ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK

BUSSEREINDSEWEG 10

TE BEESEL

GEMEENTE BEESEL

Archeologisch bureauonderzoek

Bussereindseweg 10 te Beesel

in de gemeente Beesel

Opdrachtgever R. Rovers Postbus 82

6100 AB Echt

Project BEE.ROV.ARC

Rapportnummer 11090731

Status conceptrapportage

Datum 28 november 2011

Vestiging Swalmen

Auteur(s) Ing. G.J. Boots BA (Archeoloog) en drs. M. Stiekema (Senior Prospector)

Paraaf

Autorisatie Drs. A.H. Schutte (Senior KNA-Archeoloog)

Paraaf

© Econsultancy bv, Swalmen Foto’s en tekeningen: Econsultancy bv, tenzij anders vermeld

Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, foto- kopie of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgevers. Econsultancy bv aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit de toepassing van de adviezen of het gebruik van de resultaten van dit onderzoek.

ISSN: 2210-8777 (Analoog rapport) ISSN: 2210-8785 (Digitaal rapport E-depot)

Econsultancy Archeologisch Rapport

Administratieve gegevens plangebied

Projectcode en nummer 11090731 BEE.ROV.ARC

Toponiem Bussereindseweg 10

Opdrachtgever R. Rovers

Gemeente Beesel

Plaats Beesel

Provincie

Kadastrale gegevens Gemeente Beesel, sectie O, nummer 173.

Omvang plangebied 1860 m2

Kaartblad 58E (1:25.000) coördinaten centrum plangebied X: 201.109 / Y: 364.297

Bevoegde overheid Gemeente Beesel Tel.: 077-4749292 Raadhuisplein 1 Email: [email protected] 5953AL Website: www.beesel.nl Contactpersoon : dhr. F. Tegels

Deskundige namens de bevoegde overheid

ARCHIS2 Bureauonderzoek Onderzoeksmeldingsnummer (OM-nr.) 49494 Vondstmeldingsnummer n.v.t. Onderzoeksnummer

Archeoregio NOaA Limburgs zandgebied

Beheer en plaats documentatie Econsultancy, Swalmen/ Provinciaal Archeologisch Depot Limburg

Uitvoerders Econsultancy, drs. M. Stiekema en ing. G.J. Boots BA

Kwaliteitszorg Econsultancy beschikt over een eigen opgravingsvergunning, afgegeven door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). De opgravingsvergunning geeft opdrachtgevers de zekerheid dat het uitvoerend bureau werkt conform de eisen die de RCE stelt op het gebied van competenties en integriteit van medewerkers en het toepassen van vigerende normen en onderzoeksprotocollen.

Betrouwbaarheid Dit onderzoek is op zorgvuldige wijze uitgevoerd, conform de toepasselijke en van kracht zijnde regelgeving. Een booron- derzoek wordt in het algemeen uitgevoerd door het steekproefsgewijs onderzoeken van de bodem, waardoor het, op basis van de resultaten van een booronderzoek, onmogelijk is garanties af te geven ten aanzien van de aan- of afwezigheid van archeologische waarden. In dit kader dient ook opgemerkt te worden dat geraadpleegde bronnen niet altijd zonder fouten en volledig zijn. Daar Econsultancy voor het verkrijgen van historische informatie afhankelijk is van deze bronnen, kan Econsul- tancy niet instaan voor de juistheid en volledigheid van deze informatie.

Econsultancy Archeologisch Rapport

SAMENVATTING

Econsultancy heeft in opdracht van R. Rovers op 21 en 22 november 2011 een archeologisch bu- reauonderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is uitgevoerd in verband met de sloop van de oude be- bouwing en de bouw van een nieuwe woning. Het plangebied is gelegen aan de Bussereindseweg 10 te Beesel in de gemeente Beesel. Het archeologisch onderzoek wordt noodzakelijk geacht om te be- palen of er een gerede kans is dat archeologische waarden aanwezig (kunnen) zijn in de ondergrond, die door de voorgenomen bodemingrepen kunnen worden aangetast/verloren kunnen gaan. Daarom is het binnen het kader van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg uit 2007 (WAMZ), voort- vloeiend uit het Verdrag van Malta uit 1992, verplicht voorafgaand archeologisch onderzoek uit te voeren (zie bijlage 3).

Doel van het bureauonderzoek is het verwerven van informatie, aan de hand van bestaande bronnen, over bekende en verwachte archeologische waarden, om daarmee een gespecificeerde archeologi- sche verwachting voor het plangebied op te stellen.

Met de resultaten van het archeologisch onderzoek kan worden vastgesteld of binnen het plangebied archeologische waarden aanwezig (kunnen) zijn en of vervolgonderzoek en/of planaanpassing nood- zakelijk is.

Gespecificeerde archeologische verwachting De archeologische verwachting voor het plangebied voor Laat-Paleolithicum en het Mesolithicum is hoog. Voor het Neolithicum tot en met de Romeinse tijd is de archeologische verwachting middel- hoog. De archeologische verwachting voor de Middeleeuwen en de Nieuwe tijd is hoog.

Conclusie Het plangebied ligt aan de noordoost zijde op de flank van een relatief hoog gelegen terras en aan de zuidwest zijde in een beekdal. Kampementen van jagers-verzamelaars worden vaak op dergelijke flanken en in het beekdal gevonden, omdat dit een aantrekkelijk leefgebied vormt. De kans op ar- cheologische resten van jagers-verzamelaars uit het Paleolithicum of het Mesolithicum in het plange- bied is hoog. Het Maasterras is een goede leefomgeving voor landbouwers. Al vanaf het Neolithicum is dit terras bewoond met boeren, maar omdat het plangebied op de rand van een Maasterras ligt, is de kans op archeologische resten van nederzettingen van landbouwers niet hoog. In het omringende gebied van het plangebied is er een overvloed aan aanwijzingen voor een rijke bewoningsgeschiede- nis, waardoor de kans op een afvaldepot vanaf het Neolithicum tot en met de Romeinse tijd zoals hiervoor beschreven middelhoog is. De kans op archeologische resten uit de Late-Middeleeuwen en de Nieuwe tijd is hoog. Dit komt door de aangetroffen resten van de noordwestelijk aangelegen kas- teelboerderij met bijbehorende schuren. Het is mogelijk dat er zich buiten dit AMK-terrein nog resten bevinden die met deze boerderij in verband staan.

Selectieadvies Econsultancy adviseert om de graafwerkzaamheden ten behoeve van de nieuwbouw archeologisch te laten begeleiden (protocol opgraven (AB)). De rest van het plangebied zou een dubbelbestemming moeten krijgen waarbij bescherming in de planregels dient opgenomen te worden voor wat betreft bodemverstoringen dieper dan 40 cm.

Bovenstaand advies vormt een selectieadvies. De resultaten van dit onderzoek zullen eerst moeten worden beoordeeld door het bevoegd gezag (gemeente Beesel), die vervolgens een selectiebesluit neemt.

11090731 BEE.ROV.ARC

INHOUDSOPGAVE

1 INLEIDING ...... 1 2 DOELSTELLING EN ONDERZOEKSVRAGEN ...... 1 3 BUREAUONDERZOEK ...... 1 3.1 Methoden ...... 1 3.2 Afbakening van het plangebied ...... 2 3.3 Huidige situatie ...... 2 3.4 Toekomstige situatie ...... 3 3.5 Beschrijving van het historische gebruik ...... 3 3.6 Aardwetenschappelijke gegevens ...... 5 3.7 Archeologische waarden ...... 8 3.8 Aanvullende informatie ...... 18 3.9 Korte bewoningsgeschiedenis van het Beesel en Hof T `gen Raede ...... 18 3.10 Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel ...... 22 3.11 Beantwoording onderzoeksvragen bureauonderzoek ...... 24 4 CONCLUSIE EN SELECTIEADVIES ...... 25 4.1 Conclusie ...... 25 4.2 Selectieadvies ...... 25 LITERATUUR ...... 26 BRONNEN ...... 27

11090731 BEE.ROV.ARC

LIJST VAN TABELLEN

Tabel I. Geraadpleegd historisch kaartmateriaal Tabel II. Aardwetenschappelijke gegevens plangebied Tabel III. Grondwatertrappenindeling Tabel IV. Overzicht AMK-terreinen Tabel V. Overzicht onderzoeksmeldingen Tabel VI. Overzicht ARCHIS-waarnemingen Tabel VII. Gespecificeerde archeologische verwachting

LIJST VAN AFBEELDINGEN

Figuur 1. Situering van het plangebied binnen Nederland Figuur 2. Detailkaart van het plangebied Figuur 3. Luchtfoto van het plangebied Figuur 4. Situering van het plangebied binnen de historische kaarten Figuur 5. Situering van het plangebied binnen de Geomorfologische kaart Figuur 6. Situering van het plangebied binnen het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) Figuur 7. Situering van het plangebied binnen de Bodemkaart Figuur 8. Archeologische Gegevenskaart van het onderzoeksgebied

BIJLAGEN

Bijlage 1 Overzicht geologische en archeologische tijdvakken Bijlage 2 Bewoningsgeschiedenis van Nederland Bijlage 3 AMZ-cyclus

11090731 BEE.ROV.ARC

1 INLEIDING

Econsultancy heeft in opdracht van R. Rovers een archeologisch onderzoek uitgevoerd voor het plangebied gelegen aan de Bussereindseweg 10 te Beesel in de gemeente Beesel (zie figuur 1 en figuur 2). In het plangebied zal de bestaande bebouwing gesloopt worden en een nieuwe woning worden gebouwd circa 20 meter van de rooilijn. Het archeologisch onderzoek is noodzakelijk om te bepalen wat de verwachtingswaarde is voor de aanwezigheid van archeologische waarden binnen het plangebied en of deze door de voorgenomen bodemingrepen kunnen worden aangetast. Daarom is het binnen het kader van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg uit 2007 (WAMZ), voort- vloeiend uit het Verdrag van Malta uit 1992, verplicht voorafgaand archeologisch onderzoek uit te voeren (zie bijlage 3).

Het archeologisch onderzoek bestaat uit een bureauonderzoek (hoofdstuk 3). Uitgaande van de in het bureauonderzoek opgestelde gespecificeerde archeologische verwachting wordt een advies gegeven of vervolgstappen nodig zijn en zo ja, in welke vorm (hoofdstuk 4). Dit advies dient te worden getoetst door het bevoegd gezag, de gemeente Beesel, waarna een besluit zal worden genomen of het plan- gebied kan worden vrijgegeven of dat vervolgstappen nodig zijn.

2 DOELSTELLING EN ONDERZOEKSVRAGEN

Het bureauonderzoek heeft tot doel om een gespecificeerde archeologische verwachting van het plangebied op te stellen. De archeologische verwachting is gebaseerd op bronnen over bekende of verwachte archeologische waarden in en om het plangebied.

Voor het bureauonderzoek zijn de volgende onderzoeksvragen opgesteld:

 Wat is er bekend over bodemverstorende ingrepen binnen het plangebied uit het verleden? Is er bijvoorbeeld informatie bekend over vroegere ontgrondingen, bodemsaneringen, egalisa- ties, diepploegen of landinrichting?  Ligt het plangebied binnen een landschappelijke eenheid die vanuit archeologisch oogpunt een specifieke aandachtslocatie kan betreffen (zoals een relatief hoge dekzandkop of -rug, nabij een veengebied of een beekdal)?  Wat is de gespecificeerde archeologische verwachting van het plangebied?

Het bureauonderzoek is uitgevoerd op 21 en 22 november 2011 door drs. M. Stiekema (senior prospector) en ing. G.J. Boots BA (archeoloog). Het rapport is gecontroleerd door drs. A.H. Schutte (senior KNA-archeoloog/kwaliteitscontroleur).

3 BUREAUONDERZOEK

3.1 Methoden

Het archeologisch onderzoek is uitgevoerd conform de eisen en normen zoals aangegeven in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA, versie 3.2, maart 2010), die is vastgesteld door het Centraal College van Deskundigen (CCvD) Archeologie en is ondergebracht bij het SIKB te Gouda.

Voor de uitvoering van het bureauonderzoek gelden de specificaties LS01, LS02, LS03, LS04 en LS05. De resultaten van dit onderzoek worden in dit rapport weergegeven conform specificatie LS06. 1

1 Beschikbaar via www.sikb.nl.

11090731 BEE.ROV.ARC Pagina 1 van 27

Binnen dit onderzoek zijn de volgende werkzaamheden verricht:

 afbakening van het plangebied en vaststellen van de consequenties van het mogelijk toe- komstige gebruik (LS01);  beschrijving van de huidige en toekomstige situatie (LS02);  beschrijving van de historische situatie en mogelijke verstoringen (LS03);  beschrijving van bekende archeologische en historische waarden en aardwetenschappelijke gegevens (LS04);  opstellen van een gespecificeerde verwachting (LS05).

Bij het uitvoeren van deze werkzaamheden zijn de volgende bronnen geraadpleegd:

 het Archeologische Informatie Systeem (ARCHIS);  de Archeologische Monumenten Kaart (AMK);  de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW);  geologische kaarten, geomorfologische kaarten en bodemkaarten;  de centrale toegangspoort tot Data en Informatie van de Nederlandse Ondergrond (DINOLo- ket);  literatuur en historisch kaartmateriaal;  de Kennisinfrastructuur Cultuurhistorie (KICH);  bouwhistorische gegevens;  de recente topografische kaart (schaal 1:25.000);  recente luchtfoto’s;  het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN);  de archeologische verwachtingskaarten van de gemeente Beesel;  plaatselijke (amateur-)archeoloog c.q. heemkundevereniging;

3.2 Afbakening van het plangebied

Er dient een onderscheid gemaakt te worden tussen het onderzoeksgebied en het plangebied. Het plangebied is het gebied waarbinnen feitelijk de bodemverstorende ingreep gaat plaatsvinden. Het onderzoeksgebied is het gebied waarover informatie is verzameld om een goed beeld te krijgen van de archeologische waarden binnen het plangebied. Dit gebied is groter dan het plangebied. In het huidige onderzoek betreft het onderzoeksgebied het gebied binnen een straal van circa 1 km rondom het plangebied.

Het plangebied heeft oppervlakte van 1860 m² en ligt aan de Bussereindseweg 10, circa 500 m ten zuidoosten van Beesel in de gemeente Beesel (zie figuur 1 en figuur 2). Op het Algemeen Hoogtebe- stand Nederland (AHN) heeft het maaiveld een hoogte van circa 20,20 m +NAP. Het gebied is kadas- traal bekend als Gemeente Beesel, sectie O, nummer 173.

3.3 Huidige situatie

Voor het bureauonderzoek is het van belang de huidige situatie te onderzoeken. Landgebruik en be- bouwing kunnen van invloed zijn op de archeologische verwachting.

Het plangebied is momenteel gedeeltelijk bebouwd met een woning en het overige deel in gebruik als tuin met daarin een groot aantal bomen (zie figuur 3).

11090731 BEE.ROV.ARC Pagina 2 van 27

Het bodemgebruik van de omliggende percelen is als volgt:

 aan de noordoostzijde bevindt zich de Bussereindseweg met daaraan woningen;  aan de zuidoostzijde bevindt zich grasland;  aan de zuidwestzijde bevindt zich een verharde weg met daaraan bos;  aan de noordwestzijde bevindt zich grasland.

Bodemloket Met het bodemloket wil de overheid inzicht geven in maatregelen die de afgelopen jaren getroffen zijn om de bodemkwaliteit in Nederland in kaart te brengen (bodemonderzoek) of te herstellen (bodemsa- nering). Ook laat het Bodemloket zien waar vroeger (bedrijfs-) activiteiten hebben plaatsgevonden die extra aandacht verdienen.

Binnen het plangebied zijn voor zover bekend geen milieuhygiënische onderzoeken uitgevoerd.

3.4 Toekomstige situatie

Het toekomstige gebruik van het plangebied kan bepalend zijn voor het vervolgtraject (behoud in-situ of behoud ex-situ van archeologische waarden). De manier waarop het plangebied wordt ingericht kan tot gevolg hebben dat eventueel aanwezige archeologische waarden (deels of geheel) onver- stoord (kunnen) blijven. Ook kan besloten worden de inrichting zo aan te passen dat archeologische waarden alsnog onverstoord kunnen blijven liggen.

In het plangebied zal de huidige bebouwing aan de Bussereindseweg worden gesloopt. Ongeveer op dezelfde plaats wordt een nieuwe woningen gebouwd, ongeveer 20 m van de rooilijn. De te bebou- wen oppervlakte en de verstoringsdiepte zijn vooralsnog onbekend.

3.5 Beschrijving van het historische gebruik

In het plangebied kunnen naast archeologische sporen ook historische relicten voorkomen die nog in het landschap zichtbaar zijn. Het gaat hierbij om historisch geografische relicten zoals nederzettings- vormen en wegen- en kavelpatronen. Veel van deze bewaard gebleven historische geografie geeft door de herverkavelingen in de tweede helft van de 20 e eeuw een incompleet beeld van het historisch landschap. Historische kaarten van vóór de herverkaveling zijn een goede aanvulling op het huidige incomplete beeld. Voor de historische ontwikkeling is naast het historisch kaartmateriaal ook relevan- te achtergrondliteratuur geraadpleegd.

11090731 BEE.ROV.ARC Pagina 3 van 27

Historisch kaartmateriaal

De situatie van het plangebied is op verschillende historische kaarten als volgt:

Tabel I. Geraadpleegd historisch kaartmateriaal 2

Bron Periode Kaartblad Schaal Omschrijving plangebied Bijzonderheden/directe omge- ving

Smabers 1781 Het plangebied is be- Het hof Tgen Raede, Rayerhof of ( zie figuur 4) bouwd. Aldbroek (vermoede ligging met een rode cirkel aangegeven) is niet op de kaart aangegeven. Het plangebied ligt ten zuidoosten van Kasteel Nieuwenbroeck. Het plangebied ligt aan een doorgaan- de weg van Beesel naar Busser- eind.

