HOEKSCHEWAARDS LANDSCHAP Vereniging voor natuur en milieu

Verkenning zoetwaterdoorvoer via de

van naar Bernisse

Opdrachtgever Vereniging Hoekschewaards Landschap Contactpersoon M.A. Verweijen

RPS advies- en ingenieursbureau bv Blauwgroen Advies Referentienummer 1602844A00-R16-815 Projectleider André de Wit Auteurs Erik Tanis (RPS) André de Wit (RPS) Rob Voogt (Blauwgroen Advies) Datum 16 november 2016 Versie Definitief

paraaf voor akkoord:

______André de Wit Projectleider

Dit rapport is vertrouwelijk. Geen enkel deel van dit rapport mag aan derden openbaar worden gemaakt zonder schriftelijke toestemming van RPS advies- en ingenieursbureau bv of van de opdrachtgever. Ref: 1602844A00-R16-815 Datum: 28 oktober 2016 Pagina: 3 van 28

INHOUDSOPGAVE

1. INLEIDING ...... 4 1.1. Aanleiding en doel ...... 4 1.2. Resultaat verkenning ...... 4 1.3. Leeswijzer ...... 5 2. SITUATIE BESCHRIJVING ...... 6 2.1. Methode van de verkenning ...... 6 2.2. Huidige situatie ...... 6 2.3. Systeembeschrijving Nieuwendijk - ...... 7 2.3.1. Peilgebieden ...... 7 2.4. Systeembeschrijving Schuringsche Haven ...... 9 2.4.1. Bemalingsgebied Cromstrijen West...... 9 2.4.2. Bemalingsgebied Cromstrijen Oost ...... 9 3. KNELPUNTEN ...... 10 3.1. Uitgangspunten ...... 10 3.2. Knelpunten Hitsertse kade/Nieuwendijk – Spui ...... 12 3.3. Knelpunten tracé Schuringsche Haven ...... 15 3.4. Conclusies en aanbevelingen ...... 16 4. MAATREGELEN T.B.V. ZOETWATERAANVOER ...... 17 4.1. Maatregelen Nieuwendijk – Spui ...... 17 4.1.1. Maatregelen West Binnenhaven ...... 17 4.1.2. Maatregelen Piershilsche Gat tot Steegjesdijk ...... 18 4.1.3. Maatregelen Steegjesdijk-Bernisse ...... 18 4.2. Maatregelen tracé Schuringsche Haven...... 19 5. KOSTENRAMING ...... 21 6. ZOETWATERZEKERHEID WATERINLAAT NIEUWENDIJK ...... 23 6.1. Huidige situatie ...... 23 6.1.1. Haringvlietsluizen operationeel programma ...... 23 6.2. Effecten HOP op de waterinlaat Nieuwendijk ...... 24 6.2.1. Zoetspoelen ...... 24 6.2.2. Monitoring HOP ...... 24 6.2.3. Achterwaartse verzilting ...... 24 6.2.4. Conclusie ...... 25 7. CONCLUSIE EN BESCHOUWINGEN ...... 26 7.1. Conclusies ...... 26 7.2. Beschouwingen ...... 26 8. BIBLIOGRAFIE ...... 28

BIJLAGEN:

1 Overzichtstekening 2 Berekeningen toekomstige afmetingen 3 Eisen aan waterkering

Ref: 1602844A00-R16-815 Datum: 28 oktober 2016 Pagina: 4 van 28

1. INLEIDING

1.1. Aanleiding en doel De vereniging Hoekschewaards Landschap (HWL) richt zich op het behoud, bescherming, beheer en ontwikkeling van natuur en landschap in de Hoeksche Waard. Met circa 1800 leden met daaronder vele actieve vrijwilligers werkt HWL dagelijks aan een kwaliteitsverbetering van de Hoeksche Waard. Een verkenning naar de mogelijkheden van zoetwateraanvoer vanuit het Haringvliet naar de Rotterdamse havenregio + Westland via het westelijke deel van de Hoeksche Waard ziet het HWL als één van die mogelijke kansen om kwaliteitsimpulsen te geven aan dit gebied.

Al enkele jaren wordt nagedacht over hoe de zoetwatervoorziening van de Rotterdamse havenregio voor de toekomst op een duurzame wijze kan worden veiliggesteld. Verschillende studies hebben aangegeven dat het Spui in de verdere toekomst na 2050 gedurende langere tijd geen zoet water bezit en daarmee geen goede bron is voor doorvoer van zoet water via de Bernisse naar de havenregio. De verzilting van het Spui is het gevolg van klimaatsveranderingen, minder zoetwateraanvoer vanuit het achterland en meer indringing van zeewater naar het achterland. Als gevolg van toenemende risico’s van verzilting van de gangbare zoetwateraanvoer via het Spui, is HWL op zoek naar alternatieve routes. Daarbij ziet HWL de zoetwateraanvoer als een kans om de natuurwaarden van het Piershilsche Gat te versterken en daarmee dit gebied een kwaliteitsimpuls te geven.

Tegen deze achtergrond heeft HWL aan Blauwgroen Advies B.V. gevraagd een verkennend onderzoek uit te voeren naar (on)mogelijkheden van wateraanvoer vanuit het Haringvliet via bestaande krekensystemen in het westelijke deel van de Hoeksche Waard naar de Bernisse. Blauwgroen Advies heeft vervolgens aan RPS advies- en ingenieursbureau bv gevraagd medewerking te verlenen aan deze verkennende studie.

Deze verkennende studie heeft betrekking op een aantal mogelijkheden van waterinlaat vanuit het Haringvliet via bestaande krekenstelsels naar de Bernisse. Deze locaties zijn Nieuwendijk en Schuringsche Haven. Van beide locaties dienen knelpunten in beeld te worden gebracht; alleen van de inlaatlocatie Nieuwendijk dienen ook de investeringskosten in beeld te worden gebracht. Bij deze verkenning wordt ook een globale oplossing gegeven van locatie Nieuwendijk en Schuringsche Haven. Tevens wordt een kostenplaatje gegeven van een passage onder het Spui door tot in het polder- systeem ten noorden van de Bernisse Spuidijk. Tot slot wordt er een beschouwing gegeven over de robuustheid van waterinlaat Nieuwendijk; hierin wordt gekeken of verzilting van het Haringvliet kan zorgen voor stopzetting van waterinlaat. Met nadruk wordt gewezen op het (zeer) verkennende karakter van de studie naar alternatieve zoetwateraanvoer. In voorliggende studie is uitsluitend onderzocht welke fysieke beperkingen er zijn en hoe deze kunnen worden opgelost. Er is geen onderzoek gedaan naar de maatschappelijke, hydrologische en ecologische effecten van grootschalige wateraanvoer. Met deze rapportage wil het HWL een eerste aanzet geven aan initiatieven die door andere organisaties en overheden kunnen worden opgepakt.

1.2. Resultaat verkenning Als resultaat van de verkennende studie wordt inzicht gegeven in de knelpunten en oplossingen om zoetwater vanuit het Haringvliet naar de noordzijde van de Bernisse Spuidijk te leiden. Voor het traject Nieuwendijk – Spui zijn tevens de kosten in beeld gebracht. De resultaten zijn beschreven in deze rapportage.

Ref: 1602844A00-R16-815 Datum: 28 oktober 2016 Pagina: 5 van 28

1.3. Leeswijzer In deze rapportage zijn de resultaten samengevat van de verkennende studie. In hoofdstuk 2 worden de wateraanvoertracés Nieuwendijk en Schuringsche Haven beschreven. In hoofdstuk 3 worden de knelpunten op beide tracés richting Bernisse beschreven. In hoofdstuk 4 worden maatregelen uitgewerkt van het aanvoertracé Nieuwendijk-Spui en Schuringsche Haven-Spui. In hoofdstuk 5 worden de globale kosten van de maatregelen traject Nieuwendijk – Spui gegeven. In hoofdstuk 6 wordt een doorkijk gegeven in de verziltingsproblematiek in het Haringvliet/Spui die op de langere termijn zal optreden als gevolg van klimaatverandering en Kierbesluit. De rapportage wordt afgesloten met een aantal conclusies en beschouwingen (hoofdstuk 7). Hoofdstuk 8 bevat een literatuurlijst die is gehanteerd voor deze verkenning. Ref: 1602844A00-R16-815 Datum: 28 oktober 2016 Pagina: 6 van 28

2. SITUATIE BESCHRIJVING Het potentiële nieuwe zoetwateraanvoer tracé zal gebruik maken van het huidige krekenstelsel. In deze studie worden twee tracés nader onderzocht. De twee tracés bestaan uit het tracé Schuringsche Haven – Spui (verder genoemd als Schuring) en het tracé Nieuwendijk – Spui (verder genoemd als Nieuwendijk).

