CACTUSSEN DIE NIEMAND HERKENT: LOOFCACTUSSEN (HET GESLACHT )

In een ander artikel besteedden we aandacht aan plan- ten die geen cactussen zijn, maar door vele mensen wel zo genoemd worden. Nu is ons onderwerp het omgekeerde: cactussen die doorgaans niet als zodanig herkend worden. Het gaat dus om de zogenoemde 'loofcactussen' van het geslacht Pereskia, cactussen met geheel onvervalste nor- male bladeren, wel te onderscheiden van 'bladcactussen' (de vele hybriden) met hun bladachtige takken en schitterende grote bloemen. Er zijn meer cactussen die bladeren vertonen, denk maar aan de sterk gereduceerde, vlezige en snel afvallende rolronde kleine blaadjes aan jonge leden van sommige schijfcactussen. Daar verraadt de vorm van de succulente schijven evenwel dat het om echte cactussen gaat. De loofcactussen hebben houtige snel groeiende stengels met bij sommige soorten flink grote en nauwelijks succulente bladeren. Slechts de areolen met doornen verraden dat ze inderdaad tot de Cactaceae beho- ren. In de kas op de Floriade stonden enkele flinke strui- ken die dan ook door vrijwel niemand als herkend werden, ook niet toen ze rijkelijk bloeiden. De bloemen doen bij oppervlakkige beschouwing dan ook meer aan die van een wilde roos denken dan aan die van andere cactus- sen. Ook vele liefhebbers werden er door in verwarring gebracht, door hun afmetingen en snelle groei zijn het vrij onbekende planten die in een klein kasje of op de vensterbank nu eenmaal niet goed tot hun recht komen. Zelfs in de natuur doet een boom van 15 m hoog met een stam van 15 cm en het uiterlijk van een appelboom de reiziger niet meteen uitroepen: Cactussen! Voor de bespreking van deze plantengroep baseren we ons op het werk van Beat Ernst Leuenberger van de Bota- nische Tuin Berlijn, die de laatste jaren verscheidene publicaties aan het geslacht Pereskia gewijd heeft. Het begin. Het Pereskia is niet alleen het geslacht met primitieve cactussen, die dus het minst succulente eigen- schappen vertonen, maar werd ook al zeer vroeg beschreven. De naam en eerste beschrijving is voorlinneaisch, de auteur was Pater Charles Plumier (1646-1704) een franse missionaris, onderzoeker en plantkundige die in 1689, 1693 en 1695 de Westindische eilanden bereisde en in 1703 het genus Pereskia met één soort ', flore albo, fructo flavescente' beschreef in zijn boek 'Nova plantarum Americanum genera' dat in Parijs gepubliceerd werd. Zoals toen gebruikelijk dus een naam die een korte be- schrijving is: 'Pereskia met witte bloemen en geelwordende vruchten', het geslacht genoemd naar Plumiers geleerde provençaalse streekgenoot Seigneur Nicolas-Claude Fabrice de Peiresc (1580-1637). Linnaeus bracht in zijn baan- brekende ' Plantarum' (Stockholm, 1753) dat als beginpunt van de binomiale naamgeving geldt, alle toen bekende 22 cactussoorten onder in slechts één geslacht, Cactus. Als soortaanduiding gebruikte hij de naam van Plumiers genus, Cactus pereskia was dus de eerste bino- miale naam voor deze . Dat duurde niet erg lang, want al een jaar later was het Philip Miller uit Chelsea Engeland (1691-1771), een in die tijd bekende schrijver over botanische onderwerpen, die in zijn 'The Gardener's Dictionnary' (in de editie van 1754) het geslacht Pereskia en de verkorte naam Pereskia aculeata onder het nieuwe systeem in ere herstelde.

