REGIONAL BRANDING ALS INSTRUMENT VOOR KORTE KETEN LANDBOUW EN VOEDING IN HET PAJOTTENLAND
Aantal woorden: <23414>
Eli Van Parys
Stamnummer: 01402601
Promotor: Dr. Ir. Frank Nevens
Masterproef voorgelegd voor het behalen van de graad master in de richting Master of Science in de biowetenschappen: voedingsindustrie
Auteursrechtelijke bescherming
“De auteur en de promotor geven de toelating deze scriptie voor consultatie beschikbaar te stellen en delen van de scriptie te kopiëren voor persoonlijk gebruik. Elk ander gebruik valt onder de beperkingen van het auteursrecht, in het bijzonder met betrekking tot de verplichting de bron uitdrukkelijk te vermelden bij het aanhalen van resultaten uit deze scriptie.”
“The author and the promoter give the permission to use this thesis for consultation and to copy parts of it for personal use. Every other use is subject to the copyright laws, more specifically the source must be extensively specified when using the results from this thesis”.
Datum: 8 juni 2018
Handtekening auteur:
Handtekening promotor:
Voorwoord
De conventionele voedingsketen wordt momenteel gedomineerd door grote bedrijven en ondernemingen. Producenten worden steeds grootschaliger en de afstand die de producten afleggen wordt ook steeds langer. Bij consumenten ligt voeding van over de hele wereld op hun bord. Er is een distantiëring ontstaan en de consument weet niet meer vanwaar zijn voeding komt. Toch stellen we vast dat begrippen zoals lokaal, korte keten, bio en meer de laatste jaren aan een opmars bezig zijn. De consument wordt langzamerhand meer bewust van lokale, gezonde voeding. Door deze tendens kan de korte keten landbouw gestimuleerd worden. Ook voor de producent kan korte keten landbouw veel mogelijkheden bieden. Echter, voor velen blijkt korte keten landbouw moeilijk te realiseren of op te schalen. In tegenstelling tot de reeds goed gevestigde conventionele structuur, zijn voor de korte keten nog geen logistieke, distributieve, management en/of marketing kanalen of netwerken uitgebreid gevestigd, gekend of efficiënt werkend.
Graag dank ik volgende personen voor hun medewerking aan de interviews: Yo de Beule (Duizendblad) Johny & Ursula (Streekproductencentrum Halle) Manu De Corte (Gin Ground Control, Pajottenlander (Peter Vandendaele & Linda Plessers), Jos Huwaert (coördinator P+) en Eddy matthys-De Zutter (consulent Landelijke Gilden). Uiteraard ook een grote dank aan mijn promotor Frank Nevens, die me goed begeleid heeft en mij steeds met raad en daad heeft bijgestaan. Ook wens ik mijn ouders te bedanken voor de morele steun. Tot slot wil ik iedere lezer veel leesplezier wensen en hem danken voor zijn aandacht.
Abstract
Samen met een team van 8 thesisstudenten onder begeleiding van promotor Frank Nevens, handelt het hoofdthema van dit grote ‘thesis-verhaal’ over de korte voedselketen tussen ‘Brussel-Pajottenland’ en de bewustwording van lokale voeding bij de consument. Meer specifiek worden de mogelijkheden voor opschaling van de korte keten in het Pajottenland onderzocht en daarbij ook het herstel van de relatie tussen de grootstad Brussel als potentiële afzetmarkt en het Pajottenland als leverancier van lokale voeding. Specifiek werkte ik rond ‘streekidentiteit’ en ‘regional branding’ in het Pajottenland. Streekidentiteit betekent letterlijk: ‘de eigenheid van een streek inzetten als instrument om integratie te bevorderen’. Regional branding is de wijze waarop men de potentieel voordelige rol van een streekidentiteit tracht te verzilveren, met andere woorden 'van een streek een merk maken'. Door de verwachtingen wat extra in beeld te brengen kan een streek aantrekkelijker worden voor bezoekers. In het Pajottenland bestaat een producentencoöperatie ‘Lekkers uit het Pajottenland’, die werkt met een streekmerk ‘Pajottenland’, maar de indruk is dat het streekmerk niet echt breed aanslaat. Hoe kan dit wel werken? Mijn onderzoek zal uitwijzen dat een logo en merk alleen niet volstaan om een sterk merk te creëren. Er moet nog een verhaal en een plan achter liggen die de inhoud meer concreet maakt. Het merk moet ook opvallen. Een sterk icoon staat achter een sterk merk. Naast externe branding bestaat ook interne branding die steeds belangrijker wordt. Zo kunnen de inwoners zich ontplooien tot lokale ambassadeurs van de streek. Ook zijn er duidelijke criteria nodig om toe te treden tot de coöperatie ‘Lekkers uit het Pajottenland’, die ervoor moeten zorgen dat de streekgebondenheid en kwaliteit sterk worden. De Coöperatie heeft iemand met een sterke, innovatieve visie en leiderschap nodig die de drijvende kracht vormt achter het streekmerk. Deze thesis gaat verder in op vragen als ‘Wat betekent het streekmerk voor haar inwoners en stakeholders?’ en ‘Is er ruimte voor progressie?’ kernwoorden: korte voedselketen, lokaal, consument, streekidentiteit, regional branding, producent, coöperatie, streekmerk, verhaal, icoon, externe branding, interne branding, streekgebondenheid, kwaliteit, visie, leiderschap
Abstract
Together with a team of 8 master students, supervised by promoter Frank Nevens, the main theme of this big 'thesis story' is the short food supply chain in 'Brussels-Pajottenland' to make consumers aware of local food. More specifically, opportunities to scale up the short chain in ‘het Pajottenland’ are investigated. Research was done on the relationship between Brussels as a potential market and ‘het Pajottenland’ as a supplier. Specifically, I worked on the themes 'regional identity' and 'regional branding' in ‘het Pajottenland’. Regional identity literally means: 'the use of the individuality of a region to stimulate integration’. Regional branding is the way in which one tries to realize the potentially advantageous role of regional identity, in other words: 'to turn a region into a brand’. By focusing more on these expectations, a region can become more attractive to visitors. In ‘het Pajottenland’ there is a cooperative of producers ‘Lekkers uit het Pajottenland’, that uses a regional brand ‘Pajottenland’, but the impression is that the brand does not really catch on. How can this work better? My research will show that only a logo and a brand do not suffice. There must be a story and a plan behind the brand that is explanatory. The brand must also stand out. A strong icon stands behind a strong brand. In addition to external branding, internal branding is also important. In this way, the inhabitants can become local ambassadors of the region. Criteria for the cooperatives are required, and will ensure that regionality and quality become strong. The cooperative is in need of leadership by a person with a strong and innovative vision who represents the driving force behind the regional brand. Furthermore, this master thesis focuses on questions like ‘What does the regional brand mean to its residents and stakeholders?’ and ‘Is there room for improvement?’ key words: short food supply chain, local, consumer, regional identity, regional branding, producer, cooperative, regional brand, story, external branding, internal branding, regionality, quality, vision, leadership
Inhoudsopgave Inleiding...... 1 1 Probleemstelling: kan streekidentiteit en streekvermarkting de korte keten activiteiten ondersteunen? ...... 3 1.1 Korte keten ...... 3 1.2 Voor-en nadelen van korte keten...... 3 1.2.1 voordelen van het systeem van korte keten ...... 3 1.2.2 Specifieke voordelen voor de land- en tuinbouwer ...... 5 1.2.3 Specifieke voordelen voor de consument ...... 5 1.2.4 Nadelen van korte keten ...... 5 1.3 Vormen van korte keten ...... 6 1.3.1 Boerenmarkten ...... 6 1.3.2 Hoevewinkels ...... 6 1.3.3 Buurderijen ...... 6 1.3.4 Food hubs ...... 7 1.3.5 Zelfplukboerderijen ...... 7 1.3.6 Voedselteams...... 8 1.3.7 CSA boerderijen ...... 8 1.3.8 Groenteabonnementen ...... 8 1.3.9 Stadslandbouw...... 9 1.4 De niche van korte keten: hoe opschalen? ...... 10 1.5 Regional branding: streekidentiteit als middel ...... 11 1.5.1 Streekidentiteit : regional 'brand '(inhoud) ...... 11 1.5.2 Regional ‘branding’: identiteit gebruiken (proces) ...... 15 1.5.3 Interne branding versus externe branding ...... 24 1.5.4 Vraagstelling/Doelstelling ...... 27 2 Materiaal & Methode ...... 28 2.1 Concrete case: Pajottenland-Brussel ...... 28 2.1.1 De Leader-methodiek ...... 34 2.1.2 De doelstellingen van Leader ...... 34 2.2 Kwalitatief actieonderzoek ...... 34 2.3 Kwantitatief onderzoek: enquêtes ...... 40 2.4 Teamwerk ...... 40 3 Resultaten en discussie ...... 44 3.1 Learning History ‘Regional branding in het Pajottenland’ ...... 44
