HERENTHOUT RUP zonevreemde bedrijven fase 2

Verzoek tot raadpleging aangepast obv adviezen – juli 2017 colofon opdrachtgever: GEMEENTE HERENTHOUT project: RUP zonevreemde bedrijven fase 2 fase: Verzoek tot raadpleging – aangepast obv adviezen datum: juli 2017 opdrachthouder:

Dienstverlenende Vereniging Intergemeentelijke Samenwerking IOK Antwerpseweg 1, 2440 - www.iok.be projectteam: IOK plangroep

projectcoördinator: Stijn Sneyers

projectverantwoordelijke Liselotte Raes

ruimtelijke planning: Rhea Denissen, Greet De Ruysscher, Luk Helsen, Dirk Hey- len, Liselotte Raes, David Rombaut, Marijke Sannen, Stijn Sneyers, Danny Vaes, An Vandeplas, Johan Van Opstal CAD-GIS: Dirk Poelmans, Tanja Van Dooren, Anja Dello secretariaat: Annick Sprengers Inhoud

3.3 Sectoraal juridisch kader ...... 47 3.4 Bestaande ruimtelijke structuur ...... 50 3.5 Ruimtebehoefte ...... 57 INHOUD 3.6 Aandachtspunten en randvoorwaarden ...... 58 3.7 Visie en ontwerp ...... 59 DEEL 1 TOELICHTINGSNOTA ...... 1 3.8 Bijlagen...... 61 I ALGEMEEN DEEL ...... 3 DEEL 2 VERZOEK TOT RAADPLEGING ...... 63 1 Inleiding ...... 3 I ALGEMEEN ...... 65 1.1 Doelstelling ...... 3 1 Toetsing planMER-plicht ...... 65 1.2 Ruimtelijke situering ...... 3 2 Methodologie ...... 65 2 Planologisch - juridisch kader ...... 3 3 Alternatieven ...... 68 2.1 Ruimtelijk structuurplan Vlaanderen...... 3 2.2 Afbakening natuurlijke en agrarische structuur ...... 3 3.1 Locatiealternatieven ...... 68 2.3 Ruimtelijk structuurplan Provincie Antwerpen ...... 4 3.2 Uitvoeringsalternatieven ...... 69 2.4 Gemeentelijk Ruimtelijk structuurplan Herenthout ...... 4 3.3 Nulalternatief ...... 69 II FICHE PER LOCATIE ...... 8 II BEOORDELING MILIEUEFFECTEN ...... 70 1 RUP FITO ...... 8 1 RUP FITO ...... 70 1.1 Situering en doelstelling ...... 8 1.1 Ingrepen, effecten en relevante milieudisciplines ...... 70 1.2 Planologisch - juridisch kader ...... 9 1.2 Beoordeling discipline Bodem en water ...... 71 1.3 Sectoraal juridisch kader ...... 12 1.3 Beoordeling discipline mobiliteit ...... 73 1.4 Bestaande ruimtelijke structuur ...... 15 1.4 Beoordeling discipline fauna en flora ...... 74 1.5 Ruimtebehoefte ...... 22 1.5 beoordeling discipline mens ...... 76 1.6 Aandachtspunten en randvoorwaarden ...... 23 1.6 Beoordeling discipline landschap en erfgoed ...... 78 1.7 Visie en ontwerp ...... 25 1.7 Algemene conclusie ...... 79 1.8 Bijlagen ...... 27 2 RUP Atelier C ...... 80 2 RUP Atelier C ...... 28 2.1 Ingrepen, effecten en relevante milieudisciplines ...... 80 2.1 Situering en doelstelling ...... 28 2.2 Beoordeling discipline Bodem en water ...... 81 2.2 Planologisch - juridisch kader ...... 30 2.3 Beoordeling discipline mobiliteit ...... 83 2.3 Sectoraal juridisch kader ...... 32 2.4 Beoordeling discipline fauna en flora ...... 84 2.4 Bestaande ruimtelijke structuur ...... 34 2.5 Beoordeling discipline mens ...... 85 2.5 Ruimtebehoefte ...... 39 2.6 Beoordeling discipline landschap en erfgoed ...... 87 2.6 Aandachtspunten en randvoorwaarden ...... 39 2.7 Algemene conclusie ...... 88 2.7 Visie en ontwerp ...... 40 3 RUP stal Harrie Theeuwes ...... 89 2.8 Ontwikkelingsperspectieven ...... 41 3.1 Ingrepen, effecten en relevante milieudisciplines ...... 89 2.9 Bijlagen ...... 42 3.2 Beoordeling discipline Bodem en water ...... 90 3 RUP stal Harrie Theeuwes ...... 43 3.3 Beoordeling discipline mobiliteit ...... 92 3.1 Situering en doelstelling ...... 43 3.4 Beoordeling discipline fauna en flora ...... 93 3.2 Planologisch - juridisch kader ...... 44 3.5 Beoordeling discipline mens ...... 95

Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 IOK plangroep

3.6 Beoordeling discipline landschap en erfgoed ...... 96 Figuur 21: links: serre, afdak en openlucht stockage (4) voor de bestaande 3.7 Algemene conclusie ...... 98 loods; rechts: zicht vanaf de Bevelse Steenweg op het proefveld,(10), de woning en het bedrijf. 20 DEEL 3 BIJLAGEN ...... 99 Figuur 22: zicht op mogelijke uitbreidingszone links van het bedrijf (10) – proefveld voor maïs en gras en extra parking...... 21 Figuur 23: links: zone rechts van de grootste loods (3) met zicht op Lijst met figuren rechtsaanpalend perceel; rechts: zicht op rechtsaanpalend perceel vanaf de Figuur 1: verenigbaarheidstoets zonevreemde infrastructuur, schematisch ...... 6 straatzijde. 21 Figuur 2: gewenste ruimtelijke structuur – GRS Herenthout 28/06/2007 ...... 7 Figuur 24: mogelijke inrichting van het plangebied RUP Fito ...... 26 Figuur 3: luchtfoto (2016) RUP Fito en omgeving ...... 8 Figuur 25: schetsontwerp RUP Fito ...... 26 Figuur 4: situering onderzoeksgebied op stratenplan ...... 9 Figuur 26: luchtfoto (2016) RUP Atelier C en omgeving ...... 28 Figuur 5: afbakening van het onderzoeksgebied RUP Fito ...... 9 Figuur 27: situering plangebied op stratenplan ...... 29 Figuur 6: uittreksel gewenste ruimtelijke structuur ‘deelruimte Ruittussen Lier – Figuur 28: afbakening van het onderzoeksgebied RUP Atelier C ...... 29 – Geel – Heist-op-den-Berg - interfluvium Kleine en Grote ’ met Figuur 29: uittreksel gewenste ruimtelijke structuur ‘deelruimte Molse en Grote situering van plangebied ...... 10 Nete - buitengebied tussen Geel en Mol’ met situering van plangebied ...... 30 Figuur 7: weergave watertoetskaarten. Links: infiltratiegevoelige bodems; Figuur 30: fragment uit kaart 16 GRS Herenthout – visie dynamisch rechts: grondwaterstomingsgevoelige bodems...... 15 landbouwgebied Dekbunders-Oosterhoven ...... 31 Figuur 8: weergave BWK voor omgeving onderzoeksgebied + weergave Figuur 31: weergave watertoetskaarten. Links: infiltratiegevoelige bodems; boskartering (groene arcering) ...... 16 rechts: grondwaterstomingsgevoelige bodems...... 34 Figuur 9: topografische kaart van de omgeving van het onderzoeksgebied met Figuur 32: landbouwgebruikspercelen omgeving RUP Atelier C (ALV, 2015) ...... 35 de ligging van het groter aaneengesloten bosgebied...... 16 Figuur 33: provinciale landschapskaart voor plangebied RUP Atelier C en omgeving Figuur 10: landbouwgebruikspercelen RUP Fito (ALV, 2015) ...... 17 ...... 35 Figuur 11: provinciale landschapskaart voor onderzoeksgebied RUP Fito en Figuur 34: bouwkundig erfgoed ter hoogte van RUP Atelier C (geoloket onroerend omgeving ...... 17 erfgoed) ...... 35 Figuur 12: cultuurhistorisch landschap, bouwkundig erfgoed en Figuur 35: relictzones uit landschapsatlas ten opzichten van het RUP Atelier C ..... 36 landschapsatlas (lanschapsrelicten) ter hoogte van RUP Fito (geoloket onroerend Figuur 36: orthofoto plangebied met aanduiding van infrastructuren van RUP Atelier erfgoed) 18 C ...... 37 Figuur 13: relictzones uit landschapsatlas ten opzichten van het RUP Fito ...... 18 Figuur 37: voorzijde van het plangebied RUP Atelier C: toonzaal en woning ...... 37 Figuur 14: orthofoto onderzoeksgebied met aanduiding van infrastructuren van het Figuur 38: links: woning en toonzaal in het woonlint van de Herentalsesteenweg; RUP Fito ...... 19 rechts: toegangsweg werkhuis links van de toonzaal...... 37 Figuur 15: toegang tot plangebied via de Bevelse Steenweg, met zicht op de Figuur 39: zicht op het werkhuis ...... 37 bedrijfswoning ...... 19 Figuur 40: zicht op achterzijde woning/toonzaal ...... 38 Figuur 16: links: achterzijde woning (1) met tuin en houten tuinhuis (2); rechts: Figuur 41: achterzijde werkhal ...... 38 reliëfverschil vanaf de straatzijde naar de woning toe...... 19 Figuur 42: links: zijkant werkhal met zicht naar de Herentalse Steenweg; Figuur 17: zicht op de grootste loods (3) met voorliggende parking (8) ...... 19 rechts: betonverharding achter het werkhuis...... 38 Figuur 18: zicht op de grootste loods (3) vanaf de achterzijde van het plangebied Figuur 43: schetsontwerp RUP Atelier C ...... 41 en op de open loods (7) ...... 20 Figuur 44: luchtfoto (2016) RUP Harrie Theeuwes en omgeving ...... 43 Figuur 19: links: ruimte achter de grootste loods (3), verhard met Figuur 45: situering deelplan RUP Stal Harrie Theeuwes op stratenplan ...... 44 betontegels (9) en deels in gebruik als stapelplaats; rechts: serre tegen de achterste Figuur 46: voorlopige afbakening van het onderzoeksgebied RUP Stal Harrie grens van het onderzoeksgebied...... 20 Theeuwes ...... 44 Figuur 20: links: zicht op de bedrijfsgebouwen (5,6 en 3); rechts: doorgang Figuur 47: grafisch plan deelRUP 7 RUP Zellehof – RUP zonevreemde bedrijven tussen de bestaande site in gebruik en de site voor proefveld...... 20 Herenthout 7/04/2011 ...... 44

IOK plangroep Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 Inhoud

Figuur 48: uittreksel gewenste ruimtelijke structuur deelruimte ‘Ruit tussen Lier – Tabel 9: ngreep-effectenschema ...... 71 Herentals – Geel – Heist-op-den-Berg – interfluvium Kleine en Grote Nete’ met Tabel 10: selectie van relevante en niet relevante disciplines voor het project .... 80 situering van plangebied ...... 45 Tabel 11: ingreep-effectenschema ...... 81 Figuur 49: weergave watertoetskaarten. Links: infiltratiegevoelige Tabel 12: selectie van relevante en niet relevante disciplines voor het project .... 89 bodems; rechts: grondwaterstomingsgevoelige bodems...... 50 Tabel 13: ingreep-effectenschema ...... 90 Figuur 50: weergave BWK voor omgeving plangebied + weergave boskartering (groene arcering) ...... 50 Figuur 51: landbouwgebruikspercelen RUP Stal Harrie Theeuwes (ALV, 2015) ..... 51 Figuur 52: provinciale landschapskaart voor plangebied RUP Stal Harrie Theeuwes en omgeving ...... 51 Figuur 53: ligging relictzones (gearceerd) ten opzichte van RUP stal Harrie Theeuwes ...... 52 Figuur 54: functionele en recreatieve fietsroutes in de omgeving van het plangebied...... 52 Figuur 55: aanduiding eigendommen (aanvraag tot planologisch attest, 2015) ...... 53 Figuur 56: bebouwing RUP Stal Harrie Theeuwes NV (aanvraag tot planologisch attest, 2015) ...... 54 Figuur 57: woning (5) met aan de rechterzijde 4 kraamstallen...... 54 Figuur 58: woning (1), voormalige manege (3) met cafe/ontvangstruimte ...... 55 Figuur 59: links: cafetaria met voorliggend terras, rechts: zijgevel woning (5) + achterzijde opslagruimte machines (4) ...... 55 Figuur 60: ·links: machineloods (4), met op de linker kant de hoek van de kraamstallen; rechts: stapmolen (8) ...... 55 Figuur 61: stalgebouw (6) ...... 55 Figuur 62: zijgevel stalgebouw (6) – aangebouwde garage is reeds afgebroken – en woning (5) ...... 55 Figuur 63: achterzijde voormalige manege (3) ...... 56 Figuur 64: ·inrichtingsschets RUP Stal Harrie Theeuwes (aanvraag tot planologisch attest, 2015) ...... 60 Figuur 65: schetsontwerp RUP Stal Harrie Theeuwes ...... 60 Figuur 66: interdisciplinaire relaties ...... 67

Lijst met tabellen Tabel 1: samenvattende tabel sectoraal kader RUP Fito ...... 12 Tabel 2: ruimtelijk-juridische aspecten voor RUP Fito ...... 22 Tabel 3: samenvattende tabel sectoraal kader Atelier C ...... 32 Tabel 4: ruimtelijk-juridische aspecten voor RUP Atelier C ...... 39 Tabel 5: samenvattende tabel sectoraal kader RUP Stal Harrie Theeuwes NV 47 Tabel 6: ruimtelijk-juridische aspecten voor RUP Stal Harrie Theeuwes ...... 57 Tabel 7: planMER-screening: overzicht mogelijke bronnen en beoordelingsaspecten per milieudiscipline ...... 67 Tabel 8: selectie van relevante en niet relevante disciplines voor het project ... 70

Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 IOK plangroep

DEEL 1 Toelichtingsnota

Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 IOK plangroep 1

I Algemeen deel 1 Inleiding

I ALGEMEEN DEEL bouw, natuur, bossen, wonen en werken op niveau van het buitengebied) aan te tasten. – Een halt toeroepen aan de versnippering van de open ruimte en de verbrokke- 1 Inleiding ling van de landelijke structuur door verkeersinfrastructuren en bebouwing. – Wonen en werken ontwikkelen zich vanuit de eigen groei in de gemeente en 1.1 Doelstelling worden ruimtelijk geconcentreerd in of aansluitend bij de kernen van het buiten- gebied. Bepaalde bedrijven binnen de gemeente kampen met zonevreemdheidsproblemen. – De landbouw-, natuur- en bosfunctie inbedden in goed gestructureerde onderde- In dit RUP worden enkele bedrijven uit de gemeente opgenomen waarvoor een len ter garantie van een goede ruimtelijke ontwikkeling en een vermindering van oplossing voor deze problematiek gezocht wordt. ruimtelijke conflicten tussen de verschillende structuren. Specifiek per locatie wordt de doelstelling specifieker toegelicht. – Het bereiken van gebiedsgerichte ruimtelijke kwaliteit in het buitengebied voor- namelijk met betrekking tot de rivier- en beekvalleien, het fysisch systeem, de 1.2 Ruimtelijke situering landbouw en het nederzettingspatroon. – Het afstemmen van het ruimtelijk beleid en milieubeleid op basis van het fysisch De bedrijven opgenomen in dit RUP zijn gelegen in de gemeente Herenthout. De systeem. precieze ruimtelijke situering wordt verder per locatie besproken. 2.2 Afbakening natuurlijke en agrarische structuur 2 Planologisch - juridisch kader Situering 2.1 Ruimtelijk structuurplan Vlaanderen In uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen heeft de Vlaamse admi- nistratie, in overleg met gemeenten, provincies en belangengroepen, een ruimtelijke Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen werd definitief goedgekeurd door de visie opgesteld voor de verschillende regio’s. In deze ruimtelijke visie geeft de over- Vlaamse Regering op 23 september 1997. De bindende bepalingen werden op 17 heid aan hoe zij de open ruimte in deze regio de komende jaren ruimtelijk wil zien december 1997 bekrachtigd. Het structuurplan werd een eerste maal herzien in ontwikkelen en welke acties ondernomen kunnen worden om dit te realiseren. He- 2003 (VR 12.12.2003). De bindende bepalingen daarbij werden bekrachtigd door renthout behoort tot de regio Neteland waarvoor het planningsproces eind 2004 het Vlaams Parlement bij decreet van 19.03.2004. Een tweede herziening is ge- werd opgestart. beurd in 2010 (VR 17.12.2010). De bindende bepalingen daarbij werden bekrach- Op basis van deze nota en de adviezen van de betrokken gemeenten, provincies en tigd door het Vlaams Parlement bij decreet van 16.02.2011 Het Ruimtelijk Struc- belangengroepen, nam de Vlaamse regering op 21 december 2007 een beslissing tuurplan Vlaanderen heeft voor de overheden een bindend karakter, met weliswaar over de herbevestiging van de agrarische gebieden en het operationeel uitvoerings- de mogelijkheid tot gemotiveerd afwijken van het richtinggevend gedeelte. programma, mits "technisch nazicht". Na technisch nazicht kwam er een mededeling Het RSV vormt de inhoudelijke basis voor de verordenende uitvoeringsinstrumenten met een aantal aangepaste documenten op de Regering op 22 februari 2008. en –plannen die op termijn de gewestplannen en de gemeentelijke aanlegplannen Het afbakenen van de gebieden van de agrarische en natuurlijke structuur is vol- kunnen vervangen. Intussen blijven deze van kracht. gens het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen een specifieke taak voor het Vlaams Herenthout behoort tot het buitengebied van Vlaanderen. Bekeken op het niveau Gewest. Voor de lagere beleidsniveaus bestaat nog de beleidsruimte voor verdere van Vlaanderen is het buitengebied dat gebied waarin de open, onbebouwde ruimte invulling en verfijning via RUP’s. overweegt. Tevens kan deze visie op landbouw, natuur en bos randvoorwaarden aangeven – Een dynamische en duurzame ruimtelijke ontwikkeling garanderen zonder het voor de ontwikkeling van andere functies in de open ruimte en biedt zo een ruimte- functioneren van de structuurbepalende functies van het buitengebied (land- lijk afwegingskader voor deze functies.

Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 IOK plangroep 3 DEEL 1 TOELICHTINGSNOTA

De visie op de gewenste ruimtelijke structuur van de open ruimte wordt aangegeven dersteunende kernen kan worden aangeduid en hun rol blijft beperkt. Het dorp door ruimtelijke concepten te formuleren voor deelruimten die onderscheiden wor- van Herenthout wordt niet als dominant in de omgeving beschouwd. den binnen de regio. Een deelruimte is een gebied waarbinnen een samenhangend – De barrièrewerking door het netwerk Albertkanaal wordt beperkt door het aan- ruimtelijke beleid wordt vooropgesteld. duiden van openruimteverbindingen en natuurverbindingen en het stimuleren Relevantie voor het voorliggende RUP van landschapsopbouw. De gewenste ruimtelijke structuur uit de deelruimtes wordt per bedrijf weergegeven (zie verder). 2.4 Gemeentelijk Ruimtelijk structuurplan Herenthout Tevens wordt er per bedrijf weergegeven welke elementen uit het operationeel uit- Het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Herenthout is definitief goedgekeurd door voeringsprogramma van toepassing zijn. de provincieraad op 28 juni 2007. De opmaak van een RUP zonevreemde bedrijven is niet opgenomen als actie in de 2.3 Ruimtelijk structuurplan Provincie Antwerpen bindende bepalingen van het RUP. Het is echter wel als een ‘mogelijke maatregel' meegenomen in functie van de realisatie van de gewenste ruimtelijk economische De Provincie Antwerpen beschikt sinds 28 augustus 2001 over een goedgekeurd structuur. De methodologie voor het opmaken van een RUP zonevreemde bedrijven Ruimtelijk Structuurplan Provincie Antwerpen (R.S.P.A.). Het structuurplan werd een is eveneens opgenomen in het richtinggevend gedeelte. eerste maal herzien in 2011 (MB 04.05.2011). Herenthout behoort tot de hoofdruimte ‘Netegebied’ en tot de deelruimte ‘gebied van Afwegingskader zonevreemde infrastructuur de Grote Nete’. Het GRS voorziet in het richtinggevend deel tevens een afwegingskader voor de De hoofdruimte Netegebied is een waardevol en kwetsbaar gebied rond de beide beoordeling van zonevreemde infrastructuur (deel 2, VI, 1 en 3), dat als kader dient Netes. Elke ruimtelijke ontwikkeling in deze hoofdruimte moet worden gekoppeld voor dit RUP. aan de structuur van de Netes en aan de draagkracht van het fysisch systeem. Er In de algemene methodiek (deel 2, VI, 1) staat volgende opgenomen: geldt een beleid dat de openruimtefuncties moet stimuleren, de lintvorming moet “De verenigbaarheidstoets moet leiden tot specifieke ontwikkelingsperspectieven beheersen en de barrièrewerking van het Albertkanaal moet beperken. per infrastructuur. De basis voor de verenigbaarheidstoets van zonevreemde infra- Relevante visies en doelstellingen voor de deelruimte ‘gebied van de Grote structuur is de planologische toets. Dit is de confrontatie van de dynamiek van de Nete’ infrastructuur en de eraan verbonden activiteiten versus de ruimtelijke draagkracht van de omgeving (gewenste structuur). Beide aspecten moeten samen bekeken – Het gebied van de Grote Nete wordt gezien als een kwetsbaar en te koesteren worden omdat een activiteit in functie van de aard van de omgeving in het ene ge- gebied met provinciaal openruimtebelang. Het systeem van de Grote Nete en de bied als hoogdynamisch en in het andere als laagdynamisch moet beschouwd wor- zijbeken is de natuurlijke drager voor het gebied. Zowel het noordelijk als het den. Een individuele afweging in een diepgaand onderzoek is hiervoor aangewezen. zuidelijk deel kennen afwisselend open en beboste gebieden met verspreid Bij de planologische toets is het al dan niet (volledig) vergund zijn, geen uitsluitend laagdynamisch toerisme. criterium. Hierbij mag niet louter gehandeld worden uit voldongen feiten, doch vanuit – Natuurbeleving, verbrede en grondgebonden landbouw, toerisme en recreatie een volwaardige ruimtelijke afweging1. De juridische toestand behelst de bestem- zijn hoofdfuncties. In het gebied worden grote gehelen als natuurverbinding aan- ming volgens plan van aanleg van de zone waarin de infrastructuur gelegen is en de geduid. Toerisme en recreatie zijn laagdynamisch en worden verweven met an- vergunningtoestand. De juridische toets kan wel teruggekoppeld worden voor het dere openruimtefuncties. Landbouw wordt betrokken bij het beheer van het ge- bijsturen van de ontwikkelingsperspectieven die volgen uit de eerste stap. Een bied. De centrale ligging van een structuurbepalend landbouwgebied eventuele bijkomende laatste stap in een beleidsmatige afweging naast de strikt – De kenmerkende, verregaande versnippering in deze deelruimte moet worden ruimtelijke afweging is de evaluatie t.o.v. sociale en/of economische aspecten. Hier- tegengegaan. Specifieke maatregelen tegen verlinting zijn noodzakelijk. Bijko- mende voorzieningen worden niet gestimuleerd. Een beperkt aantal structuuron- 1 Enkel onder deze voorwaarde kan een volledig niet-vergunde constructie opgenomen worden in een uitvoeringsplan. Dit verwijst naar een rechtspraak van de Raad van State

4 IOK plangroep Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 I Algemeen deel 2 Planologisch - juridisch kader in komen onder meer (cultuur)historische en sociaal maatschappelijke binding aan De juridische toets is negatief. Indien dit niet het geval is, behoort een indeling in bod.” deze klasse evenwel ook nog tot de mogelijkheden (omwille van de grote waarde Als methode voor het opmaken van een sectoraal RUP zonevreemde bedrijven van een gebied bijvoorbeeld), maar impliceert dit eveneens een aankoopverplichting wordt in het GRS de methodologie ‘planologische toetsing in vier stappen’ aange- of schadeloosstelling. reikt in het richtinggevend gedeelte GRS (deel 2, VI, 3.4): In de afweging brengt de niet-ruimtelijke afweging onvoldoende argumenten aan om “De methodiek die gehanteerd wordt bij de opmaak van het sectoraal BPA zone- tot een minder strenge klasse over te gaan. vreemde bedrijven kan algemeen aangewend worden voor de evaluatie van de Deze activiteit kan niet blijven bestaan op de huidige locatie. Er is op geen enkele verenigbaarheid van economische activiteiten met de omgeving. Dit kan de open wijze een uitbreiding mogelijk. Er kunnen geen nieuwe activiteiten toegelaten wor- ruimte zijn of een woonomgeving. In het laatste geval spreken we in plaats van den. In een aantal gevallen kan het aangewezen zijn voor deze klasse elders herlo- ‘verenigbaarheid’ meer specifiek over ‘verweefbaarheid’ van economische activitei- kalisatieruimte te voorzien, waar het planologisch wel verantwoord is. ten met de woonomgeving. Klasse 1: Uitdoving binnen bepaalde termijn Bij de gehanteerde methodiek wordt achtereenvolgens uitgegaan van de visie op de deelruimte en de ruimtelijke impact van de economische activiteit. Deze wordt afge- De economische activiteit is onverenigbaar met de hoofdfunctie(s) van het gebied. wogen ten opzichte van de directe omgeving. Tenslotte worden juridische, socio- en Toch wordt een onmiddellijk verdwijnen niet opportuun geacht uit de niet-ruimtelijke bedrijfseconomische elementen in rekening gebracht. afweging, zoals bijvoorbeeld het historisch gegroeid karakter van de bedrijvigheid; toch kan het opleggen van beperkende voorschriften niet leiden tot verenigbaarheid. De hierboven geschetste evaluatieprocedure wordt de ‘planologische toetsing’ in vier stappen genoemd.” Deze klasse kan tevens economische activiteiten omvatten met activiteiten die sa- menhangen met een specifieke lokale en/of tijdsgebonden behoefte: precies om die De vier stappen worden als volgt beschreven in het GRS: reden zijn ze op die plaats aanvaardbaar. Wanneer de maatschappelijke behoefte – In de eerste stap is de omgeving zélf het uitgangspunt: hiervoor zoomen we verdwijnt, verdwijnt ook de relevantie van de infrastructuur en verdient een nieuwe vooral in op de gebiedsgerichte visie op de omgeving waarin de desbetreffende bestemming de voorkeur. economische activiteit gesitueerd is en bepalen we de kwetsbaarheid van het De activiteit kan blijven bestaan op de huidige locatie. Er is op geen enkele wijze gebied of de ruimtelijke draagkracht. een uitbreiding mogelijk. Aan het bestaande gebouwenpatrimonium kunnen enkel – In de tweede stap wordt de economische activiteit zelf geanalyseerd, met haar instandhoudingswerken worden uitgevoerd. Er wordt een termijn vastgelegd binnen impact op de omgeving: dit resulteert in een opdeling in hoog-, matig- of laag- de welke de activiteit moet verdwijnen (bijvoorbeeld 10 jaar). dynamische economische activiteiten. Klasse 2: Bevriezing – In de derde stap worden bedrijf en visie met elkaar geconfronteerd: via de zoge- naamde ‘classificatiematrix’ wordt een toekomstperspectief bepaald voor de Tot deze categorie behoren activiteiten waarbij de grens van verenigbaarheid be- economische activiteit. reikt is of zelfs (licht) overschreden is. Mits bijsturing van de activiteiten d.m.v. een aantal beperkende voorschriften kan de onverenigbaarheid binnen aanvaardbare – In de vierde stap worden de niet-ruimtelijke argumenten aangehaald die de grenzen gehouden worden. voorgestelde toekomstige ontwikkeling enigszins kunnen bijsturen mits uitvoeri- ge argumentatie. De activiteit kan blijven bestaan op de huidige locatie binnen strikte randvoorwaar- den. Er is op geen enkele wijze een uitbreiding mogelijk. Aan het bestaande gebou- De conclusie van de vierstappenmethode is de classificatie van de economische wenpatrimonium kunnen instandhoudingswerken en beperkte verbouwingen zonder activiteiten volgens ontwikkelingsperspectieven: volume-uitbreiding worden uitgevoerd. Klasse 0: Herlokalisatie Bij stopzetting van de huidige activiteiten in de open ruimte (einde exploitatiever- De planologische toets is negatief. De infrastructuur en gerelateerde activiteiten zijn gunning, faillissement, ) kunnen er geen nieuwe activiteiten worden toegelaten. In onverenigbaar met de hoofdfunctie en ook een tijdelijke bestendiging ervan legt een het hoofddorp, de nederzettingen en de kleinhandelslinten kunnen wel nieuwe acti- hypotheek op de ontwikkeling van de hoofdfuncties in het gebied. Het betreft viteiten worden toegelaten onder bepaalde randvoorwaarden. meestal kwetsbaar gebied met een beperkte draagkracht.

Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 IOK plangroep 5 DEEL 1 TOELICHTINGSNOTA

Klasse 3: Bestendiging met mogelijkheid tot beperkte uitbreiding Confrontatie - afweging ACTIVITEIT OMGEVING Het gaat hierbij om economische activiteiten die ruimtelijk gezien verenigbaar zijn aard draagkracht met de omgeving mits ze optimaal worden ingepast d.m.v. de aanleg van de nood- dynamiek kwetsbaarheid zakelijke bufferstroken en een goede invulling van het terrein. Meestal zijn deze economische activiteiten goed ontsloten (nabij autosnelweg, nabij gewestweg). De draagkracht van de omgeving is nog niet bereikt zodat een beperkte uitbreiding KLASSEN mogelijk is.

De activiteit kan blijven bestaan op de huidige locatie. Een beperkte uitbreiding van hoogdynamisch laagdynamisch maximum 50% van de bestaande bebouwing op de locatie is mogelijk. Bij stopzetting van de huidige activiteiten in de open ruimte (einde exploitatiever- gunning, faillissement,…) kunnen er geen nieuwe activiteiten worden toegelaten. In 0 1 2 … het hoofddorp, de nederzettingen en de kleinhandelslinten kunnen wel nieuwe acti- viteiten worden toegelaten onder bepaalde randvoorwaarden. specifieke ontwikkelingsperspectieven RSV- RSPA - GRS Klasse 4: Bestendiging met mogelijkheid tot ruime uitbreiding per klasse Gewenste ruimtelijke uit te werken in thematische RUP’s structuur Tot deze categorie behoren economische activiteiten waarvan de activiteiten de draagkracht van de omgeving nog lang niet overschreden hebben. In veel gevallen gaat het om een gebied waar reeds een zekere dynamiek aanwezig is. Meestal zijn deze economische activiteiten goed ontsloten (nabij autosnelweg, nabij gewestweg). De mogelijkheid tot uitbreiden van de activiteiten kan in een aantal gevallen bijdra- juridische toets (vergunningen…) Evt. juridische procedure gen tot een goede ruimtelijke ordening als op die manier de druk op meer kwetsbare gebieden kan verlaagd worden. socio – economische toets De activiteit kan blijven bestaan op de huidige locatie. Een ruime uitbreiding van de bestaande bebouwing op de locatie is mogelijk, afhankelijk van de specifieke situa- Figuur 1: verenigbaarheidstoets zonevreemde infrastructuur, schematisch tie op het terrein. Bij stopzetting van de huidige activiteiten in de open ruimte (einde exploitatiever- Methodologie RUP gunning, faillissement,…) kunnen er geen nieuwe activiteiten worden toegelaten. In Voor de opmaak van dit RUP zonevreemde bedrijven fase II werd visie beschreven het hoofddorp, de nederzettingen en de kleinhandelslinten kunnen wel nieuwe acti- in de methodologie van de vierstappenmethode behouden. De strikte opdeling in viteiten worden toegelaten onder bepaalde randvoorwaarden. vier stappen werd echter niet gevolgd. Er wordt aan de hand van alle criteria uit de vier stappen één globale afweging gemaakt voor elk afzonderlijk bedrijf. Voor elk bedrijf wordt het bedrijf worden volgende zaken bekeken: – Planologisch-juridisch kader – Sectoraal juridisch kader – Beschrijving van de bestaande ruimtelijke structuur (omgeving en plangebied) – Ruimtebehoeften Uit deze punten worden aandachtspunten en randvoorwaarden geformuleerd. Op basis van deze aandachtspunten en randvoorwaarden wordt een visie en ontwerp voor het RUP opgemaakt. Dit laatste is één globale conclusie met ontwikkelingsper-

6 IOK plangroep Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 I Algemeen deel 2 Planologisch - juridisch kader spectieven voor het bedrijf. De classificering zoals opgesteld wordt bepaald per bedrijf. Deze werkwijze past volledig binnen de methodologie beschreven in het richtingge- vend gedeelte van het GRS. Gewenste ruimtelijk economische structuur De zonevreemde bedrijven in dit RUP horen tot de ‘verspreid liggende handel en bedrijvigheid. Hierover is in het GRS volgende visie ingeschreven: “Als algemene richtlijn geldt: géén nieuwe handel en bedrijvigheid buiten de afge- lijnde kernen en de bedrijventerreinen. De problematiek van de (bestaande) zone- vreemde handel en bedrijven is echter te veelzijdig en te complex om hierover al- gemene richtlijnen in dit structuurplan te stellen. In een ruimtelijk uitvoerings- plan/sectoraal BPA zonevreemde bedrijven worden per opgenomen economische activiteit de ontwikkelingsperspectieven weergegeven via planologische toetsing. Op die manier wordt de verenigbaarheid van de desbetreffende economische activiteit afgewogen binnen de visie op de gewenste ruimtelijke structuur. Dit beleidskader dient juridisch te worden vastgelegd en/of verfijnd in een sectoraal gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan dat via planologische toetsing de kwetsbaar- heid van de bedrijfsomgeving, de dynamiek van de bedrijfsactiviteit en de bestaan- baarheid van de bedrijfsvestiging in zijn omgeving nagaat. In afwachting van zo’n ruimtelijk uitvoeringsplan heeft elk milieuvergunningsplichtig bedrijf van enige omvang met uitbreidings- of herbouwplannen de mogelijkheid om via een positief planologisch attest een bouwvergunning te verkrijgen. Nadien zal ook in dit geval een ruimtelijk uitvoeringsplan moeten worden opgemaakt. Zowel bij de aanvraag van een planologisch attest als bij de opmaak van een ruim- telijk uitvoeringsplan moet een planologische toetsing gebeuren binnen het kader van het GRS.” Gewenste ruimtelijke structuur

Op onderstaande figuur wordt een overzicht weergegeven van de gewenste ruimte- Figuur 2: gewenste ruimtelijke structuur – GRS Herenthout 28/06/2007 lijke structuur voor de gehele gemeente. De verschillende bedrijfslocaties worden hierop weergegeven. Een gedetailleerde gebiedsgerichte bespreking gebeurt bij de beoordeling van de locaties.

Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 IOK plangroep 7 DEEL 1 TOELICHTINGSNOTA

II FICHE PER LOCATIE het test-veld naast de bestaande loodsen. Op deze manier kunnen de landbouwers de kwaliteit komen bekijken. Doorheen de jaren zijn naast de toelevering aan de professionele land- en tuinbouw 1 RUP FITO ook de vragen van particulieren beginnen komen. Deze activiteiten zijn gestaag gegroeid en uitgegroeid tot een volwaardige tak van het bedrijf. In hoofdactiviteit is het bedrijf echter nog steeds in het teken van de landbouw gericht. De bedrijfssite is volledig gelegen in agrarisch gebied. Hoewel het bedrijf een sterke binding heeft met het agrarische gebeuren, is de verenigbaarheid met de onderlig- gende bestemming door de commerciële activiteiten niet volledig duidelijk. Het be- drijf wordt overgenomen door de zoon van de eigenaar. In functie van rechtszeker- heid is er duidelijkheid gewenst over de toekomstperspectieven. Door de opname in het RUP wil het bedrijf nagaan wat de mogelijkheden zijn in functie van: – Toename verkoopactiviteiten voor particulieren + opslagruimte – Extra ruime voor bulkproducten zoals granen, schorsen, meststoffen, e.d. i.f.v. de agrarische sector – Uitbreidingsmogelijkheden in functie van toeleveringsbedrijf voor land- en tuin- bouw. – Bijkomende bedrijfswoning Het bedrijf heeft de percelen links en rechts van het bestaand bedrijf in eigendom en wil onderzoeken welke mogelijkheden er op deze percelen bestaat om de bedrijvig- heid verder uit te breiden. Het RUP heeft tot doel om eenduidig de mogelijkheden voor het bedrijf vast te leg- gen en als dusdanig ook rechtszekerheid te bieden.

1.1.2 Ruimtelijke situering

Zie kaart 1 “situering topokaart” in kaartenbundel Figuur 3: luchtfoto (2016) RUP Fito en omgeving Zie kaart 2 “bestaande feitelijke toestand - orthofoto” in kaartenbundel

1.1 Situering en doelstelling Het plangebied is gelegen langs de Bevelse Steenweg nr. 33, een invalsweg naar het centrum van Herenthout vanaf Bevel () en . 1.1.1 Doelstelling RUP

Het bedrijf is in de eerste plaats een toeleveringsbedrijf voor de land- en tuinbouw. Ze verkopen zaden, gewasbeschermingsmiddelen, beschermkledij, e.d. in functie van de professionele land- en tuinbouw. In functie van de verkoop van zaad voor maïs zaaien ze ook elk jaar de soorten in die ze het jaar daarop zullen verkopen, op

8 IOK plangroep Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 II Fiche per locatie 1 RUP FITO

De precieze afbakening van het RUP zal vastgelegd worden in een latere fase. In de fase van het schetsontwerp worden de aaneengesloten percelen in eigendom van het bedrijf meegenomen: percelen 106P2, 106R2, 106S2, 107C en 107F. Cf. 1.7.4, Schetsontwerp op pg. 26 wordt slechts een gedeelte van het onderzoeks- gebied meegenomen als plangebied, nl. de percelen 106R2, 106S2 en een gedeelte van de percelen 107C en 107F.

1.2 Planologisch - juridisch kader

1.2.1 Actuele bestemming

Zie kaart 3 “planologische context-bestemmingen” in kaartenbundel Het plangebied is volledig gelegen in agrarisch gebied volgens het gewestplan. Ten noorden van het plangebied is het bosgebied ‘Merodese bossen’ gelegen. Het plan- gebied sluit aan bij een woongebied met landelijk karakter dat ten oosten van het plangebied is gelegen. Figuur 4: situering onderzoeksgebied op stratenplan

1.1.3 Afbakening van het onderzoeksgebied 1.2.2 Afbakening natuurlijke en agrarische structuur Het plangebied is gelegen in het landbouwgebied ten noorden van Herlaar (He- renthout) (2.2). Ten noorden van het plangebied zijn de Merodese bossen gelegen (6.1) De ontwikkelingsperspectieven voor deze gebieden zijn de volgende: Vrijwaren van gebieden voor de land- en tuinbouw (2.2) – De landbouwstructuur wordt gekenmerkt door kleinschalige landbouwgebieden die karakteristiek en ruimtelijk structuurbepalend zijn voor grote delen van het gebied. De grondgebonden landbouw is de ruimtelijke drager van het gebied en staat garant voor het behoud van de landschappelijke karakteristieken. – De aaneengesloten gebieden worden als landbouwgebied gevrijwaard waarbij een gedifferentieerde landbouwontwikkeling met aandacht voor de omgevings- kwaliteiten mogelijk is. – Landbouwgebieden aan de grens met het stedelijk gebied en Albertkanaal vor- men een belangrijke buffer tegen oprukkende verstedelijking en uitbreidingen van industrie. Ze vormen bovendien een overgang tussen belangrijke natuurlijke gebieden en de harde infrastructuur van het bebouwd stedelijk gebied. Het zijn ook vaak belangrijke open ruimte corridors. – Ruimtelijk-ondersteunende maatregelen ten behoeve van een duurzame land- bouw zijn nodig om grondinname door andere sectoren en versnippering door vertuining tegen te gaan. – Binnen het landbouwgebied wordt een landschapsecologische basiskwaliteit Figuur 5: afbakening van het onderzoeksgebied RUP Fito gegarandeerd. Vrijwillige stimulerende maatregelen kunnen hiervoor aangewend

Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 IOK plangroep 9 DEEL 1 TOELICHTINGSNOTA

worden. Langs waardevolle beken wordt agrarisch natuurbeheer gestimuleerd. Met het oog op recreatief medegebruik van de open ruimte kan verbreding van de landbouw (o.a. hoevetoerisme) een aandachtspunt zijn. Samenhangende boscomplexen behouden en versterken als structuurbepa- lende natuur- en of landschapselementen (6.1) – Het Land van Herenthout – Geel is één van de bosarmere regio’s van het Nete- land. Grotere waardevolle boscomplexen in het gebied zijn de Merodebossen, de Beeltjes en Sterschot. Deze relatief waardevolle bossen, vaak gekoppeld aan kasteelparken, moeten in samenhang met hun cultuurhistorische en landschap- pelijke context en de omgevende waardevolle landschappen behouden blijven. – Deze bossen worden gedifferentieerd als natuurverwevingsgebieden. Gebieds- gericht en in afweging met andere bosfuncties kunnen op bepaalde functies (na- tuur, landschap, cultuurhistorie, bosbouw, recreatie, …) accenten worden ge- legd. – Bijzondere aandacht gaat uit naar het behouden en ontwikkelen van waardevolle gradiënten tussen de vallei van de Grote Nete en bossen (Merodese bossen en Figuur 6: uittreksel gewenste ruimtelijke structuur ‘deelruimte Ruittussen Lier – Herentals – de Beeltjes) op de hoger gelegen aangrenzende zandgronden. Geel – Heist-op-den-Berg - interfluvium Kleine en Grote Nete’ met situering van – Bosuitbreidingsdoelstellingen worden gerealiseerd door de bestaande of histori- plangebied sche complexen en patronen te versterken of te herstellen rekening houdend Elementen vanuit het operationeel uitvoeringsprogramma met de landschapsecologische en cultuurhistorische context. In het operationeel uitvoeringsprogramma het plangebied niet gelegen in een zone – Kasteel- en parkdomeinen zijn landschappelijk structuurbepalend en cultuurhis- die herbevestigd werd als agrarisch gebied. torisch belangrijk. Ze worden behouden als volwaardige entiteiten. Binnen histo- risch waardevolle bosgebieden is er aandacht voor het behoud van waardevolle ontginningsstructuren en dreven 1.2.3 Gewestelijk RUP vallei van de Grote Nete van Zammels- broek tot Heist-op-den-Berg

Op het moment van de opmaak van het verzoek tot raadpleging is er een geweste- lijk RUP Vallei van de Grote Nete in opmaak. Dit GRUP heeft volgende doelstellingen: – Uitvoering geven aan de richtinggevende en bindende bealingen in het RSV inzake de afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur zoals nader uitgewerkt in der ruimtelijke visie voor landbouw, natuur en bos in de regio Neteland – De realisatie van de projecten van het geactualiseerd sig=aplan in de vallei van de Grote Nete mogelijk maken – Het landschapsrelict ‘de Grote Nete en de Herenbossen’ en de overlappen de delen van het landschapsrelict ‘Grote Nete van Zammel tot Zoerle, Beeltjes en de depressie van Goor-Asbroek’ opnemen als ‘erfgoedlandschap’ in de zin van het onroerend erfgoeddecreet.

