Trekvlinders in 1998 (negenenvijftigste jaarverslag)

() library

R. DE Vos JAN 1 9 2000

VOS, R. DE, 1999. MIGRATING LEPIDOPTERA IN 1998 (FIFTY-NINTH REPORT^ fBER-fiMST. 59 (12): 173-185. UNIVï£Rol r Y Abstract: In 1998, data of 27 species of migratory Lepidoptera, which are presented in this 59th annual report, were re¬ corded in The Netherlands by 128 observers. Most species were seen in moderate numbers, apart from Colias croceus, which was very numerous in the western part of the country. More specimens than usual have been recorded of the spe¬ cies Acherontia atropos, Udea ferrugalis, Spodoptera exigua and Mythimna unipuncta. The results of Vanessa cardui and Autographa gamma were relatively low, while Vanessa atalanta was seen in usual numbers. Rarely recorded spe¬ cies are Euchromius ocelleus, gilvata, Palpita unionalis, Iphiclides podalirius, Cyclophora puppillaria and Rhodometra sacraria. The specimen of the North American silkmoth Telea polyphemus is considered as imported, pro¬ bably carried by ship to our country. Leptidea sinapis and Lithophane leautieri proved to be indigenous in The Netherlands and are no longer considered being migrants. Of the latter species caterpillars have been found.

R. de Vos, Instituut voor Systematiek en Populatiebiologie (Zoölogisch Museum), Plantage Middenlaan 64, 1018 DH Amsterdam.

Inleiding waarschijnlijk ongewild geïmporteerd. Het boswitje (Leptidea sinapis) en Lithophane Er werden in 1998 in Nederland 27 soorten leautieri, waarvan inmiddels rupsen zijn ge¬ trekvlindersoorten waargenomen. In dit jaar¬ vonden, hebben zich in ons land gevestigd en verslag wordt een overzicht gegeven van de kunnen daarom niet meer tot de migranten ge¬ resultaten die door vrijwilligers uit het hele rekend worden. land bij elkaar zijn gebracht. De waargenomen In figuur IA en 1B worden respectievelijk aantallen zijn over het algemeen betrekkelijk de neerslagduur en temperatuur weergegeven, laag, maar van enkele soorten werden grotere waargenomen te De Bilt in 1998 (KNMI, aantallen dan gebruikelijk gezien. Zeer opval¬ 1999). De invloed van het weer in 1998 op de lend waren de talrijke oranje luzernevlinders migratiepatronen van de trekvlinders wordt (Colias croceus) in het westen van het land, en kort besproken. ook werden er eindelijk weer eens wat meer De provincies van de vindplaatsen worden doodshoofdvlinders (Acherontia atropos) ge¬ als volgt afgekort: Groningen (Gr), Friesland meld. Van Udea ferrugalis, Spodoptera exi¬ (Fr), Drenthe (Dr), Overijssel (Ov), Gelder¬ gua en Mythimna unipuncta werden eveneens land (Gdl), Utrecht (Utr), Flevoland (Fl), meer dan gemiddelde aantallen gezien. De Noord-Holland (NH), Zuid-Holland (ZH), distel vlinder (Vanessa cardui) en de gamma- Zeeland (Zl), Noord-Brabant (NB) en Lim¬ uil (Autographa gamma) lieten het een beetje burg (Lbg). afweten, maar de atalanta (Vanessa atalanta) was vrij gewoon. Bijzonder waren de vang¬ Medewerkers sten van Euchromius ocelleus, Uresiphita gil¬ vata, Palpita unionalis, de koningspage (Iphi¬ Er werden van 128 personen en instellingen bruikbare ge¬ gevens ontvangen, waarvoor onze hartelijke dank: clides podalirius), Cyclophora puppillaria en B. van Aartsen, B. van As, J. Asselbergs, A. Baaijens, J. maar liefst drie exemplaren van Rhodometra de Bakker, M. Bauduin, A. van Beek, H. Beers, J. Bielen, sacraria. Heel bijzonder is de vondst van H. Bijl, Th. Blokland, K. & mw J. de Boer, J. Boerma, H. een Noord-Amerikaanse nachtpauwoog, Te¬ Bosma, W. Brier, mw W. de Brouwer, H. Bunjes, N. van lea polyphemus, geen migrant, maar zeer der Burg, R. Burrough, A. Deelman, M. Delnoye, H. 174 Ent. Ber., Amst. 59 (1999)

Dolfien, W. Domhof, J. Donner, D. Doornheijn, N. Elffe- gustus waren zeer warm en droog, maar in de rich, G. van den Ende, mw M. Flint-Diekerhof, A. Frans- laatste decade daalde de temperatuur flink en sen, M. C. R. Franssen, Fries Natuurmuseum, mw H. Gehéniau-Lasance, H. Goudzwaard, W. Grinwis, D. viel er veel neerslag. In september was de tem¬ Groenendijk, H. Groenink, R. Gronert, A. Grosscurt, W. peratuur bijna constant hoog (boven de 20° de Haan, C. Hellegreen, K. Hoek, W. Hogenes, H. ten Celsius) en viel er plaatselijk eveneens veel Holt, mw A. Hoornveld-Jouksma, E. Houkes, K. Huis¬ neerslag. Hierna daalde de temperatuur snel man, M. Jansen, M. G. M. Jansen, P. Jeschar, K. Kaag, I. Kaijadoe, D. van Katwijk, mw M. de Keijzer, J. Kerse- en de eerste helft van oktober was koud. boom, mw J. Kiel-Hartog, T. Kleijn, KNNV-Insecten- Oktober was een zeer sombere maand en met werkgroep Epe/Heerde, KNNV-Insectenwerkgroep Wa- name de laatste decade van de maand en de terweg-Noord, J. Koster, P. Kreijger, F. van der Lans, R. eerste decade van november viel er veel regen; van Leeuwen, J. Lucas, R. Luntz, F. Maaskamp, J. Meije- november behoort zelfs tot de vier natste van rink, P. Meininger, F. Melkert, G. van der Meulen, G. van Minnen, mw E. Molin-Neef, J. Moonen, H. Nagel, Ch. de eeuw. De temperatuur bleef snel dalen, zo¬ Naves, K. Nieuwland, L. Noens, P. Oomen, W. Oord, F. dat november en de eerste decade van decem¬ van Oosterhout, C. Ottenheijm, G. Padding, J. van Pigge- ber winters koud waren met sneeuw en vooral len, mw A. Plag, W. Poppe, G. Prang, D. Prins, S. van ’s nachts soms strenge vorst. In de laatste helft Randen, A. Remeeus, B. Rietman, mw H. Roode-Woud- stra, P. Rooij, W. van Rooijen, J. Scheffers, G. Schingen- van december steeg de temperatuur snel, zodat ga, A. Schreurs, R. Simon-Thomas, mw J. Sinnema, G. het jaar vrij zacht werd afgesloten (KNMI, Smeets, A. Smit, F. Smit, mw M. Smulders, P. van Son, 1999). M. Sonnemans, E. van der Spek, H. Spijkers, B. Stam, D. Alleen van de atalanta (Vanessa atalanta) Stienstra, J. Stolk, R. Strucker, mw J. Stuurman-Huitema, werden overwinteraars gemeld. Door het E. Taelman, J. Tilmans, A. van Tuijl, C. de Veld, R. Vis, D. Visser, Vlinder- en libellenwerkgroep Zeeland, De zachte weer in de eerste maanden van het jaar Vlinderstichting, Vlinderwerkgroep Hoekschewaards kon het aantal waargenomen exemplaren Landschap, Vlinderwerkgroep Oost-Zeeuws Vlaanderen, reeds vroeg oplopen tot een totaal van 18. mw M. Vos, R. de Vos, P. Vroegindeweij, J. van Vuure, Ondanks de sombere aprilmaand kwamen in G. Wilmink, natuurorganisatie “De Windbreker”, Th. Wip, P. Zumkehr, J. Zwier. deze periode de distelvlinder (Vanessa cardui) en later ook de gamma-uil (Autographa gam¬ ma) ons land binnen. De vlinders namen pas Waarnemingen goed in aantal toe in de maand mei, vooral in de warme tweede decade. De natte periode in Het jaar 1998 was zeer nat, warm, maar met juni en de koele periode in juli hebben de toe¬ weinig zon. Evenals 1997 behoort 1998 tot de name van het aantal trekvlinders afgeremd, zes warmste jaren van deze eeuw. Er viel in zodat pas eind juli en in augustus een forse De Bilt nog niet eerder zoveel neerslag als in stijging van de aantallen werd waargenomen. dit jaar. De eerste helft van januari en de Met name de atalanta en de gamma-uil waren maanden februari, maart en april waren zach¬ redelijk goed vertegenwoordigd, maar voor¬ ter dan normaal. Februari werd de droogste al in augustus was de oranje luzernevlin- maand van het jaar met veel zon, gevolgd door der (Colias croceus) plaatselijk zeer talrijk. een zeer natte periode in de eerste decade van Vreemd genoeg begon de instroom van deze maart. Ook april was zeer nat en somber, maar soort reeds in juni, in een zeer natte en sombe¬ mei was een zeer droge maand met in de twee¬ re periode. In de laatste decade van augustus, de decade zelfs in het geheel geen neerslag, waarin veel regen viel en de temperatuur laag maar met veel zonneschijn en “extreem” hoge was, verminderden de aantallen oranje luzer- temperaturen, waarmee deze maand tot de drie nevlinders en gamma-uilen flink, maar de ata¬ warmste meimaanden behoort. In juni was de lanta en distelvlinder trokken zich er weinig temperatuur normaal, maar in juli bleef het re¬ van aan. Vanaf deze periode werd Udea ferru- latief koel; de zon liet zich in beide maanden galis juist meer gezien en bleef tot in septem¬ nauwelijks zien. Juni was wel een zeer natte ber relatief talrijk. De redelijk warme septem¬ maand, met in de eerste decade zeer zware on¬ bermaand zorgde voor een langer seizoen voor weersbuien. De eerste twee decaden van au¬ veel soorten trekvlinders, tot begin oktober. Ent. Ber., Amst. 59 (1999) 175

Fig. ÏA-B. Weersomstan¬ digheden in 1998, waar¬ genomen te De Bilt (gegevens Koninklijk Ne¬ derlands Meteorologisch Instituut, 1999). IA, neer- slagduur per decade in uren; 1B, maximum-, mi¬ nimum- en gemiddelde temperatuur per decade in graden Celsius.