Tranchot und v. Müffling kaart 1803-1820 1:25.000 In het plangebied is niets - aangegeven

Kadastrale minuut 1811-1832 Gemeente 1:2.500 Het plangebied is be- Ten zuiden van het plangebied ( zie figuur 4) Beesel, bouwd. stroomt de Tas- of Huilbeek. Deze Sectie F, in nog niet gekanaliseerd. Blad 01

Militaire topografische kaart 1896 740 1:50.000 Het plangebied is be- - (veldminuut) bouwd. ( zie figuur 4)

Militaire topografische kaart 1912 740 1:50.000 Het plangebied is be- Op het perceel ten noordwesten (veldminuut) bouwd. van het plangebied (AMK terrein) is nog geen bebouwing vermeld.

Militaire topografische kaart 1925 740 1:50.000 Het plangebied is be- Het AMK terrein is bebouwd. (veldminuut) bouwd.

Militaire topografische kaart 1937 740 1:50.000 Het plangebied is be- - (veldminuut) bouwd.

Topografische kaart 1954 58E 1:25.000 Het plangebied is be- - bouwd.

Topografische kaart 1958 58E 1:25.000 Het plangebied is be- - bouwd.

Topografische kaart 1967 58E 1:25.000 Het plangebied is be- Het AMK terrein is verder be- bouwd. bouwd. De Tas- of Huilbeek ten zuiden van het plangebied is gekanaliseerd.

Topografische kaart 1979 58E 1:25.000 Het plangebied is be- Het AMK terrein is verder be- bouwd. bouwd.

Topografische kaart 1988 58E 1:25.000 Het plangebied is be- - ( zie figuur 4) bouwd.

Op basis van het beschikbare gedetailleerde historische kaartmateriaal blijkt dat het plangebied al vóór 1781 bebouwd is (zie figuur 4). Het noordwestelijk gelegen AMK-terrein is vanaf het begin van de 20 e eeuw bebouwd. De bebouwing heeft zich op dat terrein steeds meer uitgebreid. Het plange- bied ligt aan de noordzijde van de Tas- of Huilbeek, die in 1832 nog zijn oude loop had, maar in de tweede helft van de 20 e eeuw gekanaliseerd is.

2 www.watwaswaar.nl.

11090731 BEE.ROV.ARC Pagina 4 van 27

KICH 3 Het KennisInfrastructuur CultuurHistorie (KICH) heeft alle bekende archeologische en bouwkundige monumenten en historisch-geografische informatie samengebracht in een digitale kaart. Via deze kaart zijn cultuurhistorische waarden per gebied te bekijken.

Het raadplegen van KICH heeft voor het plangebied geen aanvullende informatie opgeleverd met betrekking tot archeologie. Het woonhuis op het plangebied wordt niet als cultuurhistorisch object genoemd in het KICH. Verder wordt de vindplaats Hof Tgen Rade ten noordenoosten van het plange- bied en het Kasteel Nieuwenbroeck genoemd, maar zonder aanvullende informatie.

Rijks- en gemeentemonumenten binnen het onderzoeksgebied Het plangebied ligt niet binnen een 50 m attentiezone van rijksmonumenten (AWG categorie 1) of gemeentelijke monumenten (AWG categorie 4 gemeentelijk monument (gebouwd)).

Bouwhistorische gegevens Bij de gemeente Beesel is het archief van de afdeling Grondgebied geraadpleegd (contactpersoon mevr. van Rens).

Tabel II geeft een opsomming van de verleende bouwvergunningen voor de onderzoekslocatie.

Tabel II. Verleende bouwvergunningen

Naam aanvrager Jaartal Omschrijving

Cox 1949 vergunning verleend voor het veranderen van een bergplaats

Cox 1953 vergunning verleend voor het veranderen van de woning

3.6 Aardwetenschappelijke gegevens

Het landschap heeft altijd een belangrijke rol gespeeld in het nederzettingspatroon van de mens. Bij onderzoek naar archeologische sporen in een bepaald gebied is het van groot belang te weten hoe het landschap er in het verleden heeft uitgezien. Men kan meer te weten komen over dit landschap door de geologische opbouw, de bodem en de hydrologie van een gebied te bestuderen.

De volgende aardwetenschappelijke gegevens zijn bekend van het plangebied:

Tabel III. Aardwetenschappelijke gegevens plangebied

Type gegevens Gegevensomschrijving

Geologie 4 Formatie van Beegden, rivierzand en grind (Be3).

Geomorfologie 5 Het zuidwestelijke deel van het plangebied ligt binnen geul van vlechtend afwaterings- stelsel (2R10) en het noordoostelijke deel van het plangebied ligt binnen een dalvlakte- terras (5E9a)

Bodemkunde 6 Het noordoostelijke deel van het plangebied is gekarteerd als rooibrikgronden; zwak en sterk lemig fijn zand (BZd23) en het zuidwestelijke deel van het plangebied is gekar- teerd als poldervaaggronden; zware zavel (KRn2).

3 www.kich.nl. 4 E.F.J. de Mulder et al. , 2003. 5 Alterra, 2003. 6 Stichting voor Bodemkartering, 1968.

11090731 BEE.ROV.ARC Pagina 5 van 27

Geologie Het plangebied ligt op een terras van de Maas, dat voornamelijk bestaat uit matig- tot uiterst grof grindhoudend zand. De bovenste meters van het terras bestaat veelal uit een siltige- of kleiige laag (komafzettingen). Geologisch gezien behoren deze afzettingen tot de Formatie van Beegden. De afzettingen van de Maas zijn gedurende het Kwartair ontstaan. Door tectonische activiteit, opheffing van de Ardennen en Limburg, heeft de Maas heeft zich in de loop van de tijd ingesneden in de onder- liggende afzettingen. Tijdens koude perioden heeft de Maas een vlechtend karakter gehad met een brede riviervlakte en een opeenhoping van sedimenten. Gedurende de overgang van een koude naar een warme periode sneed de rivier zich in het rivierterras in. Daarna begon de Maas te meanderen, waarbij de rivier zich concentreerde in één geul en er verschillende sedimenten in de bedding, op de oever en in de naastgelegen komgronden werden afgezet. Hierbij zijn er in totaal 31 terrasniveaus gevormd in het Maasdal, die te relateren zijn aan de periode waarin ze zijn gevormd. De oudste ter- rassen liggen hoog, de jongere lager.

Gedurende het einde van het Laat-Weichselien en het Vroeg-Holoceen stond de droogvallende ver- wilderde terrasvlakte bloot aan winderosie. Hierdoor zijn er plaatselijk rivierduinen of een dekzanddek afgezet op de Maasterrassen. Veel rivierduingebieden zijn vanaf de Middeleeuwen opnieuw gaan stuiven door overbegrazing en houtkap. De rivierduinen kunnen daarom (lokaal) zijn afgedekt door stuifzandpakketten tot enkele meters dik. 7,8 Het plangebied behoort tot een maasterras dat door eoli- sche afzettingen uit het Jonge Dryas (circa 10.950 - 10.150 BP) is afgedekt. 9

Vanaf hun ontstaan zijn de Maasterrassen aantrekkelijk geweest voor de mens. In eerste instantie voor tijdelijke kampementen van jagers en verzamelaars en later voor permanente agrarische neder- zettingen. Mensen vestigden zich op de hoogste delen van het terras, met name op oeverwallen en rivierduintjes.

DINO 10 Het Dinoloket is de centrale toegangspoort tot Data en Informatie van de Nederlandse Ondergrond (DINO). Het DINO-systeem is de centrale opslagplaats voor geowetenschappelijke gegevens over de diepe en ondiepe ondergrond van Nederland. Het archief omvat diepe en ondiepe boringen, grondwa- tergegevens, sonderingen, geo-elektrische metingen, resultaten van geologische, geochemische en geomechanische monsteranalyses, boorgatmetingen en seismische gegevens. De site wordt beheerd door TNO.

In het Dinoloket zijn geen boringen bekend binnen een straal van 1000 meter rond het plangebied. Er zijn daarom geen boorprofielen uit het Dinoloket meegenomen.

Geomorfologie De Geomorfologische kaart geeft de mate van reliëf en de vormen die in het landschap te onder- scheiden zijn weer.

Volgens de Geomorfologische kaart van Nederland (1:50.000) ligt het zuidwestelijke deel van het plangebied binnen een geul van vlechtend afwateringsstelsel (2R10) en het noordoostelijke deel van het plangebied binnen een dalvlakteterras (5E9a) (zie figuur 5).

7 H.J.A. Berendsen, 2005. 8 E.F.J. de Mulder et al. 2003. 9 H.J.A. Berendsen & E. Stouthamer, 2001. 10 www.dinoloket.nl.

11090731 BEE.ROV.ARC Pagina 6 van 27

Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) 11 Het Actueel Hoogtebestand Nederland vormt een belangrijke aanvullende informatiebron voor de landschapsanalyse. Dit met behulp van laseraltimetrie verkregen digitale bestand vormt een gedetail- leerd beeld van het huidige reliëf in het plangebied.

Volgens het AHN ligt het plangebied op de flank van een Maasterras (zie figuur 6). De Maas heeft dit terras verlaten in het Salien (Midden-Paleolithicum). 12 Er kunnen dus archeologische resten uit het Midden en Laat-Paleolithicum voorkomen. Ten zuiden van het plangebied ligt een oude meander van de Maas. In deze meander stroomt momenteel de Tas- of Huilbeek. De ligging van het plangebied op de flank van een vlakte in de buurt van een beekdal, is een gunstige leefomgeving voor jagers- verzamelaars, vanwege de aanwezigheid van een gradiëntzone. Een gradiëntzone (van laag en nat naar hoog en droog) geeft een grote variëteit aan flora en fauna.

Bodemkunde Volgens de Bodemkaart van Nederland (1:50.000) is het noordoostelijke deel van het plangebied gekarteerd als rooibrikgronden; zwak en sterk lemig fijn zand (BZd23) en het zuidwestelijke deel van het plangebied gekarteerd als poldervaaggronden; zware zavel (KRn2) (zie figuur 7).

Rooibrikgronden komen ook in oude, zandige rivierafzettingen voor en kenmerken zich door een lu- tum-inspoelingslaag (de briklaag) onder een dunne humeuze bouwvoor. In deze briklaag komen geen roest- of grijze vlekken voor. 13

In het lager gelegen deel van het plangebied komen poldervaaggronden voor. Dit zijn relatief jonge rivierafzettingen van de Maas. Bij overstromingen wordt steeds nieuw materiaal afgezet. In deze klei- gronden heeft vanwege de geringe ouderdom weinig bodemvorming plaatsgevonden. De bovengrond bevat weinig humus en is weinig donker (vaag) van kleur, zodat alleen vaaggronden zijn onderschei- den. De rivierafzettingen in dit gebied onderscheiden zich van jonge rivierkleien elders in het land door hun hoge siltgehalte. Dit is het gevolg van de grote löss component in het rivierslib. 14

Grondwatertrap Grondwatertrappen zijn een indicatie voor de diepte van de grondwaterstand en de seizoensfluctuatie daarvan. De grondwatertrappenindeling is gebaseerd op de gemiddeld hoogste (GHG) en de gemid- deld laagste grondwaterstand (GLG). Hiermee worden de winter- en zomergrondwaterstanden geka- rakteriseerd in een jaar met een gemiddelde neerslag en verdamping. In stedelijk gebied zijn geen grondwatertrappen bepaald. Deze worden als ‘witte vlekken’ op de Bodemkaart van Nederland (1:50.000) weergegeven.

Tabel IV geeft een overzicht van de klassengrenzen die worden aangehouden bij de indeling van de grondwatertrappen. De trappen worden vastgesteld op een schaal van I tot VII van respectievelijk extreem nat tot extreem droog. Bij sommige grondwatertrappen is een * weergegeven: het gaat hier om tussenliggende grondwatertrappen die een drogere variant vertegenwoordigen.

Tabel IV. Grondwatertrappenindeling 15

Grondwatertrap I II' III' IV V' VI VII"

GHG (cm -mv) - - <40 >40 <40 40-80 >80

11 www.ahn.nl. 12 M.W. van den Berg, 1996. 13 Stichting voor Bodemkartering, 1968. 14 Stichting voor Bodemkartering, 1968. 15 W.P. Locher & H. de Bakker, 1990.

11090731 BEE.ROV.ARC Pagina 7 van 27

GLG (cm -mv) <50 50-80 80-120 80-120 >120 >120 >120

') Bij deze grondwatertrappen wordt een droger deel onderscheiden ") Een met een * achter de code als onderverdeling aangegeven "zeer droog deel" heeft een GHG dieper dan 140 cm beneden maaiveld

Gebiedsdelen met een goede ontwatering (Grondwatertrap VI en VII) zijn zeer geschikt voor land- bouw en vormden mede daarom, vooral in het verleden, een aantrekkelijk vestigingsgebied. Tevens is het grondwaterpeil een indicatie voor de conservering van metalen en organische resten.

Het hoger gelegen, noordoostelijke deel van het plangebied heeft grondwatertrap VII en het lager gelegen, zuidwestelijke deel van het plangebied, in het beekdal, heeft grondwatertrap II.

3.7 Archeologische waarden

Voor de uitkomst van het bureauonderzoek is het van belang de bekende archeologische waarden (al dan niet volledig onderzocht) te beschrijven. Een belangrijke informatiebron is het landelijke ARCHeo- logisch Informatie Systeem (ARCHIS), dat beheerd wordt door de Rijksdienst voor het Cultureel Erf- goed (RCE). In dit systeem worden alle archeologische gegevens verzameld en via internet zijn deze door bevoegden te raadplegen.

De bekende archeologische waarden staan afgebeeld op figuur 8, een kaart met daarop, binnen een straal van 1 km rondom het plangebied, de indicatieve archeologische waarde en de in ARCHIS ge- registreerde AMK-terreinen, waarnemingen, vondstmeldingen en onderzoeksmeldingen.

Indicatieve archeologische waarde De IKAW (Indicatieve Kaart Archeologische Waarde) geeft voor heel Nederland de trefkans aan op het voorkomen van archeologische resten. Die trefkans is aangegeven in vier categorieën (per land- en waterbodem): een hoge, middelhoge, lage en zeer lage verwachting. Bebouwde gebieden, waar- van geen bodemkundige of geologische gegevens bekend zijn, zijn niet gekarteerd. De IKAW is voor- namelijk gebaseerd op de relatie die er bestaat tussen de bodemkundige of geologische kwalificaties en de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen. Een punt van aandacht daarbij is dat de IKAW grotendeels is gebaseerd op kaarten met een schaal van 1:50.000. De grenzen op de kaart zijn in werkelijkheid globale overgangen, abrupte overgangen zijn het gevolg van bodemkundige of geologi- sche kwalificaties. Op lokaal schaalniveau is de kaart daarom minder betrouwbaar. Daarbij komt dat de IKAW voornamelijk gebaseerd is op de aanwezigheid van nederzettingen vanaf het Laat- Paleolithicum tot en met Vroege Middeleeuwen en niet op bijvoorbeeld grafvelden of offerplaatsen. Voor de periode Late-Middeleeuwen en Nieuwe tijd is de IKAW minder betrouwbaar, vooral voor de gebieden die vanaf die perioden zijn ontgonnen. Een lage verwachting voor het aantreffen van arche- ologische waarden en resten wil daarom niet zeggen dat er geen archeologische waarden of resten aanwezig kunnen zijn. De kans daarop is echter wel kleiner.

Volgens de IKAW ligt het plangebied in een gebied met een hoge kans op het aantreffen van archeo- logische waarden (zie figuur 8).

Archeologische beleidsadvieskaart Gemeente Beesel Sinds 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg van kracht (WAMZ). Het doel van deze wet is te voorkomen dat archeologische waarden uit het verleden verloren gaan. In deze wet zijn de gemeenten verantwoordelijk voor het beheer van het bodemarchief binnen hun grondgebied. Voor een goed beheer van dit bodemarchief gebruikt de gemeente een archeologische beleidskaart. De Archeologische beleidskaart geeft een gemeentebreed overzicht van bekende en te verwachten ar- cheologische waarden. De kaart maakt inzichtelijk waar en bij welke ruimtelijke ingrepen een archeo- logisch onderzoek verplicht is en wordt als toetsingskader gebruikt voor ruimtelijke procedures.

11090731 BEE.ROV.ARC Pagina 8 van 27

Volgens de Archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente Beesel ligt het plangebied binnen een gebied met een hoge archeologische verwachting. Binnen deze gebieden dient, bij planvorming en voorafgaand aan vergunningverlening bij bodemingrepen dieper dan 40 cm -mv en een versto- ringsoppervlak groter dan 500 m², vroegtijdig een inventariserend archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Deze ondergrens geldt niet voor terreinen die binnen een straal van 50 m van een AMK terrein liggen met een hoge of een zeer hoge archeologische waarde, hier dient altijd

AMK-terreinen binnen het onderzoeksgebied De Archeologische Monumentenkaart (AMK) bevat een overzicht van archeologische terreinen in Nederland, welke ook wel worden aangeduid als monumenten. De terreinen zijn beoordeeld op ver- schillende criteria (kwaliteit, zeldzaamheid, representativiteit, ensemblewaarde en belevingswaarde). Op grond daarvan zijn de terreinen ingedeeld in vier categorieën; terreinen met archeologische waar- de, een hoge archeologische waarde, een zeer hoge archeologische waarde of een zeer hoge arche- ologische waarde met een beschermde status.

Binnen het plangebied liggen geen AMK-terreinen. Binnen het onderzoeksgebied liggen 12 AMK- terreinen (zie Tabel V en figuur 8).