Spellingsproblemen. Ik herinner me dat ik een jaar of zo voor de oprich- ting van de goudse afdeling bij de Goudse Zaadhandel, waar ik regelmatig uit de mond van onze eerste penningmeester Joop de Klerk de beginselen van onze liefhebberij onderwe- zen kreeg, eens een diskussie met een meer ervaren lief- hebber meemaakte over de vraag of het Pereskia of Peires- kia moest zijn. Voor mij was dat toen een nieuw probleem, nu weten we dat daar jarenlang overal over gebekvecht (of bekgevochten ?) is. De tegenstelling tussen de naam Pereskia en die van de heer Peiresc is natuurlijk opvallend. Veronderstellingen dat deze naam berustte op een drukfout, spelfout, vergis- sing of foutieve latinisering van de naam Peiresc doken dan ook weldra op. Dat leidde tot verschillende 'verbete- ringen': Peirescia ZUCCARINI (1837), nagevolgd door bekende cactusdeskundigen uit de vorige eeuw als Pfeiffer, Salm- Dyck en Rümpler. Perescia LEMAIRE (1838). Peireskia STEUDEL (1841), deze versie kreeg de meeste navolgers, vooral in Europa, zoals Schumann tegen het einde van de vorige eeuw en Vaupel, Alwin Berger, Backe- berg & Knuth, Haage in 'Het praktische Cactusboek in Kleuren' en Backeberg in zijn 'Kakteen Lexikon' en Ritter in 'Kakteen in Süd-Amerika' in onze eeuw. Hoe zit dat nu? Volgens de Code (de regels voor de naamgeving van planten is de eerste na 1753 gepubliceerde naam korrekt. Dat is dus de naam Pereskia van Miller die aan Plumier ontleend werd, dat is duidelijk. Britton & Rose gebruiken dan ook deze naam zonder kommentaar, de varianten noemen ze slechts terloops. Backeberg geeft in de Lexicon wel toe dat Pereskia de wettige naam is, maar houdt zich er niet aan, zoals hij trouwens ook op andere punten wel eens niet deed. 'Een verminkte of onnauwkeurige naam is geen eerbetoon' is zijn argument. Buxbaum houdt er zich wel aan, maar protesteert heftig tegen de fout. Ook Ritter gebruikt het argument verminking. In 'Kakteen von A bis Z' gebruikt Haage weliswaar Pereskia, maar de opmer- king 'Door foutieve uitspraak werd de naam verkeerd ge- schreven, door de prioriteitsregel is deze foutieve naam tegenwoordig geldig' en een halve kolom citaten van Rit- ter, Backeberg en Buxbaum wijzen op zijn ongenoegen. Ove- rigens is het leuk om op te merken dat Krook in het al- lereerste nederlandse cactusboek van 1854 wel Pereskia gebruikte. Hoe zit het nu met die fouten, misvormingen, slecht latijn? Als u tracht de kopie van Plumiers publicatie te ontcijferen ziet u in de bovenste regels vier keer het woord Pereskia. Van een drukfout is dus geen sprake. In de eerste kursieve regel gebruikt hij de latinisering Peireskius voor Peiresc, dat hij voor het genus de spel- ling Pereskia koos moet dus geen toeval zijn geweest. Het is natuurlijk ook niet erg aardig om van een 18-de eeuwse rooms-katholieke priester te veronderstellen dat zijn ken- nis van het latijn maar gebrekkig zou zijn. Trouwens ook Linnaeus, die al zijn werken in het latijn publiceerde en Plumiers naam als soortaanduiding overnam, had echt geen bijlessen in die taal nodig. De spelling Pereskia is dus duidelijk opzettelijk gekozen. Ook Peiresc zelf gebruikte wel eens een andere spelling voor zijn eigen naam. Voor de invoering van de burgelijke stand in de napoleontische tijd, lag de schrijfwijze van persoonsnamen lang niet altijd vast. Ook over de spelling van de naam van Shake- speare bijvoorbeeld is veel gediskussieerd. De reden van Plumiers keuze is waarschijnlijk dat de naam van het dorpje Peiresc (op een kaart uit die tijd ook Peyresq gespeld) waar Nicolas-Claude zijn van moederszijde geërfde adelijke titel aan ontleende, in het provençaals dialekt als Péresk uitgesproken werd. Opvallend is dat in de in het latijn geschreven lijkrede van Jacob Buccard bij de teraardebestelling van Peiresc in 1637 diens naam tot Perescius gelatiniseerd werd. Er is dus geen fout gemaakt, niets verminkt en Backebergs opmerking over onvoldoende eerbetoon is dan ook zeker niet terecht. Leuenberger konkludeert dat de naam Pereskia niet alleen de juiste is volgens de regels, maar ook dat alle bezwaren er tegen weerlegd zijn. De IOS en de CITES Check- list gebruiken dan ook deze naam, hopelijk is daarmee dit probleem(pje) de wereld uit.

