LACERTA

jaargang nummer

maart-april 2002

60Tijdschrift van de Nederlandse Vereniging voor Herpetologie en Terrariumkunde Lacerta2 ISSN 0023-7051 Jrg. 60 nr. 2, pag. 41-80 LACERTAHoofdredacteur/chief editor: J. ter Borg Opmaak/Lay-out: J. ter Borg Redactie/editorial staff: H. Veldkamp, F. Fleminks, H. Vos, R. Zaremba, E. van Gelderop, T. Groot, Z. Haberham Redactiemedewerker/editorial co-worker: J. Bulthuis Ereleden/honorary members: E.F. Elzenga, B. Kruyntjens, P. Zwart. Copyright 2002 NVHT Lacerta

Lacerta is de tweemaandelijkse publikatie van de Nederlandse Vereniging voor Herpetologie en Terrariumkunde. De vereniging heeft ongeveer 2000 leden, waarvan ruim 150 in het buitenland. Voor plaatsing komen in aanmerking artikelen over reptielen, amfibieën, terrariumtechniek, terrariumplanten en geleedpotigen. De voorkeur gaat uit naar artikelen over voortplanting, gedrag en ecologie. De vereniging en het tijdschrift hebben geen winstoogmerk. De medewerkers en auteurs ontvangen in principe geen honorarium, maar auteurs waarvan 20 pagina's aan artikelen, inclusief foto's, in Lacerta worden geplaatst, ontvangen het daar- opvolgende verenigingsjaar een gratis lidmaatschap. Overname van artikelen, of delen daarvan, alleen na schriftelijke toestem- ming van de hoofdredacteur. Internetaansluiting: http://www.lacerta.nl (gebruik deze site niet voor het inzenden van manuscip- ten). Alle correspondentie betreffende het tijdschrift Lacerta via de hoofdredacteur. Uitgebreide aanwijzingen voor auteurs zijn te vinden in het eerste nummer van deze jaargang. Het lidmaatschap van de vereniging omvat onder meer een abonnement op Lacerta (zesmaal per jaar) en LacertActueel (elfmaall per jaar). Verenigingsjaar en jaargang lopen van oktober tot en met september. De contributie voor 2002 bedraagt Euro 32,25 (Nederland), Euro 34,75 (België), Euro 46,25 (Europa) of Euro 56,25 (rest van de wereld). Tevens kent de vereniging een jeugd- lidmaatschap (Nederland, jonger dan 18 jaar: Euro 27,25) en een gezinslidmaatschap (zonder tijdschrift: Euro 10,75). Bij mach- tiging voor automatische incasso geldt een kortingsregeling. Adreswijzingen, aanmeldingen, of opzegging (dit laatste voor 1 december) bij de ledenadministratie. Ledenadministratie: L. Strucks, Vossenerlaan 143, 5924 AD Venlo

Disclaimer: NB: Bij het regelen van de auteursrechten van de illustraties wordt met grote zorgvuldigheid te werk gegaan. Mochten er niet- temin onvolkomenheden geconstateerd worden, dan zal de redactie daarvan graag op de hoogte worden gesteld.

Copyright 2002 NVHT Lacerta

Lacerta is the bi-monthly publication of the Dutch Society for Herpetology and Terrarium keeping. The society has approxima- tely 2000 members, of which over 150 are living outside the Netherlands. Articles considered for publication concern , amphibians, terrarium technology, terrarium plants and arthropods. There is a preference for articles on reproduction, behaviour and ecology. Both the society and the journal are non-profit making. Authors and editors do not receive a honorarium, however when articles with a total of 20 pages, illustrations included, have been published in Lacerta, the author receives a free subscrip- tion for the next subscription-year. Reproduction of articles published in Lacerta, or parts thereof, is only allowed with the written consent of the chief editor of Lacerta. All correspondence concerning the journal Lacerta should be sent to the chief editor. Internet: http://www.lacerta.nl (please do not use this site to send manuscripts). For comprehensive instructions for authors, please consult the first issue of this year of publication. Membership to the society automatically includes a subscription to Lacerta (six copies) and the information newsletter LacertActueel (eleven copies). Subscription-rate for 2002 is for the Netherlands Euro 32.25, for Belgium Euro 33.75, for Europe Euro 46.25, for the rest of the world Euro 56.25. Registration, change of address and cancellation (the latter before December 1) should be sent in writing to the membership secretary. Membership secretaryL. Strucks, Vossenerlaan 143, 5924 AD Venlo, the Netherlands.

Disclaimer: The copyrights of the illustrations are handled with great care. However if inadequacies are observed, the editorial staff would like to be informed.

Copyright 2002 NVHT Lacerta Inhoudsopgave:

Artikelen Podarcis sicula, de Ruïnehagedis. Deel I D. Martijn ...... 43 De slangen van de Guyana’s. Deel II H. Claessen ...... 55 Voor de jeugd, door de jeugd. De Zaagrugschildpad en de Hiëroglyphenschildpad. N. Visser, L. Buurman, L. van Nieuwaal...... 64 De hersenen van de Tokkeh, Gekko gecko, wel anders maar ook weer niet zo gek.

P. Hoogland...... 72 Dwergboa’s (en iets over de kweek van Feick’s Dwergboa) M. de Ruiter...... 76 Doordenkertje. Op zoek naar een krekel. J. Marijnissen...... 78 Wonen op Corfu H.H. van Rossum...... 79 Boekbespreking: Tejus-Lebensweise, Pflege, Zucht. T. Veenstra...... 80

Bij de voorplaat: Dendrobates reticulatus BOULANGER, 1883, de Roodrug Gifkikker

Marlies van Santen Kneppelhoutstraat 20 2321 BA Leiden illustratie van de auteur

SYSTEMATIEK Klasse: Amphibia Orde: Anura Familie: Dendrobatidae Genus: Dendrobates Soort: Dendrobates reticulatus

BESCHRIJVING Dendrobates reticulates is een gifkikkertje dat behoort tot het Dendrobates quinquevittatus-complex. Verwante soorten zijn D. ventrimaculatus, D. fantasticus, D. imitator en D. sirensis. D. reticulatus is een klein gifkikkertje van ongeveer 15 mm groot. De mannetjes zijn iets kleiner dan de

Lacerta 60(2) * 2002 41 vrouwtjes. De bovenkant van hun rug en hun kop zijn helder oranjerood. De rest van het lichaam is net- vormig getekend met grote zwarte vlekken op een blauwe, blauwgroene of gelige ondergrond. Niet alleen de poten, de flanken en het achterste gedeelte van de rug, maar ook de buik heeft dit netvormige patroon. Verder hebben de kikkertjes zwarte ogen en een oranje vlek op hun kin. De mannetjes en de vrouwtjes zijn niet van elkaar te onderscheiden op basis van hun uiterlijk. Jonge dieren kunnen twee banden met zwarte vlekken op hun rug hebben. Deze beginnen dan op de rug en lopen door naar de ogen. Normaal gesproken verdwijnen deze als de kikkertjes volwassen worden, maar sommige volwassen dieren hebben nog enkele zwarte vlekken op hun rug.

VERSPREIDING EN BIOTOOP Dit gifkikkertje komt voor in het noordoosten van Peru. Zijn biotoop is tropisch, vochtig regenwoud en hij wordt meestal gevonden tussen de 200 en 800 meter hoogte. De Roodrug Gifkikker leeft in de dichte begroeiing, op of vlak boven de bodem (tot 2 m hoogte).

VOEDSEL Volwassen dieren eten allerlei kleine insecten zoals springstaarten en fruitvliegjes. Ook jonge kikkertjes eten dit voedsel. Het is aan te raden al het voedsel met vitaminen en mineralen te bepoederen.

HET TERRARIUM Deze gifkikkertjes verlangen een hoog terrarium met veel begroeiing. Helaas zorgt dit ervoor dat je deze prachtige kikkertjes niet vaak zult zien. De temperatuur moet overdag rond de 26°C liggen en 's nachts iets lager. De luchtvochtigheid moet hoog zijn.

VOORTPLANTING IN GEVANGENSCHAP Mannetjes bezetten een territorium en roepen om een vrouwtje aan te trekken. Net als alle Dendrobates- soorten heeft ook deze soort een tamelijk ingewikkelde balts. Het vrouwtje zet de eitjes meestal af op een horizontaal, glad oppervlak. Zwarte kokertjes van diafilms schijnen een populaire afzetplaats te zijn. Per keer zet ze twee of drie eitjes af, die na acht tot elf dagen uitkomen. Vervolgens vervoeren beide ouders de larfjes naar een waterpoeltje in bijvoorbeeld een bromeliablad. Hierna zet het vrouwtje regelmatig voedsel- eitjes af voor de kikkervisjes. Dit is echter niet noodzakelijk voor het opgroeien van de larfjes. De larven kunnen, in tegenstelling tot die van bijvoorbeeld D. pumilio, ook kunstmatig opgekweekt worden met visvoer. De larven zijn wel kannibalistisch, dus ze moeten ieder apart in een bakje gedaan worden. Na minimaal twee maanden metamorfoseren de larven tot kleine kikkertjes van ongeveer één centimeter. Na plusminus een week ontwikkelen ze de oranjerode rug, die normaal is voor volwassen dieren.

BRONNEN WALLS, J. G., 1994. Poison frogs. Jewels of the Rainforest. T.F.H. Publication, Inc. Neptune City NJ. DENDROBATIDAE NEDERLAND, Internetsite (De Nederlandse Vereniging van Gifkikkerliefhebbers): http://www.gifkikker.nl/kik-reticulatus.htm

Lacerta 60(2) * 2002 42 Podarcis sicula, de Ruïnehagedis. Deel I

Dick Martijn. Vorensaterstraat 60 3312 NZ Dordrecht Illustraties van de auteur (tenzij anders vermeld)

INLEIDING mogelijk nabootsen van de natuurlijke omstandig- Hoewel er reeds talloze malen artikelen aan hem heden in het terrarium van essentieel belang is. gewijd zijn, zowel op populair als op wetenschap- Ondanks het feit, dat er andere soorten uit deze pelijk niveau, vond ik het niettemin nuttig en in groep zijn, die vergelijkbaar zijn en vaak ook zekere zin ook wel nodig om aan deze exponent mooier van kleur, blijft P. sicula mij op een bepaal- van de Europese (muur)hagedissen uitgebreid aan- de manier imponeren en boeien. dacht te schenken. Door de Europese wetgeving (BUDEP) is er een omgekeerde situatie ontstaan ten opzichte van de BESCHRIJVING periode van vóór deze wetten. Podarcis sicula (voor Dit hoofdstuk (zoals min of meer ook de andere) is mij een soort jeugdsentiment), lange tijd bekend niet volledig genoeg te behandelen, zonder stil te onder de naam Lacerta sicula en nog langer geleden staan bij (althans enkele) ondersoorten. Te volstaan onder Lacerta serpa, is één van die soorten, waar je met het vermelden van algemene kenmerken zou te vroeger als liefhebber mee begon. Nu is dit anders: summier zijn en de beschrijving van deze soort veel terrariumhouders beginnen nu met hagedis- onvoldoende recht doen. Er zijn weliswaar een paar soorten als Phelsuma of Anolis, om er maar eens "grote gemene delers" en het lijkt mij logisch hier- twee te noemen. mee te beginnen. De Europese soorten zijn voor hen bijzonder en Afmetingen. Als maximum worden vaak een heel vaak onbekend. Is de interesse gewekt, dan KR-lengte van 90 en TL van 300 mm vermeld, worden velen weerhouden door drempels als het maar dit zijn zeer beslist extremen en ik ben deze aanvragen van ontheffingen of certificaten bij het opgaven nog niet in herpetologische verslagen etc. Ministerie van Landbouw, Visserij en Natuurbeheer tegengekomen. Realistischer zijn maten van resp. via het "Cites-bureau", welke in de meeste gevallen 85 en 240 mm. vereist zijn, wil men via derden door nakweek ver- Bouw. Hoewel in de meeste gevallen toch slank te kregen exemplaren overnemen. Deze terughou- noemen is P. sicula bepaald robuust in vergelijking dendheid is jammer, want ik ben van mening, dat met de Muurhagedis (Podarcis muralis). De schedel deze soorten relatief te weinig aandacht krijgen is forser, breder en hoger, dan bij laatstgenoemde. t.o.v de meer exotische. Ze zijn zonder meer inte- Als karakteristieken worden onder meer genoemd, ressant te noemen wat gedrag betreft, spreiden dat het massetericum schild gescheiden is van de vaak schitterende kleuren en tekeningen tentoon supratemporale/postoculaire schilden en dat vóór en zijn in de meeste gevallen goed tot gemakkelijk het suboculaire zich 4, zelden 5 supralabiale schil- houdbaar; kortom uitermate geschikt om in een den bevinden. Het oog zelf is relatief klein. terrarium te verzorgen. Een bijkomend voordeel is, Kleur en tekening. In de meeste gevallen is er dat aspecten als leefomstandigheden en biotopen, sprake van een groene grondkleur, die het meest om er maar een paar te noemen, wat gemakkelijker nadrukkelijk aanwezig is in de vorm van twee meer ter plaatse kunnen worden bestudeerd, omdat de of minder brede dorsale strepen, aan weerszijden betrokken gebieden van herkomst voor de meesten van de vertebrale band en naar de flanken toe rei- onder ons nu eenmaal wat gemakkelijker en fre- kend tot de supraciliairlijnen of in ieder geval tot quenter te bezoeken zijn dan bij- de donkere laterale banden. De tekening, die voorbeeld een tropisch regenwoud en het zoveel behalve uit genoemde banden ook nog in de vorm

Lacerta 60(2) * 2002 43 1 2A 2B 2C

1: Podarcis sicula campestris, de Noordelijke Ruïnehagedis 2: Podarcis sicula sicula, de Zuidelijke Ruïnehagedis A: tekening met lengtebanden, B: overgang naar nettekening, C: nettekening van strepen en/of vlekken op de flanken, bovenzij- genoemd werk van BÖHME. den van de ledematen en op de staart optreedt, is Ik volsta hier met enkele te belichten, die karakte- lichtbruin tot zwart(bruin) van kleur en veelal ristiek zijn en/of regelmatig zijn aan te treffen bij gelardeerd met crème tot vuilwitte vlekken. In de liefhebbers. okselstreek vaak één of meer blauwe tot blauw- groene vlekken, die zich soms in meerdere aantal- Podarcis sicula sicula len (soms ook in een rode kleur) over de flank Logisch lijkt het met de nominaatvorm te begin- verspreiden. nen, alhoewel Podarcis sicula campestris het meest in terraria wordt gehouden en verreweg het grootste verspreidingsgebied heeft. ONDERSOORTEN Ik heb gemerkt, dat nogal wat liefhebbers (zelfs die Volgens HENLE & KLAVER in BÖHME (1986) zeer gevorderd zijn in Europese hagedissen) alleen is er sprake van 48 ondersoorten. De meeste diver- maar P. s. campestris kennen en de nominaatvorm siteit wordt op de diverse eilandjes in de Tyrrheense zelfs nooit hebben gezien of zouden weten hoe die en vooral de Adriatische Zee waargenomen, terwijl eruit ziet. Hij is echter regelmatig aan te treffen bij het op "het vasteland" slechts om enkele subspecies terrarianen. Daarom hecht ik er waarde aan de gaat. verschillen goed kenbaar te maken, niet in de laat- Ze worden door genoemde auteurs, met inachtne- ste plaats echter om de ondersoorten zoveel moge- ming van een paar uitzonderingen, in drie hoofd- lijk zuiver te houden, waar wildvang en import groepen gerangschikt, n.l. de sicula-, de tyrrhenica- verboden zijn en wij het dus voornamelijk moeten en de campestris-groep. doen met het materiaal, wat hier te lande beschik- De diverse ondersoorten worden helaas door hen baar is. P. s. sicula heeft de statigste en kwiekste ver- niet verder beschreven, wat overigens bijvoor- schijning met een forse bouw, hoewel hij meestal beeld SALVADOR wél doet bij de behandeling van toch een slanke indruk maakt. De kop is relatief Podarcis lilfordi en P. pityusensis in hierboven lang, breed en hoog. De ledematen zijn krachtig ont-