I 3.2 Enquête: resulaten en discussie ...... 57 3.3 Hoe een sterk(er) merk maken?...... 68 3.3.1 Streekidentiteit? ...... 68 3.3.2 Merk en ‘branding’ ...... 70 4 Een algemene conclusie ...... 78 5 Referentielijst ...... 80 6 Bijlage ...... 86 6.1 Enquete: ‘Merk in het Pajottenland’ ...... 86 6.2 lijst met interviews ...... 91 6.3 Merkgebruikers en coöperanten ...... 93 6.4 Verkooppunten van de cvba 'Lekkers uit het Pajottenland ...... 96
Lijst van figuren
Figuur 1: Boerenmarkt Vlaams-Brabant ...... 6 Figuur 2: Hoevewinkel Vlaams-Brabant ...... 6 Figuur 3: Buurderij in Dilbeek ...... 6 Figuur 4: Schematisch voorstelling foodhub (bron: Open food network Australia,2015) ...... 7 Figuur 5: zelfpluk ...... 7 Figuur 6: Verschillende types stadslandbouw ( pond, 2008) ...... 9 Figuur 7:’Good Food Strategy’ (bron: leefmilieu Brussel)...... 10 Figuur 8: Bordeaux streek (bron: wijnproeverijen, 2017) ...... 12 Figuur 9: ‘Cirkel van rurale competiviteit’(bron: MUSICAL project, 2009 ...... 13 Figuur 10: Label voor Beschermde Oorsprongsbenaming (BOB)...... 19 Figuur 11: Label voor Beschermde Geografische Aanduiding (BGA)...... 19 Figuur 12: Label voor Gegarandeerde Traditionele Specialiteit (GTS)...... 20 Figuur 13: Fushia bloem in de natuur (bron, foodplanting, 2018) ...... 21 Figuur 14: Fushia label (Bron: kennisexpiditie West Cork, 2009) ...... 21 Figuur 15 Voorbeeld van conjuctieve labeling ...... 21 Figuur 16: Kaart Brussel-Pajottenland over het grote thesisverhaal met de 8 deelaspecten van ieder thesislid ...... 28 Figuur 17: Toeristisch panel met zijn 'Unique Selling Propositions': het boerenpaard, het bier en Bruegel (‘BBB’) ...... 29 Figuur 18: Logo van het streekmerk in het Pajottenland...... 30 Figuur 19: Logo van de coöperatie 'Lekkers uit het Pajottenland...... 30 Figuur 20: Hof ter Vrijlegem: B&B die merdrager is van het streekmerk (geen coöperant)... 30 Figuur 21: Beverse kaas (Coöperant) met het logo 'Lekkers uit het Pajottenland’ op zijn product...... 30 Figuur 22: 'Straffe Streek: het label voor streekproducten uit Vlaams-Brabant...... 31 Figuur 23: Leadergebieden in Vlaanderen 2014-2020: (bron: Vlaams Ruraal Netwerk, 2018) ...... 33 Figuur 24: Peter Vandaele & Linda Plessers (bron: Pajottenlander) ...... 38 Figuur 25: Yo de Beule (bron: Duizendblad) ...... 38 Figuur 26: Johny & Ursula ( bron: (Streekproductencentrum Halle) ...... 38 Figuur 27: Jos Huwaert (bron: P+) ...... 38
II Figuur 28 Eddy matthys-De Zutter (bron: Landelijke Gilden) ...... 38 Figuur 29: Manu & Sofie (bron: Gin Ground Control ...... 38 Figuur 30 : Learning history proces, bron: (TNO, n.d.) ...... 39 Figuur 31: Durf denken & Multiperspectivisme: een streefdoel van Ugent ...... 41 Figuur 32: Teamwerking via moderne kanalen (facebook)...... 41 Figuur 33:Het 'thesis team' onder leiding van promotor Frank Nevens ...... 42 Figuur 34: Herkennen labels bij de Pajotse bevolking (Bron: T3,, 2018) ...... 49 Figuur 35:’Straffe streek’: label voor streekproducten uit Vlaams-Brabant: (bron: Straffe Streek) ...... 51 Figuur 36: Criteria voor een streekproduct/hoeveproduct (bron: Plessers,2018) ...... 52 Figuur 37: Vertegenwoordiging van de verschillende sectoren in de Coöeratie 'Lekkers uit het Pajottottenland’ (bron: Van Parys, 2018) ...... 55 Figuur 38: Aandeel van de ‘sectoren’ in de groep van respondenten...... 57 Figuur 39: Herkenbaarheid label van het merk ‘Lekkers uit het Pajottenland’ ...... 58 Figuur 40: : Toeristisch panel met zijn 'Unique Selling Propositions': het boerenpaard, het bier en Bruegel (‘BBB’) ...... 58 Figuur 41: Elementen die belangrijk zijn voor de identiteit van het Pajottenland met een score van 0 (=niet belangrijk) tot 10 (= zeer belangrijk)...... 59 Figuur 42: : Verdeling van eigen inschatting van de frequentie waarmee respondenten het ‘Pajottenland-merk’ zien...... 60 Figuur 43: Gemiddelde score voor diverse kanalen als het gaat om voorkeur voor aankoop 1 (=nooit) tot 5 (= zeer vaak)...... 61 Figuur 44: Mate van belangrijkheid dat streekproducten biologisch geteeld zijn (of gemaakt zijn van biologische producten) (%)...... 62 Figuur 45 Resultaten van de mate waarin een streekmerk kan bijdragen/effectief gaat bijdragen aan bovenstaande doelstellingen met een score van 1 ( helemaal geen bijdrage) tot 5 (heel sterke bijdrage)...... 63 Figuur 46: Antwoorden op de vraag: ‘In welke mate bent u akkoord met de stelling dat het Pajotse streekmerk zich te sterk richt op bezoekers/toeristen?’ ...... 64 Figuur 47: De streekidentiteit en het merk van het Pajottenland kan versterkt worden als de inwoners van de regio meer actief betrokken worden (%) ...... 65 Figuur 48: Herkenning labels/merken bij de Pajotse consument (%) ...... 66 Figuur 49: Herkenning labels/merken bij de Brusselse consument (%) ...... 66 Figuur 50: Hoe herkent de Pajotse consument dat het aangekochte product uit de regio komt? (%)...... 67 Figuur 51: Hoe herkent de Brusselse consument dat het aangekochte product uit de reigo komt (%)...... 67 Figuur 52: label 'Lekkers uit het Pajottenland' ...... 87
Lijst van tabellen
Tabel 1: Analyse regional branding projecten van Westhoek en Pajottenland & zennevallei (Bron: Messely et al.,2015)...... 26
III
Inleiding
'Korte keten' is een een duurzaam afzetsysteem van voeding waarbij een meer rechtstreekse relatie bestaat tussen de producent en de consument dan het geval is in het gangbare voedingssysteem. Het komt erop neer om zo weinig mogelijk schakels te hebben tussen producent en consument. De veiling, de voedselverwerkende industrie en het grootwarenhuis maken bijvoorbeeld geen deel uit van typische korte keten vormen. De producent gaat rechtstreeks of in een samenwerkingsverband aan de consument verkopen. Zo kan de landbouwer het aanbod, de productiemethode en de prijs in grote mate zelf bepalen, en een meer eerlijke prijs krijgen voor zijn product.
Ook over het aanbod en productiemethode heeft de producent van de korte keten veel meer te zeggen. Het is een transparant systeem waarbij de lokale economie ondersteund wordt door lokaal geproduceerde producten te kopen. De consument krijgt lekkere, verse kwaliteitsvolle producten die vaak minder verpakkingsafval vragen en weinig voedselkilometers hebben afgelegd. Door de korte keten zijn consumenten zich ook meer bewust van waar hun voedsel afkomstig is. De producten zijn ook vaak verser dan in het gewone verkoopsnetwerk. Er ontstaat weer een soort van verbondenheid tussen consument en producent waardoor mensen meer ‘feeling’ krijgen met het product en zijn afkomst.
‘Regional branding als instrument voor de opschaling van de korte keten’ in de concrete context van het Pajottenland en Brussel is zowat kort samengevat waarover mijn thesis handelt. De meerderheid van de mensen in mijn omgeving zijn duidelijk niet echt vertrouwd met een begrip zoals ‘korte keten’. En ook doorheen mijn opleiding als bio-ingenieur kwam ik ze maar zelden (of zelfs nooit) tegen. Een eerste verdere verduidelijking brengt het begrip ‘duurzaamheid’ aan het licht. Een schijnbaar meer evident begrip, maar dat toch ook niet zomaar concreet te maken valt. Omdat het behoorlijk veelomvattend en complex is, hebben we het generieke korte-keten- verhaal opgesplitst. Samen met zeven andere laatstejaarsstudenten namen we de begrippen en hun problematieken onder de loep. Met het Pajottenland en Brussel als living lab en het voeren van hoofdzakelijk kwalitatief onderzoek wordt gezocht naar alles wat in die concrete case leeft rond korte keten, lokale- en/of biologische voeding, consumenten en producenten, food hubs, etc. om zo een stap dichterbij misschien wel dé oplossing te komen om een opschaling van de korte keten in Pajottenland en daarbij ook het herstel van de relatie met grootstad Brussel als potentiële markt te realiseren. Elke student(e) werkte op een specifiek domein/aspect zodat uiteindelijk een grote hoeveelheid aan info vergaard wordt, zodat het verbonden wordt tot een coherent geheel.
