/H) /s :f S STICHTING VOOR BODEMKARTERING yt.fû') BENNEKOM BIBLIOTHEEK AFDELING AGRARISCHE GESCHIEDENIS LANDBOUWHOGESCHOOL A.A.G. BIJDRAGEN 13 SUMMARIES H. J. VAN XANTEN and A. M. VANDE R WOUDE Poll-tax and population in the bailiwick ofBois-le-Du c about 1700 41 H. K. ROESSINGH Crafts and trades in the Veluwe in the middle of the 18th century 257 CENTRALE LANDBOUWCATALOGUS 0000 0035 1268 WAGENINGEN 1965 '•7 - HET HOOFDGELD EN DE BEVOLKING VAN DE MEIERIJ VAN 'S-HERTOGENBOSCH OMSTREEKS 1700 H. J. VAN XANTEN EN A. M. VAN DER WOUDE Hoofdgeld werd in plaats van het gemaal in 1687 ingevoerd in de Meierij van 's-Hertogenbosch, het Land van Breda, Prin­ senland en Grave met het Land van Kuik. In het overige Staats- Brabant (het Markgraafschap van Bergen op Zoom, de steden Breda en 's-Hertogenbosch, de heerlijkheden Steenbergen en Willemstad) bleef men gemaal heffen, zoals dat voorheen ge­ beurd was. Waar het hoofdgeld geheven werd, moest jaarlijks de gehele bevolking geteld en op lijsten geschreven worden, maar alleen in de rekeningen van de ontvangers van de gemene middelen in de Meierij werden de totalen per dorp genoteerd.1 Alleen voor de Meierij is het hoofdgeld aldus geworden tot een bron van inlichtingen op demografisch gebied. De integrale pu- blikatie van deze tot op heden onbekende cijfers, welke in deze uitgave geschiedt voor zover een redelijke mate van betrouw­ baarheid verondersteld mag worden, verdient om meerdere re­ denen aanbeveling. De motieven zijn: l.De verspreiding van de bevolkingscijfers over bijna honderd rekeningen maakt dat zij in die vorm vrijwel ontoegankelijk zijn voor statistische verwerking. 2. De cijfers zijn van grote waarde voor het lokale geschiedenis- onderzoek. Het is niet te verwachten, dat zij ongepubliceerd de aandacht zullen krijgen die zij bij het onderzoek van plaats en streek dienen te hebben. 3. Het internationaal thans zo in de belangstelling staande on­ derzoek van de retroacta van de burgerlijke stand, dat even­ eens lokaal dient te geschieden, krijgt door het bestaan van deze cijfers meer houvast bij de interpretatie van de uitkomsten. Van 1 De rekeningen van de ontvangers der gemene middelen worden bewaard op het Rijksarchief te 's-Hertogenbosch in de afdeling Generaliteitsrekeningen, C 677-1355. De bevolkingscijfers zijn tevinde n in de volgende rekeningen: Den Dungen, C 730-836 (1698-1801). Kwartier Oisterwijk, C 874-904 (1688-1718). Kwartier Kempenland, C 960-980 (1688-1708) en C 987-989 (1715-1717). Kwartier Peelland, C 1108-1129 (1688-1709) en C 1134-1135 (1715-1716). Kwartier Maasland, C 1255-1261 (1688-1695), C 1263-1274 (1698-1708) en 1280-1283 (1715-1719). 3 de publikatie van de cijfers van het hoofdgeld kan een stimule­ rende invloed uitgaan op het onderzoek van die retroacta. 4. In geheel West-Europa is het historisch-demografisch onder­ zoek van het platteland aanzienlijk ten achter bij dat van de steden. De publikatie van dit cijfermateriaal kan een bijdrage zijn tot het verkleinen van die achterstand, vooral omdat het rijker van omvang en inhoud is dan dit bij pre-statistische ge­ gevens gebruikelijk is. Deze rijkdom schuilt in het feit, dat cij­ fers aanwezig zijn gedurende een doorlopende reeks van jaren, hetgeen zeldzaam is. Bovendien wordt van ieder dorp niet alleen het totaal aantal inwoners gegeven, maar deze zijn onderver­ deeld naar leeftijd en naar welstand. Dit gevoegd bij het feit, dat dit materiaal aanwezig is voor een groot en relatief dicht­ bevolkt gebied dat ongeveer honderd dorpen telt, verleent het een uniek karakter. 