10 IOK plangroep Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 II Fiche per locatie 1 RUP FITO

– Ruimte creëren voor socio-colturele en commerciële activiteiten in functie van bieden in gebouwen die verlaten worden door of niet meer in aanmerking komen het onderhoud en het beheer van ht waardevolle erfgoed i.c. kasteel en het kas- voor de professionele landbouw. teelpark De Merode Conform het principe van gedeconcentreerde bundeling, kernversterking en vrijwa- Dit GRUP is in opmaak en interfereert mogelijks met het plangebied van het ge- ren van de open ruimte, wordt nieuwe bebouwing voor woongelegenheden, niet meentelijk RUP. Er zal afstemming nodig zijn tussen dit RUP en het gewestelijk gekoppeld aan een agrarisch bedrijf, en nieuwe non-agrarische handel en bedrijvig- RUP. heid niet toegelaten. De functiewijziging van voormalige landbouwbedrijven naar Aanvullen een woonfunctie is toelaatbaar op voorwaarde dat de gebouwen gelegen zijn binnen een gebouwengroep en de woonfunctie reeds vergund voorkomt in de omgeving. Traditionele landbouwgehuchten met een sterke functionele relatie met de landbouw 1.2.4 Ruimtelijk structuurplan Provincie Antwerpen verdienen speciale aandacht. Ook andere functiewijzigingen van bestaande bebou- wing, conform het decreet zijn mogelijk. De Provincie Antwerpen beschikt sinds 28 augustus 2001 over een goedgekeurd Ruimtelijk Structuurplan Provincie Antwerpen (R.S.P.A.). Het structuurplan werd een Stelregel is dat voor andere dan agrarische bebouwing er wordt uitgegaan van de eerste maal herzien in 2011 (MB 04.05.2011). bestaande bebouwing/infrastructuren (via functiewijzigingen) en dat de overige open ruimte moet gevrijwaard blijven. Aanvullen Aan landbouw gerelateerde handel en bedrijvigheid is een verzamelnaam voor aan 1.2.5 Gewenste structuur vanuit het GRS de landbouw gerelateerde toeleverende en verwerkende bedrijven (zoals lokaal conditioneringsbedrijf voor verse producten, lokale loonwerkers, ….), aan de land- De locatie van het plangebied is in het richtinggevend gedeelte gelegen in de deel- bouw gerelateerde kleinhandel (zoals tuincentra) en aan de landbouw gerelateerde zone ‘gaaf gebied rond de vallei van de Grote Nete en de Wimp. In deze deelruimte dienstverlening (zoals veeartsen, proefbedrijven, dierenklinieken, dierenasielen). Elk is het bedrijf gelegen in een zone die aangeduid staat als ‘zone voor professionele van deze functies moet geweerd worden uit de kerngebieden van de agrarische landbouw’. structuur. De plaats waar deze activiteiten normaal thuishoren is een lokaal bedrij- venterrein. Eigen kleinschalige mestverwerking is wel mogelijk op het bedrijf. Het bedrijf is in de gewenste economische structuur opgenomen als “verspreid lig- gende handel en bedrijvigheid Voor deze locaties dient een planologische toetsing Algemeen kan echter enkel in specifiek daartoe voorziene zones die daar ruimtelijk te worden doorlopen. Dit zal in dit RUP gebeuren. het best voor in aanmerking komen (zie verder – multifunctionele landbouwzones), de vestiging van of functiewijziging naar deze aan landbouw gerelateerde functies Kerngebied van de agrarische structuur onderzocht worden. Ook daar dienen deze activiteiten steeds een individuele plano- De kerngebieden van de agrarische structuur zijn die gebieden waar landbouw de logische toetsing te doorstaan en in regel zijn met de vingerende wetgeving. enige hoofdfunctie is. Hiermee onderscheiden de kerngebieden zich van de verwe- Toetskader zonevreemde infrastructuur vingsgebieden. Deze kerngebieden kunnen verder worden gedifferentieerd door aanduiding van multifunctionele landbouwzones, bouwvrije zones en streefzones In het GRS is een methodiek beschreven die gebruikt kan worden bij een RUP zo- voor graslandgebruik. Deze differentiatie dient dan beschouwd als een overdruk met nevreemde infrastructuur. een specifiekere inhoud. De afbakening van de agrarische gebieden is een boven- Het plangebied is in het RUP opgenomen als een ‘verspreid liggende handel en lokale bevoegdheid. De afbakening in het kader van het GRS kan als een gemeen- bedrijvigheid’. In het GRS is aangegeven dat voor deze bedrijven een planologische telijke suggestie worden beschouwd. toetsing moet oordelen over de ontwikkelingsperspectieven voor de zone. De kerngebieden van de agrarische structuur delen het kenmerk dat landbouw de hoofdfunctie is. Dit betekent niet dat er geen andere functies voorkomen. Weliswaar zijn deze andere functies in agrarisch gebied ondergeschikt aan de agrarische hoofdfunctie en gebonden aan voorwaarden. Een toename van de andere functies mag niet leiden tot een devaluatie van de agrarische structuur door verstoring en verdringing van de professionele landbouw. Anderzijds betekenen zij mogelijk een zinvolle ruimtelijke invulling in openruimtege-

Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 IOK plangroep 11 DEEL 1 TOELICHTINGSNOTA

1.3 Sectoraal juridisch kader

Zie kaart 5 “sectoraal-juridische context” in kaartenbundel Zie kaart 7 “watertoetskaart” in kaartenbundel Tabel 1: samenvattende tabel sectoraal kader RUP Fito

Sectoraal kader Regelgeving Relevante elementen voor RUP (gemeente) Natuur en bos

Gebieden van VEN/IVON Gebiedsgericht beleid cfr. natuurdecreet Het onderzoeksgebied is hier niet in of in de onmiddellijke omgeving van gelegen. Op ca. 750m ten zuiden van het onderzoeksgebied is het VEN ‘Vallei van de Grote Nete benedenstrooms’ gelegen. Vogelrichtlijngebied Europese Richtlijn 79/409/EEG Het onderzoeksgebied is hier niet in of in de onmiddellijke omgeving van gelegen. Speciale beschermingszone cfr. natuurdecreet Habitatrichtlijngebied Europese Richtlijn 92/43/EEG Het onderzoeksgebied is hier niet in of in de onmiddellijke omgeving van gelegen. Speciale beschermingszone cfr. natuurdecreet Natuurreservaten Gebiedsgericht beleid natuurreservaten cfr. natuur- Het onderzoeksgebied is hier niet in of in de onmiddellijke omgeving van gelegen. decreet Bosdecreet Bosdecreet 13/06/90, zoals gewijzigd Niet van toepassing Landbouw

Ruilverkaveling Afgebakend cf. de ruilverkavelingswetten 12 juli Het onderzoeksgebied is in het ruilverkavelingsgebied in onderzoek Herenthout - Bouwel 1970 en 11 augustus 1978 Landschap/onroerend erf- goed Beschermd monument, land- onroerend erfgoeddecreet van 12/04/2013 en onroe- Op ca. 200 meter ten zuiden van het onderzoeksgebied is het beschermd cultuurhistorisch landschap ‘vallei schap, dorpsgezicht of stads- renderfgoedbesluit van 16/805/2014 van de Wimp en de Grote Nete’ gelegen. Beschermd sinds 29/08/2002. De bescherming als landschap omvat gezicht de vallei van de Wimp en de Grote Nete te Herenthout. De als monument beschermde watermolen van het domein Herlaar en de als dorpsgezicht beschermde omgeving ervan zijn niet opgenomen in de bescherming van dit landschap. Erfgoedlandschappen onroerend erfgoeddecreet van 12/04/2013 en onroe- Het plangebied is gedeeltelijk in een niet-vastgesteld landschapsrelict gelegen, namelijk de percelen naast de renderfgoedbesluit van 16/805/2014 percelen in gebruik door het bedrijf. Het betreft het niet-vastgesteld landschapsrelict vallei van de Wimp en de Grote Nete te Herenthout. Ten noorden van het plangebied ligt het niet-vastgesteld landschapsrelict van de Merodese Bossen. Het plangebied is niet in of in de omgeving van een erfgoedlandschap gelegen. Inventaris bouwkundig erf- onroerend erfgoeddecreet van 12/04/2013 en onroe- In de omgeving van het onderzoeksgebied zijn volgende vastgestelde bouwkundige relicten gelegen: goed renderfgoedbesluit van 16/805/2014. - Op 100m ten westen van het onderzoeksgebied: Kempische Hoeve (ID 47167) Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed voor Vlaan- - Op 250m ten westen van het onderzoeksgebied: afspanning Prinsenhof (ID 47166) deren (VIOE) - vastgestelde lijst 28/11/2014 - Op 200 m ten zuidwesten van het onderzoeksgebied: dorpswoning (ID 47168) - Op 300m ten oosten van het onderzoeksgebied: langgestrekte hoeve (ID 47165) Archeologisch erfgoed onroerend erfgoeddecreet van 12/04/2013 en onroe- In de onmiddellijke omgeving van het onderzoeksgebied zijn geen in het CAI geen vondsten gekend rend erfgoedbesluit van 16/05/2014 - hoofdstuk 5 (archeologie) (20/04/1994)

12 IOK plangroep Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 II Fiche per locatie 1 RUP FITO

Sectoraal kader Regelgeving Relevante elementen voor RUP (gemeente) Fysisch systeem Waterloop Wet op de onbevaarbare waterlopen van 28/12/1967 Op ca. 170m ten oosten van het onderzoeksgebied is de Otterloop gelegen. Deze is gecategoriseerd als ‘gracht van algemeen belang’. De gemeente is de beheerder van de waterloop. Deze waterloop is een zijloop van de Maasloop die op zijn beurt uitmondt in de Grote Nete, een bevaarbare waterloop. Beschermingszone grondwa- Besluit van de Vlaamse Regering van 27/3/1985. Het onderzoeksgebied is hier niet in of in de onmiddellijke omgeving van gelegen terwinning Watertoets Artikel 8 decreet integraal waterbeleid + uitvoerings- Het onderzoeksgebied is niet in (mogelijk) overstromingsgevoelig gebied gelegen cf. watertoetskaart 2014. besluit watertoets (watertoetskaart overstromingsge- Ten noorden van het onderzoeksgebied in de Merodese bossen zijn er zones die wel als effectief overstro- voelige gebieden 2014) mingsgevoelig staan aangegeven, net als een zone ten westen van het onderzoeksgebied. Zoneringsplan De stroomgebiedbeheerplannen 2016-2021 werden rioleringsinfrastructuur op 18/12/2015 goedgekeurd door de Vlaamse Rege- ring na een openbaar onderzoek. De definitief her- ziene zoneringsplannen en GUP’s (gebiedsdekken- de uitvoeringsplannen)

Het onderzoeksgebied is gelegen in collectief te optimaliseren buitengebied. Dit betekent dat er nog geen aansluiting is op riolering die aangesloten is door een RWZI. Dit zal in een latere fase nog gerealiseerd wor- den. De riolering in de Bevelse Steenweg heeft prioriteit 8 gekregen in het GUP. Dit betekent dat dit gepland is in de periode 2022-2027. Voor deze planperiode is de prioriteit richtinggevend en deze zal bij de opmaak van de derde generatie stroomgebiedsbeheerplannen verder worden verfijnd. Mobiliteit/openbare ruimte buurtwegen Cf. Atlas der buurtwegen De Bevelse Steenweg is gekend als buurtweg nr. 1. Het pad in de Merodese Bossen dat start tegenover het onderzoeksgebied, is gekend als buurtweg nr. 10. De Binnenstraat’ ten westen van het onderzoeksgebied is gekend als buurtweg nr. 32 Mobiliteitsplan Visie geldende mobiliteitsplan Herenthout De Bevelse Steenweg is een lokale weg type I, een verbindingsweg. Het snelheidsregime is 70 km/u. Rooilijnplan Een rooilijn is de grens tussen de openbare weg Er is een rooilijnplan aanwezig voor de Bevelse Steenweg. Deze rooilijn werd vastgelegd bij KB van en een aangrenzende eigendom (aangelanden). 24.07.1959. De rooilijn ligt op 7,60m uit de as van de weg en de bouwlijn ligt 4,60m uit de rooilijn. Andere

Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 IOK plangroep 13 DEEL 1 TOELICHTINGSNOTA

Sectoraal kader Regelgeving Relevante elementen voor RUP (gemeente) Recht van voorkoop Domeinen waarop rechten van voorkoop gelden zijn Binnen het onderzoeksgebied is een recht van voorkoop van toepassing voor de Vlaamse Landmaatschappij o.m.: natuurbehoud, ruilverkaveling, ruimtelijke in functie van de ruilverkaveling. Er is eveneens een voorkooprecht voor Waterwegen en Zeekanaal NV aan- ordening, woonbeleid, waterbeleid, scheepvaart,… wezig. Ruimtelijke veiligheidsrappor- Besluit inzake ruimtelijke veiligheidsrapportage Binnen het RUP is geen seveso-bedrijf aanwezig. Het plangebied is geen aandachtsgebied. Er zijn ook geen tage 29/6/2007 seveso-bedrijven binnen een straal van 2000m aanwezig. In functie van een mogelijke uitbreiding is onduidelijk of er ook seveso-activiteiten kunnen plaatsvinden. Het opslaan van gevaarlijke producenten kan, afhankelijk van de hoeveelheid en het gevaar mogelijks onder de seveso-richtlijn vallen indien de regelgeving zou wijzi- gen. Op basis van een advies van de dienst VR bij de plan-MER-screenings-procedure, werd gesteld dat: ‘De op- maak van een RVR is in deze omstandigheden niet nodig. Indien dit bedrijf zich in de toekomst zou kunnen ontwikkelen tot een Seveso-inrichting, dan zal het bedrijf in het kader van de omgevingsvergunning een veilig- heidsstudie of een omgevingsveiligheidsrapport moeten opmaken om na te gaan of zijn Seveso-status te verenigen is met de omgeving (eventueel na het nemen van extra maatregelen).

14 IOK plangroep Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 II Fiche per locatie 1 RUP FITO

1.4.1.2 Natuur 1.4 Bestaande ruimtelijke structuur Binnen het onderzoeksgebied komt in het westen een klein deel biologisch waarde- Een weergave van de bestaande ruimtelijke structuur is terug te vinden in de kaar- vol gebied voor. Het betreft een naaldhoutbestand (niet grove denk) zonder duidelij- tenbundel. ke ondergroei. In de bestaande toestand komen op deze plaats maar een paar bomen voor (vnl. tegen de Bevelse Steenweg en in het uiterste westen). In het zui- Zie kaart 4 “ruimtelijk-juridische context” in kaartenbundel den van het meest westelijke perceel komen een aantal bomen voor. 1.4.1 Beschrijving kenmerken van de omgeving In de omgeving van het onderzoeksgebied zelf komen meer waardevolle natuur- elementen voor: 1.4.1.1 Fysisch systeem – Ten noorden van het plangebied zijn de Merodese Bossen gelegen. Dit bebost gebied is gelegen op grondgebied van de gemeenten Herenthout en Nijlen. De Zie kaart 6 “fysisch systeem” in kaartenbundel begrenzing wordt gevormd door de Nijlense Steenweg in het noorden, het cen- Bodemtype Het onderzoeksgebied is gelegen op droge tot matig natte pod- trum van Herenthout in het oosten, de Bevelse Steenweg in het zuiden en het zol(achtige) bodem (Scf). niet-vastgesteld landschapsrelict ‘Kruiskensberg’ in het westen. Dit bos is biolo- gisch waardevol tot zeer waardevol en bestaat voornamelijk uit grove den met Reliëfkenmerken Het onderzoeksgebied heeft een relatie vlak reliëf. Het niveau van de straat is echter een beetje lager gelegen, waardoor een be- ondergroei van bramen, varens, heide of jonge struiken (ppms) en eiken- perkte helling moet genomen worden bij het binnen rijde in het berkenbos (qb). onderzoeksgebied. – Ten westen van het onderzoeksgebied komst er nog een biologisch waardevol Waterhuishouding Cf de watertoetskaarten is het onderzoeksgebied matig gevoelig perceel met grove den voor. voor grondwaterstromingen en heeft het een infiltratiegevoelige bodem. De plaggenbodem is cf. watertoetskaarten niet gelegen in – Ten zuiden van het onderzoeksgebied, meer naar de vallei van de Grote Nete erosiegevoelig gebied. toe, komen verspreide beboste percelen voor (voornamelijk naaldhoutbestan- den).

Figuur 7: weergave watertoetskaarten. Links: infiltratiegevoelige bodems; rechts: grondwa- terstomingsgevoelige bodems.

Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 IOK plangroep 15 DEEL 1 TOELICHTINGSNOTA

Figuur 9: topografische kaart van de omgeving van het onderzoeksgebied met de ligging Figuur 8: weergave BWK voor omgeving onderzoeksgebied + weergave boskartering (groe- van het groter aaneengesloten bosgebied. ne arcering) 1.4.1.3 Ruimtegebruik in omgeving

Landbouw Op de kaart van de landbouwgebruikspercelen 2015 is het perceel in gebruik door het bedrijf weergegeven als ‘landbouwinfrastructuur’. De percelen ten oosten daarvan worden ingenomen door maïs. Het zuidelijk gedeelte van het perceel ten westen van het plangebied is grasland. Ten zuiden van het plangebied komen landbouwgebruikspercelen voor. Net ten zuiden van het onderzoeksgebied wordt dit ingenomen door serreteelt. Deze serres vormen ene wand tegen de achterzijde van het onderzoeksgebied. In de omgeving zijn er voornamelijk akkerlanden met maïs en graslanden aanwezig. Tussen de landbouwpercelen komen percelen bosgebied voor. Wonen Het onderzoeksgebied sluit onmiddellijk aan bij een woonlint (woongebied met landelijk karakter). Langs de Bevelse Steenweg komen nog woningen voor die niet in een woongebied zijn gelegen. Het betreft in hoofzaak vrijstaande eenge- zinswoningen. Binnen het onderzoeksgebied zelf is er ook een vrijstaande eengezinswoning aanwezig. Werken In de omgeving van het onderzoeksgebied komt geen bedrijvigheid of handel voor. Recreëren Ten noordwesten van het onderzoeksgebied is het Prinsenhof, een feestzaal,

16 IOK plangroep Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 II Fiche per locatie 1 RUP FITO

cafe gelegen. 1.4.1.4 Landschap en erfgoed Het fietsknooppuntennetwerk en het wandelknooppuntennetwerk komen in de omgeving van het onderzoeksgebied voor, voornamelijk geënt op de Merodese Landschapstype Het onderzoeksgebied is gelegen aan de rand van een klein- Bossen en de Vallei van de Grote Nete. schalig landbouwgebied. Ten noorden van het onderzoeksgebied wordt het landschap volledig bepaald door de Merodese Bossen die ten noorden van onderzoeksgebied een groen, maar gesloten landschap creëren. Ten zuiden van het onderzoeksgebied komt een serrecomplex voor die een gesloten muur vormt ten zuiden van het onderzoeksgebied. Het onderzoeksgebied zit zodus geprakt tussen een gesloten bosstructuur en een bebouwd agra- risch gebied. Landschapsatlas Ten noorden van het onderzoeksgebied zijn de Merodese Bos- sen aangeduid als relictzone (Bos- en akkercomplex Zwartwater, Kruiskensberg, Herlaar en Merodese Bossen’), net als een groot deel van de vallei van de Grote Nete. Het Prinsenhof ten westen van het onderzoeksgebied is aangeduid als puntrelict. Provinciale landschaps- Het onderzoeksgebied heeft geen specifieke aanduiding gekre- kaart gen op de Provinciale landschapskaart. De Bevelse Steenweg is een verbindingsweg van voor 1775.

Figuur 10: landbouwgebruikspercelen RUP Fito (ALV, 2015)

Figuur 11: provinciale landschapskaart voor onderzoeksgebied RUP Fito en omgeving

Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 IOK plangroep 17 DEEL 1 TOELICHTINGSNOTA

1.4.1.5 Mobiliteit

Situering in verkeers- Het onderzoeksgebied is langs de Bevelse Steenweg gelegen. De structuur Bevelse Steenweg vormt een verbindingsweg tussen Berlaar en Herenthout. Wegprofiel De Bevelse Steenweg is een 2x1 weg uit beton. Langs de zijde van het onderzoeksgebied is er een aanliggend fietspad aanwe- zig. Het fietspad is afgescheiden van de weg door middel van een smalle betonstrook. Openbaar vervoer Langs het onderzoeksgebied komt de buslijn ‘Lier-Nijlen - He- renthout’, lijn 151 langs. Het onderzoeksgebied is gelegen tussen twee haltes, op ca. 250m afstand. Langzaam verkeer De Bevelse Steenweg is een niet-conforme functionele fietsroute. Doorheen de Merodese Bossen ten noorden van het onderzoeks- gebied loopt een wandelnetwerk en een fietsnetwerk. Ten zuiden van het onderzoeksgebied zijn ook verschillende wandelwegen gelegen.

1.4.2 Beschrijving plangebied Figuur 12: cultuurhistorisch landschap, bouwkundig erfgoed en landschapsatlas (lanschaps- relicten) ter hoogte van RUP Fito (geoloket onroerend erfgoed) Activiteiten van het bedrijf Het bedrijf is in de eerste plaats een toeleveringsbedrijf voor de land- en tuinbouw. Ze verkopen zaden, gewasbeschermingsmiddelen, beschermkledij, e.d. in functie van de professionele land- en tuinbouw. Daarnaast verkoopt het bedrijf ook tuin- en hobbylandbouw gerelateerde producten aan particulieren. Het gaat hier om producten die rechtstreekse binding hebben met tuinaanleg en landbouw. Het betreft vb. geen tuinmeubilair, bloempotten, e.d. Uiterlijke verschijningsvorm onderzoeksgebied en fotoreportage De cijfers tussen haakjes in de tekst verwijzen naar de cijfers op bijgevoegde over- zichtsfiguur. Het onderzoeksgebied betreft de zone in gebruik in functie van de huidige activitei- ten en ook de percelen aan weerszijden ervan in functie van een eventuele uitbrei- ding. De bestaande toegang is gelegen langs de bestaande woning (1) binnen het onder- zoeksgebied. De oprit overbrugt een klein reliëfverschil ten opzichte van de straat die lager is gelegen. Achter de bestaande woning is een houten tuinconstructie (2) aanwezig die hoort bij Figuur 13: relictzones uit landschapsatlas ten opzichten van het RUP Fito het huis. Rondom de woning is een private tuin aanwezig.

18 IOK plangroep Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 II Fiche per locatie 1 RUP FITO

In de grootste en meest recente loods (3) rechts op het perceel zijn de burelen van het bedrijf gehuisvest, samen met een gedeelte magazijn en winkel (voornamelijk voor particulieren). Aan de achterzijde is deze loods deels open. Het winkelgedeelte bedraagt ongeveer de helft van de oppervlakte van deze loods. Links op het perceel zijn achtereenvolgens een afdak met openlucht opslagplaats (4), een kleine loods (5), een grotere loods (6) en een open loods (7) gelegen. Tussen de linkse en de rechtse loodsen ligt verharding in functie doorgang naar achter.

Figuur 15: toegang tot plangebied via de Bevelse Steenweg, met zicht op de bedrijfswoning

1 2 4 8 10 12 5

11 6 3 Figuur 16: links: achterzijde woning (1) met tuin en houten tuinhuis (2); rechts: reliëfverschil 7 vanaf de straatzijde naar de woning toe.

9

Figuur 14: orthofoto onderzoeksgebied met aanduiding van infrastructuren van het RUP Fito

Figuur 17: zicht op de grootste loods (3) met voorliggende parking (8)

Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 IOK plangroep 19 DEEL 1 TOELICHTINGSNOTA

dienst als bijkomende parking, gezien binnen het onderzoeksgebied zelf weinig ingerichte parkeerplaatsen zijn (slechts een 4-tal).

Figuur 18: zicht op de grootste loods (3) vanaf de achterzijde van het plangebied en op de open loods (7)

Aan de achterzijde van het onderzoeksgebied, achter de loodsen (9) zijn betonpla- Figuur 20: links: zicht op de bedrijfsgebouwen (5,6 en 3); rechts: doorgang tussen de be- ten gelegd. Deze ruimte wordt slechts beperkt ingenomen in functie van opslag. staande site in gebruik en de site voor proefveld. Deze ruimte dient vrij te blijven omdat vrachtwagens hier moeten kunnen komen draaien. Anders moeten ze achteruit het terrein af rijden of het terrein achteruit inrij- den. Gezien de ligging aan de doorgaande weg en met het bepekte reliëfverschil dat moet overbrugd worden, is dit anders zeer moeilijk. Het onderzoeksgebied wordt achteraan begrensd door een muur van serres. Tussen het terrein in gebruik en de serres is er nog een smalle strook groen aanwezig.

Figuur 21: links: serre, afdak en openlucht stockage (4) voor de bestaande loods; rechts: zicht vanaf de Bevelse Steenweg op het proefveld,(10), de woning en het bedrijf.

Figuur 19: links: ruimte achter de grootste loods (3), verhard met betontegels (9) en deels in gebruik als stapelplaats; rechts: serre tegen de achterste grens van het onder- zoeksgebied. Heel de bedrijfssite geeft een nette indruk. Tussen de huidige site in gebruik en de percelen links aanpalend, is een doorgang gemaakt. Deze percelen doen dienst als proefvelden voor maïs waarvan de zaden het jaar nadien aangeboden zullen wor- den. Er wordt ook met graszaad getest. Dit gedeelte doet met piekmomenten ook

20 IOK plangroep Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 II Fiche per locatie 1 RUP FITO

Het bedrijf heeft jaarlijks een 250-tal leveranciers. Deze komen in hoofdzaak niet uit de gemeente of deelgemeenten, maar van verder weg. Dit wegens de gespeciali- seerde producten. Mobiliteitsprofiel Het eigen wagenpark van het bedrijf is opgebouwd uit 4 voertuigen, nl. een perso- nenwagen, een 2-tal lichte bestelwagens en een gesloten vrachtwagen; In totaal gaat dit over een 90-tal vervoersbewegingen per week die hierdoor gegenereerd worden. Het personeel komt ook hoofdzakelijk met de auto. Eén personeelslid komt met de fiets. De zaakvoerder woont ter plaatse. Figuur 22: zicht op mogelijke uitbreidingszone links van het bedrijf (10) – proefveld voor maïs en gras en extra parking. Wekelijks komen de leveranciers met een 30-tal lichte bestelwagens, 15 gesloten vrachtwagens, 3 vrachtwagens met aanhanger en 15 trekkers met opleggers. Dit Op het perceel rechts van het bedrijf zijn er momenteel een aantal dierenhokken laatste varieert echter heel sterk met het seizoen en is het drukst in de periodes (12) aanwezig maart tot juni en september tot november. De leveranciers lossen achteraan de loods. Ze kunnen oprijden en draaien over de betonverharding. Wekelijks komen gemiddeld 30 klanten met de wagen, 15 met een wagen met aan- hangwagen, 10 met een lichte bestelwagen en 10 met de fiets. Gezien het beperkt aantal parkeerplaatsen wordt overal op het terrein geparkeerd. Dit geeft geen bij- zondere moeilijkheden, maar in drukke periodes (piekmomenten) is er wel parkeer- plaats te kort en wordt ook soms op het naastliggende proefveld geparkeerd. Langs de straat kan niet worden geparkeerd. Historiek Het bedrijf is opgericht in 1983. Het werd opgericht op de bestaande locatie waar Figuur 23: links: zone rechts van de grootste loods (3) met zicht op rechtsaanpalend perceel; eerder een woning en bedrijfsgebouwen werden opgericht in het kader van een rechts: zicht op rechtsaanpalend perceel vanaf de straatzijde. landbouwactiviteit, nl. een kippenkwekerij. De kippestallen werden door de huidige eigenaars ook nog als koeienstal gebruikt voor een 100-tal dieren. Werkgelegenheid In 1983 is het bedrijf gestart met een kleine loods (zie vergunning 1983). De activi- In het bedrijf zijn drie familiale arbeidskrachten aan het werk, 3 bedienden en 1 teiten waren vooral op de professionele land- en tuinbouw. Naarmate de jaren vor- arbeider. derden is er ook nog een tweede loods bij gezet (vergunning 1986) en een open Leveranciers – klanten - omgevings- en regiogebondenheid loods. In de kleine loods waren er reeds particulieren die producten kwamen kopen en advies kwamen vragen voor hun tuin. Het bedrijf is immers gespecialiseerd in Het bedrijf heeft jaarlijks ca. 1300 professionele klanten en ca. 2000 particuliere gewasbescherming. klanten. Eind jaren ’90 is men gestopt met het houden van koeien. In 2004 is de koeienstal De professionele klanten komen niet persé uit Herenthout of uit de buurgemeenten afgebroken en heeft men een nieuwe loods opgericht. In deze nieuwe loods werd van Herenthout. Veel van deze klanten komt van verder weg. Dit valt te verklaren een bureelruimte, opslagplaats en een ‘winkel’ ingericht. doordat het bedrijf een gespecialiseerd aanbod heeft dat niet overal wordt verkocht. Na de bouw van de nieuwe loods is de tak van het bedrijf, gericht op particulieren De particuliere klanten komen meer uit de meer nabije omgeving. sterk gegroeid tot bijna een volwaardige poot van het bedrijf.

Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 IOK plangroep 21 DEEL 1 TOELICHTINGSNOTA

Vergunningstoestand De meeste constructies binnen het onderzoeksgebied zijn vergund. Er is geen ver- Hiervoor kan worden verwezen naar kaart 4 voor dit deelplan in bijlage. gunning voor de betonverharding en de hal uit de vergunning van 2004 lijkt groter uitgevoerd dan vergund. Achter de vergunde hal werd tijdens de bouw van de hal (vergunningen dienen nog toegevoegd te worden aan de kaart) beslist om een bestaande open hal die er achter was gelegen ineens mee te ver- Tabel 2: ruimtelijk-juridische aspecten voor RUP Fito vangen en aan te bouwen aan de vergunde hal. Deze werd in een open constructie opgetrokken. Relevante elementen De oppervlakte van de vergunde constructies in functie van bedrijvigheid bedraagt: Graad van zonevreemd- Het onderzoeksgebied is in agrarisch gebied cf. gewestplan – 8x15m = 120 m² heid gelegen. Een gedeelte van de activiteiten (verkoop aan particu- lieren) is hierdoor zonevreemd. – 38,68x11,44m = 442,50 m² Milieuvergunning Het bedrijf heeft een lopende milieuvergunning klasse 2 tot – 11 x 60m = 660 m² (in realiteit is deze loods ca. 12 x 80m groot - laatst 20m is 16/05/2031. een open loods = 960 m²) Stedenbouwkundige ver- 1. 10/04/1962 – bouwen van een woning – In het totaal gaat dit over 1222,50 vergunde bedrijfsbebouwing en 1522,50 m² in gunning (de nummering 2. 14/03/1968 – vergunning voor het bouwen van een pluim- realiteit). Ca. 400 m² van deze bebouwing is in gebruik in functie van kleinhan- verwijst naar de numme- veehoek van 10x60m (bij een bestaande woning). deze del. ring van de vergunningen vergunning werd vermoedelijk niet uitgevoerd. op kaart 4 in bijlage) 3. 28/07/1969 - vergunning voor het bouwen van een pluim- Gedane investeringen en toekomstperspectieven veehoek van 10x60m In 2004 werd de meest recente loods gebouwd. In 2012 werden de betonplaten in 4. 21/10/1983 – bouwen van een loods voor de opslag van functie van de verharding aangelegd. zaden, meststoffen en veevoeders bij een landbouwbedrijf van 15x8m  deze loods is niet gebouwd zoals op plan De zoon van de huidige eigenaar zit reeds in het bedrijf en zal het op korte termijn voorzien: gebouwd op perceelsgrens i.p.v. op 3m van de volledig overnemen. perceelsgrens 5. 8/12/1986 - bouwen van een loods voor de opslag van za- den, plastiek en gewasbescherming tegen de vorige loods 1.5 Ruimtebehoefte uit 1983. De loods heeft een afmeting van ca. 20x12m op 3,8m van de perceelsgrens  deze loods is niet gebouwd Het bedrijf heeft in de meer dan 30 jaar dat ze bestaan een gedeeltelijke verschui- zoals op plan voorzien: gebouwd op ca. 0,8m van de per- ving van de activiteiten gekend: van enerzijds volledig gericht op toelevering op ceelsgrens land- en tuinbouw naar toelevering voor land- en tuinbouw en verkoop aan particu- 6. In 2001 is een vergunning geweigerd omdat werd vastge- lieren. Deze functieverschuiving heeft ertoe geleid dat de ruimte die ze ter beschik- steld dat de gebouwen uit de voorgaande vergunningen van king hebben voor hun activiteiten in functie van toelevering voor de land- en tuin- 1983 en 1986 niet conform vergunning werden gebouwd. bouw sterk verminderd is omdat net de verkoopsactiviteiten aan particulieren een 7. 18/08/2003: vergunning voor het regulariseren van opslag- deel van de ruimte is gaan innemen. loodsen, open opslagplaatsen en open sleufsilo en het bou- wen van een nieuwe opslagloods (na het slopen van een De ruimte voor particulieren en voor professionelen is niet strikt afgescheiden. Het is loods. Langs de perceelsgrenzen dient hierbij een groen- echter wel door de wetgeving bepaald welke producten enkel door professionelen scherm van min. 3m breed worden aangeplant. kunnen worden aangekocht omdat deze daarvoor over een fytolicentie moeten 8. 25/02/2008: vellen van één boom. beschikken. Bepaalde producten worden binnen de grootste loods in een volledig Verkavelingsvergunning Niet van toepassing afgesloten en beveiligde zone bewaard. Stedenbouwkundig attest / Om in de toekomst het bedrijf verder te kunnen laten groeien geeft de bedrijfsleiding Functie vergund De verkoop aan particulieren is niet vergund. aan dat er ruimte nodig is voor het stockeren van bulkproducten (in open lucht): Administratieve handelin- / schorsen, meststoffen, ontvangst van granen. Hiervoor zou een oppervlakte van ca. gen (PV’s) 1000 m² noodzakelijk zijn.

22 IOK plangroep Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 II Fiche per locatie 1 RUP FITO

Bovendien is het gewenst om minimaal de bestaande kleinhandel/verkoop aan van het plangebied ligt het niet-vastgesteld landschapsrelict van de Merodese particulieren aan oppervlakte te behouden. Indien mogelijk wil het bedrijf dit graag Bossen. ook uitbreiden of de verkoopsruimte in een afzonderlijk gebouw voorzien. – In de omgeving van het onderzoeksgebied zijn volgende vastgestelde bouwkun- Het bedrijf heeft in de huidige toestand slechts een beperkte ruimte waar kan gepar- dige relicten gelegen: keerd worden. Alle verhardingen binnen het bedrijf worden gebruikt in functie van – Op 100m ten westen van het onderzoeksgebied: Kempische Hoeve (ID parkeren. Klanten komen dikwijls met een auto met aanhangwagen en daar is op de 47167) normale parkeerplaatsen weinig ruimte voor. Er is dus een vraag naar bijkomende ruimte voor parkeren. – Op 250m ten westen van het onderzoeksgebied: afspanning Prinsenhof (ID 47166) Het is ook wenselijk om een in- en uitrit te voorzien op een andere plaats. Op dit – Op 200 m ten zuidwesten van het onderzoeksgebied: dorpswoning (ID moment ligt deze vlak naast de bedrijfswoning. Deze toegang is smal voor grote 47168) vrachtwagens. Bovendien is er nu een probleem met veiligheid door het fietspad dat langs het onderzoeksgebied loopt. – Op 300m ten oosten van het onderzoeksgebied: langgestrekte hoeve (ID 47165) Tot slot wordt een tweede bedrijfswoning gevraagd binnen het onderzoeksgebied. – Het onderzoeksgebied is niet in (mogelijk) overstromingsgevoelig gebied gele- Een uitbreiding kan niet meer op het bestaande bedrijfsperceel gerealiseerd wor- gen cf. watertoetskaart 2014. Ten noorden van het onderzoeksgebied in de den, gezien dit al quasi volledig vol gebouwd en verhard is. De percelen ten oosten Merodese bossen zijn er zones die wel als effectief overstromingsgevoelig staan daarvan zijn ook in eigendom van de zaakvoerder en zouden ook in aanmerking aangegeven, net als een zone ten westen van het onderzoeksgebied. kunnen komen voor de uitbreiding. – Het onderzoeksgebied is gelegen in collectief te optimaliseren buitengebied. 1.6 Aandachtspunten en randvoorwaarden – De Bevelse Steenweg is gekend als buurtweg nr. 1 – Er is een rooilijnplan aanwezig voor de Bevelse Steenweg In onderstaand overzicht worden de aandachtspunten en randvoorwaarden be- – Binnen het RUP is geen seveso-bedrijf aanwezig. Het onderzoeksgebied is geen schreven die van toepassing zijn voor dit RUP. aandachtsgebied. Er zijn ook geen seveso-bedrijven binnen een straal van 2000m aanwezig. In functie van een mogelijke uitbreiding is onduidelijk of er ook 1.6.1 Juridisch-planologische randvoorwaarden seveso-activiteiten kunnen plaatsvinden. Het opslaan van gevaarlijke producen- ten kan, afhankelijk van de hoeveelheid en het gevaar mogelijks onder de se- – Het plangebied is gelegen in agrarisch gebied. Dit agrarisch gebied werd niet veso-richtlijn vallen indien de regelgeving zou wijzigen. Het is onduidelijk of een herbevestigd op Vlaams niveau. RVR dient te worden opgesteld of niet. – GRUP vallei van de Grote Nete – interferrentie? – In het GRS van de gemeente is dit bedrijf opgenomen als zonevreemd bedrijf. 1.6.2 Ruimtelijke afwegingselementen – In het GRS ligt het bedrijf in een zone die in de gewenste agrarische structuur – Cf de watertoetskaarten is het onderzoeksgebied matig gevoelig voor grondwa- staat weergegeven als ‘kerngebied van de agrarische structuur’. terstromingen en heeft het een infiltratiegevoelige bodem. De plaggenbodem is – Het onderzoeksgebied is in het ruilverkavelingsgebied in onderzoek Herenthout - cf. watertoetskaarten niet gelegen in erosiegevoelig gebied. Bouwel – Binnen het onderzoeksgebied komt in het westen een klein deel biologisch – Op ca. 200 meter ten zuiden van het onderzoeksgebied is het beschermd cul- waardevol gebied voor. Het betreft een naaldhoutbestand (niet grove den) zon- tuurhistorisch landschap ‘vallei van de Wimp en de Grote Nete’ gelegen. Be- der duidelijke ondergroei. In de bestaande toestand komen op deze plaats maar schermd sinds 29/08/2002. De bescherming als landschap omvat de vallei van een paar bomen voor (vnl. tegen de Bevelse Steenweg en in het uiterste wes- de Wimp en de Grote Nete te Herenthout. ten). In het zuiden van het meest westelijke perceel komen een aantal bomen voor. – Het plangebied is gedeeltelijk in een niet-vastgesteld landschapsrelict gelegen, namelijk de percelen naast de percelen in gebruik door het bedrijf. Ten noorden – Op de kaart van de landbouwgebruikspercelen 2015 is het perceel in gebruik door het bedrijf weergegeven als ‘landbouwinfrastructuur’. De percelen ten oos-

Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 IOK plangroep 23 DEEL 1 TOELICHTINGSNOTA

ten daarvan worden ingenomen door maïs. Het zuidelijk gedeelte van het per- Conclusie: Klasse 3: Bestendiging met mogelijkheid tot beperkte uitbreiding ceel ten westen is grasland. “Het gaat hierbij om economische activiteiten die ruimtelijk gezien verenigbaar zijn – Het onderzoeksgebied sluit onmiddellijk aan bij een woonlint (woongebied met met de omgeving mits ze optimaal worden ingepast d.m.v. de aanleg van de nood- landelijk karakter). Langs de Bevelse Steenweg komen nog woningen voor die zakelijke bufferstroken en een goede invulling van het terrein. Meestal zijn deze niet in een woongebied zijn gelegen. economische activiteiten goed ontsloten (nabij autosnelweg, nabij gewestweg). – Ten noorden van het onderzoeksgebied zijn de Merodese Bossen aangeduid als De draagkracht van de omgeving is nog niet bereikt zodat een beperkte uitbreiding relictzone (Bos- en akkercomplex Zwartwater, Kruiskensberg, Herlaar en Mero- mogelijk is. dese Bossen’), net als een groot deel van de vallei van de Grote Nete. De activiteit kan blijven bestaan op de huidige locatie. Een beperkte uitbreiding van – De Bevelse Steenweg is een niet-conforme functionele fietsroute. Aan de zijde maximum 50% van de bestaande bebouwing op de locatie is mogelijk. van het onderzoeksgebied is een fietspad gelegen. Bij stopzetting van de huidige activiteiten in de open ruimte (einde exploitatiever- gunning, faillissement,…) kunnen er geen nieuwe activiteiten worden toegelaten. In 1.6.3 Verenigbaarheid GRS het hoofddorp, de nederzettingen en de kleinhandelslinten kunnen wel nieuwe acti- viteiten worden toegelaten onder bepaalde randvoorwaarden.” Toetskader zonevreemde infrastructuur In het GRS, op kaart 28 ‘kwetsbaarheidskaart als toetskader voor zonevreemde Gewenste agrarische structuur infrastructuur’ staat de locatie van het RUP aangegeven als zijnde gelegen in een In het GRS is aangegeven dat de afbakening van de agrarische structuur een bo- kwetsbaar gebied op basis van de natuurlijke structuur en het fysisch systeem. vengemeentelijke bevoegdheid is. Het plangebied is gelegen in het kerngebied van Het bedrijf is in deze zone gesitueerd op de kaart van het GRS omdat het op de de agrarische structuur. De aan landbouw gerelateerde handel en bedrijvigheid kaarten van de ‘risicozone voor overstromingen’ die toen gekend was, aangeduid moet uit deze zone worden geweerd en kan voorzien worden in specifiek daartoe was als een risicozone voor overstromingen. Dit is met de meer recente kaart van voorziene zones die ruimtelijk het best voor in aanmerking komen. de risicozones voor overstromingen niet meer het geval. Het plangebied is ook in Bedrijfsactiviteiten andere dan aan landbouw gerelateerde activiteiten zijn op deze een niet-vastgesteld landschapsrelict gelegen. Het bedrijf ligt echter in een zone die locatie in principe strijdig met de gewenste ruimtelijke structuur van het GRS. Het volledig omgeven is door andere bebouwing. Het plangebied sluit aan bij een volge- verhogen van de handelsactiviteiten die zich niet louter tot professionele land- en bouwd woongebied met landelijk karakter langs de Bevelse Steenweg. Achter het tuinbouwers richt, dient tot een minimum te worden beperkt, en kan nooit de aan- plangebied is een groot serrecomplex gelegen, die het plangebied ruimtelijk sterk trekkingspool van het bedrijf vormen. afbakent. Door de specifieke ligging van het plangebied, aansluitend bij een woonlint, langs Er kan dus van uitgegaan worden dat het plangebied cf. het GRS niet in een kwets- een invalsweg naar Herenthout en ruimtelijk enerzijds begrensd door de opgaande baar gebied gelegen is. begroeiing van de Merodese bossen en aan de achterzijde door een groot serre- Conform de planologische toetsing in vier stappen is het plangebied gelegen tegen complex kan dit als een versnipperd gedeelte van het agrarisch gebied worden een woonzone in de open ruimte. De activiteiten zijn in de huidige situatie weinig beschouwd. Het gebied heeft weinig potenties in functie van structureel grondge- dynamisch, maar mogelijks worden deze, indien het bedrijf kan uitbreiden matig bonden landbouw. Ruimtelijk gezien komt deze zone, zowel door de versnipperde dynamisch. landbouwstructuur als de ligging aan een verbindingsweg in aanmerking voor meer aan de landbouw gerelateerde functies in aansluiting bij een bestaand, hoofdzakelijk Het bijhorend ontwikkelingsperspectief na stap 3 is hierdoor “beperkt uitbreiden”. vergund bedrijf. Na de toetsing van de niet-ruimtelijke elementen kan gesteld worden dat het hier gaat om een historisch gegroeid bedrijf die uitgegroeid is uit een bedrijf met aan landbouw gerelateerde handel en bedrijvigheid. De gebouwen van het bedrijf zijn hoofdzakelijk vergund. Het bedrijf heeft eveneens de laatste jaren investeringen gedaan om de bedrijfsactiviteiten mogelijk te maken. De zoon van de zaakvoerder zit al in de zaak en gaat het bedrijf verder zetten. Het bedrijf heeft dus toekomstper- spectieven.

24 IOK plangroep Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 II Fiche per locatie 1 RUP FITO

1.7 Visie en ontwerp bebouwing kan voorzien worden, met een maximum van 50% bijkomende bedrijfs- bebouwing cf. de bepalingen in het GRS. Uitbreiding voor bulkproducten in functie van de professionele land- en tuinbouw is toelaatbaar indien dit eveneens beperkt 1.7.1 Classificatie blijft in oppervlakte. Cf. 1.6.3 kan dit plangebied als een klasse 3 worden geclassificeerd: bestendiging Een tweede bedrijfswoning is niet wenselijk gezien dit de mogelijke splitsing van de met mogelijkheid tot beperkte uitbreiding. bedrijvigheid in de hand werkt en dit niet wenselijk is op deze plaats.

1.7.2 Ontwikkelingsperspectieven 1.7.3 Inrichtingsschets

Het plangebied bevindt zich in een zone die aansluit bij een ingevuld woongebied Op de onderstaande figuur wordt een mogelijke inrichting van het gebied gegeven, met landelijk karakter langs de Bevelse Steenweg. Langs de achterzijde van het cf. voorgaande ontwikkelingsperspectieven. Hierbij wordt uitgegaan van een nieuwe plangebied is een groot serrecomplex aanwezig. Langs de rechterzijde komen een bebouwing in functie van uitbreiden van de handel in functie van de professionele aantal (zonevreemde) woningen voor. Het plangebied is gelegen aan een invalsweg land- en tuinbouw. Mogelijks kan de nieuwe bebouwing ook dienen om de bestaan- van de gemeente Herenthout. de activiteiten i.f.v. kleinhandel (ca. 400 m²) in onder te brengen. Hierdoor kan de ruimte in de bestaande gebouwen weer vrij komen en gebruikt worden in functie van Het onderzoeksgebied vormt een ruimte die ruimtelijk sterk begrensd wordt door de professionele landbouw. Op deze manier zijn de twee onderdelen van het bedrijf een aantal bestaande infrastructuren: een verbindingsweg, een woonlint en een gescheiden. serrecomplex. Hierdoor is het geheel een gesloten en afgebakend geheel. Een bijkomende ruimte kan eveneens in gebruik genomen worden als openlucht De doelstelling van het RUP is het bestendigen en beperkt uitbreiden van de opslagruimte voor bulkproducten in functie van producten voor de professionele bestaande landbouwgerelateerde handel. De klemtoon dient daarbij steeds te landbouw. liggen op de handel in functie van de professionele land- en tuinbouw. Het agrarisch functioneren wordt door het doorvoeren van een herbestemming niet aangetast gezien het onderzoeksgebied onmiddellijk aansluit bij een bestaand woonlint en niet dieper indringt in de open ruimte. Door de sterke binding met het landbouwgebeuren en de agrarische verschijnings- vorm van het de bedrijfsinfrastructuur is de ligging van het bedrijf ruimtelijk aan- vaardbaar. De huidige handelsactiviteiten bevinden zich achter de bedrijfswoning. In functie van beperkte zichtbaarheid, gebrek aan parkeerplaatsen en geen mogelijkheden meer voor uitbreiding, dient te worden gezocht naar een ruimte voor verdere uitbreiding. Ruimtelijk gezien is het aangewezen om bijkomende bebouwing te voorzien in de zone tussen het bestaande bedrijf en het naastliggende woonlint. In functie van de werking van het bedrijf is een uitbreiding eerder ter hoogte van de bestaande be- bouwing gewenst en niet rechtstreeks aan de straatzijde. Het voorzien van bijkomende ruimte voor verkoop aan particulieren (kleinhandelsac- tiviteiten) is niet gewenst op deze locatie. Deze locatie, buiten het centrum, waar kleinhandelsactiviteiten op hun plaats zijn, maakt de zone niet geschikt om dit type van activiteiten te laten groeien. Bijkomende kleinhandelsactiviteiten zouden de dynamiek van de locatie verhogen en dat is op deze locatie niet aangewezen. Door het RUP moet het wel mogelijk zijn om een nieuwe in-en uitrit te voorzien in functie van de veiligheid en gekoppeld aan een (beperkte) parking. Bijkomende

Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 IOK plangroep 25 DEEL 1 TOELICHTINGSNOTA

Figuur 25: schetsontwerp RUP Fito

1.7.5 Krachtlijnen grafisch plan en stedenbouwkundige voor- schriften Figuur 24: mogelijke inrichting van het plangebied RUP Fito – Zone bestemd voor agrarische handel en landbouw: hoofdfunctie blijft landbouw 1.7.4 Schetsontwerp – Particuliere verkoop kan enkel voor producten die verbonden zijn aan de agrari- sche of para-agrarische onderneming binnen de zone. Een gedeelte van het onderzoeksgebied kan worden herbestemd naar een “zone – Louter kleinhandel is niet mogelijk voor agrarische handel en landbouw”. – Oppervlakte kleinhandel wordt beperkt tot oppervlakte bestaande (ca. 400 m²) Er wordt gekozen om een deel van het perceel tussen het bestaande in gebruik – Bijkomende bedrijfsbebouwing mag voorzien worden binnen de zone, met een zijnde perceel en het aanliggend woongebied binnen het plangebied mee op te maximale oppervlakte. nemen. – Uitzicht van nieuwe bebouwing inpasbaar in het bestaande geheel van agrari- De kleinhandelsactiviteiten dienen beperkt te blijven tot de bestaande kleinhandels- sche bedrijfsgebouwen activiteiten en dienen steeds in de agrarische sfeer blijven. – Eén (bestaande) bedrijfswoning toegelaten – Beperk van verhardingen – Voldoende parkeerplaats voorzien in functie van de activiteiten – Voorzien van een bredere toegang voor het in- en uitrijden van vrachtwagens.

26 IOK plangroep Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 II Fiche per locatie 1 RUP FITO

1.8 Bijlagen

Kaartenbundel Als bijlage bij dit deelRUP is een kaartenbundel toegevoegd met volgende kaarten: Onderstaande kaarten geven een weergave van de feitelijke en juridische toestand van het onderzoeksgebied: – Kaart 1: situering topokaart met plancontour – Kaart 2: orthofoto met plancontour – Kaart 3: bestemmingen – Kaart 4: ruimtelijk-juridische context – Kaart 5: sectoraal-juridische context – Kaart 6: fysisch systeem – Kaart 7: watertoetskaart

Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 IOK plangroep 27 DEEL 1 TOELICHTINGSNOTA

2 RUP Atelier C 2.1 Situering en doelstelling

2.1.1 Doelstelling RUP

Het bedrijf is doet schrijn- en timmerwerken, keukens en meubels. Het bedrijf be- staat enerzijds uit een bedrijfswoning met toonzaal tegen de Herentalse Steenweg en een werkhuis daarachter. Het bedrijf is sinds 1980 op de huidige locatie aanwezig. De huidige zaakvoerder is echter reeds de 3de generatie van het bedrijf dat elders in 1923 werd opgestart. De zoon van de zaakvoerder zit ook reeds in de zaak (4de generatie) en wenst de zaak ter plaatse verder te zetten. Het bedrijf is, alhoewel het vergund gebouwd is, wel deels zonevreemd gelegen. In functie van het bekomen van rechtszekerheid wenst het bedrijf in het RUP te wor- den opgenomen.

