ANIMA ETERNA BRUGGE O.L.V. JOS VAN IMMERSEEL CHRISTOPH & JULIAN PRÉGARDIEN & MARIANNA BEATE KIELLAND Monteverdi CCHA.BE ANIMA ETERNA BRUGGE O.L.V. JOS VAN IMMERSEEL CHRISTOPH & JULIAN PRÉGARDIEN & MARIANNA BEATE KIELLAND Monteverdi PROGRAMMA Claudio Monteverdi (1567-1643) Il Combattimento di Tancredi e Clorinda, SV 153 Tempro la cetra - Libro settimo de madrigali, SV 117 Lamento d'Arianna, SV 22 pauze Il ritorno d'Ulisse in patria, SV 325 Dormo ancora o son desto? Cara e lieta gioventù Lieto cammino - Gli Dei possenti navigan O padre sospirato - O figlio desiato Interrotte speranze - Libro settimo de madrigali, SV 133 L'Orfeo, SV 318 Possente Spirto Perch'a lo sdegno - Saliam cantand'al cielo BRAVO CLAUDIO: ANIMA ETERNA BRUGGE VIERT 450 JAAR MONTEVERDI Van Mantua tot Venetië: repertoirekeuze Voor mij zal Monteverdi altijd de componist blijven waar ik me eind jaren 1970 - ten tijde van de Orfeo-productie in de Vlaamse Opera - drie jaar lang intens in verdiept heb. En al meen ik dat de hedendaagse perceptie van deze toondichter - “de grootste van zijn tijd!” - meer nuance behoeft, staat het buiten kijf dat hij een bijzondere plaats in de muziekgeschiedenis bekleedt door de originele wijze waarop hij de oude stijl van de polyfonie - de prima pratica - naast de nieuwe barokstijl - de seconda pratica - heeft toegepast. Ook de figuur van Orfeo intrigeert me mateloos. Was hij echt die in het hart getroffen geliefde die koste wat het kost Eurydice wilde redden? Of was hij een ‘semideo’ gekrenkt in zijn eer? Een speelbal van de goden? Een dromer met tomeloze ambities? Een razende machtswellusteling of een antiheld? Het is gevaarlijk om teveel aan ‘Hineininterpretierung’ te doen, maar het valt niet te ontkennen dat dit een enorm gelaagd verhaal is met een donkere ondertoon – je kan Orfeo dan ook niet uitvoeren alsof het Hansje en Grietje is… Het Lamento d’Arianna - en het blijft oppassen met speculeren aangezien we enkel nog dit fragment uit de opera Arianna bezitten en slechts één personage kennen - lijkt mij uit een sterker ‘vermenselijkt’ drama te stammen, met een hoofdfiguur die soms pijnlijk reëel is. Arianna, die haar geliefde Theseus ziet vertrekken en alleen op een eiland achterblijft, verliest in haar verdriet en ontreddering soms zelfs haar koninklijke waardigheid. Naast Orfeo en Arianna - twee werken die in dezelfde lijn liggen - laten we vanavond ook proeven van Ulisse, een later werk van Monteverdi. Ditmaal componeerde hij niet met het hof in Mantua, maar met de bezoekers van de commerciële opera in Venetië in gedachten. Het resultaat verschilt dermate sterk van Orfeo, dat ik durf te betwijfelen of Ulisse wel door Monteverdi werd geschreven... Het is lastig om de vinger te leggen op het precieze “hoe?” of “waarom?” en ik heb geen enkel bewijs; dit is gewoon mijn indruk op basis van jarenlange ervaring met dit repertoire. Op zoek naar een verloren tijd: bezetting en instrumentenkeuze De oorspronkelijke uitvoeringscontext van deze opera’s verschilt aanzienlijk van de concert-setting waarin de muziek hier wordt gepresenteerd. Toch hebben we geprobeerd om zo dicht mogelijk bij de originele bezetting te blijven. Soms - zoals in Possente spirto - was dat perfect haalbaar, in andere gevallen dienden we instrumenten die maar heel even aan bod komen, te vervangen door een meer werkbare oplossing. Anders sta je voor je het weet met een heel orkest op het podium. Monteverdi heeft overigens wel een lijst van benodigde musici en instrumenten laten drukken op de eerste pagina van zijn partituren. Maar er zijn kleine variaties in de diverse uitgaven en in de notentekst worden de instrumenten niet meer aangeduid. Dat maakt de toepassing min of meer vrij, met die belangrijke kanttekening dat symboliek en retoriek als wegwijzers gelden. Zo wordt de cornetto ingezet als voorbode van de dood en symbool van de onderwereld. De ‘arpa doppia’, waarvan de partij in Possente spirto volledig uitgeschreven is, kan je direct verbinden met de figuur van Orfeo. Voor het Lamento - een monoloog die schippert tussen teleurstelling en onbegrip, pijn en razernij - kozen we een dunne bezetting met hoofdzakelijk klavecimbel. Combattimento ontleent zijn kracht dan weer aan zijn compacte uitvoerderscollectief, zijn sonore effecten (Het hoefgetrappel! De stile concitato!) en de dramatische lading die de muziek op indrukwekkende wijze stuurt. Zelf bespeel ik in dit concert een Italiaans klavecimbel: een groot en krachtig instrument dat uitermate geschikt is voor dit repertoire en voor het uitvoeren van een continuopartij. Als reconstructie van een Grimaldi-klavecimbel uit 1697 is het naar de letter genomen ‘te jong’ voor deze muziek, maar het instrument is zeer conservatief gebouwd en reflecteert dus wel degelijk het type en de klank van de instrumenten die Monteverdi zelf heeft