2.1. Methode van de verkenning Om de haalbaarheid van een zoetwateraanvoerroute door de Hoeksche Waard te achterhalen is een verkenning in de vorm van veldwerk en bureaustudie uitgevoerd. In deze verkenning is de huidige situatie in beeld gebracht.

Tijdens het veldwerk zijn alle watergangen en kunstwerken geïnventariseerd. In deze inventarisatie zijn de afmetingen van watergangen en kunstwerken in beeld gebracht. Daarnaast zijn leggergegevens geanalyseerd. De gegevens uit het veldwerk en uit de legger zijn opgenomen in tabellen. Vervolgens zijn de gegevens van kunstwerken en watergangen op een overzichtstekening verwerkt. De watergangen en kunstwerken zijn op de overzichtstekening gelabeld met een code; de code verwijst naar de tabel met alle gegevens van de kunstwerken en watergangen. De overzichtstekening moet een helder beeld geven van de huidige situatie, zoals afmetingen van kunstwerken en watergangen. Aan de hand van deze afmetingen kan bepaald worden of een watergang of kunstwerk aangepast dient te worden.

2.2. Huidige situatie Nieuwendijk-Spui Het tracé Nieuwendijk betreft de West-Binnenhaven en het Piershilsche Gat naar het Spui. In dit tracé wordt ook het gedeelte Hitsertse kade, Oost-Binnenhaven, Borrekeen en Visservliet meegenomen. Dit tracé is in figuur 2.1 in het blauw weergegeven.

Schuringsche Haven Tracé Schuring loopt via Schuringsche Haven en het Oude Diep. Ter hoogte van Zuid-Beijerland gaat het tracé (na de stuw) verder via de Borrekeen, met aansluiting op het tracé Nieuwendijk. In figuur 2.1 is deze route in het paars (en blauw) weergeven.

Piershilsche Gat Vissersvliet

Borrekeen

West-Binnenhaven

Oude Diep Oost--Binnenhaven

Schuringsche Haven

Figuur 2.1: Overzicht twee tracés blauw tracé Nieuwendijk, paars tracé Schuring

Ref: 1602844A00-R16-815 Datum: 28 oktober 2016 Pagina: 7 van 28

2.3. Systeembeschrijving Nieuwendijk - Spui Tracé Nieuwendijk behoort tot het bemalingsgebied De Eendragt, Dit bemalingsgebied heeft een oppervlakte van 6.070 hectare en is weergegeven in figuur 2.2. Via het inlaatpunt bij Piershil wordt water vanuit het Spui het gebied ingelaten. Dit is voornamelijk bedoeld voor peilhandhaving en doorspoeling van het Piershilsche Gat en West-Binnenhaven. Daarnaast wordt er ook water ingelaten bij Hitsertse Kade, deze inlaat wordt voornamelijk gebruikt om Zuid-Beijerland van voldoende water te voorzien. Andere inlaatpunten binnen het bemalingsgebied de Eendragt zijn de inlaatpunten bij: Goudswaard, Nieuw-Beijerland en Oud-Beijerland (Brakelsveer). De drie laatstgenoemde hebben echter geen invloed op het te onderzoeken tracé. Het water wordt weer uitgelaten bij het gemaal Eendragt.

Figuur 2.2: Bemalingsgebied De Eendragt. Met rode bolletjes zijn de inlaatpunten weergegeven. (WSHD, 2015)

2.3.1. Peilgebieden De huidige stromingsrichting in het tracé Nieuwendijk loopt van Piershil naar Nieuwendijk (zuidwaarts). Het tracé doorkruist drie verschillende peilgebieden, namelijk peilgebied 3, 2 en 1, zoals weergegeven in figuur 2.3. Bij de waterinlaat Piershil wordt een waterstand gehanteerd van NAP +0,20 m. Dit is het hoogst gelegen peil binnen het bemalingsgebied. Door middel van een dam met een duiker (diameter 0,5 m) wordt dit peil gescheiden met het peil benedenstrooms. Benedenstroom wordt het peil op NAP -1,60 m gehouden. Ter hoogte van Steegjesdijk (Piershil) wordt door middel van een klepstuw het peilverschil tussen peilgebied 2 en peilgebied 1 opgevangen. In de figuur zijn alleen de peilgebieden weergegeven die aangrenzend zijn aan de zoetwateraanvoer route. Peilgebied 1 (NAP -2,00 m) heeft een belangrijke functie bij het afvoeren van overtollig water, de omliggende peilgebieden wateren af op peilgebied 1. Vervolgens slaat gemaal De Eendragt het overtollige water uit op het Haringvliet.

Ref: 1602844A00-R16-815 Datum: 28 oktober 2016 Pagina: 8 van 28

Aan de oostgrens van het bemalingsgebied is de stroming naar het westen, via de Borrekeen en Vissersvliet naar gemaal De Eendragt. Aan de oostgrens wordt een peil van NAP -1,50 m nagestreefd. Alle (met uitzondering van peilgebied 8) peilgebieden in het bemalingsgebied worden op een vast peil gehandhaafd.

Figuur 2.3: Peilgebieden in Bemalingsgebied De Eendragt. Tracé met huidige stroomrichting weergegeven in rood. Ref: 1602844A00-R16-815 Datum: 28 oktober 2016 Pagina: 9 van 28

2.4. Systeembeschrijving Schuringsche Haven Tracé Schuring bevat twee bemalingsgebieden, namelijk: Cromstrijen West en Cromstrijen Oost. In de paragrafen hieronder wordt elk bemalingsgebied kort toegelicht.

2.4.1. Bemalingsgebied Cromstrijen West Het bemalingsgebied van Cromstrijen West is met 1.460 hectare een relatief klein bemalingsgebied en is weergegeven in figuur 2.4. In het bemalingsgebied wordt grotendeels één peil gehanteerd. Dit gebied kent een zomer- en winterpeil. Het zomerpeil wordt op NAP -1,30 m gehouden; het winterpeil wordt op NAP -1,50 m gehouden. Aan de haven van Numansdorp bevindt zich een

Bemalingsgebied klein gemaal (20 m³/min). Dit gemaal

Cromstrijen Oost wordt echter niet meer gebruikt. Het overtollige water wordt via het bemalings- gebied Cromstrijen Oost en via het gemaal Cromstrijen bij Schuringsche Haven uitgeslagen naar het Hollands Gemaal Diep.

Figuur 2.4: Bemalingsgebied Cromstrijen West, (WSHD, 2014).

2.4.2. Bemalingsgebied Cromstrijen Oost Bemalingsgebied Cromstrijen Oost heeft een oppervlakte van 1.986 hectare. Het gebied wordt bemalen door gemaal Cromstrijen; dit gemaal bezit een capaciteit van 400 m³/min. In het bemalingsgebied komen twee peil- gebieden voor. Voor de zoetwater- aanvoer is alleen het peilgebied zoals weergeven in figuur 2.5 van belang. Dit peilgebied heeft een zomerpeil van NAP -1,55 m en een winterpeil van NAP -1,75 m.

Gemaal Cromstrijen Figuur 2.5: Bemalingsgebied Cromstrijen Oost, (WSHD, 2015).

Ref: 1602844A00-R16-815 Datum: 28 oktober 2016 Pagina: 10 van 28

3. KNELPUNTEN In dit hoofdstuk worden knelpunten van tracé Nieuwendijk en tracé Schuringsche Haven toegelicht. In paragraaf 3.1 zijn uitgangspunten voor de nieuwe zoetwateraanvoerroute weergegeven. De watergangen worden aan deze uitgangspunten getoetst.