Lacerta 60(2) * 2002 44 wikkeld en de staart is lang; alles in verhouding tot KRAMER & Graf v. MEDEM citeren EIMER in het bijzonder P. s. campestris. (1881), die aangaande de tekening vier vormen De grondkleur is meestal groen, van geelgroen tot onderscheidt: blauwgroen, geel, bruin of grijs, treedt voorname- lijk dorsaal op en bedekt verder soms lip- en onder- 1. "elegans": ongetekend, levendig groen . kaakschilden en wangen en flanken. Bij sterk 2. "modesta": minder levendig groen, kleine overheersende band- of nettekening is de grond- onbetekenend gekleurde okselvlek. kleur gereduceerd tot een paar dunne lengtestrepen 3. "striata": met streeptekening resp. kleine vlekjes. 4. "maculata": met nettekening. Van diverse gebieden wordt gemeld, dat bij een aanzienlijk aantal dieren (vaak zelfs het merendeel) Het aangehaalde werk van EIMER is overigens zeer binnen een populatie 's zomers een kleurverande- de moeite waard met uitstekende tekeningen van ring optreedt van groen naar bruingroen of bruin, Anna Eimer. In de tekeningpatronen worden ech- o.a. door MERTENS (o.a. 1955a) en KRAMER ter o.a. P. sicula en P. muralis door elkaar afgebeeld, & Graf v. MEDEM (1940). Ook FERWERDA ervan uitgaande, dat het hier één enkele soort (1982) meldt van Vulcano bruingroene exempla- betreft, wat het onoverzichtelijker maakt. ren in augustus '79. In de late herfst vindt weer een Niettemin: een paar honderd bladzijden wijden terugverandering in een groene kleur plaats. aan variaties in tekening zegt toch wel iets. Jammer, Gesuggereerd wordt dat e.e.a. een camouflagefunc- dat het exemplaar, wat ik in handen had eigenlijk tie heeft, waar ik mij iets bij kan voorstellen gelet niet meer te hanteren was: onder het fotokopieer- op het verdorde zomerse Zuid-Italiaanse/Sici- apparaat verpulverde het papier zelfs. Des te meer liaanse landschap, wat in de late winter/vroege jammer, daar deze studie als een standaardwerk kan voorjaar resp. herfst/vroege winter door wat meer worden beschouwd, waar veel auteurs, en zeker de regenval opfrist en in bloei staat. oudere, naar verwijzen. SCHERER (1903) volgt

Podarcis sicula sicula man

Lacerta 60(2) * 2002 45 Podarcis sicula sicula man, Podarcis sicula campestris Podarcis sicula sicula vrouw, Podarcis sicula campestris kopstudie man, kopstudie kopstudie vrouw, kopstudie genoemde indeling min of meer, (echter "elegans" scheiden, omdat hij in de halsstreek vervaagt en laat hij in twee vormen uiteen vallen: de ene heeft verder naar achteren oplost in de nettekening van een zeer lichte tekening, die weinig contrast geeft de flanken. met de ondergrond en de andere heeft een fijne Afhankelijk van de dikte van de dorsale lengteban- roodbruine flanktekening en een scherp afgegrensd den tussen de vertebrale en dorsolaterale banden groen rugdek), terwijl MERTENS (o.a. 1955a) de treedt de grondkleur, die immers de tussenruimte tekening van P. s. sicula in drie varianten verdeelt: opvult, min of minder prominent naar voren. De flanken, die meestal een grijs- of bruinachtige 1. tekening met lengtebanden. grondkleur hebben, zijn gesierd met donkere vlek- 2. nettekening. ken, die vooral bij de man met de dorsolaterale 3. (vrijwel) ongetekend ("concolor"/"olivacaea"- banden versmolten zijn (en op die manier zoals vormen). hierboven vermeld de lichte lijn in vlekken opde- len). Deze vlekken, die meestal dezelfde kleur heb- Om de tekening van P. s. sicula te beschrijven kun- ben als de lengtebanden, hebben de neiging samen nen we het beste uitgaan van het patroon met te smelten tot verticale banden. Laatstgenoemd lengtebanden. Dergelijk getekende dieren worden effect treedt bij de man meestal nadrukkelijker op in de literatuur dikwijls omschreven als de "typi- dan bij de vrouw, die zoals gezegd wat meer van het sche P. s. sicula", zoals bij voorbeeld voorkomend in oorspronkelijke patroon van langsstreping laat de omgeving van Napels. Op de rugzijde bestaat de zien. tekening uit drie, in dikte en kleurintensiteit varië- Wanneer deze dwarsbandering zich verder uit- rende, lengtebanden: een vertebrale (of occipitale) breidt, de pariëtaalbanden grotendeels bedekkend band en aan weerszijden een donkere dorsolaterale en midden op de rug hun lijn vervolgend in de (of pariëtale) band. Deze banden worden gevormd vertebraalstreek is de overgangsvorm naar netteke- door uit elkaar staande, in lengterichting meestal ning ontstaan. Deze reticulatie kan zich verder niet met elkaar verbonden vlekken. vervolmaken, doordat de flank- en rugtekening De vertebrale tekening kan ook uit een min of met elkaar in verbinding treden en zich zelfs zo meer doorlopende band bestaan, die aan de zijkan- uitbreiden, dat de grondkleur slechts nog als vlek- ten recht is afgezoomd en die op diverse plaatsen jes optreedt, als "mazen in het net", maar zich wel onderbroken kan zijn en/of bestrooid kan zijn met over de gehele bovenzijde van het lichaam op die lichte vlekjes. Al deze tekeningen kunnen in kleur manier kan optreden. Deze tekening kan soms variëren van lichtbruin tot zwartbruin of zwart. optreden bij 30% van een populatie, zij het, dat De jonge P. s. sicula hebben aan de onderzijde van het hier voornamelijk eilandpopulaties betreft. de donkere dorsolaterale banden een lichte supra- Naast de bij de algemene kenmerken vermelde ciliairstreep. Bij de vrouwtjes blijft deze streep bij okselvlekken, kunnen bij de nominaatvorm op de het volwassen worden goed herkenbaar, zeker in de flanken meerdere blauwe vlekken optreden, even- hals- en schouderstreek in de meeste gevallen; ver- als rode (OUBOTER, 1975). der naar achteren kan deze oplossen in losse vlek- MERTENS (1919) beschrijft nog een afwijkende ken. Bij de adulte mannen is deze lichte streep in vorm (onder meer uit de omgeving van Paestum) de meeste gevallen niet meer zo duidelijk te onder- als Lacerta serpa subsp. major, door WETTSTEIN

Lacerta 60(2) * 2002 46 (1931) Lacerta sicula mertensi genoemd. Podarcis sicula campestris MERTENS (1925) stelde zijn "major" echter ver- Zoals gezegd is dit, paradoxaal als het klinkt, de volgens weer onder de nominaatvorm, zoals ook meest algemene ondersoort van P. sicula, voorna- BÖHME (1986) meer recentelijk. melijk doordat hij in de tijd, waarin dit nog was Het betreft hier een zeer forse en krachtig gebouw- toegestaan, in grote aantallen geïmporteerd werd, de vorm met een zeer lange staart en een opval- hoofdzakelijk uit het toenmalige Joegoslavië. lende blauwe kleur op hals en flanken. De kleuren- Bovendien is de Oostadriatische kust lange tijd erg foto op blz. 32 van de auteur van het hoofdstuk populair geweest als vakantiegebied, evenals "Europese halskraaghagedissen" in de "Lacerta Italiaanse badplaatsen als bijvoorbeeld Rimini dit Beginnersgids" (in den BOSCH 1996) voldoet in nog steeds zijn en men nam hier vandaan nogal hoge mate aan deze beschrijving. eens Ruïnehagedissen mee naar huis! De laatste tekeningvariant is de zgn. "olivacaea", Ik herinner mij nog, dat zo'n 25 jaar geleden bij "concolor" of "uniforme" fase. Hierbij is de teke- voorbeeld bij "van Mourik" aan het Noordplein in ning sterk vervaagd of in extreme gevallen geheel Rotterdam en bij de "Natuurvriend" aan de afwezig. Tegelijkertijd verliest de groene grond- Donkere Gaard in Utrecht vaak een vijftigtal exem- kleur vaak zijn helderheid en zwakt af naar olijf- plaren in een bak zaten. Nog wat verder terug in de kleur. tijd was het ook heel gebruikelijk, dat Hoewel deze fase bij meerdere Ruïnehagedis-vor- Ruïnehagedissen en Muurhagedissen werden men wordt aangetroffen kunnen we toch wel stel- gekocht als voedseldieren voor o.a. slangen. len, dat hij typisch is voor de vertegenwoordigers Men kan zich dit nu nauwelijks meer voorstellen. uit de "sicula-groep" en doordat hij zo vaak voor- Dit was de schaduwkant van het op gemakkelijk en komt (veelal 30% van een populatie) kunnen we goedkope wijze kunnen beschikken over soorten, rustig zeggen, dat het één van de kenmerken van die nu toch wel een andere status hebben gekregen P. s. sicula is. en beschermd worden door nieuwe wetten, die

Podarcis sicula sicula vrouw

Lacerta 60(2) * 2002 47 Podarcis sicula campestris paartje gelukkig ook veel ten goede hebben veranderd. zijde gladder oogt. Ook de zijkant geeft een wat P. s. campestris vertoont toch wel wat verschillen gladder en voller aanzien omdat de schedel ook iets met de nominaatvorm. breder is bij P. s. sicula. Bij de mannen van de beide KLINGELHÖFFER (1957) noemt hem ondersoorten is dit onderscheid te verwaarlozen. In "flachköpfig und klein". Nadere beschouwing van beide geslachten echter lijkt het oog bij de nomi- de schedel, zoals bij voorbeeld blijkt uit het gede- naatvorm kleiner te zijn dan bij P. s. campestris. gen werk van KLEMMER (1957), leert dat de Wanneer men een enkel exemplaar voor zich heeft, schedel van de mannelijke P. s. campestris vrijwel is het determineren van vrouwelijke exemplaren even hoog is als van de mannelijke P. s. sicula, maar een kwestie van ervaring, want kleur en tekening korter, vooral van oogkas tot snuitpunt, waardoor bieden niet altijd voldoende houvast. een gedrongen effect ontstaat. Verder is de schedel P. s. campestris is wat plomp gebouwd met een naar achteren toe van bovenaf gezien belangrijk betrekkelijk korte staart en heeft in allure wel wat smaller dan bij P. s. sicula. weg van onze Zandhagedis (Lacerta a. agilis), in Bij de vrouwtjes is het eigenlijk andersom: doordat meerdere opzichten trouwens, maar hier kom ik hun kopjes sowieso kleiner zijn dan bij de mannen nog op terug. vallen lengte- en breedteverschillen in het niet, MICHELOT (1980) merkt in dit verband zelfs maar omdat de schedel van de vrouwelijke P. s. op, dat P. s. campestris, hoewel kleiner van stuk, sicula naar achteren toe hoger oploopt vertoont Lacerta viridis op Corsica "vervangt"; door a) zijn deze lateraal gezien een stomper uiterlijk. Ook de overwegend groene kleur, b) zijn gedrag (nu eens "oogbollen" zijn bij laatstgenoemde wat minder nieuwsgierig, dan weer om het minste geringste nadrukkelijker aanwezig, omdat de schedel wat bruusk wegvluchtend) en c) zijn ecologische niche. hoger is en daarom het frontale schild vrijwel gelijk Hij is over het algemeen wat kleiner dan het nomi- ligt met de supraoculaire schilden, zodat de boven- naatras, maar dit is natuurlijk ook betrekkelijk.

Lacerta 60(2) * 2002 48 De dieren uit Istrië en Dalmatië zijn groot te noe- "ook bij gereticuleerde Ruïnehagedissen het jeugd- men ten opzichte van Italiaanse exemplaren. kleed bijna altijd uit een streeptekening bestaat". MERTENS (1932) vermeldt voor het grootste Op de flanken komt naast nettekening ook regel- mannelijk exemplaar uit Brindisi, zo zuidelijk als matig langsstreping voor, zowel van de lichte als het ook gelegen is, een KR-lengte van 69 mm en donkere elementen. SCHNEIDER (1972) maakte voor het grootste vrouwelijke dier eveneens 69 mm een studie van diverse tekeningsvarianten van (Monte S. Angelo); uit Istrië (KRAMER & Corsicaanse populaties en vergeleek ze met die van MERTENS, 1938) noemt hij afmetingen van resp. het Italiaanse vasteland. Niettemin zal uit boven- 78 en 75 mm (Landpunt Muggia en Albona). staande duidelijk blijken, dat het patroon vrij con- De (dorsale) grondkleur van P. s. campestris is bijna stant is ten opzichte van dat van de nominaatvorm. altijd groen, zowel in het vrouwelijke als in het In ieder geval komt de nettekening bij deze subspe- mannelijke geslacht, variërend van geel-, gras-, cies vrijwel niet voor. De enige mij bekende ver- olijf- naar bruingroen (sommige vrouwelijke exem- melding komt van KRUYNTJES & PAULISSEN plaren). KRAMER & MERTENS (1938) hebben (1983), maar ik vermoed, dat hier gedoeld wordt geen zomerse verkleuring van groen naar bruin op een brede vertebrale band, die uit een netteke- geconstateerd zoals bij de nominaatvorm in Zuid- ning is opgebouwd. Ook de "olivacaea"-fase is Italië. Overigens verzwakken de kleuren wel naar- zeldzaam (MERTENS 1932, KRAMER & mate het seizoen vordert bij mijn eigen (Italiaanse) MERTENS 1938). TOMASINI (1905) echter, die paartje (zo vanaf half mei/begin juni) maar moge- de exemplaren in Dalmatië beschrijft, heeft het in lijk komt dit door de omstandigheden in een bin- zijn artikel meerdere malen over dit fenomeen nenterrarium. De groene kleur is vaak feller en over ("zeichnungslos grüne große Lac. serpa", "oliva- het algemeen prominenter aanwezig dan bij P. s. caeakleid", "konkolore Chrysolith-(Wiesen)eide- sicula. In de eerste plaats doordat de donkere vlek- chse" etc.). SCHERER (1903) meldt eveneens een kenbanden belangrijk smaller zijn (zodat er meer "olivacaea"-vorm uit Zara (=Zadar). ruimte voor de groene grondkleur overblijft) maar bovendien breidt het groen zich vaak uit over kop, Podarcis sicula cettii schouders, hals, voorpoten en een deel van de flan- Deze vorm is zeker niet algemeen, maar hij duikt ken soms op bij de liefhebbers, daarom is het nuttig De tekening van P. s. campestris is vrijwel altijd hem te vermelden. contrastrijk en scherp afgebakend, dit weer in ver- MERKEL (1914) leidt hem, waarschijnlijk afgaan- gelijk tot de nominaatvorm, waarbij deze vaak vaag de op zijn (net)tekening, af van de Siciliaanse P. s. afloopt of min of meer terugtreedt en de grond- sicula, maar MERTENS (1915) neemt hiervan kleur aldus een ingewassen indruk maakt. Eveneens afstand in verband met de tamelijk verschillende een onderscheid is, dat de tekening naar langsstre- habitus: P. s. cettii heeft een meer afgeplatte bouw ping neigt in plaats van dwarsstreping, doordat de dan P. s. sicula; verder heeft de eerste een "platycep- vlekken in lengterichting geplaatst zijn of als zoda- hale" kop (dus meer afgeplat) terwijl die van laatst- nig met elkaar versmelten. genoemde "pyramidocephal" (dus pyramidevor- De lichte lijnen zijn ook prominenter aanwezig, mig) is. hoewel in mindere mate bij exemplaren in het Verder is voor P. s. cettii karakteristiek, dat de ver- Joegoslavische gebied. In ieder geval de vrouwtjes tebrale streep herkenbaar is in de vorm van een maken door genoemde tekening een gestreepte zigzaglijn in tegenstelling tot de "reticulata" (net- indruk. vormig getekende P. s. sicula), waarbij alle vlekken EIMER (1881) beschrijft een populatie van de tot dwarsbanden zijn versmolten. stranden van het Lido bij Venetië, die zich door De tekening is bruin op een ondergrond, die vari- hun lichte kleur aan hun omgeving hebben aange- eert van geel- en zilver- tot blauwgroen. past. De extreme streeptekening, die hij in 11 Ook BÖHME (1986) plaatst hem in een aparte zone's verdeelt, beschouwt hij als uitgangsvorm. groep. Je zou kunnen zeggen, dat hij enigszins tus- Ook in het werk van BÖHME (1986) wordt P. s. sen beide eerder beschreven ondersoorten instaat. campestris als uitgangsvorm aangemerkt, daar