Het genus Pereskia [PLUMIER] MILLER. De planten van dit geslacht zijn struikachtig en hebben vrijwel niet vlezige en spoedig verhoutende takken met normale bladeren, die in de droge tijd afvallen. Areolen in de oksels van de bladeren met betrekkelijk weinig, stevige doornen, op oudere leeftijd steeds sterker bedoornd. De bloemen zijn alzijdig symmetrisch, hebben geen bloembuis en zijn wit, geel, oranje, rose of rood van kleur. Alleenstaand of in groepen. De sappige vruchten bevatten bruine of zwarte, vrij grote zaden. Een aantal soorten werden op grond van het bezit van een onderstandig vruchtbeginsel door Berger in het sub- genus (ondergeslacht) geplaatst, dat door Backeberg en Knuth tot een zelfstandig geslacht verheven werd. Dit onderscheid bleek niet zo absoluut te zijn als destijds gedacht werd en sedert de revisie van Leuenberger worden deze soorten weer als Pereskia beschouwd. Na het hoogtij van de splitters werkt de tijdgeest nu ten voor- dele van de lumpers! Het geslacht omvat nu 16 soorten, maar er zijn er wel 57 beschreven. Een aantal van deze synoniemen wordt hieronder vermeld.

De soorten:

Pereskia aculeata MILLER synoniem: Cactus lucidus Cactus pereskia Pereskia acardia Pereskia affinis Pereskia brasiliensis Pereskia foetens Pereskia fragrans Pereskia hortensis Pereskia lanceolata Pereskia longissima Pereskia pereskia Pereskia rubescens Pereskia undulata Dit is dus de soort die het allereerst beschreven werd. Hij wordt aangetroffen over een uitgebreid gebied, van Florida tot noordoost Argentinië. Begrijpelijk dat er tal van lokale vormen zijn met wat smallere of bredere bladeren, variaties in kleur van de bladeren en bloemen met witte,gele of rode helmdraden. Vele hebben in de loop der tijd een soortnaam gekregen, het zijn echter niet meer dan synoniemen. Wellicht zouden de meest opvallende een cultivarnaam kunnen krijgen, zoals de bekende Pereskia aculeata cv. 'Godseffiana' met zijn rossig bruingele bladeren. Deze zou als knopmutant in Australië ontstaan zijn en komt alleen gekweekt voor. Daarom is de opvatting dat het var. godseffiana zou zijn (bijvoorbeeld bij Haage en bij Glass & Innes) niet te verdedigen. Een breedbladige vorm van Pereskia aculeata uit het caraibisch gebied is in Natal, Zuid Afrika, verwilderd. De soort is te herkennen aan de twee iets teruggebogen krachtige dorens in de oksel van elk blad van een flink groeiende scheut. Aan meerjarige scheuten kunnen 1 tot 5 dorens per areool voorkomen. Het is een klimmende struik die wel tot 10 m hoog kan worden. De bladeren zijn tot 7 cm lang, kortgesteeld en variëren van langwerpig tot lancet- of eivormig. De bloemen hebben een doorsnede van bijna 5 cm, het vruchtbeginsel draagt bladeren en dorens. De vrucht is geel en smaakt fris zuur. De bladeren worden in Brazilië wel gekookt en als groente gegeten.

Pereskia grandifolia HAWORTH synoniem: Pereskia gigantea Pereskia grandiflora Pereskia ochnocarpa Pereskia rosea Pereskia tampicana Rhodocactus grandifolius Rhodocactus tampicanus De 'grootbladige' Pereskia is afkomstig uit Brazilië en is de soort die het meest in de kultuur verspreid is. De prolifererende bloemen (areolen op de vruchtbeginsels geven weer bloemknoppen) zorgen voor een langdurige bloeiperiode en maken dat het een dankbare kuipplant is. De plant groeit struik- tot boomvormig en kan 5 m hoog worden. Alweer geen vensterbankplantje dus.