JAN FEB MRT APR MEI JUN JUL AUG SEP OKT NOV DEC

toen de grote temperatuursdaling een enorme van Vuure). De aantallen bleven vrijwel het terugval in aantallen veroorzaakte. Ondanks gehele seizoen laag, maar kenden ondanks het de vele regen eind oktober en in november vrij koele weer een kleine opleving in de laat¬ werden toch nog tot de laatste decade van no¬ ste decade van juni en de eerste van juli. vember vlinders gezien. Daarna zakten de aantallen weer in en kwa¬ men de decadetotalen zelfs in de warme au¬ gustusmaand niet boven de 70, dit in schril Plutella xylostella (Linnaeus) contrast met de enorme invasie in 1997, toen Met een jaartotaal van 752 in het vrije veld maar liefst in totaal 150.000 vlinders werden waargenomen exemplaren heeft het koolmotje geteld. Op 10 november werden de laatste een slecht seizoen achter de rug. Het eerste twee vlindertjes gezien te Kortgene (J. van exemplaar werd weliswaar op 30 maart te Vuure). Het koolmotje was in het zuidwesten Drachten waargenomen (A. Hoornveld-Jouks- van ons land het talrijkst: in Zeeland werden ma), maar het seizoen, met in elke decade mel¬ 307 vlinders gezien en in Zuid-Holland 273. dingen, begon pas eind april met een exem¬ Opvallend is het lage aantal van acht vlinders plaar op 22 april te Brielle (Zuid-Holland, P. J. in Noord-Brabant, maar ook in andere provin¬ Rooij) en op 26 april te Kortgene (Zeeland, J. cies was de soort relatief schaars. Geen enkele 176 Ent. Ber., Amst. 59 (1999) melding ontving ik uit Groningen, Drenthe en maar liefst 147 vlinders werden geteld, waar¬ Flevoland. Wederom werden er grote aantal¬ van niet minder dan 110 in Zeeland! Voorts len overwinterende vlinders en rupsen gemeld werden in Zuid-Holland en Gelderland res¬ uit Honselersdijk (Zuid-Holland) door J. pectievelijk 14 en 17 exemplaren genoteerd en Scheffers. De rupsen leven er in kassen op in Noord-Holland, Noord-Brabant en Lim¬ violieren (Matthiola incana (L.) R. Br.) (zie burg ieder slechts twee. Uit de overige pro¬ ook De Vos & Rutten, 1999). In januari vincies kwamen geen meldingen binnen. De en maart werden in totaal 508 vlinders en eerste vlinder werd op 3 juli te Honselers¬ 93 rupsen in de kassen geteld, maar dit is ze¬ dijk (Zuid-Holland) gevangen door J. Schef¬ ker slechts een fractie van de werkelijke aan¬ fers, gevolgd door twee exemplaren op 4 juli, tallen. te Gapinge (Zeeland) en Ouddorp (Zuid- Holland) (beide door K. J. Huisman). Het laatste exemplaar werd op 10 november ge¬ Euchromius ocelleus (Haworth) zien te Oost-Souburg (Zeeland, A. Baaij¬ Tot nu waren er slechts twee exemplaren van ens). Euchromius ocelleus uit Nederland bekend, gevangen in 1985 (De Vos, 1992). Het is daar¬ Nomophila noctuella (Denis & om een grote verrassing dat A. Baaijens op 25 Schiffermüller) september, nota bene in de lichtval in zijn ach¬ tertuin te Oost-Souburg (Zeeland), een derde In vergelijking met de recente extreme aantal¬ exemplaar ving. Het is een voorraadinsect, len (in 1996 9710 exemplaren en 1997 zeven) oorspronkelijk afkomstig uit Zuid-Europa. is het jaartotaal in 1998 met 276 exemplaren Mogelijk was dit exemplaar werkelijk een mi¬ niet hoog te noemen, maar gedurende de laat¬ grant, omdat de laatste decade van september ste dertig jaar is dit aantal echter slechts vier¬ gekenmerkt werd door voornamelijk oosten¬ maal overtroffen, zodat we toch kunnen spre¬ tot zuidoostenwind met vrij hoge temperatu¬ ken van een goed seizoen voor deze soort. ren. Zoals wel vaker het geval is, zijn ook nu ver¬ reweg de meeste waarnemingen uit Zeeland afkomstig, waar 212 exemplaren werden Uresiphita gilvata (Fabricius) geteld! Zuid-Holland en Noord-Holland vol¬ Eveneens een verrassende vangst betreft gen op afstand met respectievelijk 35 en 10 Uresiphita gilvata, voorheen bekend als U. exemplaren. In de overige provincies wer¬ polygonalis (Denis & Schiffermüller). Slechts den maar enkele vlinders gezien, of zelfs drie exemplaren waren uit Nederland bekend, geen enkele (Groningen, Drenthe en Flevo¬ respectievelijk in 1951, 1958 en 1989 gevan¬ land). gen (De Vos, 1992). A. van Tuijl ving op 12 De eerste twee vlinders werden op 15 mei augustus te Weesp het vierde exemplaar. De waargenomen in Kortgene (J. van Vuure) en vlinder is goed herkenbaar en kan nauwelijks in Ouddorp (K. J. Huisman) en op 30 mei met een andere soort worden verward. Het ge- werd de vermoedelijk laatste waarneming van ringe aantal waarnemingen wijst op grote de eerste generatie gedaan in Klein Valkenisse zeldzaamheid in ons land, maar in Zuid- (Vlinder- en libellenwerkgroep Zeeland). In Europa kan de vlinder heel algemeen voorko¬ een langgerekte periode van begin juni tot half men. De rupsen leven op diverse soorten brem augustus bleven de aantallen van de tweede (onder andere en ). generatie laag, hoewel in elke decade vlinders werden gezien. In de tweede en derde decade van augustus stegen de aantallen, vermoede¬ Udea ferrugalis (Hübner) lijk door het fraaie en warme weer, maar van Sinds 1969 werd niet zo’n groot aantal exem¬ een explosieve toename was geen sprake. plaren van Udea ferrugalis waargenomen: Door de relatief hoge temperaturen in septem- Ent. Ber., Amst. 59 (1999) 177 ber bleven de aantallen vrij hoog, maar in de exemplaren, maar in veel jaren wordt de vlin¬ koude oktober- en novembermaand was het der niet eens gezien. In 1998 werd één exem¬ snel gedaan. Toch werd de laatste vlinder van plaar waargenomen op Rottumerplaat (Gro¬ het seizoen pas op 10 november gezien in ningen, De Vlinderstichting). Helaas is de Zuidloo (Overijssel, H. Groenink). datum van de waarneming niet bekend.

Palpita unionalis (Hübner) Colias croceus (Fourcroy)