1 Zo wordt er onderzocht wat de motieven van korte keten producenten zijn, de Pajotse en Brusselse consument wordt bevraagd, de rol van een ‘intergewestelijk overlegplatform’ om de drie betrokken gewesten in overleg te krijgen, wordt onderzocht… Verder worden de rollen van bio-en/of conventionele landbouw vergeleken en wordt tot slot het potentieel van ‘Food Hubs’ onderzocht. Mijn concrete case spitst zich toe op de streekidentiteit en de wijze waarop men deze potentieel voordelige rol van een streekidentiteit tracht te verzilveren, wat ook wel 'regional branding’ kan genoemd worden. Hoe kan er nu van een streek een merk gemaakt worden? Hoe is dit alles reeds aanwezig en kan dit verder uitgebouwd worden?
Op welke manier kunnen we ervoor zorgen dat er een efficiënte verbinding komt tussen boer en consument, tussen het landelijke Pajottenland en de wereldstad Brussel? Hoe kan het Pajottenland zijn naam ‘Tuin van Brussel’ waarmaken? Op welke wijze kan men al die Brusselaars voorzien van duurzaam en lokaal eten? Welke stappen zijn er nodig om de bestaande initatieven te professionaliseren en/of ondersteunen? Is er een markt in Brussel die op zoek is naar lokaal, duurzaame en kwaliteitsvolle producten? Kan men via streekidentiteit en regional branding de korte voedselketen opwaarderen? Kan men via het merk ‘Pajottenland’ de activiteiten van de korte keten ondersteunen?
2 1 Probleemstelling: kan streekidentiteit en streekvermarkting de korte keten activiteiten ondersteunen?
1.1 Korte keten
Een korte voedselvoorzieningsketen wordt gekenmerkt door weinig tussenpersonen en kortere fysieke afstanden tussen producenten en consumenten. Het gebruik van korte ketens is een uitstekende manier om de financiële meerwaarde voor boeren en andere producenten te verhogen, plattelandseconomieën nieuw leven in te blazen en consumenten toegang te geven tot vers, redelijk geprijsd voedsel (Venn et al., 2013).
1.2 Voor-en nadelen van korte keten
1.2.1 Voordelen van het systeem van korte keten
De grootste voordelen die het systeem van korte toeleveringsketens kan bieden zijn: minder tussenschakels, minder risico, communicatie en vertrouwen tussen producent en consument, verhoogde transparantie, minder voedselkilometers, hoge kwaliteit en verbeterde onderhandelingsposities voor boeren. a) Minder tussenschakels
Korte toeleveringsketens in de voedingsindustrie bieden boeren meer winst, terwijl de eindprijs min of meer hetzelfde blijft voor de consument. Door tussenpersonen te elimineren, de toeleveringsketen te verkorten en op een meer onafhankelijke basis te werken, kunnen boeren en kleine producenten meer van de resulterende meerwaarde voor zichzelf houden, omdat die niet naar vele andere spelers in de keten moet gaan (Davids and De Olde, 2014).
3 b) Minder risico
Het minimaliseren van het aantal spelers dat bij de toeleveringsketen is betrokken kan helpen om het product veiliger te maken omdat er minder risico is op schade, contaminatie of verlies van de producten tijdens transport, verwerking, verpakking of productie. Dit beschermt zowel de boeren, producenten als hun eindgebruikers (Murdoch et al., 2000). c) Communicatie en vertrouwen tussen producent en consument
Korte leveringsketens kunnen leiden tot het creëren van banen, vooral in plattelandsgebieden. Dit draagt ook bij tot het vergroten van de reputatie van de boer of producent en het vertrouwen dat consumenten erin hebben. Lokaal werken stelt producenten en consumenten in staat om meer directe communicatie en interactie te hebben, wat ook helpt bij het opbouwen van loyaliteit en vertrouwen (Born and Purcell, 2006). d) Verhoogde transparantie
Het is gemakkelijker om korte supply chains met weinig of geen tussenpersonen transparant te maken en houden. Van de huidige lange ketens wordt gezegd dat net dat gebrek aan transparantie een wezenlijk negatief aspect is. Korte keten producenten kunnen meer gedetailleerde informatie over hun bedrijf en werkwijzen verstrekken en laten zien. Daardoor kunnen ze hun reputatie opbouwen en zo hun klantenbehoud vergroten en loyaliteit opbouwen (Kneafsey, 2017). e) Minder voedselkilometers
Korte supply chains dienen voor een lokaal gebied, waardoor de energiekosten, transportkosten en CO2-uitstoot die worden gebruikt om goederen te vervoeren in langere supply chains, worden verminderd. Hierdoor hebben deze toeleveringsketens een groter potentieel om duurzaam te worden en op lange termijn duurzaam te blijven (Lazzarini et al., 2017). f) Hoge kwaliteit
Aan korte keten producten hangt een connotatie van betere kwaliteit. Dit wordt ingegeven door aspecten zoals versheid, meer ecologische teelt, minder bewaarmiddelen, smaak, ambachtelijkheid, etc. (Telligman et al., 2017).
4 g) Verbeterde onderhandelingsposities voor boeren
Korte handelsketens bieden boeren meer macht tijdens onderhandelingen. Het gebruik van een korte supply chain die niet uit meerdere verwerkers, handelaars en groothandels bestaat, geeft boeren en kleine producenten meer directe toegang tot de markt (Snels, 2016).
1.2.2 Specifieke voordelen voor de land- en tuinbouwer
Zowel de producent als de consument gaan een eerlijke prijs krijgen voor hun product. Kleinere bedrijven, gemengde bedrijven en de bedrijven nabij een stad krijgen meer kansen. Het is een transparant systeem dat het imago van de landbouw gaat verbeteren, waardoor de producent meer waardering krijgt voor het werk dat hij/zij verricht (fierheid). Ook zal de producent meer sociale contacten kunnen onderhouden in zijn werk. Tot slot is er een grotere zekerheid over afzet en inkomen door de spreiding van een inkomen over verschillende verkoopskanalen (VLAM, 2017).
1.2.3 Specifieke voordelen voor de consument
De consument krijgt een vers en kwaliteitsvol voedsel dat minder verpakkingsafval bevat, minder transport moet ondergaan en bovendien kan de consument het product dicht bij huis verkrijgen. Ook kan de consument zich meer bewust worden van de lokale landbouw. (VLAM, 2017)
1.2.4 Nadelen van korte keten
Er zijn ook wel nadelen verbonden aan korte keten. Lokale aankooppraktijken bij voedsel kunnen ertoe leiden dat consumenten meer kilometers maken voor het daadwerkelijk realiseren van een compleet 'mandje' met gewenste producten, bijvoorbeeld door een ruimtelijk verspreide beschikbaarheid van verschillende voedingsproducten (Coley et al., 2009). Landbouwers die zich bezighouden met alternatieve voedselnetwerken zijn niet noodzakelijkerwijs beter af: de vraag naar arbeid en de tijd voor marketingactiviteiten is vaak aanzienlijk en belastend; en het daadwerkelijk veiligstellen van een levensonderhoud wordt niet gegeven (Jarosz, 2008).
5 1.3 Vormen van korte keten
Er bestaat niet iets als 'de' korte keten. Er bestaat een grote diversiteit van vormen en types, die al de principes van korte keten invulling geven, maar met verschillende formules en businessmodellen. Hieronder volgt een kort overzicht van bestaande verwerkingen van korte keten.
1.3.1 Boerenmarkten
Op een boerenmarkt (figuur 1) staan hoofdzakelijk landbouwers met hun eigen hoeveproducten. Veilingen of supermarkten komen hier niet aan te pas. Meestal hebben boerenmarkten een soort van reglement. Daarin kan bijvoorbeeld staan dat alle kramen hoeveproducten moeten verkopen of dat er maar twee kramen mogen staan per productcategorie. Het aanbod varieert Figuur 1: Boerenmarkt Vlaams- bij elke boerenmarkt. De producten zijn altijd vers en Brabant seizoensgebonden. De prijzen voor de markt worden afgesproken tussen de verkopers (Aubry and Kebir, 2013).
1.3.2 Hoevewinkels
Bij hoevewinkels (figuur 2) gaat de producent zijn eigen producten (primair of verwerkt aan de consument) verkopen aan de consument. Het kunnen ook producten zijn van andere landbouwers uit de buurt. De verkoop gebeurt bijna altijd op de hoeve zelf (VLAM, 2017).
Figuur 2: Hoevewinkel Vlaams-Brabant 1.3.3 Buurderijen
Een buurderij (figuur 3) is een wekelijkse of tweewekelijkse boerenmark. Het verschil met een boerenmarkt is dat men de bestelling online plaatst. Elke week kan je op de website van je buurderij bekijken wat de lokale producenten aanbieden en direct bestellen (Departement landbouw en visserij, 2018). Figuur 3: Buurderij in Dilbeek
6 1.3.4 Food hubs
Een hub betekent letterlijk: een knooppunt. Hubben als werkwoord betekent verbinden. Een food hub (figuur 4) is dus eigenlijk een punt in een regio waar verschillende, reeds bestaande stromen van producenten en consumenten samenkomen, verbonden worden met elkaar. Op deze manier kunnen kennis en krachten gedeeld worden, de producenten worden geholpen met het aggregeren, distribueren en vermarkten van hun producten en de consument wordt meer betrokken in het hele proces. Het heeft als uiteindelijke doel om de mogelijkheden die er zijn om aan korte keten te doen te professionaliseren en zo op te schalen en het kleine aandeel, die deze initiatieven reeds hebben, te vergroten zodat het naast het conventionele systeem kan bestaan. De invulling van een food hub is niet eenduidig. Er kunnen levensmiddelen van kleine en middelgrote producenten verkocht worden via een hoevewinkel. Ze kan ook een ontmoetingsplaats voor producent en consument zijn op bijvoorbeeld belevingsmarkten. Een food hub kan een distributiecentrum zijn voor het verzamelen van de hoeveproducten van een bepaalde streek (zoals Pajottenland) om die dan naar een gezamenlijke afzetmarkt te brengen (The food hub, 2018).