3.1. Uitgangspunten Voor het verbreden en vergraven van watergangen, evenals het aanbrengen van kunstwerken heeft waterschap Hollandse Delta eisen gesteld; deze eisen staan vermeld in het Waterbeheerprogramma 2016-2021 en in de Nota toetsingskaders en beleidsregels voor het hoofdwatersysteem. Relevante eisen voor de zoetwateraanvoer zijn:

1. Eisen aan stroomsnelheid - Stroomsnelheid watergang maximaal 0,2 m/sec (aanvoer) - Stroomsnelheid kunstwerken maximaal 0,1 m/sec (aanvoer)

2. Eisen aan afmeting primaire watergangen - Onderwatertalud tenminste 1:2 of flauwer - Waterdiepte minimaal 1 m

3. Eisen aan verhang - Toelaatbaar verhang maximaal 0,04 m/km (bij afvoer) - Maximaal verhang per peil vak van 0,20 m

4. Eisen aan bruggen: - Brugconstructie mag het natte profiel ten aanzien van hoogst vigerende peil niet versmallen

Aanvankelijk werd gedacht aan een wateraanvoercapaciteit naar de havenregio van 23 m3/sec. Deze hoeveelheid betreft een optelsom van theoretische behoeften die in de praktijk zelden wordt gehaald. In navolgende figuur is de gemiddelde maandinlaat vanuit het Spui naar de Bernisse over de periode 2007 – 2012 weergegeven (bron: Deltares 2014).

Figuur 3.1: Gemiddelde maandinlaat Spui naar Bernisse periode 2007-2012, (Deltares, 2014).

Ref: 1602844A00-R16-815 Datum: 28 oktober 2016 Pagina: 11 van 28

Uit de waterbalans van Deltares (Vries, 2014) blijkt dat er over de jaren 2009-2011 een gemiddelde hoeveelheid water van 12,8 m³/sec ingelaten werd. De maximale watervraag van de gebruikers (WSHD, Delfland, Evides/industrie) betreft samen ca. 10 m³/sec. Bij een waterinlaat van 16 m³/sec is er nog 6 m³/sec beschikbaar voor doorspoeling van het . Op basis van deze waterbalans wordt voor de verkenning Zoetwateraanvoer Hoeksche Waard uitgegaan van 16 m3/sec gedurende 300 dagen per jaar. Deze hoeveelheid wordt gehanteerd in deze verkennende studie bij zowel het traject Nieuwendijk als bij Schuringsche Haven. Een deel van het zoetwater wordt via het Brielse Meer onder de naar het beheergebied van het hoogheemraadschap van Delfland gevoerd. Volgens een overeenkomst tussen beide waterschappen betreft het een hoeveelheid van 4 m3/sec.

Voor het opstellen van maatregelen wordt door ons uitgegaan van een stroomsnelheid in hoofdwater- gangen van maximaal 0,30 m/sec. Wij achten dit toelaatbaar, omdat in de praktijk een hogere stroomsnelheid acceptabel is in deze kleigebieden. In de Bernisse wordt een stroomsnelheid geaccepteerd van meer dan 0,25 m/sec, waarbij overigens de oevers zijn afgewerkt met grind. Wat betreft stroomsnelheid in kunstwerken zal eveneens een hogere stroomsnelheid worden gehanteerd in combinatie met erosie beschermende maatregelen.

Overige uitgangspunten zijn: . Kmanning1 waterlopen, recht: 33 (s/m1/3) . Kmanning kunstwerken, glad beton: 75 (s/m1/3) . Huidige afmetingen zijn bepaald aan de hand van leggergegevens en veldwerk

In de navolgende tabel zijn alle uitgangspunten weergegeven die als uitgangspunt gelden voor de benodigde maatregelen.

Tabel 3.1: Uitgangspunt maatregelen

1 Waarde voor weerstand in leidingen (wandruwheid) Ref: 1602844A00-R16-815 Datum: 28 oktober 2016 Pagina: 12 van 28

3.2. Knelpunten Hitsertse kade/Nieuwendijk – Spui In deze paragraaf worden de knelpunten voor tracé Nieuwendijk beschreven. Per watergang wordt een omschrijving gegeven van de huidige situatie en waar de knelpunten zich kunnen bevinden. De knelpunten zijn bepaald door gegevens uit het veldonderzoek en gegevens uit de legger te vergelijken met de uitgangspunten. Voor de situering en foto’s van de knelpunten wordt verwezen naar bijlage 1, overzichtstekening.

Oost Binnenhaven/Nieuwe Gat

Eigenschappen watersysteem: Waterpeil: Vast -1,50m NAP Diepte: < 1m Breedte: Variërend tussen 1,5m en 8,5m

Bij Hitsertse Kade bevindt zich een inlaatpunt; dit inlaatpunt moet onder andere het stedelijke gebied van Zuid-Beijerland van voldoende water voorzien. Het inlaatpunt is een rechthoekige duiker met een breedte van 3,95 m en is voorzien van een afsluiter. Indien er 16m³/sec ingelaten wordt, is het inlaatpunt niet groot genoeg. Het eerste deel van de Oostbinnenhaven is met een bodembreedte van ca. 8,15 m een vrij brede watergang. Bij het beoogde debiet is deze breedte echter niet voldoende. Na ca. 750 m wordt de watergang doorkruist door Zuid-Achterweg, door middel van een betonnen brug worden de twee oevers met elkaar verbonden. De brug (Br 1_B op tekening) is ten opzichte van de watergang behoorlijk smal, bij het debiet van 16m³/sec zal dit tot opstuwing en een hogere stroomsnelheid leiden. Tot aan de Dorpstraat blijft de watergang vrij breed en is er langs de watergang voldoende ruimte voor verbreding. Langs het stedelijk gebied tussen de Dorpsstraat en de - Achterweg versmalt de watergang aanzienlijk. De bodembreedte van de watergang bedraagt hier nog maar 1,65 m. Ook is een aantal duikerverbindingen aangebracht. Ruimte voor verbreding is door uitbreiding van stedelijk gebied niet mogelijk. Tot aan de Borrekeen blijft de watergang vrij smal. Door middel van een klepstuw wordt het peilverschil van circa 0,5 m tussen de Borrekeen en Nieuwe Gat opgevangen.

Borrekeen/Kleine Gat/Vissersvliet

Eigenschappen watersysteem: Waterpeil: Vast -2,00m NAP Diepte: ca. 1m Breedte: Variërend tussen 15m en 50m

Het watersysteem van de Borrekeen, Kleine Gat en Visservliet wordt gekenmerkt door vrij brede watergangen, rietkragen, bos en plasdrasgebieden. Ondanks de breedte van de watergang (variërend van 15 tot 50 m) zullen er knelpunten zijn, die het beoogde debiet belemmeren. In het bosgebied tussen Hogeweg en Oranjeweg bevinden zich drie fiets-/loopbruggen die de Borrekeen kruisen. De bruggen hebben echter geen effect op de doorstroming door de vrije overspanning. De brug bij Oranjeweg (BR 9) zal door een geringe doorstromingsbreedte wel voor problemen zorgen. Als het debiet wordt verhoogd tot 16m³/sec heeft dat een te hoge stroomsnelheid en opstuwing tot gevolg. De brug bij Kraagweg zal met een breedte van 18 m minder problemen opleveren. Na de Kraagweg gaat de watergang verder onder de naam Vissersvliet. Bij Zwartsluisje wordt de Visservliet door middel van twee rechthoekige duikers verbonden met het Piershilsche Gat. De duikers onder Zwartsluisje hebben samen een breedte van 6,5 meter. Deze zorgen voor problemen wanneer er een capaciteit van ca 16 m³/sec doorheen wordt gevoerd.

Ref: 1602844A00-R16-815 Datum: 28 oktober 2016 Pagina: 13 van 28

West Binnenhaven/Piershilsche Gat tot Steegjesdijk

Eigenschappen watersysteem: Waterpeil: Vast -2,00m NAP Diepte: 1m tot 2,5m Breedte: Variërend tussen 17m en 25m

De West Binnenhaven is het centrale afvoerkanaal van het bemalingsgebied De Eendragt. Het is een recht en breed kanaal en aan het eind van het kanaal bevindt zich gemaal De Eendragt. Deze heeft 1 elektrische pomp en 1 dieselpomp, met elk een vermogen van 350m³/min. Naast dat het gemaal overtollig water uitslaat op het Haringvliet, kan tijdens droge perioden ook water ingelaten worden. Dit inlaatpunt voldoet echter niet aan 16m³/sec. In de West Binnenhaven komen weinig grote knelpunten voor. De watergang heeft met een bodembreedte van ongeveer 19 m en een diepte van ca. 2 m slechts kleine aanpassingen nodig. Ook de brug (Lange Eendrachtsweg) zorgt niet voor problemen.