Lacerta 60(2) * 2002 49 Podarcis sicula cettii vrouw. Corsica, nabij Bonifacio. Foto J. ter Borg

BIOTOOP HENLE (1980) vermeldt, dat de stadsmuur van In het noorden van zijn verspreidingsgebied, dus Rovinj (Kroatië) door P. muralis wordt bewoond. grofweg vanaf Midden-Italië en de Joegoslavische Deze was nooit ver van de muur aan te treffen, kust, wordt de Ruïnehagedis aangetroffen in zan- terwijl P. s. campestris uitsluitend op de rotsachtige, dige of steenachtige biotopen, waar bovendien met gras begroeide helling vóór de hoofdmuur voldoende begroeiing aanwezig is en die een park- leefde. In een wandelgids voor Midden-Italië, of weidekarakter hebben. waarin zowaar ook aan de voorkomende reptielen In de literatuur wordt vaak vermeld, dat waar aandacht werd besteed, werden diverse keren de "beter klimmende soorten" voorkomen (in de zinsnede " langs de paden leeft de Ruïnehagedis en meeste gevallen betreft het hier de P. muralis-achti- op de muren en rotsen de Muurhagedis" of gen) P. sicula muren en rotsen zal vermijden. woorden van gelijke strekking vermeld. P. s. campe- KRAMER & MERTENS (1938) constateren in stris heeft dus niet alleen de habitus van de Istrië duidelijk afgebakende leefgebieden van ener- Zandhagedis, ook zijn levenswijze (bodembewo- zijds P. muralis maculiventris en anderzijds P. sicula ner) lijkt hierop, waarmee overigens niet ontkend campestris en trouwens ook tussen laatstgenoemde wordt dat, wanneer het erop aankomt, P. s. campe- en Podarcis melisellensis. stris sneller en beter klimt. Op Corsica is hetzelfde te vertellen met betrekking De nominaatvorm bewoont een gebied ten zuiden tot Podarcis tiliguerta (MÜLLER, 1905). Maar dan van Rome, waar P. muralis ontbreekt. Het is hier hebben we het wel over P. s. campestris. P. s. cettii dus de enige "muurhagedis". Dit houdt in, dat hij heeft op de zuidpunt van het eiland P. tiliguerta hier naast allerlei andere biotopen ook muren en verdrongen en bewoont hier wel rotsen, muren, rotsen bewoont. Ik betwijfel echter, zoals vaak torens etc. gesuggereerd wordt, dat dit komt doordat de

Lacerta 60(2) * 2002 50 "echte" klimmers hier ontbreken. Door zijn for- de kop, wanneer hij attendeert op de bouw van de maat en allure zal P. s. sicula altijd P. muralis domi- Zuid-Italiaanse P. s. sicula. De slanke habitus, de neren en ik vermoed dan ook, dat òf P. muralis beter ontwikkelde ledematen en de lange staart in door hem is verdreven, òf deze kwam al nooit in vergelijking met P. s. campestris maken hem behen- dit gebied voor. Zoals gezegd is de situatie in het diger bij het klimmen. Hij meent verder twee ver- geval van P. s. campestris anders. Maar je kunt je schillende varianten in de habitus bij de afvragen of hij wordt gedomineerd door P. muralis Ruïnehagedis in de omgeving van Napels te moe- resp. P. tiliguerta of dat het eenvoudigweg niet bij ten onderscheiden: een gedrongen zwaargevlekte zijn leefwijze past muren en rotsen te beklimmen. vorm met een enorme pyramidevormige schedel, Ikzelf kies toch voor de laatste mogelijkheid, want die hij vergelijkt met de exemplaren uit Dalmatië ook in die gevallen, waar P. s. campestris de enige (dus P. s. campestris!) en in dit verband zelfs de "muurhagedis" is, wordt hij niet op muren waarge- mogelijkheid van migratie suggereert, en een slan- nomen (OUBOTER, 1974). Zijn Latijnse bena- ke, spitssnuitige en zeer langstaartige vorm met ming, die zoveel wil zeggen als "van het veld" zegt lichte tekening. Ook SCHERER (1903) wees er m.i. ook genoeg. reeds op, dat de "elegans" slank gebouwd is in ver- Frappant is het feit, dat volgens BRUNO & gelijking met de forsere en zwaarder getekende MAUGERI (1977) de groenruggige Podarcis "reticulata"! muralis (nigriventris) de Tyrrheense kust zuidwaarts Het fenomeen van verschillen in bouw binnen tot aan het Ausoni-gebergte volgt. Voor P. sicula dezelfde soort is ook bekend bij andere (Podarcis) campestris geeft deze auteur als zuidgrens Circeo en soorten, o.a. Podarcis pityusensis formenterae (ROSS, eveneens het Ausoni-gebergte en P. sicula sicula 1997). heeft volgens hem als noordgrens weer de "Monti Ook wat het biotoop betreft, is P. s. cettii tussen P. Ausoni"(!). Te concluderen is, dat de nominaat- s. sicula en P. s. campestris in te plaatsen. Hij is als vorm dus niet alleen P. s. campestris, (die wel samen de "Zuid-Italianen" in diverse biotopen aan te tref- met de Muurhagedis wordt aangetroffen), maar fen, maar dit verschilt weer per vindplaats! Op de ook P. muralis vervangt! (of P. muralis en P. s. cam- zuidpunt van Corsica (Bonifacio e.o.) is hij de pestris vervangen samen P. s. sicula!). Dit heeft zoals enige (muur)hagedis. Hij is hier geïntroduceerd, gezegd een ruimere biotoopkeus en ook een andere heeft de endemische P. tiliguerta verdrongen (ter habitus tot gevolg. Ook de grotere diversiteit in BORG 1996, 2000) en wordt hier o.a. ook aange- kleur en tekening kan hiervan niet worden los troffen op forten, muren, rotsen en torens. gezien. De veel constantere kleur en tekening (en MERTENS (1957) beschrijft de ervaringen van de habitus) van P. s. campestris zijn te verklaren door heer W. KÄSTLE, die hem in Bonifacio in grote een veel grotere gebondenheid aan een bepaalde aantallen op de muur van de citadel aantrof: "onge- biotoopsoort. Zoals we gezien hebben is een ken- veer na iedere 5 meter zat een exemplaar". Op merk van de nominaatvorm een vrij grote diversi- Sardinië wordt P. s. cettii aan de kust en in de dalen teit in kleur en tekening, hetgeen m.i. duidt op een aangetroffen en P. tiliguerta in de hogere gedeelten bredere milieukeus. (SOCHUREK, 1955). Op West- Sicilië is de situatie zelfs omgekeerd ten In den BOSCH (1992) schetst zijn levenswijze in opzichte van die van bijv. Noord-Italië: hier heeft de zandduinen van Sardinië als die van de de Ruïnehagedis nog meer de leefwijze van de Duinhagedis. Muurhagedis, doordat hij muren, rotsen en hogere gedeelten bewoont, terwijl de lagere, grazige en vlakke gedeelten worden bewoond door de (ten- VERSPREIDINGSGEBIED gerder gebouwde) Podarcis wagleriana. Het geeft De kern hiervan wordt gevormd door het op zijn minst te denken, dat de forsere (en domi- Appenijnse schiereiland en de Oost-Adriatische nante) P. sicula de rotsachtige milieus blijkbaar kust. verkiest boven de voedselrijkere en grazige bioto- BÖHME (1986) vermeldt als ontstaanscentum pen en deze "prijsgeeft" aan P. wagleriana. Zuid-Italië, alwaar ook de splitsing in de twee MÜLLER (1902) slaat mijns inziens de spijker op hoofdvormen plaatsvond: P. s. sicula migreerde via

Lacerta 60(2) * 2002 51 de westkant van de Appenijnen tot aan Rome en P. jes alsmede de zuidpunt van Corsica opgeven en s. campestris volgde de route Adriatische kust vanaf voor P. s. sicula o.a. kortweg "Sicilië" (dus zonder Otranto tot in het Joegoslavische gebied in de aanduiding N.O.) vermelden. Overigens voeg- Ruskamen met een afsplitsing via rivierdalen naar de BOULENGER (1905) reeds goede foto's toe Midden- en Noord-Italië. De betreffende auteurs aan zijn volledige beschrijvingen en duidelijk beschrijven nauwkeurig de oost- en noordgrens blijkt, dat P. sicula uit Palermo (Sicilië) een hogere van het areaal alsmede het voorkomen op de eilan- en bredere kop heeft dan het dier uit Cagliari den en eilandjes in de Tyrrheense en Adriatische (Sardinië). Ook voor Menorca wordt nu eens de Zee; voor wat betreft de zuidgrens van P. s. campe- ene, dan weer de andere subspecies aangegeven. stris resp. de noordgrens van P. s. sicula verwijs ik naar BRUNO & MAUGERI (1977). De stad Rome en omgeving bevindt zich in de overgangszone tussen P. s. sicula en P. s. campestris. Hier zou sprake zijn van vermenging van de twee ondersoorten. SCHNEIDER (1972) noemt in dit verband zelfs een noordelijke streek als Toscane. Een ander dergelijk gebied ligt in de "hak" van Italië. MERTENS (1932) vond nabij Tarente exemplaren die wat tekening betreft op P. s. campe- stris leken, maar die hij door het regelmatig optre- den van de olivacaea-vorm, het hoge aantal schub- ben in dwarsrij en de aanzienlijke grootte (79 mm) onder de nominaatvorm stelde. Podarcis sicula sicula vrouw, “olivacaea”-vorm Verschillend wordt er in de diverse literatuur ge- oordeeld over het verspreidingsgebied van P. s. cet- LITERATUUR tii, en dan voornamelijk wat betreft Sicilië. BÖHME, W. (red), 1986. Handbuch der Reptilien MERTENS stelt in eerste instantie (1915) de und Amphibien Europas Band 2 / II, Echsen III Siciliaanse P. sicula onder het nominaatras en (Podarcis). gebruikt in dit verband de naam "Lacerta serpa var. BORG, J.P. ter, 1996. Reptielen en amfibieën van reticulata SCHREIBER". In latere publicaties ech- Corsica. Xenopus 57: 81-90. ter (1924, 1925, 1926a en b, 1932, 1942) ver- BORG, J.P. ter, 2000. Reptielen en amfibieën van meldt hij, dat in het N.O. van het eiland de nomi- Corsica. Lacerta 58 (2): 51-60. naatvorm voorkomt, "identiek aan de Zuiditaliaanse BOSCH, H.A.J. in den, 1992. De hagedissen van dieren", en verder, maar in ieder geval in het Tyrrhenië. Dieren 9: 68-72. Westen (Palermo, Mazarra del Vallo) P. s. cettii. BOSCH, H.A.J. in den, 1996. Europese hals- Verschillen met de P. s. sicula-populaties zijn: een kraaghagedissen. Lacerta Beginnersgids. Lacerta 55 vrij constante tekening, te weten een netpatroon, (1/2): 32-36 ook constant wat de intensiteit betreft, dus zelden BOULENGER, G.A., 1905. A contribution to een teruggetreden of afwezige tekening; de kleur is our knowledge of the varieties of the wall lizard vrijwel altijd groen, zij het variërend van geel- naar (Lacerta muralis) in Western Europe and North blauwgroen. Tenslotte is de bovenmatige schuw- Africa. Trans. Zool. Soc. London 17: 351-436. heid eveneens een kenmerk. BRUNO, S. & S. MAUGERI, 1977. Rettili Niettemin heerst bij andere auteurs een verdeeld- d'Italia. Giunti-Martello. heid aangaande Sicilië. EIMER, TH., 1881. Untersuchungen über das HELLMICH (1956) deelt de latere opvattingen Variieren der Mauereidechse. Arch. Naturgesch. 47 van MERTENS, die overigens zijn mening in (1): 239. 1955(b) herziet, terwijl anderen, zoals BRUNO FERWERDA, W.H., 1982. Enkele herpetologi- & MAUGERI (1977) en BÖHME (1986) voor sche waarnemingen op Vulcano (Eolische eilan- P. s. cettii uitsluitend Sardinië en naburige eiland- den). Lacerta 40 (12): 279-280.