Tabel V. Overzicht AMK-terreinen

AMK nr. Situering t.o.v. plangebied Waarde Complex Datering

11257 aanliggend ten noordwesten Terrein van hoge archeo- Huisplaats Late Middeleeu- logische waarde wen

Omschrijving

Terrein met sporen van bewoning (huisplaats) uit de Late Middeleeuwen. Bij de bouw van een gierkelder in 1972 is hier een groot aantal heipalen en mergelblokken aangetroffen (en verwijderd). In 1987 vond een proefonderzoek plaats door leden van de Heemkundevereniging Maas- en Swalmdal. Men stuitte op een diepte van 75 cm op onder meer de funderingen (mergelblokken) van de middeleeuwse boerderij 'Hof gen Rade', de voorloper van kasteel Nieuwenbroek te Beesel. De vindplaats ligt aan de rand van een oude Maasmeander, vlak 'onder' een rivierterras. Ze is weinig verstoord, maar gedeeltelijk overbouwd. Literatuur: Gaauw, P.G. van der 1994: Verslag van de veldcontrole t.b.v. de vervaardiging van de archeologische monumentenkaart van Limburg, in: RAAP-rapport (Regionaal Archeologisch Archiverings Project, Amsterdam) 85

AMK nr. Situering t.o.v. plangebied Waarde Complex Datering

8681 450 m ten oosten Terrein van archeologische Grafveld, nederzetting Paleolithicum – waarde Neolithicum

Omschrijving

Terrein waarin sporen van bewoning uit het Paleolithicum-Neolithicum. Op basis van fragmenten bewerkt vuursteenmateriaal aan het opper- vlak, binnen de grenzen van het terrein, is er een hoge kans op de aanwezigheid van vindplaatsen uit de Steentijd. Het gebied ligt op de rand van een relatief hooggelegen rivierterras van de Maas. Het terrein is onderdeel van een cluster archeologisch potentiële waardevolle terreinen. Met name ten westen van het gebied zijn verschillende fragmenten bewerkt vuursteen aangetroffen. Op het terrein zelf is een Neolithische Flint-oval bijl en een fragment van een vuurstenen kling met een vermoedelijk Mesolithische of Neolithische datering aangetroffen. Een vondstmelding meldt dat circa 175 meter ten noordwesten van het terrein een grafveld uit de Bronstijd-IJzertijd aanwezig zou zijn. Zie ook W28389 (vuurstenen Neolithisch bijl en drie Mesolithisch-Neolithisch vuurstenen klingen) en nabijgelegen vondstmeldingen van bewerkt vuur- steen W21424, W232077, W9484, W29286, W9802, W9508, W51983, W28409. De totale hoeveelheid gevonden bewerkt vuursteen in de nieuwe grenzen (2007) van het monument met de naastgelegen monumenten bedraagt al ruim 300 stuks. Het terrein is verstoord door ver- ploeging en de fysieke en gemiddelde inhoudelijke kwaliteit van het monument is laag. In 2006 zijn vanwege de provincie de Limburgse terrei- nen van Archeologische Betekenis (AB) geherwaardeerd. Op basis van de beschikbare gegevens werd de status van het onderhavige monu- ment verhoogd tot Archeologische Waarde (AW) en is de begrenzing van het terrein en van de terreinen 58E-A06, 58E-A07 en 58E-A08 aangepast. Veldwerk vond niet plaats, wel heeft een verkennend veldonderzoek plaatsgevonden. Literatuur: Deeben, J. et al 2005: in: De steentijd van Nederland

AMK nr. Situering t.o.v. plangebied Waarde Complex Datering

8675 500 m ten noordoosten Terrein van zeer hoge Grafveld, nederzetting, Paleolithicum – archeologische waarde IJzertijd

Omschrijving

11090731 BEE.ROV.ARC Pagina 9 van 27

Terrein met sporen van bewoning uit de periode Laat-Paleolithicum - IJzertijd en mogelijke sporen van begraving (urnenveld) uit de Late Brons- tijd-IJzertijd. Er zijn vele vondsten uit diverse perioden gedaan. Eind 1996 - begin 1997 vond op de monumenten 58E-017 en 018 (mon.nrs 8674 en 8675) een waardestellend AAO plaats in de vorm van proefsleuven (totale lengte 1200 m; breedte 2 m), gesitueerd op de plek waar een aantal bestaande, onverharde veldwegen kwam te vervallen. Daarbij wilde men vooral nagaan of er behalve talrijke mobilia ook grondspo- ren aanwezig waren, wat de aard, datering en kwaliteit (erosie, e.d.) ervan was. Ook was de aandacht gericht op eventuele clustering en of er (nog) sprake was van vondstconcentraties uit het Paleolithicum en/of Mesolithicum. Door de ligging van de veldwegen kon slechts 1/3 van De Haselt worden bestreken; de resultaten zijn dus niet representatief voor de Haselt als geheel. Bewerkt vuursteen werd tegen de verwachting in niet aangetroffen, hetgeen zowel het gevolg kan zijn van de ongunstige waarnemingsomstandigheden als van bodembewerking (sites zijn door ploegen eventueel volledig opgenomen in de bouwvoor). De kwaliteit en leesbaarheid van 2 aangetroffen clusters Midden-Bronstijd grondspo- ren was goed. De invloed van erosie binnen het onderzochte areaal bleek beperkt. Zorgwekkend daarentegen is de aantoonbare recente aantasting door bodembewerking. De onderzoeker onderschrijft de waardering van de beide terreinen als HAW. Literatuur: Gaauw, P.G. van der 1994: Verslag van de veldcontrole t.b.v. de vervaardiging van de archeologische monumentenkaart van Limburg, in: RAAP-rapport (Regionaal Archeologisch Archiverings Project, Amsterdam) 85 Spanjer, M. 1999: Aanvullend Archeologisch Onderzoek Beesel-De Haselt, gemeente Swalmen, in: Rapportages Archeologische Monumen- tenzorg 54

AMK nr. Situering t.o.v. plangebied Waarde Complex Datering

8682 500 m ten zuidoosten Terrein van archeologische Nederzetting Mesolithicum – waarde Neolithicum

Omschrijving

Terrein waarin sporen van bewoning uit het Mesolithicum-Neolithicum. Op basis van fragmenten bewerkt vuursteenmateriaal aan het opper- vlak, binnen de grenzen van het terrein, is er een hoge kans op de aanwezigheid van vindplaatsen uit de Steentijd. Het gebied ligt op de rand van een relatief hooggelegen rivierterras van de Maas. Het terrein is onderdeel van een cluster archeologisch potentiële waardevolle terreinen. Met name ten oosten van het gebied zijn verschillende fragmenten bewerkt vuursteen uit het Paleolithicum-Neolithicum aangetroffen. Op het terrein zelf is een complete ruw bekapte bijl aangetroffen met vermoedelijk een Neolithische ouderdom. Circa 50 meter ten oosten van het terrein is een waarneming bekend, bestaande uit meer dan 50 oppervlaktevondsten van bewerkt vuursteen (W9802). Zie ook W28389, W21424, W232077, W9484, W29286, W9802, W9508, W51983, W28409. De totale hoeveelheid gevonden bewerkt vuursteen in de nieuwe grenzen (2007) van het monument met de naastgelegen monumenten bedraagt al ruim 300 stuks. Het terrein is verstoord door verploeging en de fysieke en gemiddelde inhoudelijke kwaliteit van het monument is laag. In 2006 zijn vanwege de provincie de Limburgse terreinen van Archeologische Betekenis (AB) geherwaardeerd. Op basis van de beschikbare gegevens werd de status van het onderhavige monument verhoogd tot Archeologische Waarde (AW) en is de begrenzing van het terrein en van de terreinen 58E-A05, 58E-A07 en 58E-A08 aangepast. Veldwerk vond niet plaats, wel heeft een verkennend veldonderzoek plaatsgevonden. Literatuur : Deeben, J. et al 2005: in: De steentijd van Nederland

AMK nr. Situering t.o.v. plangebied Waarde Complex Datering

8685 550 m ten zuiden Terrein van hoge archeo- Schans Late Middeleeu- logische waarde wen – Nieuwe tijd

Omschrijving

Terrein met resten van een schans uit de Late Middeleeuwen en/of Nieuwe Tijd. De Beeselse schans komt reeds voor op een kaart uit 1622, maar zal (veel?) ouder zijn (Luys 1987). Op een verpondingskaart uit 1781 zijn de wallen en grachten nog ingetekend, maar op de minuutplan komen ze niet meer voor. In oktober 1985 en 1986 hebben leden van de Heemkundevereniging Maas- en Swalmdal hier een proefonderzoek uitgevoerd. Op luchtfoto's waren de grachten goed te traceren en door middel van boringen werd de toegangsweg (een pakket Maaskeien) gelokaliseerd. Bij de daaropvolgende opgravingen (sleuven) werden onder meer 2 rijen goed geconserveerde houten palen en een balk van waarschijnlijk het brugdek aangetroffen. De grachten bleken een breedte van circa 10 meter te hebben gehad en een diepte van 90-100 centi- meter. Het geborgen aardewerk dateert merendeels uit de eerste helft van de 17 e eeuw, maar ook materiaal uit de tweede helft is aanwezig. De humuslaag in het onderste deel van de grachtvulling bevatte goed geconserveerde pollen. Op het terrein is sprake van een hoge grondwa- terstand. In 2006 zijn vanwege de provincie de Limburgse terreinen van Archeologische Betekenis (AB) geherwaardeerd. Op basis van de beschikbare gegevens werd de status van het onderhavige monument (voorheen 58E-A09), mede vanwege de goede conserveringsomstan- digheden verhoogd tot HAW. Literatuur: Luys, W. 1987: Een onderzoek naar de Beeselse schans. Pp.9-11, in: Archeologie in Limburg 31 Datema, R. R. 2005: Vooruit met ons Verleden, Beschrijving van de bestaande toestand van een geselecteerd aantal archeologische monu- menten in Limburg, Limburg II project, in: Beschrijving van de Archeologische monumentenwacht Nederland

11090731 BEE.ROV.ARC Pagina 10 van 27

AMK nr. Situering t.o.v. plangebied Waarde Complex Datering

16698 650 m ten noordwesten Terrein van hoge archeo- Nederzetting Late Middeleeu- logische waarde wen – Nieuwe tijd

Omschrijving

Terrein met bewoningssporen uit de Late Middeleeuwen tot en met de Nieuwe Tijd. Het gaat om de oude dorpskern van Beesel. Op de AMK zijn historische dorpskernen en clusters oude bebouwing als gebieden van hoge archeologische waarde aangegeven. Dit is op grond van het belang van deze locaties, waar de wortels van de huidige dorpen of steden kunnen liggen. De begrenzing van deze kernen is gebaseerd op 19e-eeuwse en vroeg 20e-eeuwse kaarten. Binnen deze contouren kunnen in de bodem resten van vroegmoderne en waarschijnlijk ook van laatmiddeleeuwse (vanaf circa 1300 AD) bewoning aangetroffen worden. Ook sporen van oudere bewoning kunnen aanwezig zijn. Bedacht dient echter te worden dat de bewoning in de Vroege- en Volle Middeleeuwen (tot circa 1300 AD) een meer dynamisch karakter gehad kan hebben en dat de plaats en grens ervan niet perse hoeft samen te vallen met die van de latere bewoning. Literatuur: Wolters-Noordhoff Atlasproducties 1992 , in: Grote Historische Provincie Atlas 1837-1844 Limburg

AMK nr. Situering t.o.v. plangebied Waarde Complex Datering

8674 750 m ten noordoosten Terrein van zeer hoge Nederzetting, Grafveld Paleolithicum – archeologische waarde IJzertijd

Omschrijving

Terrein met sporen van bewoning uit de de periode Laat-Paleolithicum - IJzertijd en mogelijke sporen van begraving (urnenveld) uit de Late Bronstijd-IJzertijd. Er zijn vele vondsten uit diverse perioden gedaan. Eind 1996 - begin 1997 vond op de monumenten 58E-017 en 018 (mon.nrs 8674 en 8675) een waardestellend AAO plaats in de vorm van proefsleuven (totale lengte 1200 m; breedte 2 m), gesitueerd op de plek waar een aantal bestaande, onverharde veldwegen kwamen te vervallen. Daarbij wilde men vooral nagaan of er behalve talrijke mobilia ook grondsporen aanwezig waren, wat de aard, datering en kwaliteit (erosie, e.d.) ervan was. Ook was de aandacht gericht op eventuele clustering en of er (nog) sprake was van vondstconcentraties uit het Paleolithicum en/of Mesolithicum. Door de ligging van de veldwegen kon slechts 1/3 van De Haselt worden bestreken; de resultaten zijn dus niet representatief voor de Haselt als geheel. Bewerkt vuursteen werd tegen de verwachting in niet aangetroffen, hetgeen zowel het gevolg kan zijn van de ongunstige waarnemingsomstandigheden als van bodem- bewerking (sites zijn door ploegen eventueel volledig opgenomen in de bouwvoor). De kwaliteit en leesbaarheid van 2 aangetroffen clusters Midden-Bronstrijd grondsporen was goed. De invloed van erosie binnen het onderzochte areaal bleek beperkt. Zorgwekkend daarentegen is de aantoonbare recente aantasting door bodembewerking. De onderzoeker onderschrijft de waardering van de beide terreinen als HAW. Literatuur: Gaauw, P.G. van der 1994: Verslag van de veldcontrole t.b.v. de vervaardiging van de archeologische monumentenkaart van Limburg, in: RAAP-rapport (Regionaal Archeologisch Archiverings Project, Amsterdam) 85 Spanjer, M. 1999: Aanvullend Archeologisch Onderzoek Beesel-De Haselt, gemeente Swalmen, in: Rapportages Archeologische Monumen- tenzorg 54

AMK nr. Situering t.o.v. plangebied Waarde Complex Datering

8692 850 m ten noordwesten Terrein van archeologische Nederzetting Mesolithicum – waarde Neolithicum

Omschrijving

Terrein waarin sporen van bewoning uit het Mesolithicum-Neolithicum. Ook is vondstmateriaal uit het Paleolithicum, de Romeinse tijd en de Middeleeuwen aangetroffen. Bij veldkarteringen rond 1980 en 1985 zijn fragmenten bewerkt vuursteen aangetroffen, die mogelijk wijzen op één of meerdere nederzettingen uit het Mesolithicum in en rondom het terrein. Mogelijk zijn er sporen uit andere perioden aanwezig. 500 meter ten noordwesten van het terrein bevindt zich een urnenveld. Op het terrein zijn enkele losse vondsten uit de Romeinse tijd en de Vroege Middeleeuwen gedaan (W9676, W9752). Het gebied ligt op een rivierterras van de Maas. De hogere ligging en de nabijheid van een (nu nog) waterdragende restgeul binnen het dal van de Maas vormde met name een geschikte vestigingslocatie voor kampementen uit het Laat Paleoli- thicum en het Mesolithicum. Het terrein ligt binnen een relatief smalle zone langs de Maas, waarbinnen opvallend veel met name Mesolithische vindplaatsen aanwezig zijn. De exacte omvang en ligging van de nederzettingen is onbekend, aangezien er geen nader archeologisch onder- zoek heeft plaatsgevonden. Het landschap waaraan de vindplaatsen sterk gerelateerd zijn, strekt zich uit tot buiten het AMK-terrein. Het terrein lijkt plaatselijk ontgrond te zijn. Het centrale deel is verstoord, de overige delen lijken nog een intact bodemprofiel te bezitten. In 2006 zijn vanwege de provincie de Limburgse terreinen van Archeologische Betekenis (AB) geherwaardeerd. Op basis van de beschikbare gegevens werd de status van het onderhavige monument verhoogd tot Archeologische Waarde (AW). Veldwerk vond niet plaats, wel heeft een verken- nend veldonderzoek plaatsgevonden. Literatuur: Gaauw, P.G. van der 1994: Verslag van de veldcontrole t.b.v. de vervaardiging van de archeologische monumentenkaart van Limburg, in: RAAP-rapport (Regionaal Archeologisch Archiverings Project, Amsterdam) 85 Deeben, J. et al 2005: in: De steentijd van Nederland Verhart, L.B.M. & N. Arts 2005: Het Mesolithicum in Zuid-Nederland, in: Archeologie 11/12

11090731 BEE.ROV.ARC Pagina 11 van 27

AMK nr. Situering t.o.v. plangebied Waarde Complex Datering

11254 900 m ten noorden Terrein van hoge archeo- Urnenveld Bronstijd – IJzertijd logische waarde

Omschrijving

Terrein met sporen van begraving (urnenveld) uit de Late Bronstijd - IJzertijd. Een deel van het bosgebied is inmiddels door woningbouw verdwenen. In het bosgebied (het onderhavige monument, voorheen het Attentiegebied 58E-A15) zijn vroeger urnen gevonden (waarneming 15577). Het bodemprofiel in het bos is nog intact. Het is niet bekend tot hoever het grafveld zich uitstrekt. Opmerking: ook iets oostelijker zijn (Romeinse) begravingen aangetroffen; zie onder meer waarneming 30248. Literatuur: Gaauw, P.G. van der 1994: Verslag van de veldcontrole t.b.v. de vervaardiging van de archeologische monumentenkaart van Limburg, in: RAAP-rapport (Regionaal Archeologisch Archiverings Project, Amsterdam) 85

AMK nr. Situering t.o.v. plangebied Waarde Complex Datering

227 950 m ten westen Terrein van zeer hoge Nederzetting, onbepaald Romeinse tijd archeologische waarde, beschermd

Omschrijving

Terrein met sporen van bewoning uit de Romeinse tijd. De aard en het karakter van de vondsten leidden in het verleden tot de veronderstelling dat op de Solberg mogelijk een Romeinse villa heeft gestaan. De Romeinse bewoning strekt zich uit op een langgerekte zandrug evenwijdig aan en in nabijheid van de Maas. Van het terrein zijn veel vondsten bekend (Waarneming 1386). Visuele inspecties: 1978, 1979, ROB 1977 ROB opgraving. In het kader van het AMR is in februari en mei 2001 booronderzoek uitgevoerd en zijn 2 proefsleuven gegraven. Hoewel er zeker sprake blijkt te zijn van bewoningsresten, is de veronderstelling van een villa niet houdbaar gebleken. Op het terrein zijn nergens sporen van fundamenten of enig ander bouwmateriaal gevonden, behoudens dakpanfragmenten. Zeker is dat zich hier in de Romeinse tijd wel een nederzetting heeft bevonden. Onder een in proefputjes en boringen vastgesteld Romeins niveau werd tot tweemaal toe een grondspoor ge- vonden. Het zwaartepunt van de Romeinse bewoning valt in de 2 e en 3 e eeuw. Literatuur: Holwerda, J.H. 1911: Romeinsche en inheemsche overblijfselen te Beesel (L.) (p.64-68)., in: Oudheidkundige Mededelingen uit het Rijksmuse- um van Oudheden te Leiden 5 Datema, R. R. 2005: Vooruit met ons Verleden, Beschrijving van de bestaande toestand van een geselecteerd aantal archeologische monu- menten in Limburg, Limburg II project, in: Beschrijving van de Archeologische monumentenwacht Nederland

AMK nr. Situering t.o.v. plangebied Waarde Complex Datering

8683 950 m ten zuidoosten Terrein van archeologische Nederzetting Mesolithicum - waarde Neolithicum

Omschrijving

Terrein waarin sporen van bewoning uit het Mesolithicum-Neolithicum. Op basis van fragmenten bewerkt vuursteenmateriaal aan het opper- vlak, binnen de grenzen van het terrein, is er een hoge kans op de aanwezigheid van vindplaatsen uit de Steentijd. Het gebied ligt op de rand van een relatief hooggelegen rivierterras van de Maas. Het terrein is onderdeel van een cluster archeologisch potentiële waardevolle terreinen. Met name in het terrein zelf zijn verschillende fragmenten bewerkt vuursteen daterend uit het Paleolithicum tot en met het Neolithicum aange- troffen. Het betreft hier een zeer rijke vindplaats. Zie ook W28389, W21424, W232077, W9484, W29286, W9802, W9508, W51983, W28409. De totale hoeveelheid gevonden bewerkt vuursteen in de nieuwe grenzen (2007) van het monument met de naastgelegen monumenten be- draagt al ruim 300 stuks. Het terrein is verstoord door verploeging en de fysieke en gemiddelde inhoudelijke kwaliteit van het monument is laag. In 2006 zijn vanwege de provincie de Limburgse terreinen van Archeologische Betekenis (AB) geherwaardeerd. Op basis van de be- schikbare gegevens werd de status van het onderhavige monument verhoogd tot Archeologische Waarde (AW) en is de begrenzing van het terrein en van de terreinen 58E-A05, 58E-A06 en 58E-A08 aangepast. Veldwerk vond niet plaats, wel heeft een verkennend veldonderzoek plaatsgevonden. Literatuur: Deeben, J. et al 2005: in: De steentijd van Nederland

AMK nr. Situering t.o.v. plangebied Waarde Complex Datering

8684 1000 m ten zuidoosten Terrein van archeologische Nederzetting Paleolithicum waarde

Omschrijving

Terrein waarin sporen van bewoning uit het Mesolithicum-Neolithicum. Op basis van fragmenten bewerkt vuursteenmateriaal aan het opper- vlak, binnen de grenzen van het terrein, is er een hoge kans op de aanwezigheid van vindplaatsen uit de Steentijd. Het gebied ligt op de rand van een relatief hooggelegen rivierterras van de Maas. Het terrein is onderdeel van een cluster archeologisch potentiële waardevolle terreinen. Met name ten oosten van het gebied zijn verschillende fragmenten bewerkt vuursteen uit het Paleolithicum-Neolithicum aangetroffen. Zie ook W28389, W21424, W232077, W9484, W29286, W9802, W9508, W51983, W28409. De totale hoeveelheid gevonden bewerkt vuursteen in de nieuwe grenzen (2007) van het monument met de naastgelegen monumenten bedraagt al ruim 300 stuks. Het terrein is verstoord door ver- ploeging en de fysieke en gemiddelde inhoudelijke kwaliteit van het monument is laag. In 2006 zijn vanwege de provincie de Limburgse terrei-

11090731 BEE.ROV.ARC Pagina 12 van 27

nen van Archeologische Betekenis (AB) geherwaardeerd. Op basis van de beschikbare gegevens werd de status van het onderhavige monu- ment verhoogd tot Archeologische Waarde (AW) en is de begrenzing van het terrein en van de terreinen 58E-A05, 58E-A06 en 58E-A07 aangepast. Veldwerk vond niet plaats. Literatuur: Deeben, J. et al 2005: in: De steentijd van Nederland

In het verleden uitgevoerde archeologische onderzoeken binnen het onderzoeksgebied Binnen het onderzoeksgebied zijn in de afgelopen jaren door verschillende archeologische bedrijven en instellingen in totaal 14 archeologische onderzoeken uitgevoerd. Het gaat daarbij om bureauon- derzoeken, booronderzoeken (verkennend/karterend), proefsleufonderzoeken en archeologische be- geleidingen van graafwerkzaamheden (zie Tabel VI en figuur 8).

Tabel VI. Overzicht onderzoeksmeldingen

Onderzoeks- Situering t.o.v. Uitvoerder Aard en resultaten van het onderzoek melding nr. plangebied

42267 400 m ten noor- Econsultancy Onderzoeksnummer: 33365 den BV Type onderzoek: Archeologisch: bureauonderzoek Resultaten: Op basis van de verwachte landschappelijke ligging, op dekzandafzettin- gen op het tweede (Pleniglaciale) terras, zal het plangebied een gunstige ligging hebben gehad als tijdelijke nederzettingslocatie voor jagers-verzamelaars. Vanaf het Neolithicum zal het plangebied geschikt zijn geweest voor (semi) permanente bewo- ning (zwervende erven) en vormde het een uitgangsbasis voor de ontginning van landbouwgronden op het terras en het houden van vee op de vermoedelijk aanwezige graslanden ter plaatse van de voormalige maasgeul.

42598 400 m ten noor- Econsultancy Onderzoeksnummer: 33367 den BV Type onderzoek: Archeologisch: booronderzoek Resultaten: Uit de vijf uitgevoerde boringen bleek dat het plangebied zwaar verstoord is, tot een diepte van 105 tot 125 centimeter onder maaiveld. Omdat het bodemprofiel in het gehele plangebied tot grote diepte verstoord is, kan de gespecificeerde verwach- tingswaarde voor archeologische resten uit het (Laat) Paleolithicum tot en met Nieuwe tijd worden bijgesteld naar laag. Dit houdt in dat op basis van de resultaten van het verkennend booronderzoek een lage gespecificeerde verwachtingswaarde voor alle perioden geldt voor het plangebied.

13220 450 m ten westen Becker en Van Onderzoeksnummer: 12185 de Graaf Type onderzoek: Archeologisch: booronderzoek Resultaten: Op grond van de vondsten mag worden aangenomen dat er rondom het huis vooral archeologische sporen aanwezig zijn uit de 18 e en 20 e eeuw. Gezien de geringe bestaande kennis van de leefwijze in de 18 e eeuw in kleine dorpjes en de grote relevantie voor de ontstaansgeschiedenis van het dorp Beesel wordt op grond van dit onderzoek aanbevolen om archeologisch vervolgonderzoek uit te voeren. Dit kan plaatsvinden in de vorm van een proefsleuf of in de vorm van archeologische begeleiding van de graafwerkzaamheden. Literatuur: Van de Graaf, W.S., 2005: Inventariserend veldonderzoek, verkennende fase Beesel, Mgr. Theelenstraat. Becker & Van de Graaf, Katwijk.

14757 450 m ten westen Becker en Van Onderzoeksnummer: 13277 de Graaf Type onderzoek: Archeologisch: begeleiding Resultaten: Het archeologisch onderzoek aan de Mgr. Theelenstraat 1-3 te Beesel heeft inzicht verschaft in het gebruik van het perceel over de afgelopen eeuwen. Twee, elkaar opvolgende, kleine bouwwerken met elk een beerput gingen vooraf aan een uitbreiding in de eerste helft van de 20 e eeuw. Uit de periode voor de bouw van het pand in 1770, is er geen bebouwing op het perceel aangetroffen. In het open land, misschien zelfs nog woeste grond, was toen al wel een met twee hoefijzers beslagen paard begraven. Literatuur: Wilbers, A./ Perdaen, Y., 2005: Inventariserend veldonderzoek, verkennen- de fase Mgr. Theelenstraat, gemeente Beesel, Becker & van de Graaf, Katwijk

20649 500 m ten westen BAAC BV Onderzoeksnummer: 16355 Type onderzoek: Archeologisch: booronderzoek Resultaten: Eigenlijk geldt voor het terrein een hoge archeologische waarde. De huidige Standaard AMK (versie mei 2000) laat een dergelijke waardering echter niet toe zonder vervolgonderzoek. Daarom geldt voor het terrein een archeologische waarde. Literatuur: Otter, Y. den, 2007: Rapport veldonderzoek. Kwaliteitsverbetering Archeo-

11090731 BEE.ROV.ARC Pagina 13 van 27

logische Monumentenkaart Provincie Limburg, BAACrapport 06.006.

20643 550 m ten zuid- BAAC BV Onderzoeksnummer: 16349 oosten Type onderzoek: Archeologisch: booronderzoek Resultaten: Voorstel is het terrein een archeologische waarde te geven. Het terrein maakt deel uit van een nog herkenbaar fossiel landschap met aardkundige waarde. Het verdient de aanbeveling een groter deel van het landschap te beschermen vanwe- ge de aardkundige waarde, in combinatie met de lokale archeologische waarde. Literatuur: Otter, Y. den, 2007: Rapport veldonderzoek. Kwaliteitsverbetering Archeo- logische Monumentenkaart Provincie Limburg, BAACrapport 06.006.

20642 650 m ten zuid- BAAC BV Onderzoeksnummer: 16348 oosten Type onderzoek: Archeologisch: booronderzoek Resultaten: Voorstel is het terrein een archeologische waarde te geven. Het terrein maakt deel uit van een nog herkenbaar fossiel landschap met aardkundige waarde. Het verdient de aanbeveling een groter deel van het landschap te beschermen in combinatie met de lokale archeologische waarde. Literatuur: Otter, Y. den, 2007: Rapport veldonderzoek. Kwaliteitsverbetering Archeo- logische Monumentenkaart Provincie Limburg, BAACrapport 06.006.

20644 700 m ten zuid- BAAC BV Onderzoeksnummer: 16350 oosten Type onderzoek: Archeologisch: booronderzoek Resultaten: Voorstel is het terrein een archeologische waarde te geven. Het terrein maakt deel uit van een nog herkenbaar fossiel landschap met aardkundige waarde. Het verdient de aanbeveling een groter deel van het landschap te beschermen vanwe- ge de aardkundige waarde, in combinatie met de lokale archeologische waarde. Literatuur: Otter, Y. den, 2007: Rapport veldonderzoek. Kwaliteitsverbetering Archeo- logische Monumentenkaart Provincie Limburg, BAACrapport 06.006.

35450 650 m ten zuid- Econsultancy Type onderzoek: Archeologisch: bureauonderzoek oosten BV Resultaten: Op grond van het bureauonderzoek is gebleken dat er binnen het plange- bied sprake kan zijn van een behoudenswaardige vindplaats. Om van deze vindplaats de gegevens te kunnen documenteren en het archeologisch materiaal veilig te stellen, adviseert Econsultancy bv om tijdens de graafwerkzaamheden in een archeologische begeleiding te voorzien. Hierdoor wordt informatie behouden die van belang is voor kennisvorming over het verleden.

6735 850 m ten westen Bureau Inter- Onderzoeksnummer: 16489 disciplinaire Type onderzoek: Archeologisch: booronderzoek Landschaps- Resultaten: BILAN 2004: Geen vervolgonderzoek. De profielen op de top en langs de analyse steilrand van het plangebied zijn matig tot sterk afgetopt en zijn tot op het moederma- teriaal verstoord. Geen archeologische bewonings- of vondstenlaag of indicatoren aangetroffen.

43311 950 m ten zuid- Archeopro Type onderzoek: Archeologisch: booronderzoek oosten Resultaten: Onbekend

43465 950 m ten zuid- Archeopro Type onderzoek: Archeologisch: booronderzoek oosten Resultaten: Onbekend

42166 950 m ten noord- Grontmij Onderzoeksnummer: 31690 westen Type onderzoek: Archeologisch: bureauonderzoek Resultaten: Op grond van de lage verwachting voor het aantreffen van archeologische waarden worden geen aanbevelingen voor behoud van archeologische waarden of preventief vervolgonderzoek gedaan. Aanbevolen wordt om de laterale verplaatsing van de oever te beperken tot de strook met subrecente afzettingen.

20917 1000 m ten zuid- ADC Archeo- Onderzoeksnummer: 16604 westen Projecten Type onderzoek: Archeologisch: proefputten/proefsleuven Resultaten: Voor nadere informatie zie Livelink en/of dossier behorende bij ODB45086.

11090731 BEE.ROV.ARC Pagina 14 van 27

Waarnemingen binnen het onderzoeksgebied In ARCHIS staan alle bekende archeologische waarnemingen geregistreerd. Binnen het plangebied zijn geen waarnemingen geregistreerd. Binnen het onderzoeksgebied staan 176 waarnemingen ge- registreerd (zie Tabel VII en figuur 8).

Tabel VII. Overzicht ARCHIS-waarnemingen

Waarnemmingsnr. Situering t.o.v. plangebied Datering Aard van de melding

51901 20 m ten westen Late Middeleeuwen - Munt, Steengoed, Vuurwapen (onderdeel) Nieuwe tijd

51901 20 m ten westen Mesolithicum Kling

17540 40 m ten noordwesten Late-Middeleeuwen - Muurrestanten van een moated site. Nieuwe tijd Moated site is een internationale term voor een complexty- pe bestaand uit enkele gebouwen binnen een omgrachting. Volgens de definitie van de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM) zou de om- grachting van een moated site tenminste vijf meter breed moeten zijn en het voornaamste gebouw uitgevoerd in steen of baksteen. Net als bij een kasteel kunnen de gebouwen elementen bevatten die wijzen op een verde- digbaar karakter, maar deze bieden geen echte bescher- ming tegen een serieuze aanval of belegering. Archeologi- sche resten bij een moated site wijzen veelal op een relatieve welstand. Moated sites werden vooral aangelegd vanaf de 13 e eeuw. 16

18780 150 m ten zuidwesten Neolithicum Vuurstenen bijl

4109 250 m ten noordwesten Neolithicum Vuurstenen bijl

9365 300 m ten zuiden Bronstijd Afslagen, schrabbers, slijpsteen

9371 300 m ten zuiden Laat-Paleolithicum Kling, schrabber

9644 300 m ten zuiden Late-Middeleeuwen Paffrath steelpan

9366, 9369 300 m ten zuiden Mesolithicum Kernen, klingen, schrabbers, werktuigen, kling, klopsteen

3216, 9367, 9370 300 m ten zuiden Neolithicum Vuurstenen bijl, kling, sikkelmesje, schrabbers, werktuig

9368 300 m ten zuiden Paleolithicum - Bronstijd Schrabbers

9364, 30374 300 m ten zuiden Romeinse tijd Ruwwandige kom/schaal, munt

406128 400 m ten zuiden Late-Middeleeuwen Gewicht, munt

29291 400 m ten westen Neolithicum Vuursteen afslagen

18797 450 m ten noordwesten Romeinse tijd Munt, as of Dupondus

31362 500 m ten oosten Bronstijd - IJzertijd Urnenveld

9520, 9530, 21424 500 m ten noordwesten Mesolithicum Vuurstenen afslagen, microsteker, werktuig (onderdeel), kernen, klingen, schrabbers

6588 500 m ten zuiden Nieuwe tijd Schans, paal van een ophaalbrug, onverharde weg

9508 600 m ten oosten Mesolithicum Vuursteen schrabbers

51983 600 m ten zuidoosten Mesolithicum Vuursteen spits

29292 600 m ten zuiden Neolithicum Vuursteen afslag

16 http://www.loegiesen.nl/artikelen/MoatedSites.htm

11090731 BEE.ROV.ARC Pagina 15 van 27

421796 600 m ten westen Nieuwe tijd Funderingsresten van na 1770

28409 650 m ten zuidoosten Neolithicum Vuurstenen bijl

19195 700 m ten zuidwesten IJzertijd Handgevormd aardewerk

9888, 19348, 9484, 700 m ten oosten Paleolithicum - Neolithi- Vuursteen afslagen, (combinatie) werktuig (onderdeel), 4081, 9821, 232077 cum kernen, klingen, schrabbers, spitsen, boren, bijlen, stekers

9821 700 m ten oosten IJzertijd La Tène armband

52019 700 m ten westen Romeinse tijd Munt, zilveren denarius

9489 750 m ten noordoosten Laat-Paleolithicum- Handgevormd aardewerk, slijpsteen Nieuwe tijd

9488 750 m ten noordoosten IJzertijd Handgevormd aardewerk

15577 750 m ten noorden Bronstijd Urnenveld

9802 750 m ten zuidoosten Laat-Paleolithicum - Vuursteen afslagen, kernen, klingen, schrabbers, spitsen, Neolithicum klopstenen

28389, 29286 750 m ten oosten Mesolithicum - Neolithi- Vuursteen afslagen, bijlen, werktuig (onderdeel) cum

9487, 406126 750 m ten noordoosten Paleolithicum - Neolithi- Vuursteen afslagen, (combinatie) werktuig (onderdeel), cum kernen, klingen, schrabbers, spitsen, boren, bijlen, stekers, klopstenen

406126 750 m ten noordoosten Romeinse tijd - Vroege- Beugelfibula, haarspeld Middeleeuwen

29289 750 m ten noordwesten Paleolithicum - Neolithi- Vuursteen afslagen, (combinatie) werktuig (onderdeel) cum

21300 800 m ten noorden IJzertijd - Romeinse tijd Grafveld, graf (onderdeel)

9743, 9772, 51992, 800 m ten noordoosten Laat-Paleolithicum – Vuursteen afslagen, (combinatie) werktuig (onderdeel), 9411, 9682, 9744, IJzertijd kernen, klingen, schrabbers, spitsen, boren, bijlen, stekers, 9592, sikkelmesjes, klopstenen Handgevormd aardewerk, slijpsteen

9719, 9788, 21299, 800 -1000 m ten noordoosten Laat-Paleolithicum - Vuursteen afslagen, (combinatie) werktuig (onderdeel), 19354,19190, 9886, Neolithicum kernen, klingen, schrabbers, spitsen, boren, bijlen, stekers, 15476, 9789, 9591, klopstenen, dolk (onderdeel), schaaf, handgevormd aar- 28499, 9412, 9479, dewerk 9481, 9681, 9741, 18792, 9866, 9732, 9791, 18790, 4082, 9685, 9889, 9596, 9597, 9483, 9667, 9822, 9768, 9722, 9767, 29290, 9599, 9890, 4083, 9687, 19189, 18789, 4105, 9902, 51990, 9661, 18782, 9750, 9466, 9703, 19177, 52031, 9745, 51819, 9473,

19354, 9480, 9668, 800 m – 950 m ten noordoos- Bronstijd - IJzertijd Armband La Tène:1-ribbig/D-vormig/5-ribbig 9766, 9769, 18789, ten Handgevormd aardewerk, spinklos IJzertijd 28500, 232223, 28399, 19177,

19354, 9789, 9686, 800 m – 950 m ten noordoos- Romeinse tijd Gladwandig gedraaid aardewerk, ruwwandig gedraaid 9733, 9792, 21299, ten aardewerk, terra sigillata, wrijfschaal dikwandig, voorraad- 28252, 4084, 51990, pot, (kook)pot, bronzen beslag, fibula/mantelspeld, han- 232192, gers, munten

11090731 BEE.ROV.ARC Pagina 16 van 27

9771, 9770, 800 – 950 m ten noordoosten Nieuwe tijd Musketflint

28499, 9742, 9600, 800 m ten noordoosten Middeleeuwen Gesp Aardewerk, gedraaid

30219, 30248, 9662, 950 m ten noordoosten Romeinse tijd Grafveld, Romeins aardewerk, spitsgracht

21295, 18783, 9863, 800 m ten zuidoosten Laat-Paleolithicum - Vuursteen afslagen, (combinatie) werktuig (onderdeel), 9705, 9813, 19176, Neolithicum kernen, klingen, schrabbers, spitsen, boren, bijlen, stekers, 232191, 232188, klopstenen, dolk (onderdeel), schaaf, handgevormd aar- 406521, 9747, 9746, dewerk, Michelsberg-aardewerk 9903,

18783 800 m ten zuidoosten Nieuwe tijd Musketflint, vuurwapen (onderdeel)

19196, 9465, 9779, 800 – 1000 m ten noordwes- Laat-Paleolithicum - Vuursteen afslagen, (combinatie) werktuig (onderdeel), 9428, 9582, 9677, ten Neolithicum kernen, klingen, schrabbers, spitsen, boren, bijlen, stekers, 9676, 29281, 9627, klopstenen, handgevormd aardewerk

232186, 51971, 900 – 1000 m ten oosten Laat-Paleolithicum - Vuursteen afslagen, (combinatie) werktuig (onderdeel), 28398, 9783, 19350, Neolithicum kernen, klingen, schrabbers, spitsen, boren, bijlen, stekers, 9586, 9781, 18793, klopstenen, handgevormd aardewerk 4077, 27874, 51958, 9585, 9731, 28388, 51973, 51973, 19192, 9885,

19350, 9782, 28501, 1000 m ten oosten IJzertijd - Romeinse tijd Armband La Tène, ruwwandig gedraaid aardewerk, hand- 51973, 51973, 9885, gevormd aardewerk, paardentuig 28250,

15266,52069,1386, 950 m ten westen Romeinse tijd Romeins villa(complex), fundering, dakpannen, gladwandig 31428, gedraaid aardewerk, ruwwandig gedraaid aardewerk, geverfd aardewerk, terra sigillata, munt

9753, 9629, 9628, 1000 m ten noordwesten Laat-Paleolithicum - Vuursteen afslagen, (combinatie) werktuig (onderdeel), Neolithicum kernen, klingen, schrabbers, spitsen, bijlen, klopstenen

9751, 9752, 1000 m ten noordwesten Late-Middeleeuwen Geelwitbakkend gedraaid aardewerk, Pingsdorf, kogelpot

Vondstmeldingen binnen het onderzoeksgebied In ARCHIS staan vondstmeldingen geregistreerd. Nadat deze zijn gecontroleerd worden het waarne- mingen. Tot die tijd staan ze als vondstmeldingen geregistreerd. Binnen het onderzoeksgebied staan geen vondstmeldingen geregistreerd (zie figuur 8).

NUMIS NUMIS, oftewel het NUMismatisch InformatieSysteem, is een database waarin beschrijvingen zijn te vinden van in Nederland gevonden munten, penningen en andere numismatische voorwerpen. In NUMIS zijn alle bij het Geldmuseum bekende schatvondsten beschreven. Van de losse vondsten is met name materiaal van vóór het jaar 1600 na Christus opgenomen. 17

Aangezien de accuratesse van de gegevens in NUMIS niet toereikend is voor dit onderzoek, is NUMIS niet geraadpleegd.

17 www.geldmuseum.nl/museum/content/zoeken-numis.

11090731 BEE.ROV.ARC Pagina 17 van 27

3.8 Aanvullende informatie

Archeologische Verenigingen Voor aanvullende informatie is contact gezocht met de heer Luys van de plaatselijke Heemkundever- eniging Maas- en Swalmdal.

De heer Luys heeft aangegeven dat het plangebied en omgeving archeologisch een heel belangrijk gebied is. Hierbij duidt hij op de moated site ten noordwesten van het plangebied. Er zijn beschoeiin- gen van een omgrachting en poeren van maaskeien gevonden. Verder is er op het terrein bij veldkar- teringen veel middeleeuw steengoed gevonden. Verder wijst hij nog op de neolithische vondsten op de steilrand aan de zuidzijde van Bussereindseweg en de Nieuwstraat. Bussereind is een oud buurt- schap van Beesel. Bebouwing heeft echter vooral aan de noordzijde op het hoge terras plaatsgevon- den en pas vanaf ongeveer 1900 aan de zuidzijde. De Nieuwstraat was al in de eerste helft van de 19e eeuw bebouwd. Van ontgravingen of ontgrondingen op deze plaats is niets bekend.

3.9 Korte bewoningsgeschiedenis van het Beesel en Hof T `gen Raede 18

In deze paragraaf wordt een bespreking van de bewoningsgeschiedenis van de streek gegeven. Een algemene ontwikkeling van de bewoningsgeschiedenis van Nederland wordt weergegeven in bijlage 2.

De oudste resten van menselijke activiteit in de gemeente Beesel bestaan uit (vuur)stenen werktuigen uit het Midden-Paleolithicum: twee vuistbijlen op het Haselt, een schrabber uit Maaskei, klingen en afslagen. De makers en gebruikers van deze werktuigen waren de Neanderthalers die hier tijdens de voorlaatste ijstijd rondtrokken in navolging van de dieren waar zij jacht op maakten. Hierbij kan ge- dacht worden aan rendieren, holenberen, wolharige neushoorns en mammoeten, die na de slacht ter plekke in tijdelijke kampementen gevild en verwerkt zijn. Het huidige Maasterrassenlandschap was toen al gevormd. De kampementen lagen op de plateaus van de Maasterrassen. Er heerste een poolklimaat met een toendralandschap met mossen en lage begroeiing. Een concentratie van waar- nemingen van Paleolitische vondsten bevindt zich op het lage terras langs de Maas aan de oostzijde tussen Asselt en Reuver.

Rond 8.800 v. Chr. (Mesolithicum) warmde het klimaat verder op en de hoeveelheid neerslag nam toe. Men vestigde zich ook nu op de hogere gelegen terreinen, zoals het Haselt en het Maasveld, om zich te beschermen tegen overstromingen. Op het Maasveld, in het noordwesten van de gemeente, heeft een nederzettingsterrein gelegen dat vanaf de Midden-Steentijd tot mogelijk in de Bronstijd in gebruik is geweest; een groot aantal vondsten van prehistorisch aardewerk en bewerkte vuursteen wijst in deze richting. Het terrein ligt aan de rand van een rivierterras vlak langs de Maas.

Door de vele neerslag, door kwel van het hoogterras en de slechte drainage ontstond het moeras van het Meerlebroek. Moeras was voor bewoning niet geschikt, maar zal waarschijnlijk wel deel hebben uitgemaakt van het jachtterrein of een plaats van religieuze betekenis zijn geweest. In het Neolithicum doet de landbouw zijn intrede in West-Europa en ook in onze streken. Ten zuidoosten van Bussereind ligt een concentratie van Neolithische vondsten rond en op de Turfhei. Het is een terrein gelegen op een rug langs een oude Maasmeander. De geul is nog duidelijk aanwezig in het landschap. Deze geul is waarschijnlijk vrij continu watervoerend geweest tot in de 17 e eeuw. Van de overblijfselen van neolithische samenlevingen springen de grafheuvels het meest in het oog. In het zuidelijke deel van de gemeente, aan de Rijkselseweg en ten zuiden van Hoeve Waterloo zijn enkele grafheuvels uit het Neolithicum bekend.

18 A. de Boer, 2010.

11090731 BEE.ROV.ARC Pagina 18 van 27

In de Bronstijd zijn landbouw en veeteelt de voornaamste vormen van bestaan. Dit uit zich in de bouw van boerderijen met een stalgedeelte, die ook nu op de hoger gelegen zones zijn gebouwd. De wa- terafvoer van de Maas nam toe en er traden regelmatig overstromingen op. De hogere landschaps- gedeelten werden gekozen omdat ze minder getroffen werden door overstromingen. Op alle hogere landschapsdelen langs de Maas zijn daarom nederzettingen te verwachten. In de Late IJzertijd ont- staan kleine dorpjes. Mogelijk werden nederzettingsterreinen in deze periode in enkele gevallen kunstmatig opgehoogd met nederzettingsafval om zo veiliger voor overstromingen te zijn, een soort terp. De Bronstijd kenmerkt zich door de vele (rituele) deposities in natte gebieden, zoals het moeras- sige Meerlebroek. Een vijftal vindplaatsen kent een continuïteit van deposities vanaf de Steentijd tot in de Metaaltijden, o.a. op het Haselt.

Ten zuidoosten van het Haselt ligt een nederzettingsterrein en mogelijk een grafveld uit de IJzertijd. Tegen het einde van de Bronstijd gaat men van inhumatiebegraving over op crematie. De crematie- resten worden verzameld in een urn, begraven en bedekt met een heuvel. Dergelijke heuvels zijn gevonden bij Reuver en in het noordoosten van de gemeente vlakbij de landsgrens, op de overgang van het middenterras naar het hoogterras. Vlakbij de Witte Paal werden in 1839 enkele grafheuvels uit de Late Bronstijd opgegraven. Op de Dreesen Campken, ten westen van het Haselt is een graf- veld uit de Brons- en IJzertijd gevonden, gelegen op een rivierduin. Ook in het bosgebied bij het Ha- selt zijn in het verleden urnen aangetroffen. Op het Haselt zijn ook veel fragmenten van La Tène arm- banden gevonden. Deze worden in verband gebracht met een nederzetting en een grafveld uit de Late IJzertijd. Een andere concentratie van grafvondsten en grafheuvels ligt op het terrein bij de Ben- theimerschans. Een paar honderd meter ten zuidwesten en direct ten oosten van het schansterrein zijn resten van een urnengrafveld (met ophogingen) uit de Brons- en IJzertijd gevonden. Ten zuiden van recreatiepark Lommerbergen en op de Krietheuvel werden urnen gevonden uit de Vroege IJzer- tijd.

Met de komst van de Romeinen traden veel veranderingen op. Onder andere werden er wegen aan- gelegd, die als voornaamste doel had het snel kunnen verplaatsen van militaire troepen. Een belang- rijke verbindingsweg liep vanaf Xanten naar de Maasvallei om vervolgens langs de oostelijke oever van de Maas in uit te komen op de verbindingsweg Keulen- Boulogne. Vanaf de Witte Steen bij Reuver loopt de weg langs de Duits-Nederlandse grens over de Prinsendijk. Vroeger heette deze weg Koning Karelsweg of Steenweg. Ten zuiden van de Witte Steen is de weg nu nog in gebruik als landweg. Op Beesels grondgebied liep de route over het hoogterras. Het gebied onder langs het hoogterras was waarschijnlijk in de Romeinse tijd ook vrij vochtig door kwelwater. Langs de Romein- se wegen lagen veelal grafvelden. Ten oosten van de Bentheimerschans ligt een Romeinse grafheu- vel. Van de Romeinse vindplaatsen in Limburg zijn de villae het bekendst, met name op de vruchtba- re lössgronden in Zuid-Limburg en op andere vruchtbare bodems, zoals de rivierkleigronden van Beesel. Een dergelijk villacomplex ligt op de Donderberg; een stuifduin. Op een andere stuifduin, de Solberg, ontwikkelt zich ook een Romeinse nederzetting. Het is gebleken dat het niet om een Ro- meinse villa gaat, maar om een inheems-Romeinse nederzettingssite uit de 2 e en 3 e eeuw. Hoewel er veel vondstmateriaal uit de Romeinse tijd gevonden is, ontbreekt het aan restanten van steenbouw, die typerend zijn voor een villagebouw. Op de locatie waar de St. Lambertuskapel staat, zijn tijdens graafwerkzaamheden funderingen van een Romeins gebouw aangetroffen, mogelijk ook een villa. Aan de rand van een rivierduincomplex, vlakbij de plek waar de Schelkensbeek in het Maasdal uit- mondt, ligt onder een esdek een nederzetting uit de Romeinse tijd. De Romeinse sporen verspreiden zich tot vlak langs de beek waar meer resten van een Romeinse villa zijn aangetroffen.

De Vroege Middeleeuwen zijn slecht vertegenwoordigd in het vondstmateriaal. De enige vroegmid- deleeuwse resten die in de gemeente bekend zijn, zijn ongeveer 250 meter ten zuidwesten van de St. Lambertuskapel gevonden aan de Sangersweg. Het gaat om een afvalkuil, houtskool en aardewerk, onder andere een pot van Badorf-aardewerk, uit de 8e of 9e eeuw. De oudste vondst van deze locatie is een aardewerkscherf uit de 5e of 6e eeuw. Mogelijk wijzen deze vondsten op de locatie van een

11090731 BEE.ROV.ARC Pagina 19 van 27

Merovingische nederzetting. Tussen Rijkel en Aoleberg werd, evenals ten noorden van Schelkens- beek, Frankisch aardewerk gevonden. Vrijwel alle bewoning bleef in de Merovingische periode ge- concentreerd in de strook tussen Maas en Meerlebroek. In de Volle Middeleeuwen, meer dan in de Vroege Middeleeuwen, was het landschap dynamischer. De Maas verplaatste haar bedding regelma- tig en de overstromingen die het Maasdal teisterden waren van grote invloed op de mogelijkheden van de mens om het Maasdal te bewonen en gebruiken. De bewoning concentreerde zich op de ho- ger gelegen delen in, nu nog bestaande, dorpen. Na 1000 komt er meer ontbossing als gevolg van de toenemende houtbehoefte. Deze behoefte hing samen met de periode van economische bloei van de 11e tot in de 14e eeuw. De bevolking groeide, grote gebieden werden ontgonnen, steden werden ge- sticht. Het laaggelegen gebied was destijds minder geschikt voor bewoning maar was wel goed bruikbaar voor de bouw van watermolens en baksteenovens. Als de behoefte aan land toeneemt, vinden er ontginningen en ontwatering plaats. Kastelen spelen waarschijnlijk een belangrijke rol bij de ontginningen en bij de controle over bijvoorbeeld de ijzerindustrie. Ook dragen ze bij aan de beheer- sing van de handel en het transport op de Maas. Enkele kilometers ten zuiden van gemeente Beesel en in de zuidwesthoek van de gemeente blijkt de dynamiek van de Maas uit de vondsten van onder andere scheepsresten in verlande beddingen.

In de 14 e of 15 e eeuw werd de lus tussen Rijkel en Swalmen doorgesneden door de Maas. Uit deze periode stamt scheepshout dat bij de Biesweerd langs de oostoever van de Laatmiddeleeuwse Maas werd gevonden. Uit de periode 11 e tot 13 e eeuw zijn meer gegevens bekend uit de gemeente Beesel. Zo is bij het recreatiepark Lommerbergen veel laatmiddeleeuws aardewerk, houtskool en verbrande leem aangetroffen. Waarschijnlijk gaat het om een zogenaamde Wüstung die in de 11 e eeuw tot het midden van de 13 e eeuw werd bewoond.

De huidige woonkernen in de gemeente Beesel zijn alle in de Middeleeuwen of daarna ontstaan. Ten oosten en zuidoosten van Rijkel ligt een aantal kampontginningen, waaronder de omgrachte Baxhof, net over de grens met Swalmen. Het is een mooi voorbeeld van een grote middeleeuwse kampont- ginning. Ten noorden van Rijkel staat “De Grauwe Beer, een Zaanse molen. In Zaandam werd deze molen in 1891 tot stellinghoogte afgebroken en in onderdelen via het water naar Beesel gevoerd. De eerste standplaats van de molen was langs de St. Anthoniusstraat. In 1981 werd ze volledig geres- taureerd en verplaatst naar de huidige locatie aan de Drakenweg. De oude dorpskern van Beesel ligt in het gedeelte dat nu Ouddorp wordt genoemd. Hier liggen de oudste huizen en de oude kerk die op het hoogste punt van het dorp is gelegen. De nederzetting ontstond in de 12 e eeuw op een langgerek- te noord-zuid lopende rug aan de Maas. De kerk lag aan een driehoekig plein, de Markt. Hier zijn de fundamenten en een deel van de vloeren van deze laatmiddeleeuwse kerk opgegraven. Tot en met de 16 e eeuw kon men in Beesel droog wonen. Vanaf de 17 e eeuw werd het gevaar voor overstromin- gen door een veranderend klimaat groter. In 1643 stortte de kerk tijdens een overstroming in. De dreiging van nieuwe overstromingen werd groter en de oever van de Maas kwam dichterbij. Een nieuwe kerk en dorpskern werden gebouwd op een hoger gelegen terrein. De huidige dorpskern van Beesel is daar rond 1750 ontstaan. Ten oosten van Beesel en Swalmen lag een landweer die de naam Wolfsgraaf droeg. Een eerste vermelding van deze landweer is uit 1554. Het bouwwerk bestaat uit een wal. Het gedeelte dat nu in de gemeente Beesel ligt, was beplant met een haag en werd ge- flankeerd door een rij kuilen; naast het deel dat in de gemeente ligt, lag een droge gracht. Fragmenten van de landweer zijn nog aanwezig. De bewoningskern Beesel kan in haar oorspronkelij- ke vorm gekarakteriseerd worden als een kransakkerdorp: een dorp bestaande uit een krans van langs een centrale akker gelegen buurtschappen met een centraal daartussen gelegen kerk- of marktdorp. De uitbreiding van de bebouwing in de 19e eeuw vond plaats langs oude wegen, de weg die Rijkel, Beesel en Reuver verbindt en langs de weg die vanuit de kern van Beesel naar het westen richting Maas loopt. 19

19 L. Giesen: tussen Maas en Meerlebroek.

11090731 BEE.ROV.ARC Pagina 20 van 27

Op korte afstand van het plangebied lag het “Hof T `gen Raede of Rayerhof” . Het was een kasteel- boerderij, een omgrachte boerenhoeve, ook wel aangeduid met moated site. De kasteelboerderij was omgeven door een weermuur van mergelblokken. Dit leengoed van de graven van Bentheim bestond reeds in de 13 e eeuw. Bentheim was een graafschap, net als het graafschap Gelre en dat later een hertogdom werd en waaronder ook Beesel ressorteerde. De oudst bekende leenman van dit ridder- huis was Emont van Wilderade. In 1361 wordt hij voor het eerst vermeld als “knape”. Op 1 augustus 1368 werd hij beleend met “den goede toe Besel gelege ten Raede” . In een belastinglijst uit 1369 wordt hij onder Beesel aangeslagen voor de maximale 8 pond. Vermoedelijk was hij familie van de ridders Willem van Elmpt en Johan van Kessel. Op 25 juli 1404 verklaarde Rykalt van Kenswilre dat hij door graaf Bernhard I van Bentheim was beleend met de “hof te Oyen en de gude to Besel ghehe- ten tgheon Rade “, inclusief de daarbij behorende visrechten, de rechtspraak, de tienden van Besel en recht van voordracht van de pastoor, waaronder de koster en altaren in de kerk. In 1410 werd Otto van Holtmeulen door graaf Bernhard beleend met onder andere den hoven T`gen Roede en Ten Broke met toebehoren te Beesel. In 1462 wordt de kasteelboerderij in Bussereind vermeld als Rae- derhof. De pondschatting uit 1468 vermeldt Johan van Holtmolen als belastingbetaler onder Beesel. In het midden van de 16 e eeuw verloor de boerderij zij status als middelpunt van het Bentheimer leengoed. Aanleiding hiervoor was de bouw van kasteel Nieuwenbroek, aan de overzijde van de Huil- beek. 20

Tijdens een proefonderzoek in 1987 in Bussereind, uitgevoerd door de lokale heemkundevereniging, stuitte men op fundamenten van de versterkte middeleeuwse boerderij “Hof Tgen Rade”, een voorlo- per van het kasteel Nieuwenbroek en eertijds bezit van de graven van Bentheim. Deze voormalige herenboerderij was gelegen in de bedding van een voormalige Maasmeander. De fundering bestond uit mergelblokken van 45 x 30 x 15 cm. Naast de fundering waren op een aantal plaatsen ter verste- viging eikenhouten palen geslagen. In een andere proefsleuf op het terrein werd waarschijnlijk een deel van de omgrachting aangesneden. Er werd een donkere vulling waargenomen waarin aarde- werk, bot en daklei werd aangetroffen. In een 3e sleuf op het terrein werd een deel van vermoedelijk een bijgebouw (schuur) van de boerderij gevonden. Het aardewerk uit deze sleuf dateert uit de perio- de eind 13 e tot de eerste helft van de 16 e eeuw. Ook eerder al, in 1972, was bij het graven van een gierkelder een grondverkleuring waargenomen van mogelijk een omgrachting. Hieruit werd een 13 e- eeuwse waterkruik en een scherf van een grote voorraadpot van Elmpter aardewerk geborgen en enkele 13 e- en 14 e-eeuwse scherven. De eerste bewoners van deze hoeve hebben een landtong in moerassig gebied als nederzettingsplaats gekozen. Voor de verdediging van het terrein is een om- grachting aangelegd en werd er aan de westelijke kant een ommuring (waarschijnlijk uit baksteen) gebouwd op een fundering van mergelblokken. Er lagen restanten van bakstenen op deze fundering. De bakstenen zijn wellicht hergebruikt voor de bouw van kasteel Nieuwenbroeck. 21

Kasteel Nieuwenbroeck werd rond 1550 gebouwd, mogelijk naar aanleiding van het huwelijk van Johan van Holthuysen met Helwich van Holtmeulen. Het huidige huis werd in de 16 e en 17 e eeuw ingrijpend verbouwd. De oostvleugel is 18 e-eeuws. De voorburcht draagt het jaartal 1731. Op de Smaberskaart uit 1781 (zie figuur 4) is goed de toenmalige indeling van Nieuwenbroeck te zien. De ophaalbrug was destijds waarschijnlijk reeds vervangen door een stenen brug. Het oudste gedeelte wordt gevormd door een L-vormig woonhuis in de zuidoost hoek, dat later tot een U vorm is uitge- breid. Aan de andere zijde lag een boerderij. Waarschijnlijk lag op de plaats van deze boerderij de hof Tgen Broeck. 22

20 L. Giesen: tussen Maas en Meerlebroek. 21 A. de Boer, 2010. 22 A. de Boer, 2010.

11090731 BEE.ROV.ARC Pagina 21 van 27

3.10 Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel

Op grond van het bureauonderzoek is de volgende gespecificeerde archeologische verwachting op- gesteld:

Tabel VIII. Gespecificeerde archeologische verwachting

Archeologische periode Gespecificeerde Te verwachten resten en/of sporen Relatieve diepte t.o.v. het maaiveld verwachting

(Laat-)Paleolithicum Hoog Vuursteenstrooiïngen en vuurstenen In de rivierafzettingen en de dekzandafzet- gebruiksvoorwerpen tingen.

Mesolithicum Hoog Vuursteenstrooiïngen en vuurstenen In de rivierafzettingen en de dekzandafzet- gebruiksvoorwerpen tingen.

Neolithicum Middelhoog Rituele deposities, (vuurstenen) ge- In de top van de rivierafzettingen en de bruiksvoorwerpen, afvaldepots bestaan- dekzandafzettingen. de uit houtskool, organische resten en botresten.

Bronstijd Middelhoog Rituele deposities, (vuurstenen) ge- In de top van de rivierafzettingen en de bruiksvoorwerpen, metaalresten, afval- dekzandafzettingen. depots bestaande uit houtskool, organi- sche resten, fragmenten aardewerk en botresten.

IJzertijd Middelhoog Rituele deposities, gebruiksvoorwerpen, In de top van de rivierafzettingen en de metaalresten, afvaldepots bestaande uit dekzandafzettingen. houtskool, organische resten, glasresten, fragmenten aardewerk en botresten.

Romeinse tijd Middelhoog Rituele deposities, gebruiksvoorwerpen, In de top van de rivierafzettingen en de metaalresten, afvaldepots bestaande uit dekzandafzettingen. houtskool, organische resten, glasresten, fragmenten aardewerk en botresten.

Middeleeuwen Hoog Bewoningssporen van een (boeren)erf: In de top van de rivierafzettingen en de kleine fragmenten aardewerk, metaal- dekzandafzettingen. resten, glasresten, houtskool, botresten, organische resten en gebruiksvoorwer- pen

Nieuwe tijd Hoog Bewoningssporen van een (boeren)erf: In de top van de rivierafzettingen en de kleine fragmenten aardewerk, metaal- dekzandafzettingen. resten, glasresten, houtskool, botresten, organische resten en gebruiksvoorwer- pen

Het plangebied ligt aan de noordoost zijde op de flank van een relatief hoog gelegen Maasterras en aan de zuidwest zijde in een beekdal. Kampementen van jagers-verzamelaars worden vaak op der- gelijke flanken gevonden, omdat dit een aantrekkelijk leefgebied vormt. Een dergelijk leefgebied ligt op de rand van nat naar droog, waardoor er een grote variëteit in flora en fauna ontstaat. Ook de na- bijheid van drink- en viswater is gunstig voor jagers-verzamelaars. Het hooggelegen Maasterras is gevormd in het Salien, dus vanaf het Midden-Paleolithicum kunnen er resten aangetroffen worden. Resten van voedselvoorziening kunnen in principe overal in het beekdal voorkomen. Ook jachtkam- pementen, alhoewel het beekdal niet de optimale locatie is, kunnen in het gehele beekdal voorkomen. Op kleine zandige verhogingen in het beekdal is de kans op een vindplaats groot.23 Het zuidwestelijke deel van het plangebied ligt in een beekdal dat tot de 17 e eeuw watervoerend is geweest. Gezien de vele Paleolithische en Mesolithische vondsten in de buurt van het plangebied, maakt de kans voor het aantreffen van een jachtkamp uit deze periode in het plangebied groot.

23 J.A.M. Roymans & M.P.F. Verhoeven, 2010.

11090731 BEE.ROV.ARC Pagina 22 van 27

Het Maasterras is ook een goede leefomgeving voor landbouwers. Al vanaf het Neolithicum is dit terras bewoond met boeren. Het plangebied ligt op de rand van het Maasterras, waardoor de kans op archeologische resten van nederzettingen van landbouwers niet hoog wordt geschat. Er bestaat wel een redelijke kans op het aantreffen van archeologische resten van landbouwers in relatie tot de wa- tervoerende beek, ter plaatse van de oude Maasmeander. Hierin kunnen afvaldepots van de neder- zettingen op het Maasterras voorkomen. Afvaldepots in beekdalen kunnen een beter beeld geven van de materiële cultuur dan de vondsten in de nederzettingen. Het vondstmateriaal uit de nederzettingen en grafvelden is relatief schaars, deels omdat de conserveringsomstandigheden er minder gunstig zijn of omdat het afval buiten de nederzetting gedeponeerd is, bijvoorbeeld in een beekdal. Beekdalen kunnen dus inzicht verschaffen in de materiële cultuur van samenlevingen die in nederzettingen of in grafvelden niet aangetroffen wordt. 24 Afvaldepots komen vooral voor in de beekbeddingen of in oude meanders. De kans op het aantreffen van een dergelijk afvaldepot wordt groter als het omringende gebied een rijke bewoningsgeschiedenis heeft. 25 In het omringende gebied van het plangebied is er een overvloed aan aanwijzingen voor een rijke bewoningsgeschiedenis, waardoor de kans op een afvaldepot vanaf het Neolithicum tot en met de Romeinse tijd zoals hiervoor beschreven middelhoog is. Rituele deposities, komen behalve in grote rivieren en moerassen ook veelvuldig in beekdalen voor. De deposities in natte context vanaf het Neolithicum tot de Romeinse tijd worden in de huidige stand van onderzoek beschouwd als rituele, doelbewuste handelingen. Niet alle natte contexten werden gebruikt voor dit ritueel en het lijkt alsof alleen bepaalde zones hiervoor gebruikt werden. De moeras- sen en de beekdalen lagen aan de periferie van het agrarische landschap. In deze moerassen en beekdalen zijn de conservatieomstandigheden zeer gunstig. Er zijn op deze plaatsen veel aanwijzin- gen voor dergelijke rituele deposities, vooral speerpunten en bijlen. Zwaarden worden met name in de grote rivieren aangetroffen. Op deze natuurlijke grenzen, maar ook op de grenzen tussen leefge- meenschappen worden rituele deposities aangetroffen. Zo wordt op de grens van twee gemeen- schappen aan beide zijden gedeponeerd, zoals blijkt uit de deposities aan beide zijden van de Maas. In Limburg zijn het niet de beekdalen maar vooral de moerassen en de Maas waar veel bronsvond- sten zijn gedaan. 26 Er schijnt een voorkeur te bestaan voor samenvloeiingen van waterlopen en beekovergangen. 27 De Maasmeander, gelegen aan het plangebied is in het verleden gebruikt voor rituele deposities, zoals bekend is van enkele toevalsvondsten uit het Neolithicum nabij het plange- bied. De kans op het voorkomen van rituele deposities vanaf het Neolithicum tot en met de Romeinse tijd is daarom middelhoog. Uit de Vroege Middeleeuwen zijn weinig vondsten op het Maasterras bekeed. De kans op het voor- komen van archeologische resten uit deze periode is daarom laag. De kans op archeologische resten uit de Late-Middeleeuwen en de Nieuwe tijd is hoog. Dit komt door de aangetroffen resten van de aan de noordwestelijke aangelegen kasteelboerderij met bijbehorende schuren. Rondom deze boerderij heeft een verdedigingswerk gelegen, bestaande uit een gracht en een muur. Het is mogelijk dat er buiten dit AMK-terrein zich nog resten bevinden die met deze boerderij in verband staan. Tevens ge- bied de archeologische beleidsadvieskaart om vervolgonderzoek te doen bij plangebieden die binnen een straal van 50 m van een AMK-terrein van hoge of zeer hoge archeologische waarde liggen. De kans op het aantreffen van archeologische resten uit de (Late) Middeleeuwen en Nieuwe tijd is hoog. In het hele plangebied kunnen archeologische resten voorkomen uit alle archeologische perioden. De archeologische resten worden direct aan of onder het maaiveld verwacht. De vondstenlaag wordt verwacht in de eerste 30 cm beneden het maaiveld. Archeologische sporen (uitgezonderd diepe paalsporen en waterputten) worden binnen 50 cm beneden het maaiveld verwacht. De archeologi- sche laag bestaat uit een vermenging van onder meer kleine fragmenten aardewerk, houtskool en bot met het oorspronkelijke substraat.

24 F. Gerritsen, 2004. 25 J.A.M. Roymans & M.P.F. Verhoeven, 2010. 26 D. Fontijn, 2004. 27 J.A.M. Roymans & M.P.F. Verhoeven, 2010.

11090731 BEE.ROV.ARC Pagina 23 van 27

Organische resten en metaal zullen door de natte en zuurstofloze condities in het beekdal, in het zuidwestelijke deel van het plangebied, over het algemeen goed zijn geconserveerd. 28 Ze zijn boven- dien afgedekt door recente kleiafzettingen. Organische resten en bot op het Maasterras, het noord- oostelijke deel van het plangebied, zullen door de relatief droge en zure bodemomstandigheden slecht zijn geconserveerd. Het complextype en de omvang kunnen niet nader worden gespecificeerd door de beperkte gegevens.

Bodemverstoring Dat een gebied een middelhoge of hoge archeologische verwachting heeft, hoeft niet te betekenen dat de eventueel aanwezige archeologische resten ook behoudenswaardig zijn.

Als gevolg van bodemingrepen kunnen vindplaatsen geheel of gedeeltelijk verstoord zijn. De waarde van archeologische vindplaatsen wordt grotendeels bepaald door de mate waarin vondsten in situ bewaard zijn gebleven in de bodem en/of grondsporen intact zijn.

Er is niets bekend over ontgravingen of verstoringen in het verleden in het plangebied. Het plange- bied is in het verleden in gebruik geweest als woonerf en tuin. Bij het planten van bomen in de tuin kan de bodem enigszins verstoord zijn geraakt. Ter plaatse van het woonhuis zal de bodem zeer waarschijnlijk verstoord zijn. Het is niet waarschijnlijk dat het plangebied ooit als landbouwgebied is gebruikt, waardoor de kans groot is dat er verder geen bodemverstoringen aangetroffen zullen wor- den.

3.11 Beantwoording onderzoeksvragen bureauonderzoek

Voor het bureauonderzoek is een drietal onderzoeksvragen opgesteld. Hieronder worden deze vra- gen beantwoord voor zover het bureauonderzoek de daarvoor benodigde gegevens hebben opgele- verd.

 Wat is er bekend over bodemverstorende ingrepen binnen het plangebied uit het verleden? Is er bijvoorbeeld informatie bekend over vroegere ontgrondingen, bodemsaneringen, egalisa- ties, diepploegen of landinrichting? Er is niets bekend over ontgravingen of verstoringen in het verleden in het plangebied. Ter plaatse van de woning op het plangebied zal de bodem zeer waarschijnlijk verstoord zijn. Te- vens kan bij het planten van bomen in de tuin kan de bodem enigszins verstoord zijn geraakt.

 Ligt het plangebied binnen een landschappelijke eenheid, welke vanuit archeologisch oog- punt een specifieke aandachtslocatie kan betreffen (zoals een relatief hoge dekzandkop of - rug, nabij een veengebied, een beekdal)? Het noordoostelijke deel van het plangebied ligt op de rand van een Maasterras, dat een gun- stige locatie vormde voor landbouwers. De ligging op de rand van een Maasterras, maakt de locatie geschikt voor kampementen van jagers-verzamelaars. Het zuidwestelijke deel van het plangebied ligt in een beekdal. Dit zijn plaatsen waar afvaldumps en rituele deposities veel voorkomen.

 Wat is de gespecificeerde archeologische verwachting van het plangebied? De archeologische verwachting voor het plangebied voor Laat-Paleolithicum en het Mesolithi- cum is hoog. Voor het Neolithicum tot en met de Romeinse tijd is de archeologische verwach- ting middelhoog. De archeologische verwachting voor de Middeleeuwen en de Nieuwe tijd is hoog.

28 H. Kars & A. Smit 2003.

11090731 BEE.ROV.ARC Pagina 24 van 27

4 CONCLUSIE EN SELECTIEADVIES

4.1 Conclusie

Het plangebied ligt aan de noordoost zijde op de flank van een relatief hoog gelegen terras en aan de zuidwest zijde in een beekdal. Kampementen van jagers-verzamelaars worden vaak op dergelijke flanken en in het beekdal gevonden, omdat dit een aantrekkelijk leefgebied vormt. De kans op ar- cheologische resten van jagers-verzamelaars uit het Paleolithicum of het Mesolithicum in het plange- bied is hoog.

Het Maasterras is een goede leefomgeving voor landbouwers. Al vanaf het Neolithicum is dit terras bewoond met boeren, maar omdat het plangebied op de rand van een Maasterras ligt, is de kans op archeologische resten van nederzettingen van landbouwers niet hoog. In het omringende gebied van het plangebied is er een overvloed aan aanwijzingen voor een rijke bewoningsgeschiedenis, waar- door de kans op een afvaldepot vanaf het Neolithicum tot en met de Romeinse tijd zoals hiervoor beschreven middelhoog is.

De kans op archeologische resten uit de Late-Middeleeuwen en de Nieuwe tijd is hoog. Dit komt door de aangetroffen resten van de noordwestelijk aangelegen kasteelboerderij met bijbehorende schuren. Het is mogelijk dat er zich buiten dit AMK-terrein nog resten bevinden die met deze boerderij in ver- band staan.

4.2 Selectieadvies

Uit de hoge archeologische verwachting van het plangebied en in navolging van het gemeentelijk beleid omtrent plangebieden binnen 50 m afstand van AMK-terrein van hoge en zeer hoge waarde, is de conclusie dat er vervolgonderzoek zal moeten plaatsvinden in het plangebied. Vaak wordt er na een archeologisch bureauonderzoek een verkennend booronderzoek uitgevoerd om de resultaten van het bureauonderzoek te toetsen en om vast te stellen of de bodem in het plangebied verstoord is, en dus vast te stellen of er archeologische waarden verloren zijn gegaan. Dit soort vervolgonderzoek is niet aan te raden bij een terrein waar sporen uit de Late-Middeleeuwen of de Nieuwe tijd worden verwacht. De mogelijke verstoringen die in het verkennend booronderzoek aangetroffen worden, zul- len toegeschreven moeten worden aan de activiteiten uit de Middeleeuwen en de Nieuwe tijd, waar- door er geen uitspraak kan worden gedaan of het om verstoringen gaat of dat deze verstoringen zelf archeologische waarde hebben. Verder behoort een karterend booronderzoek nog tot de mogelijkhe- den. Het doel van een karterend booronderzoek is het vaststellen of er archeologische indicatoren (archeologische resten) in de bodem aanwezig zijn. Ook deze vorm van vervolgonderzoek is niet geschikt om de archeologische waarde van het plangebied vast te stellen. Het aantreffen van géén archeologische indicatoren betekent in dit geval niet dat het terrein vrij van archeologie is. Een proef- sleuven onderzoek zou hierin archeologisch gezien de beste keuze zijn. In een dergelijk onderzoek wordt 10% van het plangebied opgegraven in sleuven van 4 meter breed. Aangezien het plangebied begroeid is met bomen (zie figuur 3) en aangenomen dat deze situatie nog steeds geldt, is het van- wege deze fysieke beperking niet mogelijk om het plangebied met proefsleuven te onderzoeken.

Een zinvolle keuze van vervolgonderzoek is daarom om de graafwerkzaamheden ten behoeve van de nieuwbouw archeologisch te laten begeleiden (protocol opgraven (AB)). De rest van het plangebied zou een dubbelbestemming moeten krijgen waarbij bescherming in de planregels dient opgenomen te worden voor wat betreft bodemverstoringen dieper dan 40 cm.

Bovenstaand advies vormt een selectieadvies. De resultaten van dit onderzoek zullen eerst moeten worden beoordeeld door het bevoegd gezag (gemeente Beesel), die vervolgens een selectiebesluit neemt.

11090731 BEE.ROV.ARC Pagina 25 van 27

LITERATUUR

Alterra, 2003: Digitale Geomorfologische kaart van Nederland , schaal 1:25.000.

Berendsen, H.J.A. & E. Stouthamer, 2001: Palaeogeographic development of the Rhine- delta, The . Van Gorcum, Assen.

Berendsen, H.J.A., 2005: Fysische Geografie van Nederland, deel 4: Landschappelijk Nederland. De fysisch-geografische regio's. Van Gorcum, Assen.

Berg, M.W. van den, 1996: Fluvial sequences of the Maas; a 10 Ma record of neotectonics and cli- mate change at various time-scales. Thesis, Landbouw Universiteit Wageningen.

Boer, A. de, A. Botman, A. Brakman, R. Magendans, 2010: De archeologische verwachtings- en be- leidsadvieskaart voor de gemeente Beesel , Amersfoort.

Fontijn, D., 2004: ‘Schatvondsten’ uit de beekdalen. De interpretatie van metaaldeposities uit de Bronstijd, in Beekdallandschappen in archeologisch perspectief (F. Gerritsen & E. Rensink red.), Amersfoort (Nederlandse Archeologische Rapporten 28), 69-84.

Gerritsen, F., 2004: Het belang van beekdalen voor de archeologie van de zandlandschappen, in Beekdallandschappen in archeologisch perspectief (F. Gerritsen & E. Rensink red.), Amersfoort (Nederlandse Archeologische Rapporten 28), 13-24.

Kars, H. & A. Smit (red.), 2003: Handleiding Fysiek Behoud Archeologisch Erfgoed. Degradatie- mechanismen in sporen en materialen. Monitoring van de conditie van het bodemarchief. Am- sterdam (Geoarchaeological and Bioarchaeological Studies, 1).

Locher, W.P. & H. de Bakker, 1990: Bodemkunde van Nederland. Deel 1: Algemene bodemkunde. Malmberg, Den Bosch.

Mulder, E.F.J. de, M.C. Geluk, I.L. Ritsema, W.E. Westerhoff, T.E. Wong, 2003: De ondergrond van Nederland. Wolters-Noordhoff, Groningen.

Roymans, J.A.M. & M.P.F. Verhoeven, 2010: Beekdallandschappen als Provinciaal Archeologisch Aandachtsgebied, Een onderzoekskader voor 7 beekdallandschappen in Noord- en Midden Lim- burg , (RAAP rapport 1880).

Stichting voor Bodemkartering, 1968: Geomorfologische kaart van Nederland, schaal 1:50.000, blad 58O.

11090731 BEE.ROV.ARC Pagina 26 van 27

BRONNEN

AHN; internetsite, november 2011. http://www.ahn.nl

Archeologisch informatiesysteem Archis2, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE), Amersfoort, november 2011. http://archis2.archis.nl/archisii/html/index.html

Bodemloket, internetsite, november 2011. www.bodemloket.nl

Dinoloket, internetsite, november 2011. http://www.dinoloket.nl/

Giesen, L.: tussen Maas en Meerlebroek, november 2011. http://www.loegiesen.nl/toponiemen/Toponiemen-Beesel.htm

Kennisinfrastructuur Cultuurhistorie; internetsite, november 2011. http://www.kich.nl

SIKB; internetsite, november 2011. http://www.sikb.nl

Wat Was Waar; internetsite, november 2011. http://www.watwaswaar.nl

11090731 BEE.ROV.ARC Pagina 27 van 27

Figuur 1. Situering van het plangebied binnen Nederland

LOMMLOMMLOMM AMERICAAMERICAAMERICA LOMMLOMMLOMM VLIERDENVLIERDENVLIERDEN AMERICAAMERICAAMERICA

GRIENDTSVEENGRIENDTSVEEN

OMMELOMMEL GRUBBENVORSTGRUBBENVORST

KRONENBERGKRONENBERGKRONENBERG VELDENVELDENVELDEN LIESSELLIESSELLIESSEL SEVENUMSEVENUMSEVENUM HELENAVEENHELENAVEEN ASTENASTENASTEN EVERTSOORDEVERTSOORDEVERTSOORD 380000

SOMERENSOMERENSOMEREN HEUSDENHEUSDEN GEM GEM ASTEN ASTEN NEERKANTNEERKANT VENLOVENLOVENLO GRASHOEKGRASHOEK MAASBREEMAASBREE KONINGSLUSTKONINGSLUSTKONINGSLUST MAASBREEMAASBREE

MEIJELMEIJEL STEIJLSTEIJLSTEIJL TEGELENTEGELENTEGELEN BAARLOBAARLOBAARLO LB LBLB BERINGEBERINGEBERINGE BAARLOBAARLOBAARLO LB LBLB HELDENHELDEN

EGCHELEGCHELEGCHEL BELFELDBELFELDBELFELD

HEIBLOEMHEIBLOEM OSPELOSPEL HEIBLOEMHEIBLOEM KESSELKESSELKESSEL LB LBLB

NederweertNederweert

BEESELBEESELBEESEL ROGGELROGGEL NEERNEER HeyHey thuy thuy sen sen WEERTWEERT HeyHey thuy thuy sen sen NUNHEMNUNHEM

BUGGENUMBUGGENUMBUGGENUM SWALMENSWALMENSWALMEN BAEXEMBAEXEMBAEXEM ELLELLELL ELLELLELL KELPENKELPENKELPEN OLER OLEROLER 360000 HORNHORN

GRATHEMGRATHEM ROERMONDROERMOND STRAMPROIJSTRAMPROIJSTRAMPROIJ GRATHEMGRATHEM ROERMONDROERMOND HUNSELHUNSEL HALERHALER HUNSELHUNSEL BEEGDENBEEGDENBEEGDEN HERTENHERTEN HEELHEEL ITTERVOORTITTERVOORTITTERVOORT

THORNTHORNTHORN WESSEMWESSEM MELICKMELICK LINNELINNELINNE HERKENBOSCHHERKENBOSCH

MAASBRACHTMAASBRACHT NN SINTSINTSINT ODILIENBERG ODILIENBERGODILIENBERG VLODROPVLODROPVLODROP STEVENSWEERTSTEVENSWEERTSTEVENSWEERT MONTFORTMONTFORT POSTERHOLTPOSTERHOLTPOSTERHOLT SINTSINTSINT JOOST JOOSTJOOST OHEOHE ENEN LAAKLAAK

ECHTECHTECHT 0 25000m

MARIAMARIA HOOP HOOP ROOSTERENROOSTEREN MARIAMARIA HOOP HOOP

180000 200000 220000 Beesel - Bussereindseweg 10 Situering van het plangebied binnen Nederland

bron: Geodan

11090731 BEE.ROV.ARC

Figuur 2. Detailkaart van het plangebied

g e w N n ie le u o ws tra M at 364400

B u s 364300 s e re in d s e w e g

NN 364200

0 50m

200900 201000 201100 201200 201300 Beesel - Bussereindseweg 10 Detailkaart plangebied Legenda

Plangebied

11090731 BEE.ROV.ARC

Figuur 3. Luchtfoto van het plangebied

Bussereindseweg 10 te Beesel Luchtfoto van het plangebied

Legenda

Plangebied

11090731 BEE.ROV.ARC

Figuur 4. Situering van het plangebied binnen de historische kaarten

Situatie 1781 (bron: www.schutterijbeesel.nl)

Situatie 1811-1832 (bron: www.watwaswaar.nl)

Bussereindseweg 10 te Beesel Situering van het plangebied binnen de historische kaarten Legenda

Plangebied

11090731 BEE.ROV.ARC

Situatie 1896 (bron: www.watwaswaar.nl)

Situatie 1988 (bron: www.watwaswaar.nl)

Bussereindseweg 10 te Beesel Situering van het plangebied binnen de historische kaarten Legenda

Plangebied

11090731 BEE.ROV.ARC

Figuur 5. Situering van het plangebied binnen de Geomorfologische kaart

11090731 BEE.ROV.ARC

Figuur 6. Situering van het plangebied binnen het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN)

Bussereindseweg 10 te Beesel Situering van het plangebied binnen het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN)

Legenda Plangebied

11090731 BEE.ROV.ARC

Figuur 7. Situering van het plangebied binnen de Bodemkaart

11090731 BEE.ROV.ARC

Figuur 8. Archeologische Gegevenskaart van het onderzoeksgebied

11090731 BEE.ROV.ARC

Bijlage 1 Overzicht geologische en archeologische tijdvakken

Ouderdom Chronostratigrafie MIS Lithostratigrafie in jaren

Formaties: Naaldwijk Holoceen 1 (marien), Nieuwkoop

(veen), Echteld (fluviatiel) 11.755 Late Dryas (koud) 12.745 Laat- Allerød

Weichselien (warm) 13.675 (Laat- Vroege Dryas 2 Glaciaal) (koud) 14.025 Bølling

(warm) 15.700 Laat-

Pleniglaciaal 29.000 Midden- 3 Weichselien Midden- Formatie (Pleniglaciaal) Pleniglaciaal van 50.000 Formatie Kreftenheye Vroeg- van 4 Pleniglaciaal Boxtel 75.000 5a Vroeg- Formatie 5b W eichselien van (Vroeg- 5c Beegden Glaciaal) 5d 115.000 Eemien Eem 5e (warme periode) Formatie 130.000 Formatie van Drente Saalien (ijstijd) 6

370.000 Formatie Holsteinien van (warme periode) 410.000 Urk Formatie Elsterien (ijstijd) van Peelo 475.000 Cromerien (warme periode) 850.000 Formatie van Sterksel Pre-Cromerien

2. 600.0 00

11090731 BEE.ROV.ARC

Cal. jaren Pollen Archeologische 14 C jaren Chronostratigrafie Vegetatie v/n Chr. zones perioden

1950 0 Nieuwe tijd Vb2 Loofbos 1500 eik en hazelaar Middeleeuwen Subatlanticum overheersen 450 Vb1 koeler haagbeuk Romeinse tijd 0 vochtiger veel cultuurplanten 12 rogge, boekweit, IJzertijd Va korenbloem 800 815 2650 Bronstijd IVb Loofbos eik en hazelaar 2000 Subboreaal overheersen koeler beuk>1% invloed droger IVa landbouw (granen) 3755 5000 Neolithicum

4900 Loofbos Atlanticum eik, els en hazelaar warm III overheersen 5300 vochtig in zuiden speelt linde een grote rol

7020 8000 den overheerst Mesolithicum Boreaal II hazelaar, eik, iep, warmer linde, es 8240 9000 eerst berk en later Preboreaal I den overheersend 8800 warmer 11.755 10.150 parklandschap Late Dryas LW III 12.745 10.800 dennen- en Laat- Allerød LW II berkenbossen 13.675 11.800 Weichselien open (Laat- Vroege Dryas Laat-Paleolithicum 14.025 12.000 parklandschap Glaciaal) LW I open vegetatie met Bølling kruiden en 15.700 13.000 berkenbomen

perioden met een Midden- 35.000 poolwoestijn en Weichselien perioden met een (Pleniglaciaal) toendra

75.000

Vroeg- perioden met bos Weichselien en perioden met (Vroeg- een subarctisch Glaciaal) open landschap 115.000 Midden-Paleolithicum Eemien loofbos 130.000 (warme periode)

Saalien (ijstijd) 300.000

Vroeg-Paleolithicum

Ch ronostra tigra fie voo r No ordwe st-Europ a volgen s Zagw ijn (1974) , Vandenbe rghe (198 5) en De Mu lde r et al. (200 3). Lithos tratigr afie volgens De Mulder et al. (2003). Mariene isotoop stadium (MIS) volgens Bassinot et al. (1994). Atmosferische data volgens Stuiver et al. (1998). Zuurstofisotoop calibratie (OxCal) versie 3.9 Bronk Ramsey (2003), toegepast op het Laat-Weichselien en het Holoceen. Archeologische periode-indeling en ouderdom volgens de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB). Vegetatie bewerkt volgens Berendsen (2000). Pollenzones volgens P. Vos & P. Kiden (2005).

11090731 BEE.ROV.ARC

Bijlage 2 Bewoningsgeschiedenis van Nederland

Als aanvullende informatie wordt hieronder een algemene ontwikkeling van de bewoningsgeschie- denis van Nederland weergegeven.

Paleolithicum (tot ca. 8800 voor Chr.) De vroegste bewoningssporen in Nederland uit deze periode dateren uit de voorlaatste ijstijd, ca. 300.000-130.000 jaar geleden. Waarschijnlijk hebben in de koudste fasen van de ijstijden in Neder- land geen mensen geleefd. Daarentegen was bewoning in de warmere perioden wel mogelijk. De mensen die hier toen leefden trokken als jagers/vissers/verzamelaars rond in kleine groepen en maakten gebruik van tijdelijke kampementen. Veranderingen in het klimaat zorgden voor een veran- derende flora en fauna. Tijdens de koude perioden bestond het groot wild onder meer uit rendieren, mammoeten, paarden en steppewisenten. Vooral op paarden en rendieren werd in het Laat- Paleolithicum intensief jacht gemaakt. Tijdens de warmere perioden werd er onder andere op herten, wilde zwijnen en oerossen gejaagd.

Mesolithicum (ca. 8800-4900 voor Chr.) Rond de overgang van het Pleistoceen naar het Holoceen (ca. 9000 voor Chr.) verbeterde het klimaat voor een langdurige periode. De gemiddelde temperatuur steeg, waardoor de variatie in flora en fau- na (o.a. bosontwikkeling) toenam. De mens kreeg nu de mogelijkheid om meer gevarieerd te eten: vruchten en andere eetbare gewassen stonden nu vaker op het menu. Doordat de temperatuur steeg, trok het groot wild (met name rendieren) naar het noorden, en maakte plaats voor meer territoriumge- bonden klein wild, vogels en vissen. Door deze veranderende leefomstandigheden werd de jacht- techniek aangepast. De vuursteen bewerkingstechniek hield met deze ontwikkeling gelijke tred. Er werden kleine vuursteenspitsen vervaardigd die als pijl- en harpoenpunt werden gebruikt. Met de stijging van de temperatuur begon het landijs te smelten en de zeespiegel te stijgen. Het tot dan toe droge Noordzee-Bekken kwam onder water te staan. De groepen jagers/vissers/verzamelaars wis- selden nog wel van locatie maar exploiteerden kleinere gebieden. In het voorjaar viste men in de ri- vieren, tijdens de zomer leefde men voornamelijk langs de kust, waar naast vis en schaaldieren ook zeehonden als voedselbron dienden. In de herfst verzamelde men noten en vruchten, terwijl in de winter op onder meer pelsdieren werd gejaagd.

Neolithicum(ca. 5300-2000 voor Chr.) Aan het begin van deze periode gingen het jagen, vissen en verzamelen een steeds minder belangrij- ke rol spelen. Men ging nu zelf cultuurgewassen telen en dieren houden bij het kamp. Uit vondsten valt af te leiden dat het om twee groepen mensen gaat, enerzijds kolonisten met een vrijwel agrari- sche levenswijze, anderzijds om de autochtone mesolitische bevolking die een halfagrarische levens- stijl erop na gaat houden. Deze verandering ging gepaard met enkele technologische en sociale ver- nieuwingen zoals: het wonen op een vaste plek in een huis, het gebruik van vaatwerk van (gebakken) klei en de introductie van geslepen stenen dissels en bijlen. De bevolking groeide nu gestaag, mede door de productie van overschotten. Uit het Neolithicum zijn verschillende nu nog zichtbare grafmo- numenten bekend, te weten grafkelders, hunebedden en grafheuvels.

11090731 BEE.ROV.ARC

Bronstijd (ca. 2000-800 voor Chr.) Het begin van dit tijdvak valt samen met het eerste gebruik van bronzen voorwerpen zoals bijlen. Vuurstenen werktuigen bleven, zij het minder, in gebruik. Het aardewerk uit deze periode is over het algemeen tamelijk zeldzaam. Vuursteenmateriaal uit de Bronstijd is meestal niet goed te onderschei- den van dat uit andere perioden. Lange tijd bleven bronzen voorwerpen zeer schaars binnen Neder- lands grondgebied. Door het van nature ontbreken van de benodigde grondstoffen moest het brons worden geïmporteerd en ontstonden er handelscontacten over langere afstanden. Eén en ander had wel tot gevolg dat er binnen de bevolking grotere verschillen ontstonden door verschillen op basis van bezit. De grafheuveltraditie, die tijdens het Neolithicum haar intrede deed, werd in eerste voortgezet, maar rond 1200 voor Chr. vervangen door begravingen in urnenvelden. Het gaat hier om ingegraven urnen met crematieresten waar overheen kleine heuveltjes werden opgeworpen, omgeven door een greppel. Een Kopertijd voorafgaand aan de Bronstijd wordt in Noordwest-Europa niet onderscheiden, in tegenstelling tot bijvoorbeeld het Middellandse Zeegebied. Wel zijn uit het Laat-Neolithicum kope- ren voorwerpen bekend.

IJzertijd (ca. 800-12 voor Chr.) In deze periode werden voor het eerst ijzeren voorwerpen vervaardigd. Voor de productie van werk- tuigen en wapens werd brons vervangen door ijzer. Er ontstond een inheemse ijzerproductie. Het gebruik van vuursteen voor het vervaardigen van werktuigen duurde nog in beperkte mate voort. Ten opzichte van de Bronstijd traden er in de aardewerktraditie geen radicale veranderingen op. Evenals in het Neolithicum en de Bronstijd woonden de mensen in verspreid liggende hoeven ('Einzelhöfe') of in nederzettingen bestaande uit maar enkele huizen; deze werden in een beperkt gebied nogal eens verplaatst. Op de hogere zandgronden ontstonden uitgebreide omwalde akkercomplexen ('Celtic fields'). Opvallend zijn de verschillen in materiële welstand (bezit van metalen voorwerpen), die moge- lijk op sociale ongelijkheid duiden. In de zogenaamde vorstengraven uit Zuid Nederland, met daarin luxe, geïmporteerde bijgaven, zijn vermoedelijk lokale of regionale autoriteiten begraven. De meeste begravingen vonden nog immer plaats in urnenvelden. Tijdens de IJzertijd werd het Friese kustgebied gekoloniseerd en ontstonden de eerste terpen.

Romeinse Tijd (ca. 12 voor Chr. - 450 na Chr.) Met de komst van de Romeinen eindigt de prehistorie en begint de geschreven geschiedenis. Aange- zien de schriftelijke bronnen slechts een zeer fragmentarisch beeld schetsen, is men toch nog in be- langrijke mate aangewezen op de archeologie als informatiebron. Een tijd lang diende het Nederland- se rivierengebied als uitvalsbasis voor veldtochten in het noorden van Germanië. In 47 na Chr. werd de Rijn definitief als Romeinse rijksgrens ingesteld. Ter controle en verdediging van deze zogenaam- de 'limes' werden langs de Rijn, tot diep in Duitsland, 'castella' (militaire forten) gebouwd.

De inheemse manier van leven handhaafde zich nog lange tijd. Wel werd, vooral na de opstand van de Bataven tegen de Romeinse overheersers in 69-70 na Chr., de Romeinse invloed steeds duidelij- ker. In veel inheems-Romeinse nederzettingen was bijvoorbeeld, naast het eigen handgevormde aar- dewerk, Romeins importaardewerk in gebruik, dat op de draaischijf was vervaardigd. Er werden, vooral in Limburg, grootse villa's (Romeinse herenboerderijen) gebouwd, hetzij nieuw gesticht, hetzij ontwikkeld vanuit een bestaande inheemse nederzetting.

De Romeinen legden een voor die tijd al uitgebreide infrastructuur aan, waardoor het gebied steeds beter werd ontsloten. Op verschillende plaatsen ontstonden aanzienlijke nederzettingen, waarvan er enkele met een stedelijk karakter (zoals Nijmegen). De inheemse bevolking, ten noorden van de Li- mes, werd niet zo sterk beïnvloed door de Romeinse aanwezigheid. Er was wel sprake van handels- contacten en het uitwisselen van geschenken. In de tweede helft van de 3e eeuw ontstond, onder meer door invallen van Germaanse stammen, een instabiele situatie die met korte onderbrekingen voortduurde tot in de 5e eeuw. Uiteindelijk leidde dit in het jaar 406 tot de definitieve ineenstorting van de grensverdediging langs de Rijn.

11090731 BEE.ROV.ARC

Middeleeuwen (ca. 450-1500 na Chr.) Over de Vroege Middeleeuwen, vooral over het tijdvak 450-600 na Chr., is relatief weinig bekend. Zowel historische bronnen als archeologische overblijfselen zijn schaars. De bevolkingsomvang was ten opzichte van de voorafgaande periode sterk afgenomen. De marktgerichte economie verdween en de mensen vielen terug op zelfvoorziening. De politieke macht was na het wegvallen van de Ro- meinse staatsorganisatie in handen gekomen van regionale en lokale hoofdlieden. Een gezagheb- bende status was nu vooral gebaseerd op militair succes en materiële welstand. Deze instabiele peri- ode wordt ook wel aangeduid als de 'tijd van de volksverhuizingen'. Vanaf de 10 e – 11 e eeuw wordt een overheersende positie van de al dan niet adellijke grootgrondbe- zitters waargenomen. Dit vertaalt zich in nieuwe nederzettingsvormen als mottes, kastelen en ver- sterkte hoeven. In verband met de aanhoudende bevolkingsgroei, en mede dankzij gunstige klimato- logische omstandigheden, werd een begin gemaakt met het ontginnen van woeste gronden als bos, heide en veen. Veel van de huidige dorpen en steden dateren uit deze periode. Door de aanleg van dijken en kaden werden laaggelegen gebieden beschermd tegen wateroverlast. De heersende rivali- teit tussen de vorsten leidde, in combinatie met een zwak centraal gezag, veelvuldig tot lokaal ge- weld, waarvan de bevolking vaak het slachtoffer werd. Door het aanleggen van burgen, schansen, landweren en wallen trachtte men zich te beveiligen.

Nieuwe tijd (1500-heden) De Nieuwe tijd kenmerkt zich door een groot aantal veranderingen vooral op het gebied van mens- en wereldbeeld. Er is sprake van een Europese overzeese expansie wat leidt tot handelscontacten, han- delskapitalisme en het begin van een wereldeconomie. Er ontstaat een nieuwe wetenschappelijke belangstelling die resulteert in vele uitvindingen. Deze uitvindingen vormen de motor van de industrië- le revolutie. Er ontstaat een nationale staat die centraal bestuurd wordt. Als gevolg van deze ontwik- kelingen neemt het belang en de omvang van steden toe en neemt de macht van adel af. Het groot- ste deel van de bevolking is niet meer werkzaam en woonachtig op het platteland maar in de steden. In verband met de aanhoudende bevolkingsgroei worden aan het eind van de 19 e tot het begin van de 20 e eeuw op grote schaal woeste gronden gecultiveerd. Door de industriële revolutie komen steeds meer producten beschikbaar voor steeds meer mensen waardoor de welvaart stijgt. In de Nieuwe tijd vindt er eveneens een hernieuwde oriëntatie op het erfgoed van de klassieke Oudheid plaats, wat zich tot in het begin van de 20 e eeuw uit in de kunsten.

11090731 BEE.ROV.ARC

Bijlage 3 AMZ-cyclus

Het AMZ-proces Archeologisch onderzoek in Nederland wordt in het algemeen uitgevoerd binnen het kader van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ). Het gehele traject van de AMZ omvat een aantal stappen die elkaar kunnen opvolgen, afhankelijk van het resultaat van de voorgaande stappen. Om inhoudelij- ke, prijs- en planningstechnische redenen kan er soms voor gekozen worden om bepaalde stappen gelijktijdig uit te voeren. Bovendien kan, indien reeds voldoende gegevens bekend zijn, een stap wor- den overgeslagen. Elke stap eindigt met een rapport met daarin een advies voor de vervolgstappen. Na elke stap wordt er een selectiebesluit genomen door de bevoegde overheid, gemeente, provincie of de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, op basis van de resultaten van het archeologisch onder- zoek. Indien na een bepaalde stap blijkt dat geen nader vervolgonderzoek nodig is, wordt het archeo- logisch onderzoek afgesloten. Ook kan het bevoegd gezag besluiten dat een vindplaats van zo groot belang is, dat deze in situ behouden moet worden. Dan dienen de archeologische resten in de grond beschermd te worden door planaanpassing of planinpassing.

Het begint met het bepalen van de onderzoeksplicht. Gemeentelijke, provinciale en landelijke archeo- logische waardenkaarten geven aan of het plangebied in een gebied ligt met een archeologische verwachting. Indien dit het geval is, dan zal er in het kader van de planprocedure onderzoek verricht moeten worden om te bepalen of er archeologische waarden binnen het plangebied aanwezig zijn. Hiermee start de zogenaamde AMZ-cyclus (zie schema).

De eerste fase: Bureauonderzoek Elk archeologisch onderzoek begint met een bureauonderzoek. Dit heeft tot doel het verwerven van informatie, aan de hand van bestaande bronnen, over bekende of verwachte archeologische waar- den, binnen het plangebied om tot een gespecificeerd verwachtingsmodel te komen, op basis waar- van een beslissing genomen kan worden ten aanzien van een eventuele vervolgstap.

De tweede fase: Inventariserend VeldOnderzoek (IVO) Het doel van een IVO is het aanvullen en toetsen van het gespecificeerde verwachtingsmodel. Het IVO moet informatie geven over de aan- of afwezigheid, de aard, het karakter, de omvang, de date- ring, de gaafheid, de conservering en de inhoudelijke kwaliteit van de archeologische waarden.

Inventariserend Veldonderzoek; Booronderzoek en Veldkartering Door een booronderzoek kan er een goede inschatting gemaakt worden van de kans op archeologi- sche waarden (grondsporen en daarmee samenhangende voorwerpen). Bij het booronderzoek is een onderscheid aangebracht in een verkennende, karterende en waarderende fase. De verkennende fase heeft tot doel inzicht te krijgen in de vormeenheden van het landschap, voor zover deze van in- vloed zijn op de locatiekeuze. Op deze manier worden kansarme zones uitgesloten en kansrijke zo- nes geselecteerd voor de volgende fasen. Tijdens de karterende fase wordt het onderzoeksgebied systematisch onderzocht op de aanwezigheid van archeologische vondsten of sporen. De waarde- rende fase sluit aan op de karterende fase. Het waarnemingsnet kan verdicht worden om de horizon- tale begrenzing, ligging en omvang van archeologische vindplaatsen vast te stellen.

Een veldkartering wordt uitgevoerd wanneer vondsten of sporen aan de oppervlakte worden verwacht en zichtbaar zijn op het moment dat het onderzoek uitgevoerd wordt. Dit type onderzoek bestaat uit het systematisch belopen van het maaiveld van het plangebied.

11090731 BEE.ROV.ARC

Inventariserend Veldonderzoek; Proefsleuven Als uit vooronderzoek blijkt dat binnen het plangebied archeologische resten aangetroffen kunnen worden kan het bevoegd gezag beslissen tot een proefsleuvenonderzoek. Proefsleuven zijn lange sleuven van minimaal twee tot vijf meter breed die worden aangelegd in de zones waar in de voor- gaande onderzoeksfase aanwijzingen voor vindplaatsen zijn aangetroffen. De KNA schrijft voor dat bij een dergelijk onderzoek minimaal 5% van het te verstoren gebied onderzocht dient te worden.

De Derde fase: Archeologische Begeleiding (AB) of Opgraven (AAO)

Archeologische Begeleiding Als het vooronderzoek niet voldoende informatie heeft opgeleverd om de archeologische waarde van de archeologische resten te bepalen, kan besloten worden tot archeologische begeleiding van de sloop- of graafwerkzaamheden. Dit betekent dat archeologen bij het graafwerk aanwezig zijn om het werk te volgen en eventuele resten te documenteren. Wanneer tijdens de werkzaamheden vondsten (van hoge archeologische waarde) naar boven komen, die aanleiding geven tot nader onderzoek, kan alsnog besloten worden om tot een opgraving over te gaan.

Opgraven Indien de archeologische resten niet in situ bewaard kunnen blijven, maar wel van belang zijn voor de wetenschap, kan het bevoegd gezag besluiten over te gaan tot een Algehele Archeologische Opgra- ving (AAO). Het doel hiervan is volgens de KNA het documenteren van gegevens en het veiligstellen van materiaal van vindplaatsen om daarmee informatie te behouden, die van belang is voor kennis- vorming over het verleden.

11090731 BEE.ROV.ARC

Schema van de Archeologische Monumenten Zorg

Vergunningaanvraag/ruimtelijke ontwikkeling ▼ Toetsing aan archeologisch beleid ► Vergunningverlening indien geen onderzoek noodzakelijk (Gemeente, Provincie, Rijk) wordt geacht. ▼ Bureauonderzoek* (verzamelen gegevens en opstellen verwachtingsmodel) ▼ Selectiebesluit ► Bij geen of geringe kans op aanwezigheid van archeolo- (door bevoegd gezag op basis van resultaten) gie. Einde onderzoek, vrijgeven voor functie (eventueel ▼ met bouwkundige voorwaarden). Ook kan besloten wor- Inventariserend veldonderzoek* den over te gaan op het begeleiden van de graafwerk- ▼ ▼ zaamheden door archeologen.*** Verkennend veldonderzoek ►**** Karterend veldonderzoek Door middel van: Door middel van: - terreininspectie - oppervlaktekartering - booronderzoek** - booronderzoek** - proefsleuven*** ▼ ▼***** Selectiebesluit ► Bij geen of geringe kans op aanwezigheid van archeolo- (door bevoegd gezag op basis van resultaten) gie. Einde onderzoek, vrijgeven voor functie (eventueel ▼ met bouwkundige voorwaarden). Ook kan besloten wor- Bewezen of hoge kans op de aanwezigheid van archeologie den over te gaan op het begeleiden van de graafwerk- ▼****** zaamheden door archeologen.*** Waarderend veldonderzoek door middel van proefsleuven*** ▼ Selectiebesluit (door bevoegd gezag op basis van resultaten) ► Bij geen of geringe kans op aanwezigheid van archeolo- ▼ ▼ ▼ gie, wel archeologische waarden aanwezig maar geen Opgraven*** Begeleiding*** Beschermen vervolgonderzoek noodzakelijk op grond van waardering. Verwijderen Begeleiding Bescherming Einde onderzoek, vrijgeven voor functie (eventueel met van de van de van de bouwkundige voorwaarden). archeologie werkzaamheden archeologie door door door archeologen archeologen planaanpassing

* Combinatie bureauonderzoek en IVO verkennende of karterende fase mogelijk, indien een PvA aanwezig is. ** Voorafgaand aan het booronderzoek dient een PvA worden opgesteld, toetsing door bevoegd gezag *** Voorafgaand aan het onderzoek dient een PvE en PvA te worden opgesteld, toetsing door bevoegd gezag. **** Na een verkennend booronderzoek kan het bevoegd gezag besluiten dat een aanvullend karterend booronderzoek moet worden uitgevoerd. ***** Een combinatie van bureauonderzoek en IVO karterende en waarderende fase door middel van proefsleuven is mogelijk, indien een PvA en een goedgekeurd PvE aanwezig is en met instemming van het bevoegd gezag. ****** Een combinatie van bureauonderzoek en IVO karterende en waarderende fase door middel van proefsleuven of een IVO karterende en waarderende fase door middel van proefsleuven is mogelijk, indien een PvA en een goedge- keurd PvE aanwezig is en met instemming van het bevoegd gezag.

11090731 BEE.ROV.ARC