Het Piershilsche Gat is op de meeste plaatsen iets smaller dan West Binnenhaven, maar grote knelpunten blijven uit. De fietsbrug (Br12) ten zuiden van Veldhoeve heeft een overspanning via tussenpunten en zal de doorstroming niet belemmeren. De bodembreedte van de watergang varieert tussen de 17 en 25 m. Verbreding is op de meeste plaatsen noodzakelijk. Langs de oevers zijn weinig grote knelpunten en daar is voldoende ruimte voor verbreding.

Piershilsche Gat Steegjesdijk tot Noordpolderse Kade

Eigenschappen watersysteem: Waterpeil: Vast -1,60m NAP Diepte: < 1m Breedte: Variërend tussen 4m en 11m

Dit gedeelte van het Piershilsche Gat is met een bodembreedte van 4 tot 11 m aanzienlijk smaller dan het eerste gedeelte van het Piershilsche Gat. Daarnaast bevindt dit gedeelte van het Piershilsche Gat zich in een ander peilgebied, dat ca 0,4 m hoger gelegen is (-1,60m NAP) dan het eerder genoemde deel van het Piershilsche Gat. Dit peilverschil wordt opgevangen door een stuw (St3 op tekening) met een breedte van 1,5 m. In de huidige situatie stroomt het van NAP -1,60 m naar NAP -2,00 m. Bij wateraanvoer richting Spui dient de stromingsrichting omgedraaid te worden. Om dat te kunnen verwezenlijken zal een gemaal geplaatst moeten worden. Daarnaast is de watergang niet breed genoeg voor het debiet van 16m³/sec. Aan de westzijde van de watergang is genoeg ruimte voor verbreding, aan de oostzijde niet, omdat daar bebouwing is gesitueerd.

Piershilsche Gat Noordpolderse Kade tot Spui

Eigenschappen watersysteem: Waterpeil: Vast +0,20m NAP Diepte: < 1m Breedte: Variërend tussen 7m en 16m

Het laatste deel van het Piershilsche Gat wordt gekenmerkt door een aanzienlijk hoger waterpeil. De dam aan de Noordpolderse Kade zorgt met een duiker (Du17) verbinding (rond ca. 0,50 m) voor een peilverschil van ca 1,80 m. Om dit verschil te overbruggen zal in de situatie van wateraanvoer richting Spui wederom een gemaal geplaatst moeten worden. Daarnaast is de watergang niet breed genoeg om het beoogde debiet te verwerken.

Ref: 1602844A00-R16-815 Datum: 28 oktober 2016 Pagina: 14 van 28

Dijksloot langs Spuiweg/Molendijk

Eigenschappen watersysteem: Waterpeil: Vast -1,60m NAP Diepte: < 0,5m Breedte: 0,5m.

Dit deel van tracé betreft geen hoofdwatergang, maar een dijksloot met een bodembreedte van 0,5 m. Forse verbreding is daarom noodzakelijk om het beoogde debiet te behalen. Er is voldoende ruimte voor verbreding van de watergang. Ongeveer 150 m voor de Spuiweg zal het water onder het Spui doorgevoerd worden naar de Bernisse.

In de navolgende tabel nogmaals alle knelpunten weergegeven.

Tabel 3.2: Knelpunten Nieuwendijk-Spui

Figuur 3.2: Piershilsche Gat

Ref: 1602844A00-R16-815 Datum: 28 oktober 2016 Pagina: 15 van 28

3.3. Knelpunten tracé Schuringsche Haven Uit de veld- en bureaustudie bleek al spoedig dat dit tracé veel meer knelpunten kent dan het tracé Nieuwendijk. Eén van de grootste knelpunten die op deze route ligt, is de scheiding tussen twee bemalingsgebieden. Mede om deze reden en omdat waterinlaat Nieuwendijk voldoende robuust is, zullen de knelpunten van dit tracé in algemene zin beschreven worden.

Schuringsche Haven Eigenschappen watersysteem: Waterpeil: ZP -1,55m NAP WP -1,75m NAP Diepte: 1-2m Breedte: 7m – 17m

Het gemaal Cromstrijen slaat overtollig water uit op het , een inlaatconstructie is niet aanwezig. Om de zoetwateraanvoerroute mogelijk te maken moet er een inlaatconstructie geplaatst worden. Grootste knelpunten in watergang Schuringsche Haven is een tweetal duikers, namelijk de duiker onder Schuringsche Dijk (Du2) en de duiker onder de Middelsluissedijk Oostzijde(Du3). Eerst genoemde zal bij verbreding voor problemen zorgen, omdat er op deze locatie bebouwing dicht tegen de duikerverbinding staat. De duikerverbinding is echter vrij breed (ca. 8m) en zullen mogelijk kleine aanpassingen volstaan.

Oude Diep/Borrekeen

Eigenschappen watersysteem:

Waterpeil: ZP -1,30m NAP

WP -1,50m NAP

Diepte: 1-2m

Breedte: 0,7m – 17m

Op het Oude Diep doen zich enkele knelpunten voor. Op veel plaatsen zal de watergang verbreed moeten worden. Daarnaast is een vijftal duikerverbindingen te klein. Bij het merendeel van de duikers is voldoende omgevingsruimte om de problemen op te lossen. De duikerverbinding onder de Rijksweg A29 is te klein. Deze duikerverbinding heeft een breedte van 2 m en voldoet niet wanneer 16m³/sec wordt doorgevoerd. Er zullen extra duikerverbindingen aangebracht moeten worden om aan de normen van het waterschap te voldoen. Ter hoogte van de Rijkstraatweg bevindt zich een peilscheiding. Door middel van een stuw (St1 op tekening) wordt deze scheiding momenteel gehandhaafd. Om het water in de nieuwe situatie door te voeren moet een gemaal geplaatst worden. Een andere mogelijkheid is een wijziging aanbrengen in het peil. Of dit mogelijk is en wat de gevolgen hiervan zijn moet nader onderzocht worden, maar valt buiten de scope van deze studie. Na de Middelsluissedijk Westzijde bevinden zich eveneens enkele knelpunten. Knelpunten is een aantal kleine duikers, die in de huidige situatie al in zijn geheel gevuld zijn. Daarnaast bevindt zich op de lijn Scheidweg - Schoutsdijk een bemalingsscheiding. Om deze scheiding te veranderen zijn de nodige maatregelen vereist, die niet alleen op het Oude Diep invloed hebben, maar ook op de rest van het poldergebied.

Ref: 1602844A00-R16-815 Datum: 28 oktober 2016 Pagina: 16 van 28

In de navolgende tabel worden nogmaals alle knelpunten weergegeven.

Tabel 3.3: Knelpunten Schuringsche Haven

Overzicht knelpunten Schuringsche Haven Watergang Geschiktheid watergangen Aantal Bruggen Aantal Duikers Aantal Stuwen Schuringsche Haven Matig 2 3 0 Oude Diep/Borrekeen Slecht 4 11 2

Figuur 3.3: Schuringsche Haven

3.4. Conclusies en aanbevelingen Conclusies De inventarisatie van knelpunten leidt tot de volgende conclusies: 1. Waterinlaat vanaf Hitsertse Kade is praktisch niet mogelijk door vele knelpunten. 2. Waterinlaat vanaf Schuringsche Haven idem. 3. Tracé Nieuwendijk (West Binnenhaven-Piershilsche Gat - Spui) blijkt het beste alternatief, met de minste knelpunten. 4. De grootste knelpunten liggen rond Piershil, met name de oplopende peilen richting Spui.

Aanbeveling Op basis van resultaten uit de knelpunteninventarisatie worden de volgende aanbevelingen gedaan: 1. Tracé Nieuwendijk zal nader uitgewerkt worden en maatregelen gekwantificeerd. 2. Vanaf Piershil worden mogelijkheden bekeken of het haalbaar is om vanaf Steegjesdijk (Piershil) verder te gaan in een gesloten leidingstelsel; dit om te voorkomen dat bij elk peilverschil een nieuw gemaal gesticht moet worden. 3. Voor het tracé Schuringsche Haven en Hitsertse Kade worden de maatregelen globaal aangegeven en niet gekwantificeerd.