2.1.2 Ruimtelijke situering

Zie kaart 1 “situering topokaart” in kaartenbundel Zie kaart 2 “bestaande feitelijke toestand - orthofoto” in kaartenbundel

Het plangebied is gelegen langs de Herentalse Steenweg nr. 28. De Herental- sesteenweg is, een invalsweg naar het centrum van Herenthout vanaf Herentals en de E313. Het plangebied sluit onmiddellijk aan bij de bebouwing van de kern van Herenthout. Langs de Herentalsesteenweg is langs beide kanten een woongebied met landelijk karakter gelegen dat grotendeels is ingevuld.

Figuur 26: luchtfoto (2016) RUP Atelier C en omgeving

28 IOK plangroep Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 II Fiche per locatie 2 RUP Atelier C

2.1.3 Afbakening van het plangebied

Figuur 27: situering plangebied op stratenplan

Figuur 28: afbakening van het onderzoeksgebied RUP Atelier C Binnen het plangebied worden de (delen van) percelen waarop de bedrijfsgebouwen staan mee opgenomen, namelijk percelen 104C en een gedeelte van 104B.

Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 IOK plangroep 29 DEEL 1 TOELICHTINGSNOTA

2.2 Planologisch - juridisch kader

2.2.1 Actuele bestemming

Zie kaart 3 “planologische context-bestemmingen” in kaartenbundel Het plangebied is gedeeltelijk gelegen in woongebied met landelijk karakter langs de Herentalse Steenweg. Binnen deze zone is de woning met toonzaal gelegen. Dit woonlint sluit aan op de kern van Herenthout. Het werkhuis is gelegen in agrarisch gebied volgens het gewestplan.

2.2.2 Afbakening natuurlijke en agrarische structuur

Het plangebied is gelegen tegen de bebouwde zone van de kern van Herenthout en leunt achteraan aan tegen de landbouwzone Malesbroek (1.2). De ontwikkelings- perspectieven voor dit gebied zijn de volgende: Behoud en versterking van uitgesproken natuurwaarden in valleien met ruimte voor natuurlijke waterberging (1.2) Figuur 29: uittreksel gewenste ruimtelijke structuur ‘deelruimte Molse en Grote Nete - buiten- – Het valleisysteem van Grote Nete en Molse Nete is structuurbepalend voor de gebied tussen Geel en Mol’ met situering van plangebied natuurlijke structuur op bovenlokaal niveau. Elementen vanuit het operationeel uitvoeringsprogramma – Een meer natuurlijke waterhuishouding is bepalend voor de ordening van deze In het operationeel uitvoeringsprogramma is het gedeelte van het plangebied in valleien. Om het waterbergend vermogen te vrijwaren worden bouwvrije zones agrarisch gebied cf. gewestplan, gelegen in een gebied waar het agrarisch gebied afgebakend. herbevestigd wordt. – In belangrijke delen van deze valleien staat behoud en ontwikkeling van de na- tuur- en waterbergingsfunctie voorop. Het gaat om de ecologisch meest waarde- 2.2.3 Ruimtelijk structuurplan Provincie Antwerpen volle valleigebieden. Deze samenhangende natuurcomplexen worden opgeno- men in het Vlaams Ecologisch Netwerk. Binnen deze natuurcomplexen wordt De Provincie Antwerpen beschikt sinds 28 augustus 2001 over een goedgekeurd gestreefd naar beekherstel, het behoud en herstel van kleinschalige valleiland- Ruimtelijk Structuurplan Provincie Antwerpen (R.S.P.A.). Het structuurplan werd een schappen met moerasvegetaties, halfnatuurlijke graslanden, houtkanten, bo- eerste maal herzien in 2011 (MB 04.05.2011). menrijen, waardevolle alluviale bostypen en ongestoorde overgangen naar dro- gere valleiflanken. Voor het Malesbroek wordt behoud en de ontwikkeling van Er werden geen specifieke elementen opgenomen die van toepassing zijn voor het laagveenmoerassen vooropgesteld. plangebied. – De grondgebonden landbouw, gericht op een permanent graslandgebruik kan lokaal een natuurondersteunende en landschapsverzorgende taak opnemen. 2.2.4 Gewenste structuur vanuit het GRS – De Netevallei is een belangrijke recreatieve as gericht op een extensief recrea- De locatie van het plangebied is in het richtinggevend gedeelte gelegen in de deel- tief medegebruik. Het belang van de vallei als recreatieve as wordt onderkend. zone ‘dynamisch landbouwgebied Dekbunders-Oosterhoven’ gelegen. In deze deel- Het recreatief medegebruik van de Vallei van de Grote Nete wordt afgestemd op ruimte is het bedrijf gelegen in een zone die aangeduid staat als ‘ruimte voor profes- de natuur- en waterbergingsfunctie van de vallei sionele landbouw’ en deels als een rijgehucht aan lage dichtheid bebouwen en verweven bedrijvigheid afbouwen. Meer zuidelijk is de ruimte voor professionele landbouw verder gedifferentieerd als ‘multifunctioneel landbouwgebied’.

30 IOK plangroep Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 II Fiche per locatie 2 RUP Atelier C

Het bedrijf is in de gewenste economische structuur opgenomen als “verspreid lig- een gebouwengroep en de woonfunctie reeds vergund voorkomt in de omgeving. gende handel en bedrijvigheid Voor deze locaties dient een planologische toetsing Traditionele landbouwgehuchten met een sterke functionele relatie met de landbouw te worden doorlopen. Dit zal in dit RUP gebeuren. verdienen speciale aandacht. Ook andere functiewijzigingen van bestaande bebou- wing, conform het decreet zijn mogelijk. Wonen in linten en bebouwingsconcentratie aan lage dichtheden Stelregel is dat voor andere dan agrarische bebouwing er wordt uitgegaan van de De linten die uitwaaieren uit de kern mogen niet verder dichtslibben met bebouwing. bestaande bebouwing/infrastructuren (via functiewijzigingen) en dat de overige open Het contact met de open ruimte moet voelbaar blijven. De bebouwingsconcentratie ruimte moet gevrijwaard blijven. in de linten moet laag worden gehouden om de achterliggende doorzichten te be- houden. In de linten is de visie het verder afbouwen van verweven handel en bedrij- Multifunctionele landbouwzones vigheid. Deze maatregelen kaderen in het kernversterkend beleid dat wordt nage- Gebieden die door hun ruimtelijke kenmerken en infrastructuur minder potenties streefd. bieden als uniform landbouwgebied, kunnen aangeduid worden als zones voor Bedrijvigheid op maat van de gemeente multifunctionele landbouwzones. Hierbij kan de nadruk op het recreatieve liggen (manege, kinderboerderij, hobby landbouwbedrijf), of op ondersteuning van de pro- In de deelruimte Dekbunders-Oosterhoven zijn twee kleine bedrijventerreinen gele- fessionele landbouw. Ook niet professionele landbouwers en kleinere professionele gen die elk één bedrijf bevatten. Het lokale karakter van deze bedrijventerreinen landbouwbedrijven hebben in deze gebieden een plaats. moet zoveel mogelijk gevrijwaard blijven. In een RUP moet het voorkomen van een bedrijf in de open ruimte worden getoetst en perspectieven geboden. Een gedeelte- lijke zonevreemdheid kan eveneens in een RUP worden aangepakt. Kerngebied van de agrarische structuur De kerngebieden van de agrarische structuur zijn die gebieden waar landbouw de enige hoofdfunctie is. Hiermee onderscheiden de kerngebieden zich van de verwe- vingsgebieden. Deze kerngebieden kunnen verder worden gedifferentieerd door aanduiding van multifunctionele landbouwzones, bouwvrije zones en streefzones voor graslandgebruik. Deze differentiatie dient dan beschouwd als een overdruk met een specifiekere inhoud. De afbakening van de agrarische gebieden is een boven- lokale bevoegdheid. De afbakening in het kader van het GRS kan als een gemeen- telijke suggestie worden beschouwd. De kerngebieden van de agrarische structuur delen het kenmerk dat landbouw de hoofdfunctie is. Dit betekent niet dat er geen andere functies voorkomen. Weliswaar zijn deze andere functies in agrarisch gebied ondergeschikt aan de agrarische hoofdfunctie en gebonden aan voorwaarden. Een toename van de andere functies mag niet leiden tot een devaluatie van de agrarische structuur door verstoring en verdringing van de professionele landbouw. Anderzijds betekenen zij mogelijk een zinvolle ruimtelijke invulling in openruimtege- bieden in gebouwen die verlaten worden door of niet meer in aanmerking komen voor de professionele landbouw. Conform het principe van gedeconcentreerde bundeling, kernversterking en vrijwa- ren van de open ruimte, wordt nieuwe bebouwing voor woongelegenheden, niet gekoppeld aan een agrarisch bedrijf, en nieuwe non-agrarische handel en bedrijvig- heid niet toegelaten. De functiewijziging van voormalige landbouwbedrijven naar Figuur 30: fragment uit kaart 16 GRS Herenthout – visie dynamisch landbouwgebied Dek- een woonfunctie is toelaatbaar op voorwaarde dat de gebouwen gelegen zijn binnen bunders-Oosterhoven

Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 IOK plangroep 31 DEEL 1 TOELICHTINGSNOTA

2.3 Sectoraal juridisch kader

Zie kaart 5 “sectoraal-juridische context” in kaartenbundel Zie kaart 7 “watertoetskaart” in kaartenbundel Tabel 3: samenvattende tabel sectoraal kader Atelier C

Sectoraal kader Regelgeving Relevante elementen voor RUP (gemeente) Natuur en bos

Gebieden van VEN/IVON Gebiedsgericht beleid cfr. natuurdecreet Het plangebied is hier niet in of in de onmiddellijke omgeving van gelegen. Vogelrichtlijngebied Europese Richtlijn 79/409/EEG Het plangebied is hier niet in of in de onmiddellijke omgeving van gelegen. Speciale beschermingszone cfr. natuurdecreet Habitatrichtlijngebied Europese Richtlijn 92/43/EEG Het plangebied is hier niet in of in de onmiddellijke omgeving van gelegen. Speciale beschermingszone cfr. natuurdecreet Natuurreservaten Gebiedsgericht beleid natuurreservaten cfr. natuur- Het plangebied is hier niet in of in de onmiddellijke omgeving van gelegen. decreet Bosdecreet Bosdecreet 13/06/90, zoals gewijzigd Niet van toepassing Landbouw

Ruilverkaveling Afgebakend cf. de ruilverkavelingswetten 12 juli Het plangebied is gelegen in ruilverkaveling Wiekevorst, een ruilverkaveling oude stijl. 1970 en 11 augustus 1978 Landschap/onroerend erf- goed Beschermd monument, land- onroerend erfgoeddecreet van 12/04/2013 en onroe- Niet aanwezig in of in de onmiddellijke omgeving van het plangebied. schap, dorpsgezicht of stads- renderfgoedbesluit van 16/805/2014 gezicht Erfgoedlandschappen onroerend erfgoeddecreet van 12/04/2013 en onroe- Het plangebied is niet in of in de onmiddellijke omgeving van een landschapsrelict of een erfgoedlandschap renderfgoedbesluit van 16/805/2014 gelegen Inventaris bouwkundig erf- onroerend erfgoeddecreet van 12/04/2013 en onroe- In de omgeving van het plangebied is volgende vastgestelde bouwkundige relict gelegen: langgestrekte hoeve goed renderfgoedbesluit van 16/805/2014. (ID 47197) - op 160m ten zuidoosten van het plangebied. Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed voor Vlaan- Op ca. 170m ten westen van het plangebied is een niet-vastgesteld bouwkundig relict gelegen. Dit werd echter deren (VIOE) - vastgestelde lijst 28/11/2014 reeds gesloopt. Archeologisch erfgoed onroerend erfgoeddecreet van 12/04/2013 en onroe- In de onmiddellijke omgeving van het plangebied zijn geen in het CAI geen vondsten gekend rend erfgoedbesluit van 16/05/2014 - hoofdstuk 5 (archeologie) Fysisch systeem Waterloop Wet op de onbevaarbare waterlopen van 28/12/1967 Er is geen waterloop in de onmiddellijke omgeving gelegen. Op ca. 700m ten zuidoosten van het plangebied is de Dorenstraatloop, een waterloop van tweede categorie gelegen. Beschermingszone grondwa- Besluit van de Vlaamse Regering van 27/3/1985. Het plangebied is hier niet in of in de onmiddellijke omgeving van gelegen terwinning

32 IOK plangroep Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 II Fiche per locatie 2 RUP Atelier C

Sectoraal kader Regelgeving Relevante elementen voor RUP (gemeente) Watertoets Artikel 8 decreet integraal waterbeleid + uitvoerings- Het plangebied is niet in (mogelijk) overstromingsgevoelig gebied gelegen cf. watertoetskaart 2014. besluit watertoets (watertoetskaart overstromingsge- voelige gebieden 2014) Zoneringsplan De stroomgebiedbeheerplannen 2016-2021 werden rioleringsinfrastructuur op 18/12/2015 goedgekeurd door de Vlaamse Rege- ring na een openbaar onderzoek. De definitief her- ziene zoneringsplannen en GUP’s (gebiedsdekken- de uitvoeringsplannen)

Het plangebied is gelegen in collectief te optimaliseren buitengebied. Dit betekent dat er nog geen aansluiting is op riolering die aangesloten is door een RWZI. Dit zal in een latere fase nog gerealiseerd worden. De riole- ring langs dit stuk van de Herentalse Steenweg heeft prioriteit 9 gekregen in het GUP. Dit betekent dat dit gepland is in de periode 2022-2027. Voor deze planperiode is de prioriteit richtinggevend en deze zal bij de opmaak van de derde generatie stroomgebiedsbeheerplannen verder worden verfijnd. Mobiliteit/openbare ruimte buurtwegen Cf. atlas der buurtwegen De straat Herentalse Steenweg is aangeduid als buurtweg nr. 3 Mobiliteitsplan Visie geldende mobiliteitsplan Herenthout De Herentalse Steenweg is een lokale weg type 1, een verbindingsweg. Het snelheidsregime is 70 km/u

Rooilijnplan Een rooilijn is de grens tussen de openbare weg Er is een rooilijnplan aanwezig voor de Herentalse Steenweg. Deze rooilijn werd vastgelegd bij KB van en een aangrenzende eigendom (aangelanden). 26.10.1960.De rooilijn ligt op 8m uit de as van de weg en de bouwlijn ligt 8m uit de rooilijn. Andere Recht van voorkoop Domeinen waarop rechten van voorkoop gelden zijn Er is een voorkooprecht voor Waterwegen en Zeekanaal NV aanwezig o.m.: natuurbehoud, ruilverkaveling, ruimtelijke ordening, woonbeleid, waterbeleid, scheepvaart,… Ruimtelijke veiligheidsrappor- Besluit inzake ruimtelijke veiligheidsrapportage Binnen het RUP is geen seveso-bedrijf aanwezig. Er zijn ook geen seveso-bedrijven binnen een straal van tage 29/6/2007 2000m aanwezig en de vestiging van een Seveso-bedrijf binnen het plangebied is uitgesloten. Voor wat betreft het aspect externe mensveiligheid stelt er zich in dit geval geen probleem en dient er voor het betrokken RUP geen RVR te worden opgemaakt. Het advies van de online RVR toets is opgenomen in bijlage.

Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 IOK plangroep 33 DEEL 1 TOELICHTINGSNOTA

het perceel van de werkhal bebost. Deze bebossing is niet op de kaart met de bos- 2.4 Bestaande ruimtelijke structuur kartering terug te vinden of op de biologische waarderingskaart. In de onmiddellijke omgeving van het plangebied komen ook geen bijzondere na- Een weergave van de bestaande ruimtelijke structuur is terug te vinden in de kaar- tuurelementen voor. tenbundel. Zie kaart 4 “ruimtelijk-juridische context” in kaartenbundel 2.4.1.3 Ruimtegebruik in omgeving

2.4.1 Beschrijving kenmerken van de omgeving Landbouw Op de kaart van de landbouwgebruikspercelen 2015 is te zien dat het perceel links en rechts van het plangebied opgenomen is als akker- land (maïs). 2.4.1.1 Fysisch systeem De zone ten zuiden van het plangebied is een overwegend open agrarisch gebied met veel akkerland. Tegenover het bedrijf is een Zie kaart 6 “fysisch systeem” in kaartenbundel landbouwzetel gelegen. Het plangebied is gelegen op een plaggenbodem op lemig zand Bodemtype Wonen Het plangebied is deels in het woonlint langs de Herentalsesteenweg, (SBm) Het is een zeer droge tot droge lemige zandbodem. aansluitend aan de kern van Herenthout gelegen. Dit woonlint dat Reliëfkenmerken Het plangebied heeft een vlak reliëf. zicht langs beide zijden van de weg bevindt, is voor een groot deel ingevuld. Er zijn ook nog onbebouwde percelen, zoals de percelen ten noordoosten van het plangebied. Het betreft een woonlint met Waterhuishouding Cf de watertoetskaarten is het plangebied matig gevoelig voor veel doorzichten naar het achterliggende gebied. grondwaterstromingen en heeft het een infiltratiegevoelige bo- De woningen in de omgeving bestaan voornamelijk open en gekop- dem. De plaggenbodem is cf. watertoetskaarten niet gelegen in pelde bebouwing. erosiegevoelig gebied. Werken In de kern van Herenthout zijn verschillende bedrijven en handelsza- ken gelegen. Langs de Molenstraat – Herentalsesteenweg zijn ver- spreid ook enkele bedrijven en kleinhandelszaken gelegen. Recreëren Nvt

Figuur 31: weergave watertoetskaarten. Links: infiltratiegevoelige bodems; rechts: grondwa- terstomingsgevoelige bodems.

2.4.1.2 Natuur

Binnen het plangebied zelf zijn er cf. de biologische waarderingskaart geen waarde- volle natuurelementen aanwezig. Ten zuiden van het plangebied is wel een deel van

34 IOK plangroep Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 II Fiche per locatie 2 RUP Atelier C

Figuur 33: provinciale landschapskaart voor plangebied RUP Atelier C en omgeving

Figuur 32: landbouwgebruikspercelen omgeving RUP Atelier C (ALV, 2015)

2.4.1.4 Landschap en erfgoed

Landschapstype Ten zuiden van het plangebied is een open agrarisch gebied gelegen met verspreide bebouwing. Tegen de Herentalse Steenweg is er een woonlint gelegen, waarvan het plangebied langs de voorzijde deel van uitmaakt. Ten noordoosten van het bebost landschap van ‘De Bergen’ voor. Dit is een beboste Diestiaanrug. Landschapsatlas Het plangebied is niet gelegen in of in de onmiddellijke omgeving van een relictzone. Ten noorden van het plangebied is het bos- gebied Oosterhoven aangeduid als relictzone. Provinciale landschaps- Het plangebied is gelegen op een plaggenbodem. De Herentalse kaart Steenweg staan weergegeven als een verbindingsweg van voor 1775.

Figuur 34: bouwkundig erfgoed ter hoogte van RUP Atelier C (geoloket onroerend erfgoed)

Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 IOK plangroep 35 DEEL 1 TOELICHTINGSNOTA

2.4.2 Beschrijving plangebied

Activiteiten Dit bedrijf is een lokale schrijnwerkerij die op maat interieurs en keukens ontwerpt en maakt, van begin tot eindproduct. Het betreft het maken van elementen uit meu- belplaten en betreft niet het verzagen van massief hout of steen. Alle zaken worden ter plaatse ontworpen en gemaakt en geplaatst bij de klanten. Uiterlijke verschijningsvorm plangebied en fotoreportage De cijfers tussen haakjes in de tekst verwijzen naar de cijfers op bijgevoegde over- zichtsfiguur. Het bedrijf bestaat enerzijds uit de bedrijfswoning (1) en een toonzaal (2). Dit geheel is een open bebouwing en is op hetzelfde moment en in dezelfde stijl gebouwd. De toonzaal bestaat uit één bouwlaag met een dakverdieping en de woning bestaat uit twee bouwlagen met een dakverdieping. Voor de toonzaal zijn parkeerplaatsen gelegen in waterdoorlatende materialen. De toegang naar het werkhuis is links van de toonzaal gelegen. Figuur 35: relictzones uit landschapsatlas ten opzichten van het RUP Atelier C

2.4.1.5 Mobiliteit

Situering in verkeers- De Herentalsesteenweg vormt een veel gebruikte toegangsweg tot structuur de gemeente, gezien deze ook op korte afstand van het op- en afrittencomplex ‘Herentals-industrie’ langs de autosnelweg E313 is gelegen. Wegprofiel De Herentalse Steenweg is een 2x1 weg uit beton. Langs beide zijden van de weg is er een aanliggend fietspad aanwezig. Openbaar vervoer Het plangebied wordt ontsloten via het openbaar vervoer via de busverbinding – Heist-op-den-Berg – Herentals (buslijn 511). De dichtstbijzijnde halte ligt op ca. 300m ten westen van het plangebied Langzaam verkeer De Herentalse Steenweg is aangeduid als een niet-conforme functionele fietsroute.

36 IOK plangroep Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 II Fiche per locatie 2 RUP Atelier C

1 2

Figuur 38: links: woning en toonzaal in het woonlint van de Herentalsesteenweg; rechts: toegangsweg werkhuis links van de toonzaal. Achter de woning met toonzaal is het werkhuis (3) gelegen. Tussen de woning en 3 het werkhuis is nog een gedeelte in gebruik als tuinzone bij de woning. Achter het werkhuis zijn nog een aantal constructies (4) gelegen en is er verharding (5) aanwe- 4 zig dat dienst doet als openlucht opslagplaats. Het werkhuis heeft een oppervlakte van ca. 625 m².

5

Figuur 36: orthofoto plangebied met aanduiding van infrastructuren van RUP Atelier C

Figuur 39: zicht op het werkhuis

Figuur 37: voorzijde van het plangebied RUP Atelier C: toonzaal en woning

Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 IOK plangroep 37 DEEL 1 TOELICHTINGSNOTA

Werkgelegenheid In het bedrijf zijn tweefamiliale kaderleden aan het werk en 3 arbeiders. Leveranciers – klanten - omgevings- en regiogebondenheid Het bedrijf heeft jaarlijks ca. 40 klanten. Het bedrijf levert maatwerk en werkt niet mee aan grote projecten. Het grootste gedeelte van de klanten komen wel uit de gemeente of een buurgemeente van Herenthout. De klanten komen op afspraak, waardoor er nooit veel klanten tegelijk binnen het plangebied aanwezig zijn. Het bedrijf heeft jaarlijks een 40-tal leveranciers. 60% daarvan komen uit Herenthout of een buurgemeente, de andere komen van verder weg.

Mobiliteitsprofiel Figuur 40: zicht op achterzijde woning/toonzaal Het eigen wagenpark van het bedrijf is opgebouwd uit één personenwagen, een 2- tal lichte bestelwagens. Met de personenwagen worden gemiddeld een 50-tal ver- voersbewegingen per week gedaan, met de bestelwagens ene 25-tal. Van de personeelsleden komen er twee met de auto en één met de fiets. De leveranciers leveren via de garagepoort achteraan het werkhuis. Wekelijks gaat dit over een 5-tal lichte bestelwagens, 5 gesloten vrachtwagens en 2 trekkers met opleggers. Historiek Het bedrijf is opgericht in 1923 door de grootvader van de huidige zaakvoerder. Het bedrijf was toen in het centrum van Herenthout, nl. de Kloosterstraat gelegen. Op de Figuur 41: achterzijde werkhal locatie in de Kloosterstraat zaten ze vast en konden ze niet uitbreiden. In 1980 is het bedrijf verhuisd naar de huidige locatie omdat daar meer mogelijkheden waren. De 4de generatie zit nu reeds in het bedrijf en zal het bedrijf volledig overnemen. Na de bouw van de nieuwe loods is de tak van het bedrijf, gericht op particulieren sterk gegroeid tot bijna een volwaardige poot van het bedrijf. Vergunningstoestand Hiervoor kan worden verwezen naar kaart 4 voor dit deelplan in bijlage. (vergunningen dienen nog toegevoegd te worden aan de kaart)

Figuur 42: links: zijkant werkhal met zicht naar de Herentalse Steenweg; rechts: betonverhar- ding achter het werkhuis.

38 IOK plangroep Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 II Fiche per locatie 2 RUP Atelier C

Tabel 4: ruimtelijk-juridische aspecten voor RUP Atelier C 2.6 Aandachtspunten en randvoorwaarden

Relevante elementen 2.6.1 Juridisch-planologische randvoorwaarden Graad van zonevreemd- Het plangebied is deels gelegen in woongebied met landelijk heid karakter (woning en toonzaal) en deels in agrarisch gebied – Het plangebied is gedeeltelijk gelegen in woongebied met landelijk karakter en (werkhuis). deels in gelegen in agrarisch gebied volgens het gewestplan. Milieuvergunning Het bedrijf had een Klasse 2 vergunning tot 2/05/2013 Het betreft een vergunning voor een inrichting voor het mechanisch – Het gedeelte van het plangebied dat in agrarisch gebied cf. gewestplan is gele- behandelen en vervaardigen van artikelen in hout e.m. van 12,5 gen, bevindt zich in een herbevestigd agrarisch gebied. kW, lozen NHA in openbare riolen. – Het plangebied is gelegen in ruilverkaveling Wiekevorst, een ruilverkaveling Op 22/08/2016 heeft de zaakvoerder een melding van een oude stijl. klasse 3 bedrijf gedaan. – In de omgeving van het plangebied is volgende vastgestelde bouwkundige relict Stedenbouwkundige ver- Vergunning voor het bouwen van een woning en toonzaal en gelegen: langgestrekte hoeve (ID 47197) gunning werkplaats van 27/12/1977 – Het plangebied is gelegen in collectief te optimaliseren buitengebied. Dit bete- Verkavelingsvergunning Binnen het plangebied is geen verkaveling aanwezig. Aan beide zijden van het plangebied is een verkaveling aanwezig. kent dat er nog geen aansluiting is op riolering die aangesloten is door een RWZI. Dit zal in een latere fase nog gerealiseerd worden. De riolering langs dit Stedenbouwkundig attest / stuk van de Herentalse Steenweg heeft prioriteit 9 gekregen in het GUP. Dit be- Functie vergund De functies ter plaatse zijn vergund. tekent dat dit gepland is in de periode 2022-2027. Voor deze planperiode is de Administratieve handelin- / prioriteit richtinggevend en deze zal bij de opmaak van de derde generatie gen (PV’s) stroomgebiedsbeheerplannen verder worden verfijnd. – Er is een rooilijnplan aanwezig voor de Herentalse Steenweg. De beperkte constructies achter de werkhal zijn niet vergund. Alle andere construc- – Er is een voorkooprecht voor Waterwegen en Zeekanaal NV aanwezig ties zijn vergund. Gedane investeringen en toekomstperspectieven 2.6.2 Ruimtelijke afwegingselementen Het bedrijf heeft recent nog een grote investering gedaan in functie van de aankoop – Cf de watertoetskaarten is het plangebied matig gevoelig voor grondwaterstro- van machines. mingen en heeft het een infiltratiegevoelige bodem. De plaggenbodem is cf. wa- De zoon van de huidige eigenaar zit reeds in het bedrijf en zal het op korte termijn tertoetskaarten niet gelegen in erosiegevoelig gebied. volledig overnemen. – Binnen het plangebied zelf zijn er cf. de biologische waarderingskaart geen waardevolle natuurelementen aanwezig. Het zuidelijke deel van het plangebied 2.5 Ruimtebehoefte is wel bebost. Deze bebossing is niet op de kaart met de boskartering terug te vinden of op de biologische waarderingskaart. Het bedrijf heeft op korte termijn geen specifieke vraag naar bijkomende inname van – Op de kaart van de landbouwgebruikspercelen 2015 is te zien dat het perceel ruimte. Het bedrijf wil echter rechtszekerheid krijgen door de bedrijfsgebouwen in de links en rechts van het plangebied opgenomen is als akkerland (maïs). De zone juiste bestemming te voorzien. Er wordt gevraagd om een mogelijkheid te voorzien ten zuiden van het plangebied is een overwegend open agrarisch gebied met voor een beperkte uitbreiding om het toekomstig functioneren van het bedrijf niet in veel akkerland. Tegenover het bedrijf is een landbouwzetel gelegen. de weg te staan. – Het plangebied is deels in het woonlint langs de Herentalsesteenweg, aanslui- tend aan de kern van Herenthout gelegen. Dit woonlint dat zicht langs beide zij- den van de weg bevindt, is voor een groot deel ingevuld. Er zijn ook nog onbe- bouwde percelen, zoals de percelen ten noordoosten van het plangebied. Het betreft een woonlint met veel doorzichten naar het achterliggende gebied.

Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 IOK plangroep 39 DEEL 1 TOELICHTINGSNOTA

– In de kern van Herenthout zijn verschillende bedrijven en handelszaken gelegen. Bij stopzetting van de huidige activiteiten in de open ruimte (einde exploitatiever- Langs de Molenstraat – Herentalsesteenweg zijn verspreid ook enkele bedrijven gunning, faillissement,…) kunnen er geen nieuwe activiteiten worden toegelaten. In en kleinhandelszaken gelegen. het hoofddorp, de nederzettingen en de kleinhandelslinten kunnen wel nieuwe acti- – Ten zuiden van het plangebied is een open agrarisch gebied gelegen met ver- viteiten worden toegelaten onder bepaalde randvoorwaarden.” spreide bebouwing. – De Herentalsesteenweg vormt een veel gebruikte toegangsweg tot de gemeen- 2.6.4 Ligging in HAG te, gezien deze ook op korte afstand van het op- en afrittencomplex ‘Herentals- industrie’ langs de autosnelweg E313 is gelegen. De impact op HAG wordt beschreven cf. omzendbrief RO/2010/01 – Onderzoek naar alternatieve locaties 2.6.3 Verenigbaarheid GRS Het voorliggende RUP wordt opgemaakt om een oplossing te bieden aan een zeer specifieke situatie die hier ter plaatse gegroeid is. Het betreft hier overigens Toetskader zonevreemde infrastructuur een bedrijf dat naar schaal en activiteiten verweefbaar is met de omgeving. Om Het plangebied is in het RUP opgenomen als een ‘verspreid liggende handel en deze reden is het in overweging nemen van alternatieve locaties hier niet aan de bedrijvigheid’. In het GRS is aangegeven dat voor deze bedrijven een planologische orde. toetsing moet oordelen over de ontwikkelingsperspectieven voor de zone. – Onderzoek naar de ruimtelijk-functionele samenhang van de agrarische struc- In het GRS, op kaart 28 ‘kwetsbaarheidskaart als toetskader voor zonevreemde tuur infrastructuur’ staat de locatie van het RUP niet aangegeven als zijnde gelegen in Het gedeelte van het plangebied dat in agrarisch gebied cf. gewestplan is gele- een kwetsbaar gebied. gen, is reeds geruime tijd niet meer in agrarisch gebruik. Het maakt deel uit van Er kan dus van uitgegaan worden dat het plangebied cf. het GRS niet in een kwets- de bestaande bedrijfspercelen van het bedrijf. Een herbestemming van dit plan- baar gebied gelegen is. gebied betekent dus geen verlies aan actieve landbouwpercelen. Het plangebied sluit bovendien aan bij een bebouwde omgeving. Ten zuiden van het plangebied Conform de planologische toetsing in vier stappen is het plangebied gelegen aan- zijn aaneengesloten landbouwpercelen gelegen. Deze worden niet aangetast sluitend aan een woonzone in de open ruimte. De activiteiten zijn in de huidige situ- door het RUP. atie weinig dynamisch. Het achterste gedeelte van het perceel dat bebost is, wordt uit het plangebied Het bijhorend ontwikkelingsperspectief na stap 3 is hierdoor “beperkt uitbreiden”. gelaten. De bestemming agrarisch gebied blijft daar. Na de toetsing van de niet-ruimtelijke elementen kan gesteld worden dat het hier Hierdoor kan worden gesteld dat de ruimtelijk-functionele samenhang van de gaat om een historisch gegroeid bedrijf. De gebouwen van het bedrijf zijn hoofdza- agrarische structuur door dit RUP niet aangetast wordt. kelijk vergund. De zoon van de zaakvoerder zit al in de zaak en gaat het bedrijf verder zetten. Het bedrijf heeft dus toekomstperspectieven. – Onderzoek naar flankerende maatregelen De infrastructuur binnen het RUP is vergund. In het kader van vergunde gebou- Conclusie: Klasse 3: Bestendiging met mogelijkheid tot beperkte uitbreiding wen/activiteiten is er een beleidsmarge voorzien. Het voorzien van flankerende “Het gaat hierbij om economische activiteiten die ruimtelijk gezien verenigbaar zijn maatregelen is hier dus niet aan de orde. met de omgeving mits ze optimaal worden ingepast d.m.v. de aanleg van de nood- zakelijke bufferstroken en een goede invulling van het terrein. Meestal zijn deze 2.7 Visie en ontwerp economische activiteiten goed ontsloten (nabij autosnelweg, nabij gewestweg). De draagkracht van de omgeving is nog niet bereikt zodat een beperkte uitbreiding 2.7.1 Classificatie mogelijk is. De activiteit kan blijven bestaan op de huidige locatie. Een beperkte uitbreiding van Cf. 2.6.3 kan dit plangebied dit plangebied als een klasse 3 worden geclassificeerd: maximum 50% van de bestaande bebouwing op de locatie is mogelijk. bestendiging met mogelijkheid tot beperkte uitbreiding.

40 IOK plangroep Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 II Fiche per locatie 2 RUP Atelier C

2.8 Ontwikkelingsperspectieven 2.8.1 Schetsontwerp

Het plangebied ligt in een woonlint dat aansluit bij de kern van Herenthout. Het be- Figuur 43: schetsontwerp RUP Atelier C stendigen van lokale, met wonen verweefbare bedrijvigheid gecombineerd met woning is op deze plaats ruimtelijk inpasbaar. De doelstelling van dit RUP is het bestendigen en mogelijk bieden voor het beperkt uitbreiden van de bedrijvig- heid. Bijkomende bebouwing dient zich in te passen in de zone tussen de bestaande werkhal en de woning met toonzaal. Verder uitbreiden in de richting van de open ruimte is niet wenselijk. Het herbestemmen van deze zone in functie van een ‘lokaal bedrijventerrein’ is niet gewenst omdat hierdoor mogelijks meer hinderlijke activiteiten of niet-verweefbare bedrijvigheid hierdoor moeilijker in de hand kan gehouden worden. Woongebied met lande- Om deze reden wordt het plangebied volledig herbestemd naar een woongebied lijk karakter met landelijk karakter, specifiek gericht op wonen, gecombineerd met verweefbare bedrijvigheid. De woonfunctie dient zich binnen het plangebied te richten naar de Herentalse Steenweg. Het is niet de bedoeling dat er woningen worden voorzien over het volledige plangebied. Groenbuffer Vooraan, ter hoogte van de Herentalsesteenweg, dient de bebouwingsschaal aan- gepast te zijn aan het straatbeeld. In deze zone is een bedrijfswoning met aan wo- nen verwante activiteiten en aan wonen zoals toonzaal/burelen/ e.d. toegelaten. De activiteiten van het bedrijf dienen steeds met wonen verweefbaar zijn en geen hinder veroorzaken voor de omgeving. De bedrijfsactiviteit en het wonen moet als één geheel worden gezien en moet een link met elkaar vertonen. 2.8.2 Krachtlijnen grafisch plan en stedenbouwkundige voor- De achterliggende bedrijfsactiviteiten dienen met behulp van buffering een gepaste schriften landschappelijke inpassing ten opzichte van de omgeving nastreven. – Behoud bestaande vergunde bedrijvigheid Bij stopzetting van de bedrijvigheid kan de zone gebruikt worden als tuinzone of in functie van landouw gebruikt worden – Beperkte uitbreidingsmogelijkheden voor werkhal (50%) – Herbestemming van volledige plangebied naar woongebied met landelijk ka- rakter in functie van het toelaten van wonen (langs de Herentalse Steenweg) en lokale, met wonen verweefbare bedrijvigheid. – De bebouwing langs de Herentalse Steenweg moet zich inpassen in het straat- beeld. – Agrarische activiteiten toelaten zodat bij stopzetting van de bedrijvigheid ook agrarische activiteiten mogelijk zijn. – Zolang bedrijfsactiviteiten aanwezig zijn, is een groenbuffer rondom de bedrijfs- bebouwing aangewezen.

Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 IOK plangroep 41 DEEL 1 TOELICHTINGSNOTA

2.9 Bijlagen

Kaartenbundel Als bijlage bij dit deelRUP is een kaartenbundel toegevoegd met volgende kaarten: Onderstaande kaarten geven een weergave van de feitelijke en juridische toestand van het plangebied: – Kaart 1: situering topokaart met plancontour – Kaart 2: orthofoto met plancontour – Kaart 3: bestemmingen – Kaart 4: ruimtelijk-juridische context – Kaart 5: sectoraal-juridische context – Kaart 6: fysisch systeem – Kaart 7: watertoetskaart Advies RVR toets

42 IOK plangroep Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 II Fiche per locatie 3 RUP stal Harrie Theeuwes

3 RUP stal Harrie Theeuwes Het bedrijf is nu deels gevestigd in en deels in Herenthout. Het bedrijf zou graag volledig naar Herenthout verhuizen omdat de bestaande accommodatie in Zandhoven niet aangepast is voor een moderne fokkerij, waar de opleiding van de jonge fokproducten gehuisvest kan worden. Er is nu veel tijdverlies voor de con- tinue verplaatsingen tussen de vestigingen. Het doel van het bedrijf is om in de komende jaren de fokkerij te verbeteren. Hier- voor is een uitbreiding van de faciliteiten nodig. De huidige bestemmingszone van het van kracht zijnde RUP omvat enkel de zone met de bestaande constructies van de site. Er is geen ruimte voorzien of onderzocht voor verdere uitbreiding omdat deze vraag er niet was ten tijde van het vorige RUP. Cf. de bestaande voorschriften is het niet mogelijk om over de grens van het RUP heen constructies uit te breiden. Dit RUP moet dus het bestaande RUP herzien en de bestaande, agrarische activi- teiten mogelijk maken en nagaan of er uitbreidingsmogelijkheden voor bestaan.

3.1.2 Ruimtelijke situering

Zie kaart 1 “situering topokaart” in kaartenbundel Zie kaart 2 “bestaande feitelijke toestand - orthofoto” in kaartenbundel

Het plangebied is gelegen langs de weg Zelle, nrs. 4 en 4A. Zelle is een landbouw- weg, gelegen tussen het centrum van Herenthout en de industriezone Klein Gent. Het plangebied is gelegen ten noordoosten van de woonkern van Herenthout. Het plangebied is in de open ruimte gelegen. Aanpalend zijn er geen andere woningen Figuur 44: luchtfoto (2016) RUP Harrie Theeuwes en omgeving of landbouwbedrijven gelegen. Op plangebied ligt op korte afstand van het grondgebied van de gemeente Heren- 3.1 Situering en doelstelling tals en .

3.1.1 Doelstelling RUP

Het bedrijf is een handelsstal en fokkerij in springpaarden en verzorgt opleiding van jonge veulens. De nadruk ligt op de opleiding en op het niveau brengen van belofte- volle springpaarden. Het plangebied is gelegen in een zone met bestemming “agrarisch gebied met ruim- te voor paardenhouderij en manege” uit het RUP zonevreemde bedrijven van de gemeente Herenthout (B.D. 07/04/2011) – zie 3.2.1. Dit RUP was destijds opgesteld in functie van de toenmalige activiteiten ter plaatse die deels zonevreemd waren omwille van de recreatieve activiteiten ter plaatse (manege). Het huidige bedrijf heeft geen recreatieve activiteiten meer.

Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 IOK plangroep 43 DEEL 1 TOELICHTINGSNOTA

De precieze afbakening van het RUP zal vastgelegd worden in een latere fase. Gezien het gaat om de vervanging van een bestaand RUP, zal dit RUP minimaal dezelfde ruimte beslaan. De voorgestelde contour is ruimer dan de contour van het voorgaande RUP, i.f.v. het onderzoeken van de mogelijkheden voor het bedrijf. Volgende (delen van) percelen zitten nu in de afbakening: 235M, 235N, 235L en 211C.

3.2 Planologisch - juridisch kader

3.2.1 Actuele bestemming

Zie kaart 3 “planologische context-bestemmingen” in kaartenbundel

Figuur 45: situering deelplan RUP Stal Harrie Theeuwes op stratenplan

3.1.3 Afbakening van het plangebied

Figuur 47: grafisch plan deelRUP 7 RUP Zellehof – RUP zonevreemde bedrijven Herenthout 7/04/2011 Figuur 46: voorlopige afbakening van het onderzoeksgebied RUP Stal Harrie Theeuwes De voorschriften van deze bestemming zijn terug te vinden in bijlage.

44 IOK plangroep Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 II Fiche per locatie 3 RUP stal Harrie Theeuwes

De bestemming van de zone rondom dit RUP is agrarisch gebied volgens het ge- westplan.

3.2.2 Afbakening natuurlijke en agrarische structuur

Het plangebied is gelegen in de zone Hanegoor en de vallei van de Zelse Beek (5.1), tegen de bestaande industriezone langs de E313. De ontwikkelingsperspec- tieven voor dit gebieden zijn de volgende: Behoud en versterking van ecologische en landschappelijke waarden verwe- ven met landbouw (5.1) – Binnen het grondgebonden landbouwlandschap is er een aaneenschakeling van landschapsecologische en cultuurhistorische waardevolle landschappen met een mozaïek van graslanden, bosfragmenten en andere landschapselementen. – Het mozaïek van grondgebonden landbouw met kleine bos-, natuur-, en land- schapselementen en de ruimtelijke samenhang met de beekvalleien wordt be- houden. – Delen van dit mozaïeklandschap kunnen een hoofdfunctie natuur, bos of land- bouw hebben of deze functies in verwevenheid met elkaar. Het ruimtelijk beleid is gericht op het behoud van de grondgebonden landbouwfunctie, maar vrijwaart Figuur 48: uittreksel gewenste ruimtelijke structuur deelruimte ‘Ruit tussen Lier – Herentals – voldoende ruimte voor het behoud, de ecologische opwaardering en het land- Geel – Heist-op-den-Berg – interfluvium Kleine en Grote Nete’ met situering van schappelijke herstel van de aanwezige bos-, natuur-, en landschapselementen plangebied – De Kijfbossen, Het Hanegoor en de vallei van de Zelse Beek, het gebied tussen Elementen vanuit het operationeel uitvoeringsprogramma Olense Sluizen en Neerbuul en Houterveld – Gooreind zijn aandachtsgebieden voor versterking van de bosstructuur door bosuitbreiding en behoud en verster- In het operationeel uitvoeringsprogramma is het plangebied in agrarisch gebied cf. king van stapsteenbossen, hagen en houtkanten. gewestplan, gelegen in een gebied waar het agrarisch gebied herbevestigd wordt. – Via stimulerende maatregelen wordt in landbouwgebieden met natuurverweving het beheer van deze kleine elementen bevorderd en wordt de landbouw zoveel 3.2.3 Ruimtelijk structuurplan Provincie Antwerpen mogelijk afgestemd op de aanwezige waarden. De Provincie Antwerpen beschikt sinds 28 augustus 2001 over een goedgekeurd – In Hanegoor worden de aanwezige weidevogelwaarden behouden en versterkt. Ruimtelijk Structuurplan Provincie Antwerpen (R.S.P.A.). Het structuurplan werd een eerste maal herzien in 2011 (MB 04.05.2011). Er werden geen specifieke elementen opgenomen die van toepassing zijn voor het plangebied.

3.2.4 Gewenste structuur vanuit het GRS

De gewenste agrarische structuur situeert het bedrijf in kerngebied van de agrari- sche structuur. In de kerngebieden van de agrarische structuur is landbouw de eni- ge hoofdfunctie en andere functies en activiteiten zijn ondergeschikt en zijn maar mogelijk in de mate dat ze de leefbare landbouw niet hypothekeren.

Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 IOK plangroep 45 DEEL 1 TOELICHTINGSNOTA

De gewenste toeristisch recreatieve structuur erkent dat toeristisch-recreatieve nevenactiviteiten een verruiming kunnen vormen voor de professionele landbouw binnen de agrarische structuur. Bij de ontwikkeling ervan krijgt de agrarische hoofd- activiteit er een verzorgende functie ten aanzien van toerisme en recreatie bij. Voor aan landbouw gerelateerde bedrijven2 die niet een agrarische maar een toeristisch- recreatieve hoofdactiviteit kennen, is het uitgangspunt dat vermeden moet worden dat de hoofdfunctie van het gebied in het gedrang komt. In een RUP moeten de zones afgebakend worden met aangeven van mogelijkheden en grenzen. Deze activiteiten worden geënt op de woonkern en de (agrarische) gehuchten. Het aan- duiden van deze gebieden biedt geen vrijgeleide voor elk initiatief: een bepalend element voor de individuele afweging is de draagkracht van de omgeving t.o.v. de dynamiek die de inplanting met zich mee brengt. Naast de woonkernen kunnen ook de gehuchten waar de agrarische functie en residentiële functie reeds gemengd voorkomen, een hogere dynamiek aan. Horeca hoort in principe thuis in kernen en nederzettingen. Er zijn slechts beperkte mogelijkheden voor horeca in de open ruimte met hoofdfunctie natuur en/of land- bouw. Er moet een koppeling zijn met laagdynamisch recreatief medegebruik. In knooppunten langs routes van bovenlokale netwerken kan horeca toegestaan wor- den in bestaande infrastructuren. De dynamiek die de horeca teweegbrengt moet echter beperkt blijven. Een aanzuigeffect van autoverkeer moet vermeden worden.

2 Aan landbouw gerelateerde bedrijven zijn bedrijven die dierlijke of plantaardige producten voorbrengen die evenwel niet bestemd zijn voor de markt en die dus een hoofdactiviteit kennen in de eerste plaats verzor- gend ten aanzien van toerisme en recreatie. Voorbeelden zijn kinderboerderijen, maneges, plattelandstoe- risme, … .