5. Het is niet te voorzien met welke probleemstelling dit mate­ riaal later of elders zal worden benaderd. Het is onze overtui­ ging dat voor verder onderzoek de cijfers van grotere waarde zijn dan onze globale interpretatie ervan. Wanneer wij zelf geschrif­ ten uit de achttiende en negentiende eeuw raadplegen, waarin statistische gegevens verwerkt zijn, interesseren ons allereerst de cijfers en niet de interpretatie. 6.Speciaa l voor de buitenlandse onderzoeker, die niet in staat is het origineel te raadplegen, is het vaak gewenst over de grond- cijfers te beschikken om vergelijkingen met eigen materiaal te kunnen maken. Ook deze constatering berust op eigen ervaring en wensen. Besloten werd daarom het cijfermateriaal zoveel mogelijk met opschriften in de Engelse taal te publiceren. Zoals dat bij de meeste kwantitatieve gegevens over het econo­ mische en sociale leven vóór de negentiende eeuw het geval is, zijn ook de hierachter gepubliceerde bevolkingscijfers van de Meierij tot stand gekomen door toedoen van maatregelen van fiscale aard. Dit roept onmiddellijk vragen op die verband hou­ den met de waarde die aan de cijfers moet worden toegekend. Welke waren de fiscale wetten die tot hun ontstaan leidden? Waren de voorschriften en bepalingen zodanig, dat betrouwbare gegevens ontstonden? Zo ja, wat voor inzichten verschaffen zij? Deze en nog andere vragen dienen te worden beantwoord, al­ vorens het gebruik van de bevolkingscijfers gerechtvaardigd is. In deze inleiding op de publikatie van de gegevens van het hoofdgeld zullen daarom eerst de bepalingen omtrent het hoofd­ geld besproken worden en vervolgens zal nader op de demogra­ fische aspecten van het materiaal ingegaan worden. Het gemaal De Meierij van 's-Hertogenbosch was verdeeld in vier kwar­ tieren: Peelland, Kempenland, Maasland en Oisterwijk. Daar­ naast bestond de stad 's-Hertogenbosch met haar vrijdom, waar­ in de dorpen Den Düngen en Orthen gelegen waren.2 Na de verovering van 's-Hertogenbosch in 1629 voerden de Staten- Generaal daar de gemene middelen3 in, zoals die in Holland werden geheven. In de Meierij was dit toen nog niet mogelijk, omdat het Spaanse gezag er nog te groot was. Maar vanaf 1648 kwam dit serieus aan de orde. Het duurde echter nog tot 1654, voordat deze zaak definitief haar beslag kreeg. De reden van dit uitstel was de onenigheid tussen de provinciën over de hoogte van de tarieven. Holland wilde dat in de Meierij evenals in de stad 's-Hertogenbosch de gemene middelen ingevoerd zouden worden volgens de hoge, Hollandse tarieven. De Raad van State, enige provinciën en natuurlijk de Brabanders zelf vonden deze te hoog. Nadat Holland tenslotte gezwicht was, werden de ge­ mene middelen in 1654 ingevoerd met de z.g. „Brabantse" ta­ rieven.4 Aldus viel de stad 's-Hertogenbosch van meet af aan buiten het fiscale systeem van het platteland. heffing per Holland3 Brabantb 1 last tarwe of masteluin0 63 gld. 12 st. 24 gld. 1 last rogge 31 gld. 16 st. 12 gld. 1 last gerst of bonen 21 gld. 24 st. 8 gld. 1 last boekweit 9 gld. 16 st. 8 pn. 6 gld. 1 last geruide amerd 10 gld. 12 st. 4 gld. 1 last ongerulde amer 7 gld. 12 st. 8 pn. 