gekend. Wat het orgel betreft zijn we sterk gebonden aan wat beschikbaar en haalbaar is. Er worden vandaag de dag in concerten nauwelijks historische orgels gebruikt, omdat die instrumenten veel te groot zijn, niet- transporteerbaar en overigens moeilijk te vinden. We werken dus met een kistorgel: een zeer mooi instrumentje met vier registers, wat al vrij groot is. Bovendien heeft het houten pijpen, wat overeenkomt met Monteverdi’s aanwijzing ‘organo di legno’. JOS VAN IMMERSEEL – OPGETEKEND DOOR SOFIE TAES OP 7.7.’17 LIEDTEKSTEN Il Combattimento di Tancredi e Clorinda Tancredi, che Clorinda un uomo stima, vol ne l’armi provarla al paragone. Va girando colei l’alpestre cima ver altra porta, ove d’entrar dispone. Segue egli impetuoso, onde assai prima che giunga, in guisa avien che d’armi suone, ch’ella si volge, e grida: ‘O tu, che porte, correndo sì?’ Rispose: ‘E guerra e morte.’ ‘Guerra e morte avrai’—disse—‘io non rifiuto’ ‘ darlati, se le cerchi e fermo attendi.’ ‘ Né vol Tancredi, ch’ebbe a piè veduto il suo nemico, usar cavallo, e scende. il suo nemico, usar cavallo, e scende. E impugna l’un l’altro il ferro acuto, e aguzza l’orgoglio e l’ira accende; e vansi incontro a passi tardi e lenti quai due tori gelosi e d’ira ardenti. Notte, che nel profondo oscuro seno chiudeste e ne l’oblio fatto sì grande, degno d’un chiaro sol, degno d’un pieno teatro, opre sarian sì memorande, piacciati ch’indi il tragga, e’n bel sereno alle future età lo spieghi e mande. Viva la fama lor; e tra lor gloria splenda del fosco tuo l’alta memoria. Non schivar, non parar, non pur ritrarsi voglion costor, né qui destrezza ha parte. Non danno i colpi or finti, or pieni or scarsi; toglie l’ombra e ’l furor l’uso de l’arte. Odi le spade orribilmente urtarsi a mezzo il ferro; e ’l piè d’orma non parte; sempre è il piè fermo e la man sempre in moto; né scende taglio invan, né punta a vòto. Tancredi, believing Clorinda to be a man, esteems her worthy to accept his challenge. She, skirting the mountain peak, is bound for a city which she is disposed to enter. He follows swiftly, so some time before he reaches her, she hears the noise of armour and, turning, cries: ‘What is the purpose of such haste?’ He answers: ‘War and death.’ War and death you’ll have,’ she said. I’ll not deny you if you seek them and will stand firm.’ Tancredi, seeing his enemy on foot, will not remain on horseback, but dismounts. Both grasp their sharp-edged swords, prick on their pride, whip up their fury, and advance upon each other with slow steps like two rival bulls inflamed with fury. Night, who hath enclosed in thy dark breast and in obscurity a deed so great: since of the light of day and of a crowded theatre feats so memorable are worthy, grant that I may illuminate them thus, transmitting them to future generations. May their fame live on, and may their glory shine out, a noble memory, from your darkness. To dodge, to parry or even to retreat they do not strive, for skill has here no part. They do not feint, nor strike now hard now soft; darkness and rage preclude all subtlety. Hark to the horrifying clash of sword on steel; their feet cleave to the ground: their feet are still, their hands move constantly, no cut but finds its mark, no thrust goes wide. L’onta irrita lo sdegno alla vendetta, e la vendetta poi l’onta rinova; onde sempre al ferir, sempre alla fretta stimol novo s’aggiunge e piaga nova. D’or in or più si mesce, e più ristretta si fa la pugna, e spada oprar non giova: dansi con pomi, e infelloniti e crudi cozzan con gli elmi insieme e con gli scudi. Tre volte il cavalier la donna stringe con le robuste braccia ed altre tante poi da quei nodi tenaci ella si scinge, nodi di fier nemico e non d’amante. Tornano al ferro, e l’un e l’altro il tinge di molto sangue; e stanco ed anelante e questi e quelli al fin pur si ritira, e dopo lungo faticar respira. L’un l’altro guarda, e del suo corpo esangue su ’l pomo de la spada appoggia il peso. Già de l’ultima stella il raggio langue sul primo albor che in oriente acceso. Vede Tancredi in maggior copia il sangue del suo nemico, e sé non tanto offeso. Ne gode e insuperbisce. O nostra folle mente ch’ogni aura di fortuna estolle! Misero, di che godi? oh quanto mesti fiano i trionfi, ed infelice il vanto! Gli occhi tuoi pagheran (s’in vita resti) di quel sangue ogni stilla un mar di pianto. Così tacendo e rimirando, questi sanguinosi guerrier cessaro alquanto. Ruppe il silenzio al fin Tancredi e disse perchè il suo nome a l’un l’altro scoprisse: Outrage spurs them on to vengeful fury, vengeful fury then renews the outrage; thus giving their desire to wound, their haste, an added stimulus to strike again.
Details
-
File Typepdf
-
Upload Time-
-
Content LanguagesEnglish
-
Upload UserAnonymous/Not logged-in
-
File Pages28 Page
-
File Size-