46 IOK plangroep Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 II Fiche per locatie 3 RUP stal Harrie Theeuwes

3.3 Sectoraal juridisch kader

Zie kaart 5 “sectoraal-juridische context” in kaartenbundel Zie kaart 7 “watertoetskaart” in kaartenbundel Tabel 5: samenvattende tabel sectoraal kader RUP Stal Harrie Theeuwes NV

Sectoraal kader Regelgeving Relevante elementen voor RUP (gemeente) Natuur en bos

Gebieden van VEN/IVON Gebiedsgericht beleid cfr. natuurdecreet Het plangebied is hier niet in of in de onmiddellijke omgeving van gelegen. Vogelrichtlijngebied Europese Richtlijn 79/409/EEG Het plangebied is hier niet in of in de onmiddellijke omgeving van gelegen. Speciale beschermingszone cfr. natuurdecreet Habitatrichtlijngebied Europese Richtlijn 92/43/EEG Het plangebied is hier niet in of in de onmiddellijke omgeving van gelegen. Speciale beschermingszone cfr. natuurdecreet Natuurreservaten Gebiedsgericht beleid natuurreservaten cfr. natuur- Het plangebied is hier niet in of in de onmiddellijke omgeving van gelegen. decreet Bosdecreet Bosdecreet 13/06/90, zoals gewijzigd Niet van toepassing Landbouw

Ruilverkaveling Afgebakend cf. de ruilverkavelingswetten 12 juli Het plangebied is in het ruilverkavelingsgebied in onderzoek Herenthout - Bouwel 1970 en 11 augustus 1978 Landschap/onroerend erf- goed Beschermd monument, land- onroerend erfgoeddecreet van 12/04/2013 en onroe- Niet aanwezig in of in de onmiddellijke omgeving van het plangebied. schap, dorpsgezicht of stads- renderfgoedbesluit van 16/805/2014 gezicht Erfgoedlandschappen onroerend erfgoeddecreet van 12/04/2013 en onroe- Het plangebied is niet in of in de onmiddellijke omgeving van een landschapsrelict of een erfgoedlandschap renderfgoedbesluit van 16/805/2014 gelegen Inventaris bouwkundig erf- onroerend erfgoeddecreet van 12/04/2013 en onroe- Er zijn geen vastgesteld bouwkundige relicten aanwezig in of in de onmiddellijke omgeving van het plangebied. goed renderfgoedbesluit van 16/805/2014. Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed voor Vlaan- deren (VIOE) - vastgestelde lijst 28/11/2014 Archeologisch erfgoed onroerend erfgoeddecreet van 12/04/2013 en onroe- In een gedeelte van het plangebied is een aanduiding in de CAI. Het gaat om de aanwezigheid van de ‘Hoeve rend erfgoedbesluit van 16/05/2014 - hoofdstuk 5 Hetsel’, een alleenstaande hoeve uit de 1771. (archeologie) Fysisch systeem Waterloop Wet op de onbevaarbare waterlopen van 28/12/1967 Op ca. 100m ten zuiden van het plangebied is de Nijlense Beek (de Laak) aanwezig. Dit is een waterloop van tweede categorie. Beschermingszone grondwa- Besluit van de Vlaamse Regering van 27/3/1985. Het plangebied is hier niet in of in de onmiddellijke omgeving van gelegen terwinning

Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 IOK plangroep 47 DEEL 1 TOELICHTINGSNOTA

Sectoraal kader Regelgeving Relevante elementen voor RUP (gemeente) Watertoets Artikel 8 decreet integraal waterbeleid + uitvoerings- Het plangebied is niet in (mogelijk) overstromingsgevoelig gebied gelegen cf. watertoetskaart 2014. Op ca. besluit watertoets (watertoetskaart overstromingsge- 50m ten zuiden van het plangebied komen wel effectief en mogelijk overstromingsgevoelige gebieden voor die voelige gebieden 2014) samengaan met de Nijlense Beek. Zoneringsplan De stroomgebiedbeheerplannen 2016-2021 werden rioleringsinfrastructuur op 18/12/2015 goedgekeurd door de Vlaamse Rege- ring na een openbaar onderzoek. De definitief her- ziene zoneringsplannen en GUP’s (gebiedsdekken- de uitvoeringsplannen)

Het plangebied is gelegen in collectief te optimaliseren buitengebied. Dit betekent dat er nog geen aansluiting is op riolering die aangesloten is door een RWZI. Dit zal in een latere fase nog gerealiseerd worden. De riole- ring in functie van het plangebied heeft prioriteit >10 gekregen in het GUP. Dit betekent dat dit gepland is in de periode 2022-2027. Voor deze planperiode is de prioriteit richtinggevend en deze zal bij de opmaak van de derde generatie stroomgebiedsbeheerplannen verder worden verfijnd Mobiliteit/openbare ruimte buurtwegen Cf. atlas der buurtwegen Zelle is aangeduid als buurtweg nr. 9. De hoeve is al aanwezig op de atlas der buurtwegen. Mobiliteitsplan Visie geldende mobiliteitsplan Herenthout De weg Zelle wordt vaak als sluipweg gebruikt tussen de kern van Herenthout en de industriezone Klein Gent Zuid. Zelle is een lokale weg type III, erftoegangsweg. Het snelheidsregime is 50 km/u. Rooilijnplan Een rooilijn is de grens tussen de openbare weg Niet van toepassing en een aangrenzende eigendom (aangelanden). Andere Recht van voorkoop Domeinen waarop rechten van voorkoop gelden zijn Binnen het plangebied is een recht van voorkoop van toepassing voor de Vlaamse Landmaatschappij in functie o.m.: natuurbehoud, ruilverkaveling, ruimtelijke van de ruilverkaveling. Er is eveneens een voorkooprecht voor Waterwegen en Zeekanaal NV aanwezig. ordening, woonbeleid, waterbeleid, scheepvaart,… Ruimtelijke veiligheidsrappor- Besluit inzake ruimtelijke veiligheidsrapportage Binnen het RUP is geen seveso-bedrijf aanwezig. Het plangebied geen aandachtsgebied. tage 29/6/2007 Binnen de 2000m van het plangebied zijn volgende Seveso-bedrijven aanwezig:  Air Liquide: laagdrempelinrichting

48 IOK plangroep Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 II Fiche per locatie 3 RUP stal Harrie Theeuwes

Sectoraal kader Regelgeving Relevante elementen voor RUP (gemeente)  NOF Metal Coatings Europe: laagdrempelinrichting  GE Water & Process Technologies (hoogdrempelinrichting) Vanwege de afwezigheid van een aandachtsgebied in het plangebied is de aanwezigheid van seveso- inrichtingen van ondergeschikt belang. Bovendien heeft de dienst VR voldoende kennis over het externe mensrisico van deze inrichting om te beslissen dat er op vlak van externe mensveiligheid geen aanzienlijke effecten te verwachten zijn.

Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 IOK plangroep 49 DEEL 1 TOELICHTINGSNOTA

3.4 Bestaande ruimtelijke structuur 3.4.1.2 Natuur Binnen het plangebied zelf zijn geen waardevolle natuurelementen aanwezig cf. de Een weergave van de bestaande ruimtelijke structuur is terug te vinden in de kaar- biologische waarderingskaart. Ten westen van het plangebied komen waardevolle tenbundel. natuurelementen voor. Zie kaart 4 “ruimtelijk-juridische context” in kaartenbundel Ten westen van het plangebied ligt een bebost gebied op ca. 170m. Tussen het bebost gebied en het plangebied liggen nog enkele landbouwpercelen in eigendom 3.4.1 Beschrijving kenmerken van de omgeving van het bedrijf. Dit bosgebied bestaat deels uit een eiken-berkenbos en anderzijds uit een aanplant van Grove Den. 3.4.1.1 Fysisch systeem

Zie kaart 6 “fysisch systeem” in kaartenbundel Bodemtype Het plangebied is grotendeels gelegen op een plaggenbodem op (lemig) zand, nl. Sdm- Scm. Dit betreft een matig droge tot een natte lemige zandbodem. Het zuidoostelijk gedeelte van het plangebied betreft een depressie: natte podzol(achtige) bodem – Sec. Dit betreft een natte lemige zandbodem. Reliëfkenmerken Het plangebied heeft een vlak reliëf.

Waterhuishouding Cf de watertoetskaarten is het plangebied hoofdzakelijk matig gevoelig voor grondwaterstromingen. Het meest zuidelijke deel is gevoelig voor grondwaterstromingen. Het plangebied heeft een infiltratiegevoelige bodem. De plaggenbodem is cf. watertoetskaarten niet gelegen in erosie- gevoelig gebied.

Figuur 50: weergave BWK voor omgeving plangebied + weergave boskartering (groene arcering)

Figuur 49: weergave watertoetskaarten. Links: infiltratiegevoelige bodems; rechts: grondwa- terstomingsgevoelige bodems.

50 IOK plangroep Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 II Fiche per locatie 3 RUP stal Harrie Theeuwes

3.4.1.3 Ruimtegebruik in omgeving 3.4.1.4 Landschap en erfgoed

Landbouw Het volledige plangebied en de omgeving ervan zijn in professioneel Landschapstype De onmiddellijke omgeving van het plangebied betreft een land- agrarisch gebruik. Rondom het bedrijf zelf zijn voornamelijk graslan- bouwlandschap (grasland met kleine landschapselementen) den gelegen die in gebruik zijn door het bedrijf in functie van graas- afgewisseld met beboste percelen. Akkers op zandige bodem en weiden voor de paarden. In de omgeving van het plangebied komen zeer soortenarme, ingezaaide graslanden (vaak tijdelijk) zijn nog ander landbouwbedrijven voor. dominant in de omgeving (veeteeltgebied). Ten noordoosten van Het landbouwgebied waar het plangebied is in gelegen is een groot het plangebied ligt op korte afstand (± 300m) het regionaal be- aaneengesloten open agrarisch gebied, afgewisseld door enkele drijventerrein Klein Gent, gekoppeld aan de snelweg E313. beboste percelen en perceelsrandbegroeiing in de buurt van de Landschappelijke kwaliteiten zijn het uitgestrekte karakter van de Nijlense Beek. open ruimte. In de omgeving (radius 2km) komen geen belangrij- ke natuurcomplexen voor Wonen In de onmiddellijke omgeving van het plangebied is geen andere bebouwing en bewoning aanwezig. Landschapsatlas Het plangebied is niet gelegen in een relictzone. Het plangebied ligt wel tussen twee relictzones in: Werken Ten noorden van het plangebied is het regionaal bedrijventerrein Klein Gent gelegen. Dit bedrijventerrein is gelegen aan de autosnel- - Bos- en akkercomplex Zwartwater, Kruiskensberg, weg E313 en aan het Albertkanaal. Dit bedrijventerrein maakt deel uit Herlaar en Merodese Bossen van het Economisch Netwerk Albertkanaal (ENA). - Vallei van de Nijlense Beek en aanpalend bosgebied Recreëren In de omgeving van het plangebied komen fietsroutes voor (zie ver- Provinciale landschaps- Het plangebied is grotendeels gelegen op een plaggenbodem. der – mobiliteit) kaart

Figuur 52: provinciale landschapskaart voor plangebied RUP Stal Harrie Theeuwes en omge- ving

Figuur 51: landbouwgebruikspercelen RUP Stal Harrie Theeuwes (ALV, 2015)

Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 IOK plangroep 51 DEEL 1 TOELICHTINGSNOTA

3.4.1.5 Mobiliteit

Situering in verkeers- Zelle is een gemeenteweg op ca. 500m van het bedrijventerrein structuur Klein Gent. In dit bedrijventerrein is een op- en afrittencomplex van de autosnelweg E313 gelegen. Dit bevindt zich op ca. 2 km van het plangebied Wegprofiel De weg Zelle is een landbouwweg die geasfalteerd is. De weg heeft zachte bermen. Openbaar vervoer Het plangebied wordt niet rechtstreeks ontsloten door openbaar vervoer. In het regionaal bedrijventerrein Klein Gent is er wel een buslijn aanwezig, nl. buslijn 159, Herentals Station – Herentals Industrie. De dichtstbijzijnde halte is op ca. 1300m gelegen. Het treinstation Herentals Industrie is gelegen op ca. 2,5 km. Langzaam verkeer De weg Zelle is aangeduid als functionele fietsroute, maar zonder fietsinfrastructuur. Deze weg vormt voor fietsers een toegangsweg van het centrum van Herenthout naar de industriezone ten noor- den van het plangebied. Op korte afstand (ca. 400m) ligt het recreatief fietsroutenetwerk (fietsknooppunten). Het plangebied is gelegen tussen knooppun- ten 45 en 46.

Figuur 53: ligging relictzones (gearceerd) ten opzichte van RUP stal Harrie Theeuwes 46

45

Figuur 54: functionele en recreatieve fietsroutes in de omgeving van het plangebied.

52 IOK plangroep Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 II Fiche per locatie 3 RUP stal Harrie Theeuwes

3.4.2 Beschrijving plangebied

Activiteiten van het bedrijf Stal Harrie Theeuwes NV heeft binnen het plangebied op het moment van de op- maak van het RUP volgende activiteiten ter plaatse: – Stallen springpaarden – Selectie springpaarden – Klein gedeelte van opleiding van voornamelijk hengsten – Paardenfokkerij – Cafetaria/ontvangstruimte De voormalige manege-functie binnen het plangebied werd volledig stopgezet. Er worden ook geen paardenboxen privaat verhuurd. Buiten de huidige locatie (plangebied), heeft het bedrijf ook nog andere vestigingen. In de vestiging in Zandhoven, waar de oorsprong van het bedrijf in België ligt, ge- beuren nu nog een gedeelte van de activiteiten van het bedrijf: geboortes en drach- tigheidsbegeleiding, opleiding van jonge paarden tot volwassen springpaarden, gedeelte weidegang en verkoop/handel. Het bedrijf heeft ook nog een voormalig landouwbedrijf langs de Bergense Steen- weg in Herenthout, in de onmiddellijke omgeving van het plangebied in eigendom, waar loopstallen werden voorzien en waar ook opslag gebeurt. Rond deze site is er ongeveer 4,5 ha weiland voorzien voor de paarden. In Brecht heeft het bedrijf eveneens weides in functie van de weidegang van de paarden in de zomer (ongeveer mei tot september). De huidige verdeling van de activiteiten over de verschillende sites wil het bedrijf gaan wijzigen in de toekomst (zie verder: 3.5) Figuur 55: aanduiding eigendommen (aanvraag tot planologisch attest, 2015) Het betreft een relatief grote fokkerij in het topsegment. Het bedrijf doet ook handel De meeste van de aaneengesloten eigendommen zijn gelegen op grondgebied in paarden, maar dit is nevengeschikt aan de fokkerij. Herenthout, een klein deel ook grondgebied van de gemeente Grobbendonk. Binnen de bestaande bedrijfsgebouwen was een cafetaria horende bij de manege aanwezig. Deze cafetaria wordt sinds 2015 privaat uitgabaat. Deze cafetaria doet enerzijds dienst als ontvangstruimte voor klanten van de fokkerij/handelsstal, maar ontvangt ook klanten van buitenaf (fietsers, wandelaars) die iets komen drinken. Eigendom De bedrijfsleider en het bedrijf hebben rondom de gebouwen in Herenthout ca. 191.000 m² in eigendom. Hiervan wordt ca. 9000 m² gebruikt door het bedrijf. Deze gronden zijn nog niet allemaal in gebruik door het bedrijf, maar ze worden in voor- raad gehouden tot de volledige activiteiten van het bedrijf naar hier verhuisd zijn.

Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 IOK plangroep 53 DEEL 1 TOELICHTINGSNOTA

Uiterlijke verschijningsvorm plangebied en fotoreportage recentere woning (vergund in 1986) als tweede bedrijfswoning. In deze woning De cijfers tussen haakjes in de tekst verwijzen naar de cijfers op bijgevoegde over- woont tijdelijk nog familie van de vorige eigenaars. Indien deze uit de woning gaan, zichtsfiguur. zal er een personeelslid van het bedrijf komen wonen en dan als een soort conciër- gewoning dienen.

Naast de voormalige manege is een boogloods (2) gelegen. Deze boogloods is niet vergund. Het is de bedoeling deze af te breken als een nieuwe infrastructuur zou gebouwd zijn, maar voorlopig dient deze nog in functie van de bedrijfsactiviteiten, nl. loopstal en opslag van hooi en stro.

Figuur 57: woning (5) met aan de rechterzijde 4 kraamstallen. In de voormalige manege (3) wordt de piste gebruikt in functie van vrijspringpiste en voor het beoordelen van jonge paarden. Het is de bedoeling om een gedeelte van deze ruimte ook te gebruiken in functie van de opslag van machines en van hooi. De paardenboxen binnen deze ruimte worden behouden, maar worden groter, waardoor het aantal afneemt. In het gebouw dat aangebouwd is aan de voormalige manege, waren voorheen stallingen, maar dat zal later omgebouwd worden voor opslag, sanitaire en technische ruimte. De voormalige cafetaria bij de manege is na de stopzetting van de manege- activiteiten gestopt, maar wordt nu extern uitgebaat, met als enerzijds de functie als ontvangstruimte voor klanten van de fokkerij en anderzijds als cafe in functie van fietsers en wandelaars. Deze functie neemt slechts een kleine ruimte in het gebouw van de paardenhouderij in. De zone die publiek toegankelijk is, is ca. 60 m² groot en er is ook nog een keukentje aan voorzien van ca. 20 m² groot. De toiletten bevinden Figuur 56: bebouwing RUP Stal Harrie Theeuwes NV (aanvraag tot planologisch attest, 2015) zich in het gebouw van de voormalige manege, maar zijn er wel van afgesloten. Het Binnen het plangebied zijn twee woningen aanwezig. De oude hoeve (5) met 4 sanitair gedeelte heeft een oppervlakte van ca. 18 m². Langs de buitenzijde is er kraamstallen wordt verbouwd binnen het bestaande volume. De eigenaar van het een bezoekersterras gecreëerd op een gedeelte van de parking. bedrijf komt daar wonen na de verbouwing. De functies van het gebouw zijn dezelf- Voor de voormalige manege (3) is een zone met grint bedekt en wordt gebruikt in de van voor de verbouwing. De tweede woning (1) binnen het plangebied is een functie van parking voor bezoekers van de fokkerij en het cafe.

54 IOK plangroep Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 II Fiche per locatie 3 RUP stal Harrie Theeuwes

Figuur 58: woning (1), voormalige manege (3) met cafe/ontvangstruimte Figuur 60: ·links: machineloods (4), met op de linker kant de hoek van de kraamstallen; rechts: stapmolen (8) Het bestaande opslaggebouw voor machines (4) zal in een volgende fase worden afgebroken. Verder bestaat de infrastructuur nog uit: – Een open schuur (7) – Een stapmolen (8) – Stallen (6) – de bijhorende garage werd reeds afgebroken

Figuur 61: stalgebouw (6)

Figuur 59: links: cafetaria met voorliggend terras, rechts: zijgevel woning (5) + achterzijde opslagruimte machines (4)

Figuur 62: zijgevel stalgebouw (6) – aangebouwde garage is reeds afgebroken – en woning (5)

Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 IOK plangroep 55 DEEL 1 TOELICHTINGSNOTA

De klanten komen hoofdzakelijk met de wagen of met een lichte bestelwagen. Dit gaat slechts om een 2-tal wagens per week en een 2-tal lichte bestelwagens. Het mobiliteitsprofiel van dit bedrijf (fokkerij) is laagdynamisch. Behalve de agrarische activiteiten is er op de huidige locatie ook een kleinschalig café in een beperkt deel van het bestaande gebouw. Dit kleinschalig café wordt bezocht door fietsers en wandelaars uit voornamelijk Herenthout en de buurge- meenten en wordt ook bezocht na de werkuren door de werknemers in de omge- ving. Een groot deel van de klanten komt met de fiets of te voet. Wekelijks komen een 250-tal klanten langs. Op piekmomenten zijn daar een 50-tal klanten aanwezig. Historiek Figuur 63: achterzijde voormalige manege (3) Het bedrijf is opgericht in 1973 in Nederland. In 1979 is het bedrijf verhuisd naar Werkgelegenheid België (Zandhoven). Bij de start van het bedrijf was het gekend onder de naam Het bedrijf heeft buiten de bedrijfsleider 4 arbeidskrachten in dienst. ‘Thegra België’. Het begon met enkel de handel in granen. De zonen van de oprich- ter hadden als hobby paardrijden. Omstreeks 1986 is de activiteit van het bedrijf Het cafe/ontvangstruimte wordt uitgebaat door één persoon. uitgebreid met handel in paarden en in 1998 is daar nog een paardenfokkerij voor Leveranciers – klanten - omgevings- en regiogebondenheid springpaarden bijgekomen. In 2006 is de naam veranderd van Thegra België naar ‘Harrie Theeuwes NV’. De fokkerij is de laatste 10 jaar aanzienlijk uitgebreid. In Het bedrijf heeft jaarlijks een 50-tal klanten. Deze komen op afspraak, dus er zijn 2004 werd daarom ook een bijkomende locatie op de Bergense Steenweg in He- nooit veel klanten op hetzelfde moment aanwezig. 50% van deze klanten komt uit renthout gekocht in functie van loopstallen, opslag en weide. Later, in 2009 is ook Herenthout of een buurgemeente. De andere helft komt van verder weg. Gezien het de site langs Zelle, het huidige plangebied, aangekocht geweest. om een specifiek segment van de springpaarden gaat, is het normaal dat de klanten soms van ver komen. Er zijn nu ongeveer een 20-tal veulens per jaar. Sinds enkele jaren staan er al meerdere paarden in de top 100 van de meest winnende springpaarden ter wereld. Het bedrijf heeft een 30-tal leveranciers op jaarbasis. Deze komen voor 60% van Bovendien is er in de laatste jaren ook al minstens één hengst goedgekeurd voor de buiten de gemeente of deelgemeente. openbare dekdienst bij het grootste stamboek van België, het Belgische Warmbloed In functie van het cafe komt wekelijks de brouwer 1x langs. Paard. De fokkerij vormt nu de hoofdactiviteit en de handelsactiviteit gebeurt bij- komstig. Mobiliteitsprofiel Vergunningstoestand Het eigen wagenpark van het bedrijf is opgebouwd uit 1 kleine bestelwagen en 3 gesloten vrachtwagens. De bestelwagen heeft een 7-tal vervoersbewegingen per Hiervoor kan worden verwezen naar kaart 4 voor dit deelplan in bijlage week; de gesloten vrachtwagens een 10-tal. Indien de vestiging van Zandhoven (vergunningen dienen nog toegevoegd te worden aan de kaart) volledig verhuisd is naar Herenthout, dan zal dat aantal vervoersbewegingen nog veel verminderen. Het personeel komt ook hoofdzakelijk met de auto. Eén personeelslid komt met de fiets en de zaakvoerder dit binnenkort ter plaatse komt, komt binnenkort te voet. Wekelijks komen de leveranciers met één lichte bestelwagens en een 2-tal vracht- wagens met aanhangwagens (dit laatste ook niet wekelijks). Het laden en lossen gebeurt volledig op eigen terrein. 15 gesloten vrachtwagens, 3 vrachtwagens met aanhanger en 15 trekkers met opleggers. Dit laatste varieert echter heel sterk met het seizoen en is het drukst in de periodes maart tot juni en september tot novem- ber.

56 IOK plangroep Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 II Fiche per locatie 3 RUP stal Harrie Theeuwes

Tabel 6: ruimtelijk-juridische aspecten voor RUP Stal Harrie Theeuwes 3.5 Ruimtebehoefte

Relevante elementen Het bedrijf heeft op dit moment activiteiten in verschillende vestigingen. Men wenst Graad van zonevreemd- Het plangebied is gelegen in een zone met bestemming ‘agra- de vestiging in Zandhoven, waar de activiteiten begonnen, af te bouwen en volledig heid risch gebied met ruimte voor paardenhouderij en manege’ in het te verhuizen naar de locatie in Herenthout (Zelle). Op de locatie in Zandhoven zijn RUP zonevreemde bedrijven Herenthout, goedgekeurd in 2011. de gebouwen sterk verouderd en niet meer up-to-date om het bedrijf in de toekomst Een fokkerij is niet zonevreemd in agrarisch gebied of in de rendabel te houden. Om het bedrijf goed te kunnen laten functioneren, dienen alle bestemming van het RUP. activiteiten op één locatie worden ondergebracht. De locatie van het plangebied is Milieuvergunning Er is een milieuvergunning klasse 2 afgeleverd op 05/09/2006 daarvoor geschikt en is ook vlakbij de andere locatie aan de Bergense Steenweg in met als onderwerp stallen voor inheemse grote zoogdieren, Herenthout gelegen. Een hoop verplaatsingen tussen de sites wordt daarom over- mestopslagplaatsen met een totale capaciteit van 260 m³, bodig en het bedrijf kan daardoor efficiënter gaan werken. rijscholen, inrichtingen voor ruiter-, draaf- ren- en mensport, inrichtingen voor de verhuur van paarden en andere zadeldie- In de toekomst wenst men volgende activiteiten in Herenthout (Zelle) te gaan doen: ren: piste en stapmolen. Deze milieuvergunning is geldig tot geboortes en drachtigheidsbegeleiding, weidegang, opleiding jonge paarden tot aan 04/09/2026. de verkoop/handel. De activiteiten in Zandhoven gaan helemaal verdwijnen. Stedenbouwkundige ver- 1. 10/10/1977 - bouwen van een open veldschuur Het bedrijf heeft in functie van de fokkerij behoefte aan het bouwen van een oplei- gunning (de nummering 2. 03/11/1986 - bouwen van een woning dingsstal voor jonge paarden van ca. 38x60 meter. Deze stalling zou achter de verwijst naar de numme- 3. 17-10-1994 - bouwen van een trainingsmolen voor paarden ring van de vergunningen bestaande stalgebouwen worden neergezet. Binnen deze stal zou ruimte voorzien 4. 01/12/2003 - regularisatievergunning voor woning, manege worden voor een binnenpiste van 50x25 meter en voor een 28-tal paardenboxen. op kaart 4 in bijlage) (met cafetaria), paardenfokkerij en stallingen. In dezelfde vergunning is het regulariseren van een woning (carport, De gewenste kroonlijsthoogte is 4,20m. overdekt terras en buitentrap), de boogloods en de garages Er is bovendien bijkomende vraag naar volgende bijhorende constructies voor het geweigerd. bedrijf: 5. 30/03/2009 – het kappen van een eik. – de realisatie van een mestvang Verkavelingsvergunning Niet van toepassing Stedenbouwkundig attest / – beperkte uitbreiding van de werkruimte aangebouwd aan de voormalige manege Functie vergund grotendeels geacht vergund (zie tekst onder tabel) Deze uitbreidingen zouden gepaard gaan met de afbraak van volgende zaken: Administratieve handelin- / – de (onvergunde) boogloods (2) gen (PV’s) – de machineloods (4) – de open schuur (7) Het grootste gedeelte van de constructies zijn vergund. De boogloods is niet ver- De bestaande rijhal (3) zou verbouwd worden naar een gebouw met loslooppistes, gund en ook een gedeelte van één van de bedrijfswoningen is niet vergund. In func- vrijsprongpiste en voederopslag en opslagruimten. tie van de verbouwing van de bedrijfswoning is ook geen vergunning aangevraagd. De reorganisatie van de gebouwen heeft als doel het bedrijf beter te laten functione- Gedane investeringen en toekomstperspectieven ren als ook een betere ruimtelijke samenhang te creëren. In 2016 heeft het bedrijf geïnvesteerd in de vernieuwing van het dak van de voorma- Tot slot is er de vraag om het bestaande kleinschalige café (voormalige cafetaria lige manege en in de vernieuwing van de paardenboxen. De renovatie van de oor- horende bij de manege) te behouden als café voor wandelaars en fietsers en als spronkelijke woning is ten tijden van de opmaak van het RUP ook bezig. ontvangstruimte voor de fokkerij. De reorganisatie van de paardenfokkerij op korte termijn, zal de werking ervan op lange termijn garanderen.

Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 IOK plangroep 57 DEEL 1 TOELICHTINGSNOTA

3.6 Aandachtspunten en randvoorwaarden bruik zijn door het bedrijf in functie van graasweiden voor de paarden. In de om- geving van het plangebied komen nog ander landbouwbedrijven voor. 3.6.1 Juridisch-planologische randvoorwaarden – Ten noorden van het plangebied is het regionaal bedrijventerrein Klein Gent gelegen. – Het plangebied is volledig gelegen in agrarisch gebied. Dit agrarisch gebied – Het plangebied ligt wel tussen twee relictzones in: werd herbevestigd op Vlaams niveau. – Bos- en akkercomplex Zwartwater, Kruiskensberg, Herlaar en Merodese – Het plangebied is in het ruilverkavelingsgebied in onderzoek Herenthout - Bou- Bossen wel – Vallei van de Nijlense Beek en aanpalend bosgebied – In een gedeelte van het plangebied is een aanduiding in de CAI. Het gaat om de – De weg Zelle is aangeduid als functionele fietsroute, maar zonder fietsinfrastruc- aanwezigheid van de ‘Hoeve Hetsel’, een alleenstaande hoeve uit de 1771. tuur. Deze weg vormt voor fietsers een toegangsweg van het centrum van He- – Op ca. 100m ten zuiden van het plangebied is de Nijlense Beek (de Laak) aan- renthout naar de industriezone ten noorden van het plangebied. Op korte af- wezig. Dit is een waterloop van tweede categorie. stand (ca. 400m) ligt het recreatief fietsroutenetwerk (fietsknooppunten), tussen – Het plangebied is niet in (mogelijk) overstromingsgevoelig gebied gelegen cf. knooppunten 45 en 46. watertoetskaart 2014. Op ca. 50m ten zuiden van het plangebied komen wel ef- fectief en mogelijk overstromingsgevoelige gebieden voor die samengaan met 3.6.3 Verenigbaarheid GRS de Nijlense Beek. – Het plangebied is gelegen in collectief te optimaliseren buitengebied. Dit bete- Het toetskader zonevreemde infrastructuur wordt algemeen in het geval van dit kent dat er nog geen aansluiting is op riolering die aangesloten is door een bedrijf niet gebruikt. RWZI. Dit zal in een latere fase nog gerealiseerd worden. De riolering in functie Het gaat in hoofdzaak om een agrarische activiteit die thuishoort in het agrarisch van het plangebied heeft prioriteit >10 gekregen in het GUP. Dit betekent dat dit gebied. Cf. het GRS is het plangebied gelegen in een kerngebied van de agrarische gepland is in de periode 2022-2027. Voor deze planperiode is de prioriteit rich- structuur. In de kerngebieden van de agrarische structuur is landbouw de enige tinggevend en deze zal bij de opmaak van de derde generatie stroomgebieds- hoofdfunctie en andere functies en activiteiten zijn ondergeschikt en zijn maar mo- beheerplannen verder worden verfijnd. gelijk in de mate dat ze de leefbare landbouw niet hypothekeren. – Binnen het plangebied is een recht van voorkoop van toepassing voor de Omdat binnen de bestaande toestand ook een gedeelte gebruikt wordt als café, Vlaamse Landmaatschappij in functie van de ruilverkaveling. Er is eveneens een wordt verenigbaarheidstoets specifiek op dit café toegepast. voorkooprecht voor Waterwegen en Zeekanaal NV aanwezig. Er kan cf. het GRS van uitgegaan worden dat het plangebied gelegen is in een niet- – Binnen het RUP is geen seveso-bedrijf aanwezig. Het plangebied geen aan- kwetsbaar gebied. dachtsgebied. Binnen de 2000m van het plangebied is een Seveso-bedrijf aan- wezig (Air Liquide). De dienst VR dient te oordelen of een RVR nodig is. Conform de planologische toetsing in vier stappen is het plangebied gelegen in een minder kwetsbaar openruimtegebied. De activiteiten van het café zijn matig dyna- misch. 3.6.2 Ruimtelijke afwegingselementen Het bijhorend ontwikkelingsperspectief na stap 3 is hierdoor “bevriezen”. – Cf de watertoetskaarten is het plangebied matig gevoelig voor grondwaterstro- Na de toetsing van de niet-ruimtelijke elementen kan gesteld worden dat het hier mingen en heeft het een infiltratiegevoelige bodem. De plaggenbodem is cf. wa- gaat om een invulling van een bestaande, hoofdzakelijk vergunde infrastructuur. Het tertoetskaarten niet gelegen in erosiegevoelig gebied. gebouw met de ruimte voor het café is vergund. In de omgeving van het plangebied – Binnen het plangebied zelf zijn geen waardevolle natuurelementen aanwezig cf. is een toeristisch-recreatief netwerk gelegen. de biologische waarderingskaart. In de omgeving van het plangebied zelf komen Klasse 2: Bevriezing wel waardevolle natuurelementen voor. – Het volledige plangebied en de omgeving ervan zijn in professioneel agrarisch Tot deze categorie behoren activiteiten waarbij de grens van verenigbaarheid be- gebruik. Rondom het bedrijf zelf zijn voornamelijk graslanden gelegen die in ge- reikt is of zelfs (licht) overschreden is. Mits bijsturing van de activiteiten d.m.v. een

58 IOK plangroep Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 II Fiche per locatie 3 RUP stal Harrie Theeuwes aantal beperkende voorschriften kan de onverenigbaarheid binnen aanvaardbare 3.7 Visie en ontwerp grenzen gehouden worden. De activiteit kan blijven bestaan op de huidige locatie binnen strikte randvoorwaar- 3.7.1 Classificatie den. Er is op geen enkele wijze een uitbreiding mogelijk. Aan het bestaande gebou- wenpatrimonium kunnen instandhoudingswerken en beperkte verbouwingen zonder Het bedrijf zelf is een agrarisch bedrijf en hoort thuis in het landbouwgebied. Voor volume-uitbreiding worden uitgevoerd. het klein gedeelte van het plangebied dat als café uitgebaat wordt, geldt een klasse Bij stopzetting van de huidige activiteiten in de open ruimte (einde exploitatiever- 2, nl. bevriezen (zie 3.6.3). gunning, faillissement,…) kunnen er geen nieuwe activiteiten worden toegelaten. In het hoofddorp, de nederzettingen en de kleinhandelslinten kunnen wel nieuwe acti- 3.7.2 Ontwikkelingsperspectieven viteiten worden toegelaten onder bepaalde randvoorwaarden. Het plangebied bevindt zich te midden van een agrarisch gebied. Het bestaande 3.6.4 Ligging in HAG RUP dat van toepassing is, bevestigt ook deze agrarische bestemming, maar had ook beperkte recreatieve activiteiten toegelaten in functie van het behoud van de De impact op HAG wordt beschreven cf. omzendbrief RO/2010/01 bestaande manege. Het plangebied bevatte enkel de gebouwen van de bestaande site. Door deze enge plancontour werd het onmogelijk om een nieuw agrarisch – Onderzoek naar alternatieve locaties gebouw over de grens van het RUP heen te voorzien. Het is echter niet wenselijk Het voorliggende RUP is volledig in herbevestigd agrarisch gebied gelegen. om nieuwe agrarisch bebouwing verder van het bestaande gebouwencomplex te Het RUP wordt opgemaakt in functie van de bestendiging en het bieden van uit- voorzien om zo niet in conflict te komen met het RUP, gezien dit de open ruimte breidingsmogelijkheden voor een (in hoofdzaak) paardenfokkerij. Deze paarden- verder zou aantasten. fokkerij is de hoofdbestemming en past binnen het agrarisch gebied. Het bestaande café/ontvangstruimte maakt deel uit van het bestaande gebouwen- Deze functie is ondergebracht in de voormalige gebouwen van een landbouw- complex en is binnen dit gebouwencomplex vergund. bedrijf met manege. Deze locatie is geschikt voor dit type van bedrijven. Het is Het plangebied is gelegen langs/in de omgeving van een recreatief fietsknooppun- hier niet aan de orde om naar een alternatieve locatie op zoek te gaan. tennetwerken en een functionele fietsroute. Horeca-activiteiten in de open ruimte – Onderzoek naar de ruimtelijk-functionele samenhang van de agrarische struc- kan enkel indien het gelegen is langs zo’n toeristisch-recreatief netwerk en indien tuur het binnen bestaande infrastructuur is gelegen. Een kleinschalig café binnen dit gebied is dus toelaatbaar (ook gezien de vergunde toestand), maar het dient te De uitbreidingsplannen van het bedrijf kaderen in functie van activiteiten uit de worden beperkt in oppervlakte en het dient zich toe te spitsen op fietsers en wande- beroepslandbouw. De bijkomende bebouwing wordt voorzien, onmiddellijk aan- laars, naast de functie als ontvangstruimte. sluitend op de bestaande bebouwing op de site.

Het voorzien van deze bijkomende bebouwing in functie van agrarische activitei- ten schaadt de ruimtelijk-functionele samenhang van de agrarische structuur niet. – Onderzoek naar flankerende maatregelen Het betreft de inname van HAG in functie van activiteiten voor beroepslandbouw. Het onderzoek naar flankerende maatregelen is hier niet aan de orde.

Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 IOK plangroep 59 DEEL 1 TOELICHTINGSNOTA

3.7.4 Schetsontwerp 3.7.3 Inrichtingsschets

Als inrichtingsschets wordt de schets van de gewenste inrichting van het gebied cf. de visie van het bedrijf toegevoegd.

Figuur 65: schetsontwerp RUP Stal Harrie Theeuwes

Figuur 64: ·inrichtingsschets RUP Stal Harrie Theeuwes (aanvraag tot planologisch attest, 3.7.5 Krachtlijnen grafisch plan en stedenbouwkundige voor- 2015) schriften

– Behoud agrarische functie – Mogelijkheden voorzien voor bijkomend agrarische bebouwing geclusterd rond de bestaande landbouwzetel. – Bestaande en nieuwe infrastructuur een gepaste landschappelijke inpassing geven door middel van het aanplanten van groenelementen op plaatsen waar de bebouwing grenst aan het open agrarisch gebied

60 IOK plangroep Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 II Fiche per locatie 3 RUP stal Harrie Theeuwes

– Afbraak niet-vergunde boogloods – Behoud van kleinschalige drankvoorziening cf. bestaande (vergunde) toestand binnen de bestaande bebouwing, specifiek gericht op fiets- en wandelverkeer en in functie van ontvangstruimte voor klanten van de fokkerij. Dit is de enige toege- laten recreatieve nevenfunctie binnen het plangebied. – Buiten het kleinschalig café/de ontvangstruimte, geen recreatieve activiteiten toelaten

3.8 Bijlagen

Kaartenbundel Als bijlage bij dit deelRUP is een kaartenbundel toegevoegd met volgende kaarten: Onderstaande kaarten geven een weergave van de feitelijke en juridische toestand van het plangebied: – Kaart 1: situering topokaart met plancontour – Kaart 2: orthofoto met plancontour – Kaart 3: bestemmingen – Kaart 4: ruimtelijk-juridische context – Kaart 5: sectoraal-juridische context – Kaart 6: fysisch systeem – Kaart 7: watertoetskaart Stedenbouwkundige voorschriften RUP Zellehof

Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 IOK plangroep 61

DEEL 2 Verzoek tot raadpleging

Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 IOK plangroep 63

I Algemeen 1 Toetsing planMER-plicht

I ALGEMEEN – RUP stal Harrie Theeuwes Het RUP is niet van rechtswege onderworpen aan de planMER-plicht omwille van de volgende redenen: 1 Toetsing planMER-plicht – Het RUP vormt het kader voor de toekenning van een vergunning voor een project opgesomd in bijlage I, II of III van het project-m.e.r.-besluit van 10 de- Het plan valt onder de definitie van plan/programma zoals geformuleerd in het cember 2004, namelijk voor een project opgesomd in rubriek 10b (stadsont- DABM. Het plan valt bovendien onder het toepassingsgebied van het DABM gezien wikkelingsproject) van bijlage III in functie van het kleinschalig café. Het RUP het plan bij goedkeuring een kader zal bieden voor het toekennen van vergunningen bepaalt echter het gebruik van een klein gebied op lokaal niveau. Het klein- binnen het plangebied. Een stedenbouwkundige vergunning kan enkel verleend schalig café wordt beperkt tot de bestaande toestand en is klein in oppervlak- worden als de aanvraag in overeenstemming is met de bepalingen van het ruimtelijk te in vergelijking met het volledige plangebied van ca. 12ha en zeker in ver- uitvoeringsplan. gelijking met de oppervlakte van het totale grondgebied van Herenthout (ca. De toetsing op de plan-MER-plicht wordt afzonderlijk voor de drie locaties gedaan: 2355 ha. Het RUP is dus screeningsgerechtigd. – RUP FITO – het RUP heeft geen mogelijke betekenisvolle effecten op een speciale be- Het RUP is niet van rechtswege onderworpen aan de planMER-plicht omwille schermingszone. Een passende beoordeling is niet vereist. van de volgende redenen: – Het RUP vormt het kader voor de toekenning van een vergunning voor een Aldus dient voor de betreffende deelplannen op basis van screening worden geoor- project opgesomd in bijlage I, II of III van het project-m.e.r.-besluit van 10 de- deeld of het plan mogelijks aanzienlijke milieueffecten kan hebben. cember 2004, namelijk voor een project opgesomd in rubriek 10b (stadsont- Grensoverschrijdende milieueffecten wikkelingsproject) van bijlage III. Het RUP bepaalt echter het gebruik van een klein gebied op lokaal niveau in omdat het plangebied een beperkte opper- Bij de beoordeling wordt gescreend op eventuele grensoverschrijdende effecten. vlakte betreft (ca. 1ha) in vergelijking met het totale grondgebied van He- Grensoverschrijdende effecten zijn bij voorliggend RUP – gelet op de ligging, de renthout (ca. 2355 ha), en is dus screeningsgerechtigd. aard en omvang van de ingrepen – niet te verwachten. – het RUP heeft geen mogelijke betekenisvolle effecten op een speciale be- Gebruik hulpbronnen schermingszone. Een passende beoordeling is niet vereist. Bij de beoordeling gescreend op eventuele significante effecten als gevolg van het – RUP Atelier C gebruik van hulpbronnen. Significante effecten op dit vlak zijn bij voorliggend RUP – Het RUP is niet van rechtswege onderworpen aan de planMER-plicht omwille gelet op de aard en omvang van de ingrepen – niet te verwachten. van de volgende redenen: – Het RUP vormt het kader voor de toekenning van een vergunning voor een 2 Methodologie project opgesomd in bijlage I, II of III van het project-m.e.r.-besluit van 10 de- cember 2004, namelijk voor een project opgesomd in rubriek 10b (stadsont- De methodologie voor het opstellen van een screening op milieueffecten is qua wikkelingsproject) van bijlage III. Het RUP bepaalt echter het gebruik van een opbouw en aanpak gebaseerd op de richtlijnen voor het opstellen van een MER, klein gebied op lokaal niveau in omdat het plangebied een beperkte opper- maar de analyses zijn minder diepgaand: in de regel wordt gewerkt met een kwalita- vlakte betreft (ca. 0,4 ha) in vergelijking met het totale grondgebied van He- tieve benadering, waar relevant ook (semi)kwantitatief. Volgende opbouw en aan- renthout (ca. 2355 ha), en is dus screeningsgerechtigd. pak wordt gevolgd: – het RUP heeft geen mogelijke betekenisvolle effecten op een speciale be- Gebiedsafbakening schermingszone. Een passende beoordeling is niet vereist. De contouren van het betrokken RUP bepalen het plangebied. In een aantal geval- len liggen deze contouren nog niet precies vast en kan verder onderzoek in de loop

Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 IOK plangroep 65 DEEL 2 VERZOEK TOT RAADPLEGING

van het proces (alsook de planMER-screening) de precieze afbakening bijsturen. In Milieueffecten kunnen zich voordoen in verschillende milieudisciplines. Daarbij kan dat geval wordt gesproken van onderzoeksgebied. een onderscheid gemaakt worden tussen de “primaire” disciplines (lucht, geluid en Het studiegebied wordt afgebakend in functie van verwachte reikwijdte van mogelij- trillingen, licht, warmte en straling, bodem en watersysteem, mobiliteit) en de “inte- ke effecten, die kan verschillen naargelang milieudiscipline. Het belangrijkste aspect grerende” disciplines (mens, monumenten & landschappen, fauna & flora, klimaat). bij de afbakening is het plan, de planeigenschappen en de verwachte effecten, zo- Deze laatste groep onderscheidt zich van de eerste doordat de effecten zich meest- wel direct als indirect. De planeigenschappen geven aan welke effecten er waar al voordoen op een indirecte manier, nl. via effecten inzake de primaire disciplines. onderzocht dienen te worden. . Beschrijving van mogelijke alternatieven + definitie nulalternatief - referentie- situatie Een essentieel element voor beoordeling van een plan op milieueffecten is de ana- lyse van en vergelijking met mogelijke alternatieven. Globaal kunnen volgende types alternatieven onderzocht worden: – locatiealternatieven: enkel relevant indien verschillende locaties de facto moge- lijk zijn (ruimtelijk – beleidsmatig) – uitvoeringsalternatieven: door het opleggen van specifieke voorschriften (be- stemming – inrichting – beheer) kan ingespeeld worden op alternatieve ontwik- keling – Nulalternatief: het alternatief waarbij uitgegaan wordt van het niet-uitvoeren van het voorliggende plan. De referentiesituatie is de situatie waartegen eventuele milieueffecten van het RUP afgewogen worden. Hiervoor kan het nulalternatief gebruikt worden, maar voor planMER-screenings vormt dit niet de regel3. Bij de effectbeschrijving wordt alleszins de vergelijking gemaakt van geplande toe- stand versus bestaande toestand (terreinsituatie). Zeker voor eenvoudige dossiers zal de referentietoestand gelijk zijn aan bestaande toestand. Bij de beoordeling van de effecten kan de nadruk meer komen te liggen op het nulalternatief en minder op de bestaande toestand. Screening mogelijke milieu effecten en vertaling in ingreep – effectschema Op basis van het plan (inrichtingsmogelijkheden en voorschriften) worden mogelijke milieueffecten gescreend en schematisch weergegeven. Uit dit ingreep – effecten- schema komen de disciplines met mogelijk significante effecten tot uiting, die voor verdere bespreking geselecteerd worden. Significante effecten kunnen zowel posi- tief als negatief zijn. We onderscheiden directe en indirecte effecten; tevens kan een onderscheid gemaakt worden tussen tijdelijke en permanente effecten. In deze fase van planning zonder concrete invulling hebben tijdelijke effecten uit de aanlegfase minder relevantie en worden daarom buiten beschouwing gelaten.

3 Veel hangt af van de situatie op het terrein, het voorwerp van het plan (of de wijziging t.o.v. het bestaande plan), de beslissing die men wenst te nemen en de perceptie die de bevolking eraan zal geven.

66 IOK plangroep Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 I Algemeen 2 Methodologie

VERKEER MOBILITEIT Bij de beoordeling wordt er in principe steeds van uitgegaan dat het vigerende sec- toraal juridische kader wordt toegepast, tenzij expliciet anders vermeld. Verkeersleefbaarheid GELUID LUCHT LICHT Bereikbaarheid TRILLINGEN Wijziging verkeersstromen (auto, fiets) Tabel 7: planMER-screening: overzicht mogelijke bronnen en beoordelings- aspecten per milieudiscipline LANDSCHAP hinderaspecten ERFGOED Visuele beleving Beschrijving, bronnen Beoordelingsaspecten  Bodemkaart van België (bodemtextuur, -  Eventuele verstoring van bodempro- MENS Verstoring ecologische Wijziging geomorfologie infrastructuur (barrière) profiel en waterhuishouding) fiel in relatie tot kwetsbare bodems Impact archeologie Veiligheid (wijziging bodemprofiel) (overstromingen)  Vlaamse hydrologische atlas  Waterkwantiteit: oppervlakte verhar- Drinkwaterkwaliteit bodemverontrei  Zoneringsplannen dingen in relatie tot infiltratie  Eventuele lozingen in relatie tot BODEM Ecotoopwijzigingniging door FAUNA EN  Bekkenbeheerplannen WATER - verdroging, vernatting, wijziging kwelmilieu FLORA  VMM kartering waterkwaliteit waterkwaliteit en kwaliteitsdoelstellin- - wijziging bodemprofiel gen - wijziging grond- oppervlaktewaterkwaliteit - wijziging structuur waterloop  Eventuele ingrepen in beekstructuur  Watertoetskaarten  Gevoeligheid voor overstromingen

 Infiltratiegevoeligheid Vegetatiewijzing traditionele landschappen (KLE, …)  Gevoeligheid voor erosie

Figuur 66: interdisciplinaire relaties water  Databank Ondergrond Vlaanderen (DOV)  Verontreiniging grondwater in relatie Bij de beoordeling van de effecten wordt dit onderscheid meegenomen: de beoordeling van de  Grondwaterkwetsbaarheidskaart tot kwetsbaarheid primaire effecten gebeurt telkens t.o.v. de integrerende disciplines. Op die manier wordt een  Beschermingszones waterwingebieden  Verstoring grondwaterstromen dubbele beoordeling vermeden. Bodem/  Inventaris en analyse van de belangrijkste  Kwalitatieve beoordeling in relatie tot Analyse en beoordeling per effectdiscipline bestaande geluidsbronnen (verkeerswe- bestaande bronnen gen, puntbronnen…)

Enkel de ingrepen die op basis van het ingreep - effectenschema aanleiding kunnen  Richtwaarden Vlarem II geven tot potentieel significante effecten worden meegenomen voor verdere analy-  Input uit discipline mens - mobiliteit

se per discipline: per discipline worden directe en indirecte effecten geanalyseerd en Geluid beoordeeld met de referentiesituatie als beoordelingsbasis.  Mobiliteitsprofiel – bereikbaarheidsprofiel  Functiewijziging en wijziging van Volgende onderdelen worden telkens besproken:  Actueel bodemgebruik (orthofoto, land- bodemgebruik bouwgebruikspercelen, HAG-kaart,…)  Hinderaspecten (geluid, licht) – Studiegebied (reikwijdte)

 Input uit disciplines lucht, geluid, land-  Gewijzigde visuele beleving – Referentiesituatie schap  Wijziging verkeersafwikkeling en verkeersleefbaarheid – Analyse van ingrepen en effecten Mens*  Biologische waarderingskaart  Biotoopverlies en –wijziging – Beoordeling effecten  Bijzondere beschermingen zoals SBZ  Versnippering, verstoring ecologische – Conclusie: maatregelen en aanbevelingen (Vogel- en Habitatrichtlijngebied) natuur- infrastructuur reservaten, VEN  Verdroging, vernatting  Habitatkaart INBO In Tabel 7 wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste geraadpleegde bron-  Verstoring door geluid of andere  Input uit disciplines water, lucht, geluid hinderaspecten nen en de belangrijkste elementen van beoordeling. Niet alle bronnen worden flora en Fauna steeds systematisch geanalyseerd, maar enkel waar dit relevant is vanuit de ingre- pen en verwachte effecten. Effectbeoordeling gebeurt in de eerste plaats kwalitatief en (semi-)kwantitatief in de gevallen waar dit relevant is.

Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 IOK plangroep 67 DEEL 2 VERZOEK TOT RAADPLEGING

 Orthofoto analyse, terreinkennis  Abiotische verstoring Aanbevelingen  Inventaris Beschermde monumenten,  Landschapsecologische verstoring Aanbevelingen zijn maatregelen welke een niet-significant effect nog kunnen ver- landschappen, dorps- of stadsgezichten  Beïnvloeding erfgoedwaarde zachten. De aanbevelingen kunnen bijvoorbeeld vanuit duurzaamheidsoogpunt  Landschapsatlas (landschapsrelict, relict-  Verstoring visuele beleving aangewezen zijn. Het gaat om maatregelen om het plan milieuvriendelijker te ma- zone) ken, maar die niet nodig zijn om negatieve effecten te vermijden.  Landschapskaart Provincie Antwerpen  Inventaris onroerend erfgoed In de planMER-screening wordt geen uitspraak gedaan over het geijkte instrument Landschap, erfgoed Landschap, dat de implementatie van de essentiële maatregelen of aanbevelingen kan garande-  Input uit discipline mens –mobiliteit  Mogelijk relevant in relatie tot mobili- ren (tenzij hierover in deze fase al uitsluitsel kan zijn). Uitgangspunt is dat de essen- teit (uitstoot verkeer); voor het overi- tiële maatregelen worden doorvertaald in de stedenbouwkundige voorschriften, voor ge worden geen significante effecten verwacht zover deze een ruimtelijke component hebben. Indien dit niet het geval is dan wordt Lucht ervan uitgegaan dat de nodige stappen (binnen een ander beleidsdomein) worden  Kwalitatief benaderen  Mogelijk relevant voor gevoelige genomen. Deze stappen worden dan opgenomen in de toelichtingsnota bij het RUP

gebieden fauna en flora

in overleg met de bevoegde instantie. Licht Warmte, straling Deze milieudisciplines worden beschouwd als niet Energie- en grondstofvoorraden relevante disciplines gelet op de aard en de omvang 3 Alternatieven van de mogelijke ontwikkeling op basis van de plannen. klimaat * Mens: ruimtelijke aspecten en hinder, mobiliteit 3.1 Locatiealternatieven

Watertoets RUP FITO De planMER-screening levert de nodige informatie om de watertoets voor het plan Het voorliggende RUP wordt opgemaakt om een oplossing te bieden aan een zeer uit te voeren. Deze informatie wordt aangeleverd vanuit de discipline water, waarin specifieke situatie die hier ter plaatse gegroeid is. zowel effecten op grondwater (kwaliteit, stromen) als oppervlaktewater (waterber- ging- en buffering, infiltratie, waterkwaliteit, structuurkenmerken waterloop) aan bod Het bedrijf heeft activiteiten die gerelateerd zijn aan de landbouw. komen. Het resultaat wordt weergegeven in de waterparagraaf. Het betreft hier een bestaand bedrijf dat naar schaal en activiteiten nog enigszins verweefbaar is met de omgeving. Conclusies: maatregelen en aanbevelingen Om deze reden is het in overweging nemen van alternatieve locaties hier niet aan Bij de conclusie per discipline worden, indien relevant, milderende maatregelen de orde. opgenomen. Indien voor een bepaald aspect sectorale wetgeving bestaat, wordt er bij de beoor- RUP Atelier C deling van uitgegaan dat deze ook effectief toegepast wordt. De milderende maat- Het voorliggende RUP wordt opgemaakt om een oplossing te bieden aan een zeer regelen kunnen wel bijkomende elementen voor het RUP opleveren en bijkomende specifieke situatie die hier ter plaatse gegroeid is. voorwaarden voor vergunningsverlening aangeven. Het betreft de wijziging van een bestemming van een bestaand, vergund bedrijf. Er wordt daarbij een onderscheid gemaakt tussen ‘maatregelen’ die als essentieel Het bedrijf is naar schaal en activiteiten verweefbaar is met de omgeving. worden beschouwd, en ‘aanbevelingen’. Om deze reden is het in overweging nemen van alternatieve locaties hier niet aan Essentiële maatregelen de orde. Dit zijn maatregelen zonder de welke een positieve beoordeling van de planMER- RUP stal Harrie Theeuwes screening (of van een specifieke discipline) niet mogelijk zou zijn. Zonder deze Het voorliggende RUP wordt opgemaakt om een oplossing te bieden aan een zeer maatregelen is er een reële kans op significante effecten (voor de specifieke disci- specifieke situatie die hier ter plaatse gegroeid is. pline).

68 IOK plangroep Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 I Algemeen 3 Alternatieven

Het betreft een landbouwbedrijf die door een bestaand RUP ter hoogte van de be- RUP stal Harrie Theeuwes drijfsgebouwen problemen heeft voor het bekomen van vergunningen door het Het plangebied is voor een groot stuk gelegen op een bestaand RUP, nl. deelRUP 7 voorgaande RUP dat meer op recreatie was gericht. RUP Zellehof – RUP zonevreemde bedrijven Herenthout 7/04/2011. Om deze reden is het in overweging nemen van alternatieve locaties hier niet aan Het bedrijf heeft binnen dit RUP mogelijkheden, maar het RUP beperkt de bouwmo- de orde. gelijkheden voor een nieuwe landbouwconstructie wegens de strikte bepalingen in het betreffende RUP. Het bedrijf kan wel in functie van de landbouwactiviteiten een 3.2 Uitvoeringsalternatieven constructie aanvragen, verder in het landbouwgebied, buiten de contouren van het RUP. Eventueel mogelijke uitvoeringsalternatieven zijn: – Ruimere of beperktere mogelijkheden inzake toegelaten activiteiten – Minder strenge of strengere beperking inzake bebouwing en verharding – ... Bij de beoordeling van elke discipline zal overwogen worden of alternatieve opties wenselijk zijn om mee te nemen in de voorschriften.

3.3 Nulalternatief

Het nulalternatief is de situatie wanneer er geen RUP wordt opgemaakt. Dit bete- kent dat de bestaande bestemming voor de plangebieden cf. het gewestplan/RUP behouden blijft. Het niet uitvoeren van het plan betekent echter geenszins dat de zonevreemde activiteiten zouden herleid worden tot nul. De huidige wetgeving (RO en milieu) schept immers vrij verregaande mogelijkheden voor zonevreemde infrastructuur RUP FITO Het plangebied is bestemd als agrarisch gebied. Indien geen RUP wordt opge- maakt, blijft deze bestemming behouden. Het bestaande bedrijf kan verder blijven functioneren voor wat betreft de aan landouw-gerelateerde bedrijvigheid en kan, indien gewenst ook vergunningen aanvragen specifiek in functie van aan landbouw gerelateerde activiteiten. De kleinhandel is een functie die niet zomaar kan toegela- ten worden in agrarisch gebied en zodus in het nulalternatief niet kan behouden blijven. RUP Atelier C Dit bedrijf is gelegen in woongebied met landelijk karakter enerzijds en agrarisch gebied anderzijds. Binnen de bestaande bestemmingen kan, omwille van de basis- rechten voor zonevreemde constructies nog vergunningen uitgereikt worden.

Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 IOK plangroep 69 DEEL 2 VERZOEK TOT RAADPLEGING

II BEOORDELING MILIEUEFFECTEN RUP. Deze disciplines dienen dus niet onderzocht te worden; de aard en omvang van de ingrepen is immers niet van die aard dat een significant effect binnen deze disciplines kan verwacht worden. 1 RUP FITO De deeldisciplines ‘geluid’, ‘licht’ en ‘lucht’ worden niet als aparte discipline in aan- merking genomen, maar zullen besproken worden onder de discipline mens (hin- 1.1 Ingrepen, effecten en relevante milieudisciplines deraspecten) en/of fauna en flora. Tabel 8: selectie van relevante en niet relevante disciplines voor het project 1.1.1 Ingrepen Discipline Sleuteldisci- Optiediscipline Niet relevante pline discipline Ingreep Kwalitatieve omschrijving Bodem X Herbestemmen naar een zone voor Verfijnen van de bestemming agrarisch gebied in agrarische handel en landbouw functie van de bestaande, aan landbouw gerela- Water: grondwater en oppervlaktewater X teerde activiteiten. Fauna en flora en biodiversiteit X Infrastructuur binnen plangebied Landschap, bouwkundig erfgoed en X Behoud bestaande bebouwing en verhar- Behoud van de bestaande agrarische bedrijfs- archeologie ding gebouwen, bestaande verharding en bedrijfswo- Mens – ruimtelijke aspecten en hinder X ning X Aanleg nieuwe bebouwing In functie van agrarische handel Mens- mobiliteit Geluid X Aanleggen bijkomende verharding Verharding in functie van opslag van bulkpro- X ducten, parkeerplaatsen, toegang. Licht Activiteiten binnen het plangebied Lucht (gezondheid) X Aan landbouw gerelateerde activiteiten Toeleveringsbedrijf voor land- en tuinbouw en Warmte en stralingen X beperkt deel agrarische kleinhandel. Energie- en grondstofvoorraden X Wonen Bedrijfswoningen Klimaat X Verkeersafwikkeling en parkeren Cliënteel, bewoners, leveranciers

1.1.3 Analyse van mogelijk voorkomende effecten

1.1.2 Selectie van relevante milieudisciplines Ingreep- effectschema In de planMER-screening worden de effecten van het plan op de verschillende dis- Onderstaand ingreep-effectschema geeft een overzicht van de verder te onder- ciplines onderzocht. Voor de evaluatie van de effecten die het project teweeg zal zoeken effecten per ingreep voor de verschillende milieudisciplines. brengen worden bepaalde disciplines als relevant beschouwd. Er wordt een onder- scheid gemaakt tussen deze sleuteldisciplines, optiedisciplines en niet relevante disciplines. Het feit dat bepaalde ingrepen binnen bepaalde milieudisciplines onomkeerbare en dus permanente effecten veroorzaken, klasseert hen onder de noemer sleuteldisci- plines. De disciplines warmte en straling’, ‘klimaat’ en ‘aanspraak op energie- en grondstof- voorraden’ worden niet weerhouden als relevante discipline in het kader van dit

70 IOK plangroep Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 II Beoordeling milieueffecten 1 RUP FITO

Tabel 9: ingreep-effectenschema – Ligging van het plangebied in een ingesloten gebied tussen de Merodese Bos- sen, een woonlint en serreteelt.

Onderzoeksdisciplines

1.2 Beoordeling discipline Bodem en water

ed en ed

Water Mobiliteit en Fauna Flora Mens Erfgo landschap Bodem 1.2.1 Studiegebied Ingrepen In eerste instantie vormt het plangebied het studiegebied. De relaties met de bo- Herbestemmen naar een zone voor N N MS MS MS N demgesteldheid en de watergevoeligheid worden ook meegenomen binnen het agrarische handel en landbouw studiegebied. Infrastructuur binnen plangebied MS MS N MS MS MS Activiteiten binnen het plangebied N N MS MS MS N 1.2.2 Referentiesituatie N: waarschijnlijk niet significant effect; evt.effect zeer beperkt in omgang en tijd / MS: mogelijk significant effect / S: waarschijnlijk significant effect(T): tijdelijk effect / (P): periodiek effect / (ind): indirect effect Voor de analyse van de mogelijke effecten wordt enerzijds de bestaande toestand De tabel doet geen uitspraak over effectief significante effecten maar laat wel toe op als referentiesituatie genomen en wordt dus een vergelijking gemaakt tussen de basis van mogelijk significante effecten en waarschijnlijk significante effecten een geplande toestand en de bestaande toestand (terreinsituatie). Voor deze referentie- selectie te maken van nader te onderzoeken ingreep – effectrelaties: verder te on- situatie kan dus verwezen worden naar de bespreking van de bestaande toestand derzoeken zijn de effecten die als MS (mogelijk significant) worden aangeduid. (zie DEEL 1, II, 1.4.1 op blz. 15 en DEEL 1, II, 1.4.2 vanaf pg 18). De disciplines “bodem” en “water” worden doorgaans samen besproken gezien de De referentietoestand wordt kort samengevat in 1.1.4 op pg. 71. nauwe afstemming binnen het fysisch systeem. Voor de beoordeling van de effecten op bodem en water, wordt verwezen naar de De disciplines “mens” en “fauna en flora” zijn receptordisciplines. Effecten op het randvoorwaarden voor deze discipline die eerder beschreven werden (zie DEEL 1, vlak van “lucht en geur”, “geluid en trillingen”, “licht, warmte en straling”,… concen- II, 1.3 op pg. 12 en DEEL 1, II, 1.4.1.1 op pg.15). treren zich doorgaans op een indirecte manier op deze receptordisciplines. De op- tiedisciplines “geluid” en “licht” worden daarom niet afzonderlijk onderzocht en be- 1.2.3 Analyse van ingrepen – effecten oordeeld, maar wel meegenomen in de beoordeling bij “mens” en “fauna en flora”. Ingrepen 1.1.4 Referentietoestand Volgende ingrepen leiden tot mogelijke effecten op de disciplines bodem en water: – Infrastructuur binnen plangebied Voor de analyse van de mogelijke effecten wordt de bestaande toestand als referen- tiesituatie genomen en wordt dus een vergelijking gemaakt tussen de geplande – Behoud bestaande bebouwing en verharding toestand en de bestaande toestand (terreinsituatie). Voor deze referentiesituatie kan – Aanleg nieuwe bebouwing dus verwezen worden naar de bespreking van de bestaande toestand (zie DEEL 1, – Aanleggen bijkomende verharding II, 1.4 op blz. 15). Effecten Als referentietoestand wordt beschouwd: Met betrekking tot de disciplines bodem en water kunnen bijgevolg volgende effec- – Landbouwbedrijf met (grotendeels) vergunde bedrijfsgebouwen en een bedrijfs- ten verwacht worden: woning – Reeds geruime tijd de aanwezigheid van aan landbouw gerelateerde activiteiten Mogelijk te onderzoeken: binnen het plangebied: toelevering producten voor land- en tuinbouw en gedeel- – Verstoring van de bodemlagen en het natuurlijk reliëf te aanbod voor particulieren. – Verstoring van de waterhuishouding: – Bestaande verhardingen

Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 IOK plangroep 71 DEEL 2 VERZOEK TOT RAADPLEGING

– Verstoring van infiltratiemogelijkheden en waterbergend vermogen Aantasting van de waterkwaliteit – Verstoring van het overstromingsregime (veiligheid) Oppervlaktewaterkwaliteit kan aangetast worden door lozing via zowel punt- als – Aantasting van de waterkwaliteit diffuse lozingen. Grondwaterkwaliteit kan aangetast worden door uitloging en lekken van verontreinigende stoffen in de bodem. – Aantasting grondwaterstromingen - verdroging Het plangebied is gelegen in collectief te optimaliseren buitengebied. Dit betekent 1.2.4 Beoordeling van de effecten dat er nog geen aansluiting is op riolering die aangesloten is door een RWZI. Dit zal in een latere fase nog gerealiseerd worden. Verstoring van de bodemlagen en het natuurlijk reliëf In het RUP dient te worden voorzien dat binnen het plangebied mogelijkheden moe- Het bijkomend bebouwen en verharden van het plangebied zal een verstoring geven ten worden geboden in functie van individuele waterzuivering in zolang de infra- van de bodemlagen. Bijkomende inname van het plangebied betekent dus per defi- structuur niet aangesloten is op riolering. nitie verstoring van het aanwezige bodemprofiel. Dit effect kan niet gemilderd wor- De activiteiten betreffen onder andere de opslag van stoffen die mogelijks bij uitlo- den. De impact wordt echter minimaal ingeschat. ging schade kunnen veroorzaken voor de bodem en het grondwater. Bij opslag van Er mag eveneens van worden uitgegaan dat in het grootste gedeelte van het plan- producten die een gevaar voor uitloging kunnen inhouden (al dan niet incidenteel), gebied de referentiesituatie de verstoring van de bodemlagen minstens even groot dienen zich aan de geldende milieuwetgeving te houden. is (landbouwgebied). Bij navolging van de milieuwetgeving bij vergunningverlening, wordt geen aanzienlij- Het plangebied is in een vlak gebied gelegen. De invulling van het plangebied ver- ke effecten op de waterkwaliteit (grondwater of oppervlaktewater) verwacht. oorzaakt geen hinder aan het natuurlijk reliëf. Aantasting grondwaterstromingen – verdroging Verstoring van de waterhuishouding: Het plangebied ligt in een zone die matig gevoelig is voor grondwaterstromingen Verstoring van infiltratiemogelijkheden en waterbergend vermogen (type 2). Het plangebied ligt in een zone die gevoelig is voor infiltratie. Door de aanleg van Indien er in een type 2 gebied een ondergrondse constructie wordt gebouwd met bijkomende infrastructuur of verharding in die zone, kunnen de infiltratiemogelijkhe- een diepte van meer dan 5m of een horizontale lengte van meer dan 100 m dient den mogelijk plaatselijk worden verstoord. advies aangevraagd te worden bij de bevoegde adviesinstantie. Het systeem van infiltratie van hemelwater naar grondwater moet in evenwicht ge- Bij vergunningsaanvragen voor ondergrondse constructies dient cf. de geldende houden worden. Aangezien de mogelijke verhardingen en bebouwing gelegen zijn sectorale wetgeving advies gevraagd worden in functie van de effecten ervan de op een bodem die infiltratiegevoelig is, dienen de verhardingen waar mogelijk zoveel grondwaterstromingen. mogelijk worden beperkt of te worden voorzien met een waterdoorlatend karakter. Er worden cf. de voorziene ingrepen geen aanzienlijke effecten verwacht op grond- De hemelwaterverordening dient te worden gevolgd. waterstromingen met verdroging tot gevolg. Er worden geen aanzienlijke effecten verwacht. 1.2.5 Conclusie: maatregelen en aanbevelingen Verstoring van het overstromingsregime (veiligheid) Er kan geoordeeld worden dat er geen aanzienlijke effecten met betrekking tot de Gezien het plangebied niet gelegen is binnen een risicozone (NOG, overstromings- discipline bodem en water te verwachten zijn. Er zijn geen milderende maatregelen gevoelig gebied), lijkt de veiligheid tegen overstromingen gegarandeerd. Er is verder noodzakelijk. geen schadelijk effect te verwachten indien het hemelwater wordt afgekoppeld van de verharde oppervlakte, wordt opgevangen en nuttig verbruikt. Het overtollige re- Volgende aanbevelingen kunnen wel worden meegegeven: genwater dient ter plaatse te infiltreren. Indien deze maatregelen genomen worden, – Verhardingen zoveel mogelijk voorzien in waterdoorlatende materialen is er geen significant effect op het overstromingsregime te verwachten in vergelijking – Bij vergunningsaanvragen voor ondergrondse constructies dient het effect ervan met de referentiesituatie. de grondwaterstromingen worden nagegaan.

72 IOK plangroep Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 II Beoordeling milieueffecten 1 RUP FITO

– Binnen het plangebied mogelijkheden bieden voor het voorzien van individuele situatie kan dus verwezen worden naar de bespreking van de bestaande toestand waterzuivering zolang de infrastructuur niet aangesloten is op een collectieve rio- (zie DEEL 1, II, 1.4.1 op blz. 15 en DEEL 1, II, 1.4.2 vanaf pg 18). lering. De referentietoestand wordt kort samengevat in 1.1.4 op pg. 71. Waterparagraaf Voor de beoordeling van de effecten op discipline mobiliteit, wordt verwezen naar de Op basis van de getoetste elementen kan een gunstige beoordeling gebeuren met randvoorwaarden voor deze discipline die eerder beschreven werden (zie DEEL 1, betrekking tot de watertoets op planniveau: II, 1.3 op pg. 12 en DEEL 1, II, 1.4.1.5 op pg.18). – De planinhoud lijkt geen aanleiding te geven tot een significant nadelig of scha- delijk effect op het watersysteem. 1.3.3 Analyse van ingrepen – effecten – Op basis van de voorziene reguliere maatregelen en randvoorwaarden lijkt met Ingrepen andere woorden geconcludeerd te kunnen worden dat het plan verenigbaar is met de doelstellingen en beginselen van het decreet integraal waterbeleid. Volgende ingrepen leiden tot mogelijke effecten op de mobiliteit: – De doelstellingen zoals bedoeld in artikel 5 van het decreet op het integraal – Herbestemmen naar een zone voor agrarische handel en landbouw waterbeleid werden in acht genomen bij de opmaak van het plan. Daarbij werd – Activiteiten binnen het plangebied uitgegaan van de relevante beginselen zoals geformuleerd in artikel 6. – Aan landbouw gerelateerde activiteiten Volgende voorwaarden en maatregelen dienen te worden ingewerkt in de rele- – Wonen vante artikels van de stedenbouwkundige voorschriften: – Verkeersafwikkeling en parkeren – Verhardingen zoveel mogelijk voorzien in waterdoorlatende materialen Effecten – Bij vergunningsaanvragen voor ondergrondse constructies dient het effect ervan de grondwaterstromingen worden nagegaan. Met betrekking tot de mobiliteit kunnen bijgevolg volgende effecten verwacht wor- – Binnen het plangebied mogelijkheden bieden voor het voorzien van indivi- den: duele waterzuivering zolang de infrastructuur niet aangesloten is op een col- – verkeersgeneratie - verhoogde wegbelasting lectieve riolering. – impact op verkeersveiligheid en verkeersleefbaarheid in de omgeving Op basis van deze voorwaarden en maatregelen kan met andere woorden ge- concludeerd worden dat het plan de doelstellingen en beginselen, vermeld in ar- 1.3.4 Beoordeling van de effecten tikel 5, 6 en 7 van het decreet integraal waterbeleid, in acht heeft genomen. Verkeersgeneratie - verhoogde wegbelasting 1.3 Beoordeling discipline mobiliteit Het RUP heeft tot doel het ordenen van een gebied, waar reeds bestaande activitei- ten voorkomen en de mogelijkheid voor het uitbreiden van deze activiteiten. Het 1.3.1 Studiegebied bedrijf genereert vervoersbewegingen in functie van personeel, klanten, leveringen en verplaatsingen met de wagenpark van het bedrijf. In eerste instantie vormt het plangebied het studiegebied. . De eventuele relaties Het bedrijf is in hoofdzaak een bedrijf voor aan landbouw gerelateerde handel voor met de omgeving worden wel meegenomen, nl. de invloed op de doorstroming op professionelen. de Bevelse Steenweg en op de kern van Herenthout. De huidige vervoersbewegingen van en naar het bedrijf zijn de volgende: 1.3.2 Referentiesituatie – 90-tal vervoersbewegingen er week door het eigen wagenpark (een personen- wagen, een 2-tal lichte bestelwagens en een gesloten vrachtwagen) Voor de analyse van de mogelijke effecten wordt enerzijds de bestaande toestand – Beperkt aantal vervoersbewegingen van het personeel als referentiesituatie genomen en wordt dus een vergelijking gemaakt tussen de geplande toestand en de bestaande toestand (terreinsituatie). Voor deze referentie-

Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 IOK plangroep 73 DEEL 2 VERZOEK TOT RAADPLEGING

– Verplaatsingen door leveringen: wekelijks komen de leveranciers met een 30-tal in-en uitrit steeds goed moet opgelet worden. Het fietspad loopt ook aan de zijde lichte bestelwagens, 15 gesloten vrachtwagens, 3 vrachtwagens met aanhanger van het bedrijf, waardoor er eveneens goed moet uitgekeken worden bij het in- en en 15 trekkers met opleggers. Het is echter heel variabel per seizoen. uitrijden. – Klanten: wekelijks komen gemiddeld 30 klanten met de wagen, 15 met een wa- In functie van verkeersveiligheid is het aangewezen om slecht op één in en één uitrit gen met aanhangwagen, 10 met een lichte bestelwagen en 10 met de fiets. te voorzien. Deze kunnen ofwel worden gekoppeld op één plaats, of voorzien wor- De huidige verkeersgeneratie van het bedrijf, geeft geen problemen voor de wegbe- den als een afzonderlijke inrit en een afzonderlijke uitrit. Dit in functie van de meest lasting van de Bevelse Steenweg. De verplaatsingen zijn ook zeer verspreid in de optimale toestand ter plaatse, rekening houdende met de vrachtwagens die moeten tijd. kunnen keren. Door de toegang breder te maken en/of op te schuiven, zal ook het gevaar voor het tegen de woning rijden ook worden weggenomen. Bovendien wordt Bij uitbreiding van het bedrijf voorziet het bedrijf geen toename aan het aantal leve- de zichtbaarheid naar het fietsverkeer dan beter, zodat dit de verkeersveiligheid van ranciers verwacht. Ook de toename in personeel zal slechts heel beperkt zijn. de fietsers te goede komt. Indien de in- en uitrit afzonderlijk worden voorzien, zullen Door uitbreiding van het bedrijf, kan het aantal klanten en het aantal verplaatsingen ze, gezien de beperkte breedte aan de straatkant ook relatief gezien dicht bij elkaar met het eigen wagenpark mogelijks wel toenemen. Gezien in het RUP de kleinhan- liggen. del beperkt blijft tot de bestaande, zit de toename in vervoersbewegingen al niet De vervoersbewegingen in het kader van het bedrijf zijn zeer beperkt, zodat de daarin. Er kan worden aangenomen dat de professionele klanten door de uitbreiding invloed op de verkeersveiligheid en de verkeersleefbaarheid beperkt is. Er worden van het aanbod naar hen toe, per bezoek meer zullen meenemen of iets vaker geen significante effecten met betrekking tot verkeersveiligheid en verkeersleef- langskomen. Mogelijks worden ook meer leveringen van producten gedaan aan baarheid verwacht. klanten. De toename aan vervoersbewegingen door een uitbreiding van het bedrijf is er dus wel, maar dit zal eerder beperkt zijn. 1.3.5 Conclusie: maatregelen en aanbevelingen De Bevelse Steenweg is een lokale weg type 1, een verbindingsweg. Het aantal vervoersbewegingen uit de referentiesituatie vormen geen probleem. Moest dit in de Rekening houdend met de volgende maatregelen: toekomst (door het RUP) toenemen, dan wordt ook niet verwacht dat dit een pro- bleem gaat geven, omdat de toename beperkt zal blijven. – Beperkten aandeel kleinhandel tot maximaal tot de huidige verkoopsoppervlakte – Zone gericht op agrarische handel in functie van professionelen. Er worden geen aanzienlijke effecten met betrekking tot verkeersgeneratie en ver- hoogde wegbelasting verwacht op de Bevelse Steenweg. – voorzien in een bredere in-en uitrit, ofwel gekoppeld, ofwel afzonderlijk – Voorzien van voldoende parkeerplaatsen voor personeel, klanten en leveran- Impact op verkeersveiligheid en verkeersleefbaarheid in de omgeving ciers binnen het plangebied. In functie van bezoekers zijn parkeerplaatsen voorzien binnen het plangebied. In de kan geoordeeld worden dat er geen aanzienlijke effecten met betrekking tot de dis- referentiesituatie geeft dit geen bijzondere moeilijkheden, maar in drukke periodes cipline mobiliteit te verwachten zijn. (piekmomenten) is er wel parkeerplaats te kort en wordt ook soms op het naastlig- gende proefveld geparkeerd. Langs de straat kan niet worden geparkeerd. Er zijn geen bijkomende milderende maatregelen noodzakelijk. Alhoewel de toename van vervoersbewegingen beperkt zal blijven, is het bij uitbrei- ding voor het bedrijf wel aangewezen om bijkomende ruimte te voorzien voor par- 1.4 Beoordeling discipline fauna en flora keerplaatsen. Dit om gevaarlijke situaties op het terrein te vermijden en om vracht- wagens te kunnen laten draaien op het terrein, zonder dat er geparkeerde wa- 1.4.1 Studiegebied gen/bestelwagens in de weg staan. De toegang tot het bedrijf loopt nu langs een toegangsweg die vlak langs de be- In eerste instantie vormt het plangebied het studiegebied. . De effecten op de omlig- drijfswoning loopt. Deze toegangsweg is smal voor vrachtwagens om hun bocht te gende natuurwaarden worden eveneens meegenomen. kunnen maken vanaf de Bevelse Steenweg en om er dan ook weer op te geraken. De toegangsweg is ook te smal voor kruisende voertuigen. Bovendien zit er een klein reliëfverschil tussen het plangebied en de Bevelse Steenweg, waardoor bij het

74 IOK plangroep Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 II Beoordeling milieueffecten 1 RUP FITO

1.4.2 Referentiesituatie 1.4.4 Beoordeling van de effecten

Voor de analyse van de mogelijke effecten wordt enerzijds de bestaande toestand Direct biotoopverlies door ruimtebeslag als referentiesituatie genomen en wordt dus een vergelijking gemaakt tussen de Binnen het onderzoeksgebied is een klein gedeelte aangeduid als biologisch waar- geplande toestand en de bestaande toestand (terreinsituatie). Voor deze referentie- devol. In het plangebied wordt deze zone echter niet meegenomen. Zodus zijn er situatie kan dus verwezen worden naar de bespreking van de bestaande toestand binnen het plangebied geen waardevolle natuurelementen aanwezig. (zie DEEL 1, II, 1.4.1 op blz. 15 en DEEL 1, II, 1.4.2 vanaf pg 18). Rondom het plangebied komt er op korte afstand wel waardevolle natuur voor De referentietoestand wordt kort samengevat in 1.1.4 op pg. 71. (Merodese Bossen). De omliggende natuurwaarden worden door de uitbreiding van Voor de beoordeling van de effecten op bodem en water, wordt verwezen naar de de bedrijvigheid binnen het plangebied niet aangetast. randvoorwaarden voor deze discipline die eerder beschreven werden (zie DEEL 1, Het plangebied neemt ruimte in beslag die voor landbouw is bestemd. In deze be- II, 1.3 op pg. 12 en DEEL 1, II, 1.4.1.2 op pg.15). stemming kunnen er evenmin garanties geboden worden voor fauna en flora. Er is er geen direct biotoopverlies door ruimtebeslag te verwachten op de bestaande 1.4.3 Analyse van ingrepen – effecten natuurwaarden in de onmiddellijke omgeving van het plangebied. Ingrepen Barrièrewerking, aantasting van de ecologische verbindingen en de ecolo- Volgende ingrepen leiden tot mogelijke effecten op fauna en flora: gische infrastructuur – Herbestemmen naar een zone voor agrarische handel en landbouw Het plangebied heeft in de referentiesituatie geen functie met betrekking tot ecolo- gische verbindingen of ecologische infrastructuur. Door de hoeveelheid natuurele- – Infrastructuur binnen plangebied menten in de omgeving is er ter hoogte van het huidige bedrijf geen barrièrewerking. – Behoud bestaande bebouwing en verharding Een aanbeveling voor het RUP kan zijn om de bebouwing te bufferen door middel – Aanleg nieuwe bebouwing van een groenbuffer, bestaande uit streekeigen, standplaatsgeschikte soorten. De – Aanleggen bijkomende verharding nieuwe (lijnvormige) elementen, zullen hierdoor mogelijks een rol kunnen vervullen – Activiteiten binnen het plangebied in functie van ecologische infrastructuur en verbinding in de omgeving. – Aan landbouw gerelateerde activiteiten Verstoring van ecologische basiskwaliteit voor fauna door toename van hin- – Wonen der: geluidshinder, lichthinder, verstoring van luchtkwaliteit, visuele hinder en rustverstoring – Verkeersafwikkeling en parkeren Geluidshinder is een effect op fauna dat veroorzaakt wordt door de activiteiten bin- Effecten nen het plangebied. De geluidsproducerende activiteiten van het bedrijf bestaan Met betrekking tot de fauna en flora kunnen bijgevolg volgende effecten verwacht vooral in het af- en aanrijden van voertuigen. worden: In de onmiddellijke omgeving zijn bovendien geen soorten gekend die gevoelig zijn – direct biotoopverlies door ruimtebeslag voor geluidshinder, waardoor hiervoor geen effect verwacht wordt door opmaak van – barrièrewerking, aantasting van de ecologische verbindingen en de ecologische het RUP. infrastructuur Lichthinder kan potentieel directe effecten hebben op fauna. Lichthinder kan een – verstoring van ecologische basiskwaliteit voor fauna door toename van hinder: afname van populaties door barrièrewerking veroorzaken. Ook het broed- en foera- geluidshinder, lichthinder, verstoring van luchtkwaliteit, visuele hinder en rustver- geergedrag kan gewijzigd worden. storing Om potentiële lichthinder te vermijden, is het wenselijk om de verlichting te beper- – eutrofiëring ken tot gerichte verlichting die slechts gebruikt wordt indien strikt noodzakelijk. Op deze manier kan de lichthinder naar de omgeving worden beperkt en wordt er geen significant effect verwacht ten opzichte van de referentiesituatie. De huidige bedrij-

Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 IOK plangroep 75 DEEL 2 VERZOEK TOT RAADPLEGING

vigheid genereert weinig lichthinder. Het serrecomplex dat paalt aan het plangebied, De referentietoestand wordt kort samengevat in 1.1.4 op pg. 71. produceert wel licht, ook soms ’s nachts. In vergelijking hiermee kan gesteld worden Voor de beoordeling van de effecten op discipline mens, wordt verwezen naar de dat het bedrijf niet voor lichthinder zorgt die fauna zal verstoren. randvoorwaarden voor deze discipline die eerder beschreven werden (zie DEEL 1, Er wordt geen aanzienlijke verstoring van luchtkwaliteit, visuele hinder of rustversto- II, 1.3 op pg. 12 en DEEL 1, II, 1.4.1.3 op pg.16). ring verwacht door dit RUP. Eutrofiëring 1.5.3 Analyse van ingrepen – effecten De activiteiten betreffen onder andere de opslag van stoffen die mogelijks bij uitlo- Ingrepen ging schade kunnen veroorzaken voor de bodem en het grondwater. Bij opslag van producten die een gevaar voor uitloging kunnen inhouden (al dan niet incidenteel), Volgende ingrepen leiden tot mogelijke effecten op discipline mens: dienen zich aan de geldende milieuwetgeving te houden. – Herbestemmen naar een zone voor agrarische handel en landbouw Bij navolging van de milieuwetgeving bij vergunningverlening, kan ervan worden – Infrastructuur binnen plangebied uitgegaan dat er geen indirecte impact van eutrofiëring kan ontstaan voor fauna en – Behoud bestaande bebouwing en verharding flora. – Aanleg nieuwe bebouwing 1.4.5 Conclusie: maatregelen en aanbevelingen – Aanleggen bijkomende verharding – Activiteiten binnen het plangebied Er kan geoordeeld worden dat er geen aanzienlijke effecten met betrekking tot de – Aan landbouw gerelateerde activiteiten discipline fauna en flora te verwachten zijn. Er zijn geen milderende maatregelen – Wonen noodzakelijk. – Verkeersafwikkeling en parkeren Volgende aanbevelingen kunnen wel worden meegegeven: Effecten – de bebouwing bufferen door middel van een groenbuffer, bestaande uit streekei- gen, standplaatsgeschikte soorten. Met betrekking tot discipline mens kunnen bijgevolg volgende effecten verwacht worden: – enkel verlichting toelaten indien het gaat om gerichte verlichting die enkel ge- bruikt wordt indien dit strikt noodzakelijk is. – Wijziging grondgebruik met mogelijke gevolgen voor huidige gebruikers: ver- lies/winst aan functies 1.5 beoordeling discipline mens – Verstoring door visuele hinder – Verstoring door lichthinder, geluidshinder, geurhinder 1.5.1 Studiegebied – Wijziging leefkwaliteit en omgevingskwaliteit – Veiligheidsrisico’s In eerste instantie vormt het plangebied het studiegebied. De relaties met het cen- trum van Herenthout en het woonlint langs de Bergense Steenweg worden even- eens meegenomen. 1.5.4 Beoordeling van de effecten Wijziging grondgebruik met mogelijke gevolgen voor huidige gebruikers: ver- 1.5.2 Referentiesituatie lies/winst aan functies Voor de analyse van de mogelijke effecten wordt enerzijds de bestaande toestand Het plangebied bestaat enerzijds door de percelen die nu al in gebruik zijn in functie als referentiesituatie genomen en wordt dus een vergelijking gemaakt tussen de van de bedrijvigheid en anderzijds wordt een strook links van het bestaande bedrijf geplande toestand en de bestaande toestand (terreinsituatie). Voor deze referentie- mee in het plangebied opgenomen in functie van beperkte uitbreidingsmogelijkhe- situatie kan dus verwezen worden naar de bespreking van de bestaande toestand den van het bedrijf. Deze zone die bijkomend opgenomen wordt binnen het plange- (zie DEEL 1, II, 1.4.1 op blz. 15 en DEEL 1, II, 1.4.2 vanaf pg 18). bied is in landbouwgebruik. De eigenaars van het bedrijf, dat een aan landbouwge-

76 IOK plangroep Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 II Beoordeling milieueffecten 1 RUP FITO relateerde activiteit uitgeoefend, verbouwd op deze percelen maïs om aan de klan- ook reeds veel van deze geluiden. Er wordt geen aanzienlijke geluidshinder ver- ten de verschillende soorten te kunnen laten kennismaken. wacht voor de omgeving door dit RUP. Indien het bedrijf dus zou uitbreiden naar een gedeelte van de naastliggende perce- Er wordt door het RUP geen geurhinder verwacht. len, dan verdwijnt een gedeelte van deze activiteiten. Het bedrijf heeft echter langs de andere kant nog ruimte om deze activiteiten uit te voeren + er blijf ook nog een Wijziging leefkwaliteit en omgevingskwaliteit groot stuk van het perceel over om de maïs (of andere gewassen) op te verbouwen. Cf. vorige punten worden er geen aanzienlijke effecten op hinder verwacht voor de De wijziging in grondgebruik treft de landbouwer van het bedrijf zelf. De gevolgen omwonenden. voor het bedrijf zijn echter beperkt. De verdwenen ruimte kan elders gecompen- De bestendiging van de bestaande activiteiten en de mogelijkheid voor beperkte seerd worden voor landbouw, binnen het onderzoeksgebied. uitbreiding die voorzien wordt, schaadt de leefkwaliteit en de omgevingskwaliteit Het agrarisch functioneren wordt door het doorvoeren van een herbestemming niet niet. aangetast gezien het plangebied onmiddellijk aansluit bij een bestaand woonlint en Veiligheidsrisico’s niet dieper indringt in de open ruimte. Binnen het RUP is geen seveso-bedrijf aanwezig. Het plangebied is geen aan- Verstoring door visuele hinder dachtsgebied. Er zijn ook geen seveso-bedrijven binnen een straal van 2000m aan- Het plangebied vormt een ruimte die ruimtelijk sterk begrensd wordt door een aantal wezig. bestaande infrastructuren: een verbindingsweg, een woonlint en een serrecomplex. Het bedrijf verkoopt o.a. gewasbeschermingsproducenten. In functie van de veilig- Hierdoor is het geheel een gesloten en afgebakend geheel. heid en brandveiligheid dienen sommige producten reeds te worden bewaard in een Ingrepen binnen het plangebied zorgen niet voor een grote visuele verstoring, ge- afgesloten kluis, die niet zomaar door iedereen kan worden geopend en er is ook zien de omgeving reeds gedomineerd wordt door opgaande elementen, zoals be- een waterreservoir onder voorzien voor moest er brand uitbreken. woning en serres. In functie van een mogelijke uitbreiding is onduidelijk of er door de uitbreiding van Het plangebied is ook strikt begrensd. Het onderzoeksgebied is sterk ingekrompen de opslag van bepaalde producten het bedrijf ook mogelijks onder de SEVESO- en resulteerde in een strikt begrensd plangebied. Dit betekent dat verdere uitbrei- wetgeving zou kunnen gaan vallen in de toekomst. Het opslaan van gevaarlijke dingen in het omliggende agrarisch gebied niet meer mogelijk zijn voor dit bedrijf. producenten kan, afhankelijk van de hoeveelheid en het gevaar mogelijks onder de Het tussenliggende agrarische landschap wordt niet verder aangetast. seveso-richtlijn vallen bij uitbreiding of indien de regelgeving zou wijzigen. De bestaande bedrijfsgebouwen hebben een agrarische verschijningsvorm en lig- De dienst VR dient te oordelen of de mensveiligheid binnen dit RUP gewaarborgd gen vanaf de weg gezien dieper op het perceel. Nieuwe bebouwing in functie van is. agrarische handel dient ook achteraan, geclusterd op het perceel voorzien worden, met dezelfde agrarische verschijningsvorm. 1.5.5 Conclusie: maatregelen en aanbevelingen Bovendien zal opgelegd worden dat rondom de bedrijfsbebouwing moet voorzien Er kan geoordeeld worden dat er geen aanzienlijke effecten met betrekking tot de worden een groenbuffer. Op deze manier wordt de impact van de kleinschalige discipline mens te verwachten zijn. Er zijn geen milderende maatregelen noodzake- bedrijvigheid op de omgeving beperkt. lijk. Verstoring door lichthinder, geluidshinder, geurhinder Volgende aanbevelingen kunnen wel worden meegegeven: De huidige activiteiten veroorzaken geen lichthinder. Om potentiële lichthinder te – de bedrijfsbebouwing bufferen door middel van een groenbuffer vermijden in de toekomst naar de omwonden toe, is het wenselijk om de verlichting – enkel verlichting toelaten indien het gaat om gerichte verlichting die enkel ge- te beperken tot gerichte verlichting die slechts gebruikt wordt indien strikt noodzake- bruikt wordt indien dit strikt noodzakelijk is. lijk. Op deze manier kan de lichthinder naar de omgeving worden beperkt en wordt er geen significant effect verwacht ten opzichte van de referentiesituatie. – Nieuwe bebouwing in functie van agrarische handel dient te worden voorzien in dezelfde agrarische verschijningsvorm al de bestaande gebouwen. De geluidsproducerende activiteiten van het bedrijf bestaan vooral in het af- en aanrijden van voertuigen. De ligging aan de weg voor doorgaand verkeer maskeert – De nieuwe bedrijfsbebouwing bundelen ter hoogte van de bestaande bedrijfsbe- bouwing achteraan op het perceel.

Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 IOK plangroep 77 DEEL 2 VERZOEK TOT RAADPLEGING

1.6 Beoordeling discipline landschap en erfgoed 1.6.4 Beoordeling van de effecten Wijziging van de ruimtelijke samenhang/landschappelijke structuur: versnip- 1.6.1 Studiegebied pering van het landschap In eerste instantie vormt het plangebied het studiegebied. De omliggende open Het plangebied bevindt zich in een zone die aansluit bij een ingevuld woongebied ruimte en het woonlint worden eveneens mee bekeken. met landelijk karakter langs de Bevelse Steenweg. Langs de achterzijde van het plangebied is een groot serrecomplex aanwezig. Langs de rechterzijde komen een 1.6.2 Referentiesituatie aantal (zonevreemde) woningen voor. Het plangebied is gelegen aan een invalsweg van de gemeente Herenthout. Voor de analyse van de mogelijke effecten wordt enerzijds de bestaande toestand Het plangebied vormt een ruimte die ruimtelijk sterk begrensd wordt door een aantal als referentiesituatie genomen en wordt dus een vergelijking gemaakt tussen de bestaande infrastructuren: een verbindingsweg, een woonlint en een serrecomplex. geplande toestand en de bestaande toestand (terreinsituatie). Voor deze referentie- Hierdoor is het geheel een gesloten en afgebakend geheel. situatie kan dus verwezen worden naar de bespreking van de bestaande toestand Het RUP bestendigt een bestaande, grotendeels vergunde toestand en voorziet een (zie DEEL 1, II, 1.4.1 op blz. 15 en DEEL 1, II, 1.4.2 vanaf pg 18). marge vooruitbreiding. De bijkomende inname van ruimte voor deze uitbreiding vindt De referentietoestand wordt kort samengevat in 1.1.4 op pg. 71. plaats in dit ruimtelijk begrensd en ingesloten gebied. Er wordt ook een groenbuffer Voor de beoordeling van de effecten op landschap en erfgoed, wordt verwezen naar voorzien rondom de bebouwing. de randvoorwaarden voor deze discipline die eerder beschreven werden (zie DEEL De landschappelijke structuur is al sterk verstoord ter hoogte van het plangebied. 1, II, 1.3 op pg. 12 en DEEL 1, II, 1.4.1.4 op pg.17). De uitbreiding van de bestaande bedrijvigheid, achteraan op het perceel en uitge- voerd in een agrarische verschijningsvorm, zal deze landschappelijke samenhang 1.6.3 Analyse van ingrepen – effecten niet verstoren. Er wordt geen bijkomende versnippering van het landschap verwacht door dit RUP. Ingrepen Aantasting van landschappelijke relictwaarden Volgende ingrepen leiden tot mogelijke effecten op landschap en erfgoed Het gedeelte van het plangebied dat nu nog niet in gebruik is in functie van bebou- – Infrastructuur binnen plangebied wing en verharding van het bedrijf, is gelegen in de relictzone ’vallei van de Wimp – Behoud bestaande bebouwing en verharding en de Grote Nete te Herenthout’. Dit is een aanduiding die gemaakt werd in de – Aanleg nieuwe bebouwing landschapsatlas. De relictwaarde werd nog niet verder erkend door middel van aan – Aanleggen bijkomende verharding aanduiding van een landschapsrelict of erfgoedlandschap. In de landschapsatlas wordt over dit relictlandschap volgende vermeld: ‘De afwisse- Effecten ling in dit landschap met de verschillende waterlopen met hun valleien, restanten Met betrekking tot de landschap en erfgoed kunnen bijgevolg volgende effecten van de oude perceelstructuur en wegenpatroon, oude bossen, broekbossen, dreven verwacht worden: en hooilanden weerspiegelt duidelijk de geschiedenis van dit gebied sinds de 18de – wijziging van de ruimtelijke samenhang/landschappelijke structuur: versnippering eeuw. De opvallende reliëfverschillen en de variatie in begroeiing doen een struc- van het landschap tuurrijk landschap ontstaan, waarin open en gesloten vegetaties elkaar afwisselen. De kasteeldreven die het landschap doorkruisen, zorgen, samen met de bomenrij- – aantasting van landschappelijke relictwaarden en, voor filterwerking.’ – wijziging van de landschapsbelevingswaarde/omgevingskwaliteit Het RUP voorziet een compacte uitbreiding in functie van bedrijvigheid, aansluitend – invloed op waardevol onroerend erfgoed aan het bestaande bedrijf. De ingrepen in het plangebied tasten de kenmerkende – schade aan archeologisch erfgoed elementen van het landschap niet aan. Het RUP wijzigt de wijzigt de relictwaarde van de omgeving niet.