Figuur 4: Schematisch voorstelling foodhub (bron: Open food network Australia,2015)
1.3.5 Zelfplukboerderijen
De landbouwer staat in voor de teelt en het onderhoud van zijn gewassen, maar de klant kan de gewassen zelf komen oogsten. Er wordt een deel vrijgehouden voor zelfpluk (figuur 5), waarbij de producent de klant informeert waar en op welke manier men de vruchten mag plukken, zodat de planten niet beschadigd worden. De klant betaalt voor het gewicht van het geplukte gewas. Meestal is dit een lagere prijs dan deze die men zou betalen in de winkel (Departement Landbouw en Visserij, 2018). Figuur 5: zelfpluk
7 1.3.6 Voedselteams
Een voedselteam is een groep mensen uit eenzelfde streek, die samen een pakket basisvoeding samenstellen (groenten, fruit, zuivel, vlees en dranken) rechtstreeks van de lokale producenten (streek-en seizoensproducten). Wekelijks gaan de leden van een team de bestelde pakketten afhalen in een gemeenschappelijk afhaalpunt. De betaling van die bestellingen gebeurt via een maandelijke afrekening. Elk teamlid stort zijn bedrag op de gezamenlijke rekening en vanaf die rekening betaalt de groep zijn producenten. Een voedselteam bestaat gemiddeld uit een 15 tot 20 gezinnen. De groep wordt ondersteund door een regioverantwoordelijke van zijn voedselteam. Men heeft altijd een teamverantwoordelijke, een depotverantwoordelijke en een financieel verantwoordelijke. Voedselteams betalen een eerlijke prijs, zonder de kost van verpakking. Men tracht om zo veel mogelijk seizoensgebonden te eten. Het voedsel bevat geen bewaarmiddelen of hormonen. Men pleit voor een landbouw die kleinschalig, ecologisch en sociaal gebeurt (VLAM, 2017).
1.3.7 CSA boerderijen
CSA staat voor Community Supported Agriculture. De oogst en de kosten worden gedeeld met de consument. Het is een win-win situatie voor de boer en de consument. De consument betaalt aan het begin van het groeiseizoen een vast bedrag, in functie van het aantal personen die deelnemen. Met de verzamelde middelen zorgt de boer voor het volledige kweekproces. Elke klant krijgt wekelijks zijn pakket van aanwezige producten. De consument krijgt met zijn oogstaandeel een deel van de opbrengsten van het bedrijf, goed voor eigen gebruik. Hij draagt bij om de verwerkingskosten te dragen en de boer inkomenszekerheid te geven. Zo deelt de klant ook in het risico van bijvoorbeeld een slechte oogst door weersomstandigheden. In ruil daarvoor doet de boer al het werk op het veld en zorgt hij ervoor dat alles op een ecologisch verantwoorde manier gebeurt. De consument staat dus mee in voor de oogstrisico’s. CSA bedrijven doen ook vaak aan zelfoogst of werken met pakketsystemen (Gorman, 2018).
1.3.8 Groenteabonnementen
Bij een groenteabonnement kan men een wekelijks groente- en/of fruitpakket verkrijgen via een abonnement. De consument betaalt op voorhand een vast bedrag en kan wekelijks (of 2- wekelijks) een pakket afhalen bij een afhaalpunt in zijn buurt (VLAM, 2017).
8 1.3.9 Stadslandbouw
Stadslandbouw is een bijzondere vorm van korte keten en kent op zich tal van vormen en types (figuur 6). 'Urban agriculture' is het telen, oogsten en afzetten van voedsel in of in de nabijheid van een stad. Stadslandbouw streeft naar verduurzaming. Duurzame productiemethodes zijn een basisvoorwaarde om aan stadslandbouw te doen. Stadslandbouw wil ook het probleem benadrukken dat onze voeding onder druk komt te staan door een veranderend klimaat en een voortdurend groeiende wereldbevolking. Vooral in grote steden is dit een frequent probleem. Stadslandbouw werkt ook met verse seizoensgebonden producten en verbetert zo onze dagelijkse voedingskwaliteit. (Pond, 2008)
Figuur 6: Verschillende types stadslandbouw ( pond, 2008).
9
De diverse vormen van korte keten beschrijven zich vaak in een dynamiek van 'lokale voedselstrategieën’. Daarmee bedoelt men expliciete strategieën die steden en gemeenten opstellen en die een gids zijn voor concrete initaitieven die het lokale voedselsysteem kunnen verduurzamen. Het gaat daarbij om een breed gamma van aspecten, zoals beperking van voedselverliezen, voedsel en gezondheid, voedsel en gelijkhedi, voedselkilometers, etc. Momenteel heeft minder dan 10% van de Vlaamse steden en gemeenten een dergelijke strategie, maar men stelt voorop dat dit aantal zal groeien. VVSG (Vereniging voor Steden en Gemeenten) voorziet ook ondersteuning voor lokale overheden om een dereglijke strategie te maken en te operationaliseren. ‘Gent en Garde’ is een gekend voorbeeld van een dergelijke voedselstrategie; en ook Brussel heefty intussen zijn ‘Good Food Strategy’ (figuur 7).
Figuur 7:’Good Food Strategy’ (bron: leefmilieu Brussel).
1.4 De niche van korte keten: hoe opschalen?
De korte keten is nog altijd een niche. Men zou dze echter wel kunnen opschalen tot een volwaardig alternatief voor (en naast) het gangbare systeem. Er zijn verschillende pistes om dit te kunnen bekomen. Men kan op zoek gaan naar meer producenten die in het verhaal van korte keten willen stappen. Men kan een prospectie doen bij de consument en een marktonderzoek uitvoeren over het lokale koopgedrag van de consument. Via betere netwerkkanalen (food hubs) kan men een professioneel distributiesysteem ontwikkelen. Of er kan via regional branding aan opschaling van de korte keten gedaan worden en zo een soort van professioneel systeem ontwikkeld worden met een transparant, veilig en snel distributienetwerk (Vejre et al., 2016). Het laatstgenoemde werd de piste voor mijn thesis.
Een innovatieve theorie, de 'Well Being Economy', werkt volgens een puntensysteem waarbij bedrijven minder belastingen moeten betalen hoe meer men lokaal en duurzaam werkt.
10 Zo worden de kosten kleiner, waardoor producten goedkoper kunnen geproduceerd worden en de boer een meerwaarde kan krijgen voor zijn producten. Zo kan men beter concurreren met producten uit het buitenland die geïmporteerd worden en gaan er meer producenten duurzame en lokale producten willen produceren. Men zou dus constructief advies kunnen geven aan de bedrijven. Het zou goed zijn om met een beloning te werken wat zorgt voor een zekere trots bij de organisatie. Dit zou sterker en effectiever kunnen werken. Nu komen belastingen over als een kost waar maar weinig ‘return’ tegenover staat (Fioramonti, 2016).
1.5 Regional branding: streekidentiteit als middel
1.5.1 Streekidentiteit: regional 'brand '(inhoud)
a) Fysieke plaats, landschap
Onder het gebruik van streekidentiteit verstaat men: ‘De eigenheid van een streek inzetten als instrument om integratie te bevorderen’. Dit wil zeggen dat men de band tussen boer en burger gaat versterken door educatieve projecten, plattelandsbeleving en arrangementen op de boerderij en dat men samenwerkingsinitiatieven van landbouw met gemeenten, NGO's, bedrijfswereld en particulieren actief gaat aanmoedigen (Pajottenland, 2017).
Een identiteit die slaat op een bepaalde ruimte is daarom niet alleen aan de fysieke plaats verbonden. Een fysieke plaats alleen creëert geen identiteit. Het zijn de mensen die deze identiteit creëren. Hedendaags zijn 'streek' en 'regio' begrippen die steeds vaker en voor diverse doeleinden gehanteerd worden. Het gaat er niet direct om dat eigenschappen uit een bepaald element en plaats voortvloeien, maar eerder de wijze waarop mensen die karakteristieken laten connecteren aan een bepaalde plaats. Mensen zoeken of voelen betrokkenheid bij een bepaalde gemeente, stadsgewest en streek. Er is dus een zekere emotionele band met die geografische entiteit. De streek heeft een zekere kwaliteit en men tracht deze te behouden en zelfs te verbeteren. Streekidentiteit duidt op het hebben van meer aandacht voor het plattelandsbeleid. Het geeft een antwoord op de mondialisering en de globalisering. (Reinders, 2005).