Lacerta 60(2) * 2002 52 HELLMICH, W., 1956. Die Lürche und Appenninischen Halbinsel und der Tyrrhenischen Kriechtiere Europas. Carl Winter Universitätsverlag. Inselwelt. Senckenbergiana 14 (4/5): 235-259. HENLE, K., 1980. Herpetologische MERTENS, R., 1942. Die Mauereidechse von Beobachtungen in der Umgebung Rovinjs Isola Bella, Siziliën. Zool. Anz. 138: 44-47. (Jugoslawien). Herpetofauna 6: 6-10. MERTENS, R., 1955a. Die Mauereidechsen der KLEMMER, K., 1957. Untersuchungen zur Liparischen Inseln, gesammelt von Dr Antonio Osteologie und Taxonomie der europäischen Trischitta. Unterlagen zu einer "Herpetologica tyr- Mauereidechsen. Abh. Senckenb. Naturf. Ges. rhenica I". Senckenb. Biol. 36 (1/2): 25-40. 496: 1-56. MERTENS, R., 1955b. Die Mauereidechsen KLINGELHÖFFER, W., 1957. Terrarienkunde 3. Kalabriens, Siziliens und einiger benachbarten Teil: Echsen. Alfred Kernen Verlag Stuttgart. Inseln. Unterlagen zu einer "Herpetologica tyrrhe- KRAMER, G. & R. MERTENS, 1938. Zur nica II". Senckenb. Biol. 36 (3/4) : 219-234. Verbreitung und Systematik der festländischen MERTENS, R., 1957. Die Amphibien und Mauer-Eidechsen Istriens. Senckenbergiana 20: Reptilien Korsikas. Senck. biol. 38 (3/4): 187. 48-66. MICHELOT, M., 1980. Quelques notes sur la KRAMER, G. & F. Graf v MEDEM, 1940. faune herpétologique de la Corse. Bull. Sté her- Untersuchungen an Kleinpopulationen von Lacerta pétologique française. 15: 27-44. sicula Raffinesque auf der Sorrentiner Halbinsel MÜLLER, L., 1902. Die echte und die vermeint- und der Insel Capri. Publ. Zool. Napoli. 18: 1-32. liche Spitzkopfeidechse. Blätter für Aquar. u. Terr. KRUYNTJES, B. & P. PAULISSEN, 1983. kunde 13: 158-160/169-171/182-184. Herpetologische waarnemingen in Joegoslavië. MÜLLER, L., 1905. Géné's Mauereidechse. Lacerta 42 (3): 47-51. Blätter für Aquar. u. Terrar. kunde 16: 113- MERKEL, E., 1914. Korsische Lacerten. Blätter 115/121-124/134-136/144-146. für Aquar. u. Terr. Kunde 25: 75-82. OUBOTER, P. E., 1974. Enige notities over de MERTENS, R., 1915. Einige Notizen über herpetofauna van Puglia (Italië). Lacerta 32: 126- Lacerten aus Sizilien und Sardinien. Blätter für 128. Aquar. u Terr.k 26: 180-183. OUBOTER, P. E., 1975. Waarnemingen aan MERTENS, R., 1919. Über eine neue Lacerta Lacerta sicula sicula op een camping bij Sorrento serpa Raf. der Appenninischen Halbinsel. Zool. (Italië). Lacerta 33: 163-167. Anz. 50: 169-172. ROSS, N. 1997. Over de ondersoorten van de MERTENS, R., 1924. Bemerkungen über einige Pityusenhagedis (Podarcis pityusensis) en de Eidechsen Süditaliëns, Siziliëns uns Menorkas, Balearenhagedis (Podarcis lilfordi). Lacerta 56 (1): Senckenbergiana 6: 5/6 24-28. 178-180. SCHERER, J., 1903. Die Echsenfauna Süd- MERTENS, R., 1925. Über einige Lacerta-Formen Italiens. Blätter für Aquar. u. Terr. kunde 18: 241- aus Süditalien und Sizilien. Pallasia, Dresden. 3: 243/262-264/276-277/288-289. 75-80. SCHNEIDER, B., 1972. Variabilitätsanalyse mor- MERTENS, R., 1926a. Zoologische Ergebnisse phognostischer Merkmale bei der Ruineneidechse einer Reise nach dem Pelagischen Inseln und L. s. campestris unter besonderer Berücksichtigung Siziliën. Senckenbergiana 8: 5/6 225-259. der Population von Korsika. Salamandra 8: 97-100. MERTENS, R. 1926b. Eine Zoologische SOCHUREK, E., 1955. Herpetologische waarne- Sammelreise nach den Pelagischen Inseln. (Betreft mingen in Noord-Sardinië. Lacerta 14: 1-2. reisverslag behorende bij de wetenschappelijke, TOMASINI, O. Ritter v., 1905. Skizzen aus dem hierboven vermelde publicatie). Blätter für Aquar. leben der Lacerta muralis-Gruppe. Blätter für u. Terrar. Kunde Aquar. u. Terrar. kunde 16: 206-209/215-217/221- MERTENS, R., 1932. Zur Verbreitung und 223/235-237. Systematik einiger Lacerta-Formen der WETTSTEIN, O., 1931. Neue oder wenig bekan- nte Eidechsen. Zool. Anz. 95: 280-282.

Lacerta 60(2) * 2002 53 THE ITALIAN WALL LIZARD, Podarcis sicula, sula south of Rome, Sicily. Both ground-dweller as PART I well as climbing , although when coexisting This European lizard used to be one of the most with P. wagleriana (ground-dweller) almost exclusi- kept reptiles in captivity in the Netherlands. This vely living on walls, rocks and higher parts in the was the species a lot of hobbyists started with. area. Nowadays its position is taken over by other spe- P. s. campestris: compared to P. s. sicula males with a cies, for instance Phelsuma or Anolis species. Partly shorter and more narrow head, both sexes with big- this is a result of the more strict legislation for ger eyes, habitus more squat. Green with longitudi- keeping European reptiles. nal stripes, no change in color during the year. The maximum length of this is 300 mm Reticulated and unpatterned are rare. (head + body 90 mm), but in general smaller. A Distribution: Italian peninsula north of Rome, the robust lizard with a large head, compared to other coast of former Yougoslavia, parts of Corsica. wall lizards. The masseteric scale is separated from Strictly a ground-dweller, even when there are no the supratemporal scales. The colors are very varia- coexisting climbing species. Behavior a bit like ble, often green with longitudinal stripes, mottled Lacerta agilis. with brown, black and/or clear spots. There are 48 P. s. cettii: compared to P. s. sicula body more flat- subspecies, divided in the sicula-, the tyrrhenica- tened, the head is flat (platycephal) whereas P. s. and the campestris-group. The most often seen sicula has a pyramidocephal head. Brown reticula- subspecies in captivity are P. s. sicula, P. s. campestris ted pattern on a yellow-green to blue-green back- and P. s. cettii. ground, in contrast to the reticulated P. s. sicula P. s. sicula: very robust and bigheaded. Ground often with a vertebral zigzag stripe. Distribution: color often green, which tends to change into Sardinia and southern Corsica. In southern Corsica brown in the summer. Several patterns are found, both ground-dweller as well as climbing species, on for instance striped, reticulated and (almost) with- Sardinia inhabiting the coast and the valleys, the out pattern. Especially the last two patterns are higher parts of the island are inhabited by the clim- typical for P. s. sicula. Distribution: Italian penin- bing species Podarcis tiliguerta.

Lacerta 60(2) * 2002 54 De Slangen van de Guyana's. Deel II

Hugo Claessen A. Sterckstraat 18 B-2600 Berchem België Foto’s: A. Abuys

Familie / Leptotyphlops cupinensis BAlLEV & CARVALHO, Glauconiidae 1946 (DRAADWORMSLANGEN) Nederlands: Gele draadwormslang Deze familie heeft verwanten in Noord-Amerika en Engels: Mato Grosso Blind Afrika. De meeste worden niet langer dan 15 tot 20 Beschrijving: Maximumlengte: 23,2 cm (staart 0,8 cm en hebben een gravende levenswijze. Hun cm). voedsel bestaat uit insecten. Ze hebben slecht ont- Synoniemen: Leptotyphlops cupinensis BAILEY & wikkelde ogen en planten zich voort door middel CARVALHO, Leptotyphlops cupinensis van eieren. De slangen van de familie BATTERSBY & SWINTON Leptotyphlopidae heb­ben alleen tanden in de Kleur: Vaal geel-bruin, zonder tekening. onderkaak. Biotoop: open savanne Verspreiding: Tributary of Rio Araguaia, Brazilië Leptotyphlops collaris HOOGMOED, 1977 (Rio Tapirapé, Mato Grosso) en Su­riname. Nederlands: Halsband draadwormslang Vindplaats in Su­riname: Lely-gebergte op ca. 650 Engels: Collared Blind Snake m hoogte. Een exemplaar uit Brazilië werd in een Beschrijving: Maximumlengte: 10,4 cm (staart 0,7 termietenheuvel in de open savanne gevonden. cm). Synoniemen: Leptotyphlops collaris HOOGMOED Leptotyphlops dimidiatus (JAN), 1861 Kleur: Zwart met blauwgroene weerschijn. Witte Nederlands: Donkerbruine draadwormslang vlekken op snuit, nek en staartpunt. De staart is erg Engels: Dainty Blind Snake kort en heeft op het einde een punt. Beschrijving: Maximumlengte: 22,7 cm (staart 1,3 Biotoop: Deze slang is tot op een hoogte van 475 cm). m (Brownsberg) waargenomen (primair regen- Synoniemen: Stenostoma dimidiatum JAN, woud). Dr. Hoogmoed meldt dat bijna alle slangen Leptotyphlops dimidiata AMARAL, Leptotyphlops in februari en maart zijn gevangen, dus tijdens het dimidiatus OREJAS-MIRANDA korte regenseizoen. Eén slang is in juni, dus tijdens Kleur: Bovenzijde donkerbruin, zonder tekening. het lange regenseizoen gevangen. Het feit dat alle De buik is witachtig. Er is een scherpe afscheiding slangen juist tijdens de regentijd bovengronds zijn tussen de kleuren van rug- en buikzijde. Het aangetroffen, komt doordat dan hun gangen onder staarteinde is scherp gepunt. water lopen. Biotoop: Deze slang schijnt alleen in vochtige Verspreiding: Frans Guyana. District Marowijne, savannegebieden voor te komen Suriname. Vindplaatsen in Surina­me: op de Verspreiding: Guyana, Suriname, Frans Guyana, Brownsberg en aan de voet van het Nassau­ geberg- N-Brazilië (San Marcos, nabij Rios Uriracuera en te. In Frans Guyana, Montagne du Mahury en Tacutu, Territorio de Roraima), ZO-Venezuela. tussen Cayenne en Dégrad des Cannes. Vindplaatsen in Suriname: Powakka, Zande­rij. Voortplanting : Eierleggend Voeding : mieren en termieten

Lacerta 60(2) * 2002 55 Corallus caninus, aantal pasgeborenen

Lacerta 60(2) * 2002 56 Leptotyphlops macrolepis (PETERS, 1857) Nederlands: Netdraadwormslang­ Engels: Big-scaled Blind Snake Brazilië: cobra cega, minhocao Beschrijving: Maximumleng­te: 27,4 cm (staart 2,4 cm). Synoniemen: Stenostoma macrolepis PETERS, Stenostoma (Tricheilostoma) macrolepis JAN, Leptotyphlops macrolepis RUTHVEN, Leptotyphlops ihlei BRONGERSMA Kleur: De rugschubben zijn bruin met een wit randje, waardoor het net is alsof de slang bruin is met een wit netwerk op de rug. De buikschubben Leptotyphlops dimidiatus zijn bruin met brede witte randen, waardoor het lijkt alsof de buik wit is met een lange rij bruine BOULENGER, Leptotyphlops septemstriatus vlekken. MERTENS, Leptotyphlops tatacua BRICENO- Biotoop: primair regenwoud ROSSI, Leptotyphlops septemlineata Verspreiding: Panama, Colombia, Venezuela HOFFSTETTER & GASC (lapsus) (Carácas, Puerto Cabello), Guyana, Suriname, Beschrijving: Maximumlengte: 30 cm (staart 1 Frans Guyana, N-Brazilië, N-Peru, Ecuador. cm). Wanneer deze slang wordt opgepakt, rolt zij Vindplaatsen in Suriname: Toekoemoetoe kreek. zich op tot een bal, waarbij de kop tussen de kron- Voortplanting: eierleggend kels beschermd wordt. Zij is over het algemeen Voeding: mieren sneller dan de andere slangen van het genus Leptotyphlops. Het staarteinde is stomp-kegelvor- Leptotyphlops septemstriatus (SCHNEIDER, mig. 1801) Biotoop: Het primaire regenwoud. Brazilië: cobra cega, fura-terra Kleur: De rug is vuilwit met 7 bruine lengtestre- Nederlands: Zevenstreep­draadwormslang pen. De buik is wit. Engels: Seven­ lined wormsnake. Verspreiding: N-Brazilië, zuidoost Vene­zuela en de Synoniem: Anguis septemstriatus SCHNEIDER, Guyana’s. Vindplaatsen in Suriname: Raleighval, Leptotyphlops tatacua BRICENO-ROSSI, Typhlops Brownsberg, Sipaliwini, boven Corantijn. senptemstriatus WAGLER (lapsus), Catodon sep- Voeding: termieten temstriatus DUMÉRIL & BIBRON, Stenostoma Voortplanting: eierleggend (Catodon) septemstriatum JAN, sep- temstriatus PETERS, Glauconia septemstriata Leptotyphlops tenellus, KLAUBER, 1939 Nederlands: Witkop of grootoogdraadwormslang. Engels: Yellow-headed wormsnake Beschrijving: Maximumlengte: 21,5 cm (staart 1,2 cm). Deze slang heeft grote ogen. Het staarteinde is scherp gepunt. Synoniemen: Leptotyphlops tenella KLAUBER, Leptotyphlops albifrons tenella ROZE Kleur: De rugzijde is zwartbruin met smalle (vage) witte zigzagstrepen. Het voorste deel van de buik is wit met rijen bruine vlekjes. Het achterste deel van de buik is grijsachtig bruin met lichte zigzagstre- pen. Op de kop en op de staartpunt een witte vlek. Biotoop: Deze niet giftige slangen hebben een Leptotyphlops tenellus ondergrondse levenswijze. Ze leven in de bodem

Lacerta 60(2) * 2002 57 van de primaire tropisch regenwouden en komen Het zijn rolronde slangen. slechts zelden boven, bijvoorbeeld na een hevige De kop is stomp afgerond en gaat zonder zichtbaar regenbui als hun gangen ondergelopen zijn. nekgedeelte over in de romp. De ogen zijn klein. Verspreiding: Kleine Antillen (Antigua), Guyana De schedelbeenderen zijn (in verband metde gra- (Kartabo), Suriname, Frans Guyana, Trinidad, vende leefwijze) enigszins vergroeid. Aan beide ZO-Venezuela, Brazilië (Amazonas, zuidelijk tot zijden van de bovenkaak zitten twee gifklieren (één aan de staat Mato Grosso), Ecuador, Colombia en op de plaats waar de oren zouden zitten en één bij noordoost Peru. Vindplaatsen in Suriname: de slaap). Deze hebben echter geen nut, omdat de Powakka, Zanderij, Phedra, Broko­pondo, Afobaka, slang geen giftanden heeft. De ogen zitten onder Browns­berg, Marowij­ne-kreek, Ma­madam, doorzichtige kopschubben. De neusgaten zitten op Toekoe­moetoe-kreek, Raleigh-val­len, boven de bovenkant van de snuit. Nickeri-ri­vier, Soeakisi-kreek (aan de Tapanahony ­ De romp is glad en cilindervormig. Van het bek- rivier). ken en de achterste ledematen zijn in- en uitwen- Voortplanting: Eierleggend. dig nog restanten aanwezig; uitwendig in de vorm Voedsel: termieten van klauwtjes, die aan weerszijden van de cloaca te Bijzonderheden: Dit is de meest voorkomende vinden zijn. De slangen hebben kleine buikschub- draadwormslang van Suriname. Van het genus ben, die echter wel groter zijn dan de rugschubben. Leptotyphlops heeft deze soort de grootste ogen. De linkerlong heeft een grootte van ca. 15% van de grootte van de rechterlong. De staart is kort en stomp, vandaar dat deze slang Familie Aniliidae/Ilysiidae ook wel “tweekoppige slang” genoemd wordt. De (WOELSLANGEN) anaalschub is ongedeeld, evenals de meeste subcau- Dit zijn de woelslangen of cilinderslangen. Ze staan dalen. dichter bij de hagedissen dan bij de slangen.