De hierboven genoemde aanbevelingen zullen in hoofdstuk 4 meegenomen worden voor het opstellen van maatregelen. Ref: 1602844A00-R16-815 Datum: 28 oktober 2016 Pagina: 17 van 28

4. MAATREGELEN T.B.V. ZOETWATERAANVOER In dit hoofdstuk worden de maatregelen toegelicht die nodig zijn om de zoetwateraanvoer te realiseren. Paragraaf 4.1 richt zich op Nieuwendijk – Spui, paragraaf 4.2 omschrijft de maatregelen voor Schuringsche Haven – Spui.

4.1. Maatregelen Nieuwendijk – Spui Aan de hand van de uitgangspunten in hoofdstuk drie zijn maatregelen bepaald. Belangrijk bij het bepalen van de afmetingen van de watergangen zijn de eisen aan stroomsnelheid en verhang. Het toekomstige verhang over het peilvak bedraagt 0,16 m, waar 0,20 m is toegestaan. De toekomstige stroomsnelheid is lager dan 0,3m/sec. Om te voldoen aan de uitgangspunten moeten watergangen vaak verbreed en/of verdiept worden. Om de breedte van watergangen te bepalen zijn berekeningen uitgevoerd. De berekeningen voor de toekomstige afmetingen van de watergang en kunstwerken zijn bijgevoegd in bijlage 2, berekeningen toekomstige afmetingen.

4.1.1. Maatregelen West Binnenhaven De maatregelen in de West Binnenhaven zijn van niet al te grote aard. De watergang zal iets verbreed moeten worden om 16m³/sec door te kunnen voeren. Door middel van een inlaatpunt wordt water uit het Haringvliet onder vrij verval ingelaten. Naast gemaal De Eendragt dient een nieuwe inlaat gerealiseerd te worden. Het maken van een inlaatpunt in deze primaire waterkering is echter aan strikte ontwerpeisen onderhevig. De eisen die het waterschap stelt zijn opgenomen in bijlage 3, eisen aan waterkering. De inlaat- en uitwateringsgeul heeft geen aanpassingen nodig. Aandachtspunt hierbij is dat rekening gehouden moet worden met de veerpont naar Tiengemeten. Door veranderende stromingen kan dit leiden tot hinder bij het afmeren.

De bodem van de watergangen wordt niet of nauwelijks verbreed. Wel wordt het totale natte oppervlak vergroot, omdat de oevers een flauw talud krijgen (1:4). De flauwe oevers vergroten tevens de natuurwaarden van het gebied.

De brug over de West Binnenhaven (Lange Eendrachtsweg) kan behouden blijven; er zal echter wel bodembescherming aangebracht moeten worden om erosie te voorkomen. In de tabel hieronder zijn alle maatregelen per onderdeel weergegeven.

Tabel 4.1: Huidige en toekomstige afmetingen watergang. De codes die beginnen met Wa geven de verschillende delen van de watergang aan en de andere codes de verschillende kunstwerken ( kaart uit 2009). Maatregel West Binnenhaven Code Wa1_A Wa2_A Wa3_A Huidige bodembreedte (m.) 19,45 18,75 18,05 Toekomstige bodembreedte (m.) 20 18,75 18,05 Huidige waterdiepte (m.) 2 2,25 2,2 Toekomstige waterdiepte (m.) 2,2 2,25 2,2 Huidig nat oppervlak (m²) 46,9 52,3 49,39 Toekomstig nat oppervlak (m²) 58,52 62,43 59 Huidig Taludhelling (1:x) 2 2 2 Toekomstig Taludhelling (1:x) 3 4 4 kunstwerken: GE1_A Inlaatpunt maken, gemaal behouden Br 1_A Brug kan behouden blijven Du1_A Blijft behouden

Ref: 1602844A00-R16-815 Datum: 28 oktober 2016 Pagina: 18 van 28

4.1.2. Maatregelen Piershilsche Gat tot Steegjesdijk Tot aan Steegjesdijk beperken de maatregelen zich voornamelijk tot het verbreden van watergangen. De bodembreedtes worden tot maximaal 2,4 m verbreed. Op een groot deel van het Piershilsche Gat moet de watergang in beperkte mate verdiept worden met circa 0,20 m. Door verbreding en verdieping wordt het doorstroomprofiel vergroot. Verder bevinden zich tot Steegjesdijk op één brug na geen kunstwerken. De brug ten zuiden van boerderij Veldhoeve kan behouden blijven. Om erosie tegen te gaan zal bodembekleding aangebracht moeten worden.

Tabel 4.2: Huidige en toekomstige afmetingen watergang. De codes die beginnen met Wa geven de verschillende delen van de watergang aan en de andere codes de verschillende kunstwerken (kaart uit 2009). Maatregel Piershilse Gat Code Wa 29 Wa 30 WA 31 Wa 32 Huidige bodembreedte (m.) 19 19,42 17,6 25 Toekomstige bodembreedte (m.) 20 20 20 25 Huidige waterdiepte (m.) 2 1,8 1,9 1,8 Toekomstige waterdiepte (m.) 2 2 2 2 Huidig nat oppervlak (m²) 50 47,2 44,27 61,2 Toekomstig nat oppervlak (m²) 56 56 56 66 Huidig Taludhelling (1:x) 3 4 3 4 Toekomstig Taludhelling (1:x) 4 4 4 4 kunstwerken: Br 12 Brug kan behouden blijven

4.1.3. Maatregelen Steegjesdijk-Bernisse De grootste knelpunten van tracé Nieuwendijk zijn te vinden na Steegjesdijk richting het Spui. Hier moet twee keer een peilverschil overbrugd worden. Peilverlaging is geen optie. De drooglegging in dit gebied is in de huidige situatie al behoorlijk groot en een nog grotere drooglegging niet gewenst.

Aanvankelijk was de intentie om de zoetwateraanvoer via het Piershilsche Gat en de dijksloot langs de Spuiweg/Molendijk onder het Spui naar de Bernisse te voeren. Dit zou betekenen dat er drie nieuwe gemalen nodig zijn: twee keer om het peilverschil te overbruggen en één keer om het water onder het Spui door te voeren. Het plaatsen van drie gemalen vormt een grote investering; daarom is uitgegaan van een gesloten leidingstelsel vanaf Steegjesdijk tot aan de overzijde van het Spui.

Gesloten leidingstelsel De lengte van het leidingstelsel bedraagt in totaal 2.100 meter; daarvan is over 1.500 meter het leidingstelsel ingegraven en over 600 meter is dit een gestuurde boring. Aan het begin van de beschermingszone van de waterkering langs het Spui moet de gestuurde boring al op een zodanige diepte zitten, dat de waterkering stabiel blijft. Doordat de leiding van staal gemaakt is (en dus beperkt buigzaam is) moet ruim voor de beschermingszone al geboord worden. Daarom is de lengte van de boring veel langer dan het Spui breed is. Uitgegaan wordt van een dubbel leidingsysteem voor voldoende capaciteit en back-up bij storingen en onderhoud.

Aan de Steegjesdijk zal een nieuw gemaal geplaatst worden die het water uit het Piershilsche Gat doorvoert naar de Bernisse. Op iedere leiding moet een booster geplaatst worden. Het water in de leidingen zal onder laminaire2 omstandigheden getransporteerd worden; hierdoor blijft het energieverlies in de leidingen beperkt.

2 Waterdeeltjes bewegen evenwijdig aan elkaar, er zijn geen wervelingen ( in geval van lage stroomsnelheden). Ref: 1602844A00-R16-815 Datum: 28 oktober 2016 Pagina: 19 van 28

Vanaf Steegjesdijk zal de leiding parallel aan het Piershilsche Gat lopen, na het bebouwde gebied van Piershil zal de leiding het Piershilsche Gat kruisen. In de Noordpolder van Piershil wordt de leiding onder het Spui geboord. Tussen de twee leidingen wordt een afstand van 5 m aangehouden in verband met onderhoud en veiligheid.