Landbouw zorgt hedendaags niet alleen voor de primaire productie van voedingsmiddelen. Tegenwoordig draagt de agrarische sector ook bij aan het regionaal landschap en aan het karakter van een streek door bijvoorbeeld het gebruik van hagen en andere landschapselementen die vooral omwille van het uitzicht en de natuurwaarde worden aangeplant. Heel wat vogels en andere organismen houden er zich in schuil. Daarom noemt men landbouw ook veelzijdig of multi-funtioneel (Mettepeningen et al., 2009).
11
Landbouw kan effect hebben op de identiteit van een streek. Bijvoorbeeld bij het Pajottenland zijn dit het typische glooiende landschap en de akkers. Ook in andere landen zoals Italië of Frankrijk kunnen de typische wijngaarden effect hebben op de identiteit van de streek. Alsook zou landelijke identiteit van een regio invloed hebben op de economie van de streek. De vastgoedprijzen en toeristische inrichtingen hebben een hogere waarde bij gebieden met een open landbouwlandschap. Dit zorgt voor een zekere competitie tussen de agrarische streken. Streekvermarkting die gericht is op het landelijke facet kan ook zeer lonend zijn, wat blijkt uit voorbeelden zoals Bordeaux wijn (figuur 8) uit de Bordeaux streek en Champagne uit de Champagne streek. Er zijn dus veel manieren voor de agrarische sector om voordeel te halen uit de streek via verkoop van streek- en hoeveproducten en recreatie (Van der Haegen, 1962).
Figuur 8: Bordeaux streek (bron: wijnproeverijen, 2017)
Veelzijdige landbouw kan dus via het realiseren van ecologische en sociale activiteiten ook de identiteit van een regio stimuleren. Het kan meer competitie veroorzaken tussen de verschillende agrarische streken (figuur 9), wat zorgt voor een beter uitgebouwde identiteit. Dit kan een groter besef van waardering veroorzaken over de eigen streek bij de inwoners en ook een stijgende koopkracht. Via een toeristenbijdrage zouden de landbouwers beloond kunnen worden voor hun contributie aan het landschap en eigenheid van de streek (Mettepenningen et al., 2009).
12
Figuur 9: ‘Cirkel van rurale competiviteit’(bron: MUSICAL project, 2009
b) Roots, betrokkenheid
Het platteland kan gezien worden als bakermat van natuur (biodiversiteit), cultuurlandschap en cultuurhistorie (gebouwen, verhalen, etc.). Streekeigen producten, streektaal, streekgebonden muziek en literatuur, regionale verschillen in volksaard en typische landschapskenmerken zijn elementen waarmee streken zich kunnen onderscheiden van elkaar (Maesen & Sonneveld, 2009). Bij het onderzoek van place branding moet meer aandacht worden besteed aan specifieke natuurelementen (Boisen et al., 2011).
De regio wil zich profileren als uniek en waardevol. Daarbij vormen streekeigen karakteristieken het uitgangspunt. Het regiolabel moet het zelfbeeld van een gebied weerspiegelen en de basis vormen van het beeld dat anderen ervan hebben. Streekidentiteit is echter moeilijk éénduidig te definiëren. Het vergt een zeer intensief onderzoek om te achterhalen wat het begrip precies inhoudt, op verschillende locaties, verschillende omstandigheden en voor verschillende groepen van mensen. Door de algemene globalisering strekken sociale relaties zich vandaag uit over veel grotere gebieden/ leefomgevingen dan dat vroeger het geval was. Het waarnemen van dit globaliseringsfenomeen was echter ook de aanleiding om meer en vernieuwde aandacht te schenken aan streekidentiteiten (Steelandt, 2008).
13
Ook een eigen identiteit en roots zijn belangrijk. ‘Kwaliteit’ en ‘betrokkenheid’ zijn twee verschilldende aspecten die identiteit kunnen doen ontstaan. Om dit met een voorbeeld te schetsen: het is mogelijk dat in een ongestructureerde, verrommelde streek, mensen zich thuis voelen omdat ze er al vele generaties wonen. Dat heeft identiteit niets met kwaliteit te maken. Het omgekeerde kan ook. Rijke inwijkelingen die in een ‘mooie’ streek komen wonen voor de rust en de gemoedelijkheid, die men misschien al heel snel als zeer authentiek zal ervaren maar die eigenlijk weinig of geen band hebben met de streek. Ook toeristen horen hierbij. Vaak is het zo dat de oorspronkelijke bewoners van de streek de schoonheid van hun streek al lang niet meer bewust ervaren, maar vooral hun historische voortkomen in gedachten hebben (Curré, 2008). Er zijn steeds meer ‘inwijkelingen’ die verhuizen naar het platteland voor de rust en de gemoedelijkheid terwijl die geen band met de streek hebben. Hetzelfde geldt voor passanten en toeristen. Het gevolg daarvan is dat er een stijgende vraag is naar diensten vanuit de landbouw. Er moet een soort van steun van de overheid komen om de landbouwers te motiveren om deze diensten aan te bieden. Er zou dus een soort van nieuwe markt moeten gecreëerd worden voor het aanbieden van deze diensten. Men zou die dan kunnen connecteren met regionale identiteit (Bohn and Viljoen).
c) Verhaal
Een duidelijke identiteit kan een instrument zijn om banden te smeden tussen producenten en consumenten en om consumenten bewust te laten kiezen voor producten die het 'streekmerk dragen. Regionale identiteit is geen erkende kwestie. Traditie en historie zijn maar kleine elementen in het verhaal. Ze heeft vooral te maken met emoties en nostalgische elementen die het gebied bij de bevolking kan oproepen. Daarom is regionale identiteit zo moeilijk eenduidig te definiëren. Ze kan afhangen van persoon tot persoon, waarbij verschillende identiteiten kunnen worden aangenomen over een welbepaalde regio of plaats. Men kan een wel een bepaald patroon herkennen in al die verschillende visies bij de bevolking. Dit vormt dan de kern van die regio en zo zal de regio zich ook onderscheiden. Het is een soort van sociale structuur die kan evolueren na verloop van tijd. Uit onderzoek blijkt dat de structuur van een sterke regionale identiteit en streekvorming bestaat uit culturele middelen (terugkerend patroon), economische middelen en een langzame opbouw van sociale netwerken. (Freire, 2009).
14
Het vertellen van verhalen bij het promoten van een product, door het delen van de lokale geschiedenis van het product en het opbouwen van emotionele relaties met consumenten is cruciaal bij het marketingsplan van een regional branding strategie (Jun Sato & Ryo Kohsaka, 2017). Men gebruikt best een verhaal dat het logo gaat verwoorden en doordringt tot de consument. Het product moet ook transparant en kwaliteitsvol zijn, een zekere authenticiteit hebben om sterk over te komen bij de consument. Vandaag de dag wil de consument echt weten waar een bedrijf en zijn producten voor staan. Interne branding en goede communicatie worden dus steeds belangrijker in een steeds kritischer maatschappij op vlak van voeding en gezondheid (Maesen & Sonneveld, 2009).
1.5.2 Regional ‘branding’: identiteit gebruiken (proces) a) Regional branding = verzilveren van identiteit
Regional branding is de wijze waarop men de potentieel voordelige rol van een streekidentiteit tracht te verzilveren. Via kennisverwerving en -ontwikkeling, netwerkvorming, productontwikkeling en promotie kan men aan regional branding doen. Men moet de ondernemers enthousiast maken om op een creatieve manier om te gaan met streekidentiteit en zo een positieve stimulans te geven aan de economie. "Streekidentiteit als economische hefboom voor plattelandsondernemer", zo zouden we Regional Branding in een korte kernachtige zin kunnen omschrijven (Park and Petrick, 2006).
Als de streekvormingsprocessen goed worden uitgewerkt zal de regionale identiteit versterkt worden. Dit kan de mogelijkheid bieden voor de landbouwers om een mooi centje bij te verdienen via hoeveverkoop, hoevetoerisme of recreatie. Op dit moment echter worden landbouwers nog niet rechtstreeks vergoed voor bepaalde werkzaamheden ter ontwikkeling van het landschap zoals bijvoorbeeld het planten van hagen. Men kan wel een vergoeding vragen bij de overheid. Er bestaan echter alternatieve fincanieringsmogelijkheden voor deze identiteitsversterkende landbouwpraktijken. Ten eerste hebben we de fondsconstructies zoals het lokaal landschapsfonds of een groenfonds. Ten tweede hebben we de ‘niet-vrijwillige aanpak. Dit kan een toeristentaks zijn, waarvan de inkomsten gedeeltelijk naar de landbouwers gaan of dit kan een rood-voor-groen fundering zijn, waarbij de lokale burgers direct gaan betalen aan de mensen die hen een mooi uitzicht en een mooie regio bieden. Als laatste hebben we de vrijwillige bijdragen van private actoren zoals sponsoring, donatie, enz. (de San Euenio- Vela and Barniol-Carcasona, 2015).
