboratorium ". .. 6 b. Het gebruik van dunne plaatjes hout ......; .. i. • $ c. Het voortkweeken der jonge kolonies 8 d. Het enten van Kalotermes op de stammen ......... li § 4. Observatienesten voor Kalotermes. 11 II. SYSTEMATIEK EN MORPHOLOGIE VAN KALOTERMES. § 5. Deplaat s van het geslacht Kalotermes (HAGEN) inhe tsystee m 14 § 6. De onderverdeeling van het genus Kalotermes (HAGEN) 15 § 7. Polymorphisme bij Kalotermes... .. .... ... 10 § 8. Morphologie van Kalotermes tectonae DAMMERMAN.......... 18 a. Imago (9e n S) 18 b. Soldaat .I .... 26 c. Ontwikkelingsstadia 2§ § 9. Beschrijving van Kalotermes dalbergiae n^sp. .•. ,\ 29 § 10. Systematische plaats van Kalotermes tectonae en Kalotermes'• '•) dalbergiae 31 III. DE VINDPLAATSEN EN VOEDSTERPLANTEN VAN KALOTERMES '''' TECTONAE EN DALBERGIAE. § 11. De locale verspreiding '33 § 12. De plaats van het nest ......;.:.... 33 § 13. Waardplanten. : .. .. ..• 3i IV. DE POSTEMBRYONALE ONTWIKKELING BIJ KALOTERMESTECTONA E • §14. Enkele gegevens, uit-de literatuur over de postembryonale ontwikkeling bij determiete n ..•.... ' 39 X Biz. §15. De ontwikkeling tot gevleugelde geslachtsdieren 44 a. Het aantal ontwikkelingsstadia 44 b. De gedaanteverwisseling gedurende de ontwikkeling 46 c. De wijze van vervelling .. .. 52 § 16. De ontwikkeling tot soldaten 53 a. De pseudonymphen-phase 53 b. Het aantal stadia in de ontwikkeling tot soldaat 54 c. Vorming van soldaten onder abnormale omstandigheden.. 56 § 17. De ontwikkeling van individuen tot neotenen 58 § 18. De duur der ontwikkelingsstadia 60 § 19. Conclusies over de wijze van differentiatie der kasten 61 V. DE LEVENSGESCHIEDENIS DER KOLONIES VAN KALOTERMES TECTONAE. I. Ontwikkelingsgang, eierenproductie en vorming van geslachtsdieren '....'. 64 § 20. Het nagaan van de leeftijd van de in het bosch verzamelde kolonies 65 § 21. De stichting van de kolonie en de ontwikkeling in heteerste halfjaar 66 § 22. Groei van de kolonies tot een leeftijd van 2| jaar 67 a. De ontwikkeling der gekweekte kolonies 67 b. De ontwikkeling der kolonies in het bosch ." 68 § 23. De verdere.ontwikkelin g van de kolonies tot het bereiken van de grootste getalsterkte 69 § 24. De periode van achteruitgang en het uiteindelijk afsterven der kolonies ^ 73 § 25. De eierenproductie van de koningin onder verschillende om­ standigheden 74 § 26. De productie van geslachtsdieren 75 § 27. De beteekenis der neotenenvorming 78 § 28. Overzicht der factoren, die de ontwikkeling van de kolonies beinvloeden 78 VI. DE LEVENSGESCHIEDENIS VAN DE KOLONIES VAN KALOTERMES TECTONAE. II. Het uitzwermen voor de stichting van nieuwe kolonies 81 § 29. Methode van waarneming van het zwermen van K. tectonae. 81 § 30. Bijzonderheden over het uitvliegen 33 § 31. Tijd van het jaar en verloop van het zwermen.. 84 § 32. Verband tusschen het zwermen en de weersgesteldheid .. 86 § 33. Het opzoeken van de nestplaats en de paarvorming 88 a. Het opzoeken van de broedplaats en
Details
-
File Typepdf
-
Upload Time-
-
Content LanguagesEnglish
-
Upload UserAnonymous/Not logged-in
-
File Pages187 Page
-
File Size-