Anilius scytale

Lacerta 60(2) * 2002 58 Anilius scytale, (LINNAEUS, 1758) wezig, evenals restanten van de achterpoten, die Suriname: Krarasneki, Toe-edesneki uitwendig aan weerszijden van de anus zichtbaar Frans Guyana: serpent à deux têtes, faux corail zijn. Bij grotere mannetjes zijn deze sporen over het Nederlands: Tweekoppige slang. Onechte koraal- algemeen duidelijk zichtbaar, bij de vrouwtjes zijn slang, Zuid-Amerikaanse woelslang ze veelal kleiner en vaak nauwelijks te zien. Het Engels: False coralsnake, Scarlet ground snake, mannetje gebruikt zijn sporen om het vrouwtje er Chain snake. mee te krabben om haar te activeren tot de paring. Brazilië: falsa cobra-coral Bij de terrestrische boa-soorten is de staart kort en Synoniemen: Anguis Scytale LINNAEUS, Anilius vrij stomp. De boomboa’s daarentegen hebben een scytale OKEN, Anilius scytale scytale (LINNAEUS), lange, slanke grijpstaart. Bij de boa’s zijn de subcau- Anguis annulata LAURENTI, Anguis fasciata dalen (onderstaartschubben) ongedeeld, bij de LAURENTI, Anguis caerulea LAURENTI, Anguis pythons zijn ze gedeeld. corallina LAURENTI, Anguis atra LAURENTI, Bijzonderheden: Het grootste verschil tussen de Anilius scytale scytale PETERS & OREJAS- boa’s en de pythons is dat de eerste groep eierle- MIRANDA vendbarend is en de tweede groep eierleggend. De Beschrijving: Maximumlengte: man 81 cm en grotere boa-soorten zijn over het algemeen massie- vrouw 118,4 cm. De kop en staart zijn stomp afge- ver (qua lichaamsomvang) en dus ook zwaarder rond. dan de pythons van vergelijkbare leeftijd of lengte. Kleur: Roodzwart gebandeerd. Enkele zwarte ban- Ter vergelijking: een boa van 4.5 m weegt ca. 60 kg den lopen tot rondom de buik en vormen een vol- en een python van 6 m weegt ca. 50 kg. Bij de boa’s ledige ring, andere zwarte banden gaan op de buik bestaat er tussen de genera een grote verscheiden- abrupt over in geelwit. Hierdoor ontstaat een heid in lengte en omvang. Ter vergelijking: een zwartwit/geel blokpatroon. Bij de meeste exempla- Epicrates cenchria cenchria wordt ca. 2 m lang, een ren zijn de rode schubben met een zwarte rand Eunectes murinus gigas kan de 9 m halen. Een Boa afgebiesd. constrictor constrictor is verhoudingsgewijs kort en Biotoop: Deze ongevaarlijke slang heeft een gra- massief, een Corallus enydris enydris is lang en slank. vende levenswijze. Ze dankt haar naam aan de Grzimek vermeldt in zijn “Encyclopedie van het staartpunt die op een kop lijkt, waardoor ze de dierenrijk” dat grote boa-soorten 40-50 jaar oud indruk geeft twee koppen te hebben, één aan elk kunnen worden. In Bristol (Engeland) werd een uiteinde. Ze leeft onder vermolmde boomstammen Boa constrictor in gevangenschap 23 jaar en 3 en is verder algemeen op vochtige plaatsen (o.a. maanden oud. Een anaconda leefde in de dieren- verlaten rijstvelden), bij water en in moerassige tuin van Washington van 1899 tot 1927 en werd gebieden. dus minstens 28 jaar oud. Boa’s kunnen lang vasten Verspreiding: N-Brazilië, Venezuela, Colombia, zonder nadelige gevolgen. Een grote slang kan zelfs Ecuador, Peru en de Guyana’s meer dan een jaar zonder eten. Een slang van ca. 4 Voortplanting: levendbarend m verliest na 5 maanden vasten ca. 10% van zijn Voeding: Amphisbaena en slangen (Typhlops) lichaamsgewicht, zonder dat het dier daar merk- baar door verzwakt (een mens sterft na ca. 2 maan- den niet gegeten te hebben). De boa’s hebben hun Familie Boidae (BOA’S) algemene naam (wurgslangen) te danken aan de De boa’s behoren samen met de pythons van methodiek van het doden van hun prooi. De Afrika, Azië en Australië tot de wurgslangen. Nadat meeste niet-giftige slangen wurgen hun prooi min deze slangen hun prooi gegrepen hebben, wikkelen of meer. De grote boa’s spreken echter meer tot de ze hun lichaam bliksemsnel rond de prooi, die verbeelding en zijn door deze voedingswijze daardoor stikt. Ze zijn, op enkele uitzonderingen berucht geworden. De wurging (het doden van de na, de grootste slangen van de wereld. Het lichaam prooi) gebeurt door omstrengeling van de prooi van volwassen vrouwtjes is forser dan dat van even met één à twee windingen van het slangenlichaam. oude mannetjes. Vooral bij de Boa constrictor is dat De boa zal zijn prooi echter eerst moeten vangen. opmerkelijk. Bij alle soorten zijn beide longen vol- Dit doet hij door op de loer te liggen of op jacht te ledig ontwikkeld. Het bekken is rudimentair aan-

Lacerta 60(2) * 2002 59 gaan. Is de prooi binnen zijn bereik, dan schiet de Frans Guyana: Boa constricteur slang razendsnel vooruit en bijt zich vast in de Nederlands: Tapijtslang of Afgodsslang, Boa con- prooi. Eén tel daarna heeft hij al enkele windingen strictor, Koningsboa, Roodstaartboa. van zijn lichaam om de prooi. De prooi krijgt zelf Engels: Boa Constrictor. nauwelijks de kans om zich te verweren en als ze Brazilië: suaçu, juauacanga toch nog kans ziet om te bijten, dan zal de slang dit Beschrijving: Het zijn niet giftige wurgslangen die door de verplaatsing van een winding weer voorko- flink kunnen bijten, ze leven praktisch altijd in de men. Door een krachtige druk op het lichaam van bomen en zijn uitstekende klimmers. Maximum zijn prooi uit te oefenen belemmert de slang de lengte: ca. 450 cm. Jonge Boa constictors groeien ademhaling en perst hij het laatste beetje lucht uit snel en accepteren gemakkelijk voedsel in gevan- het lichaam van zijn prooi. Maar ook de bloedsom- genschap. De meeste exemplaren zijn meestal 2 m, loop wordt volledig uitgeschakeld. Het prooidier maar kunnen uitgroeien tot 4.5 m. Het zijn dan zal uiteindelijk (vaak al binnen een minuut) door oude dieren (tot 25 jaar) met een enorme omvang verstikking de dood vinden. Doordat stuiptrekkin- en die 40 tot 50 kg wegen. Wegens hun kracht en gen en hartslag ophouden, weet de slang instinctief gewicht worden ze dan onhandelbaar. Meestal ech- dat zijn prooi niet meer leeft en zal ze gedeeltelijk ter zijn het niet agressieve dieren die snel aan de (op één winding na) loslaten. Met de kop tast de mens wennen. boa al tongelend zijn prooi af en zal (meestal bij de Synoniemen: Boa constrictor LINNAEUS, Boa kop beginnend) een aanvang maken met het ver- constrictor occidentalis PHILIPPI, Boa occidentalis zwelgen van zijn prooi. PHILIPPI, Boa occidentalis BOULENGER, Constrictor constrictor occidentalis IHERING, Boa constrictor constrictor LINNAEUS, 1758 Constrictor occidentalis SERIÉ, Boa constrictor occi- Surinaams: Dagwe, Dagoewé-sneki, Dagwé-sneki, dentalis FORCAT, Boa constrictor occidentalis CEI Papasneki en Tapijtslang

Boa constrictor eet haan

Lacerta 60(2) * 2002 60 Kleur: De grondkleur kan per exemplaar variëren heid opmerken. van beige tot donkerbruin of zelfs tot roze. De Voedsel: Voornamelijk zoogdieren en hoenderach- donkere tekeningen, variërend van lichtbruin tot tigen. In de nabijheid van de bewoonde wereld zwartbruin, vormen de omranding van grote, ovale vangt zij naast muizen en ratten vooral ook opos- of zadelvormige rugvlekken. Midden over de kop sums (awaries), maar ook kuikens, volwassen kip- (van neus tot nek) loopt een donkere streep. Op de pen en eenden. Jonge boa’s zullen na hun eerste zijkant van de kop loopt een spits toelopende vervelling (ca. 14 dagen na de geboorte) veelal alles streep, van het “oorgebied” tot voor (en over) het grijpen wat hun voor de neus komt. Meestal zijn oog. Het oog krijgt hierdoor een typische horizon- dat teju’s, jonge leguanen en andere hagedissen. Zij tale verdeling in twee kleuren. Bij de in Suriname zijn echter al direct in staat om een muisje te ver- voorkomende Boa constrictors kunnen zeer don- schalken. kere exemplaren gevonden worden. (Ze kunnen Voortplanting: De slangen zijn ovovivipaar. De erg verschillend van kleur zijn, van licht roze tot jongen worden ca. 6 maanden na de paring gebo- donkerbruin en zelfs zwart). De Surinaamse varië- ren. Het gewicht van de jongen varieert van 45-75 teit wordt soms roodstaart genoemd omdat ze g, bij een lengte van ca. 45 cm. dikwijls een rode staartpunt hebben. Ze eten klei- nere zoogdieren, vooral ratten en muizen, waar- door de mensen ze als nuttig ervaren. Biotoop: De Boa constrictor is het meest bekende lid van de boa-achtigen. Het zijn echte cultuurvol- gers en daarom kan men ze dikwijls in de tuinen van mensen vinden waar ze de aanwezige muizen en ratten opruimen. In Suriname vindt men ze vanaf de kust tot in het binnenland, vaak in de nabijheid van water. Verspreiding: Mexico (Yucatan), Belize, Guatemala, Honduras, El Salvador, Nicaragua, Costa Rica, Panama, Colombia, Venezuela (Merida), Guyana, Frans Guyana, Suriname, Peru, Bolivia, Brazilië, Argentinië, Trinidad, Tobago, Antillen, Paraguay. Vindplaatsen in Suriname: Paramaribo, Albi­na, Nickerie, Zanderij, Lely­dorp, Loksi Hatti (bosge- bied langs de Sara­macca-rivier), Brownsberg, Zanderij, vele plaatsen (in cultuurgebieden) langs de Kwattaweg (dit is het eerste ge-deelte van de weg Paramaribo - Nickerie), langs het pad van Wanica (dit is de weg Paramaribo - Vliegveld Zanderij), langs de Highway (dit is de weg van Paramaribo naar Paranam (aluminiumsmelterij), langs de gehe- le oostwestverbinding (dit is de gehele weg langs de kust die Albina, Paramaribo en Nickerie verbindt. Leefwijze: Het is voornamelijk een terrestrische Corallus caninus, moeder en jong slang, die soms echter ook in bomen wordt aange- troffen. Het is een nachtjager, maar zal zonodig Corallus caninus, (LINNAEUS, 1758) ook overdag op jacht gaan. Met de bovenlipschub- Suriname: Agada ben kan de slang min of meer de warmte-uitstra- Frans Guyana: boa emeraude, boa canin ling van warmbloedige dieren waarnemen. Hierbij Nederlands: Hondskopslang of Groene boomboa kan zij bij duisternis toch een prooi in haar nabij- Engels: Emerald Tree Boa Brazilië: araboia, cobra papagaio

Lacerta 60(2) * 2002 61 Beschrijving: De groene boomboa behoort tot de Suriname. mooiste slangen van de Guyana’s. Ze zijn vrij zeld- Voortplanting: levendbarend, 6 tot 14 jongen. zaam of worden moeilijk waargenomen. Voedsel: kleine zoogdieren en vogels. Synoniemen: Boa canina LINNAEUS Kleur: Door hun groene rug en gele buik vallen ze meestal niet op tussen de takken van de bomen THE OF THE GUYANAS: PART II waar ze overdag liggen te slapen. Ze zijn levendba- An article in a series, in which all the snakes of rend en de jongen hebben een oranje of gele kleur. French Guyana, Suriname and British Guyana are Bij het ouder worden krijgen ze de karakteristieke discussed. groene kleur van de ouders, soms blijft echter een In this part some members of the gele kleur dominant waardoor het zeer mooie die- Leptotyphlopidae, Aniliidae and Boidae family ren worden. are described, including their distribution. Biotoop: Het zijn niet giftige, uitgesproken nacht- Members of the Leptotyphlopidae family are actieve boombewonende dieren. Ze eten waar- very small (15-30 cm) burrowing snakes, with only schijnlijk slapende vogels maar ook kleine zoogdie- teeth in their lower jaw. They feed on termites and ren. Het zijn agressieve dieren en men aanziet ze ants and they are oviparous. soms voor de giftige Bothriechis bilineatus. Ze Leptotyphlops collaris, L. cupinensis, L. dimidiatus, bewonen de randen van de regenwouden en savan- L. macrolepis, L. septemstriatus and L. tenellus are nebos, vooral indien deze doorsneden wordt met discussed. Of these, L. septemstriatus is the fastest kreken. Ze zijn moeilijk in gevangenschap te hou- and largest (30 cm) and L. tenellus the most com- den maar er wordt toch regelmatig mee gekweekt. mon in this region. Verspreiding: Colombia, Venezuela, Brazilië Members of the Aniliidae family, the cylinder Ecuador, Peru, Bolivia, Guyana, Frans Guyana, snakes, are burrowing species too. They are very

Corallus caninus juvenielen, 2 maanden

Lacerta 60(2) * 2002 62 Corallus caninus, in het midden dier met zwarte tekening smooth and cylinder-shaped, with small eyes after-effects. In this part only two species are dis- covered with transparent scales. They have two cussed. Another six (sub)species of this family are pairs of poison-glands but no poison-fangs. They discussed in part III. possess a vestigial pelvic girdle and cloacal spurs. Boa constrictor constrictor can reach a length of 4,5 The left lung is 15% of the size of the right lung. m and a weight of 40-50 kg. It is mostly a terres- Tail short and stubby, resembling the head. The trial and nocturnal animal, although sometimes only discussed species is Anilius scytale, a ovovivipa- they are seen in trees and active during the day. rous snake with a length up to 1.20 m, which feeds The animals from Suriname are known for their on Amphibaena and snakes (Typhlops). red tails. They feed mostly on mammals and gal- Snakes of the Boidae family are all constrictors. linaceous birds. It is the most well-known species They vary in length between the different genera of this family, that often lives near houses and in from 2 m (Epicrates cenchria cenchria) to 9 m gardens, where it feeds on rats and mice. They are (Eunectus murinus gigas). Some are massive, for ovovivipaar. instance Boa constrictor and E. murinus, and some Corallus caninus is a strictly nocturnal and arboreal are slender, for instance Corallus enydris. Both species, with a green back and a yellow belly. They lungs are fully developed, they have a vestigial pel- feed on sleeping birds and on mammals. They are vic girdle and two cloacal spurs, especially visible quite aggressive and sometimes regarded as poiso- with the males. It is estimated that large boas can nous, because of their resemblance to Botriechis become 40-50 years old. They can withstand long bilineatus. They give birth to 6-14 young. periods without food, without obvious negative

Lacerta 60(2) * 2002 63 Voor de jeugd, door de jeugd. De Zaagrugschildpad en de Hiëroglyfenschildpad

Nanny Visser, Latoya Buurman en Linda van Nieuwaal p/a Wellant College Chico Mendesring 825 3315 WX Dordrecht Foto’s: J. ter Borg