15 Men moet echter wel voorzichtig handelen als strateeg bij het streekvormingsproces. In de praktijk heeft men vaak ondervonden dat er een soort van tegenwerking ontstaat bij de landbouwer omdat er vaak een gebrek aan kennis is over de landbouwpraktijken bij de beleidsmakers. Men moet dus eerst en vooral de landbouwers bewust maken van het belang van samenwerking en de voordelen die hieruit volgen (Laurijssen et al.,2009). Economische ontwikkeling via regional branding komt automatisch neer op de besteding in gebiedskwaliteit en het versterken van de identiteit. Het past in een Europees programma om het regionaal concurrentievermogen en de werkgelegenheid te verbeteren, op zoek als het ware naar een nieuwe strategie voor plattelandsgebieden. Men gaat een regio promoten zoals men dat in de reclamewereld met een product zou doen. Het betekent letterlijk 'van een streek een merk maken'. Door de verwachtingen wat extra in beeld te brengen kan een streek aantrekkelijker worden voor bezoekers. Maar ook voor de inwoners van de streek is het een meerwaarde. Maar die kan dus mogelijk wel liggen op vlak van zaken die niet meteen ‘economisch’ van aard zijn (bv. sociale cohesie, participatie en engagement ten bate van behoud/versterking van de streek). Dit is dan een onrechtstreeks positief gevolg en heeft geen economische meerwaarde. Dit is geen directe doelstelling (Govers & Go, 2009). b) Onderscheidend vermogen
In een bepaalde streek kunnen verschillende identiteiten aanwezig zijn. Belangrijk om te weten is dat niet enkel geschiedkundige elementen, maar ook innovatie en actuele elementen van de streek moeten gekozen worden om aan streekvermarkting te doen. Place branding omvat de ontwikkeling van een plaatsmerk, wat inhoudt dat je plaats-specifieke attributen en waarden selecteert om de plaats weer te geven. Een enorm aantal verschillende actoren dragen bij aan de creatie van het regionale merk en de manier waarop het zal worden ontwikkeld en gecommuniceerd (Messely et al.,2015). Het is belangrijk dat de streek ook vanuit een extern oogpunt wordt bekeken omdat er zo meestal op een vernieuwende manier inzicht kan worden gegeven over de streek. Dit kan de bewoners ook meer bewust maken van de waarde van hun eigen streek. Het onderscheidend vermogen is nodig om een sterk merk te maken (Mettepenningen et al., 2009).
Een goed imago geeft een inwoner van die bepaalde streek een bepaalde trots. Het is aan de ondernemers om troeven van de streek uit te spelen waardoor ze een onderscheidend vermogen creëren op de concurrenten en hen zo een stapje voor zijn. Dit bevordert eveneens de lokale economie. Regional branding is ook één van de hoofdthema's geworden bij het streven naar duurzaamheid. Branding duidt op een ruimere inzet op de markt en gaat op gebied van landschap om het imago van een regio en het promoten van streekproducten (Galani-Moutafi, 2013).
16
Elke regio moet uitgaan van zijn eigen sterke troeven. Bij een sterk leiderschap is een sterke visie nodig, die de drijvende kracht achter het regiomerk vormt. Aan het regiomerk moet een standvastig economisch en duurzaam model aan de basis liggen. Ondernemers moeten marktkansen creëren. Vanuit economisch perspectief moeten er een gezamenlijke marktdoelstellingen zijn. Een goede uitwissseling tussen private en publieke voordelen geeft vertrouwen. Dit samenwerkingsverband moet beide versterken. Daarbij moet men in vraag stellen hoe economische ontwikkeling ook publieke voordelen kan opleveren. Juist die combinatie zal de waarde van een regiomerk versterken (Giles et al., 2013).
Bij regional branding is het belangrijk om een doel voor ogen te hebben. Het draait niet alleen om het bekrachtigen van een gevoel van lotsverbondenheid via een coöperatie. Men moet zich meer richten op wat een coöperant bijdraagt aan de organisatie en men moet ervoor zorgen dat men daar de juiste voorwaarden voor gaat ontwikkelen.
Het is belangrijk te weten dat regional branding begint vanuit de regionale identiteit. Men moet dus zoeken naar een zekere complementariteit. Het merk moet een soort van inhoud en vorm krijgen. Dit kan enkel door een sterke visie, flexibiliteit en vooral bedrijvigheid. Wees ook creatief. Zorg ervoor dat je merk zich niet ‘een-op-een’ laat kopiëren. Zorg ervoor dat er een verhaal achter je merk zit die de inhoud gaat verwoorden. Ga kijken hoe de verschillende rollen het beste in het gebied vertegenwoordigd kunnen worden. Initiatieven op vlak van branding gaan de rijke geschiedenis van de streek sterker maken. Dit is een goede fundering voor regionale en duurzame ontwikkeling waarbij lokale stakeholders baat kunnen hebben. Laat ook merken dat de streekvermarkting ervoor zorgt dat de concurrentiekracht erop vooruitgaat en dat de kwaliteit van onze samenleving en van ons landschap versterkt wordt (Mettepenningen, et al., 2009).
Er kunnen drie belangrijke factoren onderscheiden worden die een invloed hebben op het selectieproces van een ‘regional branding project’: het bestuursmodel en machtsverhoudingen in de regio, de selectie van de actoren die betrokken zijn bij het regional branding project en de mate waarin ze een kans krijgen op gelijkwaardige inbreng. Verder heeft de interactie tussen de territoriale, symbolische en institutionele vormen en de daaruit voortvloeiende oprichting van de regio een impact op de selectie van projecten, partners, attributen en waarden voor de regionale merkstrategie. We beschouwen het inzicht in de conceptualisatie- en selectieprocessen van ‘regional branding projecten’ als een cruciale eerste stap in het proces van het definiëren van succesfactoren voor regional branding.
17 Ook een langetermijnwaarnemingspost van de regio's is echter noodzakelijk om te kijken of die inzichten in het selectie- en conceptualisatieproces effectief werken. Zo'n langetermijnvisie zou ook moeten gebeuren zodat brandingprojecten een bijdrage kunnen leveren aan de streekontwikkeling (Messely et al., 2015).
Op basis van onderzoek kan worden aangetoond dat de verbrokkeling van het huidige plattelandsbeleid een soort van concurrentiestrijd heeft uitgelokt tussen verschillende gemeentes, regio’s en steden. De overheid gaat de regio’s aanmoedigen om op verschillende schaalniveaus meer investeerders en toeristen aan te trekken en ook om meer reclame te maken voor streekproducten. Economische globaliseringen zorgden ervoor dat regio’s steeds belangrijker werden. Regio's en steden komen steeds meer in concurrentie met andere regio's en steden in het buitenland. Ze lanceren steeds meer hun eigen initiatieven, die de traditionele relaties tussen geografische gebieden veranderen. Het is zo gekomen dat het nationale merk te zien is als een overkoepelend merk voor de regio's en de regio's ‘paraplumerken’ zijn voor hun steden (Boissen et al., 2011).
Maar dat de groeiende opkomst van ‘regional branding’ ook effecten had op het sociale aspect op vlak van grotere en kleinere schaalniveaus werd niet echt opgemerkt. Tegenwoordig gaat men met regional branding de nadruk leggen op de 'Unique Selling Propositions', waardoor streken zich kunnnen onderscheiden van elkaar. Je moet natuurlijk uitgaan van je eigen sterkte. Maar de nadruk wordt steeds meer gelegd op de verschillen tussen de streken onder elkaar, terwijl men beter zou samenwerken tussen de verschillende schaalniveaus. Regio’s hebben baat bij samenwerking op boven- of beneden-regionaal niveau. Als je vanuit je eigen streek denkt, lijkt het om best zo veel mogelijk je eigen streek te promoten en producten te verkopen. Maar als je het plaatje wat breder bekijkt kan je al snel inzien dat zowel regio als stad voordeel kunnen halen uit samenwerking i.p.v. te concurreren met elkaar. Door te starten vanuit de nabijheid tussen stad en platteland krijg je ereen groot aantal troeven bij. Men kan bijvoorbeeld de geuzebieren uit het Pajottenland en de Zennevallei samen promoten. Topchefs uit Brussel kunnen aan de slag gaan met kwaliteitsvolle streekproducten uit het Pajottenland. Uit dergelijke synergieën kunnen beiden voordeel halen (Mettepenningen et al., 2014).
Uit onderzoek blijkt dat het benadrukken van landelijke elementen in regional branding processen een ecomisch voordeel biedt en dus een postieve invloed heeft op de vastgoedprijzen. Met moet echter wel weten dat dit effect sterk afhankelijk is van het type landbouw. Het is dus nuttig om gebruik te maken van landbouwelementen in de streek als men aan regional branding gaat doen. Dit draagt bij tot de duurzaamheid van de streek. De regional branding strategie heeft echter wel nood aan een soort van platform en draagvlak binnen de agrarische samenleving zodat landbouwers gemotiveerd worden om samen te werken. Dit dient ook door een meerderheid van de landbouwers goedgekeurd te worden (Galani-Moutafi, 2013).
18 c) 'Kwaliteit' van producten
Regional branding vormt een eerste vernieuwende methode van de plattelandseconomie. Hierbij gaat men dus de streekidentiteit en de kwaliteiten van het landschap van specifieke plattelandsregio’s uitspelen. Dit gaat men doen door er een label of merknaam van te maken, waar men promotie kan rond voeren. Onder dit label kan men vele economische activiteiten ontwikkelen. Door deze initiatieven in een breder plaatje te bekijken, krijgen ze een hogere marktwaarde. Een product moet uniek zijn en een zekere authenticiteit hebben, zodat het zich kan onderscheiden van andere producten in andere streken. Ook kwaliteit is een belangrijk aspect om een goed streekproduct te bekomen.
