08 2014 Stedenbouwkundige waardestelling van industrieel erfgoed Kees Geevers Stedenbouwkundige waardestelling van industrieel erfgoed Kees Geevers Technische Universiteit Delft, faculteit Bouwkunde, afdeling Urbanism i i Stedenbouwkundige Waardestelling van Industrieel Erfgoed Proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor aan de Technische Universiteit Delft, op gezag van de Rector Magnificus prof.ir. K.C.A.M. Luyben, voorzitter van het College voor Promoties, in het openbaar te verdedigen op 29 augustus 2014 om 15.00 uur door Cornelis Johannes Joseph Marie GEEVERS Ingenieur, Master of Arts geboren te Eindhoven i Dit proefschrift is goedgekeurd door de promotoren: Prof. ir. E.A.J. Luiten Prof. dr. ir. V.H. Gruis Samenstelling van de promotiecommissie: Rector Magnificus, voorzitter Prof. ir. E.A.J. Luiten, Technische Universiteit Delft, promotor Prof. dr. ir. V.H. Gruis, Technische Universiteit Delft, promotor Prof. dr. ir. V.J. Meyer, Technische Universiteit Delft Prof. dr. ir. P.H. Meurs, Technische Universiteit Delft Prof. dr. ir. J. Janssen, Wageningen Universiteit Prof. dr. ir. P.J.V.V. van Wesemael, Technische Universiteit Eindhoven Dr. R. Stenvert, Adviseur abe.tudelft.nl Design: Sirene Ontwerpers, Rotterdam ISBN 978-94-6186-343-0 ISSN 2212-3202 © 2014 Kees Geevers i Inhoudsopgave (beknopt) Samenvatting 7 Summary 11 Proloog 15 Inleiding 17 1 Cultuurhistorische waarde en industrieel erfgoed 29 2 Methodologie: doelen, context, vragen 45 3 Strijp-S en Eindhoven 83 4 Zlín: Een ideaaltypische referentie 149 5 Stedenbouwhistorische waardestelling 203 6 Tien jaar van plannen en ontwerpen 245 7 Reflectie en perspectief 291 5 Inhoudsopgave (beknopt) i 6 Stedenbouwkundige waardestelling van industrieel erfgoed i Samenvatting Dit proefschrift is de weerslag van het onderzoek naar stedenbouwkundige structuren van historische industriële complexen. Doel van het onderzoek was om herkenning en erkenning van deze structuren te bevorderen als dragers van cultuurhistorische waarden in ruimtelijke transformatie. Industrieel erfgoed heeft naast objectwaarde ook ensemblewaarde. Het vakgebied van de Industriële Archeologie biedt als “studieterrein van de overblijfselen van de materiële cultuur van bedrijf en techniek” de mogelijkheid om kennis te ontsluiten van de inhoudelijke achtergronden van industriële stedenbouw. Omdat het thema van cultuurhistorische waarden in ruimtelijke plannen actueel is en de strategie van ‘behoud door ontwikkeling’ tot brede erkenning en toepassing heeft geleid, is in dit proefschrift de stedenbouwkundige kant van hergebruik en transformatie geconcretiseerd en geïnstrumenteerd. De basis voor het onderzoek is gegenereerd uit actuele kennisbronnen waarmee twee werelden met elkaar in verband konden worden gebracht. De eerste is het bouwhistorisch onderzoek dat in richtlijnen is geoperationaliseerd en tot een omvangrijke kennis- en ervaringswereld is uitgegroeid, op grond waarvan zowel de planvormingspraktijk als het ontwerponderwijs zijn ingericht. Dit kennisdomein staat voor de cultuurhistorische component in het onderzoek. Daarnaast staat de wereld van de stedenbouwkundige discipline, waarvoor geldt dat de stand van de kennis in het “perspectief van de eenentwintigste eeuw” in vier publicaties bijeen is gebracht tot de “Kern van de Stedenbouw”. Ook daarachter gaat een omvangrijke kennis- en ervaringswereld schuil die in de publicaties is gerangschikt op basis van een lagenbenadering waardoor aspecten van vormgevende, theoretische, juridische en programmatische aard van elkaar zijn onderscheiden. Die lagenconstructie maakte een gestructureerde en gedifferentieerde benadering van de industriële stedenbouw mogelijk op niveau van de samenstellende delen. Het onderzoek voor dit proefschrift is opgebouwd aan de hand van één casus: het voormalige industrieterrein van Philips Strijp-S in Eindhoven. In de selectie van deze locatie zijn aspecten van grootte en veelzijdigheid meegenomen en is ook de aandacht die voor en door de transformatie zelf werd gegenereerd van doorslaggevende betekenis geweest. Vooraanstaande partijen uit bestuur en vakwereld hebben een proces van onderzoek en planvorming doorgemaakt dat uitgebreid is gedocumenteerd en een goed feitenrelaas mogelijk heeft gemaakt. De bestuurlijke ne maatschappelijke context staan daarin in nauwe samenhang met onderzoek en ontwerp van de transformatie. Het stedenbouwhistorisch onderzoek is opgezet onder twee noemers: onderzoek en waardestelling. Om tot een waardestelling in cultuurhistorisch opzicht te komen, is om drie redenen referentieonderzoek gedaan naar de stad Zlín, de bakermat van de 7 Samenvatting i schoenenindustrie van Thomas Bat’a. Op het persoonlijke vlak van de ondernemers, op het bedrijfsmatige vlak van geïndustrialiseerde productie en op het vlak van ruimtelijke en maatschappelijke condities bestaan tussen Philips en Bat’a grote overeenkomsten in momentum, industriële ambitie en innovatieve grondhouding. Philips begon als lampenfabriek op de locatie Emmasingel in wat nu de binnenstad is van Eindhoven. De expansie van de onderneming met een eigen glasfabriek markeert het begin van het industriecomplex Strijp-S. De studie van Strijp-S is vervolgens geconcentreerd op de stedenbouwhistorisch belangrijkste periode die lag tussen de start van de bouwactiviteit op de locatie in 1916 en eindigde in de vijftiger jaren. Op dat moment expandeerde het bedrijf en werden wezenlijke bedrijfsonderdelen uitgeplaatst. Het jaar 1951 staat symbool voor de afsluiting van de belangrijkste periode op Strijp-S omdat ten behoeve van het 60 jarig jubileum van het bedrijf de ruimtelijke situatie van toen is gedocumenteerd met een ‘opgewerkte’ kaart van het fabrieksterrein. In het onderzoek naar de bouw- en gebruiksgeschiedenis van Strijp-S is de ‘bottom-up’ benadering gevolgd uit de Richtlijnen Bouwhistorisch Onderzoek. Ontstaan en groei van de stedenbouwkundige structuur van het terrein Strijp-S is in beeld gebracht in samenhang met de bedrijfsontwikkeling zelf. De innovatieve grondhouding die heeft geleid tot de veelzijdige productie (van gloeilampen tot een breed scala aan elektrische apparaten) in de eerste helft van de twintigste eeuw, bleek ook de voedingsbodem te zijn geweest voor een al even innovatieve architectonische en stedenbouwkundige verwezenlijking van ruimtelijke en maatschappelijke condities voor het bedrijf en voor de stad Eindhoven als geheel. Door de groeifasen van het terrein op de voet te volgen, is een beeld verkregen van elementaire delen van de ruimtelijke en programmatische opbouw die zich in de loop van de tijd hebben ontwikkeld tot typologische grootheden. Kennis van Zlín en Bat’a werkte bevestigend voor het identificeren van de op Amerikaanse voorbeelden geïnspireerde succesfactoren voor de bedrijfsorganisatie van Philips: Daylight Factories, Integrated Industry en CompanyTown. Thomas Bat’a bouwde bijna honderd daglichtfabrieken in Zlín en daaromheen een stad van 40.000 inwoners. De Integrated Industry betrof hier niet alleen de productie van schoenen maar ook de ‘productie’ van de hele stad die als voorbeeldige company town wordt gekwalificeerd in recente literatuur. De connectie met Philips was groot, wat bleek uit de vestigingplaatskeuze in de jaren twintig voor de Nederlandse satelliet van Bat’a in Best in de directe nabijheid van Philips. Daarnaast kwam een architectuurhistorische verband aan het licht dat bestaat tussen Zlín en het door Tony Garnier al in 1904 ontwikkelde, maar voor het eerst in 1916 in boekvorm gepubliceerde plan voor een Cité Industrielle in Lyon. Het ruimtelijk concept van Garnier werd voor Zlín bijna letterlijk gekopieerd. Hoewel niet nomstotelijko vastgesteld, is er via de persoonlijke connectie tussen Anton Philips en Thomas Bat’a een verband aannemelijk tussen Strijp-S en het werk van Garnier. 8 Stedenbouwkundige waardestelling van industrieel erfgoed i Met behulp van de kennis van de referentiecasus Zlín is een waardestelling opgesteld voor Strijp-S. Naast het redactionele deel is een waardekaart ontwikkeld als instrument voor de stedenbouwkundig ontwerper. In cartografisch opzicht bleek daar winst te behalen omdat bestaande kaartvormen te kort schieten. Kaarten die in het kader van stedenbouwhistorische thematiek relevant zijn, bleken te objectgericht, van wisselend abstractieniveau en ongeschikt als onderlegger voor ontwerp. Omdat elementaire delen van de ruimtelijke en programmatische opbouw van de stedenbouw van Strijp-S konden worden benoemd en gepositioneerd binnen de systematiek van de lagenstructuren uit de Kern, is een rangschikking van begrippen mogelijk geworden ten behoeve van cartografische representatie. De stedenbouwhistorische-waardekaart die daaruit is voortgekomen, heeft alle kenmerken die nodig zijn om als onderlegger dienst te doen in het ontwerpproces: topografische precisie, abstracte weergave van ruimtelijke structuren en onderscheid naar cultuurhistorische waarden. De transformatiegeschiedenis van Strijp-S wordt gekenmerkt door een proces waarin vooral het stedenbouwkundig onderzoek niet altijd in de juiste tijdsvolgorde heeft gestaan ten opzichte van het ontwerpen. Door met behulp van het ontwikkelde instrumentarium dat proces en de plannen te reviewen die in de afgelopen jaren voor Strijp-S zijn gemaakt, is geconstateerd dat er veel ‘ruimte’ is tussen die plannen en de als cultuurhistorisch waardevol aan te merken industriële stedenbouw van het terrein. 9 Samenvatting i 10 Stedenbouwkundige waardestelling van industrieel erfgoed i Summary This dissertation is the reflection of
Details
-
File Typepdf
-
Upload Time-
-
Content LanguagesEnglish
-
Upload UserAnonymous/Not logged-in
-
File Pages352 Page
-
File Size-