Pereskia grandifolia var. grandifolia De bladeren hebben een kort steeltje en zijn tot 15 cm lang met een stompe of spitse top. Aan de bladvoet staan 1 of 2, tot 5 cm lange zwarte dorens, oudere areolen waar weer nieuwe bladeren gevormd zijn hebben er meer. De 3 tot 4 cm grote bloemen staan eindstandig aan de top van de takken. Inwendig zijn ze rose gekleurd of ook wit. De vruchten zijn groot, kantig peervormig en dragen bladeren. Ze bevatten talrijke zaden. Ook bij deze heerst de nodige verwarring, bijvoorbeeld met Pereskia bleo. De illustra- ties 236 en 237 bij Benson zijn niet deze soort maar Pereskia nemerosa. Ook verwisseling met Pereskia sacharosa is in de litteratuur te vinden. Pereskia grandifolia var. violacea LEUENBERGER Dit is een in de zestiger jaren ontdekte vorm uit Minas Gerais, Brazilië, die verspreid is onder het veldnummer HU 226. Kenmerk is de paars-rose tint van de schutbladen, de kleur van de bloemen en de bladeren wordt sterk beïnvloed door de kultuuromstandigheden. In 1988 beschreef Leuenberger plant deze als varieteit. Afbeel- dingen bij Uil (als Rhodocactus grandifolius) en bij Barthlot, bij Haustein (de identieke foto maar gespiegeld gereproduceerd) en bij Rauh (alle als Pereskia bahiensis). Ook hier dus verwarring.

Pereskia bleo (KUNTH) DE CANDOLLE synoniem: Cactus bleo Pereskia corrugata Pereskia cruenta Pereskia panamensis Rhodocactus bleo Rhodocactus corrugatus Nog een Pereskia met grote bladeren, die in de natuur tot 7 m hoge sterk vertakte bomen vormt. De natuurlijke standplaats is langs zandige rivieroevers in de tropische laaglanden van Panama en Colombia. De bladeren zijn de grootste in het geslacht, tot meer dan 20 cm lang, de breedte is 5 cm en ze hebben een duide- lijke, vaak roodachtig gekleurde bladsteel. De bladrand is licht golvend. Jonge scheuten dragen 1 tot 4 stevige zwarte dorens op iets wollige areolen, relatief klein vergeleken met de bladeren; oudere areolen hebben er 5 tot 6 of meer. Het opvallende onderscheid met Pereskia grandifolia is dat na bladverlies in de areolen geen nieuwe bladeren gevormd worden. De 2 tot 4 kortgesteelde bloemen hebben een doorsnede van ongeveer 6 cm en staan in de oksels van bladeren of schutbladen aan de toppen van de scheuten. De opvallende scharlakenrode kleur die bij hoge temperaturen aan de randen van de bloemdekbladen tot rose verkleurt geven een zeer aantrekkelijke aanblik. De gele omgekeerd kegelvormige vruchten zijn 5 tot 6 cm groot en staan op een dikke steel. Deze plant uit de tropen vraagt een hogere temperatuur dan de andere soorten en wordt in botanische tuinen in de tropische kas gekweekt. Jonge planten in een zonnige ven- sterbank doen het ook 's winters boven de verwarming rede- lijk goed. Er moet dan wel regelmatig gedurende het gehele jaar water gegeven worden, bloemen kan men onder die omstandigheden niet verwachten.

Pereskia sacharosa GRISEBACH synoniem: Pereskia moorei Pereskia saipinensis Pereskia sparsiflora Rhodocactus sacharosa Rhodocactus saipinensis De naam van deze plant treft men wel eens aan met de foutieve spelling met dubbele c 'saccharosa' (bijvoorbeeld bij Rauh). Waarschijnlijk door verwarring met 'saccharo- se', dat is de scheikundige naam van de suiker die we in ons bakje koffie of thee doen. Volgens het jongste 'groene boekje' wordt die naam in het nederlands nu trouwens ook met één c gespeld. Die zoete stof is genoemd naar de oud- ste bron, het suikerriet Saccharum officinarum. Deze cactus heeft echter niets met zoetigheid te maken, 'sacha rosa' is in de in Peru en Bolivia de inheemse naam en betekent zoveel als 'wilde roos' of 'valse roos', een duidelijke verwijzing naar de vorm van de bloem die inder- daad wel wat aan een hondsroos doet denken. Deze soort wordt aangetroffen in de westelijke Chaco in Argentinië tot droge Andes valleien in Bolivia. Ook in west Paraguay en de Matto Grosso in zuidwest Brazilië. Planten van deze laatste standplaats werden door Britton & Rose beschreven als Pereskia moorei. De plant is vrij gemakkelijk uit zaad te kweken. Door te zorgen voor voldoende voeding maar zeer spaarzaam water te geven kan hij kompakt gehouden worden. Bij ruime water- gift kunnen meterslange scheuten gevormd worden. Pereskia nemerosa ROJAS ACOSTAS synoniem: Pereskia amapola Pereskia argentina Deze soort is vaak verward met de vorige, men kan ze onderscheiden door de smallere bladeren met meer gespreide nerven, de tot haren vervormde steriele meeldraden in de oksels van de kroonbladen en bij oudere stammen het opval- lende patroon van de bast. Afbeeldingen met de foutieve naam Pereskia sacharosa vindt men bij Rauh (plaat 54, links onder) en Innes & Glass (p. 243 midden boven). Een afbeelding bij Benson draagt de onjuiste naam Pereskia grandifolia.