In 1998 werd één exemplaar gevangen van de¬ Een verrassing in 1998 was het plaatselijk tal¬ ze zeldzame trekvlinder, op 10 oktober te rijk voorkomen van de oranje luzernevlinder. Goirle (Noord-Brabant, H. Spijkers). De zeld¬ Zeer plaatselijk, want voor menigeen is de in¬ zaamheid blijkt wel uit de weinige vondsten in vasie van deze opvallende vlinder onopge¬ het laatste decennium: één exemplaar in 1990 merkt voorbijgegaan. De waarnemingen wa¬ en één in 1996 (De Vos & Rutten, 1998). ren, evenals in voorgaande jaren, vooral geconcentreerd in het westen van het land, waarbij opvalt dat de totalen in de drie weste¬ Iphiclides podalirius (Linnaeus) lijke kustprovincies praktisch gelijk zijn: in Evenals vorig jaar werd ook dit jaar één exem¬ Zeeland 319 exemplaren, in Zuid-Holland 318 plaar van de bij ons zeldzame koningspage ge¬ en in Noord-Holland 304. Wat ook opvalt is zien. Dit twaalfde exemplaar voor Nederland dat in deze provincies, vooral in Zuid- en sinds 1940 werd op 5 mei te Susteren (Lim¬ Noord-Holland, bijna alle vindplaatsen dicht burg) waargenomen (De Vlinderstichting). aan de kust gelegen zijn. Zo werd in Petten Vanholder (1999) meldt voor België vijf (Hondsbossche Zeewering) met 110 exempla¬ exemplaren, maar van vindplaatsen met een ren het hoogste aantal oranje luzernevlinders “typisch biotoop van de koningspage”. Vol¬ geteld (De Windbreker), gevolgd door Bors- gens Vanholder werden er geen zwervers in sele (96) (Vlinder- en libellenwerkgroep Zee¬ België gezien. land) en Noordwijk (92) (H. J. Goudzwaard). Ook in Limburg werd een groot aantal vlin¬ ders waargenomen: 261 exemplaren. Alle Leptidea sinapis (Linnaeus) overige provincies staan hiermee in schril con¬ Sinds de vestiging van het boswitje vanaf trast: Noord-Brabant (25 exemplaren), Flevo¬ 1993 op en om de Sint Pietersberg in Zuid- land (24), Overijssel (17), Friesland (16), Limburg (Smeets, 1997; De Vos & Rutten, Gelderland (14) en Groningen (1). In totaal 1998) worden er elk jaar flinke aantallen werden 1298 vlinders gezien, een bijzonder waargenomen. Nu en dan worden er ook resultaat als men bedenkt dat slechts driemaal exemplaren elders in Nederland waargeno¬ eerder het totaal de “1000” passeerde. Sinds men, vermoedelijk afkomstig uit deze of na¬ 1967 (3084 exemplaren) werden niet zoveel burige populaties. Van de 139 gemelde bos¬ oranje luzernevlinders gezien. witjes is er dit jaar slechts één op grote afstand De eerste generatie was mager vertegen¬ van de Zuid-Limburgse populatie gezien, te woordigd. Het eerste exemplaar werd op 10 weten een zeer vroeg exemplaar op 28 april te mei te De Cocksdorp (Texel) gezien (De Vlin¬ Cuyk (Noord-Brabant, De Vlinderstichting). derstichting), bijna een maand later gevolgd door een exemplaar op 4 juni te Noordgouwe (Zeeland, Vlinder- en libellenwerkgroep Zee¬ Pontia daplidice (Linnaeus) land). Daarna zijn er nog enkele tientallen In 1995 werd voor het laatst een exemplaar waarnemingen tot eind juli. De tweede gene¬ van het resedawitje in Nederland waargeno¬ ratie profiteerde duidelijk van de warme au¬ men. De laatste jaren zijn de aantallen zeer gustusmaand, want de aantallen namen snel laag, met als enige uitzondering 1994 met 12 toe tot een maximum op 19 augustus van 201 178 Ent. Ber., Amst. 59 (1999)

Tabel 1. Waargenomen aantallen trekvlinders per decade in 1998 (*eieren, rupsen en/of poppen; zie tekst; getallen tus¬ sen haakjes zijn niet exact gedateerd; getallen tussen vierkante haakjes zijn vondsten binnenshuis)

Soort januari februari maart april mei juni II I II III I II III I II III I II III I II III

1. Plutella xylostella .... - 1 - - 2 24 47 7 63 70 112 2. Euchwmius ocelleus ...... - ... 3. Uresiphita gilvata ...... - ... 4. Udeaferrugalis - - - - ...... - ... 5. Nomophila noctuella - ...... 21 - 1 10 6. Palpita unionalis - - - - ...... - ... 7. Iphiclides podalirius - - - - ...... i - ... 8. Pontia daplidice ...... - ... 9. Colias croceus ...... i - 5 10 8 10 . Colias hyale ...... - 2 - - 11. Vanes sa atalanta 4 1 8 - 2 2 22 14 24 40 74 185 159 431* 294* 743 12 .Vanessa cardui ...... 2 6 11 28 38 6 18 19 50 13. Lampides boeticus ...... - - 14. Cyclophora puppillaria ...... - - - 1 15. Rhodometra sacraria 16. Orthonama obstipata 17. Acherontia atropos 18. Agrius convolvuli ...... - - 2 2 19. Macroglossum stellatarum - ... - 1 - - 1- 2118 20. Autographa gamma ...... - - 21 35 107 78 250 327 700 21. Chrysodeixis chalcites ...... - 1 22. Spodoptera exigua ...... - ... 23. Helicoverpa annigera ...... [1] [*] - 24. Heliothis peltigera ...... - - - 1 25. Mythimna unipuncta ...... - ... 26. Peridroma saucia ...... - ... 27. Agrotis ipsilon ...... 2 32 412 vlinders. In deze periode werd ook op de Het is merkwaardig dat de invasie in België Hondsbossche Zeewering een groot aantal nauwelijks werd opgemerkt, waar “slechts” vlinders geteld, en werd op 15 augustus een 427 exemplaren werden geteld (Vanholder, pop gevonden en een pas uitgekomen manne¬ 1999). Weliswaar één van de beste jaren voor tje (Gronert, 1998). Het decadetotaal bedroeg België, maar toch beduidend minder dan in 786 exemplaren, een zeer hoog aantal. De re¬ Nederland. latief warme septembermaand resulteerde in een lange vliegtijd voor de oranje luzernevlin- Colias hyale (Linnaeus) der, hoewel de aantallen veel lager waren dan in augustus. Op 26 september trof J. Scheffers Voor de gele luzernevlinder was 1998 met 59 langs een dijk bij Hoek van Holland (Zuid- exemplaren een beter dan gemiddeld jaar. Holland) 15 vlinders aan, waaronder een co¬ Toch moet er enige voorzichtigheid bij dit pula van de gewone vorm en forma helice aantal in acht worden genomen, want het is Hübner. Het betrof vermoedelijk vlinders van bekend dat zich onder de vele normaal ge¬ een derde generatie, want anderhalve maand kleurde oranje luzernevlinders ook een aantal eerder werden op deze plek al vele oranje lu- vrouwtjes van de gele forma helice bevonden, zernevlinders gezien. Deze ongewoon late pa¬ en het is dus goed mogelijk dat een deel hier¬ ring zal hoogstwaarschijnlijk niet meer tot van voor gele luzernevlinder is aangezien. Dit nakomelingen hebben geleid. Het laatste vermoeden wordt versterkt als men naar de exemplaar werd op 18 oktober gezien te Ber- vaak simultane waarnemingsdata van de beide nisse (Zuid-Holland, De Vlinderstichting). soorten kijkt en het verspreidingspatroon in Ent. Ber., Amst. 59 (1999) 179

juli augustus september oktober november december Totaal I II III I II III I II III I II III I II III I II

1. 174 34 45 51 61 12 14 6 16 1 2 8 2 752 2. .1. 1 3. - 1. 1 4. 3 3 1 4 55 36 21 15 - 3 3 3 147 5. 19 5 3 7 77 62 28 44 5 1 1 9 1 276 6. ------1 . 1 7.. 1 . (1) 9. 4 12 5 153 786* 144 107 23 39 - 1 . 1298 10. - 1 - - 47 7 2 * - -. 59 11. 537* 572* 990* 1041* 1800* 1929* 2111* 1070* 1203 72 71 15 5 1 - - - 13420 12. 46 27 37 131 216 235 75 33 60 3 1 . 1042 13. - - 1. 1 14. . 1 15. - - - - 1 - 2. 3 16. -1 2 - - 1 1 1 1 - - 2 2 - - - - 11 17. 4 - 2 4 11 6 1* 2* 1*. 22 18. 3 3* * 3* 12* 9* 21* 16 6* 2 1 . 80 19. 13 6 31* 138* 12 2 2 11 9 7 2 . 256 20. 301 605* 1017 2405* 4491 1936 2974 1094 1043 70 20 28 6 - - - - 17508 21. - - 5 8 15 3 4 3 4 - 2 ----- 45 22. - - - 2 - 6 5 - 1 . 14 23. .[1] 2 24. . 1 25. - - 3. 3 26. .3. 3 27. - 2 4 4 3 2 47 19 25 13 10 11 2 2 1 - - 159

Nederland, dat eigenlijk het klassieke model en de eerste van september werden maar wei¬ volgt van de oranje luzernevlinder. De vlin¬ nig vlinders gezien, de laatste op 7 september ders zijn vooral in Zeeland en Zuid-Holland in de Houtrakpolder (Noord-Holland, De gezien en ontbraken in de drie noordoostelijke Vlinderstichting). Op 16 september tenslotte, provincies (Groningen, Drenthe, Overijssel), werd er nog een rups gevonden te Ruurlo terwijl Colias hyale meestal juist een noorde¬ (Gelderland, De Vlinderstichting). lijke route vanuit Duitsland kiest. Helaas zijn de meeste waarnemingen achteraf niet meer te Vanessa atalanta (Linnaeus) verifiëren. De eerste twee vlinders werden op 6 juni Met een jaartotaal van 13.420 waargenomen waargenomen in de Groese Duinen (Zeeland, exemplaren is 1998 voor de atalanta zeker niet P. L. Meininger) en Netersel (Noord-Brabant, slecht verlopen. Opmerkelijk is dat de vlinder De Vlinderstichting). Voor de eerste generatie met uitzondering van december het gehele jaar bleef het hierbij, want de eerstvolgende mel¬ is waargenomen. Er werd een uitzonderlijk ding volgde pas op 19 juli te Wilhelminadorp groot aantal overwinteraars gemeld. Op de (Zeeland, Vlinder- en libellenwerkgroep Zee¬ eerste datum, 11 januari, werden zelfs twee land), maar ook hierna duurde het weer tot 11 exemplaren gezien, te Haamstede (Zeeland, P. augustus, dus een kleine maand, voordat er L. Meininger) en te Oud-Beijerland (Zuid- werkelijk van aantallen van betekenis kon Holland, Vlinderwerkgroep Hoekschewaards worden gesproken. Dit was slechts van korte Landschap). Daarna volgden nog 13 exempla¬ duur, want in de laatste decade van augustus ren, waarvan de laatste op 7 maart te Berkel 180 Ent. Ber., Amst. 59 (1999)