78 IOK plangroep Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 II Beoordeling milieueffecten 1 RUP FITO

Wijziging van de landschapsbelevingswaarde/omgevingskwaliteit – Nieuwe bebouwing in functie van agrarische handel dient te worden voorzien in Door het RUP kan mogelijks bijkomende bebouwing voorzien worden ter hoogte van dezelfde agrarische verschijningsvorm al de bestaande gebouwen. de bestaande bedrijfsbebouwing. Langs de zijde van de Bevelse Steenweg blijft de – De nieuwe bedrijfsbebouwing bundelen ter hoogte van de bestaande bedrijfsbe- bedrijfswoning behouden en kan aan de toegang iets worden gewijzigd. Verder bouwing achteraan op het perceel. wijzigt het uitzicht vanaf de straatzijde weinig. Langs de straatzijde is de achterzijde van het aanpalend serrecomplex duidelijk 1.7 Algemene conclusie zichtbaar. Er wordt niet verwacht dat het RUP de omgevingskwaliteit of de landschapsbele- Het RUP wordt opgemaakt voor een bestaand, historisch gegroeid bedrijf voor aan vingswaarde zal verminderen. de landbouw gerelateerde handel voor professionelen en deels ook kleinhandel. Het bedrijf wil graag in de toekomst verder groeien. De huidige ruimte die ze hiervoor ter Invloed op waardevol onroerend erfgoed beschikking hebben is te klein. De bestaande kleinhandel blijft behouden, maar in In de omgeving van het plangebied zijn een aantal gebouwen gelegen die gekend functie van de handel voor professionelen, wordt meer ruimte voorzien in de vorm zijn als waardevol onroerend erfgoed. Het plangebied grenst daar niet rechtstreeks van bijkomende mogelijkheden voor bebouwing en verharding geclusterd rond de aan. Er is ook geen zichtrelatie tussen dit bouwkundig erfgoed en het plangebied. Er bestaande bedrijfsbebouwing. Het plangebied is tegen een woonlint gelegen en op kan dus worden gesteld dat het RUP geen impact heeft op het waardevol onroerend de rand van openruimtegebieden met belangrijke natuurlijke en/of landschappelijke erfgoed in de omgeving ervan. waarden. Het gaat echter om een compacte uitbreiding van een bestaand bedrijf in dezelfde verschijningsvorm. Schade aan archeologisch erfgoed Op basis van de beoordeling van de milieueffecten voor de verschillende relevante Het niet gekend zijn van archeologisch erfgoed in of in de onmiddellijke omgeving disciplines en rekening houdend met de per discipline voorziene milderende maat- van het plangebied betekent niet dat er geen archeologische erfgoed aanwezig kan regelen en aanbevelingen, kan geconcludeerd worden dat geen aanzienlijke milieu- zijn. Er is geen systematische prospectie geweest. Indien na de goedkeuring van effecten verwacht worden t.o.v. de referentiesituatie. het plan uitgravingen gebeuren, dient in geval van vernieling van archeologisch patrimonium, de nodige tijd en middelen ter beschikking stellen om het terrein te onderwerpen aan een archeologisch vooronderzoek en opgraving in geval van vondsten. Bij een vergunningsaanvraag in deze zone ingediend zal het archeologisch traject dat volgt uit de inwerkingtreding van het Onroerenderfgoeddecreet moeten worden gevolgd. Concreet betekent dit dat de aanvrager moet nagaan of een bekrachtigde archeologienota vereist is voor zijn project. Zo ja, dan dient deze toegevoegd te worden aan de aanvraag van de stedenbouwkundige vergun- ning/verkavelingsvergunning, wat betekent dat (een deel van) het archeologisch traject al dient doorlopen te zijn vooraleer men de aanvraag indient.

1.6.5 Conclusie: maatregelen en aanbevelingen

Er kan geoordeeld worden dat er geen aanzienlijke effecten met betrekking tot de discipline landschap en erfgoed te verwachten zijn. Er zijn geen milderende maatre- gelen noodzakelijk. Volgende aanbevelingen kunnen wel worden meegegeven: – de bedrijfsbebouwing bufferen door middel van een groenbuffer

Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 IOK plangroep 79 DEEL 2 VERZOEK TOT RAADPLEGING

2 RUP Atelier C De deeldisciplines ‘geluid’, ‘licht’ en ‘lucht’ worden niet als aparte discipline in aan- merking genomen, maar zullen besproken worden onder de discipline mens (hin- deraspecten) en/of fauna en flora. 2.1 Ingrepen, effecten en relevante milieudisciplines Tabel 10: selectie van relevante en niet relevante disciplines voor het project

2.1.1 Ingrepen Discipline Sleuteldisci- Optiediscipline Niet relevante pline discipline Ingreep Kwalitatieve omschrijving Bodem X Herbestemmen naar woongebied Herbestemmen van woongebied met landelijk karakter Water: grondwater en oppervlaktewater X met landelijk karakter en agrarisch gebied naar woongebied met landelijk karakter. Fauna en flora en biodiversiteit X Infrastructuur binnen plangebied Landschap, bouwkundig erfgoed en X archeologie Behoud bestaande bebouwing en Behoud van de bestaande woning met toonzaal langs verharding de Herentalse Steenweg en behoud van de werkhal Mens – ruimtelijke aspecten en hinder X Aanleg nieuwe bebouwing (eventueel, op termijn) in functie van uitbreiding van Mens- mobiliteit X bedrijvigheid of in functie van wonen Geluid X Aanleggen bijkomende verharding Verharding in functie van de bedrijfsactiviteiten en in X functie van bereikbaarheid van de woning Licht Activiteiten binnen het plangebied Lucht (gezondheid) X Bestendigen van de met wonen Houtbewerking (of andere, met wonen verweefbare Warmte en stralingen X verweefbare bedrijvigheid bedrijvigheid) Energie- en grondstofvoorraden X Wonen Bedrijfswoning of na stopzetting bedrijvigheid woonge- Klimaat X legenheid/woongelegenheden Verkeersafwikkeling en parkeren Cliënteel, bewoners, leveranciers 2.1.3 Analyse van mogelijk voorkomende effecten

2.1.2 Selectie van relevante milieudisciplines Ingreep- effectschema In de planMER-screening worden de effecten van het plan op de verschillende dis- Onderstaand ingreep-effectschema geeft een overzicht van de verder te onder- ciplines onderzocht. Voor de evaluatie van de effecten die het project teweeg zal zoeken effecten per ingreep voor de verschillende milieudisciplines. brengen worden bepaalde disciplines als relevant beschouwd. Er wordt een onder- scheid gemaakt tussen deze sleuteldisciplines, optiedisciplines en niet relevante disciplines. Het feit dat bepaalde ingrepen binnen bepaalde milieudisciplines onomkeerbare en dus permanente effecten veroorzaken, klasseert hen onder de noemer sleuteldisci- plines. De disciplines warmte en straling’, ‘klimaat’ en ‘aanspraak op energie- en grondstof- voorraden’ worden niet weerhouden als relevante discipline in het kader van dit RUP. Deze disciplines dienen dus niet onderzocht te worden; de aard en omvang van de ingrepen is immers niet van die aard dat een significant effect binnen deze disciplines kan verwacht worden.

80 IOK plangroep Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 II Beoordeling milieueffecten 2 RUP Atelier C

Tabel 11: ingreep-effectenschema structies worden mogelijkheden geboden voor onderhoudswerken, verbouwen, beperkt uitbreiden, e.d.

Onderzoeksdisciplines

2.2 Beoordeling discipline Bodem en water

ed en ed

Water Mobiliteit en Fauna Flora Mens Erfgo landschap Bodem 2.2.1 Studiegebied Ingrepen In eerste instantie vormt het plangebied het studiegebied. De relaties met de bo- Herbestemmen naar woongebied met N N MS MS MS N demgesteldheid en de watergevoeligheid worden ook meegenomen binnen het landelijk karakter studiegebied. Infrastructuur binnen plangebied MS MS N MS MS MS Activiteiten binnen het plangebied N N MS MS MS N 2.2.2 Referentiesituatie N: waarschijnlijk niet significant effect; evt. effect zeer beperkt in omgang en tijd / MS: mogelijk significant effect / S: waarschijnlijk significant effect(T): tijdelijk effect / (P): periodiek effect / (ind): indirect effect Voor de analyse van de mogelijke effecten wordt enerzijds de bestaande toestand De tabel doet geen uitspraak over effectief significante effecten maar laat wel toe op als referentiesituatie genomen en wordt dus een vergelijking gemaakt tussen de basis van mogelijk significante effecten en waarschijnlijk significante effecten een geplande toestand en de bestaande toestand (terreinsituatie). Voor deze referentie- selectie te maken van nader te onderzoeken ingreep – effectrelaties: verder te on- situatie kan dus verwezen worden naar de bespreking van de bestaande toestand derzoeken zijn de effecten die als MS (mogelijk significant) worden aangeduid. (zie DEEL 1, II, 2.4.1 op blz. 34 en DEEL 1, II, 2.4.2 vanaf pg 36). De disciplines “bodem” en “water” worden doorgaans samen besproken gezien de De referentietoestand wordt kort samengevat in 2.1.4 op pg. 81. nauwe afstemming binnen het fysisch systeem. Voor de beoordeling van de effecten op bodem en water, wordt verwezen naar de De disciplines “mens” en “fauna en flora” zijn receptordisciplines. Effecten op het randvoorwaarden voor deze discipline die eerder beschreven werden (zie DEEL 1, vlak van “lucht en geur”, “geluid en trillingen”, “licht, warmte en straling”,… concen- II, 2.3 op pg. 32 en DEEL 1, II, 2.4.1.1 op pg.34). treren zich doorgaans op een indirecte manier op deze receptordisciplines. De op- tiedisciplines “geluid” en “licht” worden daarom niet afzonderlijk onderzocht en be- 2.2.3 Analyse van ingrepen – effecten oordeeld, maar wel meegenomen in de beoordeling bij “mens” en “fauna en flora”. Ingrepen 2.1.4 Referentietoestand Volgende ingrepen leiden tot mogelijke effecten op de disciplines bodem en water: – Infrastructuur binnen plangebied Voor de analyse van de mogelijke effecten wordt de bestaande toestand als referen- tiesituatie genomen en wordt dus een vergelijking gemaakt tussen de geplande – Behoud bestaande bebouwing en verharding toestand en de bestaande toestand (terreinsituatie). Voor deze referentiesituatie kan – Aanleg nieuwe bebouwing dus verwezen worden naar de bespreking van de bestaande toestand (zie DEEL 1, – Aanleggen bijkomende verharding II, 2.4 op blz. 34). Effecten Als referentietoestand wordt beschouwd: Met betrekking tot de disciplines bodem en water kunnen bijgevolg volgende effec- – Een bestaande (vergunde) woning met toonzaal aan de Herentalse Steenweg ten verwacht worden: – Een achterliggende (vergunde) werkhal die gebruikt wordt in functie van een lokale schrijnwerkerij/houtbewerking Mogelijk te onderzoeken: – Bestaande verhardingen – Verstoring van de bodemlagen en het natuurlijk reliëf In het nulalternatief moet rekening worden gehouden dat de bestaande bebouwing – Verstoring van de waterhuishouding: en activiteiten vergund zijn. In functie van de basisrechten voor zonevreemde con-

Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 IOK plangroep 81 DEEL 2 VERZOEK TOT RAADPLEGING

– Verstoring van infiltratiemogelijkheden en waterbergend vermogen Het plangebied is gelegen in collectief te optimaliseren buitengebied. Dit betekent – Verstoring van het overstromingsregime (veiligheid) dat er nog geen aansluiting is op riolering die aangesloten is door een RWZI. Dit zal in een latere fase nog gerealiseerd worden. – Aantasting van de waterkwaliteit In het RUP dient te worden voorzien dat binnen het plangebied mogelijkheden moe- – Aantasting grondwaterstromingen - verdroging ten worden geboden in functie van individuele waterzuivering in zolang de infra- structuur niet aangesloten is op riolering. De activiteiten die zullen plaatsvinden 2.2.4 Beoordeling van de effecten binnen het plangebied genereren verder geen bijzondere aantasting van de water- kwaliteit. Verstoring van de bodemlagen en het natuurlijk reliëf Bij vergunningsaanvragen binnen het plangebied zal de geldende wetgeving hier- Behoudens de eventuele aanleg bijkomende bebouwing en evt bijkomende verhar- omtrent dienen te worden gevolgd. ding, is er nagenoeg geen verstoring van de bodemlagen. Door betreding kan er een verdichting van de bodem bekomen op bepaalde plaatsen, maar dit kan niet als Er worden geen aanzienlijke effecten op de waterkwaliteit (grondwater of oppervlak- problematisch ervaren. tewater) verwacht. Het plangebied is in een vlak gebied gelegen. De invulling van het plangebied ver- Aantasting grondwaterstromingen – verdroging oorzaakt geen hinder aan het natuurlijk reliëf. Het plangebied ligt in een zone die matig gevoelig is voor grondwaterstromingen Verstoring van de waterhuishouding: (type 2). Verstoring van infiltratiemogelijkheden en waterbergend vermogen Indien er in een type 2 gebied een ondergrondse constructie wordt gebouwd met een diepte van meer dan 5m of een horizontale lengte van meer dan 100 m dient Het plangebied ligt in een zone die gevoelig is voor infiltratie. Door de aanleg van advies aangevraagd te worden bij de bevoegde adviesinstantie. bijkomende infrastructuur of verharding in die zone, kunnen de infiltratiemogelijkhe- den mogelijk plaatselijk worden verstoord. Bij vergunningsaanvragen voor ondergrondse constructies dient cf. de geldende sectorale wetgeving advies gevraagd worden in functie van de effecten ervan de Het systeem van infiltratie van hemelwater naar grondwater moet in evenwicht ge- grondwaterstromingen. houden worden. Aangezien de mogelijke verhardingen en bebouwing gelegen zijn op een bodem die infiltratiegevoelig is, dienen de verhardingen waar mogelijk zoveel Er worden cf. de voorziene ingrepen geen aanzienlijke effecten verwacht op grond- mogelijk worden beperkt of te worden voorzien met een waterdoorlatend karakter. waterstromingen met verdroging tot gevolg. De hemelwaterverordening dient te worden gevolgd. 2.2.5 Conclusie: maatregelen en aanbevelingen Er worden geen aanzienlijke effecten verwacht. Er kan geoordeeld worden dat er geen aanzienlijke effecten met betrekking tot de Verstoring van het overstromingsregime (veiligheid) discipline bodem en water te verwachten zijn. Er zijn geen milderende maatregelen Gezien het plangebied niet gelegen is binnen een risicozone (NOG, overstromings- noodzakelijk. gevoelig gebied), lijkt de veiligheid tegen overstromingen gegarandeerd. Er is verder Volgende aanbevelingen kunnen wel worden meegegeven: geen schadelijk effect te verwachten indien het hemelwater wordt afgekoppeld van de verharde oppervlakte, wordt opgevangen en nuttig verbruikt. Het overtollige re- – Verhardingen zoveel mogelijk voorzien in waterdoorlatende materialen genwater dient ter plaatse te infiltreren. Indien deze maatregelen genomen worden, – Bij vergunningsaanvragen voor ondergrondse constructies dient het effect ervan is er geen significant effect op het overstromingsregime te verwachten in vergelijking de grondwaterstromingen worden nagegaan. met de referentiesituatie. – Binnen het plangebied mogelijkheden bieden voor het voorzien van individuele Aantasting van de waterkwaliteit waterzuivering zolang de infrastructuur niet aangesloten is op een collectieve rio- lering. Oppervlaktewaterkwaliteit kan aangetast worden door lozing via zowel punt- als diffuse lozingen. Grondwaterkwaliteit kan aangetast worden door uitloging en lekken van verontreinigende stoffen in de bodem.

82 IOK plangroep Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 II Beoordeling milieueffecten 2 RUP Atelier C

Waterparagraaf Voor de beoordeling van de effecten op mobiliteit, wordt verwezen naar de rand- Op basis van de getoetste elementen kan een gunstige beoordeling gebeuren met voorwaarden voor deze discipline die eerder beschreven werden (zie DEEL 1, II, 2.3 betrekking tot de watertoets op planniveau: op pg. 32 en DEEL 1, II, 2.4.1.5 op pg.36). – De planinhoud lijkt geen aanleiding te geven tot een significant nadelig of scha- delijk effect op het watersysteem. 2.3.3 Analyse van ingrepen – effecten – Op basis van de voorziene reguliere maatregelen en randvoorwaarden lijkt met Ingrepen andere woorden geconcludeerd te kunnen worden dat het plan verenigbaar is Volgende ingrepen leiden tot mogelijke effecten op de mobiliteit: met de doelstellingen en beginselen van het decreet integraal waterbeleid. – De doelstellingen zoals bedoeld in artikel 5 van het decreet op het integraal – Herbestemmen naar woongebied met landelijk karakter waterbeleid werden in acht genomen bij de opmaak van het plan. Daarbij werd – Activiteiten binnen het plangebied uitgegaan van de relevante beginselen zoals geformuleerd in artikel 6. – Bestendigen van de met wonen verweefbare bedrijvigheid Volgende voorwaarden en maatregelen dienen te worden ingewerkt in de rele- – Wonen vante artikels van de stedenbouwkundige voorschriften: – Verkeersafwikkeling en parkeren – Verhardingen zoveel mogelijk voorzien in waterdoorlatende materialen Effecten – Bij vergunningsaanvragen voor ondergrondse constructies dient het effect ervan de grondwaterstromingen worden nagegaan. Met betrekking tot de mobiliteit kunnen bijgevolg volgende effecten verwacht wor- den: – Binnen het plangebied mogelijkheden bieden voor het voorzien van indivi- duele waterzuivering zolang de infrastructuur niet aangesloten is op een col- – verkeersgeneratie - verhoogde wegbelasting lectieve riolering. – impact op verkeersveiligheid en verkeersleefbaarheid in de omgeving Op basis van deze voorwaarden en maatregelen kan met andere woorden gecon- cludeerd worden dat het plan de doelstellingen en beginselen, vermeld in artikel 5, 6 2.3.4 Beoordeling van de effecten en 7 van het decreet integraal waterbeleid, in acht heeft genomen. Verkeersgeneratie - verhoogde wegbelasting 2.3 Beoordeling discipline mobiliteit Het RUP heeft tot doel het ordenen van een gebied, waar reeds bestaande activitei- ten voorkomen. De bestaande bedrijfsactiviteiten in deze zone genereren vervoers- bewegingen. Dit aantal blijft voornamelijk beperkt tot transporten voor leveringen 2.3.1 Studiegebied van materiaal, de verplaatsingen van de personeelsleden en van bewoners en een In eerste instantie vormt het plangebied het studiegebied. De eventuele relaties met beperkt aantal klanten. de omgeving worden wel meegenomen, nl. de invloed op de doorstroming op de Er wordt op korte termijn niet voorzien in een toename van het personeelsbestand Herentalse Steenweg en op de kern van Herenthout. of het aantal klanten en leveranciers. Ook het aantal woongelegenheden zal in eer- ste instantie niet toenemen. In het RUP worden binnen het plangebied verweefbare 2.3.2 Referentiesituatie bedrijfsactiviteiten toegelaten. Dit betekent dat sterk vervoersgenererende activitei- ten binnen het plangebied niet wenselijk zijn. Voor de analyse van de mogelijke effecten wordt enerzijds de bestaande toestand In de toekomst kan de bedrijvigheid wel beperkt uitbreiden is een toename van het als referentiesituatie genomen en wordt dus een vergelijking gemaakt tussen de aantal woongelegenheden eventueel mogelijk. Dit betekent een iets grotere ver- geplande toestand en de bestaande toestand (terreinsituatie). Voor deze referentie- keersgeneratie. situatie kan dus verwezen worden naar de bespreking van de bestaande toestand (zie DEEL 1, II, 2.4.1 op blz. 34 en DEEL 1, II, 2.4.2 vanaf pg 36). De Herentalse Steenweg is een lokale weg type 1, een verbindingsweg. Het beperkt aantal vervoersbewegingen uit de referentiesituatie vormen geen probleem. Moest De referentietoestand wordt kort samengevat in 2.1.4 op pg. 81. dit in de toekomst (door het RUP) beperkt toenemen, dan betekent dit nog geen

Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 IOK plangroep 83 DEEL 2 VERZOEK TOT RAADPLEGING

bijkomend probleem. Sterk vervoersgenererende activiteiten zijn hier echter niet op situatie kan dus verwezen worden naar de bespreking van de bestaande toestand hun plaats en dienen te worden uitgesloten. (zie DEEL 1, II, 2.4.1 op blz. 34 en DEEL 1, II, 2.4.2 vanaf pg 36). Er worden geen aanzienlijke effecten met betrekking tot verkeersgeneratie en ver- De referentietoestand wordt kort samengevat in 2.1.4 op pg. 81. hoogde wegbelasting verwacht op de Herentalse Steenweg. Voor de beoordeling van de effecten op fauna en flora, wordt verwezen naar de Impact op verkeersveiligheid en verkeersleefbaarheid in de omgeving randvoorwaarden voor deze disciplines die eerder beschreven werden (zie DEEL 1, II, 2.3 op pg. 32 en DEEL 1, II, 2.4.1.2 op pg.34). In functie van bezoekers zijn parkeerplaatsen voorzien binnen het plangebied. In functie van verkeersveiligheid is het aangewezen om slecht op één plaats een in- 2.4.3 Analyse van ingrepen – effecten en uitrit te voorzien langs de Herentalse Steenweg in functie van de bedrijvigheid, om zo weinig mogelijk conflictpunten te hebben met de verbindingsweg en met het Ingrepen aanwezige fietspad. Volgende ingrepen leiden tot mogelijke effecten op fauna en flora: De vervoersbewegingen in het kader van het bedrijf zijn zeer beperkt, zodat de invloed op de verkeersveiligheid en de verkeersleefbaarheid beperkt is. Er worden – Herbestemmen naar woongebied met landelijk karakter geen significante effecten met betrekking tot verkeersveiligheid en verkeersleef- – Infrastructuur binnen plangebied baarheid verwacht. – Behoud bestaande bebouwing en verharding – Aanleg nieuwe bebouwing 2.3.5 Conclusie: maatregelen en aanbevelingen – Aanleggen bijkomende verharding Er kan geoordeeld worden dat er geen aanzienlijke effecten met betrekking tot de – Activiteiten binnen het plangebied discipline mobiliteit te verwachten zijn. Er zijn geen milderende maatregelen nood- – Bestendigen van de met wonen verweefbare bedrijvigheid zakelijk. – Wonen Volgende aanbevelingen kunnen wel worden meegegeven: – Verkeersafwikkeling en parkeren – Steeds voldoende parkeerplaatsen voorzien voor klanten/werknemers op eigen Effecten terrein. Met betrekking tot de fauna en flora kunnen bijgevolg volgende effecten verwacht – Geen sterk vervoersgenererende activiteiten toelaten worden: – Voorzien van slechts één in- en uitrit naar de Herentalse Steenweg in functie van bedrijvigheid – direct biotoopverlies door ruimtebeslag – barrièrewerking, aantasting van de ecologische verbindingen en de ecologische 2.4 Beoordeling discipline fauna en flora infrastructuur – verstoring van ecologische basiskwaliteit voor fauna door toename van hinder: geluidshinder, lichthinder, verstoring van luchtkwaliteit, visuele hinder en rustver- 2.4.1 Studiegebied storing In eerste instantie vormt het plangebied het studiegebied. De effecten op de omlig- – eutrofiëring gende natuurwaarden worden eveneens meegenomen. 2.4.4 Beoordeling van de effecten 2.4.2 Referentiesituatie Direct biotoopverlies door ruimtebeslag Voor de analyse van de mogelijke effecten wordt enerzijds de bestaande toestand Het plangebied neemt ruimte in beslag die enerzijds voor landbouw en anderzijds als referentiesituatie genomen en wordt dus een vergelijking gemaakt tussen de voor een beperkt stuk voor wonen is bestemd. Zowel in woongebied en landbouw- geplande toestand en de bestaande toestand (terreinsituatie). Voor deze referentie- gebied kunnen er geen garanties geboden worden voor fauna en flora. In het plan-

84 IOK plangroep Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 II Beoordeling milieueffecten 2 RUP Atelier C gebied zelf komen geen natuurwaarden voor. Ten zuiden van het plangebied komt, Lichthinder kan potentieel directe effecten hebben op fauna. Lichthinder kan een op hetzelfde perceel een stuk bebossing voor. Deze bebossing is niet op de kaart afname van populaties door barrièrewerking veroorzaken. Ook het broed- en foera- met de boskartering terug te vinden of op de biologische waarderingskaart. Moge- geergedrag kan gewijzigd worden. lijks heeft deze bebossing geen bijzondere natuurwaarde. Het is echter niet nodig Om potentiële lichthinder te vermijden, is het wenselijk om de verlichting te beper- om deze bebossing binnen het plangebied op te nemen. De zone is nu niet in ge- ken tot gerichte verlichting die slechts gebruikt wordt indien strikt noodzakelijk. Op bruik en dient in de toekomst ook als dusdanig worden behouden. Een verdere deze manier kan de lichthinder naar de omgeving worden beperkt en wordt er geen uitbreiding van het plangebied in de richting van de bebossing is niet aangewezen. significant effect verwacht ten opzichte van de referentiesituatie. De huidige bedrij- Langs de Herentalse Steenweg is het plangebied volledig omgeven door bewoning vigheid genereert geen lichthinder. Ingrepen binnen het plangebied resulteren niet in biotoopverlies door ruimtebeslag Er wordt geen aanzienlijke verstoring van luchtkwaliteit, visuele hinder of rustversto- in de open ruimte. ring verwacht door dit RUP. Er is er geen direct biotoopverlies door ruimtebeslag te verwachten op de bestaande natuurwaarden in de onmiddellijke omgeving van het plangebied. Eutrofiëring Door toepassing van de milieureglementering i.v.m. lozingen (zie discipline bodem Barrièrewerking, aantasting van de ecologische verbindingen en de ecolo- en water) kan ervan worden uitgegaan dat er geen indirecte impact van eutrofiëring gische infrastructuur kan ontstaan voor fauna en flora. Het plangebied is gelegen in een woonlint vlak bij de kern van Herenthout. Er zijn in of in de omgeving van het plangebied nauwelijks kleine landschapselementen aan- 2.4.5 Conclusie: maatregelen en aanbevelingen wezig die kunnen fungeren voor ecologische verbinding. Enkel ten zuiden van het plangebied is een bebost gedeelte aanwezig. In functie van ecologische infrastruc- Er kan geoordeeld worden dat er geen aanzienlijke effecten met betrekking tot de tuur vormt het een aanbeveling om deze bebossing te behouden. discipline fauna en flora te verwachten zijn. Er zijn geen milderende maatregelen In vergelijking met de referentiesituaties wordt er geen effect op barrièrewerking of noodzakelijk. aantasting van de ecologische verbindingen en de ecologische infrastructuur ver- Volgende aanbevelingen kunnen wel worden meegegeven: wacht. – de bebouwing bufferen door middel van een groenbuffer, bestaande uit streekei- Een aanbeveling voor het RUP kan zijn om de bebouwing te bufferen door middel gen, standplaatsgeschikte soorten. van een groenbuffer, bestaande uit streekeigen, standplaatsgeschikte soorten. De – enkel verlichting toelaten indien het gaat om gerichte verlichting die enkel ge- nieuwe (lijnvormige) elementen, zullen hierdoor mogelijks een rol kunnen vervullen bruikt wordt indien dit strikt noodzakelijk is. in functie van ecologische infrastructuur en verbinding in de omgeving. – onderbrengen van geluidsproducerende activiteiten in afgesloten ruimtes Verstoring van ecologische basiskwaliteit voor fauna door toename van hin- der: geluidshinder, lichthinder, verstoring van luchtkwaliteit, visuele hinder en rustverstoring 2.5 Beoordeling discipline mens Geluidshinder is een effect op fauna dat veroorzaakt wordt door de activiteiten bin- nen het plangebied. De activiteiten die plaatsvinden binnen het plangebied veroor- 2.5.1 Studiegebied zaken geluid (houtbewerking). Aangezien de activiteiten binnen plaatsvinden en In eerste instantie vormt het plangebied het studiegebied. De relaties met het cen- overdag plaatsvinden, is er zeer weinig hinder naar de omgeving te verwachten. trum van Herenthout en het woonlint langs de Herentalse Steenweg worden even- Het aantal vervoersbewegingen is beperkt en zal niet zorgen voor aanzienlijke ge- eens meegenomen. luidshinder. De ligging aan de weg voor doorgaand verkeer maskeert ook reeds veel. In de onmiddellijke omgeving zijn bovendien geen soorten gekend die gevoelig 2.5.2 Referentiesituatie zijn voor geluidshinder, waardoor hiervoor geen effect verwacht wordt door opmaak van het RUP. Voor de analyse van de mogelijke effecten wordt enerzijds de bestaande toestand als referentiesituatie genomen en wordt dus een vergelijking gemaakt tussen de

Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 IOK plangroep 85 DEEL 2 VERZOEK TOT RAADPLEGING

geplande toestand en de bestaande toestand (terreinsituatie). Voor deze referentie- 2.5.4 Beoordeling van de effecten situatie kan dus verwezen worden naar de bespreking van de bestaande toestand (zie DEEL 1, II, 2.4.1 op blz. 34 en DEEL 1, II, 2.4.2 vanaf pg 36). Wijziging grondgebruik met mogelijke gevolgen voor huidige gebruikers: ver- De referentietoestand wordt kort samengevat in 2.1.4 op pg. 81. lies/winst aan functies Voor de beoordeling van de effecten op discipline mens, wordt verwezen naar de De zone die wordt opgenomen binnen het plangebied is op dit moment reeds volle- randvoorwaarden voor deze disciplines die eerder beschreven werden (zie DEEL 1, dig in gebruik als bedrijfswoning met toonzaal en tuin, bedrijfsgebouw en omliggen- II, 2.3 op pg. 32 en DEEL 1, II, 2.4.1.3 op pg.34). de verharding. De constructies zijn ook vergund. Het RUP wordt opgemaakt in func- tie van de bestaande bedrijvigheid en betekent dus geen wijziging in grondgebruik. 2.5.3 Analyse van ingrepen – effecten In vergelijking met het nulalternatief verdwijnt er een gedeelte dat gelegen is in agra- risch gebied/HAG. Deze zone is echter reeds geruime tijd niet meer in agrarisch Ingrepen gebruik. Er wordt aldus ook geen impact op het functioneren van de landbouwstruc- tuur verwacht. De impact op het HAG wordt beschreven in DEEL 1, II, 2.6.4 op pg Volgende ingrepen leiden tot mogelijke effecten op discipline mens: 40. – Herbestemmen naar woongebied met landelijk karakter Verstoring door visuele hinder – Infrastructuur binnen plangebied Eventuele uitbreidingen voor bedrijvigheid dienen zich steeds te bevinden tussen de – Behoud bestaande bebouwing en verharding bestaande bedrijfsbebouwing en de voorliggende woning. Een verdere uitbreiding in – Aanleg nieuwe bebouwing de richting van de open ruimte wordt niet toegelaten. Op deze manier, wordt ge- – Aanleggen bijkomende verharding zorgd dat het open landschap niet verder aangesneden wordt en kan dit niet zorgen – Activiteiten binnen het plangebied voor visuele hinder van de naastliggende woningen. – Bestendigen van de met wonen verweefbare bedrijvigheid Bovendien zal opgelegd worden dat rondom de bedrijfsbebouwing moet voorzien worden een groenbuffer. Op deze manier wordt de impact van de kleinschalige – Wonen bedrijvigheid op de omgeving beperkt. – Verkeersafwikkeling en parkeren Verstoring door lichthinder, geluidshinder, geurhinder Effecten De huidige activiteiten veroorzaken geen lichthinder. Om potentiële lichthinder te Met betrekking tot discipline mens kunnen bijgevolg volgende effecten verwacht vermijden in de toekomst naar de omwonden toe, is het wenselijk om de verlichting worden: te beperken tot gerichte verlichting die slechts gebruikt wordt indien strikt noodzake- – Wijziging grondgebruik met mogelijke gevolgen voor huidige gebruikers: ver- lijk. Op deze manier kan de lichthinder naar de omgeving worden beperkt en wordt lies/winst aan functies er geen significant effect verwacht ten opzichte van de referentiesituatie. – Verstoring door visuele hinder De activiteiten die plaatsvinden binnen het plangebied veroorzaken geluid (houtbe- – Verstoring door lichthinder, geluidshinder, geurhinder werking). Aangezien de activiteiten binnen plaatsvinden en overdag plaatsvinden, is er zeer weinig hinder naar de omgeving te verwachten. – Wijziging leefkwaliteit en omgevingskwaliteit Het aantal vervoersbewegingen is beperkt en zal niet zorgen voor aanzienlijke ge- – Veiligheidsrisico’s luidshinder. De ligging aan de weg voor doorgaand verkeer maskeert ook reeds veel. Er wordt geen geluidshinder verwacht voor de omgeving indien de activiteiten die geluid produceren binnen plaatsvinden in akoestisch geïsoleerde ruimten. Er wordt door het RUP geen geurhinder verwacht. Om hinderlijke elementen ook in de toekomst te vermijden dient in deze zone te worden voorzien dat enkel met wonen verweefbare bedrijvigheid toegelaten is.

86 IOK plangroep Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 II Beoordeling milieueffecten 2 RUP Atelier C

Wijziging leefkwaliteit en omgevingskwaliteit De referentietoestand wordt kort samengevat in 2.1.4 op pg. 81. Cf. vorige punten worden er geen aanzienlijke effecten op hinder verwacht. Voor de beoordeling van de effecten op landschap en erfgoed, wordt verwezen naar De bestendiging van de bestaande activiteiten en de eventuele beperkte uitbreiding, de randvoorwaarden voor deze discipline die eerder beschreven werden (zie DEEL schaden de leefkwaliteit en de omgevingskwaliteit niet. 1, II, 2.3 op pg. 32 en DEEL 1, II, 2.4.1.4 op pg.35). Veiligheidsrisico’s 2.6.3 Analyse van ingrepen – effecten Binnen het RUP is geen seveso-bedrijf aanwezig. Er zijn ook geen seveso-bedrijven binnen een straal van 2000m aanwezig en de vestiging van een Seveso-bedrijf Ingrepen binnen het plangebied is uitgesloten. Voor wat betreft het aspect externe mensvei- Volgende ingrepen leiden tot mogelijke effecten op de disciplines bodem en water: ligheid stelt er zich in dit geval geen probleem en dient er voor het betrokken RUP geen RVR te worden opgemaakt. – Infrastructuur binnen plangebied – Behoud bestaande bebouwing en verharding Het advies van de online RVR toets is opgenomen in bijlage. – Aanleg nieuwe bebouwing 2.5.5 Conclusie: maatregelen en aanbevelingen – Aanleggen bijkomende verharding Effecten Er kan geoordeeld worden dat er geen aanzienlijke effecten met betrekking tot de discipline mens te verwachten zijn. Er zijn geen milderende maatregelen noodzake- – wijziging van de ruimtelijke samenhang/landschappelijke structuur: versnippering lijk. van het landschap Volgende aanbevelingen kunnen wel worden meegegeven: – aantasting van landschappelijke relictwaarden – de bedrijfsbebouwing bufferen door middel van een groenbuffer – wijziging van de landschapsbelevingswaarde/omgevingskwaliteit – enkel verlichting toelaten indien het gaat om gerichte verlichting die enkel ge- – invloed op waardevol onroerend erfgoed bruikt wordt indien dit strikt noodzakelijk is. – schade aan archeologisch erfgoed – onderbrengen van geluidsproducerende activiteiten in afgesloten ruimtes – enkel bedrijvigheid toelaten die met wonen verweefbaar is. 2.6.4 Beoordeling van de effecten Wijziging van de ruimtelijke samenhang/landschappelijke structuur: versnip- 2.6 Beoordeling discipline landschap en erfgoed pering van het landschap Het plangebied is langs voor omgeven door residentiële bebouwing langs de Heren- 2.6.1 Studiegebied talse Steenweg en het plangebied ligt op korte afstand van de bebouwde kern van Herenthout. In eerste instantie vormt het plangebied het studiegebied. De omliggende open ruimte en het woonlint worden eveneens mee bekeken. Het RUP bestendigt een bestaande, vergunde toestand. Het RUP heeft geen bijko- mende impact op de open ruimte en is inpasbaar in de landschappelijke omgeving. 2.6.2 Referentiesituatie Indien een groenbuffer voorzien wordt rondom de bebouwing, wordt de bebouwing nog beter ingepast in het omliggende landschap door het bedrijfsgebouw deels aan Voor de analyse van de mogelijke effecten wordt enerzijds de bestaande toestand het zicht te onttrekken. als referentiesituatie genomen en wordt dus een vergelijking gemaakt tussen de Er wordt geen bijkomende versnippering van het landschap verwacht door dit RUP. geplande toestand en de bestaande toestand (terreinsituatie). Voor deze referentie- situatie kan dus verwezen worden naar de bespreking van de bestaande toestand Aantasting van landschappelijke relictwaarden (zie DEEL 1, II, 2.4.1 op blz. 34 en DEEL 1, II, 2.4.2 vanaf pg 36). Het RUP betekent gaan aantasting van landschappen met een relictwaarde.

Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 IOK plangroep 87 DEEL 2 VERZOEK TOT RAADPLEGING

Wijziging van de landschapsbelevingswaarde/omgevingskwaliteit Er zijn geen bijkomende milderende maatregelen noodzakelijk. De bebouwing maakt deel uit van een woonlint. Mogelijks kan er, vb. na stopzetting Volgende aanbevelingen kunnen wel worden meegegeven: van de bedrijvigheid nieuwe residentiële bebouwing gerealiseerd worden. Het plan- – De bedrijfsbebouwing bufferen door middel van een groenbuffer gebied is in een woonlint gelegen, waarvan in het GRS is opgenomen dat deze kunnen ingevuld worden aan lage dichtheid. Nieuwe bebouwing langs de Herental- se Steenweg zal dus steeds inpasbaar moeten zijn in het bestaande straatbeeld. 2.7 Algemene conclusie Residentiële bebouwing kan ook enkel toegelaten worden langs de Herentalse Steenweg. Bebouwing op de tweede lijn is niet toegelaten. Dit RUP wordt opgemaakt in functie van het bieden van rechtszekerheid voor het bestaande, met wonen verweefbare bedrijf. De activiteiten zijn toelaatbaar op deze Invloed op waardevol onroerend erfgoed plaats. Dit type van kleinschalige bedrijvigheid kan toegelaten blijven op deze Het RUP heeft geen impact op het waardevol onroerend erfgoed dat in de omgeving plaats. ervan gelegen is. Op basis van de beoordeling van de milieueffecten voor de verschillende relevante Schade aan archeologisch erfgoed disciplines en rekening houdend met de per discipline voorziene milderende maat- regelen en aanbevelingen, kan geconcludeerd worden dat geen aanzienlijke milieu- Het niet gekend zijn van archeologisch erfgoed in of in de onmiddellijke omgeving effecten verwacht worden t.o.v. de referentiesituatie. van het plangebied betekent niet dat er geen archeologische erfgoed aanwezig kan zijn. Er is geen systematische prospectie geweest. Indien na de goedkeuring van het plan uitgravingen gebeuren, dient in geval van vernieling van archeologisch patrimonium, de nodige tijd en middelen ter beschikking stellen om het terrein te onderwerpen aan een archeologisch vooronderzoek en opgraving in geval van vondsten. Bij een vergunningsaanvraag in deze zone zal het archeologisch traject dat volgt uit de inwerkingtreding van het Onroerenderfgoeddecreet moeten worden gevolgd. Concreet betekent dit dat de aanvrager moet nagaan of een bekrachtigde archeolo- gienota vereist is voor zijn project. Zo ja, dan dient deze toegevoegd te worden aan de aanvraag van de stedenbouwkundige vergunning/verkavelingsvergunning, wat betekent dat (een deel van) het archeologisch traject al dient doorlopen te zijn voor- aleer men de aanvraag indient.

2.6.5 Conclusie: maatregelen en aanbevelingen

Rekening houdend met de voorziene maatregelen: – Uitbreiding van bedrijfsbebouwing dient zich steeds te bevinden tussen de be- staande bedrijfsbebouwing en de woning. Uitbreiding in de richting van de open ruimte is niet toegelaten. – De bebouwing langs de zijde van de Herentalse Steenweg dient rekening te houden met de schaal van de bebouwing uit de omgeving. Nieuwe bebouwing moet inpasbaar zijn in het straatbeeld. – Geen bebouwing in tweede lijn toelaten kan geoordeeld worden dat er geen aanzienlijke effecten met betrekking tot de dis- cipline landschap en erfgoed te verwachten zijn.

88 IOK plangroep Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 II Beoordeling milieueffecten 3 RUP stal Harrie Theeuwes

van de ingrepen is immers niet van die aard dat een significant effect binnen deze 3 RUP stal Harrie Theeuwes disciplines kan verwacht worden. De deeldisciplines ‘geluid’, ‘licht’ en ‘lucht’ worden niet als aparte discipline in aan- merking genomen, maar zullen besproken worden onder de discipline mens (hin- 3.1 Ingrepen, effecten en relevante milieudisciplines deraspecten) en/of fauna en flora. 3.1.1 Ingrepen Tabel 12: selectie van relevante en niet relevante disciplines voor het project Discipline Sleuteldisci- Optiediscipline Niet relevante Ingreep Kwalitatieve omschrijving pline discipline Herbestemmen naar agrarisch gebied Herbestemmen van agrarisch gebied met recre- Bodem X atieve functies naar agrarisch gebied X Infrastructuur binnen plangebied Water: grondwater en oppervlaktewater X Aanleg nieuwe bebouwing In functie van een nieuwe inloopstal Fauna en flora en biodiversiteit Landschap, bouwkundig erfgoed en X Behoud bestaande bebouwing en ver- Behoud van de bestaande agrarische gebouwen archeologie harding en twee bedrijfswoningen Mens – ruimtelijke aspecten en hinder X Aanleggen bijkomende verharding Verharding in functie van de agrarische activitei- ten Mens- mobiliteit X Afbraak constructies De boogloods en enkele andere constructies Geluid X zullen worden afgebroken. Licht X Activiteiten binnen het plangebied Lucht (gezondheid) X Agrarische activiteiten Paardenfokkerij en handelsstal Warmte en stralingen X Ontvangstruimte/kleinschalig café Voormalige cafetaria die gebruikt wordt als ontvangsruimte van het bedrijf en ook bezocht Energie- en grondstofvoorraden X wordt door fietsers en wandelaars. Klimaat X Wonen Twee bedrijfswoningen Verkeersafwikkeling en parkeren Cliënteel, bewoners, leveranciers 3.1.3 Analyse van mogelijk voorkomende effecten 3.1.2 Selectie van relevante milieudisciplines Ingreep- effectschema Onderstaand ingreep-effectschema geeft een overzicht van de verder te onder- In de planMER-screening worden de effecten van het plan op de verschillende dis- zoeken effecten per ingreep voor de verschillende milieudisciplines. ciplines onderzocht. Voor de evaluatie van de effecten die het project teweeg zal brengen worden bepaalde disciplines als relevant beschouwd. Er wordt een onder- scheid gemaakt tussen deze sleuteldisciplines, optiedisciplines en niet relevante disciplines. Het feit dat bepaalde ingrepen binnen bepaalde milieudisciplines onomkeerbare en dus permanente effecten veroorzaken, klasseert hen onder de noemer sleuteldisci- plines. De disciplines warmte en straling’, ‘klimaat’ en ‘aanspraak op energie- en grondstof- voorraden’ worden niet weerhouden als relevante discipline in het kader van dit RUP. Deze disciplines dienen dus niet onderzocht te worden; de aard en omvang

Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 IOK plangroep 89 DEEL 2 VERZOEK TOT RAADPLEGING

Tabel 13: ingreep-effectenschema Een tweede referentietoestand is het nulalternatief: – Het plangebied is voor het grootste gedeelte gelegen in een RUP met als be-

Onderzoeksdisciplines

stemming: ‘agrarisch gebied met ruimte voor paardenhouderij en manege. Bin-

nen dit RUP worden mogelijkheden gegeven voor agrarische bebouwing en voor

ed en ed

uitbating voor de recreatieve activiteiten van een manege.

