Cultureel mozaïek van de Nederlandse Antillen René A. Römer et al. bron René A. Römer et al., Cultureel mozaïek van de Nederlandse Antillen. De Walburg Pers, Zutphen 1977 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/rome012cult01_01/colofon.htm © 2008 dbnl / erven René A. Römer / de afzonderlijke mede-auteurs en/of hun rechtsopvolgers 7 Inleiding Het cultureel gezicht van de Nederlandse Antillen vertoont historische lijnen die terug gaan tot de zestiende en zeventiende eeuw, tot de tijd dus van de Europse kolonisatie van het Caribisch gebied. Van belang is het dat men daarbij in het oog houdt dat deze kolonisatie, naast een politieke vooral een economische aangelegenheid is geweest. Dit geldt niet alleen voor de kolonisatie door de Engelsen, Fransen, Hollanders en Scandinaviërs, doch ook voor die van de Spanjaarden en Portugezen, aan wie men meestal geestelijke, in dit geval religieuze motieven meende te moeten toeschrijven. Als de Spanjaarden bepaalde eilanden, zoals Curaçao, Aruba en Bonaire, tot nutteloze eilanden verklaren, dan ligt daar een economisch criterium aan ten grondslag nl. de afwezigheid van goud. Nog duidelijker kwam dit economisch motief tot uiting in het ‘encomienda-systeem’, dat zij invoerden, waarbij de Indianen als horigen werden toegewezen aan Spaanse meesters, die hen eerst in de goudmijnen en later op de plantages arbeid lieten verrichten. Het is ook weer deze economische instelling geweest die, nadat de Indianen in de mijn- en landbouw massaal ten onder gegaan waren, de import van slaven uit Afrika heeft geïnspireerd. De neger, als ‘zaak’, als louter produktiemiddel in de landbouw hier geintroduceerd, heeft echter zowel in sociaal als in cultureel opzicht een on-uitwisbare stempel op deze samenlevingen gedrukt. Het Caribisch gebied is hiermee geworden het woongebied van de neger buiten Afrika. Heeft het economisch profijtbeginsel enerzijds geleid tot een goedkoop produktiesysteem op grond van onvrije arbeid, deze eenzijdige gerichtheid op de economie heeft ook anderszins het culturele leven beïnvloed. De Europese kolonisten, in dit geval wel met uitzondering van de Iberiërs, hebben zich nl. nooit bekommerd om het culturele leven. De Franse priester Labat, die in het begin van de achttiende eeuw een rondreis maakte langs de verschillende eilanden, merkte in zijn reisverslag op dat er van alles werd ingevoerd, behalve boeken. Het niveau van het onderwijs in de Engelse, Franse en Hollandse kolonies was tot ver in de 19de eeuw beneden alle peil. Voor een juist begrip van het acculturatieproces, dat hieronder aan de orde zal worden gesteld, is het dan ook goed ons nu reeds te realiseren dat het vooral cultuuruitingen uit de ‘laagvlakte’ van de Europese cultuur waren die bij dit proces een rol hebben gespeeld. René A. Römer et al., Cultureel mozaïek van de Nederlandse Antillen 8 De economische gerichtheid die de Europese kolonisatie kenmerkte concentreerde zich in de 17de eeuw geheel op de plantage-economie, wat resulteerde in de import van goedkope, onvrije arbeidskrachten, eerst van negerslaven uit Afrika, later van contractarbeiders uit Azië. Voor de Nederlandse Antillen is echter alleen de Afrikaanse inbreng van belang, aangezien hier na de emancipatie (1863) geen import van contractarbeiders uit Azië heeft plaatsgevonden ter vervanging van de negers. Curaçao had, in tegenstelling tot de meeste Caribische kolonies, geen plantage-economie. Handel en scheepvaart waren hier de belangrijkste peilers van de economie. Het plantagewezen had voornamelijk betekenis voor de binnenlandse markt. Wat hier plantages werden genoemd waren in feite niet meer dan grote tuinen, die fruit, groenten en zuivelprodukten leverden. De produktie van veldgewassen beperkte zich voornamelijk tot sorghum (maishi chikitu) dat een belangrijk volksvoedsel was. Pogingen van gouvernements-wege om cultures als katoen, sisal en cochenille te bevorderen hadden geen succes opgeleverd. Op St. Eustatius, en in geringere mate ook St. Maarten, waar eerst de suikerproduktie nog enige economische betekenis heeft gehad, was de agrarische bedrijvigheid aan het einde van de 18de eeuw op een dieptepunt gekomen. Bonaire leverde als van oudsher zout en verder nog houtskool en slachtvee, voornamelijk geiten. Op Aruba speelde de aloëproduktie een rol. Daarnaast leverde dit eiland, net als Bonaire, houtskool en slachtvee. Op geen van de eilanden van de (toen nog) ‘Kolonie Curaçao en Onder-horigheden’ is er behoefte geweest aan de import van uitheemse arbeidskrachten, zoals dat in Suriname wel het geval was. Dit is daarom van belang voor de cultuur van deze eilanden omdat, met uitzondering van Aruba waar de negerbevolking bij de afschaffing van de slavernij slechts 12 % van de totale bevolking uitmaakte, het acculturatieproces dat zich hier heeft voorgedaan, hierdoor beperkt bleef tot een samenspel van West-Europse en West-Afrikaanse elementen. Nu geldt dit ook voor andere samenlevingen als die van Barbados, Grenada of Haïti en St. Domingo. Ook daar was er sprake van een ontmoeting tussen de West-Europeanen en West-Afrikanen. Wij zullen dus gedifferentieerder te werk moeten gaan en deze twee groepen nader moeten preciseren. Wat betreft de West-Europeanen moet er dan op gewezen worden dat zij in de eerste plaats afkomstig waren uit Holland, aanvankelijk voornamelijk in dienst van de West-Indische Compagnie, later kwamen er ook particulieren. Er waren echter ook Westfalen, Denen en Zwitsers onder, getuige de geslachtsnamen van enkele oude families (Hoetink, 1958, p. 21). René A. Römer et al., Cultureel mozaïek van de Nederlandse Antillen 9 Op Saba en St. Eustatius waren de Schotten en Engelsen goed vertegenwoordigd (Keur & Keur, 1960, p. 38 e.v.). Deze Noordwest-Europeanen beleden een van de z.g. ‘protestantse godsdiensten’, hetzij de Gereformeerde, hetzij de Lutherse of de Anglikaanse. Op grond van lokaal gegroeide criteria voor sociale waardering was deze groep overigens te onderscheiden in hogere en lagere protestanten (Hoetink, 1958, p. 44). Een tweede belangrijke en invloedrijke groep vormden de Sephardische Joden, die nadat in 1654 Pernambuco in Brazilië voorgoed voor de West-Indische Compagnie verloren was gegaan, zich in 1659 vestigden op Curaçao en ook op St. Eustatius. Zij waren afkomstig uit Zuid-Europa, uit Portugal en Spanje. Vanaf het eerste begin hebben zowel Noord- als Zuid-Europese invloeden zich op deze eilanden doen gelden. De tweede vraag waar wij ons mee bezig moeten houden is wie de West-Afrikanen waren die hier zijn aangevoerd en hebben bijgedragen tot het acculturatieproces. Het is niet gemakkelijk vast te stellen waar de negers, die het Afrikaanse element in deze samenleving hebben aangedragen, vandaan kwamen. De aanduiding ‘West-Afrika’ is erg globaal en laat ons volledig in het duister omtrent hun oorsprong naar stam en landstreek. Evenals dat het geval was met de eilanden in het Caribisch gebied, hebben de Europeanen nogal eens elkaar het bezit van de verschillende vestigingen langs de kust van West-Afrika betwist, zodat de slaven die naar het Caribisch gebied werden gebracht nu eens uit de ene, dan weer uit de andere streek afkomstig waren. Ook de stabilisatie welke tegen het midden van de 17de eeuw in de situatie aan de westkust van Afrika optreedt, geeft geen zekerheid omtrent de oorsprong van de slaven, omdat meestal alleen de inscheephaven wordt vermeld. Wat betreft de Nederlandse Antillen zijn de Guinea-staten, waar de West-Indische Compagnie vestigingen had, van belang. Vooral het fort St George d'Elmina, gelegen voor de kust van het huidige Ghana, heeft een belangrijke rol gespeeld in de levering van slaven aan de kolonies van de West-Indische Compagnie. Deze onzekerheid omtrent de oorsprong van de negerbevolking behoeft echter voor zover het gaat om de cultuur van deze groepen geen onoverkomelijke problemen op te werpen. Door de autocratische, centralistische structuur van deze Guinea-staten ontwikkelden zich, ondanks de bestaande verschillen, gemeenschappelijke karakteristiekèn in de cultuur van deze René A. Römer et al., Cultureel mozaïek van de Nederlandse Antillen 10 volkeren. Het is dan ook mogelijk te spreken van gemeenschappelijke culturele grondelementen in taal, godsdienst, verwantschapsrelaties, voeding, muziek en dans bij de aangevoerde negers; cultuurelementen die hebben bijgedragen tot het bontgeschakeerde mozaïek van de cultuur van de Nederlandse Antillen. 1. De cultuur in wording: het acculturatieproces Kan men voor iedere cultuur in het huidige tijdsbestek stellen dat deze door een samensmelting van culturen is ontstaan, bij de cultuur van de Nederlandse Antillen is dat nog duidelijk waarneembaar. West-Europese en West-Afrikaanse elementen hebben elkaar wederzijds beïnvloed, zijn in elkaar vervlochten geraakt, doch zijn soms ook duidelijk nog als zodanig te onderscheiden. Dit brengt ons op de vraag wat zich hier op het gebied van de cultuur heeft afgespeeld in de ontmoeting tussen de bevolkingsgroepen die ik hierboven schematisch heb aangegeven. Beantwoording van deze vraag veronderstelt een nadere bespreking van het acculturatieproces dat zich in de oude slavenmaatschappij heeft voorgedaan. In alle gevallen waarbij groeperingen, die verschillen in cultuur vertonen, langdurig contact met elkaar hebben, treedt er acculturatie op. Culturele gewoonten en gebruiken, opvattingen en ideeën worden over en weer overgenomen. Van groot belang bij dit proces is de vraag of er van een hiërarchische ordening sprake is tussen deze groeperingen. In het geval van de Nederlandse Antillen nam de blanke een dominante
Details
-
File Typepdf
-
Upload Time-
-
Content LanguagesEnglish
-
Upload UserAnonymous/Not logged-in
-
File Pages418 Page
-
File Size-