(Ziiid-Holland, E. Molin-Neef). Op 19 maart gelijking met het bijzonder hoge aantal van werd met een exemplaar te Petten (Noord- bijna 64.000 getelde vlinders in 1996, maar Holland, De Windbreker) een periode ingeluid het was veel beter dan in 1997 (328 exempla¬ van regelmatige waarnemingen in een aaneen¬ ren). Er zijn geen overwinteraars gemeld. De gesloten periode, met hogere aantallen. Men eerste vijf vlinders werden op 9 en 11 april kan daarom aannemen dat toen de eerste im¬ (respectievelijk twee en drie exemplaren) in migranten ons land binnenkwamen. Tot in juli de Noordoostpolder gezien (De Vlinderstich- bleven de totalen echter laag, vermoedelijk ting), waarna in elke volgende decade waarne¬ door het koele weer in juni en juli, waarbij de mingen werden gedaan. De eerste generatie top van de eerste generatie bereikt werd op 24 was echter verre van talrijk en zelfs op de top¬ juni met landelijk 94 exemplaren. Hierna na¬ dag 21 juni werden in heel Nederland slechts men de aantallen vooral in de warmere augus¬ zeventien vlinders geteld. Pas in de warme au¬ tusmaand toe tot een tweede piek (de tweede gustusmaand kwamen de totalen van de twee¬ generatie) op 31 augustus met 525 exempla¬ de generatie boven de honderd uit en bereikten ren. In september bleven de aantallen vrij op 31 augustus (dezelfde dag als de atalanta) hoog door de relatief hoge temperaturen, maar een maximum van 109 exemplaren. Daarna zoals verwacht kon worden, vond er in okto¬ namen de aantallen weer in snel tempo af en in ber een abrupte daling van de aantallen plaats: oktober werden nog maar vier vlinders gezien, in de eerste decade van oktober kwam nog waarvan de laatste op 15 oktober te Westka¬ maar 6% voor van het aantal in de decade er¬ pelle (Vlinder- en libellenwerkgroep Zee¬ voor! Met de aanhoudende koude bleven de land). aantallen laag en werd de laatste atalanta op 17 Anders dan bij de atalanta zijn niet alleen in november genoteerd te Kortgene door J. van de drie westelijke provincies de hoogste aan¬ Vuure. tallen gezien. Weliswaar is Zeeland zoals ge¬ Zoals meestal het geval is, werden ook nu bruikelijk weer koploper met 241 exemplaren, de meeste vlinders in de drie westelijke pro¬ maar ditmaal werden ook in Flevoland (vooral vincies gezien: in Zeeland werd een totaal ge¬ in de Noordoostpolder) met 187, in Noord- teld van 3034 exemplaren, in Zuid-Holland Holland (140), in Limburg (112), in Friesland 2726 en in Noord-Holland 2747. In Gronin¬ (111) en in Zuid-Holland (97) een flink aantal gen, Utrecht en Drenthe werden met respectie¬ distelvlinders geteld. In alle overige provin¬ velijk 68, 75 en 80 exemplaren de laagste aan¬ cies werden lagere aantallen gemeld. Opval¬ tallen gemeld. Opvallend is het schril contrast lend is dat er geen duidelijk patroon in de tussen het totaal in Groningen en Friesland waarnemingen te bespeuren is. Dit is mogelijk (respectievelijk 68 en 1643), vermoedelijk veroorzaakt door het “her en der” opgroeien veroorzaakt door een gebrek aan voldoende van de tweede generatie, waarbij plaatselijk waarnemers in Groningen. Tussen 2 juni en 16 grote verschillen kunnen ontstaan (De Vos & september werden er in totaal 56 rupsen waar¬ Rutten, 1998). Er werden echter geen rupsen genomen, dus van beide generaties. Op 11 ju¬ gemeld. ni werden vijftien rupsen tegelijk gevonden te Naaldwijk (J. Scheffers) en op 19 juli acht te Nymphalis antiopa (Linnaeus) ’s-Gravendeel (Zuid-Holland, Vlinderwerk- groep Hoekschewaards Landschap). Alle ove¬ Na de invasie in 1995 (De Vos & Rutten, rige waarnemingen, verspreid over heel Ne¬ 1996) worden nog steeds elk jaar exemplaren derland, betroffen meestal enkele exemplaren. van de rouwmantel waargenomen. Enkele hiervan zijn vermoedelijk overwinteraars, maar dat is niet altijd aan te tonen. Zeven Vanessa cardui (Linnaeus) exemplaren werden ons gemeld. Vrijwel zeker Het jaar 1998 was met 1042 meldingen een overwinteraars (telkens één exemplaar) wer¬ matig jaar voor de distelvlinder, zeker in ver¬ den op 15 maart gezien te West-Terschelling Ent. Ber., Amst. 59 (1999) 181

(R. van Leeuwen), op 2 april te Midsland (Ter¬ september te Vrouwenpolder (Vlinder- en li¬ schelling) en op 7 april wederom te West- bellenwerkgroep Zeeland). Enkele dagen later Terschelling (P. J. Zumkehr). Latere vangsten werd op 7 september in de Wijkermeerpolder, werden gedaan op 14 juli te Muiderberg nabij Beverwijk (Noord-Holland), het derde (Noord-Holland, A. van Tuijl), op 8 augustus exemplaar gevangen (J. Stuurman-Huitema), te Wijlre (Limburg, G. Smeets), op 31 augus¬ dat zich thans in de collectie van het Zoölo¬ tus te West-Terschelling (P. J. Zumkehr) en gisch Museum te Amsterdam bevindt. ten slotte op 18 september te Warmenhuizen (Noord-Holland, F. Smit). De rouwmantel Orthonama obstipata (Fabricius) wordt in dit verslag opgenomen, omdat de vlinder sterk migratiegedrag vertoont en ver¬ Vindplaatsen: Gdl.: Drempt, Wijchen; NH.: Oosthuizen; moedelijk voor een groot deel uit Duitsland Zl.: Kortgene, Oost-Souburg, Ouddorp. afkomstig is. Zolang nog niet duidelijk is of de Er werden in totaal elf vlinders van deze vrij vlinder zich hier te lande heeft gevestigd, wor¬ zeldzame spanner waargenomen. Zoals ge¬ den waargenomen exemplaren vermeld. woonlijk werden de meeste hiervan in het zuidwesten van ons land aangetroffen. De eer¬ ste vangst werd gedaan op 11 juli te Kortgene, Lampides boeticus (Linnaeus) waar tevens de laatste twee op 10 november Op 22 juli werd te Bergeyk (Noord-Brabant) vandaan kwamen (J. van Vuure). Op alle tus¬ het zesde exemplaar van Lampides boeticus in senliggende data werd telkens één exemplaar Nederland gevangen (De Vlinderstichting). gevangen. Ook in België werden ditmaal vlin¬ Zover bekend is dit vrouwtje in het vrije veld ders waargenomen (Vanholder, 1999: drie gevangen, al moeten we de mogelijkheid van exemplaren). import via groente en fruit niet uitsluiten (De Vos & Rutten, 1998). Telea polyphemus (Cramer)