Figuur 4.1:Tracéleiding

Leidinggegevens: . Leidingdiameter: 2,00 m . Materiaal: gecementeerde stalen leiding . 1.500 m gegraven leiding . 600 m gestuurde boring . Aantal: 2

Het huidige inlaatsysteem van het Piershilsche Gat kan intact blijven. Er kan dus altijd water vanuit het Spui ingelaten worden, indien dit nodig is. Verder zullen ook maatregelen genomen moeten worden om het systeem visvriendelijk te houden.

4.2. Maatregelen tracé Schuringsche Haven De maatregelen voor Schuringsche Haven worden beknopter uitgewerkt. Door de vele knelpunten op dit tracé is de haalbaarheid aanzienlijk kleiner dan tracé Nieuwendijk. Zo bevinden zich op dit tracé een tiental te kleine duikers, waaronder een duikerverbinding onder de rijksweg A29. Daarnaast moeten verschillende peilverschillen opgeheven worden. De Scheidweg vormt bovendien de harde bemalingsgrens tussen de gebieden Eendragt en Cromstrijen.

Hierna worden de maatregelen in tabelvorm per watergang weergegeven.

Ref: 1602844A00-R16-815 Datum: 28 oktober 2016 Pagina: 20 van 28

Tabel 4.3: Maatregelen Oude Diep

Maatregel Oude Diep

Object Maatregel WatergangenAlle watergangen in dit gebied hebben een te klein profiel, daarom is verbreding noodzakelijk. Bruggen Br3,4 en 5 voldoen niet, aanpassingen zijn nodig. Duikers Du3 en 4 voldoen niet, vergroting noodzakelijk. Stuw Peilverschil overbruggen door het plaatsen van een gemaal, of aanpassen van het waterpeil.

Tabel 4.4: Maatregelen Oude Diep/Borrekeen

Maatregel Oude Diep/Borrekeen

Object Maatregel Watergangen Met uitzondering van watergang 11, hebben watergangen een te smal profiel, verbreding is nodig. Duikers Duikers in het gebied zijn te smal, verbreding is nodig. Stuw Stuw 2, peilverschil van een halve meter overbruggen, plaatsen van een gemaal is nodig. Ref: 1602844A00-R16-815 Datum: 28 oktober 2016 Pagina: 21 van 28

5. KOSTENRAMING Traject Nieuwendijk – Spui Voor de inlaat van 16 m3/sec vanuit het Haringvliet dient een aantal ingrepen in het watersysteem van het bemalingsgebied de Eendragt plaats te vinden. Deze uitwerking van de kosten richt zich zuiver op de maatregelen in het tracé Nieuwendijk – Spui. Omdat het watersysteem in feite wordt omgekeerd naar het noorden (in plaats van afvoer naar het zuiden), kunnen in het bemalingsgebied neveneffecten optreden die de waterhuishouding in het landbouwgebied nadelig beïnvloeden. Hier is geen onderzoek naar gedaan en evenmin meegenomen in de kosten.

De kostenraming heeft uitsluitend betrekking op de inrichtingsmaatregelen die nodig zijn voor een vlot transport van zoetwateraanvoer via het bestaande systeem in de richting van het Spui. Onderscheid wordt gemaakt in enerzijds het treffen van een aantal technische maatregelen/installaties en anderzijds het optimaliseren van de waterdoorvoer door bestaande watergangen. Deze raming betreft een globale kostenindicatie.

Voor een vergroting van de waterdoorvoer dienen stroken grond te worden aangekocht en ingericht. Om de kosten van deze maatregelen te bepalen zijn eenheidsprijzen gehanteerd. Het verwerven van grond is bepaald op € 25,- per m2. Dit zijn alle kosten van voorgesprekken, contractvorming, aankoop, kadaster en notariële kosten. De herinrichting van de aankoop bestaat voor het merendeel uit milieu- onderzoek, grondontgraving, afvoer, nieuwe rasters en is bepaald op € 35,- per vast m3.

Ter plaatse van een tweetal bruggen dienen erosiebestendige maatregelen te worden genomen in de vorm van blokkenmatten op een gebaggerde waterbodem en oeverbescherming.

De meest kostbare investeringen voor een goede wateraanvoervoorziening zitten in een waterinlaat bij gemaal Eendragt en een combinatie van gemaal + persleidingen + zinker + uitstroomvoorziening bij Piershil/Spui. De waterinlaat (berekeningen komen uit op een inlaatkoker van 2*3 meter bij een verval van 2 meter) in de primaire waterkering vereist een aantal duurzame veiligheidsmaatregelen met onder meer een dubbele afsluiter, geautomatiseerde signaleringen, computer- en handgestuurde bedieningen en telemetrie. De in- en uitstroomopeningen dienen van een oever- en bodembescherming te zijn voorzien.

Nabij Piershil wordt de voorkeur gegeven aan een pompstation met leidingen onder land en onder het Spui door (gestuurde boringen). Het systeem wordt dubbel uitgelegd in verband met back-up bij storingen en onderhoud. Daartoe wordt in de hoek Hogendijk – Molendijk een locatie ingericht voor een pompstation bestaande uit een maalkom, een gebouw met twee pompen en leidingenwerk. Bij de instroom van het gemaal zijn voorzieningen aangebracht die drijfvuil en vis moeten weren. Achter het gemaal ligt een ingegraven dubbele leiding (gecementeerde stalen buizen) met een diameter van elk 2 m). De twee buizen sluiten ruim buiten de beschermingszone van de primaire waterkering aan op twee leidingen die met gestuurde boringen zijn aangebracht. Deze voorziening van circa 1.500 m ingegraven leiding en 600 m geboorde leiding mondt uit aan de noordzijde van de Schuddebeursdijk in een uitstroomvoorziening met verbinding naar de Bernisse. Het gemaal met twee pompen voert het water door de leiding van NAP -2,0 m naar NAP +0,0 m.

Ref: 1602844A00-R16-815 Datum: 28 oktober 2016 Pagina: 22 van 28

In navolgende tabel zijn de investeringen samengevat. De totale kosten worden berekend op ruim 82 miljoen euro.

Tabel 5.1: Investeringen Maatregel Investeringskosten Inlaat bij gemaal Eendracht € 350.000,- Optimalisatie van bestaande watergangen € 1.800.000,- Gemaal en leidingwerk met voorzieningen € 80.000.000,- tot aan de Bernisse

Investeringen voor optimalisatie van bestaande watergangen bestaan uit het verwerven van grond en de inrichting van het gebied. Het verwerven van grond wordt beraamd op € 600.000,-. De kosten voor de inrichting bedragen € 1.200.000,-.

Het gemaal en de leidingen zijn kostenbepalend voor de totale investering van de zoetwater- voorziening naar de Bernisse. De kosten voor het gemaal en leidingwerk zijn gebaseerd op referentieprojecten. Voor het te stichten gemaal, is gemaal Vlotwatering als referentie genomen. De kosten van dit gemaal (met een capaciteit van 18 m³/sec) bedragen 15,5 miljoen euro. Dit komt neer op eenheidsprijs van 860.000 euro per m³/sec. Voor het te stichten gemaal komen de kosten dan uit op 14 miljoen euro. De investeringskosten voor het leidingwerk zijn bepaald op basis van de kosten van de WRK leiding (drinkwater) bij Breukelen. De eenheidsprijs voor deze leiding is per kilometer 1,93 miljoen euro per m³/sec. Voor het leidingtracé Piershil naar Bernisse betekent dat de investeringskosten voor het leidingwerk in totaal 66 miljoen euro bedragen. De totale kosten van gemaal en leidingwerk komen dan uit op circa 80 miljoen euro. Naast deze investering gelden jaarlijkse kosten van beheer- en onderhoud. Deze zijn bij benadering 1,5 miljoen euro per jaar + circa 1,1 miljoen euro aan energiekosten.

In het gebied waar thans een gemaal en leidingstelsel wordt voorgesteld, is al enige tijd sprake van gedachtenvorming rondom een gebiedsimpuls. Het zogenaamde Plan Swaneblake voorziet in een open vaarverbinding tussen het Spui en de poldergebieden ten noorden van Piershil, alsmede in de realisatie van een 80-150 ha groot waterrijk en recreatief gebied met verblijfseenheden en zorg- complexen. Een beschouwing van de plannen leert dat een zoetwateraanvoer naar de noordkant van het Spui geen directe synergie heeft met het Plan Swaneblake.