Pereskia bahiensis GÜRKE en Pereskia stenantha F. RITTER Twee braziliaanse soorten uit droge bosachtige streken in Bahia, die misschien in enkele botanische tuinen te vinden zouden kunnen zijn. Als ze niet bloeien zijn ze niet te onderscheiden. Ze lijken op Pereskia grandifolia, maar de bladeren zijn iets meer omgekeerd eivormig en duidelijk wat succulenter. De bloemen van de tweede soort lijken wel buisvormig te zijn, ze hebben zich nauwelijks openvouwende bloem- dekbladen, de binnenste roseachtig en de buitenste meer oranjerood. Recent zijn overgangsvormen in bloembouw gevonden, waarvan nog niet duidelijk is of het hybriden zijn of dat er sprake is van een graduele overgang die er op wijst dat men eigenlijk met één soort te maken heeft. Nader onder- zoek moet duidelijkheid brengen.

Pereskia aureiflora F. RITTER Een slechts enkele malen verzamelde soort die de gele bloemkleur met de volgende soorten gemeen heeft, maar zich onderscheidt door de grote zaden.

Pereskia guamacho F.A.C. WEBER synoniem: Pereskia colombiana Rhodocactus guamacho Rhodocactus colombianus Dit is een van de oudst bekende soorten, een exemplaar van 1696 bevindt zich in het herbarium van Plukenet in het Brits Museum van Natuurlijke Historie in Londen. Leonard Plukenet was arts en botanicus, verbonden aan de botani- sche tuin van het paleis Hampton Court van Willem III, de Koning-Stadhouder, en zijn vrouw Mary. Merkwaardigerwijze duurde het tweehonderd jaar voordat de plant door Weber beschreven werd (1898). Hij komt voor in Venezuela en Colombia en wordt vrijwel niet in kultuur aangetroffen, in Europa lukt het niet hem tot bloei te brengen. De plant heeft slanke niet succulente takken en middelgrote bladeren. Evenals sommige soorten uit de Andes en het caraibisch gebied wordt water opgeslagen in knolvormige wortels.

Pereskia zinniiflora DE CANDOLLE synoniem: Pereskia cubensis Rhodocactus zinniiflorus Rhodocactus cubensis Deze soort vormt met de beide volgende de groep caraibische Pereskia's. In de kultuur vindt men ze vrijwel niet. Deze soort is iets beter bekend onder zijn synoniem Pereskia cubensis, onder die naam vindt men hem op een postzegel van Cuba. Opvallend zijn de bloemen, doordat deze feitelijk mannelijk of vrouwelijk zijn, doordat òf de meeldraden òf de stamper sterk gereduceerd zijn.

Pereskia quisqueyana LIOGIER Dit is een alleen in de Dominicaanse Republiek voor- komende zeldzame soort, er is maar één kloon bekend. Hij bezit knolvormige wortels.

Pereskia portulacifolia (LINNAEUS) DE CANDOLLE synoniem: Cactus portulacifolius Rhodocactus portulacifolius Een soort uit Haiti en het westelijke deel van de Dominicaanse Republiek die niet in kultuur voorkomt. Kenmerkend zijn de omgekeerd eivormige tot spatelvormige bladeren die enorm verschillen bij jonge planten en aan de takken van volwassen bomen. Alle drie soorten van deze groep vragen een hoge temperatuur en zullen het in een bromeliakas beter doen dan in een cactuskas.

Pereskia humboldtii BRITTON & ROSE synoniem: Cactus horridus Pereskia horrida Pereskia vargasii Rhodocactus horridus Met de beide volgende soorten is dit een groep van kleinbladerige planten uit de Andes in Bolivia en Peru met knolvormige wortels. Ze bezitten kleine bloemen en paarse tot zwarte vruchten.

Pereskia humboldtii var. humboldtii Afkomstig uit Peru, er zijn vormen bekend met oranje en met witte bloemen.