3 gld. a Groot Placaet-Boeck, I, kolom 1772 e.v. b Groot Placaet-Boeck, I, kolom 2170-2175. c Masteluin is een mengsel van tarwe en rogge (P. LINDEMANS, Geschiedenis vande landbouw in België, II, blz. 13). <• Amer is een soort tarwe; geruid is grof gemalen, gepeld (VERDAM). De gemene middelen werden jaarlijks per soort en district aan de meestbiedende verpacht. Een aantal dorpen vormde meestal * Op de overzichtskaart van de stad en Meierij van 's-Hertogenbosch (kaart I) zijn alle dorpen terug te vinden, waarvan in de rekeningen der gemene midde­ len bevolkingscijfers zijn opgenomen. 3 Een heterogeen geheel van belastingen, waaronder de imposten of accijnzen op dranken, zout, zeep, bestiaal, gemaal, hoorngeld, bezaaide landen, e.a. * V. A. M. BEERMANN, Staden Meierij van 's-Hertogenbosch van 1648 tot 1672, Hel­ mond 1946, blz. 150-151; Resolutie Staten-Generaal, 10jan . 1654. een district. De pachter stelde in ieder dorp een gaarder aan, die daar enkele dagen per week beschikbaar moest zijn. Wilde de pachter het salaris van deze collecteurs besparen of bedrog hunnerzijds voorkomen, dan hield hij zelf zitdagen in de ver­ schillende dorpen van zijn district. De pachtpenningen betaalde hij aan de ontvanger van de gemene middelen, die deze op zijn beurt overmaakte aan de ontvanger-generaal in Den Haag. De vier kwartieren en de stad 's-Hertogenbosch hadden elk hun eigen ontvanger.5 De belangrijkste heffingen voor het gemaal liepen in beide tarieven, het Hollandse en het Brabantse, nogal uiteen en waren met vele maatregelen omgeven om de fraude zoveel mogelijk te beperken. Voor men zijn graan naar de molen bracht, moest eerst de heffing betaald worden. Daarbij werd een biljet uitge­ schreven, waarop hoeveelheid en kwaliteit van het graan was genoteerd en of het al dan niet bestemd was om verbakken te worden. Vanaf de gaarder moest men zich hiermee rechtstreeks naar de molen begeven, waar slechts op vertoon van dit biljet de aangegeven hoeveelheid en soort vermalen mocht worden. Aan het einde van de week bezorgde de molenaar alle biljetten aan de pachter ter controle. Bakkers en brouwers mochten koren alleen vervoeren in zakken voorzien van het eigen merkteken. Na het malen was het de taak van de molenaar of diens knecht het meel weer bij hen terug te bezorgen. Bakkers en brouwers mochten zelf geen meel vervoeren. Evenmin mocht iemand zon­ der toestemming bij nacht koren of meel vervoeren. Op ieder dorp was molendwang, wanneer daar een bruikbare molen be­ stond. Alleen bewoners van 's-Hertogenbosch mochten buiten de stad laten malen, mits zij in de stad zelf de daar geldende „Hollandse" tarieven betaalden. Voor het vervoer naar buiten de stad en terug bestonden speciale voorschriften. Dit gaf spoe­ dig complicaties, omdat deze voorschriften niet bestonden voor het vervoer vanuit een dorp waar geen molen bestond. Het bezit van molens of quarens (handmolens) was slechts toegestaan aan grutters. Vrijgesteld van deze belasting waren instellingen van liefdadigheid (gasthuizen, etc.) en — zeer belangrijk — de armen, die van publieke ondersteuning leefden. Niemand mocht de pachter hinderen bij een onderzoek naar fraude; men was zelfs verplicht daaraan medewerking te verlenen.
Details
-
File Typepdf
-
Upload Time-
-
Content LanguagesEnglish
-
Upload UserAnonymous/Not logged-in
-
File Pages278 Page
-
File Size-