Op 1 juni van dit jaar werd te Veere (Zeeland) Cyclophora puppïllaria (Hübner) een wel heel ongebruikelijke vangst gedaan. Na een onderbreking van negentien jaar werd Mevrouw Jansen ving er Telea polyphemus, deze spanner in 1995 weer in ons land gezien. een grote soort nachtpauwoog (Satumiidae), Er werden toen maar liefst 19 vlinders waar¬ die thuishoort in Noord-Amerika. De vlinder is genomen, en in 1996 werd nog eens één exem¬ vermoedelijk via scheepvaartverkeer in onze plaar genoteerd (De Vos & Rutten, 1998). In contreien terechtgekomen. Dat de gave vlinder 1998 werd wederom één exemplaar waarge¬ zelf de oversteek over de Atlantische Oceaan nomen, in Veere op 26 juni (Vlinder- en libel¬ heeft gemaakt is vrijwel uitgesloten (medede¬ lenwerkgroep Zeeland). De vlinder is sinds ling via L. J. Nederlof, Diergaarde Blijdorp, het begin van de trekvlinderregistratie in 1940 Rotterdam). Reeds eerder, in 1987, werd een nu uit acht jaren vermeld. exemplaar van deze soort in ons land aan¬ getroffen, in de haven van Amsterdam, meege¬ komen met een vracht sojabonen uit de Ver¬ Rhodometra sacraria (Linnaeus) enigde Staten (persoonlijke mededeling W. Deze fraaie en zeldzame trekvlinder wordt Hogenes, Zoölogisch Museum Amsterdam). meestal slechts in enkele exemplaren waarge¬ nomen. Een uitzondering hierop vormt 1987, Acherontia atropos (Linnaeus) toen maar liefst 94 exemplaren werden gezien. In 1998 werden drie exemplaren waargeno¬ Vindplaatsen: Fr.: Bakkeveen, Lies (Terschelling), Schier¬ monnikoog; Ov.: Ootmarsum; Gdl.: Nunspeet; NH.: De men. De eerste vlinder werd gevangen te Koog (Texel), Den Burg (Texel), Medemblik; ZH.: Hen- Oost-Souburg (Zeeland) op 13 augustus (A. drik-Ido-Ambacht, Nieuwe Tonge, Oostvoome, Rockan- Baaijens), gevolgd door een exemplaar op 5 je; Zl.: Biervliet, Brouwershaven, ’s-Gravenpolder, Kre- 182 Ent. Ber., Amst. 59 (1999) vershille, Othene, Zierikzee. provincies gedaan: Zeeland (24 exemplaren), Sinds 1983 werden niet meer zoveel doods¬ Noord-Brabant (13) en Limburg (21). Uit de hoofdvlinders in Nederland gezien, en het provincies Groningen, Drenthe en Overijssel aantal van 22 vlinders is ten opzichte van de werden geen vlinders en rupsen gemeld, uit laatste twee decennia zelfs uitzonderlijk hoog Flevoland en Utrecht elk slechts één rupsen¬ te noemen. De eerste drie vlinders werden in waarneming. Overigens werden er bijzonder Brouwershaven gevonden door mevrouw veel rupsen gemeld, uit alle overige provin¬ Gast, die op 1, 9 en 10juli vlinders in haarhuis cies, maar vooral uit Noord-Brabant, waar op vond tijdens de verbouwing. In de schoorsteen 17 augustus te Drimmelen maar liefst 200 rup¬ bleek een bijennest aanwezig en mogelijk zijn sen werden gevonden (G. J. Padding). Op de doodshoofdvlinders door de geur van ho¬ Texel werden in De Waal op 26 augustus 18 ning aangetrokken. Volgens mevrouw Gast rupsen gevonden (De Vlinderstichting), maar was de toegang tussen kamer en schoorsteen de overige 16 rupsen werden bijna allemaal hermetisch afgesloten en zijn de vlinders dus apart aangetroffen. Er werd slechts één pop¬ niet via de schoorsteen binnengekomen (Vlin- penvondst gemeld, op 19 juli uit Putten (De derwerkgroep Midden-Zeeland, 1998). Alle Vlinderstichting). overige meldingen betroffen steeds enkele Bij onze zuiderburen werden twee keer zo¬ exemplaren, waarvan het laatste op 2 oktober veel waarnemingen gedaan (163), waaronder te ’s-Gravenpolder (Vlinder- en libellenwerk- tevens 21 exemplaren uit (Nederlands) groep Zeeland). Er werden ook rupsen ge¬ Zeeuws Vlaanderen (Vanholder, 1999). meld: op 14 september te Nunspeet (A. Smit), op 21 september te Biervliet (Vlinderwerk- Macroglossum stellatarum (Linnaeus) groep Oost-Zeeuws Vlaanderen) en op 8 okto¬ ber te Nieuwe Tonge (D. Doomheijn). De Voor de kolibrie vlinder is een jaartotaal van meeste waarnemingen stammen uit de kust¬ 256 exemplaren niet uitzonderlijk. Er werd al streek. op 12 april een melding gedaan van een exem¬ Ook in België werden meer doodshoofd¬ plaar te Kloetinge (Vlinder- en libellenwerk¬ vlinders gezien dan gemiddeld, maar met een groep Zeeland), vermoedelijk een overwinte¬ totaal van tien exemplaren bleef daar dit jaar raar. De eerstvolgende waarneming was op 19 toch achter bij de betere jaren in de periode mei te Wageningen (M. C. R. Franssen), ge¬ tussen 1989 en 1992 (Vanholder, 1999). volgd door twee exemplaren op 3 juni te Clin- ge (Vlinder- en libellenwerkgroep Zeeland) en in de Polder het Westmaas-Nieuwland (Zuid- Agrius convolvuli (Linnaeus) Holland, Vlinderwerkgroep Hoekschewaards Met een jaartotaal van 80 vlinders heeft de Landschap). Daarna volgde een reeks van windepijlstaart een redelijk goed seizoen ach¬ waarnemingen met een kleine piek van de eer¬ ter de rug. De eerste vlinder werd reeds op 13 ste generatie in de derde decade van juni. juni gezien te ’s-Gravenpolder (Vlinder- en li¬ De tweede generatie was talrijker en had bellenwerkgroep Zeeland) en de tweede op 19 haar hoogtepunt op 6 augustus, toen landelijk juni te Wageningen (M. C. R. Franssen). De 81 vlinders werden geteld. Ondanks het war¬ windepijlstaart was gedurende een lange pe¬ me weer in de tweede decade van augustus en riode aanwezig, zonder dat van een toename de vrij warme septembermaand daalden de kon worden gesproken. Eind augustus en be¬ aantallen drastisch. Op 17 oktober werd te gin september werden weliswaar de meeste Domburg (Vlinder- en libellenwerkgroep Zee¬ exemplaren waargenomen, maar dat was land) de laatste kolibrievlinder genoteerd. De slechts van korte duur. In oktober werden nog drie westelijke provincies en vooral Limburg maar drie vlinders gezien, waarvan de laatste werden goed bezocht door Macroglossum op 11 oktober te Hulst (E. Taelman). De mees¬ stellatarum: in Zeeland werd een aantal van te waarnemingen werden in de drie zuidelijke 59 bereikt, in Zuid-Holland 30 en in Noord- Onder redactie van de secretaris P. Koomen, . naturalis, Postbus 9517, 2300 RA Leiden e-mail [email protected] december 1999

Vooral het laatste ligt in onze invloedssfeer, want wij kunnen direct de leden informeren en stimuleren tot het genereren van kennis, zodat de natuurbescherming voor insecten beter tot LANDELIJKE uiting komt. Getracht wordt fundamentele dis¬ cussies op te starten, leden te informeren over AGENDA de bescherming van insecten, de kennis bij de leden op een hoger niveau te brengen, etc. Middelen hierbij zijn o.a. het organiseren van symposia en het schrijven van artikelen voor Entomologendag: vrijdag 17 dec. 1999 EB. Winterbijeenkomst: zaterdag 12 febr. 2000 Binnen de CIN hebben we momenteel behoef¬ Lentevergadering: zaterdag 22 april 2000 te aan nieuwe leden omdat de zittingstermijn Zomerbijeenkomst:weekend 26-28 mei 2000 van een aantal personen afgelopen is. Een aan¬ Herfstbijeenkomst: zaterdag 11 nov.2000 tal vergaderingen per jaar wordt gecombineerd met schriftelijk en mondeling contact, zodat de ►COMMISSIE INVENTARISATIE EN persoonlijke belasting in de CIN-werkzaamhe- NATUURBESCHERMING (CIN) den zo efficiënt mogelijk gehouden wordt. Mocht u zich in willen zetten voor deze activi¬ Binnen de NEV is een speciale commissie ac¬ teiten, dan zijn een reactie naar het NEV-be- tief die namens het bestuur (en dus voor de ge¬ stuur, de CIN-secretaris of direct met mij (tel. hele vereniging) het belang van insecten in de 0342-471451 of [email protected]) de we¬ maatschappij van Nederland vertegenwoordigt. gen om te reageren. Dit brede veld kan verdeeld worden in het ele¬ -Aat Ba rend regt - Voorzitter C/N- ment van vaststelling van de aanwezigheid van soorten en het vervolgdeel met de bescher¬ ming van de insecten. ►VERSLAG 58e HERFSTBIJEENKOMST Het inventariseren van de aanwezigheid van in¬ secten is een taak die leden grotendeels zelf Deze werd gehouden in Leiden op zaterdag 13 uitvoeren, al dan niet met ondersteuning van november 1999. Gastheer was het instituut andere organisaties zoals EIS-Nederland. De voor Evolutionaire en Ecologische Wetenschap¬ vervolgstap na het vaststellen van de aanwezi¬ pen (EEW) van de Universiteit Leiden. De bij¬ ge soorten is de bescherming in wijdere zin van eenkomst werd bezocht door (slechts!) 24 per¬ de diversiteit in Nederland. Dit dient zowel bui¬ sonen. 's Ochtends waren er inleidingen over ten de vereniging plaats te vinden (in het over¬ het entomologische onderzoek van het EEW. heidsbeleid en de mening in de maatschappij, De dierenecologen houden zich vooral bezig maar ook bijvoorbeeld bij Natuurmonumenten met sluipwespen die het gemunt hebben op en Staatsbosbeheer) als binnen de vereniging.