WAT ZIJN SIERSCHILDPADDEN schildpadden zich graag op tussen de weelderige Wereldwijd zijn er zo'n 260 schildpadsoorten, die vegetatie en liggen graag te zonnen op grote drij- door de wetenschap naar hun verwantschap in 12 vende bladeren en stukken hout die uit het water families ingedeeld worden. De meest omvangrijke omhoog steken. De mogelijkheid om een 'zonne- van deze families is die van de Emydidae bad' te nemen moet beslist aanwezig zijn. De (Moerasschildpadden). activiteits-temperatuur varieert van 10 tot 37ºC. Met sierschildpadden worden meestal de soorten Het leefgebied (het Noord-Amerikaanse continent van de geslachten Chrysemys, Pseudemys en ten oosten van de Rocky Mountains van het zui- Trachemys aangeduid. In oudere boeken wordt den van Canada tot de Golf van Mexico) heeft alleen gesproken van Pseudemys en Chrysemys of gematigde en subtropische klimaatzones. Het zelfs alleen Chrysemys. Dit wordt in de nieuwere Noord-Amerikaanse klimaat onderscheidt zich van literatuur niet meer volgehouden en tegenwoordig dat van West- en Midden-Europa door de zeer wordt deze groep in drie geslachten opgesplitst. zonrijke, warme zomers en door de koude winters. Schildpadden zijn koudbloedige dieren, dat wil zeggen dat ze hun lichaamstemperatuur niet, zoals DE NATUURLIJKE LEEFOMGEVING bij vogels en zoogdieren, onafhankelijk van de Alle sierschildpadden komen uit zonnige en warme omgevingstemperatuur kunnen regelen. Ze regelen gebieden naar ons toe. De Letterschildpad hun lichaamstemperatuur door het zonnebaden, (Trachemys scipta scripta) komt voor in het waarbij ze zonnewarmte gebruiken om de beno- Zuidoosten van de Verenigde Staten. De digde temperatuur voor hun stofwisseling te berei- Roodwangschildpad (Trachemys scripta elegans), die ken. Daarna zijn de dieren in staat naar voedsel te hier niet meer geïmporteerd mag worden, heeft een zoeken en dit te verteren. Schildpadden nemen bij groot verspreidingsgebied, ten westen van een het zonnen het liefst zo'n houding aan dat de zon- rechte lijn tussen Chicago en New Orleans. Langs nestralen loodrecht op hun schild invallen en ste- de Golf van Mexico loopt dit gebied naar het zui- ken dan hun kop en poten ver uit, om de warmte den tot Noord-Mexico en in het westen tot in beter op te nemen. Zij zijn op de warmte van de Texas. De andere vorm, de Geelwangschilpad straling aangewezen, maar ook de lichtintensiteit (Trachemys scripta troosti), die nu vaak in plaats van en het ultraviolette aandeel van het zonlicht beïn- de Roodwangschildpad verkocht wordt, schijnt vloeden hun stofwisseling. Simpel gezegd kun je alleen voor te komen in de staten Tennessee en zeggen dat de totale som van zonneschijn van april Kentucky. tot oktober bepalend is voor de overleving en ont- De leefomgeving van schildpadden bestaat uit wikkeling in een gebied. De winterkou is van veel beken, rivieren en moerassen met stil, niet te snel minder betekenis. Voor een overwinterende schild- stromend water. Maar ze komen ook voor in grote pad in de modder onder het ijs maakt het niet veel meren met een zachte bodem. Overdag houden de uit of het een paar graden warmer of kouder is.

Lacerta 60(2) * 2002 64 Graptemys kohnii

OVERWINTERING en de Mississippi Zaagrugschildpad, deze schild- De schildpadden brengen de winter door in de padden mogen nog als huisdier verkocht worden. modder onder water. Door de lage temperaturen, die vaak niet boven de 2-4ºC uitkomen, is de stof- Hiëroglyfenschildpad wisseling sterk gereduceerd, zodat de zuurstofbe- Pseudemys concinna hieroglypica hoefte minimaal is. Hierdoor hebben de dieren Vindplaats: Het zuidoosten van de V.S. geen luchtademhaling nodig. De geringe hoeveel- Opvallende kenmerken: Een duidelijk cirkelend heid benodigde zuurstof nemen ze op door de patroon op het rugschild, carapax. slijmvliezen. Bovendien wordt er gedeeltelijk over- Geslachtsonderscheid: De mannelijke dieren heb- geschakeld op stofwisselingsprocessen die geen ben extreem lange nagels aan de voorpoten, dit zuurstof nodig hebben. Bij de mannetjes van de heeft niets te maken met het feit dat de nagels niet sierschildpadden is de staart, zoals bij de meeste slijten, dus nooit afknippen. Het vrouwtje is ook te andere schildpadsoorten, langer en breder aan de herkennen aan haar grootte, ze kan zo'n tien cen- basis dan bij de vrouwtjes. Bovendien ligt bij de timeter langer worden dan het mannetje. vrouwtjes de cloaca-opening iets dichter bij de Grootte: mannetjes meestal niet langer dan 20 cm, staartwortel. Het buikschild is bij de vrouwtjes vrouwtjes soms langer dan 25 cm. vlak, bij de mannetjes iets naar binnen gewelfd, Kweek: De kweek van Hiëroglyfenschildpadden is waardoor hij beter kan paren. Mannetjes hebben betrekkelijk eenvoudig. bij volwassen dieren voor het paren vaak ook ver- De Stichting Schildpad vindt dat er toch niet met lengde nagels aan de voorpoten. deze dieren gekweekt moet worden, omdat het probleem met de opvang van overtollige schild- padden dan nog groter wordt. WELKE SCHILDPAD NEMEN WE Leeftijd: 35 jaar soms zelfs ouder. We hebben gekozen voor de Hiëroglyfenschildpad Bijzonderheden: Helaas worden er nog veel te veel

Lacerta 60(2) * 2002 65 schildpadden verkocht door ondeskundige men- gedurende een aantal uren per dag kan verwarmen sen, die veel ouders en kinderen, soms willens en onder een lamp. Let er wel op dat de temperatuur wetens, een schildpadje verkopen en hen niet vol- onder de lamp niet boven de 40°C uitkomt. doende inlichten over hoe groot ze kunnen worden en welk risico dit dier voor de gezondheid vormt. Mississippi Zaagrugschildpad (Water) schildpadden veroorzaken in Amerika een Graptemys (pseudogeographica) kohnii enorm hoog percentage aan ziektes bij spelende Vindplaats: Het zuiden van de V.S. kinderen, door overvloedig aanwezige Salmonella- Opvallende kenmerken: Een over het midden van bacteriën. Ook worden deze dieren vaak onder- de rug lopende getande rand. Ook de hebben de schat op hun gevaarlijke bijtgedrag. dieren een gele ring om de pupil. Temperatuur: Water 25°C, de lucht mag hiervan Geslachtsonderscheid: De mannelijke dieren heb- niet te veel verschillen. ben extreem lange nagels, dit heeft niets te maken Voeding: De schildpadden eten groente en fruit, dat de nagels niet slijten, dus nooit afknippen. geef niet te veel sla en koolsoorten. Verder kun je ze Grootte: Mannetjes niet langer dan 15 cm, vrouw- schildpaddenvoer en kattenvoer in korrelvorm tjes worden tot 27 cm lang. Kweek: De kweek van geven. Geeft de dieren van het kattenvoer een kor- de zaagrugschildpad is betrekkelijk eenvoudig. reltje per 200 gram lichaamsgewicht. Bijzonderheden: Vroeger werd vooral de Overige verzorging: Zorg dat je de schildpad Roodwangschildpad gehouden samen met de onderbrengt in een zeer ruime, goed verwarmde en Zaagrugschildpad. De Roodwangschildpad mag tochtvrije ruimte. Ook een zeer krachtig en goed inmiddels niet meer geïmporteerd worden, de filter is noodzakelijk om het water continu te kun- Zaagrugschildpad nog wel. De Zaagrugschildpad nen zuiveren, toch moet je het water wekelijks moet in een niet te drukke omgeving gehuisvest blijven verversen. Zorg voor een makkelijk te worden, aangezien ze nogal schrikkerig zijn. beklimmen, stevig stukje land waar de schildpad Voeding: Een gevarieerd menu van fruit, schild-

Graptemys kohnii

Lacerta 60(2) * 2002 66 paddenvoer en kattenbrokken. graag gegeten. De schildpadden kraken de huisjes Overige verzorging: Zorg dat je de schildpad of trekken de slakken eruit. Wie een aquarium onderbrengt in een zeer ruime, goed verwarmde en bezit, heeft meestal daar wel slakken in. Gehakt is tochtvrije ruimte. Er moet een filter in het terrari- geen geschikt voedsel voor schildpadden. Het um aanwezig zijn om het water te filteren. bevat te veel vet, wat niet goed is voor de dieren. Maar ook gewoon vlees is door de eiwitsamenstel- ling niet geschikt en wordt bovendien zeer slecht VOEDING ALGEMEEN verteerd. Het spijsverteringsstelsel van de schild- In de dierenwinkel wordt kant- en klaar voedsel in padden is nu eenmaal niet op zoogdierenvlees de vorm van staafjes aangeboden. Deze is voor wat ingesteld. Balletjes van geschaafd vlees zijn wel grotere schildpadden goed bruikbaar als bijvoer of geschikt om de dieren medicijnen of vitaminepre- "tussendoortje", maar in geen geval als zelfstandige paraten toe te dienen. Verder kan je de schildpad- voeding voor langere tijd. Dergelijk voedsel bevat den kattenbrokken geven, geef hier nooit te veel te weinig mineralen en als het langere tijd bewaard van. wordt, is het vitarninegehalte niet meer toereikend. Alle sierschildpadden, van elke leeftijd, hebben Zeer waardevol als aanvullende voeding, vooral geregeld vers groenvoer nodig. Slabladeren, chi- voor jonge dieren, zijn gedroogde vlokkreeftjes die chorei, Chinese kooi, paardebloembladeren, weeg- in veel dierenwinkels te koop zijn. In levende toe- bree, verse groene erwten en natuurlijk ook water- stand vormen zij een belangrijk bestanddeel op het planten worden geaccepteerd. Ideaal groenvoer is menu van waterschildpadden in het wild. kroos, dat overal in sloten van het oppervlak te De dierenspeciaalzaken hebben een omvangrijk scheppen is, dit kan voor de winter in de diepvries assortiment van diepvriesvoedsel, wat in veel geval- worden bewaard. Let wel op dat er geen levend len goed bruikbaar is voor schildpadden. Bevroren voer of groenvoer uit erg vervuilde sloten wordt watervlooien, verscheidene garnalensoorten en gehaald, beter is het om dit uit een vijver te halen. muggenlarven worden door kleine schildpadjes graag gegeten. Vooral grotere dieren zijn vis, inkt- vis en mosselen goede voeding. Voor het voeren INRICHTING VAN HET TERRARIUM ontdooien en goed afspoelen! Het gedrag van een schildpad is op een leven in Het beste kan men de schildpadden zoveel moge- vrijheid afgestemd. Het snelle onderduiken vanaf lijk levend voer uit de natuur verschaffen. een zonplek, zoals we dit bij dieren in gevangen- Watervlooien zijn in de zomer tot ver in de herfst schap zien, is in de natuur van levensbelang. in allerlei vijvers en sloten te vinden. Om deze Daarom kan het schildpaddenverblijf het beste in voedselbronnen regelmatig te benutten, is het han- een rustig deel van de kamer opgesteld worden, dig om altijd een fijnmazig netje en een emmer waar de dieren niet voortdurend gestoord worden. met deksel in de kofferruimte van de auto mee te Je moet de dieren ook niet vaker in de hand nemen nemen. Ervaren aquariumliefhebbers weten vaak dan nodig is. Schildpadden zijn geen speelgoed- de goede plekjes aan te wijzen. In veel greppels en dieren voor kinderen, schildpadden houdt je om ze plasjes zijn muggenlarven te vinden, die uitstekend te observeren en te verzorgen. voer zijn voor zeer jonge schildpadjes. Voor een gemiddeld sierschildpaddenverblijf bin- Grote schildpadden kunnen echter ook uren zoet nenshuis zijn twee of drie dieren genoeg, het liefst zijn met het zoeken naar muggenlarven en vlo- van dezelfde soort, anders twee nauw verwant. De kreeftjes. Kwalitatief goed en gemakkelijk aan te grootte van de dieren mag niet te zeer uiteenlopen, komen zijn verder regenwormen, die men sorteert anders worden de kleintjes verdrongen bij het voe- op grootte voor de schildpadden, of in stukjes ren. Het terrarium kan zelf gebouwd of gekocht gesneden voert met een pincet. worden. Kleine tot middelgrote waterslakken worden zeer

Lacerta 60(2) * 2002 67 WAT HEB JE NODIG? het water geplaatst. Er moet worden opgepast dat Een aquarium of terrarium van 120x50x50 of de glazen buis niet boven het wateroppervlak 100x50x50 cm (lxbxh) komt, omdat het glas hiervan dan kan springen. Twee spotlights van 70 W. De thermostaat is instelbaar door een knop aan de Een TL-lamp bovenkant van het element. Deze knoppen zijn er Een aquariumverwarmer (100 W) in verschillende uitvoeringen. Het meest simpel is Een paar platte stenen een rubberen knop zonder schaalverdeling. Daarbij Twee of drie Philodendron-ranken zonder wortels moet dus worden uitgeprobeerd wat de tempera- Twee aquariumthermometers tuur wordt. Als de verwarming aan staat brand er Een aquariumfilter een rood lampje. Andere combi-elementen hebben een temperatuur-schaalverdeling. Dompelaars zonder thermostaat zijn ook nog wel verkrijgbaar, EISEN AAN HET TERRARIUM maar zijn natuurlijk minder betrouwbaar. Hierbij Bij een natuurgetrouwe inrichting moet het terra- kan dan wel een aparte thermostaat worden rium wel overzichtelijk blijven. Uitwerpselen, gebruikt. Een combi-element kan ook worden voedselresten en lijken van voedseldieren en bewo- gecombineerd met een aquariumfilter (thermofil- ners moeten direct gevonden en zonder moeite ter) verwijderd kunnen worden. Om de schildpad gemakkelijk op het landgedeelte Steenconstructies, scheidingswanden, schuilplaat- te laten komen kan gebruik worden gemaakt van sen en zonne-eilanden mogen niet los op de bodem een loopplankje. Dit kan op verschillende manie- geplaatst worden. Als het eigen gewicht niet toerei- ren gemaakt worden: kend is moet men ze met siliconenkit vast en Een trap van leisteen: zeer decoratief en makkelijk onwrikbaar op de bodem monteren. In beweging schoon te maken. gekomen stenen kunnen ruiten doen breken en de Een plankje met kunstgras: plankjes kunnen het dieren verwonden of zelfs doden. beste gemaakt worden van kunststof met reliëf in Tussen gespleten stammen en losgestapelde leipla- plaats van hout, omdat dit beter schoon te maken ten en open lussen in bevestigingsdraad kunnen de is. Een stukje kunstgras kan ook gebruikt worden dieren beklemd raken en zich verwonden. om het plankje minder glad te maken. Dit is hygi- Technische constructies moeten verborgen worden, ënisch maar staat niet natuurlijk. maar toch goed bereikbaar zijn. Hetzelfde geldt Voor de achterwand hebben we gekozen voor een voor controle- en regelapparatuur, die in de eerste wand met beplanting. plaats goed afleesbaar moeten zijn. Er worden kurkplaten tegen de achterwand aange- Als warmtebron voor op het landgedeelte worden bracht (dikte meestal 2 of 3 cm). Ze kunnen de spotjes gebruikt. Voor het verwarmen van het gemakkelijk worden versneden en met siliconenkit water kan het beste een aquariumverwarmer wor- tegen de achterwacht en eventueel zijwanden wor- den gebruikt. Het uitgangspunt is dat het water 's den bevestigd. Voor de schildpadden is een derge- nachts de rest van de bak op temperatuur houdt. lijke donkere achtergrond rustgevend. Planten Sierschildpadden kunnen niet in een constante kunnen redelijk makkelijk aan het kurk worden watertemperatuur van 18-20°C leven, dit is de bevestigd. Het nadeel van deze wand is dat er kie- gemiddelde kamertemperatuur, op den duur is dit ren in kunnen ontstaan waar voedsel dieren in weg niet gezond voor de schildpadden. kunnen kruipen. De meest gebruikelijke verwarming is het zoge- Onder bepaalde omstandigheden kunnen de die- naamde combi-element. De dompelaar met ther- ren ook in een buitenterrarium worden gehouden, mostaat is een glazen buis. Deze wordt schuin in maar daar wordt hier niet verder op in gegaan.

Lacerta 60(2) * 2002 68 FINANCIEN AANSCHAF dieren kunnen of ziek zijn, of zij zijn nog niet - Schildpad f 15,- x 3 f 45,- gewend aan het nieuwe voedsel. - TL-lamp f 29,95 - Wanneer je toch vastbesloten bent het gekozen - 2 spotjes f 15,- x 2 f 30,- dier aan te schaffen, houdt er dan rekening mee - Thermofilter f 100,- dat het diertje niet altijd klein blijft, maar later een - Achterwand van kurk f 60,- grotere ruimte nodig heeft. Bij een goede verzor- - Aantal epifyten en waterplanten ging groeien de dieren razend snel en bereiken al 5 x f 5,- f 25,- gauw een schildlengte van 25-30 cm. - Leisteen f 30,- - Je koopt terrariumdieren in de dierenvakhandel, - 2 zakken aquariumgrind op reptielenbeurzen of bij andere liefhebbers en 2 x f 6,95 f 13,90 kwekers. - 2 thermometers 2 x f 2,95 f 5,90 - Terrarium 120 x 50 x 50 f 250,- - Totaal f 589,75 DE VOORTPLANTING Als je serieus wilt gaan kweken, is het zaak om een beperkt aantal geslachtsrijpe dieren van één soort ONDERHOUD PER JAAR bij elkaar te zetten. In een overbezet verblijf met - Schildpaddenvoer 2 x f 32,50 f 65,- verschillende soorten door elkaar ontstaan proble- - Nieuwe planten f 25,- men bij de paring. De mannetjes herkennen de - Filtermateriaal f 45,- vrouwtjes aan de geur en als er over het hele water- - Stroomkosten gedeelte één gemengde 'wolk van geuren' hangt, = 0, 1 kw/uur x 24 uur 2,4 kw zijn zij niet langer in staat zich te oriënteren. Het 2,4 kw/dag x 365 x 0,40 = f 350,40 beste is om één paar te houden, of in een ruim - Waterkosten 5 00 liter per jaar f 2,- verblijf in de tuin twee mannetjes en drie vrouw- - Totaal f 487,40 tjes. De tweede voorwaarde voor een succesvolle kweek betreft de plek, waar het eileggen moet plaatsvinden. In de tuin is dit geen probleem; een AANKOOP VAN HET DIER heuveltje met een zandhelling op het zuiden, dat Waar men aan moet denken bij de koop. Wanneer wat hoger ligt dan de oever wordt meestal goed je besloten hebt een sierschildpad aan te schaffen, geaccepteerd. In het binnenterrarium moet wor- dan kunnen de volgende adviezen een goede hulp den gezorgd voor een eiafzetplaats met een zand- zijn bij de keuze ervan. bodem. - Bekijk het bewuste dier zeer nauwlettend! Een koude overwintering heeft een positief effect Vertoont de schildpad een natuurlijk vluchtgedrag? op de voortplanting, namelijk via de rijping van de Dieren die het moeilijk hebben met het zwemmen ei- en zaadcellen. Door het jaarritme van licht en en schuilen, die verstopte neusgaten en/of gezwol- warmte worden de dieren gelijktijdig seksueel len oogleden hebben, zijn ten dode opgeschreven. actief. Koop ze daarom niet. - Gezonde dieren hebben een onbeschadigd schild. Voelt het schild "zacht" of "week" aan, dan heeft UITBROEDEN het dier rachitis (engelse ziekte). Dit is vaak te ver- Als het graven van een nestkuil niet toevallig wordt helpen, maar de meeste dieren houden een onre- gezien, wordt gemakkelijk over het hoofd gezien gelmatig schild. dan een vrouwtje eieren heeft gelegd. Aan het - Vraag aan de verkoper of hij de dieren wil voeren. gedrag is echter te zien dat het vrouwtje eieren af Kijk dan goed welke van de dieren hier het snelst gaat zetten, doordat ze een of twee dagen van tevo- op afkomen. Je kan er dan van uitgaan dat deze ren onrustig heen en weer loopt, duidelijk op zoek dieren gezond zijn. Wanneer de schildpadden het naar een geschikte plaats voor de nestkuil. De kuil eten weigeren, is voorzichtigheid geboden: de wordt door de dieren zorgvuldig gesloten en met

Lacerta 60(2) * 2002 69 het buikpantser gladgestreken.' Verdachte' plekken te komen, want daarmee wordt alleen maar schade kunnen met behulp van een lepel voorzichtig aangericht. Een gezonde volledig ontwikkelde onderzocht worden. De temperaturen op een babyschildpad redt het alleen. diepte van 10 tot 15 cm onder de grond zijn, zelfs De net uitgekomen jongen heeft vaak nog een bij zonnig weer, te laag in ons land om zeker te zijn soort gele knop aan de onderzijde van de buikpant- van een goede ontwikkeling van de eieren. Daarom ser. Dit restant van de dooierzak bevat nog wat is het altijd aan te bevelen, om de eieren op te gra- voedingsvoorraad voor enkele dagen. Er wordt pas ven en ze kunstmatig uit te broeden. Voor het gegeten als deze voorraad opgebruikt is. Tot die tijd bebroeden van de eieren zijn er diverse methoden. kan je ze in hun broedbakje laten, of ze in een De temperatuur moet tussen de 25 en 30ºC zijn, bakje met een klein laagje water zetten. maar gemiddeld 28ºC. Korte variaties van twee tot drie graden is niet schadelijk. De eieren worden van elkaar gescheiden, in een OPKWEKEN matig vochtig substraat gelegd. Het beste kunnen Babyschildpadjes zijn echte zorgenkindjes. Ze kun- hiervoor plastic potjes gebruikt worden met deksel, nen het beste in een kleine bak ondergebracht waarin een aantal gaatjes zijn aangebracht. Als sub- worden. straat kan bijvoorbeeld vermiculiet, een zand-turf Een aquarium van 60 cm lang, met een laagje mengsel of turfmolm gebruikt worden. Het sub- water van 5 cm is voor 4 tot 6 jongen geschikt. Als straat mag niet te nat zijn, maar moet altijd een eiland kun je een platte steen gebruiken, waar de beetje vochtig zijn. Als broedinrichting kan een schildpadjes op kunnen klauteren. In deze bak broedstoof gebruikt worden, maar het kan ook wordt een gloeilamp gehangen, die ook de beno- eenvoudiger. digde warmte moet verschaffen. De inrichting Een winkel waar benodigdheden verkocht worden, wordt compleet gemaakt door een paar los drij- heeft vaak een klokvormige kunststof stolpen met vende waterplanten, die graag als dekking gebruikt verwarming en thermosstaat, die voor ons doel- worden. Als eerste voer zijn levende watervlooien, einde geschikt zijn. vlokreeftjes en muggenlarven het meest geschikt, Je kan ook een heel klein aquarium nemen en omdat hun beweging de schildpadjes stimuleert daarin een klein laagje water doen, dat opgewarmd om toe te happen. De dieren leren echter snel, wordt door een aquariumverwarming. De bakjes dood voer aan te nemen. met eieren worden op een platte steen net boven de Jonge schildpadjes groeien zeer snel in het eerste waterspiegel gelegd. jaar. In tegenstelling tot andere gewervelde dieren, De afdekking van het aquarium moet dan wel moeten zij niet alleen een skelet bouwen, maar ook zodanig zijn, dat er geen condenswater op de eieren het pantser. Hun productie van botweefsel is dus drupt. zeer groot. Een uitgebalanceerde voeding met mineralen in de juiste verhouding, voldoende vita- minen en UV licht zijn noodzakelijk. In tegenstel- UITKOMEN ling tot veel andere huisdieren, is er voor jonge Bij de aangegeven temperatuur zullen de baby- schildpadjes geen exacte mengvoeding voor te schildpadjes na ongeveer 60 tot 70 dagen uit hun schrijven, waar alle voedingsstoffen in de juiste ei komen. Een interessant gegeven hierbij is, dat verhouding in zitten. De grondregel voor een het geslacht van de jongen te beïnvloeden is met de goede voeding is namelijk, dat er zoveel mogelijk broedtemperatuur. Bij temperaturen van beneden gevarieerd moet worden. de 25ºC worden meer mannetjes geboren, bij 30ºC zien we meer vrouwtjes. Het uitkomen van de eieren neemt ongeveer een tot twee dagen in DANKBETUIGING beslag. Om de jonge schildpadjes hierbij iets te Speciale dank aan de fa Nieuwkoop te Haarlem, helpen, kan je de vochtigheid iets vergroten. In voor het beschikbaar stellen van de schildpadden ieder geval moet je niet proberen de jongen te hel- voor het maken van de foto’s pen uit het ei

Lacerta 60(2) * 2002 70 THE MISSISSIPPI MAP TURTLE AND THE HIEROGLYPHIC RIVER COOTER An article is a series for young people, by young people. The husbandry of Graptemys kohnii and Pseudemys concinna hieroglyphica is discussed. The Hieroglyphic River Cooter: males 20 cm, females 25 cm. Males with elongated nails at their front-legs. Strong carapacial pattern. The Mississippi Map Turtle: males 15 cm, females 27 cm. Males with elongated nails at their front- legs. Carapace with dorsal keel. The eye is a white ring with a black centre. Both animals originate from the southern parts of Graptemys pseudogeographica. Nauwe verwant van G. the U.S.A. Juveniles can be fed water-fleas, shrimps kohnii. and bloodworms, adults fish, mussels and squid. Minced meat is not suited, although it can be used (about 100 W) and thermostat (water-temperature to supply vitamins or medicine. Vegetable food 25ºC), an aquarium-filter, two spotlights (about should be provided regularly, especially for the 70 W) and a fluorescent lamp. A dry place to bask, adults, for instance water-plants, lettuce and duck- under a spotlight, is essential. This should be easily weed. accessible for the turtles. Two to three adult animals need a aquarium of If you want to breed with the turtles it is best to 120x50x50 cm (lxwxh), with an aquarium-heater keep them in pairs and not mixed with other spe- cies. A place where they can bury their eggs, for instance in sand, is essential. The eggs can be dug up and incubated at a temperature of around 28ºC, slight variation is no problem. Bear in mind, that lower temperatures (25ºC) result in mainly males and higher temperatures (30ºC) in mainly females. The eggs hatch after 60-70 days. The juveniles can be housed in a aquarium of 60 cm length with 5 cm of water, with a flat stone to bask upon. A light-bulb should provide the neces- sary warmth for both the water and the air. A few water-plants can be added for cover. Because the young turtles need much calcium for their shell, Pseudemys nelsoni. ample vitamins and minerals should be provided, Verwant van Pseudemys concinna. along with a wide variety of food.

Lacerta 60(2) * 2002 71 De hersenen van de Tokkeh, Gekko gecko, wel anders maar toch ook weer niet zo gek.

Piet Hoogland, afdeling anatomie, medische faculteit VU, Amsterdam Foto’s: E. van Gelderop