– In het nulalternatief heeft het bedrijf geen mogelijkheden om vergunningen aan

Bodem Water Mobiliteit en Fauna Flora Mens Erfgo landschap Ingrepen te vragen voor bijkomende agrarische bebouwing aansluitend bij de bestaande bebouwing omdat dan de grens van het RUP overschreden wordt en er regels Herbestemmen naar agrarisch gebied N N MS MS MS N zijn vastgelegd met betrekking tot bebouwing en deze grens. Indien het bedrijf Infrastructuur binnen plangebied MS MS N MS MS MS dus wil bijkomende agrarische bebouwing realiseren, dan kan dit enkel buiten Activiteiten binnen het plangebied N N MS MS MS N het plangebied en dus verder weg van de bestaande bebouwing. N: waarschijnlijk niet significant effect; evt.effect zeer beperkt in omgang en tijd / MS: mogelijk significant effect / S: waarschijnlijk significant effect(T): tijdelijk effect / (P): periodiek effect / (ind): indirect effect 3.2 Beoordeling discipline Bodem en water De tabel doet geen uitspraak over effectief significante effecten maar laat wel toe op basis van mogelijk significante effecten en waarschijnlijk significante effecten een 3.2.1 Studiegebied selectie te maken van nader te onderzoeken ingreep – effectrelaties: verder te on- derzoeken zijn de effecten die als MS (mogelijk significant) worden aangeduid. In eerste instantie vormt het plangebied het studiegebied. De relaties met de bo- De disciplines “bodem” en “water” worden doorgaans samen besproken gezien de demgesteldheid en de watergevoeligheid worden ook meegenomen binnen het nauwe afstemming binnen het fysisch systeem. studiegebied. De disciplines “mens” en “fauna en flora” zijn receptordisciplines. Effecten op het vlak van “lucht en geur”, “geluid en trillingen”, “licht, warmte en straling”,… concen- 3.2.2 Referentiesituatie treren zich doorgaans op een indirecte manier op deze receptordisciplines. De op- Voor de analyse van de mogelijke effecten wordt enerzijds de bestaande toestand tiedisciplines “geluid” en “licht” worden daarom niet afzonderlijk onderzocht en be- als referentiesituatie genomen en wordt dus een vergelijking gemaakt tussen de oordeeld, maar wel meegenomen in de beoordeling bij “mens” en “fauna en flora”. geplande toestand en de bestaande toestand (terreinsituatie). Voor deze referentie- situatie kan dus verwezen worden naar de bespreking van de bestaande toestand 3.1.4 Referentietoestand (zie DEEL 1, II, 3.4.1 op blz. 50 en 0 vanaf pg 52). Voor de analyse van de mogelijke effecten wordt de bestaande toestand als referen- De referentietoestand wordt kort samengevat in 3.1.4 op pg. 90. tiesituatie genomen en wordt dus een vergelijking gemaakt tussen de geplande Voor de beoordeling van de effecten op bodem en water, wordt verwezen naar de toestand en de bestaande toestand (terreinsituatie). Voor deze referentiesituatie kan randvoorwaarden voor deze discipline die eerder beschreven werden (zie DEEL 1, dus verwezen worden naar de bespreking van de bestaande toestand (zie DEEL 1, II, 3.3 op pg. 47 en DEEL 1, II, 3.4.1.1 op pg. 50). II, 1.4 op blz. 15). Als referentietoestand wordt beschouwd: 3.2.3 Analyse van ingrepen – effecten – Een bestaande paardenfokkerij en handelsstal Ingrepen – Bestaande (grotendeels vergunde) bebouwing met o.a. een voormalige manege Volgende ingrepen leiden tot mogelijke effecten op de disciplines bodem en water: met cafetaria, een boogloods (niet vergund), stallingen, een stapmolen en twee bedrijfswoningen – Infrastructuur binnen plangebied – Bestaande verhardingen – Aanleg nieuwe bebouwing – Agrarisch grondgebruik in de onmiddellijke omgeving – Behoud bestaande bebouwing en verharding

90 IOK plangroep Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 II Beoordeling milieueffecten 3 RUP stal Harrie Theeuwes

– Aanleggen bijkomende verharding Verstoring van het overstromingsregime (veiligheid) – Afbraak constructies Gezien het plangebied niet gelegen is binnen een risicozone (NOG, overstromings- gevoelig gebied), lijkt de veiligheid tegen overstromingen gegarandeerd. Er is verder Effecten geen schadelijk effect te verwachten indien het hemelwater wordt afgekoppeld van Met betrekking tot de disciplines bodem en water kunnen bijgevolg volgende effec- de verharde oppervlakte, wordt opgevangen en nuttig verbruikt. Het overtollige re- ten verwacht worden: genwater dient ter plaatse te infiltreren. Indien deze maatregelen genomen worden, Mogelijk te onderzoeken: is er geen significant effect op het overstromingsregime te verwachten in vergelijking met de referentiesituatie. – Verstoring van de bodemlagen en het natuurlijk reliëf Ten zuiden van het plangebied is er wel een overstromingsgevoelig gebied aanwe- – Verstoring van de waterhuishouding: zig dat samengaat met de Nijlense Beek. – Verstoring van infiltratiemogelijkheden en waterbergend vermogen Aantasting van de waterkwaliteit – Verstoring van het overstromingsregime (veiligheid) Oppervlaktewaterkwaliteit kan aangetast worden door lozing via zowel punt- als – Aantasting van de waterkwaliteit diffuse lozingen. Grondwaterkwaliteit kan aangetast worden door uitloging en lekken – Aantasting grondwaterstromingen - verdroging van verontreinigende stoffen in de bodem. – Wijziging van het afvoerregime van de ontvangende waterloop Het plangebied is gelegen in collectief te optimaliseren buitengebied. Dit betekent dat er nog geen aansluiting is op riolering die aangesloten is door een RWZI. Dit zal 3.2.4 Beoordeling van de effecten in een latere fase nog gerealiseerd worden. In het RUP dient te worden voorzien dat binnen het plangebied mogelijkheden moe- Verstoring van de bodemlagen en het natuurlijk reliëf ten worden geboden in functie van individuele waterzuivering in zolang de infra- Behoudens de aanleg bijkomende bebouwing en evt bijkomende verharding, is er structuur niet aangesloten is op riolering. De activiteiten die zullen plaatsvinden nagenoeg geen verstoring van de bodemlagen. Door betreding wordt een verdich- binnen het plangebied genereren verder geen bijzondere aantasting van de water- ting van de bodem bekomen op bepaalde plaatsen, maar dit kan niet als problema- kwaliteit. tisch ervaren. Bij vergunningsaanvragen binnen het plangebied zal de geldende wetgeving hier- Het plangebied is in een vlak gebied gelegen. De invulling van het plangebied ver- omtrent dienen te worden gevolgd. oorzaakt geen hinder aan het natuurlijk reliëf. Er worden geen aanzienlijke effecten op de waterkwaliteit verwacht. Verstoring van de waterhuishouding: Aantasting grondwaterstromingen – verdroging Verstoring van infiltratiemogelijkheden en waterbergend vermogen Het grootste gedeelte van het plangebied ligt in een zone die matig gevoelig is voor Het plangebied ligt in een zone die gevoelig is voor infiltratie. Door de aanleg van grondwaterstromingen (type 2). Het zuidelijke gedeelte van het plangebied ligt in bijkomende infrastructuur of verharding in die zone, worden de infiltratiemogelijkhe- een zone die gevoelig is voor grondwaterstromingen (type 1). den mogelijk plaatselijk verstoord. Indien er in een type 1 gebied een ondergrondse constructie wordt gebouwd met Het systeem van infiltratie van hemelwater naar grondwater moet in evenwicht ge- een diepte van meer dan 3m of een horizontale lengte van meer dan 50 m dient houden worden. Aangezien de mogelijke verhardingen en bebouwing gelegen zijn advies aangevraagd te worden bij de bevoegde adviesinstantie. op een bodem die infiltratiegevoelig is, dienen de verhardingen waar mogelijk zoveel Indien er in een type 2 gebied een ondergrondse constructie wordt gebouwd met mogelijk worden beperkt of te worden voorzien met een waterdoorlatend karakter. een diepte van meer dan 5m of een horizontale lengte van meer dan 100 m dient Met name voor de parkeerplaatsen is het aangewezen om deze aan te leggen in advies aangevraagd te worden bij de bevoegde adviesinstantie. waterdoorlatende verharding. Bij vergunningsaanvragen voor ondergrondse constructies, dient cf. de geldende De hemelwaterverordening dient te worden gevolgd. sectorale wetgeving advies gevraagd worden in functie van de effecten ervan de Er worden geen aanzienlijke effecten verwacht. grondwaterstromingen.

Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 IOK plangroep 91 DEEL 2 VERZOEK TOT RAADPLEGING

Er worden door de voorziene ingrepen geen aanzienlijke effecten verwacht op – Bij een stedenbouwkundige vergunningaanvraag dient in functie van bepaal- grondwaterstromingen met verdroging tot gevolg. de ondergrondse constructie advies gevraagd worden aan de betreffende Wijziging van het afvoerregime van de ontvangende waterloop adviesinstantie in functie van beperken van effecten op grondwaterstromin- gen. Op ca. 100m ten zuiden van het plangebied ligt de Nijlense Beek, een waterloop – Binnen het plangebied mogelijkheden bieden voor het voorzien van indivi- van tweede categorie. duele waterzuivering zolang de infrastructuur niet aangesloten is op een col- Het hemelwater zal cf. de hemelwaterverordening worden opgevangen. Hierbij staat lectieve riolering. infiltratie voorop. De ingrepen binnen het plangebied zullen geen wijzigingen in het Op basis van deze voorwaarden en maatregelen kan met andere woorden ge- afvoerregime van de Nijlense Beek veroorzaken. Er worden met betrekking tot het concludeerd worden dat het plan de doelstellingen en beginselen, vermeld in ar- afvoerregime van de Nijlense Beek geen effecten verwacht. tikel 5, 6 en 7 van het decreet integraal waterbeleid, in acht heeft genomen.

3.2.5 Conclusie: maatregelen en aanbevelingen 3.3 Beoordeling discipline mobiliteit Er kan geoordeeld worden dat er geen aanzienlijke effecten met betrekking tot de discipline bodem en water te verwachten zijn. Er zijn geen milderende maatregelen 3.3.1 Studiegebied noodzakelijk. Volgende aanbevelingen kunnen wel worden meegegeven: In eerste instantie vormt het plangebied het studiegebied. De eventuele relaties met de omgeving worden wel meegenomen, nl. de invloed op de omliggende landelijke – Verhardingen zoveel mogelijk voorzien in waterdoorlatende materialen wegen. – Bij een stedenbouwkundige vergunningaanvraag dient in functie van bepaalde ondergrondse constructie advies gevraagd worden aan de betreffende adviesin- 3.3.2 Referentiesituatie stantie in functie van beperken van effecten op grondwaterstromingen. – Binnen het plangebied mogelijkheden bieden voor het voorzien van individuele Voor de analyse van de mogelijke effecten wordt enerzijds de bestaande toestand waterzuivering zolang de infrastructuur niet aangesloten is op een collectieve rio- als referentiesituatie genomen en wordt dus een vergelijking gemaakt tussen de lering. geplande toestand en de bestaande toestand (terreinsituatie). Voor deze referentie- situatie kan dus verwezen worden naar de bespreking van de bestaande toestand Waterparagraaf (zie DEEL 1, II, 3.4.1 op blz. 50 en 0 vanaf pg 52). Op basis van de getoetste elementen kan een gunstige beoordeling gebeuren met De referentietoestand wordt kort samengevat in 3.1.4 op pg. 90. betrekking tot de watertoets op planniveau: Voor de beoordeling van de effecten op mobiliteit, wordt verwezen naar de rand- – De planinhoud lijkt geen aanleiding te geven tot een significant nadelig of scha- voorwaarden voor deze discipline die eerder beschreven werden (zie DEEL 1, II, 3.3 delijk effect op het watersysteem. op pg. 47 en DEEL 1, II, 3.4.1.5 op pg. 52). – Op basis van de voorziene reguliere maatregelen en randvoorwaarden lijkt met andere woorden geconcludeerd te kunnen worden dat het plan verenigbaar is 3.3.3 Analyse van ingrepen – effecten met de doelstellingen en beginselen van het decreet integraal waterbeleid. – De doelstellingen zoals bedoeld in artikel 5 van het decreet op het integraal Ingrepen waterbeleid werden in acht genomen bij de opmaak van het plan. Daarbij werd Volgende ingrepen leiden tot mogelijke effecten op de mobiliteit: uitgegaan van de relevante beginselen zoals geformuleerd in artikel 6. – Herbestemmen naar agrarisch gebied Volgende voorwaarden en maatregelen dienen te worden ingewerkt in de rele- – Activiteiten binnen het plangebied vante artikels van de stedenbouwkundige voorschriften: – Agrarische activiteiten – Verhardingen zoveel mogelijk voorzien in waterdoorlatende materialen – Kleinschalig café/ontvangstruimte

92 IOK plangroep Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 II Beoordeling milieueffecten 3 RUP stal Harrie Theeuwes

– Wonen Impact op verkeersveiligheid en verkeersleefbaarheid in de omgeving – Verkeersafwikkeling en parkeren Gezien de verkeersgeneratie van en naar het bedrijf beperkt is, wordt er ook geen Effecten impact op de verkeersveiligheid en verkeersleefbaarheid voor de omgeving ver- wacht. Het bedrijf heeft voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein, zodat er niet Met betrekking tot de mobiliteit kunnen bijgevolg volgende effecten verwacht wor- dient te worden geparkeerd op de openbare weg wat gevolgen zou kunnen hebben den: op verkeersveiligheid. – verkeersgeneratie - verhoogde wegbelasting De weg Zelle wordt veelvuldig als sluipweg van en naar het nabijgelegen bedrijven- – impact op verkeersveiligheid en verkeersleefbaarheid in de omgeving terrein gebruikt. De verkeersveiligheid en verkeersleefbaarheid wordt vooral hier- door bepaald. 3.3.4 Beoordeling van de effecten 3.3.5 Conclusie: maatregelen en aanbevelingen Verkeersgeneratie - verhoogde wegbelasting Rekening houdend met de voorziene maatregelen: Het RUP voorziet een herbestemming van een agrarisch gebied met recreatieve nevenbestemming naar agrarisch gebied. Dit betekent dat de nieuwe functie minder – Voorzien van een herbestemming naar hoofdfunctie landbouw dynamisch is, dan wat cf. het vorige RUP mogelijk was. De recreatieve activiteiten – Behoud van een agrarisch bedrijf met ontvangstruimte/ kleinschalig café. Deze uit het vorig RUP (met manege) zijn niet meer toegelaten. De paardenfokkerij en de ontvangstruimte kan niet worden afgesplitst als een horeca-activiteit zonder bin- handelsstal betreffen agrarische activiteiten die weinig vervoersbewegingen met ding met het bedrijf. De bestaande oppervlakte kan behouden blijven, maar geen zich mee brengen. Als het bedrijf zich volledig op de site kan richten, dienen boven- verdere uitbreidingen mogelijk. dien ook geen verplaatsingen meer te worden gemaakt tussen het gedeelte van het kan geoordeeld worden dat er geen aanzienlijke effecten met betrekking tot de dis- bedrijf in Zandhoven en het gedeelte in Herenthout. cipline mobiliteit te verwachten zijn. De voormalige cafetaria, in gebruik als ontvangstruimte, maar ook nog deels ge- Er zijn geen bijkomende milderende maatregelen noodzakelijk. bruikt als kleinschalig café voor langskomende fietsers en wandelaars. Sommige bezoekers komen eveneens met de auto, maar in hoofdzaak zijn het toch wande- laars en fietsers. De ligging van de bestaande constructies in de onmiddellijke om- 3.4 Beoordeling discipline fauna en flora geving van een fietsknooppuntennetwerk en een aan een functionele fietsroute geven hiertoe aanleiding. Er is in de omgeving ook geen andere stopplaats aanwe- 3.4.1 Studiegebied zig waar de fietsers iets kunnen drinken. Deze ontvangstruimte is vergund en gele- gen binnen de bestaande, vergunde constructies. Dit dient beperkt te blijven tot de In eerste instantie vormt het plangebied het studiegebied. De effecten op de omlig- huidige oppervlakte, zodat dit niet ongewenst kan uitgroeien tot losstaande horeca- gende natuurwaarden worden eveneens meegenomen. zaak met een ongewenste dynamiek. De verkeersgeneratie zal, in vergelijking met de bestaande toestand dezelfde blij- 3.4.2 Referentiesituatie ven, of licht dalen (bij volledige verplaatsing van alle bedrijfsactiviteiten op deze site). In functie van het nulalternatief zal de verkeersgeneratie potentieel sterk dalen. Voor de analyse van de mogelijke effecten wordt enerzijds de bestaande toestand als referentiesituatie genomen en wordt dus een vergelijking gemaakt tussen de In vergelijking met de het nulalternatief (manege) wordt de verkeersgeneratie ver- geplande toestand en de bestaande toestand (terreinsituatie). Voor deze referentie- wacht door het RUP niet groter ingeschat, eerder kleiner. situatie kan dus verwezen worden naar de bespreking van de bestaande toestand Er zijn geen effecten te verwachten met betrekking tot verkeersgeneratie en ver- (zie DEEL 1, II, 3.4.1 op blz. 50 en 0 vanaf pg 52). hoogde wegbelasting. De referentietoestand wordt kort samengevat in 3.1.4 op pg. 90.

Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 IOK plangroep 93 DEEL 2 VERZOEK TOT RAADPLEGING

Voor de beoordeling van de effecten op fauna en flora, wordt verwezen naar de Er wordt geen specifiek biotoopverlies door ruimtebeslag verwacht in vergelijking randvoorwaarden voor deze discipline die eerder beschreven werden (zie DEEL 1, met de referentiesituaties. II, 3.3 op pg. 47 en DEEL 1, II, 3.4.1.2 op pg. 50). Barrièrewerking, aantasting van de ecologische verbindingen en de ecolo- gische infrastructuur 3.4.3 Analyse van ingrepen – effecten Het plangebied ligt te midden van een open agrarisch gebied. In dit agrarisch gebied Ingrepen komen op verschillende plaatsen perceelsrandbegroeiing voor. Volgende ingrepen leiden tot mogelijke effecten op fauna en flora: In vergelijking met de referentiesituaties wordt er geen effect op barrièrewerking of aantasting van de ecologische verbindingen en de ecologische infrastructuur ver- – Herbestemmen naar agrarisch gebied wacht. – Infrastructuur binnen plangebied Een aanbeveling voor het RUP kan zijn om de bestaande of nieuwe bebouwing te – Aanleg nieuwe bebouwing bufferen door middel van een groenbuffer, bestaande uit streekeigen, standplaats- – Behoud bestaande bebouwing en verharding geschikte soorten. De nieuwe (lijnvormige) elementen, zullen hierdoor mogelijks een – Aanleggen bijkomende verharding rol kunnen vervullen in functie van ecologische infrastructuur en verbinding in de omgeving. – Afbraak constructies – Activiteiten binnen het plangebied Verstoring van ecologische basiskwaliteit voor fauna door toename van hin- der: geluidshinder, lichthinder, verstoring van luchtkwaliteit, visuele hinder en – Agrarische activiteiten rustverstoring – Kleinschalig cafe/ontvangstruimte Door het RUP wordt geen aanzienlijke effecten verwacht met betrekking tot geluids- – Wonen hinder, lichthinder, verstoring van de luchtkwaliteit, visuele hinder en rustverstoring – Verkeersafwikkeling en parkeren voor fauna in flora in vergelijking met de bestaande toestand en in vergelijking met het nulalternatief. Effecten Lichthinder kan potentieel directe effecten hebben op fauna. Lichthinder kan een Met betrekking tot de fauna en flora kunnen bijgevolg volgende effecten verwacht afname van populaties door barrièrewerking veroorzaken. Ook het broed- en foera- worden: geergedrag kan gewijzigd worden. – direct biotoopverlies door ruimtebeslag Het plangebied is vlakbij een autosnelweg en een bedrijventerrein gelegen waar – barrièrewerking, aantasting van de ecologische verbindingen en de ecologische reeds veel verlichting aanwezig is. Om bijkomende lichthinder te vermijden, is het infrastructuur wenselijk om de verlichting te beperken tot gerichte verlichting die slechts gebruikt – verstoring van ecologische basiskwaliteit voor fauna door toename van hinder: wordt indien strikt noodzakelijk. Op deze manier kan de lichthinder naar de omge- geluidshinder, lichthinder, verstoring van luchtkwaliteit, visuele hinder en rustver- ving worden beperkt en wordt er geen significant effect verwacht ten opzichte van storing de referentiesituatie. – vermesting, eutrofiëring, verzuring en verontreiniging Doordat het nulalternatief meer mogelijkheden bood naar recreatie toe, was daar potentieel meer kans op hinder door de groter dynamiek van de activiteiten. Door de 3.4.4 Beoordeling van de effecten herbestemming terug naar landbouwgebied is dit niet meer het geval. Er wordt geen aanzienlijke verstoring van luchtkwaliteit, visuele hinder of rustversto- Direct biotoopverlies door ruimtebeslag ring verwacht door dit RUP. Binnen het plangebied zijn geen waardevolle natuurelementen aanwezig. Vermesting, eutrofiëring, verzuring en verontreiniging Het RUP herbestemt de bestemming agrarisch gebied ter hoogte van een bestaand Via water en lucht kunnen eutrofiërende middelen in gebieden worden gebracht die agrarisch gebied. Ten opzichte het nulalternatief verdwijnen de recreatieve neven- de nutriëntenbalans kunnen verstoren. activiteiten.

94 IOK plangroep Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 II Beoordeling milieueffecten 3 RUP stal Harrie Theeuwes

Bij vergunningverlening moet worden toegekeken dat de kwaliteit van het grondwa- Voor de beoordeling van de effecten op mobiliteit, wordt verwezen naar de rand- ter niet in gevaar wordt gebracht. Het eventuele afvalwater mag niet ongezuiverd voorwaarden voor deze discipline die eerder beschreven werden (zie DEEL 1, II, 3.3 worden geloosd. op pg. 47 en DEEL 1, II, 3.4.1.3 op pg. 51). Met betrekking tot effecten op vermesting, kan worden gesteld dat de geldende wetgeving daaromtrent dient te worden gevolgd op bedrijfsniveau. 3.5.3 Analyse van ingrepen – effecten

Door toepassing van de milieureglementering i.v.m. lozingen (zie discipline bodem Ingrepen en water) en vermesting (mestdecreet) kan ervan worden uitgegaan dat er geen indirecte impact van eutrofiëring kan ontstaan voor fauna en flora. Volgende ingrepen leiden tot mogelijke effecten op discipline mens: – Herbestemmen naar agrarisch gebied 3.4.5 Conclusie: maatregelen en aanbevelingen – Infrastructuur binnen plangebied Er kan geoordeeld worden dat er geen aanzienlijke effecten met betrekking tot de – Aanleg nieuwe bebouwing discipline fauna en flora te verwachten zijn. Er zijn geen milderende maatregelen – Behoud bestaande bebouwing en verharding noodzakelijk. – Aanleggen bijkomende verharding Volgende aanbeveling kan wel worden meegegeven: – Afbraak constructies – de bestaande/nieuwe bebouwing bufferen door middel van een groenbuffer, – Activiteiten binnen het plangebied bestaande uit streekeigen, standplaatsgeschikte soorten. – Agrarische activiteiten – Bij vergunningverlening nagaan of aan de geldende sectorale regelgeving wordt – Kleinschalig cafe/ontvangstruimte voldaan, vb. mestdecreet, lozingen, e.d. – Wonen – enkel verlichting toelaten indien het gaat om gerichte verlichting die enkel ge- – Verkeersafwikkeling en parkeren bruikt wordt indien dit strikt noodzakelijk is. Effecten 3.5 Beoordeling discipline mens Met betrekking tot discipline mens kunnen bijgevolg volgende effecten verwacht worden: 3.5.1 Studiegebied – Wijziging grondgebruik met mogelijke gevolgen voor huidige gebruikers: ver- lies/winst aan functies In eerste instantie vormt het plangebied het studiegebied. De relaties met de ver- – Wijziging leefkwaliteit en omgevingskwaliteit spreide bebouwing en het nabij gelegen bedrijventerrein worden wel meegenomen. – Verstoring door visuele hinder 3.5.2 Referentiesituatie – Verstoring door lichthinder, geluidshinder, geurhinder – Veiligheidsrisico’s Voor de analyse van de mogelijke effecten wordt enerzijds de bestaande toestand als referentiesituatie genomen en wordt dus een vergelijking gemaakt tussen de 3.5.4 Beoordeling van de effecten geplande toestand en de bestaande toestand (terreinsituatie). Voor deze referentie- situatie kan dus verwezen worden naar de bespreking van de bestaande toestand Wijziging grondgebruik met mogelijke gevolgen voor huidige gebruikers: ver- (zie DEEL 1, II, 3.4.1 op blz. 50 en 0 vanaf pg 52). lies/winst aan functies De referentietoestand wordt kort samengevat in 3.1.4 op pg. 90. In de bestaande toestand is het volledige plangebied in agrarisch gebruik door het bedrijf zelf. Ook de gronden omliggend zijn in gebruik door het bedrijf. Er zijn in de bestaande toestand geen manege-activiteiten meer aanwezig.

Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 IOK plangroep 95 DEEL 2 VERZOEK TOT RAADPLEGING

Door het RUP zal het grondgebruik niet wijzigen ten opzichte van de bestaande De agrarische activiteiten zijn te midden van een in werking zijnde agrarisch gebied toestand. Ten opzichte van het nulalternatief verdwijnt een locatie die ook in functie op zijn plaats. De agrarische activiteiten van het RUP schaden de leefkwaliteit en de van recreatie (manege) kon gebruikt worden. omgevingskwaliteit van de omgeving niet. De ontvangstruimte/kleinschalig café bevindt zich in de voormalige cafetaria van de Veiligheidsrisico’s manege en vergund een binnen de bestaande constructie gelegen. Binnen het RUP is geen seveso-bedrijf aanwezig. Het plangebied geen aandachts- De twee bestaande bedrijfswoningen worden als bedrijfswoningen in het RUP be- gebied. Binnen de 2000m van het plangebied is een Seveso-bedrijf aanwezig (Air houden. Liquide). De dienst VR dient te oordelen of de mensveiligheid binnen dit RUP ge- Het plangebied is gelegen in HAG. Er wordt geen impact op het functioneren van de waarborgd is. landbouwstructuur verwacht. De impact op het HAG wordt beschreven in DEEL 1, II, 3.6.4 op pg. 59. 3.5.5 Conclusie: maatregelen en aanbevelingen Er worden geen gevolgen van de huidige gebruikers verwacht door het RUP. Er kan geoordeeld worden dat er geen aanzienlijke effecten met betrekking tot de Verstoring door visuele hinder discipline mens te verwachten zijn. Er zijn geen milderende maatregelen noodzake- Door het RUP kan mogelijk bijkomende constructies in functie van de agrarische lijk. activiteit worden gebouwd. Nieuwe agrarische bebouwing van dit bedrijf zal geclus- Volgende aanbeveling kan wel worden meegegeven: terd zijn rond de bestaande bebouwing. – voorzien van een groenbuffer rond de bebouwing binnen het plangebied Deze bebouwing zal vergelijkbaar zijn met de agrarische bebouwing in de omgeving – enkel verlichting toelaten indien het gaat om gerichte verlichting die enkel ge- en is inpasbaar in het agrarisch gebied. Het is een aandachtspunt om te voorzien bruikt wordt indien dit strikt noodzakelijk is. dat de gebouwen een groenbuffer moeten krijgen . Verstoring door lichthinder, geluidshinder, geurhinder 3.6 Beoordeling discipline landschap en erfgoed Het plangebied is vlakbij een autosnelweg en een bedrijventerrein gelegen waar reeds veel verlichting aanwezig is. Om bijkomende lichthinder te vermijden, is het 3.6.1 Studiegebied wenselijk om de verlichting te beperken tot gerichte verlichting die slechts gebruikt wordt indien strikt noodzakelijk. Op deze manier kan de lichthinder naar de omge- In eerste instantie vormt het plangebied het studiegebied. De omliggende open ving worden beperkt en wordt er geen significant effect verwacht ten opzichte van ruimte wordt eveneens mee bekeken. de referentiesituatie. De activiteiten binnen het plangebied veroorzaken geen geluidshinder. Het gaat om 3.6.2 Referentiesituatie het uitvoeren van agrarische activiteiten in een agrarisch gebied. Voor de analyse van de mogelijke effecten wordt enerzijds de bestaande toestand De activiteiten binnen het plangebied brengen geen aanzienlijke geurhinder met als referentiesituatie genomen en wordt dus een vergelijking gemaakt tussen de zich mee in vergelijking met de bestaande toestand en in vergelijking met het nulal- geplande toestand en de bestaande toestand (terreinsituatie). Voor deze referentie- ternatief. situatie kan dus verwezen worden naar de bespreking van de bestaande toestand Wijziging leefkwaliteit en omgevingskwaliteit (zie DEEL 1, II, 3.4.1 op blz. 50 en 0 vanaf pg 52). In de omgeving van het plangebied komen verspreid andere agrarische bedrijven De referentietoestand wordt kort samengevat in 3.1.4 op pg. 90. voor en wat verspreide bebouwing. Op ca. 300 meter ten noorden van het plange- Voor de beoordeling van de effecten op mobiliteit, wordt verwezen naar de rand- bied is een bestaand regionaal bedrijventerrein gelegen. voorwaarden voor deze discipline die eerder beschreven werden (zie DEEL 1, II, 3.3 Cf. voorgaande punten zijn geen specifieke hinderelementen te verwachten door dit op pg. 47 en DEEL 1, II, 3.4.1.4 op pg. 51). RUP.

96 IOK plangroep Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 II Beoordeling milieueffecten 3 RUP stal Harrie Theeuwes

3.6.3 Analyse van ingrepen – effecten Binnen het plangebied zullen een aantal constructies die niet vergund zijn, waaron- der een boogloods worden afgebroken. Een boogloods is landschappelijk gezien Ingrepen geen meerwaarde. Indien deze afgebroken wordt, zal dit dus de landschapsbele- Volgende ingrepen leiden tot mogelijke effecten op discipline mens: vingswaarde en de omgevingskwaliteit bevorderen. – Infrastructuur binnen plangebied Invloed op waardevol onroerend erfgoed – Aanleg nieuwe bebouwing Er is geen vastgesteld onroerend erfgoed in of in de onmiddellijke omgeving van het – Behoud bestaande bebouwing en verharding plangebied. Het RUP veroorzaakt geen invloed op waardevol onroerend erfgoed. – Aanleggen bijkomende verharding Schade aan archeologisch erfgoed – Afbraak constructies De meest westelijke bedrijfswoning is in de CAI weergegeven als een hoeve uit 1771. Effecten Het niet gekend zijn van ander archeologisch erfgoed in of in de onmiddellijke om- Met betrekking tot discipline mens kunnen bijgevolg volgende effecten verwacht geving van het plangebied betekent niet dat er geen archeologische erfgoed aan- worden: wezig kan zijn. Er is geen systematische prospectie geweest. Indien na de goedkeu- – wijziging van de ruimtelijke samenhang/landschappelijke structuur: versnippering ring van het plan uitgravingen gebeuren, dient in geval van vernieling van archeolo- van het landschap gisch patrimonium, de nodige tijd en middelen ter beschikking stellen om het terrein – aantasting van landschappelijke relictwaarden te onderwerpen aan een archeologisch vooronderzoek en opgraving in geval van vondsten. – wijziging van de landschapsbelevingswaarde/omgevingskwaliteit – invloed op waardevol onroerend erfgoed Bij een vergunningsaanvraag in deze zone zal het archeologisch traject dat volgt uit het Onroerenderfgoeddecreet moeten worden gevolgd. Concreet betekent dit dat de – schade aan archeologisch erfgoed aanvrager moet nagaan of een bekrachtigde archeologienota vereist is voor zijn project. Zo ja, dan dient deze toegevoegd te worden aan de aanvraag van de ste- 3.6.4 Beoordeling van de effecten denbouwkundige vergunning/verkavelingsvergunning, wat betekent dat (een deel van) het archeologisch traject al dient doorlopen te zijn vooraleer men de aanvraag Wijziging van de ruimtelijke samenhang/landschappelijke structuur: versnip- indient. pering van het landschap Door het RUP wordt mogelijks bijkomende agrarische infrastructuur binnen het 3.6.5 Conclusie: maatregelen en aanbevelingen plangebied voorzien. Deze infrastructuur wordt voorzien geclusterd met de andere agrarische bebouwing. Deze agrarische bebouwing is inpasbaar in agrarisch ge- Rekening houdend met de voorzien maatregel: bied. Een landschappelijke inpassing van deze bebouwing door een groenscherm – Bijkomende bebouwing binnen het plangebied kan enkel in functie van agrari- vormt een meerwaarde. sche activiteiten Aantasting van landschappelijke relictwaarde, wijzigen landschapsbelevings- kan geoordeeld worden dat er geen aanzienlijke effecten met betrekking tot de dis- waarde/omgevingskwaliteit cipline bodem en water te verwachten zijn. Het plangebied is gelegen in de omgeving van verschillende relictzones. Anderzijds Er zijn geen bijkomende milderende maatregelen noodzakelijk. ligt het plangebied binnen de zichtafstand van het regionaal bedrijventerrein Volgende aanbevelingen kunnen wel worden meegegeven: Wolfstee - Klein Gent. – Landschappelijke inpassing van bebouwing binnen het plangebied. Het omliggende gebied is een open agrarisch gebied. De activiteiten in het plange- bied blijven agrarisch. In functie hiervan kan er mogelijks bijkomende agrarische infrastructuur gerealiseerd worden. Het bijkomend voorzien van bebouwing in de agrarische sfeer tast de relictwaarden in de relictzones niet aan.

Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 IOK plangroep 97 DEEL 2 VERZOEK TOT RAADPLEGING

3.7 Algemene conclusie

Het RUP wordt opgemaakt om een bestaand RUP, waar agrarische activiteiten met recreatieve functies toegelaten waren, te herbestemmen naar opnieuw agrarisch gebied, zoals ook op het gewestplan van toepassing was. Het bestaande bedrijf is een bedrijf in functie van paardenfokkerij en een handels- stal voor paarden. Dit betreft agrarische activiteiten. Het bedrijf dient mogelijkheden te krijgen om agrarische activiteiten uit te bouwen, zoals zij dat ook zouden kunnen hebben in agrarisch gebied waar nog geen RUP van kracht zou zijn. Door dit RUP krijgt het bedrijf meer mogelijkheden in functie van zijn agrarische activiteiten en kunnen de activiteiten van op de tweede bedrijfssite (Zandhoven) hier gegroepeerd worden. Op basis van de beoordeling van de milieueffecten voor de verschillende relevante disciplines en rekening houdend met de per discipline voorziene milderende maat- regelen en aanbevelingen, kan geconcludeerd worden dat geen aanzienlijke milieu- effecten verwacht worden t.o.v. de referentiesituatie.

98 IOK plangroep Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2

DEEL 3 Bijlagen

Herenthout – RUP zonevreemde bedrijven fase 2 IOK plangroep 99 contour plangebied RUP ZV BEDRIJVEN FASE 2 - FITO

kaart 1: situering - topokaart

bron: © NGI, Brussel datum: december 2016

Meters 380045_kaart1 getekend: AD 0 10 20 40 60 contour plangebied RUP ZV BEDRIJVEN FASE 2 - FITO

kaart 2: bestaande feitelijke toestand - orthofoto

bron: Digitale versie van de Orthofoto's, middenschalig, kleur, provincie Antwerpen opname 2016 (AGIV) datum: december 2016

Meters 380045_kaart2 getekend: AD 0 10 20 40 60 contour p langebied RUP ZV BEDRIJVEN FASE 2 - FITO

kaart 3: p lanologische context – bestemmingen

bron: Vlaamse Ov erheid - Dep artement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed: 'Gew estp lan, raster, 2011' datum: december 2016

Meters 380045_kaart3 getekend: AD 0 10 20 40 60 contour plangebied Vergunde verkavelingen RUP ZV BEDRIJVEN FASE 2 - FITO

kaart 4: ruimtelijk-juridische context

bron: GRB november 2016 (AGIV), plannenregister gemeente Herenthout, vergunningenregister gemeente Herenthout. datum: december 2016

Meters 380045_kaart4 getekend: AD 0 10 20 40 60 contour plangebied herbevestigd agrarisch gebied VEN en IVON (2013) habitatrichtlijngebied gen RUP ZV BEDRIJVEN FASE 2 - FITO ruilverkavelingsgebied geno vogelrichtlijngebied nvwg beschermingszone grondwaterwinning kaart 5: sectoraal-juridische context beschermd onroerend erfgoed winning beschermingszone type I bron: ANB - AGIV, Agentschap Onroerend Erfgoed, VLM, RWO, VMM - DOV - AGIV datum: december 2016 ankerplaatsen (landschapsatlas) beschermingszone type II

beschermingezone type III Meters aangeduide ankerplaatsen 380045_kaart5 getekend: AD 0 10 20 40 60 Pdg

Sdg

Pdg

OB Peg Scg

Scm

OB Sbm Scf Sdg

Sdm Sdg OE

Scm Sdf Scf

Scm

Pdc Scf Sdf Sdf

Sdf Pep

Scm OB Pfp

contour plangebied vereenvoudigde bodemkaart natte plaggenbodem op (lemig) zand waterlopen (VHA 1/1/2016) vallei : zeer natte alluviale bodem (NOG) plaggenbodem op (licht) zandleem RUP ZV BEDRIJVEN FASE 2 - FITO Bevaarbaar vallei : natte alluviale bodem (NOG) natte plaggenbodem op (licht) zandleem Geklasseerd, eerste categorie depressie : zeer natte podzol(achtige) bodem verspoelde grond (colluvium) kaart 6: fysisch systeem Geklasseerd, tweede categorie veen (NOG) duin Geklasseerd, derde categorie depressie : natte podzol(achtige) bodem kleibodem open water Niet geklasseerd droge tot matig natte podzol(achtige) grond bron: VHA 2016 (AGIV), Bodemkaart van Vlaanderen 2001 IWT (GIS-Vlaanderen) datum: december 2016 Gracht van algemeen belang plaggenbodem op (lemig) zand niet gekarteerd of sterk antropogeen

Meters 380045_kaart6 getekend: AD 0 10 20 40 60 contour plangebied Watertoets - overstromingsgev. gebieden 2014 waterlopen (VHA 1/1/2016) Niet overstromingsgevoelig RUP ZV BEDRIJVEN FASE 2 - FITO Bevaarbaar Effectief overstromingsgevoelig Geklasseerd, eerste categorie Mogelijk overstromingsgevoelig kaart 7: watertoetskaart - overstromingsgevoelige gebieden Geklasseerd, tweede categorie Geklasseerd, derde categorie Niet geklasseerd bron: BVR 1/7/2014 (CIW), VHA 2016 (AGIV) datum: december 2016 Gracht van algemeen belang Meters 380045_kaart7 getekend: AD 0 10 20 40 60 contour plangebied RUP ZV BEDRIJVEN FASE 2 - ATELIER C

kaart 1: situering - topokaart

bron: © NGI, Brussel datum: december 2016

Meters 380045_kaart1 getekend: AD 0 10 20 40 60 contour plangebied RUP ZV BEDRIJVEN FASE 2 - ATELIER C

kaart 2: bestaande feitelijke toestand - orthofoto

bron: Digitale versie van de Orthofoto's, middenschalig, kleur, provincie Antwerpen opname 2016 (AGIV) datum: december 2016

Meters 380045_kaart2 getekend: AD 0 10 20 40 60 contour p langebied RUP ZV BEDRIJVEN FASE 2 - ATELIER C

kaart 3: p lanologische context – bestemmingen

bron: Vlaamse Ov erheid - Dep artement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed: 'Gew estp lan, raster, 2011' datum: december 2016

Meters 3580045_kaart3 getekend: AD 0 5 10 20 30 contour plangebied Vergunde verkavelingen RUP ZV BEDRIJVEN FASE 2 - ATELIER C

kaart 4: ruimtelijk-juridische context

bron: GRB november 2016 (AGIV), plannenregister gemeente Herenthout, vergunningenregister gemeente Herenthout. datum: december 2016

Meters 380045_kaart4 getekend: AD 0 10 20 40 60 contour plangebied herbevestigd agrarisch gebied VEN en IVON (2013) habitatrichtlijngebied gen RUP ZV BEDRIJVEN FASE 2 - ATELIER C ruilverkavelingsgebied geno vogelrichtlijngebied nvwg beschermingszone grondwaterwinning kaart 5: sectoraal-juridische context beschermd onroerend erfgoed winning beschermingszone type I bron: ANB - AGIV, Agentschap Onroerend Erfgoed, VLM, RWO, VMM - DOV - AGIV datum: december 2016 ankerplaatsen (landschapsatlas) beschermingszone type II

beschermingezone type III Meters aangeduide ankerplaatsen 380045_kaart5 getekend: AD 0 10 20 40 60 Scm OB ZBm

SBm

OB

OB

SBm

PDm

Scm

OB

OB

Pdc SBm

contour plangebied vereenvoudigde bodemkaart natte plaggenbodem op (lemig) zand waterlopen (VHA 1/1/2016) vallei : zeer natte alluviale bodem (NOG) plaggenbodem op (licht) zandleem RUP ZV BEDRIJVEN FASE 2 - ATELIER C Bevaarbaar vallei : natte alluviale bodem (NOG) natte plaggenbodem op (licht) zandleem Geklasseerd, eerste categorie depressie : zeer natte podzol(achtige) bodem verspoelde grond (colluvium) kaart 6: fysisch systeem Geklasseerd, tweede categorie veen (NOG) duin Geklasseerd, derde categorie depressie : natte podzol(achtige) bodem kleibodem open water Niet geklasseerd droge tot matig natte podzol(achtige) grond bron: VHA 2016 (AGIV), Bodemkaart van Vlaanderen 2001 IWT (GIS-Vlaanderen) datum: december 2016 Gracht van algemeen belang plaggenbodem op (lemig) zand niet gekarteerd of sterk antropogeen

Meters 380045_kaart6 getekend: AD 0 10 20 40 60 contour plangebied Watertoets - overstromingsgev. gebieden 2014 waterlopen (VHA 1/1/2016) Niet overstromingsgevoelig RUP ZV BEDRIJVEN FASE 2 - ATELIER C Bevaarbaar Effectief overstromingsgevoelig Geklasseerd, eerste categorie Mogelijk overstromingsgevoelig kaart 7: watertoetskaart - overstromingsgevoelige gebieden Geklasseerd, tweede categorie Geklasseerd, derde categorie Niet geklasseerd bron: BVR 1/7/2014 (CIW), VHA 2016 (AGIV) datum: december 2016 Gracht van algemeen belang Meters 380045_kaart7 getekend: AD 0 10 20 40 60 contour plangebied RUP ZV BEDRIJVEN FASE 2 - STAL HARRIE THEEUWES

kaart 1: situering - topokaart

bron: © NGI, Brussel datum: december 2016

Meters 380045_kaart1 getekend: AD 0 10 20 40 60 contour plangebied RUP ZV BEDRIJVEN FASE 2 - STAL HARRIE THEEUWES

kaart 2: bestaande feitelijke toestand - orthofoto

bron: Digitale versie van de Orthofoto's, middenschalig, kleur, provincie Antwerpen opname 2016 (AGIV) datum: december 2016

Meters 380045_kaart2 getekend: AD 0 10 20 40 60 contour p langebied RUP ZV BEDRIJVEN FASE 2 - STAL HARRIE THEEUWES

kaart 3: p lanologische context – bestemmingen

bron: Vlaamse Ov erheid - Dep artement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed: 'Gew estp lan, raster, 2011' datum: december 2016

Meters 380045_kaart3 getekend: AD 0 10 20 40 60 contour plangebied Vergunde verkavelingen RUP ZV BEDRIJVEN FASE 2 - STAL HARRIE THEEUWES

kaart 4: ruimtelijk-juridische context

bron: GRB november 2016 (AGIV), plannenregister gemeente Herenthout, vergunningenregister gemeente Herenthout. datum: december 2016

Meters 380045_kaart4 getekend: AD 0 10 20 40 60 contour plangebied herbevestigd agrarisch gebied VEN en IVON (2013) habitatrichtlijngebied gen RUP ZV BEDRIJVEN FASE 2 - STAL HARRIE THEEUWES ruilverkavelingsgebied geno vogelrichtlijngebied nvwg beschermingszone grondwaterwinning kaart 5: sectoraal-juridische context beschermd onroerend erfgoed winning beschermingszone type I bron: ANB - AGIV, Agentschap Onroerend Erfgoed, VLM, RWO, VMM - DOV - AGIV datum: december 2016 ankerplaatsen (landschapsatlas) beschermingszone type II

beschermingezone type III Meters aangeduide ankerplaatsen 380045_kaart5 getekend: AD 0 10 20 40 60 Sdc Sdg Pep Sdc

Scg Scm SBm ZcF Zcf Zcf Scm

Sbm

Sec

ZBm Sdm Sdg

Scm OB Sfp Sec

Scm Sdm Sdm ZcF Sdm

Zcf Zcf Sec Pfp

Scm

Sec

contour plangebied vereenvoudigde bodemkaart natte plaggenbodem op (lemig) zand waterlopen (VHA 1/1/2016) vallei : zeer natte alluviale bodem (NOG) plaggenbodem op (licht) zandleem RUP ZV BEDRIJVEN FASE 2 - STAL HARRIE THEEUWES Bevaarbaar vallei : natte alluviale bodem (NOG) natte plaggenbodem op (licht) zandleem Geklasseerd, eerste categorie depressie : zeer natte podzol(achtige) bodem verspoelde grond (colluvium) kaart 6: fysisch systeem Geklasseerd, tweede categorie veen (NOG) duin Geklasseerd, derde categorie depressie : natte podzol(achtige) bodem kleibodem Niet geklasseerd droge tot matig natte podzol(achtige) grond open water bron: VHA 2016 (AGIV), Bodemkaart van Vlaanderen 2001 IWT (GIS-Vlaanderen) datum: december 2016 Gracht van algemeen belang plaggenbodem op (lemig) zand niet gekarteerd of sterk antropogeen

Meters 380045_kaart6 getekend: AD 0 10 20 40 60 contour plangebied Watertoets - overstromingsgev. gebieden 2014 waterlopen (VHA 1/1/2016) Niet overstromingsgevoelig RUP ZV BEDRIJVEN FASE 2 - STAL HARRIE THEEUWES Bevaarbaar Effectief overstromingsgevoelig Geklasseerd, eerste categorie Mogelijk overstromingsgevoelig kaart 7: watertoetskaart - overstromingsgevoelige gebieden Geklasseerd, tweede categorie Geklasseerd, derde categorie Niet geklasseerd bron: BVR 1/7/2014 (CIW), VHA 2016 (AGIV) datum: december 2016 Gracht van algemeen belang Meters 380045_kaart7 getekend: AD 0 10 20 40 60 VII RUP 7 Manege Zellehof

VII RUP 7 MANEGE ZELLEHOF 1.2 Algemeen geldende voorschriften

behoudens anders luidende bepalingen in de bijzondere voorschriften 1 Algemene voorschriften Contextuele inpassing Er dient gestreefd te worden naar architecturaal aantrekkelijke projecten met een 1.1 Terminologie kwalitatieve buitenaanleg die een meerwaarde geven aan de omgeving. Elke verbouwing of nieuwbouw moet op een contextuele wijze ingepast worden in – Autobergplaats: overdekte autostalling, ingesloten met minstens vier muren of het straatbeeld. Dit houdt in dat de kroonlijsthoogte, de gevelopbouw (hoogte, mate- drie muren en een poort of hek of een autostalling met minder dan drie muren riaalgebruik en geleding), de dakvorm en -helling (hoogte, dakvensters, hoek, mate- onder een afdak, bij een woning horend. rialen), de uitsprongen en het materiaalgebruik op een doordachte, samenhangende en kwaliteitsvolle wijze opgebouwd moeten worden. Dit contextuele inpassen duidt – Bouwhoogte : afstand gemeten van het grondpeil tot het hoogste punt van het niet op het kopiëren van een bestaande typologie. gebouw – Constructie : een gebouw, een bouwwerk, een vaste inrichting, een verharding, Gekoppelde en aaneengesloten gebouwen dienen een harmonisch en aangepast een publiciteitsinrichting of uithangbord, al dan niet bestaande uit duurzame ma- geheel te vormen. terialen, in de grond ingebouwd, aan de grond bevestigd of op de grond steu- De keuze van gevelmaterialen dient een goede akoestische isolatie naar de omge- nend omwille van de stabiliteit, en bestemd om ter plaatse te blijven staan of lig- ving te garanderen, in het bijzonder voor gebouwen waar lawaaierige activiteiten gen, ook al kan het goed uit elkaar genomen worden, verplaatst worden, of is het plaatsvinden. goed volledig ondergronds. Compacte gebouwen en zuinig ruimtegebruik genieten de voorkeur; de integratie – Gevel : buitenmuur van een gebouw. van de verschillende bedrijfsonderdelen in één compact volume dient absoluut na- – Houtkant : breed uitgroeiende levende haag van bomen en struiken, die in cycli gestreefd. gekapt wordt om een dichtbegroeide visuele buffer te bekomen. De stedenbouwkundige aanvraag wordt beoordeeld in functie van de harmonische – Kroonlijst : horizontale vooruitspringende lijst tussen de gevel en het dak die de inpassing in de omgeving en het landschap. De vergunning verlenende overheid dakgoot draagt. onderzoekt de geslaagdheid van de contextuele inpassing, onder meer gebaseerd – Kroonlijsthoogte: hoogte van het bouwwerk, gemeten vanaf het grondpeil tot de op: bovenkant van de kroonlijst of deksteen. – de stedenbouwkundige inpassing van het voorgestelde project; – Nevenactiviteit: een toegelaten activiteit die ten aanzien van de hoofdbestem- – de ruimtelijke draagkracht,; ming van ondergeschikt belang is. – de relatie tussen de oude en de nieuwe architectuur en het bestaande weefsel – Uitbouw : uitspringend aanbouwsel zonder bovenverdieping. (kopiërend of vernieuwend, losstaand of anticiperend). – Woning : huis of deel van een gebouw bestemd voor de huisvesting van een Materiaalgebruik voor constructies enkel gezin. – De dakvorm en materialen gebruikt bij het bouwen van nieuwe constructies, of gebruikt bij het verbouwen of uitbreiden van de bestaande constructies, moeten steeds esthetisch verantwoord zijn en op elkaar worden afgestemd. – Alle gevels moeten afgewerkte gevels zijn. – Akoestische isolatie naar de omgeving moet gegarandeerd worden.