Nederlandse Entomologische Vereniging Ixi NEV Verenigingsnieuws december 1999

fruitvliegjes (Drosophilidae). Er bestaan allerlei daar hongersnood te veroorzaken: de luizen specialisaties bij parasieten (op poppen, larven) tasten de groeipunt van de cassave aan. Vanuit én fruitvliegjes (larven in fruit, paddestoelen, Amerika werden twee natuurlijke vijanden inge¬ boomwonden en rottend materiaal). De Neder¬ voerd, een sluipwesp en een lieveheersbeestje. landse soorten stammen waarschijnlijk af van De laatste bleek de regentijd, waarin de wollui- soorten uit de tropen die op rottend fruit leef¬ zen zeldzaam zijn, niet te overleven, de sluip¬ den. Hier is dat niet zo vaak beschikbaar, en wesp wel. Deze wist in het regenseizoen de dus zijn er allerlei habitatspecialisten ontstaan wolluizen te vinden door af te gaan op stoffen die op rottend materiaal en paddestoelen leven. die aangetaste cassaveplanten uitscheiden: De sluipwespen hebben verschillende metho¬ een chemisch roep om hulp. den om gastheren te vinden. Allereerst moeten Ander toepassingsgericht onderzoek betreft ze het gastheermilieu vinden, bijvoorbeeld biologische bestrijding van aspergehaantjes stinkzwammen die niet gelijkmatig over de (belangrijk omdat de vraag naar boven de grond ruimte verdeeld voorkomen. Een sluipwesp groeiende groene asperges toeneemt) en wol¬ moet daar rekening mee houden. Eenmaal aan¬ luizen in opslag van bloembollen. Deze soort gekomen in het gastheermilieu, kan een sluip¬ verplaatst zich alleen via kratten en kan zich wesp lukraak met haar legboor in het substraat buiten niet handhaven. Voor bollenopslagplaat¬ gaan prikken tot het beet is, of afgaan op trillin¬ sen wordt een alarmsysteem ontwikkeld via gen die gastheren veroorzaken. rondvliegende mannetjes. Ook binnen een sluipwespsoort kan er sprake Een ander type onderzoek richt zich op de voor- zijn van variatie. Een sluipwesp kan haar vetre- en nadelen van sekse-bepalingssystemen bij serve investeren in vliegen (verplaatsing) of in sluipwespen. Gewoonlijk komt er uit een ha¬ aanmaak van extra eieren. Naar het zuiden toe ploid (onbevrucht) ei een mannetje, en uit een blijken sluipwepsen meer te investeren in eileg, diploïd (bevrucht) ei een vrouwtje. Door inteelt naar het noorden toe meer in verplaatsing. Via kunnen er echter diploïde mannetjes ontstaan. modellen probeert men vooraf te bepalen wat Er zijn ook soorten die zich geheel ongeslachte¬ de beste strategie is voor een dier, daarna lijk voortplanten. Helemaal interessant wordt checkt men of het klopt. In dergelijke modellen het wanneer geslachtelijke en ongeslachtelijke veronderstelt men vaak dat tijdgebrek het be¬ populaties van dezelfde soort naast elkaar langrijkste is voor een sluipwesp. Deze sterft voorkomen. Wat kan hier het voordeel van zijn? uiteindelijke door vetuitputting, terwijl de eileg De evolutiebiologen werken vooral met dagvlin¬ nog door zou kunnen gaan. Pas recent is uit on¬ ders, met name de Afrikaanse satyride Bicyclus derzoek gebleken dat de hypothese klopt: in anynana. Deze bezit oogvlekken die zich onder het veld blijken sluipwespen meer van hun vet- invloed van genen en milieuomstandigheden reserve te gebruiken en minder eieren te leg¬ tijdens het larvestadium verschillend kunnen gen (tot ca. 100, soms helemaal niets) dan in ontwikkelen, hetgeen tot variatie in de fitness het lab (tot ca. 400 eieren). van het imago kan leiden. Aan dit modelsy- In parasiet-gastheer modellen wordt er vaak steem wordt op verschillende niveaus gewerkt. vanuit gegaan dat het vinden van een gastheer Allereerst onderzoekt men hoe de oogvlekken een stimulans is om lang op een plek te blijven: zich precies vormen. Hierbij zijn honderden cel¬ waar één gastheer is, zijn er waarschijnlijk len betrokken die vlak voor het uitkomen van meer. Het blijkt ook andersom te kunnen. Na de pop pigmenten ontwikkelen. De plekken het vinden van een gastheer en het leggen van waar oogvlekken op de voorvleugel komen, zijn een ei neemt de motivatie van een sluipwesp af aan de buitenkant van de pop te herkennen aan om langer op dezelfde plek te blijven. Toch witte stipjes. Op deze plaatsten kan men be¬ blijft de wesp lang op een plek met veel gast¬ schadigingen aanbrengen, of men kan er trans- heren, omdat de wesp reageert op stoffen die plantatieproeven mee doen. Hieruit blijkt dat de gastheren in hun spinsel produceren. centrale cellen van een oogvlek een signaalstof Er is in Leiden ook veel onderzoek gedaan aan produceren die omringende cellen aanzet tot de cassavewolluis. Deze is per ongeluk vanuit het vormen van zwart, bruin of goud pigment, Amerika in Afrika terechtgekomen en dreigde al naar gelang de concentratie. De signaalstof

Ixii Nederlandse Entomologische Vereniging NEV Veren/gin gsn ie uws december 1999 is identiek aan een eiwit dat bij dieren vaak een waarvan de larven in bladeren leven. Generalis¬ rol speelt bij de ontwikkeling van uitstekende ten tasten veel planten aan, maar laten zich ge¬ delen (ook bij gewervelden). makkelijk verjagen door secundaire plantenstof- Het oogvlekkenpatroon is variabel. Sommige fen. Specialisten zijn in staat om de secundaire afwijkingen worden door één gen bepaald (ex¬ plantenstoffen van één soort plant onschadelijk tra vlekken op de voorvleugel, druppelvormige te maken, maar ze zijn niet zo best in concur¬ vlekken gekoppeld aan het verdwijnen van het rentie. Dit plaatst een plant voor een dilemma: genitaal bij mannetjes), sommige door een aan¬ weinig secundaire plantenstoffen zorgt voor tal genen (grotere of kleinere oogvlekken, oog- vraat door generalisten, veel secundaire plan¬ vlekken met meer of minder goud). tenstoffen zorgt op den duur voor het De ontwikkeling van de oogvlekken wordt ver¬ opkweken van resistente specialisten. Een an¬ der bepaald door de temperatuur waarbij de dere tactiek kan nog zijn het produceren van rups wordt opgekweekt. Een lage kweektem- stoffen om natuurlijke vijanden van de aantas- peratuur leidt tot minder duidelijke oogvlekken. ters aan te trekken. In Malawi is dit belangrijk voor de vlinders. In Een soortgelijk dilemma treedt ook op bij be¬ de natte periode met groen gras hebben de stuiving: veel bloemen levert veel stuifmeel op vlinders duidelijke oogvlekken op de vleugels, en trekt veel bestuivers aan, maar boven een die de aandacht van predatoren afleiden van bepaalde hoeveelheid blijven de bestuivers te het vlinderlichaam (30-40% mist een hap uit de lang op één plant hangen, waardoor geen kruis¬ vleugel). In het droge seizoen met bruine, dorre bestuiving plaats vindt. Veel bloemen = meer vegetatie zijn de oogvlekken vrijwel verdwenen. zelfbestuiving. Hier wordt in de duinen onder¬ Hierdoor zijn de vlinders beter gecamoufleerd. zoek aan gedaan, o.a. aan hondstong en slan- Terugvangproeven met vlinders met opgeschil¬ gekruid. Hierbij blijken kleine planten veel stuif¬ derde witte en bruine stippen hebben duidelijke meel te produceren en tegelijkertijd weinig verschillen in overlevingskansen laten zien. Een zaad (vruchtabortus). Is dit een manier het re¬ vlinder mét oogvlekken blijkt nauwelijks kans te productief succes te vergroten? Ligt dit mecha¬ hebben de droge periode te overleven. nisme aan de basis van tweehuizigheid bij plan¬ Tot nu toe is er steeds met één soort vlinder en ten? één vleugelpatroon gewerkt. In de toekomst wil 's Middags waren er rondleidingen langs de men het assortiment uitbreiden (o.a. Heliconi- verschillende kweekfaciliteiten. In diverse kli¬ us) om verschillen en overeenkomsten tussen maatkamers vol met buizen, potjes en doosjes soorten te kunnen bestuderen, en de gevolgen sluipwespen en fruitvliegjes vertelden onder¬ die ze hebben voor de fitness, om uiteindelijk zoekers zelf waar ze precies mee bezig waren een beter begrip te krijgen van de diversiteit en wat er allemaal bij komt kijken. Onder bino¬ buiten. culairs kon men sluipwespen aan werk zien, zo Ook de Leidse plantenecologen werken met in¬ ongeveer op commando. secten, want deze beïnvloeden de reproductie¬ De 'vlinderfabriek' maakte ook grote indruk. Al¬ mogelijkheden van planten via bestuiving, of ze le vormen van oogstippen waren in levende lij¬ treden op als beschadigers waartegen planten ve te aanschouwen in een aantal klimaatka¬ zich moeten verweren. Een deel van het onder¬ mers. Daar stonden en hingen vele tientallen zoek richt zich op het verbeteren van de afweer gazen kooien, zodanig geconstrueerd dat ze ge¬ van chrysanten tegen insecten, zoals tripsen. makkelijk uitneembaar en wasbaar in de machi¬ Biologische bestrijding is lastig omdat er dan ne waren. Ook de voedselplantenkwekerij toch altijd enige schade op kan treden, terwijl (maïs en diverse Afrikaanse grassen) werd veel exportlanden dat niet accepteren. Vergro¬ getoond. Al met al zeer de moeite waard! -PK- ten van de resistentie is dan de enige mogelijk¬ heid. Hiertoe worden extracten van allerlei ver¬ schillende rassen aangeboden onder een para- ►ACTIVITEITEN VAN AFDELINGEN/SECTIES finefilm, waar de tripsen doorheen zuigen. Ver¬ volgens kijkt men of de tripsen dit overleven. ► EVERTS, B. Drost, Lingedijk 35, 4014 MP Wa- Ander onderzoek richt zich op mineervliegen, denoijen, 0344-661440. 20 nov.: workshop.