Recreatieve voorziening De geoptimaliseerde zoetwateraanvoer biedt mogelijkheden voor een natuurlijker inrichting van de watergangen. Dit vergt echter wel meer ruimtebeslag. Dat extra ruimtebeslag is in deze verkenning niet beschouwd.

Op verzoek van HWL is nog wel gerekend aan de kosten van de aankoop en inrichting van een recreatief natuurgebiedje in de oksel van de West Binnenhaven en het Piershilsche Gat. Het betreft hier een graslandperceel dat tot voor kort bestond uit productiebos. Het gebied is bruto circa 10 ha groot. HWL geeft dit gebied het liefst een natuurlijke inrichting met veel water en extensieve recreatie. De wateraanvoer gaat dwars door dit gebied heen en zorgt voor een constante goede waterkwaliteit. Enkele kenmerken van dit gebied zijn: 50% water; 40% beplanting en 10% recreatie. Onder recreatieve voorzieningen wordt verstaan: parkeergelegenheid, meubilair, paden en grasveld/strandje. Voor aankoop en transformatie van het gebied naar waterrijke natuur bedragen de eenmalige kosten circa 3,2 miljoen euro. Deze kosten zijn berekend aan de hand van de eerder genoemde kentallen van grondaankoop en ontgraving. Indien de gemeente Korendijk realisator is van dit project, is dit vrij van btw-afdrachten. Onderhoudskosten voor een dergelijk natuur- en recreatiegebied worden geraamd op € 60.000,- per jaar. Ref: 1602844A00-R16-815 Datum: 28 oktober 2016 Pagina: 23 van 28

6. ZOETWATERZEKERHEID WATERINLAAT NIEUWENDIJK Dit hoofdstuk gaat nader in op de zoet-zout ontwikkelingen in het Haringvliet voor de komende decennia en daarmee de leveringszekerheid van zoet water via Nieuwendijk naar de Bernisse.

6.1. Huidige situatie In de huidige situatie worden de Haringvlietsluizen bediend volgens het lozingsprogramma Haringvlietsluizen (LPH’84). Dit programma zorgt ervoor dat overtollig rivierwater tijdens eb gespuid wordt; bij opkomende vloed sluiten de sluizen weer.

6.1.1. Haringvlietsluizen operationeel programma Vanaf 2018 zal het huidige bedieningsprogramma worden vervangen door het Haringvlietsluizen Operationeel Programma (HOP). In het HOP zullen de sluizen niet alleen bij laagwater (zee) geopend zijn, maar ook bij hoogwater. Het programma gaat uit van de waterstanden bij Lobith. Bij waterstanden met een debiet groter dan 1.200 m³/sec gaan de sluizen bij laagwater open; bij afvoer groter dan 1.500 m³/sec gaan de sluizen ook bij vloed open. De sluisopening groeit naar mate de rivierafvoer toeneemt.

In figuur 6.1 zijn de sluisopeningen van verschillende bedieningsprogramma’s weergegeven. Het huidige programma is weergegeven als LPH 84 (blauw); HOP is weergegeven als kier (rood) en het Milieu Effect Rapportage (MER) programma (in blauw gestippeld). Het MER programma zou aanvankelijk het bedieningsprogramma voor de sluizen zijn.

Figuur 6.1: Huidig en toekomstig bedieningsprogramma Haringvlietsluizen (Projectorganisatie Realisatie de Kier , 2004).

Ref: 1602844A00-R16-815 Datum: 28 oktober 2016 Pagina: 24 van 28

6.2. Effecten HOP op de waterinlaat Nieuwendijk

6.2.1. Zoetspoelen Het sturingsprogramma HOP streeft ernaar dat een zouttong niet voorbij de lijn Spui – Middelharnis komt. Bij voldoende rivierafvoer zal deze lijn dan ook niet landinwaarts verschuiven. Indien de rivierafvoer afneemt, neemt de kans op verzilting toe en het brakke water breidt zich richting het oosten uit. Om deze verzilting tegen te gaan wordt het Haringvliet “zoetgespoeld” door extra water te spuien. Het zoetspoelen zal inwerking treden als de rivierafvoer gedurende één tot enkele weken lager is dan 1.500 m³/sec. Modellen hebben uitgewezen dat bij deze manier van spuien het zout niet verder komt dan de lijn Spui – Middelharnis. De afvoerdata van 1901 tot 2000 zijn bestudeerd en uit deze studie blijkt dat zoetspoelen gemiddeld 2 keer per jaar nodig is (Projectorganisatie Realisatie de Kier , 2004).

6.2.2. Monitoring HOP HOP treedt niet in één keer in werking. Er wordt gestart met een zout indringingslijn tot de lijn Hellevoetsluis – Zuiderdiep. Door middel van monitoring worden de resultaten vergeleken met de modelstudie. Wanneer de monitoringsresultaten overeenkomen met de modelstudie, kan het HOP van start gaan en wordt de grens Spui – Middelharnis aangehouden. Ook na het starten van het HOP wordt er uitgebreid gemonitord. Wanneer de monitoringsresultaten niet overeenkomen met de modelstudie, worden de sluisopeningen naar beneden of naar boven bijgesteld. Het waterinlaatpunt bij Nieuwendijk ligt circa 8 kilometer oostwaarts van de lijn Spui – Middelharnis. Er kan dus aangenomen worden dat er altijd water ingelaten kan worden. Het HOP heeft dus geen negatieve effecten op de waterinlaat bij Nieuwendijk.

6.2.3. Achterwaartse verzilting Achterwaartse verzilting treedt op bij een lage rivierafvoer en hoge waterstanden op zee (zie ook paragraaf huidige situatie). Het zoute water dringt dan via de Nieuwe Waterweg en het Spui naar het Haringvliet. Meestal zijn dit kleine hoeveelheden zeewater en heeft het weinig effect op het zoete water in het Haringvliet. Deze achterwaartse verzilting komt in de huidige situatie ook voor en heeft dus niets te maken met het Kierbesluit.

Rijkswaterstaat (RWS-WVL en RWS WNZ) heeft vier vormen van verzilting uitgebreid beschreven. In Tabel 6.1 zijn deze vier vormen van verzilting weergegeven. Tevens is de situatie onder gemiddelde omstandigheden vermeld. In de tabel is een inschatting gemaakt van de frequentie en hoe lang de verzilting plaatsvindt. De vier vormen worden hieronder toegelicht.

0: Verziltingstype 0 vindt plaats onder normaal getij (geen windopzet) dat samengaat met een lage rivierafvoer. In het noordelijk deel van het Rijn-Maasmondgebied dringt de zouttong verder stroomopwaarts. Voor het Spui en het Haringvliet heeft dit type verzilting geen effect.

1: Verziltingstype 1 is een voorbeeld van achterwaartse verzilting. Dit verziltingstype treedt op bij lage tot normale rivierafvoer in combinatie met hoogwater op zee. De zouttong dringt dan verder landinwaarts en bereikt ook de monding van het Spui in het Haringvliet. Dit type verzilting vindt eens in de 5 jaar plaats, maar heeft geen direct effect op de toekomstige waterinlaat Nieuwendijk.

2: Type 2 vindt plaats als er sprake is van extreme achterwaartse verzilting. Dit type verzilting is een na-ijleffect van type één. Bij een lage rivierafvoer blijft het zoute water in het Haringvliet achter en wordt maar langzaam weggespoeld. Het zoutgehalte in het Haringvliet zal in deze situatie tussen 150 en 250 mg/l bedragen. Mogelijk heeft dit effect op de toekomstige waterinlaat Nieuwendijk. In de tabel is te zien dat de zouttong tot halverwege Tiengemeten reikt, daar waar ook het inlaatpunt Nieuwendijk zit. Doordat het Haringvliet hier vrij diep is (ca. 15 m) en het zout zich laag over de bodem zal verplaatsen, is het de vraag of dit direct effect heeft op het waterinlaatpunt Nieuwendijk. Ref: 1602844A00-R16-815 Datum: 28 oktober 2016 Pagina: 25 van 28

Het maximale chloridegehalte bij inlaatsluis de Bernisse bedraagt 150 mg/l, in de toekomst wordt dit mogelijk verhoogd naar 200 mg/l. Het maximum chloridegehalte in het Haringvliet zal in deze situatie mogelijk overschreden worden.

