Neerlandia. Jaargang 22

Neerlandia. Jaargang 22

Neerlandia. Jaargang 22 bron Neerlandia. Jaargang 22. Geuze & Co, Dordrecht 1918 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_nee003191801_01/colofon.php © 2011 dbnl i.s.m. 1 In rustige afwachting Door Johan Been. Mijn lieve menschen, we zitten weer in den Franschen tijd van onze overgrootouders! Wat hebben we, toen we kleine kleuters waren, 's wintersavonds naar die verhalen zitten luisteren, en als het vuur in de kachel aan het knetteren ging, zei die veel-benijde verteller: ‘Daar komen de Franschen!’ en we drongen onwillekeurig dichter tegen moeder aan. Veel-benijde verteller? Zeg eens, zou het jongere goedje van thans, in latere jaren oude menschen geworden, óók zoo geheeten worden door hen, die dan weer den gouden droom van jeugd en toekomst droomen? Misschien kunt ge u wel verledigen met dit voorstel mede te gaan. Want - zegt ge - het jonge goedje van heden beseft de eigenlijke ellende van dezen tijd niet. O neen, maar dáárom roep ik niet de verre toekomst uwer kinderen op! Alleen dáárom, wijl wij, ouwetjes, over dezen tijd waarachtig geen nieuws meer zullen te vertellen hebben. Wij kunnen alleen maar getuigen tot hen, die zelf dien tijd hebben doorleefd en meegemaakt. Neen, we kunnen tòch iets overdragen tot die verre toekomst. Wij, de getuigen uit de dagen, toen de aartsengelen der verwoesting rondgingen door de wereld, hebben aan het opgaand geslacht den durf te toonen van den bewusten tijdgenoot, die een overgangsperiode in de wereldgeschiedenis niet uit of in een schoolboekje leest, maar heel dat machtige tijdsgewricht mede doorleeft. Aan ons, verwènde kinderen van een voorbijgegane eeuw, is de hooge plicht opgelegd aan de toekomst te toonen, dat we geen bedòrven kinderen waren, en dat het woord van Job: Zouden we wel het goede, maar niet het kwade uit de hand Gods ontvangen, in onze persoonlijkheid brandende is geworden tot een vuurbaak voor verre tijden. Voelt ge het dan niet, dat in den wereldstorm, die ten dage van heden tronen en rijken om en in elkaar doet storten, een prikkeling van levenskracht trilt? Ziet ge dan over die vreeselijke loopgraven niet het bleeke licht van een nieuwen dag schemeren? Voelt ge niet, hoe heel uw levensscheepje trilt en siddert van de trekking in den stroom, die het voortsleurt hoe langer hoe verder? Naar een Niagara ter vernietiging? Of naar de wijde, vrije zee? In beide gevallen grootheid, macht, majesteit, ten minste geen sukkelen naar een groenslijkerig slootje om te vermolmen en te vergaan van doodelijke verveling. En zelfs boven een Niagara weven en trillen en glanzen de regenbogen, lichtend van een woord der hope. Maar het plekje gronds, waarvan het oud-Nederlandsche liedje zingt: ‘Geluckig is het lant, dat Godt de Heer bescharmt?’ Som nu zelf maar de ellende op, die ons eilandje in de vuurzee van alle zijden omringt. Het spaart mij vellen vol te schrijven uit. Voeg er bij, dat het niet past zich te verheffen op het toeval, dat ons tot heden buiten den wereld-oorlog liet. Wekt het uw verontwaardiging, indien ik daartegenover stelt het woord: verootmoediging? Tel op uw vingers na - ze zijn daartoe zelfs niet voldoende in aantal! - wat ook wij ontberen, wat ook wij te lijden hebben, indien ge ten minste met de wetenschap van het gruwelijke op en achter de oorlogsfronten hier in Nederland van lijden durft spreken. Maar ikzelf weet immers ook wat die ontbering te beteekenen heeft? Vraag ik dan een uitverkiezing voor het volk, waaraan de laatste gedachten van den Neerlandia. Jaargang 22 stervenden Willem van Oranje waren gewijd? Zeg mij, bad hij niet voor het arme volk. Het volk met zijn uitgemoorde steden, zijn vleeschlooze dagen, zijn gebrek, zijn honger, zijn ten vrede geroepen klokken uit de torens gehaald om tot kanonnen omgegoten te worden? Zijn volk... zònder de Indiën, zònder die wereld-omvamende zeevaart, zònder een reuzen-krachtig verleden als het onze? Maar met dien eenen, onbreekbaren wil: zichzèlf te zijn, lief te blijven hebben Neerlandia. Jaargang 22 2 die wijde horizonnen omgromd door het hartstochtelijk geloei der branding. O ja, maar dat was een worstelen, een opkomen voor al wat een mensch lief en dierbaar is. Niet dat afwachten, dat dulden van thans, dat leven bij de genade van de groote mogendheden, die elkaar naar de keel gevlogen zijn, en op een goeden dag naar hun behagen dat bange Nederlandsche jongetje meesleuren naar de slachtbank. Voelt ge bij die gedachte u het hart als omkeeren in het lijf? Waarom? Om dat meesleuren? Vraag dat aan uw eigen zonen of broeders of kinderen in het grauwe pakje van deze oorlogsmode of aan den janmaat van onzen tijd. Neen, niet hierdoor komt een angst des doods over u. Even als ik, weet gij, dat een volk, hetwelk een eigen taal heeft, niet sterven kan. ‘Finis Poloniae!’ riep Kosciuszko uit, gewond neertuimelend van zijn paard. De wanhoopskreet van een held, maar toch een leugen. Rijst, na honderd jaar van uiteenscheuring, dat volk uit zijn tijdelijke wegwissching niet juist in onze dagen wederom omhoog? Wisselt zelfs het heimwee-volle: ‘Indien ik u vergete, o, Jeruzalem, zoo vergete mijn rechterhand zichzelve’, niet na vele, vele eeuwen om in het glorieuze: ‘Jeruzalem verlost’ van onzen tijd? Voelt ge nu de macht van deze dagen, het geweldig groote, waarin niemand zich klein mag gevoelen? Neen, maar ge sputtert tegen dat dulden, dat vernietigen of ophouden onzer schepen, dat stil toekijken, terwijl het woelt en kookt in het innerlijke van Jan Courage, die toch onmogelijk weer een Jan Salie worden kan? God zij dank, dat ik u ook hierop niet het antwoord schuldig behoef te blijven. Dat geef ik u echter niet persoonlijk, maar dat spreken tot u zelfs de steenen van een gebouw. Ik bedoel het oprijzend Stadhuis van Rotterdam. Hebt ge die stad gekend vóór den wereldoorlog? Hebt ge uitgekeken van de Maasbrug over die altijd in beweging zijnde rivier, dat water met zijn eigen levenskracht? Hebt ge links en rechts van u die reuzen-booten gezien met de vlaggen van alle natiën? Hebt ge u bewogen te midden van dat drukke, gehaaste, rumoerige handelsleven op de kaden en in de straten? Weg is dat alles. Het hart van de wereld klopt hier niet meer, maar jaagt en bonst in het roffelvuur, grommend zelfs tot hier uit de verte der wanhoop. Daar is een rust gekomen over deze stad, welke ontzaglijk vreemd aandoet aan iedereen, die er de Nederlandsche kloekheid van doorvoeld heeft. Maar - het is niet de rust van een Babylon en Ninive, waar de wind van de vlakte door de ruïnen een lied klaagt van ‘voorbij, voorbij!’ Het is de rust van een stellige verwachting. Zoo rust het zwaargebouwde sleeperspaard voor zijn wagen met de ontzaglijke vracht erop. Het staat daar als onbeweeglijk, den kop omlaag, den voorhoef als losjes op den grond. Toch is het éen en al spier. Straks, op het teeken, zal heel dat kloeke lichaam zich samentrekken en uitzetten, hoog wordt de poot opgelicht en botst neer met een metaal-geluid, dat het vuur als uit de keien gekrabd wordt. Met schokken gaat de kop nijdig op en neer. Een oude juffrouw van buiten heft handen en paraplu ten hemel en zingt een jeremiade over dat arme beest. Laat ze op zij gaan, want het zou op haar stoffen schoenen trappen. Een oogenblik nog, en, paard en vracht één, daveren over den bodem, die meetrilt, waar het ook heengaat. Neerlandia. Jaargang 22 Zoo - niet als een Schoone Slaapster door een Prins te wekken - maar als het trekdier van zijn handelskade, wacht het Rotterdam van heden het woord der verlossing uit die gedwongen rustpooze af. En dat het zeker van die toekomst is, bewijst de bouw van zijn nieuw Stadhuis. Zie, hoe het al hooger rijst, tot boven den Sint-Laurens uit, hoe het een omvang gaat nemen als wil het alle zaken van Europa, en van de andere werelddeelen erbij, in één reuzenomarming omvatten. Elk stukje bouwmateriaal is verveelvoudigd in waarde, maar het gaat toch voort zich naar alle zijden te ontwikkelen. Het concentreert in zich het vertrouwen in een naaste toekomst. Het hallo! dat vol frissche levensdurf wederom over de wereld zal uitklinken, moet het immers weerkaatsen en van uit zijn innerlijk beantwoorden kunnen? Het vraagt niet, of ook over Nederland nog de vernietiging kan komen, of vliegtuigen het overzwermen, of brandbommen het in elkaar kunnen doen storten. Het vraagt niet... het doet, het handelt, het vertrouwt, het weet, het handhaaft. Dàt is net symbool van neutraal Nederland: het handhaven van den wil der menschheid om niet onder te gaan in den chaos, het handhaven van een doel des levens en niet des doods, het handhaven van het vertrouwen in een toekomst, die ons een nieuwe wereld brengen zal. Dat Stadhuis van Rotterdam zij ons een nieuwe openbaring van dat oude geloof onzer vaderen, dat wie zichzelf niet verlaat, ook niet door God verlaten zal worden. En hiermede gaan we, niet meer als verwende kinderen, maar als veelbeproefde, maar dan ook gesterkte en gestaalde mannen en vrouwen, het nieuwe jaar in. Heil u, jaar der gratie negentienhonderd achttien! DEN BRIEL, 18 December 1917. Uiterste Wilsbeschikking. Aan hen, die het A.N.V. bij uiterste wilsbeschikking wenschen te bedenken, wordt daartoe de volgende vorm aanbevolen: Ik vermaak aan het Algemeen Nederlandsch Verbond te Dordrecht, waarvan de Statuten zijn goedgekeurd bij Koninklijke Besluiten van 23 Jan. 1905 en 29 Oct. 1907, nommer 89, de som van............................................................... gulden, uit te keeren binnen ........................... maanden na mijn overlijden, vrij van alle rechten en kosten. Neerlandia. Jaargang 22 3 Overzicht der vergadering van het Hoofdbestuur, gehouden Zaterdag 8 December 1917, te 's-Gravenhage. Aanwezig de heer Dr.

View Full Text

Details

  • File Type
    pdf
  • Upload Time
    -
  • Content Languages
    English
  • Upload User
    Anonymous/Not logged-in
  • File Pages
    412 Page
  • File Size
    -

Download

Channel Download Status
Express Download Enable

Copyright

We respect the copyrights and intellectual property rights of all users. All uploaded documents are either original works of the uploader or authorized works of the rightful owners.

  • Not to be reproduced or distributed without explicit permission.
  • Not used for commercial purposes outside of approved use cases.
  • Not used to infringe on the rights of the original creators.
  • If you believe any content infringes your copyright, please contact us immediately.

Support

For help with questions, suggestions, or problems, please contact us