Nederlandse Entomologische Vereniging Ixiii NEV Verenigingsnieuws december 1999

► MIERENWERKGROEP, G.R. van Hengel, Julia- mene entomologische verzameling. Hij promo¬ nalaan 187, 3722GK Bilthoven, 030-2287134. veerde na een studie biologie in Amsterdam bij ►SNELLEN, R.T.A. Schouten, J. Wolkerslaan Prof. Dr. J.C.H. de Meijere op een proefschrift 28, 2343 BK Oegstgeest, 071-5173015. over de morfologie van Agromyzidae (Diptera): ►TER HAAR, R. de Vos, p/a Zoölogisch Muse¬ "De hypopygia van eenige Agromyzidae, bene¬ um Amsterdam, Plantage Middenlaan 64, vens theoretische beschouwingen over de ho¬ 1018 DH Amsterdam, [email protected]. 26 febr. mologieën van de aanhangsels hiervan". Hij ver¬ voorjaarsbijeenkomst in het Verenigingsge¬ plaatste zijn belangstelling naar andere groepen bouw "Killesteijn" te Lexmond. (o.a. de pseudoschorpioenen), maar gedwon¬ ► DIPTERA, Th. Zeegers, Weegschaalstraat 207, gen door de nazi's kwam het niet meer tot pu¬ 7521 CH Enschede, 053-4335284. blicaties. Zijn eigen collectie werd in beslag ge¬ ► HYMENOPTERA, Jan Smit, Plattenburgerweg nomen en als geschenk naar Duitsland ge¬ 7, 6824 ER Arnhem, 026-3612639. stuurd. De collectie is waarschijnlijk verloren ►NOORD, W. Poppe, Zuiderveldstraat 64, 8501 gegaan door gebruik als practicum-materiaal! KE Joure, 0513-415918. Bijeenkomsten op Hij weigerde onder te duiken, omdat hij het als 30 jan. (Leeuwarden, winterbijeenkomst) en zijn plicht zag bij zijn ouders te blijven. Eerst 26 mrt (Groningen, voorjaarsbijeenkomst). volgde internering in Barneveld (De Schaffe- ►OOST, W.A. Hol, Wim Sonneveldstraat 40, laar": 1942-43), daarna Westerbork (1943-44) en 7558 LW Hengelo (O.), [email protected], 074- tenslotte Theresienstadt in Tsjechië (1944-45). 2774492. Bijeenkomsten in de Landbouwho¬ Overal waar mogelijk en met hulp van het Rijks¬ geschool ("Tropische Landbouwschool", NB: museum van Natuurlijke Historie in Leiden achteringang), Brinkgreverweg 69 te Deven¬ werd er entomologisch verzameld (zie zijn sa¬ ter, 9.30-12.00 op 15 jan, en 18 maart. menvatting in het artikel "Entomologisch werk ►ZUID, Dré Teunissen, Strausslaan 6, 5251 HG in de Nazikampen" in de Feestbundel ter gele¬ Vlijmen 073-5114657. 4 maart: voorjaarsbij¬ genheid van het 100-jarig bestaan van de NEV: eenkomst te Asten. Tijdschr. Ent. 88 (1945) 1947). Hoewel ernstig ► NOORD-HOLLAND/UTRECHT, B. Brugge, PI. ziek heeft hij (geestelijk ongebroken!) de kam¬ Middenlaan 64, 1018 DH Amsterdam 020- pen overleefd, evenals zijn beide ouders. 5256258. Bijeenkomst op 19 ian. 20:00 uur, Na de oorlog was hij tot op hoge leeftijd leraar kantine van de afdeling Entomologie van het biologie in Den Haag. Hij was maatschappelijk Zoölogisch Museum, Plantage Middenlaan zeer actief, o.a. voor de beroepsorganisatie van 64, Amsterdam. leraren, voor de padvinderij in Nederland en ►ZUID-HOLLAND, Hans Huijbregts, J. Lien- niet het minst als vooraanstaand zionist. Toen plantsoen 60, 2264 MC Leidschendam 070- hij op een leeftijd was waarop anderen met 3204356 [email protected]. Bijeenkomsten pensioen gaan, trouwde hij met Paula Hemel- op 15 dec.. 25 ian. en 22 maart, 20:00 uur, soet. Het samen verzamelen van insecten in vergaderruimte C.5.42, nieuwbouw Natura- België, Frankrijk, Spanje en Portugal werd een lis, Darwinweg Leiden, vlakbij Leiden CS. jaarlijks terugkerend evenement, waaraan het RMNH, later NNM en Naturalis, veel interes¬ sant materiaal (o.a. nieuwe soorten voor de we¬ ► E.A.M. SPEIJER OVERLEDEN tenschap) te danken heeft. Tot op het laatst van zijn leven was hij (samen met Paula) entomolo¬ Het oudste lid van onze Vereniging, Dr. E.A.M. gisch zeer actief en een trouw bezoeker van de Speijer, is toch nog onverwacht op 30 oktober afdeling Zuid-Holland van de NEV. jl. op 95-jarige leeftijd overleden. Op 16 mei jl. Hij die altijd zo duidelijk aanwezig was door zijn heeft hij nog in goede gezondheid zijn 95ste grote geestelijke inzet en zeer ruime belang¬ verjaardag kunnen vieren, maar na een (geluk¬ stelling, zowel persoonlijk als professioneel, is kig korte) virusinfectie heeft de dood hem van niet meer. Moge Paula Speijer troost vinden in ons weggenomen. de herinnering van de 30 jaren die ze zo actief Speijer was al 67 jaar (!) lid van de NEV. Het be¬ samen beleefd hebben. -C. van Achterberg- gon al vroeg met het aanleggen van een alge¬

Ixiv Nederlandse Entomologische Vereniging Ent. Ber., Amst. 59 (1999) 183

Holland 22, maar in Limburg werden 115 de gamma-uil bij het talrijker worden bewust exemplaren waargenomen. In alle overige niet meer wordt geteld, een spijtige, maar ook provincies werden maar enkele vlinders ge¬ wel begrijpelijke reactie. In Zeeland werden zien, met uitzondering van Groningen, waar¬ de meeste vlinders gezien, 6727 stuks, ge¬ uit geen enkele melding binnenkwam. volgd door Noord-Holland, Gelderland en Opmerkelijk zijn de vele poppenvondsten Zuid-Holland, met respectievelijk 2421, 2320 in Limburg. In de periode van 22 juli tot 6 au¬ en 1373 exemplaren. In Noord-Brabant, Lim¬ gustus werden maar liefst 73 exemplaren ge¬ burg, Overijssel, Flevoland en Friesland wer¬ vonden te Ransdaal, Gulpen en Eys (De den totalen waargenomen tussen de 750 en Vlinderstichting). Er werd slechts één rups ge¬ 950, maar in Utrecht, Drenthe en vooral vonden, op 22 juli te Ransdaal. Groningen bleven de waarnemingen ver ach¬ ter. Uit Groningen werden slechts zeven vlin¬ ders gemeld, maar dat kan geen representatie¬ Autographa gamma (Linnaeus) ve telling zijn geweest. Het ontbreken van de De gamma-uil was in 1998, in vergelijking gegevens van de Vlinderwerkgroep “Stad en met “normale jaren”, niet erg talrijk; een totaal Ommelaand” is hier zeker debet aan. Slechts van 17.508 getelde exemplaren is matig. Er twee rupsen en één pop werden gemeld: een werden ook geen overwinteraars gemeld. De rups op 19 juli te Dongen (Noord-Brabant) en waarnemingen begonnen echter vrij plotseling op 1 augustus te Dronrijp (Friesland) zowel met meerdere exemplaren tegelijk. Op de eer¬ een rups als een pop (alle via De Vlinderstich¬ ste datum, 25 april, werden te Hilversum 20 ting). exemplaren waargenomen (W. Briër) en op 26 april te Haarlem één exemplaar (De Vlinder¬ Chrysodeixis chalcites (Esper) stichting). Hierna was het verloop van de aan¬ tallen vrij onregelmatig en vertoonde in de Vindplaatsen: ZH.: Berkel. Brielle, Dubbeldam, Honse- derde decade van juni op 28 juni een landelij¬ lersdijk. Naaldwijk, Smitshoek, Spijkenisse, Staelduin, Vlaardingen; NB.: Chaam; Zl.: Kortgene; Lbg.: Meijel, ke piek van 135 exemplaren. De tweede gene¬ Steijl. ratie was uiteraard veel talrijker, maar kwam wat traag op gang, zelfs in de warme augus¬ De laatste jaren worden veel kleinere aantallen tusmaand. In de tweede decade werd een van deze soort gevangen dan in de periode hoogtepunt bereikt van totaal 4.491 exempla¬ vóór 1996. Een verklaring hiervoor is nog niet ren, maar het hoogste dagtotaal werd op 31 au¬ voorhanden, maar mogelijk heeft het iets te gustus bereikt met 734 exemplaren. Hierna maken met een betere regulatie van de plagen werden grote aantallen (ca. 500) gamma’s ge¬ in de glastuinbouw, waaruit vermoedelijk veel zien te Haarle (Overijssel) op 10 september exemplaren afkomstig zijn. In 1998 werden 45 (W. Oord) en op 19 september 456 exempla¬ vlinders in het vrije veld aangetroffen, zoals ren te Zaamslagveer (Zeeland; E. Taelman). altijd weer voornamelijk uit gebieden met Het koude oktoberweer maakte snel een einde glastuinbouw. De eerste werd al vroeg gevan¬ aan het seizoen en de aantallen namen dras¬ gen, op 1 juni te Naaldwijk (J. Scheffers). De tisch af, maar toch konden nog tot in novem¬ volgende werd pas op 24 juli waargenomen te ber gamma-uilen worden gezien en de laatste Chaam (H. Nagel). Hierna volgde een vrijwel drie werden op 10 november genoteerd te aaneengesloten periode van waarnemingen tot Apeldoorn (J. Kerseboom), Kortgene (J. van 24 september, op welke datum drie exempla¬ Vuure) en Oost-Souburg (Zeeland, A. Baaij- ren werden gezien: te Dubbeldam (R. Vis), ens). Honselersdijk (J. Scheffers) en Vlaardingen De waargenomen aantallen zijn niet gelijk¬ (H. Nagel). Het laatste exemplaar werd op 15 matig over het land verdeeld, waarschijnlijk oktober gevangen in Naaldwijk. Ditmaal wer¬ deels veroorzaakt door een gebrek aan waar¬ den in het noorden geen exemplaren waarge¬ nemers in sommige streken, maar ook omdat nomen. 184 Ent. Ber., Amst. 59 (1999)