3. Verziltingstype 3 vindt plaats bij een extreem lage rivierafvoer die langdurig aanhoudt. Doordat er weinig doorspoeling is van zoetwater, reikt de zouttong steeds verder oostwaarts. Het zoutgehalte in deze situatie is overigens gering (150-200mg/l) en zal daarom geen direct effect hebben op het toekomstig waterinlaatpunt bij Nieuwendijk .

Tabel 6.1: Verziltingstypes in het Rijn-Maasmond gebied. (Herman Haas, 2014)

6.2.4. Conclusie Door middel van monitoring worden de modellen van de kiervariant bewaakt. Blijkt dat de zouttong verder dan de grens Spui-Middelharnis reikt; dan zal de opening van de Haringvlietsluizen aangepast worden. Komt de zouttong veel minder ver dan gemodelleerd, dan zal de opening ook aangepast worden. Waterinlaat Nieuwendijk ligt ongeveer 8 kilometer oostwaarts van het Spui. Waterinlaat zal derhalve altijd mogelijk zijn.

Achterwaartse verzilting kan echter wel problemen geven voor waterinlaat bij Nieuwendijk. Dit ontstaat bij een lage rivierafvoer en (langdurig) hoogwater op zee. Verzilting treedt dan op via de Nieuwe Waterweg, en Spui en vervolgens in het Haringvliet. Eens in de 5 tot 10 jaar wordt het chloride (150 mg/l) gehalte mogelijk overschreden. Dit heeft tot gevolg dat de waterinlaat dan gesloten moet worden.

Ref: 1602844A00-R16-815 Datum: 28 oktober 2016 Pagina: 26 van 28

7. CONCLUSIE EN BESCHOUWINGEN

7.1. Conclusies Op de langere termijn - en dan moet worden gedacht aan de periode ruim na 2050 - moet rekening worden gehouden met een toename van het verziltingsrisico van de huidige watervoorziening naar de havenregio . Met name de toenemende chloridegehaltes in het Spui baren daartoe zorgen. Hiermee komt een duurzame zoetwateraanvoer via de Bernisse naar het Brielse Meer in gevaar. Een wateraanvoer vanuit een oostelijker gelegen plek aan het Haringvliet biedt een duurzame oplossing. Er kan gebruik worden gemaakt van bestaande waterinfrastructuur. Een zoetwateraanvoer vanaf Schuringsche Haven via bestaande watergangen naar de Bernisse vergt veel aanpassingen aan het watersysteem. Door de vele aanpassingen wordt een wateraanvoer via dit tracé erg kostbaar. Een zoetwateraanvoer vanaf Nieuwendijk biedt echter wel mogelijkheden voor een structurele zoetwateraanvoer naar de Bernisse. Een nieuw waterinlaatpunt bij gemaal de Eendragt zorgt voor voldoende zoetwater naar de West-Binnenhaven en het Piershilsche Gat. De West- Binnenhaven en het Piershilsche Gat hebben slechts kleine aanpassingen nodig (verdiepen en verbreden) om voldoende zoet water te kunnen transporteren.

Om het Piershilsche Gat te verbinden met de Bernisse is een doorvoer onder het Spui nodig. De doorvoer onder het Spui naar de Bernisse bestaat uit een gemaal en gesloten leidingen; dit vergt zeer grote investeringen. Indien hiermee de zoetwatervoorziening gedurende lange tijd is veiliggesteld, bedragen de kosten van de aanvoer van Haringvlietwater naar de Bernisse minder dan 1,5 eurocent per m3.

7.2. Beschouwingen Een 24/7 zoetwateraanvoervoorziening door het westelijke deel van de Hoeksche Waard kan uitsluitend functioneren indien gemaal Eendragt wordt uitgezet. In feite neemt het gemaal met de persleidingen bij Piershil de bemaling over, waarbij ook polderwater zich voegt bij het inlaatwater vanuit het Haringvliet. Het gemaal Eendragt bezit een afvoercapaciteit van 2 * 350 m3/minuut. Deze capaciteit is gebaseerd op een afvoer uit de gezamenlijke polders van 1,5 liter/sec/ha (bemalingsgebied totaal circa 6.070 ha). Dit impliceert dat tot circa de helft van het te transporteren volume water bestaat uit polderwater. Het polderwater bezit een slechtere kwaliteit dan het Haringvlietwater. Rekening moet worden gehouden met hogere nutriëntengehalten N en P alsmede chloride. In de zomermaanden vindt op diverse locaties waterinlaat plaats ten behoeve van het doorspoelen van brak/zout kwelwater. Bij een toekomstige uitwerking van de zoetwateraanvoer dienen de aspecten van peilbeheersing en doorspoelen nader te worden bestudeerd en maatregelen worden uitgewerkt.

Bij gemaal Eendragt is een waterinlaat vanuit het Haringvliet aanwezig. Een nieuwe waterinlaat van 16 m3/sec zal meer vissen aanvoeren naar het bemalingsgebied Eendragt. Deze vissen accumuleren in het bemalingsgebied, omdat ze worden tegengehouden bij het nieuw te stichten gemaal bij Piershil. Om te voorkomen dat een overdaad aan vis het poldersysteem bereikt, dienen bij de inlaat viswerende maatregelen te worden getroffen. Deze maatregelen dienen nader te worden uitgewerkt en afgestemd met vismigratieplannen die o.a. door het waterschap worden gemaakt.

In West-Nederland worden diverse plannen uitgewerkt om de zoetwatervoorziening naar de Randstad veilig te stellen. Een nieuwe aanvoer naar Midden-Randstad wordt thans verder uitgewerkt via een wateraanvoer vanuit de via Oude Rijn en gekanaliseerde Hollandsche IJssel. Dit alternatief wordt de Permanente Oostelijke Aanvoer (POA) genoemd. Het idee achter dit alternatief is om wateraanvoer via de Gekanaliseerde Hollandsche IJssel en de Leidsche Rijn permanent te maken. Hierdoor wordt de zekerheid van voldoende zoetwateraanvoer voor West-Nederland vergroot. Door deze oostelijke aanvoer komt er meer Rijn en Maaswater beschikbaar voor het Haringvliet. Dat zorgt ervoor dat de Haringvlietsluizen vaker open kunnen met grotere sluisopeningen. Hierdoor zal de deltanatuur zich Ref: 1602844A00-R16-815 Datum: 28 oktober 2016 Pagina: 27 van 28

beter ontwikkelen. Trekvissen zoals zalm en steur zullen makkelijker naar paai-, rust- en voedingsplaatsen migreren. Dit alles geeft het Haringvliet een ruime impuls voor de natuur en recreatiemogelijkheden.

Voorliggend verkennend onderzoek is op initiatief en in samenwerking met HWL tot stand gekomen. In de periode van circa twee maanden is geen afstemming geweest met gemeente Korendijk en evenmin met het waterschap De Hollandse Delta. Een nadere uitwerking van plannen zal echter zondermeer met medewerking van genoemde primaire stakeholders plaats moeten vinden. Naast de technische en ruimtelijke input van deze stakeholders dient draagvlak bij burgers te worden gecreëerd voor succesvolle vervolgprocessen. Ref: 1602844A00-R16-815 Datum: 28 oktober 2016 Pagina: 28 van 28

8. BIBLIOGRAFIE . Herman Haas, S. d. (2014). Toetsing robuustheid Brielse meer voor zoetwatervoorziening. Deltares.

. Projectorganisatie Realisatie de Kier . (2004). Haringvlietsluizen op een Kier effecten op natuur en gebruiksfunctie.

. Rijkswaterstaat. (2004). Huidige situatie en autonome ontwikkeling Rijn-Maasmonding. Rijkswaterstaat.

. WSHD. (2014). Ontwerp peilbesluit. Ridderkerk: Waterschap Hollandse Delta.

. WSHD. (2015). Gebiedsanalyse De Eendragt. Ridderkerk: Waterschap Hollandse Delta.

. WSHD. (2015). Peilbesluit Cromstrijen-Oost. Ridderkerk: Waterschap Hollandse Delta.

BIJLAGE

1 Overzichtstekening

BIJLAGE

2 Berekeningen toekomstige afmetingen

BIJLAGE

3 Eisen aan waterkering