Er zijn 3 verschillende kwaliteitsregelingen die door de Europese Unie zijn opgericht voor typische landbouwproducten en levensmiddelen. Alleen producten waarvan de naam door de Europese Unie erkend is, mogen op hun verpakking het officiële logo dragen.
BOB: Beschermde Oorsprongsbenaming
Dit kwaliteitssysteem (figuur 10) staat garant voor producten die heel sterk geconnecteerd zijn met het gebied waarin ze geproduceerd worden. De kwaliteit of de kenmerken van het product dienen prioritair toe te schrijven te zijn aan het bijzondere geografische milieu van de plaats van oorsprong. Het geografisch milieu omvat samengaande, natuurlijke en menselijke factoren (zoals klimaat, bodemgesteldheid, topografie, lokale knowhow, enz. Alsook wordt een BOB enkel verleend aan producenten waarvan de productie, verwerking en bereiding plaatsvinden binnen een Figuur 10: Label voor Beschermde bepaald geografisch gebied. Oorsprongsbenaming (BOB).
BGA: Beschermde Geografische Aanduiding
Voor een BGA (figuur 11) is het verband tussen het product en zijn geografische oorsprong kleiner dan bij een BOB. Het is voldoende dat een bijzondere kwaliteit of bekendheid aan de geografische oorsprong kan worden toegeschreven. Minimaal één van de productie-, verwerkings- of bereidingsstadia moet in het geografische gebied Figuur 11: Label voor Beschermde Geografische gebeuren. Aanduiding (BGA).
19
3GTS: Gegarandeerde Traditionele Specialiteit
Deze vermelding (figuur 12) verwijst niet naar de herkomst van een product, maar benadrukt de coherentie tussen de kwaliteit en de traditionele productiemethode of traditionele productsamenstelling (Departement Landbouw en Visserij, 2018).
Figuur 12: Label voor Gegarandeerde Traditionele Specialiteit (GTS). d) Communicatie en zichtbaarheid
Een label of merknaam maakt het mogelijk om producten te promoten en om economische evenementen te organiseren. Het is zeer belangrijk dat het label professioneel wordt gemaakt. Dit kan bijvoorbeeld door een gespecialiseerde afdeling van logo’s en ontwerpen. Er moeten ook duidelijke regels zijn over het gebruik van het label en door wie het mag gebruikt worden. Voedseletiketteringsregelingen zijn behoorlijk divers in Europa. Het brede scala van voedseletiketteringsbeleid binnen de lidstaten van de Europese Unie weerspiegelt verschillen in de historische evolutie, organisatie en ontwikkeling van de voedingsindustrie, evenals verschillende consumentenbelangen, attitudes en gedragingen. Regionale labels duiden vooral op authenticiteit en echtheid en het is een teken dat het product daadwerkelijk wordt geproduceerd in de regio die wordt aangeduid met de naam van het product (Chalupová & Němec, 2018). Als het label garant staat voor goede kwaliteit is een kwaliteitscontrole voor de producten en productieprocessen broodnodig.
Het platteland kan dus verder ontwikkeld worden door aan streekvermarkting te doen. Belangrijk is dat er een achterliggende boodschap moet zijn die de inhoud van het label gaat verwoorden. Ook een sterk icoon achter een sterk merk is belangrijk (figuur 13 en 14). Mensen moeten een bepaald beeld hebben waar een regio voor staat. Daarom moet de streek zichtbaar zijn om aan regional branding te doen (Mettepenningen et al., 2009).
20 Figuur 14: Fushia label (Bron: Figuur 13: Fushia bloem in de natuur kennisexpiditie West Cork, 2009) (bron, foodplanting, 2018)
De kenmerkende elementen moeten zichtbaar gemaakt worden langs de meest gekende toegangswegen, via panelen met de naam van de regio. Het is ook belangrijk dat men zich eerst en vooral richt op de lokale inwoners uit de regio, en dan pas op de buitenwereld, omdat de inwoners van de streek de meeste kennis hebben over de streek en zo de beste ambassadeurs zijn van de streek (Giles et al., 2013). Voedingsmiddelen die de kenmerken combineren van lokale, regionale en traditionele producten worden zeer hooggewaardeerd door de consumenten (Fernàndez-Ferrin et al., 2018).
Op regionaal niveau is er nog een groter bewustzijnsniveau voor kleinere benamingen van de provincie. Zeer kleine of specifieke regio's kunnen echter verwarrend zijn voor consumenten. Dit kan verholpen worden door conjunctieve labeling. Dit is het proces van adverteren voor een product voor zowel een groter gebied als de subregio. Daarom biedt conjunctieve labeling potentiële waarde als een marketinginstrument voor gebruik in andere kleine regio's, waar Figuur 15 Voorbeeld van positieve verbindingen kunnen worden gemaakt in de gedachtegang conjuctieve labeling van de consument naar een groter gebied waarmee het is geassocieerd. In figuur 15 wordt de subregio ‘Saint-Estephe’ vermeld met onderaan nog eens de vermelding naar de grote streek ‘Grand Vin de Bordeaux’. (Atkin et al., 2017). Uit onderzoek blijkt ook dat de loyaliteit naar een bestemming positief wordt beïnvloed door de waargenomen kwaliteit van de bestemming, die op zijn beurt direct wordt beïnvloed door het beeld en het bewustzijn van die bestemming. Bovendien blijkt dat de percepties van een regionale bestemming positief worden beïnvloed door de percepties van de landbestemming waarin de regio zich bevindt (Herrero et al., 2017).
21
‘Point Of Sale’ is een gespecialiseerde vorm van verkoopbevordering die plaats vindt in de buurt van een kassa (‘het verkooppunt’). Het is bedoeld om de aandacht van de klant te vestigen op producten. Het kunnen nieuwe producten zijn of het kan een speciale aanbieding zijn. Ze worden ook gebruikt om speciale evenementen te promoten zoals seizoens- of vakantietijd verkopen. POS-displays kunnen dummypakketten, displaypakketten, einddoppen, display- stands, mobiele telefoons, posters of banners omvatten. Het is belangrijk dat de streekproducten te vinden zijn onder de bijhorende display met de naam 'streekproducten', zodat er een duidelijk overzicht is voor de consument die deze producten wil aanschaffen (Lombarta et al., 2018).
Een andere manier van verkoopbevordering is een speciale ruimte met theatrale visuele merchandising. Uit onderzoek blijkt dat de perceptie van consumenten van regionaal productenassortiment en merchandising (voor de winkel waar regionale producten zich in hun productcategorieën bevinden) een directe impact heeft op het lokale imago van de producent en zijn loyaliteit met deze producten. Een indirect effect via deze twee variabelen is hun loyaliteit naar de winkel toe (Lombarta et al., 2018).
Het is ook belangrijk om te weten dat het in eerste instantie niet gaat om te zorgen voor een aanbod van producten maar eerder om nieuwe connecties te leggen tussen de consument en de producent. De huidige voedselketens zijn vooral gericht op winstbejag. Dit gaat ten koste van de volksgezondheid, het milieu en het sociale patroon van onze samenleving. Er is een noodzaak aan een maatschappelijk verantwoorde regionale voedselketen. In plaats van gewoon een regio te promoten via een pakkend logo of traditionele marketing betekent 'place branding' in realiteit de kwaliteit van de streek bevorderen door zinvolle connecties tussen bezoekers en bewoners aan te moedigen. Regional branding gaat dus om het netwerken en de wederzijdse coöperatie. Men gaat dit tot stand brengen via drie pijlers: Lezingen, workshops en professionalisering door trainingen. Ook gaat men allerlei evenementen organiseren waarmee men het merk op een positieve manier in beeld gaat brengen bij de bevolking (Walla et al., 2015). e) Professioneel beheer
Bij het proces gaat men een sterk merk creëren vanuit eigen streekidentiteit. Het aantrekken van toeristen kan een versterking zijn van de lokale economie maar de branding moet ook support hebben van de lokale bevolking & lokale actoren (interne branding). Dit draagt ook bij tot streekontwikkeling. Via opschaling van de korte keten met als middel streekidentiteit tracht men een sterk merk te maken. Een wisselwerking tussen private en publieke voordelen geven vertrouwen (Freire, 2009),
22
Eens men in de ‘Feedback loop’ komt, ook wel zelfverzekerende lus genoemd zal men zien dat wanneer streekontwikkeling goed gaat, de identiteit nog meer wordt versterkt en dus de streekontwikkeling nog beter wordt. (Freire, 2009),
Het proces houdt in dat men gaat bewaken en beheren over het merk. Er moeten een aantal criteria ontwikkeld worden voor het gebruik van het merk (figuur 12). Er wordt een soort van checklist gemaakt met allemaal punten waaraan men moet voldoen als coöperant. Certificering moet garanderen dat de coöperanten de identiteit in juiste mate naar buiten brengen en ook zo opereren. Zo gaat men dus de kwaliteit sterker maken en die kwaliteit ook bewaken. Ook de streekgebondenheid gaat zo sterker gemaakt worden (Chapelle and Jolly, 2013).
