
TOTUS QUIDEM VERGILIUS SCIENTIA PLENUS EST DE GLOSSEN BIJ DE VIERDE ECLOGA EN HET ZESDE BOEK VAN DE AENEIS TOTUS QUIDEM VERGILIUS SCIENTIA PLENUS EST DE GLOSSEN BIJ DE VIERDE ECLOGA EN HET ZESDE BOEK VAN DE AENEIS TOTUS QUIDEM VERGILIUS SCIENTIA PLENUS EST THE GLOSSES ON THE FOURTH ECLOGUE AND THE SIXTH BOOK OF THE AENEID (with a summary in English) Proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor aan de Universiteit Utrecht op gezag van de rector magnificus, prof.dr. J.C. Stoof, ingevolge het besluit van het college voor promoties in het openbaar te verdedigen op vrijdag 19 oktober 2007 des ochtends te 10.30 uur door Hendrikje Antje Bakker geboren op 26 januari 1973, te Engelum Promotor: Prof. Dr. Á.P. Orbán Dit proefschrift werd (mede) mogelijk gemaakt met (financiële) steun van het Koninklijk Nederlands Instituut te Rome (KNIR), de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO), McKinsey & Company Inc. The Netherlands en mijn ouders, Jetze en Janny Bakker. Voor Dick, zonder wiens rust, wijsheid en voortdurende steun dit boek niet tot stand was gekomen INHOUDSOPGAVE INLEIDING ............................................................................................................9 DEEL 1 ..........................................................................................................13 HOOFDSTUK 1 DE ROL VAN GRAMMATICAONDERWIJS IN DE OUDHEID...............15 1.1 Intellectueel tafelen...........................................................................15 1.2 Het grammaticaonderwijs.................................................................17 1.3 Servius en Donatus ...........................................................................19 1.4 Schoolmeesters over schoolmeesters................................................22 HOOFDSTUK 2 DE ONTWIKKELING VAN EEN CHRISTELIJK ONDERWIJSPROGRAMMA ................................................................25 2.1 De doctrina christiana , een dubbele verdediging.............................26 2.2 De doctrina christiana , de inhoud ....................................................27 2.3 Cassiodorus: de praktische invulling van christelijk onderwijs........31 2.4 Het lesprogramma voor de rekruten van Christus ............................32 2.5 De opbouw van christelijk onderwijs ...............................................35 HOOFDSTUK 3 GRAMMATICAONDERWIJS BIJ DE KAROLINGERS .........................37 3.1 Admonitio generalis en Epistola de litteris colendis ........................37 3.2 De canon...........................................................................................40 3.3 De monnik Rahingus ........................................................................42 3.4 De Vergiliuscodices..........................................................................47 HOOFDSTUK 4 CATEGORISERING VAN DE GLOSSEN ..............................................53 4.1 Wat vooraf ging ................................................................................53 4.2 Vervangingen....................................................................................58 4.3 Grammaticale synoniemen of vertalingen ........................................59 4.3.1 Zelfstandig naamwoord ....................................................................59 4.3.2 Werkwoorden....................................................................................60 4.3.3 Bijvoeglijk naamwoord.....................................................................61 4.3.4 Bijwoord ...........................................................................................62 4.3.5 Voegwoord........................................................................................62 4.3.6 Voornaamwoorden ...........................................................................62 4.3.7 Grammaticale vervangingen.............................................................63 4.4 Identificatie.......................................................................................64 4.4.1 Identificatie van eigennamen............................................................64 4.4.2 Identificatie van naamvallen.............................................................65 4.4.3 Voorzetsels........................................................................................70 4.4.4 Grammaticale termen .......................................................................71 4.4.5 Identificatie van retorische figuren...................................................72 4.4.6 Constructietekens..............................................................................73 4.5 Toevoegingen ...................................................................................75 4.5.1 Toevoeging van het onderwerp.........................................................76 4.5.2 Toevoeging van het werkwoord ........................................................77 4.5.3 Toevoeging van het lijdend voorwerp...............................................78 4.5.4 Bezittelijke voornaamwoorden .........................................................79 4.5.5 Overige aanvullingen........................................................................79 7 4.6 Verklaringen .....................................................................................80 4.6.1 Specifiek voor een generiek naamwoord ..........................................82 4.6.2 Ongebruikelijke namen.....................................................................82 4.6.3 Parafrases van zinsdelen ..................................................................83 4.6.4 De vierde Ecloga en christianisering ...............................................86 4.6.5 Het zesde boek van de Aeneis; de schoolmeesters aan het woord....89 HOOFDSTUK 5 CONCLUSIE EN SAMENVATTING ...................................................103 DEEL 2 ........................................................................................................107 UITGANGSPUNTEN VAN DE EDITIE ...............................................................................109 EDITIE VAN DE VIERDE ECLOGA .................................................................................111 EDITIE VAN HET ZESDE BOEK VAN DE AENEIS ............................................................135 VOLLEDIGE TEKST VAN DE VIERDE ECLOGA EN HET ZESDE BOEK VAN DE AENEIS 331 Ecloga 4 ....................................................................................................................331 Aeneis 6 ....................................................................................................................332 HANDSCHRIFTBESCHRIJVINGEN ..................................................................................349 BIBLIOGRAFIE ........................................................................................................371 SUMMARY ........................................................................................................383 CURRICULUM VITAE .....................................................................................................387 8 Inleiding ijdens de grillige weg van het editeren van de glossen van de vierde Ecloga en het zesde boek van de Aeneis van Vergilius, werd me duidelijk dat scholia lastig T maar inspirerend onderzoeksmateriaal vormen. Lastig, omdat de glossen weerbarstig, vaak slecht leesbaar en weinig eenduidig zijn. Inspirerend, omdat deze in de marge geschreven opmerkingen een lappendeken van kennis vormen, die sterk leunt op traditie, maar door zijn verscheidenheid ook een uniek inzicht verschaft in de praktijk van kennisoverlevering in de middeleeuwen. Alhoewel de laatste jaren meer aandacht wordt besteed aan het editeren en bestuderen van glossen, heeft men juist, door de omvang van het materiaal, het overvloedig becommentarieerde werk van Vergilius laten liggen. Dit proefschrift heeft dan ook primair tot doel om een deel van deze glossen toegankelijk te maken. Al vanaf zijn eigen dagen genoot Vergilius roem vanwege zijn grote dichterschap en werden zijn teksten ook als schoolteksten gebruikt. De dichter Propertius bejubelde de Aeneis als groter dan de Ilias ( nescioquid maius nascitur Iliade ) voordat het werk zelfs voltooid was 1. Rond dezelfde tijd werden de Eclogae en de Georgica al becommentarieerd en gebruikt als schoolteksten 2. De traditie van het becommentariëren van literaire teksten was ontstaan bij de Ilias en de Odyssee van Homerus. Literair, historisch en taalkundig onderwijs gingen op die manier hand in hand, zodat de leerling cultureel-historische kennis en kennis van het Latijn gelijktijdig werden bijgebracht. Deze methode van uitleg leverde een aantal standaardcommentaren bij het werk van Vergilius op, waarvan de vierde-eeuwse commentaar van de grammaticus Servius de belangrijkste was 3. In latere eeuwen veranderden en ontwikkelden zich deze commentaren. De overlevering en traditie van het materiaal vormden in de middeleeuwen als het ware een Vergiliuskunde, waarvan de weerslag nu voor u ligt. De glossen bij het werk van Vergilius zijn zo overvloedig dat afbakening een cruciale voorwaarde vormde voor het tot stand komen van dit boek. Ik heb me daarom gericht op de vierde Ecloga en het zesde boek van de Aeneis in een corpus manuscripten dat te dateren is tussen de 9 e en 11 e eeuw. In de vierde Ecloga bezingt de dichter de komst van een goddelijk kind en in het zesde boek van de Aeneis begeeft Aeneas zich naar de onderwereld om zijn vader Anchises om raad te vragen. Christelijke interpreten zagen de komst van het goddelijk kind als een
Details
-
File Typepdf
-
Upload Time-
-
Content LanguagesEnglish
-
Upload UserAnonymous/Not logged-in
-
File Pages387 Page
-
File Size-