RUP zonevreemde bedrijven Herenthout – stedenbouwkundige voorschriften IOK plangroep 53 – Bij de beoordeling van het materiaalgebruik bij een vergunningsaanvraag zijn deren van publiciteit op gevels, het aanbrengen van reclame ten behoeve van zeker volgende elementen van belang: derden die niet op de locatie gevestigd zijn. – de materialen moeten passen in de omgeving Groenvoorzieningen – de materialen moeten afgestemd worden op het normale materiaalgebruik in de omgeving Aanleg – de materialen moeten degelijk, duurzaam en uit esthetisch standpunt ver- – Alle groenvoorzieningen die voorkomen in de verschillende zones van het plan- antwoord zijn. gebied moeten bestaan uit inheemse planten, struiken en bomen, welke zijn – Een sober en ingetogen kleurgebruik is aangewezen. aangepast aan de bodemsamenstelling. – Om het behoud van bestaande bomen en struiken te verzekeren binnen de Uitrustingen en voorzieningen bufferstroken, moeten bij de bouw- en wegeniswerken volgende maatregelen in Binnen het plangebied zijn openbare nutsvoorzieningen toegelaten onder de voor- acht genomen worden: waarde dat: – Tijdens de werken moet de stam beschermd worden door bv. een omheining. – ze geïntegreerd worden in de omgeving. – Het is niet toegelaten takken te verwijderen of in de wortelzone op te hogen, – Technische installaties in verband met nutsvoorzieningen, pomphuisjes en elek- uit te graven, met zwaar materieel te komen of te stapelen. Bij bemaling dient triciteitscabines sluiten aan bij de gebouwen, tenzij dit vanuit technisch- de boom water gegeven. functioneel oogpunt onmogelijk is. Beheer Vellen van bomen Het beheer van de groenvoorzieningen moeten ervoor zorgen dat de groenbuffer – Het integreren van de eventueel aanwezige hoogstammige bomen binnen de een bepaalde breedte en dichtheid kan behouden om zo de bufferende werking terreinaanleg dient nagestreefd. ervan te blijven realiseren. Volgende beheersmaatregelen worden opgenomen om de bufferende werking van de groenbuffer te verzekeren: Erfscheidingen – Voor buffers van 3 meter en breder: om de dichtheid van het scherm te garande- Behoudens anders bepaald in specifieke voorschriften: ren, zullen de laagstammige elementen van de houtkant regelmatig gesnoeid en – behoudens beplantingen mogen erfscheidingen slechts worden uitgevoerd in in cycli van 5 à 10 jaar gekapt worden, met behoud van de wortel. Dit kappen palen met draadwerk of met een hekwerk, eventueel gecombineerd met beton- mag nooit in één keer gebeuren, maar moet gefaseerd worden om de visuele af- panelen of metselwerk van maximum 40 cm hoog; het draadwerk is eventueel scherming permanent te garanderen. begroeid met klimplanten of kan worden gecombineerd met hagen. – Voor buffers van minder dan 3 meter die als haag of groenscherm worden aan- – niet toegelaten types afsluitingen zijn: gemetselde tuinmuren (ook geen lage gelegd, dient een aangepast haagbeheer te gebeuren. De visuele afscherming muurtjes), hoge betonpanelen of betonpalen met draadinvulling, houten (decora- moet permanent worden gegarandeerd. tieve) tuinpanelen, panelen of roosters uit andere materialen. Verhardingen Publiciteit – De aanleg van verhardingen dient zodanig te gebeuren dat het hemelwater de – Indien het bedrijf publiciteit wenst te maken voor de eigen activiteiten, dient dit mogelijkheid moet krijgen om maximaal door te dringen in de ondergrond door sober te zijn en afgestemd te worden op de omgeving; verblindende afleiding van het hemelwater naar de onverharde delen, of door het gebruik van (licht)effecten en felle kleuren zijn niet toegelaten. Lichtreclame is niet toegela- waterdoorlatende materialen, tenzij dit vanuit andere regelgeving niet is toege- ten, een bescheiden verlichting van de reclame is toegelaten. staan. – Niet toegelaten: het aanbrengen van publiciteit op of boven daken, het aanbren- – Uit het aanvraagdossier moet blijken dat de voorziene verhardingen en erftoe- gen van publiciteit op gebouwen die uitsluitend voor bewoning dienen, het schil- gangen functioneel noodzakelijk zijn.

54 IOK plangroep RUP zonevreemde bedrijven Herenthout – stedenbouwkundige voorschriften VII RUP 7 Manege Zellehof

Buitenstockage De maatregelen inzake waterhuishouding dienen gerealiseerd ten laatste tegelijker- – Een bedrijf mag slechts stapelen in open lucht voor zover dit niet zichtbaar is tijd met de voltooiing van de bouwwerken bepaald in de stedenbouwkundige ver- buiten het bedrijfsterrein. Daarom dient een visuele afscherming voorzien te wor- gunning. den d.m.v. groenaanplantingen (hagen, struiken en/of bomen) of vaste scher- men (betonpanelen, metselwerk of hout) die bij voorkeur worden begroeid met Uitzonderingen klimplanten (klimop, wingerd,…). De hagen en vaste schermen hebben een Indien zich problemen voordoen m.b.t. de afwatering van (een deel van) het plange- maximale hoogte van 3 meter, tenzij anders bepaald in de specifieke voorschrif- bied, dan mag de nodige infrastructuur voor een drainagesysteem voorzien worden: ten. De maximale stapelhoogte mag de hoogte van de haag of het vaste scherm – deze infrastructuur mag het uitoefenen van de activiteiten in het plangebied niet niet overschrijden. hinderen – T.o.v. perceelsgrenzen dient een minimale afstand van 3 meter gerespecteerd te – Deze infrastructuur moet onopvallend geïntegreerd worden in de omgeving worden. – Op de plaatsen waar de grachten de wegenis kruisen of waar toegangen tot de Wijzigingen van het bodemreliëf aanliggende zones genomen moeten kunnen worden, mogen duikers of over- bruggingen geplaatst worden. – Tenzij anders vermeld in de bijzondere voorschriften is een wijziging van het bodemreliëf slechts toegelaten voor zover het maaiveld niet hoger of lager ge- Afvalwater bracht wordt dan het straatniveau. De infrastructuur die nodig is voor het verwijderen van afvalwater conform de gel- Afwatering van hemel- en afvalwater dende milieuwetgeving kan op een oordeelkundig gekozen plaats binnen de zones van het plangebied voorzien worden op voorwaarde dat: Hemelwater – de infrastructuur het uitoefenen van de activiteiten in het plangebied niet hindert Bij de aanleg van het terrein moet het waterbergend vermogen van het gebied zo- – de infrastructuur onopvallend geïntegreerd wordt in de omgeving veel mogelijk worden behouden en het overstromingsrisico worden beperkt. De afwatering van hemel- en afvalwater is verplicht uit te voeren in een volledig ge- Brandveiligheid scheiden stelsel. Enkel bij gevaar voor verontreiniging van dit water, dient het apart – Er dient steeds rekening gehouden met de richtlijnen van de brandweer betref- opgevangen en afgevoerd te worden naar de riolering fende de bereikbaarheid van de gebouwen. Geen parkeerplaatsen, stapelplaat- Hemelwater dient gebufferd, al dan na hergebruik en/of infiltratie, alvorens het ge- sen,… mogen de toegankelijkheid voor de brandweer hinderen. loosd kan worden op oppervlaktewater of openbare RWA. Het maximale lozingsde- – Brandwegen of voorzieningen voor brandveiligheid zijn steeds mogelijk op ad- biet moet afgestemd worden met de hoeveelheid ontvangen hemelwater. vies van de brandweer in het volledige plangebied. De aanwezige bufferzones In het vergunningsdossier duidelijk aangegeven welke maatregelen inzake herge- op het bedrijfsterrein moeten daarbij zoveel mogelijk worden gevrijwaard. bruik, buffering en/of infiltratie genomen worden om deze doelstelling te bereiken. Mogelijkheden zijn: SEVESO-inrichtingen – Groendak, indien nodig aangevuld met voldoende gedimensioneerd infiltratie- Geen enkel van de in dit RUP opgenomen locaties komt in aanmerking voor de e bekken inplanting van inrichtingen als bedoeld in artikel 3 §1 1 lid van het ‘Samenwerkings- akkoord van 21 juni 1999 tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals – Een voldoende gedimensioneerd infiltratiebekken of een voldoende gedimensio- Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de beheersing van de neerd bufferbekken dat periodiek wordt geledigd (bij voorkeur voorafgegaan gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn.’ door een hemelwaterput voor hergebruik) Aan de stedenbouwkundige vergunning kunnen bijkomende voorwaarden m.b.t. de Toegankelijkheid waterhuishouding opgelegd worden. – De openbare wegen en de niet-openbare wegen die voor het publiek toeganke- lijk zijn, worden integraal toegankelijk (her)aangelegd of (her)ingericht, ook voor wat betreft de niet-vergunningsplichtige ingrepen.

RUP zonevreemde bedrijven Herenthout – stedenbouwkundige voorschriften IOK plangroep 55 – Alle gebouwen of delen van gebouwen, domeinen en infrastructuren die toegan- kunnen zij voor die gedeelten een afwijking van de toegankelijkheidsnormen kelijk zijn voor het publiek, of waar personeel tewerkgesteld wordt, moeten maxi- vragen, zo deze niet bij wet of besluit verplicht zijn. maal voldoen aan de toegankelijkheidsnormen voor personen met een vermin- – In het algemeen mag slechts van de toegankelijkheidsvoorschriften worden derde mobiliteit. afgeweken voor zover de te nemen maatregelen niet bij wet of besluit verplicht – Indien de gebouwen of delen van gebouwen waar personeel tewerkgesteld zijn voor zover uitdrukkelijk wordt gemotiveerd dat de te volgen maatregelen re- wordt niet in aanmerking komen om personeel met een beperking te activeren, delijkerwijs niet haalbaar zijn.

2 Specifieke voorschriften zie tabel volgende bladzijde

56 IOK plangroep RUP zonevreemde bedrijven Herenthout – stedenbouwkundige voorschriften VII RUP 7 Manege Zellehof

Toelichting bij de verordenende voorschriften Verordenende voorschriften

Art. 1 Agrarisch gebied met ruimte voor paardenhouderij en manege

Bestemming Het gebied is bestemd voor de beroepslandbouw, paardenhouderij en manege. Onderhavige bestemming valt onder de gebiedscategorie ‘landbouw’ cf. BVR 11/04/2008. Toegelaten activiteiten Het gebied is bestemd voor landbouw- en aan de landbouw gerelateerde functies zoals een – Landbouwactiviteiten en paardenhouderij kunnen afzonderlijk voorkomen binnen het plan- paardenhouderij of manege. Deze aan landbouw gerelateerde functies interfereren nauwe- gebied. lijks met de omgeving indien de dynamiek wordt beperkt. Deze invulling kan perfect in com- – Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor het realiseren van de binatie met landbouwactiviteiten of als opzichzelfstaande activiteiten plaatsvinden. bestemming zijn toegelaten. Alle handelingen moeten steeds in overeenstemming zijn met het historisch, landschappelijk en natuurlijk karakter van de omgeving. – Maximaal twee bedrijfswoningen, inclusief bijhorende uitrustingen zoals autobergplaatsen, bijgebouwen en uitbouwen. De woningen dienen een ruimtelijk geheel te vormen met de bedrijfsgebouwen van het daar gevestigde bedrijf. De bouw van een nieuwe bedrijfswoning buiten het bestaande volume is niet toegelaten.

Toegelaten nevenactiviteiten – manege – een verbruikerszaal met een maximale oppervlakte van 100 m² gekoppeld aan de manege is mogelijk als ondergeschikte functie indien deze noodzakelijk is voor het uitoefenen van de hoofdfunctie. – Buitenpiste inclusief sporttechnische voorzieningen voor het beoefenen van de paarden- sport. De aanhorigheden/sporttechnische voorzieningen worden tot een minimum beperkt. De inrichting van gastenkamers dienst steeds afgetoetst aan de ruimtelijke inpasbaarheid. – Ruimtes voor logies, met een maximum van 8 gastenkamers. binnen de bestaande ge- Deze kunnen zicht enkel bevinden binnen het maximaal bouwvolume en ze kunnen enkel bouwen en ondergeschikt aan het landbouwbedrijf. toegelaten worden als nevenfunctie. Het toelaten van gastenkamers is bovendien enkel mogelijk na positief advies van Toerisme Vlaanderen.

RUP zonevreemde bedrijven Herenthout – stedenbouwkundige voorschriften IOK plangroep 57 Toelichting bij de verordenende voorschriften Verordenende voorschriften

Niet-toegelaten activiteiten – Sterk verkeersgenerende activiteiten – Voor de omgeving hinderlijke activiteiten; vervuilende en milieubelastende activiteiten.

Inrichting Stedenbouwkundige vergunningen binnen het plangebied, kunnen enkel verleend worden wanneer minstens de hieronder vermelde bepaling nageleefd zijn binnen dit artikel: De inrichting van het gebied dient zo te gebeuren dat een goede nabuurschap met de om- geving gegarandeerd is. – landschappelijke inpassing van de gebouwen/terreinen door middel van kleine land- schapselementen

Constructies

Verharding wordt niet begrepen binnen de maximaal toelaatbare oppervlakte bebouwing. – Maximaal 50% van het artikel kan worden gebruikt voor bebouwing. – De bouwvolumes dienen te worden voorzien in één ruimtelijk geheel, binnen een zo com- pact mogelijke zone, aansluitend op de weg Zelle. – De bouwhoogte van bestaande gebouwen moet beperkt blijven tot de oorspronkelijke en vergunde bouwhoogte. Bij nieuwbouw bedraagt de maximale kroonlijsthoogte constructies 4,5m, met een maximale bouwhoogte van 7,5m. De constructies moeten begrepen zijn binnen een hoek van 45°, gemeten vanaf 4m hoogte, op de rand van de bestemmingszo- ne. – De vormgeving en het materiaalgebruik moeten steeds in overeenstemming zijn met het historisch, landschappelijk en natuurlijk karakter van de omgeving. – Elke bedrijfswoning heeft een maximale oppervlakte van 1000 m³. Verbouwen en/of uit- breiden van bestaande vergunde of vergund-geachte woningen binnen deze zone zijn mo- gelijk, tot maximaal 1000 m³. Indien het bestaande en vergunde of geacht-vergunde volu- me reeds groter is dan 1000 m³ zijn geen uitbreidingen meer toegestaan, wel verbouwin- gen binnen het bestaande volume. – Minimaal 10% van het plangebied dient te worden vrij gehouden van constructies en dient te worden voorzien van groenelementen.

58 IOK plangroep RUP zonevreemde bedrijven Herenthout – stedenbouwkundige voorschriften VII RUP 7 Manege Zellehof

Toelichting bij de verordenende voorschriften Verordenende voorschriften

– Verharding binnen het plangebied dient te worden beperkt. Enkel verharding die strikt noodzakelijk is in functie van de bedrijfsvoering kan worden toegelaten. – De uitvoering van de verhardingen is vrij in zoverre voldaan is aan de algemeen geldende voorschriften inzake infiltratie en afvoer van hemelwater. De voorzieningen voor infiltratie en/of buffering van hemelwater dienen binnen de bouwzone gerealiseerd te worden. – Publiciteit dient te voeldoen aan de algemene bepalingen en is enkel toegelaten tegen de gevel van een gebouw dat niet voor woningbouw is bestemd. De oppervlakte van de publi- citeit mag maximaal 10% van het gevelvlak innemen. – Openlucht stapelplaatsen zijn enkel toegelaten voor agrarische producten en dienen steeds tijdelijk van aard te zijn.

Parking Het maximum van 30 parkeerplaatsen is overeenkomstig met de huidige capaciteit (gere- Overeenkomstig de aard en de schaal van de activiteit dienen er binnen de contouren van kend aan 25 m² per wagen, inclusief manoeuvreerruimte en groenaanleg). Hierdoor kan ook het plangebied voldoende parkeerplaatsen ingericht te worden voor cliënteel/bezoekers. Het worden bekomen dat de dynamiek niet verder toeneemt. maximaal aantal toegelaten parkeerplaatsen is beperkt tot 30 parkeerplaatsen.

Landschappelijke integratie Openlucht stapelplaatsen dienen landschappelijk geïntegreerd te worden. De parkeervoor- – Binnen de bestemmingszone dienen groenelementen (hagen, houtkanten, bomenrijen, ..) zieningen en buitenopslag dienen omgeven te worden door een buffer/haag, waardoor deze voorzien te worden. Deze groenelementen dienen bij te dragen tot een landschappelijke elementen niet zichtbaar zijn/ storend zijn vanuit de omgeving. integratie en structurerend te zijn binnen de bestemmingszone. Minimaal dient de parkeer- De hoevegebouwen maken deel uit van het landschap. Een landschappelijke integratie van zone volledig omgeven te worden door een haagstructuur, behoudens de functioneel deze gebouwen kan aan de hand van noodzakelijke toegangen. groenvoorzieningen, welke verder gezet worden – Indien openruimte stapelplaatsen binnen het plangebied aanwezig zijn, dan dient de buffer op de omliggende percelen. daaraan aangepast, zodat deze vanaf de straat of vanuit de omgeving niet zichtbaar voor- komen.

Voorbeeld landschappelijke integratie en buffer – De aanplanting en het beheer dienen te gebeuren conform de algemeen geldende voor- schriften inzake groenaanleg .Het realiseren van een landschappelijke inpassing, is een afwegingselement bij aanvraag van vergunningen binnen het plangebied.

RUP zonevreemde bedrijven Herenthout – stedenbouwkundige voorschriften IOK plangroep 59 Aan de gemeente Herenthout Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Veiligheidsrapportering Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02 553 03 55 [email protected] www.lne.be

uw bericht van uw kenmerk ons kenmerk bijlagen 22/11/2016 380045 RVR-AV-0144 Toetsgegevens

vragen naar/e-mail telefoonnummer datum [email protected] 02 553 03 55 22/11/2016

Betreft: Advies RVR-eis inzake RUP "RUP zonevreemde bedrijven fase 2 Herenthout"

Geachte,

Ter uitvoering van de Seveso-richtlijn1 dient in het beleid inzake ruimtelijk ordening rekening gehouden te worden met de noodzaak om op langetermijnbasis voldoende afstand te laten bestaan tussen Seveso-inrichtingen2 enerzijds en aandachtsgebieden3 anderzijds. Deze doelstelling wordt verwezenlijkt door het houden van toezicht op de vestiging van nieuwe Seveso-inrichtingen, op wijzigingen van bestaande Seveso-inrichtingen, en op nieuwe ontwikkelingen rond bestaande Seveso-inrichtingen.

Het onderstaand advies heeft specifiek betrekking op het aspect externe mensveiligheid zoals bedoeld in de Seveso-richtlijn, of, m.a.w. op de risico’s waaraan mensen in de omgeving van Seveso-inrichtingen (kunnen) blootgesteld worden ten gevolge van de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in die inrichtingen.

Uitgaande van de verkregen informatie (ingevoerd in de internettoepassing op 22/11/2016, met ref. RVR-AV-0144), kan worden geconcludeerd dat:

Er geen bestaande Seveso-inrichting gelegen is binnen het plangebied; Het plangebied niet gelegen is binnen de consultatiezone van een bestaande Seveso- inrichting; Het inplanten van nieuwe Seveso-inrichtingen in het plangebied niet mogelijk is, aangezien er binnen het plangebied enkel bestendigheid van bestaande bedrijvigheid wordt voorzien.

Voor wat betreft het aspect externe mensveiligheid stelt er zich in dit geval geen probleem en dient er voor het betrokken RUP geen ruimtelijk veiligheidsrapport te worden opgemaakt.

De dienst VR wenst zich hierbij te verontschuldigen voor de plenaire vergadering.

Gelieve deze brief, samen met de bijlage, toe te voegen aan de toelichtingsnota van het RUP.

pagina 1 van 3 Met vriendelijke groeten,

Paul van Snick Algemeen Directeur Afdelingshoofd AMNE

1Europese Richtlijn betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn 2Inrichtingen met een zodanige hoeveelheid aan gevaarlijke stoffen op het terrein dat zij vallen onder het toepassingsgebied van de Seveso-richtlijn 3Gebieden zoals gedefinieerd in het besluit van de Vlaamse Regering van 26/01/2007 houdende nadere regels inzake ruimtelijke veiligheidsrapportage

pagina 2 van 3 Bijlage I: Toetsgegevens

Hier volgen de gegevens die in de toets werden ingegeven, en op basis waarvan advies is gegeven:

RUP ID nummer 380045 RUP titel RUP zonevreemde bedrijven fase 2 Herenthout Initiatiefnemer gemeente Herenthout Plangebied

Toets uitgevoerd op 22/11/2016 Nabijheid bestaande Voor zover op het moment van de toets bekend, liggen er GEEN Seveso-inrichtingen bestaande Seveso-inrichtingen in of nabij het hierboven weergegeven plangebied

Daarnaast werden nog de volgende vragen beantwoord:

Vraag Is er binnen het plangebied bedrijvigheid aanwezig of gepland? Antwoord Ja, er is bedrijvigheid aanwezig of gepland.

Vraag Voorziet het RUP enkel bestendiging van bestaande bedrijvigheid of ook de mogelijkheid tot nieuwe bedrijvigheid? Antwoord Het plan omvat enkel bestendiging van bestaande bedrijvigheid.

pagina 3 van 3

DEPARTEMENT LANDBOUW &VISSERU

Vlaamse Overheld College van Burgemeester en Schepenen Herenthout ABCO - ANTWERPEN Bouwelse Steenweg 8 2270 Herenthout Lange Kievitstraat 111 -113 bus 71 GEMEENTEBESTUUR 2018 ANTWERPEN HERENTHOUT T03 224 92 70 F 03 224 92 51 1 9 MEI Z017 www.vlaanderen.be [email protected] Nr. :

Aan: bijlagen ons kenmerk uw bericht van uw kenmerk 2017.002443 27/04/2017 RUP zonevreemde bedrijven fase 2 telefoonnummer datum vragen naar/e-ma!l 16/05/2017 02 552 79 03 Sam Van Vlierberghe [email protected] Advies vanuit landbouwkundig standpunt betreffende de verzoek tot raadpleging van het Betreft: gemeentelijk RUP 'Zonevreemde bedrijven fase 2

B W O

Geachte, Het Decent Undbouw en Visserij l*t»rJ-™*^£2*^£^£E^

een later stadium van de adviesprocedure. Opdat b,J de verdere uitwer.ng van het plan voidoen*M*-*J -^—T^ KSSpSS EZttvon^n S.MW'"—'<« a,pecten dUide,Uk beschreven worden indien zij relevant zijn voor het plan. . De inname van herbeve.bgd agrarisch g««W °»* vo.dcende gen— en . ?3T3K:23nEEK*— van pn— W landbouwpercelen. olaneebied zelf gebeuren en op zodanige wijze dat de •^s^^^^^^^^i^fz^vanondervindt- .*Aller^ZTZ^?^^^"^nodige bufferzones moettn binnen %+^££g£££m.de agrafemoeten«*»binnenaanhet• Sn Irbij wordt gedacht aan zaken zoa.s bos- en natuurcompensabes.

Vlaanderen Pagina1van 2 «8 is landbouw &visserij *^,p„lyg00n, l uSssiii^^zzr*^*contour in de vom ™een

Hoogachtend,

Vlierberghe Beleidsondersteuner Ruimte Departement Landbouw en Visserij

#VL\ Vlaanderen \\» \ is landb°uw en visserij Pagina 2 van 2

Departement Ruimte, Erfgoed en Mobiliteit Dienst Ruimtelijke Planning

Herenthout - Gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Zonevreemde bedrijven fase 2’ ADVIES n.a.v. plan-MER-screening

1. Doel van het advies De raadpleging bij het onderzoek tot milieueffectrapportage is voorzien om de adviserende instanties toe te laten de gegevens met betrekking tot het studiegebied waarover zij beschikken, die eventueel nog niet bekend zouden zijn bij de initiatiefnemer of de dienst Mer, aan de initiatiefnemer over te maken zodat de dienst Mer een gefundeerde beslissing kan nemen over de plan-MER-plicht van het voorgenomen plan (zie omzendbrief LNE/2007 Milieueffectbeoordeling van plannen en programma’s van 1 december 2007). Huidig advies wordt uitdrukkelijk beperkt tot dit doel. Bijgevolg wordt de inhoudelijke ruimtelijke beoordeling van het voorgenomen plan door de deputatie slechts gedaan naar aanleiding van het advies dat zal worden verleend bij de plenaire vergadering, bedoeld in artikel 2.2.13 §1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO). Met huidig advies wordt dan ook op geen enkele wijze afbreuk gedaan aan de beoordelingsruimte die de deputatie zich voorbehoudt in zijn latere adviesverlening, voorzien door de VCRO (B.S. 20 augustus 2009).

2. Advies Het RUP dient verenigbaar te zijn met het bestaand beleidskader. In dit document is de overeenstemming met het RSPA nog niet aangevuld. Op de plenaire vergadering zal nagegaan worden of het RUP in overeenstemming is met het RSPA en het GRS.

Er zijn geen provinciale uitvoeringsplannen of andere provinciale projecten/acties in of in de nabije omgeving van het gemeentelijk RUP. Er dient verdere afstemming te gebeuren met het gewestelijke RUP in opmaak voor de vallei van de Grote Nete.

De provincie geeft mee aan de gemeente dat het uitbreiden van de onvergunde kleinhandelsfunctie, zoals die vandaag plaatsvindt, wellicht negatieve effecten zou hebben op een kernversterkend handelsbeleid en op het agrarisch gebied (wegens verlies aan landbouwgrond). In het dossier stelt men dan ook dat de nieuwe bestemming ‘agrarische handel en landbouw’ wordt, waarbij loutere kleinhandel niet mogelijk is. Op de plenaire vergadering zal worden nagegaan of deze bestemming voldoende garanties biedt op een kernversterkend beleid en een kwalitatief agrarisch gebied.

Visum:

Wim Lux - Departementshoofd Ruimte, Erfgoed en Mobiliteit

1

Aan de gemeente Herenthout Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Veiligheidsrapportering Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02 553 03 55 [email protected] www.lne.be

uw bericht van uw kenmerk ons kenmerk bijlagen 22/11/2016 380045 RVR-AV-0144 Toetsgegevens

vragen naar/e-mail telefoonnummer datum [email protected] 02 553 03 55 22/11/2016

Betreft: Advies RVR-eis inzake RUP "RUP zonevreemde bedrijven fase 2 Herenthout"

Geachte,

Ter uitvoering van de Seveso-richtlijn1 dient in het beleid inzake ruimtelijk ordening rekening gehouden te worden met de noodzaak om op langetermijnbasis voldoende afstand te laten bestaan tussen Seveso-inrichtingen2 enerzijds en aandachtsgebieden3 anderzijds. Deze doelstelling wordt verwezenlijkt door het houden van toezicht op de vestiging van nieuwe Seveso-inrichtingen, op wijzigingen van bestaande Seveso-inrichtingen, en op nieuwe ontwikkelingen rond bestaande Seveso-inrichtingen.

Het onderstaand advies heeft specifiek betrekking op het aspect externe mensveiligheid zoals bedoeld in de Seveso-richtlijn, of, m.a.w. op de risico’s waaraan mensen in de omgeving van Seveso-inrichtingen (kunnen) blootgesteld worden ten gevolge van de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in die inrichtingen.

Uitgaande van de verkregen informatie (ingevoerd in de internettoepassing op 22/11/2016, met ref. RVR-AV-0144), kan worden geconcludeerd dat:

Er geen bestaande Seveso-inrichting gelegen is binnen het plangebied; Het plangebied niet gelegen is binnen de consultatiezone van een bestaande Seveso- inrichting; Het inplanten van nieuwe Seveso-inrichtingen in het plangebied niet mogelijk is, aangezien er binnen het plangebied enkel bestendigheid van bestaande bedrijvigheid wordt voorzien.

Voor wat betreft het aspect externe mensveiligheid stelt er zich in dit geval geen probleem en dient er voor het betrokken RUP geen ruimtelijk veiligheidsrapport te worden opgemaakt.

De dienst VR wenst zich hierbij te verontschuldigen voor de plenaire vergadering.

Gelieve deze brief, samen met de bijlage, toe te voegen aan de toelichtingsnota van het RUP.

pagina 1 van 3 Met vriendelijke groeten,

Paul van Snick Algemeen Directeur Afdelingshoofd AMNE

1Europese Richtlijn betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn 2Inrichtingen met een zodanige hoeveelheid aan gevaarlijke stoffen op het terrein dat zij vallen onder het toepassingsgebied van de Seveso-richtlijn 3Gebieden zoals gedefinieerd in het besluit van de Vlaamse Regering van 26/01/2007 houdende nadere regels inzake ruimtelijke veiligheidsrapportage

pagina 2 van 3 Bijlage I: Toetsgegevens

Hier volgen de gegevens die in de toets werden ingegeven, en op basis waarvan advies is gegeven:

RUP ID nummer 380045 RUP titel RUP zonevreemde bedrijven fase 2 Herenthout Initiatiefnemer gemeente Herenthout Plangebied

Toets uitgevoerd op 22/11/2016 Nabijheid bestaande Voor zover op het moment van de toets bekend, liggen er GEEN Seveso-inrichtingen bestaande Seveso-inrichtingen in of nabij het hierboven weergegeven plangebied

Daarnaast werden nog de volgende vragen beantwoord:

Vraag Is er binnen het plangebied bedrijvigheid aanwezig of gepland? Antwoord Ja, er is bedrijvigheid aanwezig of gepland.

Vraag Voorziet het RUP enkel bestendiging van bestaande bedrijvigheid of ook de mogelijkheid tot nieuwe bedrijvigheid? Antwoord Het plan omvat enkel bestendiging van bestaande bedrijvigheid.

pagina 3 van 3

DEPARTEMENT

OMGEVING

Vlaamse overheid College van burgemeester en Afdeling Gebiedsontwikkeling, schepenen Omgevingsplanning en -Projecten Bouwelse steenweg 8 Anna Bijnsgebouw 2270 HERENTHOUT Lange Kievitstraat 111-113 bus 52 België 2018 ANTWERPEN T 03 224 65 20 www.omgevingvlaanderen.be

uw bericht van contactgegevens ons kenmerk datum Danielle Bakkovens 2.14/13012/102.2 [email protected] uw kenmerk 03 224 61 00 bijlagen

Betreft: Gemeente HERENTHOUT, gemeentelijk RUP “Zonevreemde bedrijven fase 2“ : verzoek tot raadpleging in het kader van een onderzoek tot milieueffectrapportage ligging: kadastraal: onderwerp: Zonevreemde bedrijven fase 2 aanvrager:

Geacht college,

Het betreffende ‘verzoek tot raadpleging’ werd door het departement Omgeving ontvangen op 27/04/2017.

In toepassing van artikel 4.2.5 van het decreet van 27 april 2007 inzake de milieueffectrapportage over plannen en programma’s en van artikel 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 oktober 2007 betreffende de milieueffectrapportage over plannen en programma’s, vindt u hierbij het advies van het departement in verband met de ingeschatte effecten op de ruimtelijke ordening.

De screeningnota maakt een voldoende inschatting van de milieueffecten voor de ruimtelijke ordening.

Dit advies vervangt geenszins het advies van het departement Omgeving in toepassing van artikel 2.2.13 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening.

Hoogachtend,

Voor het departement,

dO2016.BRFSTD

pagina 1 van 2

Kirsten De Reu

Adjunct van de directeur

dO2016.BRFSTD pagina 2 van 2

GEMEENTE HERENTHOUT

RUP ZONEVREEMDE BEDRIJVEN FASE 2

VERWERKING ADVIEZEN VERZOEK TOT RAADPLEGING

Adviesinstanties en uitgebrachte adviezen Het ‘verzoek tot Raadpleging’ voor het RUP in het kader van de planMER screening werd verstuurd via mail op 27/04/2017 naar volgende adviesinstanties (cfr. opgegeven adressenlijst voor dossiernummer SCRPL17183): Tabel 1: adviesinstanties SCRPL17183

Adviesinstantie Provinciebestuur Antwerpen Departement Ruimtelijke Ordening en Mobiliteit – dienst ruimtelijke planning Ruimte Vlaanderen – APL – t.a.v. K. Toebak of V. Peeters Antwerpen Onroerend Erfgoed – Antwerpen t.a.v. Marc De Borgher ANB – Antwerpen Anna Bijnsgebouw Departement Landbouw en Visserij Afdeling Beleidscoördinatie en Omgeving Departement MOW t.a.v. Filip Boelaert, secretaris-generaal Departement Omgeving Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en –projecten – dienst VR Bron: Dienst MER

Aangezien niet alle instanties tijdig advies verleenden, werd op 30/05/2017 een mail ter herinnering verstuurd waarin de adviesinstanties 2 weken extra hadden om hun advies af te leveren. Er werd van alle adviesinstanties een schriftelijk advies ontvangen. In onderstaand document worden alle ontvangen adviezen overlopen.

1 Provinciebestuur Antwerpen, Dienst Ruimtelijke Planning

1.1 Beknopte weergave van het advies

Het RUP dient verenigbaar te zijn met het bestaand beleidskader. In dit document is de overeenstemming met het RSPA nog niet aangevuld. Op de plenaire vergadering zal nagegaan worden of het RUP in overeenstemming is met het RSPA en het GRS. Er zijn geen provinciale uitvoeringsplannen of andere provinciale projecten/acties in of in de nabije omgeving van het gemeentelijk RUP. Er dient verdere afstemming te gebeuren met het gewestelijke RUP in opmaak voor de vallei van de Grote Nete. De Provincie geeft mee aan de gemeente dat het uitbreiden van de onvergunde kleinhandelsfunctie , zoals die vandaag plaatsvindt, wellicht negatieve effecten zou hebben op een kernversterkend handelsbeleid en op het agrarisch gebied (wegens verlies aan landbouwgrond). In het dossier stelt men dan ook dat de nieuwe bestemming ‘agrarische handel en landbouw’ wordt, waarbij loutere kleinhandel niet mogelijk is. Op de plenaire vergadering zal worden nagegaan of deze bestemming voldoende garanties biedt op een kernversterkend beleid en een kwalitatief agrarisch gebied.

1.2 Verwerking van het advies

Er worden in dit advies geen opmerkingen gemaakt met betrekking de effecten op milieu. De Provincie vestigt de aandacht op het niet wenselijk zijn van het uitbreiden van de onvergunde kleinhandelsfunctie. De toetsing van de manier waarop hiermee is omgegaan in het RUP zal gebeuren tijdens de plenaire vergadering.

RUP zonevreemde bedrijven fase 2 Herenthout IOK plangroep 1 1.3 Aanpassingen

Dit advies geeft geen aanleiding tot aanpassingen in het ‘verzoek tot raadpleging’.

2 Departement Omgeving (Ruimte Vlaanderen)

2.1 Beknopte weergave van het advies

De screeningsnota maakt een voldoende inschatting van de milieueffecten voor door ruimtelijke ordening.

2.2 Verwerking van het advies

Niet van toepassing

2.3 Aanpassingen

Niet van toepassing

3 Onroerend Erfgoed

3.1 Beknopte weergave van het advies

Discipline archeologie Geen bemerkingen Discipline landschappen De term ‘ankerplaats’ wordt in de huidige van toepassing zijnde regelgeving niet meergebruikt. Momenteel spreekt met van ‘al dan niet vastgestelde landschapsrelicten’. In de situatie van Fito is dit dus het niet vastgestelde landschapsrelict ‘vallei van de Wimp en de Grote Nete te Herenthout’. Conclusie De MER-screening toont voldoende aan dat het RUP in zijn huidige vorm geen aanzienlijke effecten zal genereren voor de disciplines landschappen en archeologie.

3.2 Verwerking van het advies

De verwijzingen in de toelichtingsnota naar de term ‘ankerplaatsen’ dient te worden aangepast.

3.3 Aanpassingen

De verwijzingen in de toelichtingsnota naar de term ‘ankerplaatsen’ dient te worden aangepast.

4 ANB

4.1 Beknopte weergave van het advies

Bespreking MER screening Bepaalde bedrijven binnen de gemeente kampen met zonevreemdheidsproblemen. In het RUP worden enkele bedrijven uit de gemeente opgenomen waarvoor een oplossing voor deze problematiek gezocht wordt. Specifiek per locatie wordt de doelstelling specifieker toegelicht.

RUP zonevreemde bedrijven fase 2 Herenthout IOK plangroep 2 Conclusie Het Agentschap voor Natuur en Bos stelt vast dat er voldoende werd aangetoond dat er geen aanzienlijke milieueffecten op aanwezige natuurwaarden zullen veroorzaakt worden en gaat akkoord met de inhoud van de screeningsnota.

4.2 Verwerking van het advies

Niet van toepassing

4.3 Aanpassingen

Niet van toepassing

5 Departement Landbouw en Visserij

5.1 Beknopte weergave van het advies

Het Departement Landbouw en Visserij zal geen advies uitbrengen bij de voorliggende screening plan-MR, maar zal dat wel doen in een later stadium van de adviesprocedure. Opdat bij de verdere uitwerking van het plan voldoende rekening met de landbouwsituatie zou worden gehouden, wenst het departement wel t wijzen om een aantal algemene aandachtspunten. Ten laatste bij het voorleggen van het ontwerp-RUP moeten deze aspecten duidelijk beschreven worden indien zij relevant zijn voor het plan: – Inname HAG moet voldoende gemotiveerd en gecompenseerd worden cf. Omzendbrie RO/2010/01 – Er moeten milderende maatregelen voorzien worden voor de inname van professioneel uitgebate landbouwpercelen. – De opvang van regenwater moet binnen het plangebied gebeuren en op zodanige wijze dat de waterhuishouding van de omliggende landbouwgronden er geen nadelige effecten van ondervindt. – Alle nodige bufferzones moeten binnen het plangebied zelf aangelegd worden. – Andere milderende maatregelen die de uitvoering van het plan voortvloeien, moeten binnen het plangebied zelf uitgevoerd worden of buiten het plangebied zonder de agrarische structuur aan te tasten. Hierbij wort gedacht aan zaken zoals bos- en natuurcompensaties. – De impact van het plan op de landbouw moet voldoende onderzocht worden. Het departement Landbouw en Visserij kan desgewenst op basis van een aangeleverde contour een LIS opmaken.

5.2 Verwerking van het advies

RUP Fito – HAG: het plangebied is niet in HAG gelegen. – Professioneel uitgebate percelen: de percelen in agrarisch gebruik staan beschreven in deel 1, 1.4.1.3. De effecten op de inname van de gedeelten in landbouwgebruik staan beschreven in deel 2, 1.5.4. – Opvang regenwater: dit is beschreven onder deel 2, 1.2.4. Conclusie is dat er door het RUP geen verstoring van infiltratiemogelijkheden en waterbergend vermogen verwacht wordt. Op projectniveau (bij vergunningsaanvragen) dient de hemelwaterverordening te worden gevolgd. Op deze manier wordt er ook geen impact verwacht op de omliggende landbouwpercelen. – Bufferzones: buffering wordt binnen het plangebied voorzien. – Milderende maatregelen: er worden binnen het plan geen (milderende) maatregelen voorzien die het agrarisch gebied aantasten. – De impact van het plan op de landbouw is onderzocht in deel 2, 1.5.4.

RUP zonevreemde bedrijven fase 2 Herenthout IOK plangroep 3 RUP Atelier C – HAG: het plangebied is in HAG gelegen. In de toelichtingsnota (deel 1, 2.6.4) worden de effecten op het HAG beschreven. – Professioneel uitgebate percelen: de percelen in agrarisch gebruik staan beschreven in deel 1, 2.4.1.3. Het RUP grijpt niet in op percelen die in professioneel landbouwgebruik zijn. – Opvang regenwater: dit is beschreven onder deel 2, 2.2.4. Conclusie is dat er door het RUP geen verstoring van infiltratiemogelijkheden en waterbergend vermogen verwacht wordt. Op projectniveau (bij vergunningsaanvragen) dient de hemelwaterverordening te worden gevolgd. Op deze manier wordt er ook geen impact verwacht op de omliggende landbouwpercelen. – Bufferzones: buffering wordt binnen het plangebied voorzien. – Milderende maatregelen: er worden binnen het plan geen (milderende) maatregelen voorzien die het agrarisch gebied aantasten. – De impact van het plan op de landbouw is onderzocht in deel 2, 2.5.4. Er is geen inname van professioneel agrarische percelen. Het RUP wordt opgemaakt voor de zone die door het bedrijf reeds lange tijd in gebruik is. . RUP stal Harrie Theeuwes – HAG: het plangebied is in HAG gelegen. In de toelichtingsnota (deel 1, 3.6.4) worden de effecten op het HAG beschreven. – Professioneel uitgebate percelen: de percelen in agrarisch gebruik staan beschreven in deel 1, 3.4.1.3. De effecten op de inname van de gedeelten in landbouwgebruik staan beschreven in deel 2, 3.5.4. – Opvang regenwater: dit is beschreven onder deel 2, 3.2.4. Conclusie is dat er door het RUP geen verstoring van infiltratiemogelijkheden en waterbergend vermogen verwacht wordt. Op projectniveau (bij vergunningsaanvragen) dient de hemelwaterverordening te worden gevolgd. Op deze manier wordt er ook geen impact verwacht op de omliggende landbouwpercelen. – Bufferzones: buffering wordt binnen het plangebied voorzien. – Milderende maatregelen: er worden binnen het plan geen (milderende) maatregelen voorzien die het agrarisch gebied aantasten. – De impact van het plan op de landbouw is onderzocht in deel 2, 3.5.4. Het RUP betreft echter een agrarisch bedrijf. Er wordt geen impact op landbouw verwacht door dit RUP

5.3 Aanpassingen

Dit advies geeft geen aanleiding tot aanpassingen in het ‘verzoek tot raadpleging’.

6 MOW

6.1 Beknopte weergave van het advies

Het department MOW heeft geen opmerkingen op voorliggend dossier

6.2 Verwerking van het advies

Niet van toepassing

6.3 Aanpassingen

Niet van toepassing

RUP zonevreemde bedrijven fase 2 Herenthout IOK plangroep 4 7 Departement Omgeving – dienst VR

7.1 Beknopte weergave van het advies

Het advies van e dienst VR heeft specifiek betrekking op het aspect externe mensveiligheid zoals bedoeld in de SEVESO-richtlijn, of, m.a.w. op de risico’s waaraan mensen in de omgeving van Seveso-inrichtingen kunnen blootgesteld worden als gevolg van de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in die inrichtingen. deelRUP FITO Het bedrijf heeft momenteel geen seveso-inrichting en evenmin een aandachtsgebied. De opmaak van een RVR is in deze omstandigheden niet nodig. In de screeningsnota wordt niet uitgesloten dat het bedrijf zich in de toekomst zou kunnen ontwikkelen tot een Seveso-inrichting. Als deze ontwikkeling zich effectief zou voordoen, dan zal het bedrijf in het kader van de omgevingsvergunning een veiligheidsstudie of een omgevingsveiligheidsrapport moeten opmaken om na te gaan of zijn Seveso-status te verenigen is met de omgeving (eventueel na het nemen van extra maatregelen). deelRUP Atelier C Het bedrijf heeft momenteel geen seveso-inrichting. Binnen het plangebied wordt de vestiging van seveso inrichtingen uitgesloten. Binnen het RUP is er ook geen aandachtsgebied gepland. Op basis hiervan is een RVR niet nodig. deelRUP Harrie Theeuwes Het bedrijf is momenteel geen seveso-inrichting. Een mogelijke ontwikkeling tot Seveso-inrichting is uitgesloten. Het bedrijf wordt ook niet beschouwd als een aandachtsgebied. In die omstandigheden is de opmaak van een RVR niet nodig. In de toelichtingsnota wordt aangeven dat om minder dan 2 km een Seveso-inrichting gelegen is; m.n. Air Liquide. Dit kan worden bevestigd. Het betreft een lagedrempelinrichting. Vanwege de afwezigheid van een aandachtsgebied in het plangebied is dit gegeven in feite van ondergeschikt belang. Bovendien heeft de dienst VR voldoende kennis over het externe mensrisico van deze inrichting om te beslissen dat er op vlak van externe mensveiligheid geen aanzienlijke effecten e verwachten zijn. Voor de volledigheid wil de dienst VR er nog op wijzen dat binnen een perimeter van 2 km rond het plangebied nog andere seveso-inrichtingen aanwezig zijn, m. n. NOF Metal Coatings Europe (laagdrempelig) en GE Water & Process Technologies (hoogdrempelig). Ten aanzien van deze inrichtingen gelden dezelfde conclusies. Besluit Op basis van de hem beschikbaar gestelde en hem bekende gegevens meent de dienst VR dat aangaande het plan geen aanzienlijke effecten op het vlak van externe veiligheid moeten verwacht worden, en dat de opmaak van een RVR niet nodig is. De dienst VR vraagt om het aspect externe mensveiligheid ook op te nemen in de toelichtingsnota van het definitieve ontwerp van het RUP.

7.2 Verwerking van het advies

De bijkomende informatie vermeld in het advies van de dienst VR dient mee opgenomen te worden in de screeningsnota en de toelichtingsnota van het RUP. Op deze manier wordt het aspect externe mensveiligheid voldoende beschreven.

7.3 Aanpassingen

– Toevoegen in tabel sectoraal juridisch kader voor het RUP FITO: ‘De opmaak van een RVR is in deze omstandigheden niet nodig. Indien dit bedrijf zich in de toekomst zou kunnen ontwikkelen tot een Seveso-inrichting, dan zal het bedrijf in het kader van de omgevingsvergunning een veiligheidsstudie of een omgevingsveiligheidsrapport moeten

RUP zonevreemde bedrijven fase 2 Herenthout IOK plangroep 5 opmaken om na te gaan of zijn Seveso-status te verenigen is met de omgeving (eventueel na het nemen van extra maatregelen).’ – Toevoegen in tabel sectoraal juridisch kader voor het RUP stal Harrie Theeuwes: ‘Binnen de 2000m van het plangebied zijn volgende Seveso-bedrijven aanwezig: – Air Liquide: laagdrempelinrichting – NOF Metal Coatings Europe: laagdrempelinrichting – GE Water & Process Technologies (hoogdrempelinrichting) Vanwege de afwezigheid van een aandachtsgebied in het plangebied is de aanwezigheid van seveso-inrichtingen van ondergeschikt belang. Bovendien heeft de dienst VR voldoende kennis over het externe mensrisico van deze inrichting om te beslissen dat er op vlak van externe mensveiligheid geen aanzienlijke effecten te verwachten zijn.’

RUP zonevreemde bedrijven fase 2 Herenthout IOK plangroep 6