Men gaat eigenlijk over tot ‘professionalisering’ van het merk. Zo gaan de leden jaarlijks beoordeeld worden via audits. De feedback kan gebruikt worden om verbeteringsmogelijkheden op te sporen. De certificering dient als een houvast om je doelstellingen scherp te houden. Dit vergt een leiderschap met een sterke visie en ook veel verantwoordelijkheid bij de actoren.
Men gaat opleidingen geven aan de leden van de coöperatie om hen te begeleiden bij professionalisering, ontwikkeling van kwaliteitsystemen en samenwering. Coöperanten die zich willen aansluiten in de coöperatie die zich willen differentiëren met het streekmerk moeten zich eerst op een controleerbare manier kwalificeren. Het merk moet borg staan voor kwaliteitsvolle producten en diensten, maar is in het bijzonder gemaakt voor het aanmoedigen van de regionale economie door wederzijdse coöperatie. De coöperanten die aangesloten zijn, zijn daar zelf verantwoordelijk voor.
Ten slotte hebben we nog het project- en procesmanagement. Dit is het beschermen van je budget en van je doel en het opstarten en bijstaan van de evenementen. Voortreffelijkheid en kwaliteit zijn hierbij een noodzaak. Dit duidt ook op de branding zelf (Facebook, webshop, reclame via de krant, geschenkmandjes met adreskaartjes,…). Men moet ook de consumenten informeren en sensibiliseren over de eigen streek en hun producten (Maesen & Sonneveld, 2009).
23 1.5.3 Interne branding versus externe branding
Eerst en vooral moeten de lokale inwoners betrokken worden bij het ‘regional branding’ proces. Er moet rekening gehouden worden met hun visie en beeld over de streek, zodat zij ook overtuigd raken van de goede elementen in hun regio. Zo kunnen de inwoners zich ontplooien tot lokale ambassadeurs van de streek. De branding moet dus ook support hebben van de lokale bevolking/lokale actoren. Daarom is het zo belangrijk dat de lokale bevolking zich vrijwillig inzet om mee te werken aan de streekontwikkeling zodat de perceptie ervan positiever wordt. Dit is vooral belangrijk als een streekidentiteit instrumenteel wil zijn voor lokale processen en acties, vooral gericht op eigen bevolking (Galani-Moutafi, 2013).
Maar tegelijk mag het het positief effect dat veroorzaakt wordt door het streekmerk, niet verwaarloosd worden. Wanneer toeristen en passanten de streek komen bezichtigen zullen de inwoners zich meer bewust worden van de charme van hun eigen regio en zullen ze zich meer willen inzetten voor hun streek. Men moet zich ook bewust zijn van de invloed van lokale actoren in de streek. Politieke beïnvloeding kan ervoor zorgen dat men minder innovatief en creatief gaat werken. Er moet een soort van wisselwerking zijn maar het mag geen overheersend effect hebben (Messely, 2014).
Een sterk collectief identiteitsgevoel kan ook zeer waardevol zijn om het streekvormingsproces te bevorderen. Het zorgt voor een sterkere sociale ontwikkeling in de streek in de vorm van samenwerkingsverbanden. Er dient ook zo snel mogelijk overgegaan te worden tot actie als men alle betrokkenen in het streekvermarktingsproces wil blijven aanspreken. Ook de aanwezigheid van een aantal inpirerende en motiverende mensen in het regional branding proces is onmisbaar voor een succesverhaal. Enkel met kapitaal geraakt men er niet. De invloed van belangrijke personen mag men zeker niet onderschatten (Giles et al., 2013). Het creëren van netwerken binnen de regio is van belang voor de het regional branding proces optimaal de coördineren. Alle organisaties, overheden, lokale sectoren en lokale bevolking moeten goed met elkaar samenwerken. De verschillende georganiseerde acties mogen elkaar zeker niet tegenwerken. Een coördinator van buitenaf heeft ook vaak een beter zicht op de regio en haar kwaliteiten. Iedereen moet dus in dezelfde richting denken en handelen. Ook de samenwerking met mensen buiten de streek kan helpen om nieuwe ideeën te krijgen en te leren uit fouten en successen van anderen (Messely, 2014). Waar men echter wel belang aan moet hechten is de uiteendrijving of polarisatie bij het regional branding proces. Enerzijds kan er polarisatie ontstaan tussen verschillende streken door onderlinge competitie voor klanten of streken. Anderzijds kan een stijgende aantal toeristen en passanten zeer positief zijn voor de economie van de streek, maar kan die ook wel voor hinder zorgen bij de lokale bevolking (Kavaratzis, 2005).
24
Een valkuil van 'regional branding' kan wel zijn dat men zich te veel gaat focussen op het marketingaspect van regionale ontwikkeling en dat de gebiedsgerichte ontwikkelingen vastlopen doordat een duidelijke inhoud ervan ontbreekt. Het is een soort van middel om de streek te promoten bij toeristen. Het ‘branden’ heeft vooral een externe focus. Het is niet goed te denken dat enkel een logo en merk volstaan. Er moet ook nog wat achter liggen zoals een verhaal en een plan die de inhoud dragen/verwoorden of vastleggen. Alleen zo kan een merk blijven bestaan en effectief zijn. En dat laatste betekent dat het kan bijdragen aan streekontwikkeling. Dit kan via verschillende pistes. Als het merk toeristen aantrekt, kan dat een versterking zijn van de lokale economie. Als het streekeigen mensen enthousiast maakt, kan het bijdragen tot andere vormen van streekontwikkeling (Park and Petrick, 2006). In plaats van alleen op een catchy slogan te vertrouwen, heeft branding ook betrekking op productontwikkeling, institutionele en organisatorische innovatie en nieuwe vormen van communicatie en partnerschap. Er is dus ook een innovatieve mentaliteit en ondernemerschap nodig om een economisch voordeel te halen uit regional branding. Sommige van deze zaken vereisen financiële steun, maar anderen gaan meer over het kapitaliseren van nieuwe manieren van denken. Dat is de essentie van het creatieve proces in plaats van branding (Walla et al., 2015).
In de context van organisaties (vooral bedrijven) gaat men zich zo goed mogelijk tonen aan de buitenwereld. Het hebben van een goed product, goede investering in marketing en het beschikken over veel knowhow is een duidelijk voorbeeld van externe branding. Maar tegenwoordig volstaat dit niet. Consumenten willen steeds meer weten over authenticiteit en transparantie. Ze willen weten waar een bedrijf echt voor staat. Enkel een product promoten is dus niet voldoende. Vroeger stond het product centraal. Nu is het meer en meer het bedrijf dat centraal komt te staan. Het imago van het bedrijf wordt steeds belangrijker. Zowel het product als de dienstverlening moeten goed zijn. Het totale plaatje moet kloppen. Het gedrag van medewerkers binnen het bedrijf heeft een grote invloed op het imago van het bedrijf. Die moet overeenstemmen met de beloftes aan de klant en de boodschappen dat het bedrijf verspreidt. We spreken hier van interne branding, wat tegenwoordig onmisbaar is voor een succesvolle onderneming en een sterk merk. Interne branding betekent niet dat het medewerkersgedrag moet afgestemd worden op de externe merkwaarden, want dat betekent eigenlijk dat de medewerkers bij elke verandering van hun merk hun gedrag moeten aanpassen. Het is belangrijk dat men beloftes over het merk eerst intern bepaalt voor men ze extern gaat verspreiden (Zenker et al., 2017).
25
Tabel 1: Analyse regional branding projecten van Westhoek en Pajottenland & zennevallei (Bron: Messely et al.,2015)
Selection Westhoek Pajottenland & Zennevallei
Ondernemers (producenten Bewoners, toeristen, van regiale producten, Doelgroepen ondernemers restaurants, B & B's, hotels en toeristen) Belangrijkste kenmerken en Producenten van regionale Toeristen waarden producten
Interviews, enquête voor Doelgroepen en enquête Het proces bewoners & doelgroepen voor buitenstaanders
Projectcoördinator en twee Alle betrokken partners + regionale actoren uit het Betrokken actoren feedback door de Pajottenland + feedback stuurgroep door stuurgroep Neen, er waren spanningen tussen Overeenstemming Waarschijnlijk wel ontwikkelaars en beheerders Regionale merkstrategie:
Focus Plaatsmanagment Geografische benaming Communicatie primair en secundair Secundair
Tabel 1 geeft een overzicht van de verschillen in selecties met betrekking tot de doelgroepen, de attributen en waarden die ten grondslag liggen aan het regionaal merk en de regionale branding strategie. Voor al deze onderwerpen werkt men verschillende trajecten uit. Een eerste verschil is te zien in de selectie van de doelgroepen. Het Pajottenland & de Zennevallei zijn niet gericht op de inwoners van de regio, terwijl Westhoek de regio als merk gaat gebruiken met zowel interne als externe branding. Het Pajottenland & de Zennevallei betalen geen toeslag voor hun bewoners als doelgroep en richten zich voornamelijk op externe branding (Messely et al., 2015).
Via een interne branding strategie kan u de visie, missie, doelstellingen en kernwaarden van het bedrijf naar alle coöperanten vertalen. De interne branding strategie zal:
26
➢ Richting geven aan het bedrijf