Spodoptera exigua (Hübner) Nederland bewezen is (Baaijens, 1999). Baaij¬ ens wist de rupsen met succes op te kweken. Vindplaatsen: ZH.: Honselersdijk; Zl.: Kortgene, Oost- Souburg, Vrouwenpolder. Al enige tijd werd vermoed dat de vlinder in¬ middels indigeen was (De Vos & Rutten, In 1998 werden maar liefst 14 exemplaren van 1999). Eventuele nieuwe vindplaatsen zullen Spodoptera exigua geteld, een voor deze soort echter worden gemeld om een overzicht te opmerkelijk resultaat. Slechts in 1962 werd houden van de uitbreiding in ons land. In 1998 met een totaal van 227 exemplaren een veel werden 62 exemplaren waargenomen, het me¬ hoger aantal bereikt, maar dat was dan ook rendeel in Oost-Souburg, maar ook in Kapelle uitzonderlijk. Alle meldingen kwamen uit (Vlinder- en libellenwerkgroep Zeeland) en Zeeland en Zuid-Holland. Uit laatstgenoemde Kortgene (J. van Vuure). provincie werden in totaal tien exemplaren ge¬ teld in Honselersdijk, in een gebied dat rijk is Mythimna unipuncta (Haworth) aan glastuinbouw. Alle waarnemingen werden gedaan in de periode tussen 6 augustus en 28 Na de twee exemplaren in 1997 werden in september. 1998 drie exemplaren waargenomen. Dat is voor deze soort bijzonder, want alleen in 1989 was dit al eens het geval. Alle waarnemingen Helicoverpa armigera (Hübner) werden in Zuid-Holland gedaan, respectieve¬ Er werden geen vlinders uit het vrije veld ge¬ lijk te Stolwijk op 25 en 31 juli en te Stekel- meld, alleen enkele importen. A. Baaijens hoek op 28 juli (De Vlinderstichting). vond op de groente-afdeling van een super¬ markt in Vlissingen, “zoals in elk jaar”, bijna Peridroma saucia (Hübner) maandelijks rupsen in peulvruchten afkomstig uit Senegal en Egypte. Een ontsnapt exem¬ In de jaren ‘60 heeft Peridroma saucia een plaar bleek zich te hebben verpopt en ontwik¬ topperiode meegemaakt, waarbij niet zelden keld in de keuken van Baaijens, waar op 17 enige honderden exemplaren in een jaar wer¬ december een vlinder op een raam verscheen. den gezien. Daarvoor, in de jaren ’50, was het Mevrouw L. Gehéniau-Lasance vond te Ves- iets minder, en vanaf 1970 zijn de aantallen sem (Noord-Brabant) in peultjes uit Zimbab¬ opvallend laag. Ook in 1998 was het met drie we een rups, die werd opgekweekt. exemplaren niet veel beter. Ze werden gezien op 21 en 29 september te Kortgene (J. van Vuure) en te Rhoon (Zuid-Holland, N. W. Elf- Heliothis peltigera (Denis & ferich). Vanholder (1999) noemt een jaartotaal Schiffermüller) van 12 exemplaren in België “niet zo slecht”, Na het grote aantal van 28 exemplaren in 1996 maar hij bedoelt natuurlijk in vergelijking met werd deze vrij zeldzame trekvlinder vorig jaar de laatste jaren. niet gezien. Dit jaar werd slechts één exem¬ plaar gevangen, op 27 juni in een lichtval te Agrotis ipsilon (Hufnagel) Kortgene (J. van Vuure). In België werden drie exemplaren waargenomen van de tweede Vindplaatsen: Fr.: Drachten, Hemrik; Ov.: Oud Ootmar- generatie (Vanholder, 1999). sum; Gdl.: Apeldoorn, Beesd, Drempt, Hatertse Vennen, Nijmegen, Vorden, Wijchen, IJzevoorde; NH.: Callants- oog, Muiderberg, Oosthuizen, Petten; ZH.: Dubbeldam, Lithophane leautieri (Boisduval) Naaldwijk, Nieuwe Tonge, Rhoon, Vlaardingen, Voorscho¬ ten; Zl.: Grijpskerke, Haamstede, Kapelle, Kortgene, Oost- Na intensief speurwerk zijn A. Baaijens en K. Souburg, Vrouwenpolder; NB.: Drunen, Goirle, Hedik- huizen, Schijf, Vessem; Lbg.: Meijel, Susteren, Tegelen. Alders er uiteindelijk in geslaagd rupsen te vinden van Lithophane leautieri in Oost- Al jaren achtereen zijn de totalen van Agrotis Souburg (Zeeland), waarmee de vestiging in ipsilon aan de lage kant, enkele jaren (zoals Ent. Ber., Amst. 59 (1999) 185

1996) uitgezonderd. Een totaal van 159 exem¬ Literatuur plaren is weliswaar meer dan het drievoudige Baaijens, A., 1999. Vliegtijdgegevens Lithophane leau- van 1997, maar voor de soort is het slechts een tieri. - Schubnieuws 3: 12. matige score. De eerste en de tweede generatie Gronert, R., 1998. Hoogheemraadschap op proefstuk gingen ongemerkt in elkaar over. De eerste Hondsbossche Zeewering beloond met voortplanting twee waarnemingen werden op 1 mei gedaan oranje luzemevlinder. - De Windbreker 112: 2-7. Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut, 1999. in Kortgene (J. van Vuure) en in Vorden (W. Jaar 1998. - Jaaroverzicht van het weer in Nederland J. van Rooijen). Daarna volgde een lange 95(13): 1-10. reeks van waarnemingen, maar steeds kleine Smeets, G., 1997. Vlinders van de Sint Pietersberg. - aantallen. Pas in september namen de aantal¬ Vlinders 12 (2): 9-12. Vanholder, B., 1999. Trekvlinders in 1998, vijftiende len toe. Het is mogelijk dat er toen een nieuwe jaarverslag (Lepidoptera). - Phegea 27: 37-57. instroom van migranten plaatsvond als gevolg Vlinderwerkgroep Midden-Zeeland, 1998. Opvallende van het zachte weer in die maand. In de koude waarnemingen 1998. - Nieuwsbrief Vlinderwerkgroep oktobermaand zou men verwachten dat de Midden-Zeeland 6 (4): 15-17. aantallen, zoals bij andere soorten, sterk zou¬ Vos, R. de, 1992. Handleiding bij het waarnemen en re¬ gistreren van Nederlandse trekvlinders'. 1-24. Trek- den dalen, maar dat was niet het geval. Zelfs in vlinderregistratie Nederland, Amsterdam. de laatste decade van november werd op 23 Vos, R. de & A. L. M. Rutten, 1996. Trekvlinders in november nog een exemplaar geteld in Goirle 1995 (zesenvijftigste jaarverslag) (Lepidoptera). - (P. van Son). In Limburg en Zeeland werden Entomologische Berichten, Amsterdam 56: 177-191. Vos, R. de & A. L. M. Rutten, 1998. Trekvlinders in de grootste aantallen waargenomen, respectie¬ 1996 (zevenenvijftigste jaarverslag) (Lepidoptera). - velijk 45 en 40 exemplaren. In Gelderland Entomologische Berichten, Amsterdam 58: 17-34. (26), Noord- en Zuid-Holland (14 en 11) en Vos, R. de & A. L. M. Rutten, 1999. Trekvlinders in Overijssel (11) werden veel minder vlinders 1997 (achtenvijftigste jaarverslag) (Lepidoptera). - waargenomen, en in Noord-Brabant (8) en Entomologische Berichten, Amsterdam 59: 33-44. Friesland (4) slechts enkele. Uit Utrecht, Flevoland, Drenthe en Groningen zijn geen meldingen binnengekomen. Geaccepteerd 7.x. 1999.