Pereskia humboldtii var. rauhii (BACKEBERG) LEUENBERGER Deze onderscheidt zich van het type, dat glad is, door de fluweelachtige opperhuid.

Pereskia diaz-romeroana CARDENAS Een boliviaanse soort die al in kultuur is. Robert Maijer bezit enkele jonge planten. Voor de opvallend harige bloemdragende areolen en de leuke kleine bloemen met paarse helmdraden zullen we nog wat geduld moeten hebben.

Pereskia weberiana SCHUMANN synoniem: Pereskia antoniana Rhodocactus antonianus Ook van Bolivia komt deze soort met witte of rose bloemen en vlezige zwarte vruchten. Als hij in verzame- lingen voorkomt is het doorgaans onder de naam Rhodocactus antonianus.

Pereskia lychnidiflora DE CANDOLLE synoniem: Pereskia autumnalis Pereskia conzattii Pereskia nicoyana Pereskia opuntiiflora Pereskia pititache autumnalis Pereskiopsis opuntiiflora Pereskiopsis pititache Rhodocactus autumnalis Rhodocactus conzatti Rhodocactus lychnidiflorus Rhodocactus nicoyanus Dit is een wijdverbreide soort uit Midden Amerika, van Costa Rica tot Guatemala en Oaxaca en Guerrero in Mexico. De respektabele lijst van synoniemen toont aan dat ver- schillende beschrijvingen van diverse vindplaatsen gepu- bliceerd zijn. Jonge zaailingen lijken aantrekkelijke plantjes, maar de plant moet redelijk volwassen zijn om te kunnen bloeien. De afmetingen van de volwassen bomen maken het verklaarbaar dat in Europa zelfs in botanische tuinen geen bloeiende planten bekend zijn. Litteratuur. Backeberg: Das Kakteen Lexikon, Jena 1976. Backeberg & Knuth: Kaktus ABC, Kopenhagen (1935). Barthlot: Cacteeën, Wageningen 1978. Benson: The Cacti of the United States and Canada, Stanford (1982). Berger: Kakteen, Stuttgart (1929), p. 41-44. Britton & Rose The Cactaceae Vol. 1, (Toronto/ London (1937), p. 8-24. Haage: Het praktische Cactusboek in kleuren, Zutphen (1965), p. 173. Haage: Kakteen von A bis Z, Leipzig/ Radebeul (1983), p. 585,588-589. Haustein: The Cactus Handbook, Secaucus, New Jersey (1986) Hunt (Ed.): CITES Cactaceae Checklist, Kew (1992) Innes & Glass: An Illustrated Encyclopedia of Cacti, New York (1991), p. 240- 243. Leuenberger: Pereskia (Cactaceae), Mem. N.Y. Bot. Gard., 41, 1-141 (1986). Leuenberger: Diverse Notities in KuaS, 38, 96-100 (1987); 38, 266-269 (1987); 39, 106-108 (1988); 39, 198-201 (1988); 40, 29-31 (1989); 40, 280-282 (1989). Leuenberger: -bearing Cacti (Genus Peres- kia) in Cultivation, CSJ (USA), 64, 247-263 (1992). Rauh: Kakteen an ihren Standorten, Berlin/Hamburg (1979) Uil: Rhodocactus grandifolius, Succu- lenta 57, 258-267 (1978)

þþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþ þ Herman Busser þ þ þ þ CACTUSSEN DIE NIEMAND HERKENT: LOOFCACTUSSEN þ þ þ þ (Het geslacht Pereskia) þ þ þ þþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþ

þþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþ þ Herman Busser þ þ þ þ CACTUSSEN DIE NIEMAND HERKENT: LOOFCACTUSSEN þ þ þ þ (Het geslacht Pereskia) þ þ þ þþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþ

þþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþ þ Herman Busser þ þ þ þ CACTUSSEN DIE NIEMAND HERKENT: LOOFCACTUSSEN þ þ þ þ (Het geslacht Pereskia) þ þ þ þþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþ

þþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþ þ Herman Busser þ þ þ þ CACTUSSEN DIE NIEMAND HERKENT: LOOFCACTUSSEN þ þ þ þ (Het geslacht Pereskia) þ þ þ þþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþ

þþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþ þ Herman Busser þ þ þ þ CACTUSSEN DIE NIEMAND HERKENT: LOOFCACTUSSEN þ þ þ þ (Het geslacht Pereskia) þ þ þ þþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþþ