omgevingsdienst

HAAGLANDEN Bezoekadres Zuid-Hollandplein 1 2596 AW Den Haag Postadres Postbus 14060 2501 GB Den Haag T (070) 21 899 02 E [email protected] I www.odh.nl

Zaaknummer 00527512 Ons Kenmerk ODH-2019-00094695 Datum 1 6 SEP. 2019

Beschikking Wet natuurbescherming - Soortenbescherming

Onderwerp Op 8 augustus 2018 hebben wij een aanvraag om ontheffing als bedoeld in artikel 3.8, eerste lid, van de Wet natuurbescherming ontvangen. De aanvraag heeft betrekking op fase 2 van het project 'Langerak Zuid', gelegen in de gemeente . De werkzaamheden betreffen het bouwrijp maken van het huldige grasland en het realiseren van nieuwbouwwoningen. De aanvraag betreft het opzettelijk verstoren van de heikikker en de rugstreeppad, alsmede het opzettelijk vernielen of rapen van eieren van de heikikker en de rugstreeppad, alsmede het beschadigen of vernielen van voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van de heikikker en de rugstreeppad. Ontheffing wordt gevraagd van het overtreden van de verbodsbepalingen zoals genoemd in:

- artikel 3.5, tweede lid, van de Wet natuurbescherming voor wat betreft het opzettelijk verstoren van de heikikker {Rana arvalis) en de rugstreeppad (Sivfo calamita); - artikel 3.5, derde lid, van de Wet natuurbescherming voor wat betreft het opzettelijk vernielen of rapen van eieren van de heikikker {Rana arvalis) en de rugstreeppad {Bufo calamita); - artikel 3.5, vierde lid, van de Wet natuurbescherming voor wat betreft het beschadigen of vernielen van voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van de heikikker (Rana arvalis) en de rugstreeppad (Bufo calamita).

De ontheffing wordt gevraagd voor de periode van 8 oktober 2018 tot en met 1 november 2023.

Besluit

Wij besluiten de aanvraag om ontheffing af te wijzen.

Ondertekening Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, voor dezen,

ing. L. Hopmar Hoofd Toetsing & Vergunningverlening Milieu van de Omgevingsdienst Haaglanden omgevingsdienst HAAGLANDEN

Rechtsmiddelen Voor de mogelijkheid rechtsmiddelen aan te wenden tegen deze beschikking wijzen wij op de desbetreffende tekst in het begeleidende schrijven.

2/8 omgevingsdienst HAAGLANDEN

OVERWEGINGEN

Aanleiding

Op 8 augustus 2018 hebben wij een aanvraag om ontheffing als bedoeld in artikel 3.8, eerste lid, van de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) ontvangen. De aanvraag heeft betrekking op fase 2 van het project 'Langerak Zuid', gelegen in de gemeente Molenlanden. De werkzaamheden betreffen het bouwrijp maken van het huldige grasland en het realiseren van nieuwbouwwoningen. De aanvraag betreft het opzettelijk verstoren van de heikikker en de rugstreeppad, alsmede het opzettelijk vernielen of rapen van eieren van de heikikker en de rugstreeppad, alsmede het beschadigen of vernielen van voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van de heikikker en de rugstreeppad. Ontheffing wordt gevraagd van het overtreden van de verbodsbepalingen zoals genoemd in:

- artikel 3.5, tweede lid, van de Wnb voor wat betreft het opzettelijk verstoren van de heikikker (Rana arvalis) en de rugstreeppad (Bufo calamita); - artikel 3.5, derde lid, van de Wnb voor wat betreft het opzettelijk vernielen of rapen van eieren van de heikikker (Rana arvalis) en de rugstreeppad (Bufo calamita); - artikel 3.5, vierde lid, van de Wnb voor wat betreft het beschadigen of vernielen van voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van de heikikker (Rana arvalis) en de rugstreeppad (Bufo calamita).

De ontheffing wordt gevraagd voor de periode van 8 oktober 2018 tot en met 1 november 2023.

Bij de aanvraag zijn de volgende stukken gevoegd: Realisatie woningbouw Langerak-Zuid Activiteitenplan, projectcode MONA1801, Adviesbureau E.C.O.Logisch, 7 augustus 2018; Actualisatie natuuronderzoek Langerak Zuid, Heikikker en rugstreeppad, projectcode MONA1801, Adviesbureau E.C.O.Logisch, 7 augustus 2018; Inrichtings- en onderhoudsplan Bufferzone Langerak Zuid, opdrachtnummer 341_026, gemeente Molenwaard, juli 2018.

Op 20 november 2018 hebben wij de volgende aanvullende gegevens ontvangen: Woningmarktscan gemeente Molenwaard, projectnummer 1927.101/G, Companen, 16 augustus 2016; Notitie aanvullende informatie Langerak Zuid, kenmerk MONA1801, Adviesbureau E.C.O.Logisch, 19 november 2018; Kaart werkzaamheden Woningbouw Langerak-Zuid te Langerak, Bijiage bij aanvraag kenmerk ODH- 2018-00121997, 12 november 2018; Regie - Vijfheerenlanden, Actualisatie regionale woonvisie 2017-2020, work 160046, 1 februari 2017; Notitie ecologische begeleiding heikikker, kenmerk M0NA1701, Adviesbureau E.C.O.Logisch, 28 juni 2017.

Procedure Titel 4.1 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 5.1 van de Wnb zijn toegepast op deze beschikking.

Doordat de aangeleverde gegevens onvolledig waren, is op 5 november 2018 verzocht om aanvullende gegevens en is de procedure opgeschort. De procedure is op 20 november 2018 hervat.

3/8 omgevingsdienst HAAGLANDEN

Bevoegd gezag De handeling wordt verricht binnen de provincie Zuid-Holland. Gelet op de bepalingen in artikel 1.3 van de Wnb zijn wij bevoegd gezag voor de beoordeling van de aanvraag.

Toetsingskader en grondslag beschikking De aanvraag voor de heikikker en de rugstreeppad is getoetst aan de artikelen 3.5 en 3.8 van de Wnb en de Beleidsregel uitvoering Wet natuurbescherming Zuid-Holland.

De heikikker en de rugstreeppad zijn van nature in Nederland in het wild levend dieren van soorten genoemd in bijiage IV, onderdeel a bij de Habitatrichtlijn. Beide soorten zijn tevens opgenomen in bijiage II bij het Verdrag van Bern.

Op grond van artikel 3.5, tweede, derde en vierde lid, van de Wnb is het verboden: - de heikikker en de rugstreeppad opzettelijk te verstoren; - opzettelijk eieren van de heikikker en de rugstreeppad te vernielen of te rapen; - voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van de heikikker en de rugstreeppad te beschadigen of te vernielen.

Op grond van artikel 3.8, vijfde lid, van de Wnb wordt een ontheffing slechts verleend indien: - er geen andere bevredigende opiossing bestaat; - de ontheffing nodig is omdat een van de belangen genoemd in artikel 3.8, vijfde lid onder b, van de Wnb aan de orde is; en - de maatregelen niet leiden tot verslechtering van de staat van instandhouding van de soort.

Beoordeling

Aanvraag De gemeente Molenlanden is voornemens in het plangebied de bestaande graslanden bouwrijp te maken en hier woningbouw uit te voeren. Het projectgebied is verdeeld in verschillende fasen, weIke over de periode 2017 tot en met 2023 ontwikkeld gaat worden. Voor fase 1 is eerder ontheffing in het kader van de Wnb verleend. Volgens planning is met fase 2 gestart in het eerste kwartaal van 2019 met het aanbrengen van voorbelasting. Het bouwrijp maken en vervolgens woonrijp maken zai worden uitgevoerd van het vierde kwartaal van 2019 tot en met het derde kwartaal van 2023.

Overtreding verbodsbepalingen Om te bepalen of er sprake is van overtreding van de Wnb heeft in 2018 onderzoek plaatsgevonden naar de aanwezigheid van de heikikker en de rugstreeppad in het plangebied.

Heikikker Ten behoeve van inventarisatie van de heikikker zijn twee veldbezoeken uitgevoerd door twee waarnemers. Hierbij is geluisterd naar koorroepen. De koorroep van de heikikker draagt niet ver, minder dan vijftien meter. Gezien de grootte van het onderzochte gebied is het niet aannemelijk dat alle roepende individuen zijn waargenomen. In het veenweidegebied komt de soort in lagere concentratie voor, waardoor er minder sprake is van roepende koren. In het veenweidegebied ligt inventariseren van exemplaren meer voor de hand dan inventarisatie op basis van roepende koren (Kennisdocument heikikker, BIJ 12, juli 2017). Dit is een meer intensieve methode van inventariseren omdat de volwassen dieren moeilijk te vinden zijn. Er wordt in de onderzoeksrapportage gesteld dat zoeken naar eiklompen en larven van de heikikker niet nodig is geweest om de soort uit te sluiten. Tijdens de bezoeken voor de koorzang zijn ook eiklompen van de heikikker aangetroffen. Het zoeken naar eiklompen heeft echter niet het aantonen dan wel uitsluiten van de soort als doel, maar dient ook om de populatiegrootte in het gebied te kunnen bepalen. Het kennisdocument

4/8 omgevingsdienst HAAGLANDEN stelt verder dat de exacte locatie van de winterverblijfplaatsen, evenals de verblijfplaatsen van de sub-adulte exemplaren, en de exacte bijbehorende functionele leefomgeving redelijkerwijs niet in beeld te brengen zijn. In de praktijk meet er dan ook vanuit gegaan worden dat als de heikikker aangetroffen is, op alle plekken die daarvoor geschikt zijn voortplantingsplaatsen en rustplaatsen aanwezig zijn, evenals de essentiele omgeving die nodig is om deze plekken als zodanig te laten functioneren. In de aanvraag wordt er vanuit gegaan dat bij de uitvoering van de werkzaamheden slechts zomerhabitat en foerageergebied verloren gaat. Het winterhabitat ten zuiden van het plangebied blijft behouden. Het is niet duidelijk op basis waarvan geconcludeerd wordt dat het zuidelijk gelegen perceel het winterhabitat van de heikikker vormt. Na de aanleg van de bouwweg ten behoeve van de uitvoering van de werkzaamheden van fase 1 zijn overwinterende individuen van de heikikker ten noorden van de bouwweg aangetroffen. Of deze individuen hier overwinterd hebben omdat de doorgang richting het zuidelijk gelegen winterhabitat is afgesneden, of dat het gehele plangebied en de omgeving hiervan winterhabitat van de heikikker vormt, is niet duidelijk. Gelet op het bovenstaande komen wij tot de conclusie dat de onderzoeksinspanning onvoldoende is geweest om de functie van het plangebied voor de heikikker en de grootte van de aanwezige populatie van de soort in het plangebied in kaart te brengen.

De heikikker is in het plangebied aangetroffen. Er zijn 25 roepende individuen van de soort vastgesteld binnen het onderzoeksgebied. Tevens zijn eiklompen van de heikikker waargenomen. De heikikker foerageert in de oeverzones in het plangebied. Hiermee heeft het plangebied een functie als landhabitat en foerageergebied voor de heikikker. Door de aanleg van de bouwweg door het plangebied is het winterbiotoop in de griend ten zuiden van het plangebied niet langer bereikbaar. De heikikker is ten noorden van de bouwweg waargenomen en deze individuen hebben waarschijniijk noodgedwongen in de bermen van de Tiendweg en in de oevers van de weilanden overwinterd. Doordat de aanwezige individuen opgesloten zijn geraakt door de aanleg van de bouwweg gaat dan ook tevens winterhabitat van de heikikker verloren. Dit bevestigt dat er als gevolg van de uitvoering van het project algeheel leefgebied van de heikikker wordt aangetast. Hierbij worden de aanwezige individuen van de soort opzettelijk verstoord. Indien de heikikker tot voorplanting komt in het plangebied is het wenselijk de eieren te rapen om ze buiten de invloedsfeer van de werkzaamheden te plaatsen. Hierbij worden de eieren mogelijk vernield. Hiermee worden de verbodsbepalingen zoals opgenomen in artikel 3.5, tweede, derde en vierde lid, van de Wnb overtreden.

/=?tygs/reeppad De rugstreeppad is niet binnen het plangebied waargenomen. In 2016 is de rugstreeppad ten noordoosten van het plangebied vastgesteld, maar dit is in 2018 niet het geval geweest. De kernpopulatie van de rugstreeppad zou zich zich ten noordoosten van het plangebied bevinden. Dit is echter niet aannemelijk gemaakt. Omdat de rugstreeppad niet in de directe nabijheid of in het plangebied zelf is waargenomen, is het niet aannemelijk gemaakt dat de verbodsbepalingen zoals opgenomen in artikel 3.5 van de Wnb ten aanzien van de rugstreeppad worden overtreden. Vooralsnog gaan wij er - op basis van de door aanvrager aangeleverde informatie - dan ook van uit dat voor de rugstreeppad geen ontheffing nodig is. Wanneer blijkt dat de soort toch aanwezig is in het plangebied, dan dient hiervoor alsnog een ontheffing te worden aangevraagd. In dat geval dient voldoende ecologisch onderzoek te worden gedaan naar de mate van aanwezigheid van de rugstreeppad in het plangebied en moeten ook de functies van het plangebied voor de soort inzichtelijk gemaakt worden.

Voorgestelde maatregelen Om negatieve effecten van de werkzaamheden op de heikikker tot een minimum te beperken worden maatregelen voorgesteld zoals beschreven in de paragrafen 3.3 en 3.4 en bijiage 2 van het rapport 'Realisatie woningbouw Langerak-Zuid Activiteitenplan' van 7 augustus 2018, het rapport 'Inrichtings- en onderhoudsplan Bufferzone Langerak Zuid' van juli 2018 en de notitie 'Aanvullende informatie Langerak Zuid' van 19 november 2018.

5/8 omgevingsdienst HAAGLANDEN Ten zuiden van de nieuwbouwiocatie wordt een bufferstrook gerealiseerd met voor de heikikker geschikt habitat. Er worden nieuwe voortplantingswateren aangelegd voor de heikikker en tevens wordt geschikt landbiotoop met foerageergebied gerealiseerd voor de soort. De voortplantingswateren zijn gereed voordat gestart wordt met het vergraven en dempen van watergangen. Bij het realiseren van de woningbouw wordt het werkgebied afgerasterd met een amfibieenkerend raster. Aanwezige individuen van de heikikker worden verplaatst. Er is een inrichtings- en beheerplan voor het compensatiegebied aangeleverd. Na afloop van de werkzaamheden wordt het aangelegde compensatiegebied gemonitord op ingebruikname door de heikikker. staat van instandhouding Als gevolg van het bouwrijp maken van het plangebied gaat algeheel leefgebied van de heikikker verloren. Hoe groot de aanwezige populatie van de heikikker is, is niet bekend. Hiervan is ook geen inschatting op basis van expert judgement gedaan. Daarmee is niet te beoordelen hoe groot het negatieve effect van de geplande werkzaamheden op de aanwezige lokale populatie van de heikikker gaat zijn.

Ter compensatie van het aan te fasten leefgebied van de heikikker wordt ten zuiden van het plangebied een bufferstrook aangelegd met geschikt habitat voor de soort. Hier ligt nu nog grasland wat in het bezit is van de gemeente. In de huidige situatie vormt deze grond al leefgebied van de heikikker. Het betreft dan ook een opwaardering van het bestaande leefgebied om te compenseren voor datgene wat verloren gaat. Het areaal aan leefgebied van de heikikker wat verloren gaat betreft ruim zeven hectare. Dit betekent dat de bufferstrook optimaal leefgebied voor de heikikker meet gaan worden, zodat de gehele aanwezige populatie van de heikikker hier voldoende mogelijkheden vindt om te blijven voortbestaan. Hiertoe worden op een aantal plaatsen op de koppen van deze weilanden voortplantingspoelen voor de heikikker aangelegd. Hierbij worden natuurvriendelijke oevers gerealiseerd. Er wordt gesteld dat het water in een vroeg successiestadium van verlanding moot zijn met veel zogenaamde verticale waterplanten voor de eiafzetting, zoals riet, liesgras, lisdoddes en biezen. De heikikker is een soort dat de eieren afzet in het ondiepe water van de oeverzone of op drijvende vegetatie. Het water meet stilstaand zijn en voedselarm (www.ravon.nl). Hiermee komt het voortplantingsbiotoop niet overeen met het inrichtingsplan. Het compensatiegebied meet daarnaast voorzien in alle aan te fasten functies voor de heikikker. In het plangebied is zomer-, winter- en voortplantingshabitat aanwezig en er wordt door de soort gefoerageerd. Het aangeleverde inrichtingsplan is te weinig concreet om te kunnen bepalen op weIke manier in deze functies wordt voorzien. Er wordt alleen ingegaan op de aanleg van de nieuwe watergangen, weIke door de natuurvriendelijke oevers geschikt voortplantingshabitat moeten gaan vormen voor de heikikker. Deze watergangen dienen tevens als waterberging en recreatie. Brede diepe watergangen bieden mogelijkheden voor grotere vissoorten. Uit het onderzoek van 2016 is gebleken dat de snoek en de zeelt in de huidige situatie al voorkomen in de watergangen in het plangebied. In de nieuwe situatie is het aannemelijk dat deze soorten zich in de nieuwe watergangen gaan vestigen. Deze vissoorten prederen op de eieren en larven van de heikikker en daarmee is voortplantingssucces van de soort in de watergangen als laag in te schatten. Tenslotte wordt er vanuit gegaan dat door het toepassen verschralingsbeheer uiteindelijk het geschikte habitat voor de heikikker zaI ontstaan. Dit is een aanname die nergens op is gebaseerd. Mitigerende en compenserende maatregelen moeten ertoe leiden dat er te alien tijde voldoende geschikt leefgebied beschikbaar is. Dit betekent dat het aan te leggen leefgebied beschikbaar en functioneel meet zijn voordat de werkzaamheden worden opgestart. Uit de aanvraag blijkt niet wat de huidige waarde van de bufferstrook is en of de strook op dit moment voldoende geschikt is voor de gehele heikikkerpopulatie om de werkzaamheden te kunnen starten.

Omdat niet bekend is hoe groot de aanwezige populatie van de heikikker is en wat de waarde van het aan te fasten leefgebied is voor deze populatie, is het negatieve effect op de populatie niet in te schatten. Daarnaast is onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de aan te leggen bufferstrook geschikt leefgebied gaat vormen wat kan fungeren als alternatief voor wat verloren gaat. De bufferstrook moot in kwantiteit en kwaliteit voldoende leefgebied vormen om te compenseren voor het te vergraven deel. Gezien de oppervlakte aan te fasten leefgebied en het deel wat opgewaardeerd gaat worden, is niet aannemelijk dat dit

6/8 omgevingsdienst HAAGLANDEN in verhouding staat. Daarnaast is de aanvraag onvoldoende concreet om de bufferstrook te kunnen beoordelen op kwaliteit.

Verder wordt ontheffing gevraagd voor het rapen (en verplaatsen) van eieren van de heikikker indien blijkt dat de soort onverhoopt tot voortplanting is gekomen in het plangebied. De kans is groot dat de eieren onverhoopt worden vernield bij het rapen en verplaatsen hiervan. Er dient onderbouwd te worden waarom het noodzakelijk is om de eieren te verplaatsen en waarom er niet voor wordt gekozen om verplaatsing van eieren te voorkomen door middel van het afrasteren van de voorplantingsplaatsen, zodat de eieren kunnen uitkomen en de larven kunnen uitgroeien.. Tevens dient concreet gemaakt te worden op weIke t^ianier het vangen en verplaatsen wordt uitgevoerd en een ecologische benadering waarom deze handeling geen invloed heeft op de gunstige staat van instandhouding van de lokale populatie van de heikikker.

Er wordt voorgesteld de bufferstrook gedurende vijf jaar te monitoren op ingebruikname door de heikikker. Hiertoe wordt het gebied een tot vier keer per jaar bezocht. De monitoring wordt eerder gestopt als een vergelijkbaar aantal individuen van de heikikker gebruik maakt van de bufferstrook. Omdat de dichtheid binnen het plangebied en de grootte van de aanwezige populatie niet is bepaald, is niet te bepalen wanneer de bufferstrook door een vergelijkbaar aantal individuen in gebruik genomen in. Verder wordt gesteld dat het bevoegd gezag aanvullende maatregelen kan opieggen indien de resultaten van de monitoring niet aan de verwachting voldoen. Dit is geen werkbare maatregel. Indien er aanvullende maatregelen mogelijk of nodig zijn, dient dit te worden aangeleverd vanuit de betrokken deskundige ecoloog. Dit dient dan ook onderdeel te zijn van de ingediende aanvraag.

Op grond van het vorenstaande zijn wij van mening dat de voorgestelde maatregelen onvoldoende zijn om negatieve effecten te voorkomen dan wel tot een minimum te beperken. De gunstige staat van instandhouding van de heikikker is niet gegarandeerd.

Belangenonderbouwing De ontheffing is aangevraagd op grond van de belangen 'volksgezondheid, de openbare veiligheid of andere dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van sociale of economische aard en met inbegrip van voor het milieu wezenlijke gunstige effecten' en 'ter bescherming van de wilde flora en fauna of in het belang van de instandhouding van de natuurlijke habitats'.

Aan de hand van een trendprognose is het de verwachting dat het aantal inwoners van de voormalige gemeente Molenwaard zaI groeien van 29.460 inwoners in 2016 naar 31.130 tot 33.110 in 2036. Naast de toename van de bevolking zien we dat de komende jaren ook de samenstelling van de huishoudens verandert. Vergrijzing, ontgroening en gezinsverdunning zijn hierbij belangrijke trends. De veranderende bevolkingsopbouw en toename van het aantal huishoudens resulteert in een behoefte naar woningen. Ook op lokaal niveau is het bouwen voor de behoefte leidend. De behoefte in de kern staat daarbij centraal omdat er een grote verbondenheid aan de kernen is. Uit de woningmarktscan van Companen van augustus 2016 blijkt dat er in Langerak vooral vraag is naar koopwoningen. De kern beschikt namelijk al over voldoende huurwoningen. Met de bouw van koopwoningen wordt beoogd ruimte te bieden aan de woonwensen van veel inwoners. Dit leidt enerzijds tot doorstroming op de woningmarkt elders binnen de gemeente en anderzijds tot kansen voor inwoners om de eigen kern te blijven wonen. In de komende 15 jaar zaI in het plangebied circa 150 nieuwbouwwoningen worden gerealiseerd. Hiermee wordt de vraag naar woningen in Langerak vrijwel geheel opgevangen. Gelet op het voorgaande zijn wij van oordeel dat het belang 'dwingende redenen van groot openbaar belang' voldoende onderbouwd is.

Het belang 'ter bescherming van de wilde flora en fauna of in het belang van de instandhouding van de natuurlijke habitats' is niet nader onderbouwd. Omdat er geen sprake is van het instandhouden van het natuurlijke habitat van de heikikker en er sprake is van een afname van het oppervlakte aan leefgebied voor de soort is het niet aannemelijk dat dit belang wordt gediend door de realisatie van het project.

7/8 omgevingsdienst HAAGLANDEN

Geen andere bevredigende opiossing Reeds in 2006 heeft de toenmalige gemeente een structuurplan vastgesteld waarin de basis is gelegd voor het nieuwe woongebied Langerak-Zuid. In het kader van dat structuurplan heeft een integrale afweging van de diverse ontwikkelingen plaatsgevonden, ook op het gebied van ecologie. In aansluiting op dat structuurplan is vervolgens in 2009 het bestemmingsplan Woonleefhart/Langerak-Zuid vastgesteld en deze is in 2011 onherroepelijk geworden. De ontwikkeling van Langerak-Zuid maakt deel uit van het gebied binnen de rode contour die destijds werd gehanteerd. Daarmee is een andere locatie voor de te realiseren nieuwbouw niet mogelijk.

Gelet op de noodzaak en wijze van uitvoering zijn wij van mening dat er voldoende is aangetoond dat geen andere bevredigende opiossing voorhanden is voor de uitvoering van het project. Conclusie Op grond van het vorenstaande kan de gevraagde ontheffing op grond van artikel 3.8, eerste lid, van de Wnb niet worden verleend.

8/8