De gedachte dat bepaalde opvallende eigenschap- vergelijkbaar is met de hippocampus van zoogdie- pen van mensen hun basis hebben in een hersen- ren, is bij deze vogelsoort groter dan bij aanver- knobbel is zo oud als de weg naar Rome en mis- wante vogelsoorten die dit voedselverstopgedrag schien nog wel ouder. Het was zelfs zo dat men niet kennen. Er zijn ook voorbeelden die het dacht dat die hersenknobbels invloed hadden op omgekeerde laten zien. Zo hebben dolfijnen en de vorm van de schedel. Zo kan men in het anato- walvissen over het algemeen geen reukzintuig. De misch museum van de medische faculteit van de hersengebieden die zich bij andere dieren met de universiteit van Groningen nog een aantal mense- verwerking van de reukinformatie bezighouden lijke schedels zien die als typisch criminele schedel- zijn bij de walvisachtigen relatief heel klein of vorm zijn gecatalogiseerd. Gelukkig is deze vorm afwezig. Dus alles bij elkaar lijkt die knobbel- van diagnostiek alweer een aantal eeuwen verlaten. gedachte zo gek nog niet. Al is het wel zo dat je Maar de uitdrukking: een wiskundeknobbel heb- lang niet altijd een echte knobbel vindt zoals bij- ben, bestaat nog steeds. Nu is het in het algemeen voorbeeld bij die infrarood-gevoelige slangen. Op zo dat dit soort volkswijsheden door wetenschap- basis van de bovengenoemde voorbeelden (er zijn pers vaak verloochend worden, maar vaak blijkt er trouwens nog veel meer voorbeelden) zou je er van toch wel een vorm van waarheid in te schuilen. uit kunnen gaan dat er bij dieren die een heel spe- Niemand zal ontkennen dat er in de hersenen een ciaal gedrag vertonen ook wel iets speciaals in de zekere relatie is tussen bouw en functie. Dat bete- hersenen aanwezig zal zijn. kent dat er bij dieren die een bijzonder gedrag Het speciale van de Tokkeh zit hem in de hechtlijs- vertonen ook wel iets bijzonders in de hersenen te ten aan zijn voeten. Door de vele minuscule haak- vinden is. Zo hebben slangen die hun prooi vangen jes die zich daar bevinden kan deze hagedis niet met behulp van infrarood-sensoren zoals bijvoor- alleen op de grond maar ook op steile wanden en beeld pythons, een duidelijk herkenbare bult op de zelfs op het plafond lopen. Op het eerste gezicht hersenstam zitten waar zenuwcellen liggen die zich lijkt dat minder ingrijpend dan het is. Dit gedrag specifiek met de verwerking van de infrarood- heeft echter wel een aantal heel belangrijke conse- informatie bezig houden. Bij muizen en ratten quenties. Het feit dat de Tokkeh op zijn kop aan waarbij de snorharen een heel gevoelig tastzintuig het plafond hangt betekent dat hij ook de omge- vormen, zijn op diverse plaatsen in de hersenen ving op zijn kop ziet. Is dat een probleem? structuren te herkennen die zich met de informatie Er zijn diverse aanwijzingen dat dit een groot pro- uit een enkele snorhaar lijken bezig te houden. bleem kan vormen. Het lijkt zo te zijn dat de Deze structuren nemen alles bij elkaar een oneven- betekenis van de dingen die je ziet afhankelijk is redig groot deel van de hersenen in. De Vlaamse van de stand waarin je ze ziet. Neem de letter p als Gaai vergaart in het najaar veel voedsel en verbergt je die op zijn kop gepresenteerd krijgt dan wordt dat op diverse verschillende plaatsen. Deze voedsel- het een b! Dit is een zeer fundamenteel principe. voorraden kunnen in de winter worden aangespro- EWERT (1989) heeft hele simpele maar veelzeg- ken. Uiteraard moet deze vogel goed kunnen ont- gende proeven gedaan met kikkers. Als je een kik- houden waar dat voedsel verstopt is. Het hersenge- ker een langwerpig stukje karton voor zijn neus deelte dat een belangrijke rol speelt bij dit soort houdt dan zou hij twee dingen kunnen doen: geheugen, een structuur die min of meer vluchten of toehappen. Wordt het stukje karton met de lange zijde Lacerta 60(2) * 2002 72 Gekko gecko man horizontaal gepresenteerd dan zal de kikker toe- compensatie-mechanisme? Nauwkeurig onderzoek happen. Hij denkt dat het een prooi is. Als het van de hersenen van de Tokkeh leverde een verras- stukje karton verticaal wordt gepresenteerd dan zal send resultaat op. Hoewel op het eerste gezicht de de kikker vluchten: hij interpreteert het object als hersenen van de Tokkeh hetzelfde gebouwd lijken een gevaar (reiger, mens etc.). Hieruit blijkt dus dat als die van andere hagedissensoorten, levert verdere de stand waarin de omgeving wordt waargenomen inspectie van de hersenen wel degelijk verschillen van groot belang kan zijn voor het dier. Als de kik- op. ker de reiger als een prooi ziet zal het slecht met In de hersenschors van de alle reptielen komt hem aflopen. Om verwarring te voorkomen draai- informatie uit alle zintuigen bij elkaar. De reuk en daarom bijna alle dieren hun hoofd en ogen neemt een andere weg dan de informatie van de zodanig dat de omgeving altijd op horizontale andere zintuigen, maar uiteindelijk komt de infor- wijze (en op zijn kop) op het netvlies wordt gepro- matie in de zogenaamde mediale schors bij elkaar. jecteerd. De Tokkeh is hierop een uitzondering. Bij Dit is een gedeelte van de hersenen dat grote over- deze hagedissensoort zie je geen oog- of hoofdbe- eenkomsten vertoont met de hippocampus van wegingen optreden bij standsveranderingen. De zoogdierhersenen. Het is bekend dat dit deel van standsveranderingen van het hele lichaam bedra- de hersenen een grote rol speelt bij leren, geheugen gen bijvoorbeeld al 180 graden als het dier op het en oriëntatie in de ruimte. Bij alle tot nu toe plafond loopt! Ook zijn er geen compensatoire beschreven gewervelde dieren worden hier de bewegingen van hoofd en hals waar te nemen. Een informatiestromen uit de verschillende zintuigen volledige compensatie zou trouwens erg moeilijk gemengd op de cellen van dit hersengebied aange- zijn omdat het dier dan alles bij elkaar wel 180 boden. Dit komt er op neer dat iedere zenuwcel in graden zou moeten kunnen compenseren Wat de hippocampus of daarmee vergelijkbare structu- betekent dit? Maakt het voor de Tokkeh niet uit ren een mix van informatie uit alle zintuigen aan- hoe hij de dingen ziet, of heeft het dier een heel geboden krijgt. Bij de Tokkeh is dat echter niet zo. ander Lacerta 60(2) * 2002 73 Bij deze hagedissensoort blijkt dat er twee delen ben. Omdat bij de Tokkeh in dit achterste stuk hippocampus zijn: een voor de reuk en een voor hippocampus alleen reukinformatie binnenkomt een mix van de andere zintuigen. Deze twee delen betekent dit dat seksuele gedragingen, zoals het zijn hetzelfde gebouwd maar krijgen dus verschil- zoeken van een paringspartner, bij de Tokkeh met lende informatie. Het voorste deel krijgt informa- name door de reuk gestuurd worden. Bij de meeste tie uit standsafhankelijke zintuigen het achterste reptielen is dat een mix van zintuiglijkwaarnemin- deel uit de reuk organen. De reukwaarneming is gen. Heel erg is dat echter niet omdat er bij niet standsafhankelijk, maar de waarnemingen met Tokkeh's geen duidelijk zichtbare verschillen zijn de ogen, oren, het evenwichtsapparaat en het tussen mannetjes en vrouwtjes. Ze moeten en kun- oppervlakkige en diepe gevoel wel! Het lijkt er dus nen dus voor wat betreft hun seksuele gedragingen, op dat, bij de Tokkeh, pas in het eindstation van de zoals het zoeken van een partner, blind varen op de verwerking van de zintuiglijke waarnemingen in de reuk! Het doet er voor de Tokkeh blijkbaar niet hersenen een correctie optreedt voor de stand zoveel toe hoe de partner eruit ziet, als de partner waarin de dingen worden waargenomen. Pas in de maar de juiste geur verspreidt. Het omgekeerde hersenen worden de dingen rechtop gezet. Daarmee komt ook voor. Bij reptielen zonder reuk zoals de wordt voorkomen dat het dier met hoofd en ogen Anolis-soorten, wordt het verschil tussen manne- een onmogelijke compensatoire beweging moet tjes en vrouwtjes heel duidelijk onderstreept door maken. visueel waarneembare verschillen zoals de keelzak Maar er is nog meer! Deze gespleten bouw van de (dewlap). Mannetjes kunnen deze keelzak uitklap- hippocampus bij de Tokkeh heeft nog een andere pen en zich daardoor heel duidelijk als man mani- consequentie. Bij alle reptielen is het zo dat het festeren. Voor andere mannetjes en vrouwtjes is het achterste stuk van de hippocampus verbonden is geslacht van de Anolis dus duidelijk zichtbaar. met structuren in de hypothalamus die met het Kortom, het blijkt weer eens te meer dat een bij- seksueel functioneren van het dier te maken heb- zonder gedrag, zoals het lopen op het plafond

Gekko gecko, paartje

Lacerta 60(2) * 2002 74 samengaat met een bijzondere bouw van de herse- to regulate their sexual behaviour, but because of nen. In dit geval heeft de bijzondere bouw van de the special structure of the brains the Tokay-gecko schors ook nog gevolgen op het seksuele gedrag. regulates this behaviour only by olfactory stimuli. Dit laatste heeft ook weer zijn voordelen. Want stel It doesn't matter what its partner looks like, as dat de Tokkeh zijn paringspartner zou uitzoeken op long as it smells good. grond van visuele kenmerken dan zou hij nog wel It is obvious, that the special structure of the brains eens bedrogen uit kunnen komen! of the Tokay-gecko is connected with its speciali- Duidelijk is dus, dat Tokkeh's met hun bijzondere zed behaviour, so being different doesn't mean hersenen weer geen uitzondering op de regel vor- being that odd. men dat een bijzonder gedrag gerelateerd is aan een bijzondere bouw van de hersenen. Dus wat dat betreft gedragen ook de Tokkeh's zich weer heel normaal.

THE BRAINS OF THE TOKAY-GECKO (Gekko gecko), DIFFERENT BUT NOT THAT ODD Animals with specialized behaviour often have a specialized structure in their brains in connection with this quality. Snakes with infra-red sensory organs, like pythons, often have a clearly visible bump on their brain- stem. The Tokay-gecko is capable, with help of his speci- alized feet, to walk upside down on a ceiling. Most animals always try to see their environment hori- zontally, so they try to compensate for an abnormal orientation by turning their head and eyes. The Tokay-gecko is an exception in this. In the medial cortex of the brain of most reptiles all kinds of sensory information is gathered, mixed and processed. In the Tokay-gecko the medial cor- tex is divided in a front part for orientation-related Gekko gecko, poot met hechtlamellen information and a rear part for olfactory informa- tion. The separate processing of orientation-related LITERATUUR information makes it possible for this animal to EWERT, J-P, 1989. The release of visual behavior compensate for abnormal orientation within his in toads: stages of parallel/hierarchical information brain, so it doesn't have to compensate with his processing. In: EWERT, J-P & M.A. ARBIB head and eyes. (red.). Visuomotor Coordination: 39-120. Plenum, But there is more to it. The rear part of the medial New York. cortex is connected to structures in the hypothala- SMEETS, W. J. A. J., P. V. HOOGLAND & A. H. mus, that play an important role in sexual behavi- M. LOHMAN, 1986. A Forebrain Atlas of the our. Most reptiles can use several sensory stimuli Lizard Gekko gecko. The Journal of Comparative Neurology 254 (1): 1-19.

Lacerta 60(2) * 2002 75 Dwergboa's (en iets over de kweek van Feick's Dwergboa)

Maarten de Ruiter Pr. Beatrixstraat 9 4793 CV Fijnaart Illustraties: Eilyn de Ruiter

Dwergboa's (geslacht ) zijn in de terra- nurus. Vroeger was deze soort, die met een maxi- riumwereld vrijwel onbekende slangen en ook uit male lengte van iets meer dan een meter de groot- de natuur zijn slechts weinig gegevens bekend. ste soort binnen het geslacht is, zo nu en dan in Vroeger werden de Dwergboa's ingedeeld bij de Oost-Duitse collecties aan te treffen, dit vanwege familie van de Boa's (Boidae), maar tegenwoordig de politieke connecties tussen Oost-Duitsland en worden ze in een eigen familie ondergebracht: de . Tegenwoordig zijn er in Amerika zelfs com- . Naast het geslacht Tropidophis merciële kwekers die zich met deze soort bezighou- behoren tot deze familie nog drie andere geslach- den. Vooral een prachtige oranje kleurvariëteit ten: Exiliboa, Trachyboa en Ungaliophis. staat in de USA in de belangstelling. Behalve bij Het geslacht Tropidophis omvat momenteel acht- deze commerciële kwekers is de soort ook ge- tien soorten maar het is goed mogelijk dat er in de kweekt in onder andere de dierentuinen van komende jaren nog nieuwe soorten ontdekt wor- Zürich (Zwitserland) en San Antonio (USA). den. Alleen in 1999 werden er bijvoorbeeld nog Eveneens in de dierentuin van San Antonio kon twee nieuwe soorten beschreven. men in 1989 en 1990 twee koppels van Feick's Een van de grootste bijzonderheden van het Dwergboa (T. feicki) uit Tsjechië importeren. geslacht Tropidophis is dat ze, net als Kameleons, Feick's Dwergboa werd pas in 1957 door de herpe- van kleur kunnen veranderen. Drie soorten worden toloog Schwartz beschreven en er is vrijwel niets op het vaste land van Zuid Amerika gevonden, de bekend over deze nachtactieve, op de grond leven- rest leeft op de Caribische eilanden. Cuba spant de soort. In de natuur leven deze dieren van hage- hier de kroon met niet minder dan twaalf soorten. dissen en amfibieën, maar in gevangenschap kan De bekendste en meest gekweekte Dwergboa is men ze ook aan kleine (naakte) knaagdieren over- waarschijnlijk wel de Cubaanse Tropidophis mela- wennen.

Kopstudie Tropidophis spiritus. Naar Hedges & Garrido Kopstudie Tropidophis wrighti. Naar Hedges & Garrido

Lacerta 60(2) * 2002 76 Hoewel men in San Antonio natuurlijk trachtte THE GENUS Tropidophis (AND SOME met deze dieren te kweken, wilde dit in het begin INFORMATION ON FEICKS BOA) niet echt lukken. Om ze in voortplantingsstem- The snakes of the genus Tropidophis are fairly ming te brengen, werden de geslachten van tijd tot unknown to terrarium-hobbyists. Nowadays this tijd gescheiden gehouden om ze daarna weer bij group is placed in the family Trophidophiidae, elkaar te zetten en ook tijdelijke koudere periodes together with the genus Exiliboa, Trachyboa and werden geprobeerd. Van december 1998 tot febru- Ungaliophis. The genus Tropidophis encompasses at ari 1999 werd de temperatuur weer omlaag least eighteen species, from South America and the gebracht (het minimum was 17ºC) en daarna weer Caribbean, especially Cuba. The most well known teruggebracht tot de normale temperatuur (26- species is Tropidophis melanurus, which is commer- 27ºC). Dit keer bleek men wel succes te hebben cially bred in the U.S.A. want in september 1999 kwamen de eerste twee The San Antonio Zoo obtained four Tropidophis worpen Feick's Dwergboa's in San Antonio ter feicki in 1989 and 1990. This species, discovered wereld met in totaal acht jongen (dwergboa's zijn in 1957, is a nocturnal ground-dweller that feeds net als 'gewone' boa's levendbarend). De lengte on small lizards and amphibians. In captivity they van de jongen bedroeg 144 tot 185 millimeter bij can be fed small rodents. Breeding succeeded after een gewicht van 2.1 tot 3.6 gram. a cold period of two months, minimum 17°C, Hopelijk zullen er ook in de toekomst met deze after which temperatures were brought back to zeldzame en onbekende soort in San Antonio normal (26-27°C). Two litters, eight juveniles in kweekresultaten behaald worden zodat een kleine total, were produced. They measured 144-185 mm gevangenschappopulatie opgebouwd kan worden. and weighted 2.1-3.6 g. Hope is expressed that a population in captivity can be established. commerciële advertentie

Lacerta 60(2) * 2002 77 Doordenkertje. Op zoek naar een krekel.

Jos Marijnissen Zandstraat 6 5931 CA Tegelen

Op een avond, toen het een beetje stil in huis was, de volgende dag alle plinten van de muur af te hoorden we op eens het gepiep van een krekel. Ik schroeven en dan in de naden flink te spuiten. keek mijn vrouw aan en beiden dachten wij het- Diezelfde avond kregen wij bezoek van een kennis zelfde. Onze zoon is niet altijd even zuinig met met zijn vrouw, die geen reptielen hadden en dus krekels. Daar wij maar heel zelden krekels voeren ook geen krekels, maar die ook al eens ditzelfde aan onze reptielen, dachten we "er kan er altijd gepiep had gehoord. Ik heb alles uitgelegd wat we eentje ontsnappen, maar waar zit dit diertje nou? de laatste weken al niet gedaan hadden en heb Na heel goed luisteren was de locatie bepaald waar tevens uitgelegd wat we de volgende dag van plan de krekel zich misschien kon ophouden, waar- waren met de plinten. Ze begonnen alle twee heel schijnlijk achter de kast, maar hoe moesten we nu hard te lachen en zeiden "Jos, doe eens een nieuwe dit probleem aanpakken? Na overleg werd besloten batterij in het brandalarm. om de volgende dag de kast van de muur af te Nou als je krekels voert is dat echt niet het eerste schuiven en dan zou het gepiep wel zo tot het ver- waar je aan denkt, maar we waren wel gelukkig van leden behoren. De volgende morgen de bewuste het gepiep af. Al met al was dit toch een leuke kast van de muur afgeschoven en gelijk van twee ervaring en zeker iets om verder te vertellen. kanten gekeken. Jammer, maar helaas geen krekel. Wat moesten we nu als volgende stap ondernemen. Na overleg werd er een spuitbus gekocht tegen BRAIN TEASER. LOOKING FOR A CRICKET kruipend ongedierte. Na met deze spuitbus achter One night the author noticed a squeaking noise in en onder de kast gespoten te hebben, dachten we his house. He was thinking that a cricket had "deze klus is geklaard". Maar na een kwartiertje escaped, although he rarely fed them to his ani- weer dat gepiep, jammer van de moeite. Dan maar mals. After several days, and after shoving away a eens een paar dagen wachten, misschien duurt het cup-board, spraying with insecticide and once wel een paar dagen voor dat spul werkt. Na weken more moving all the other cupboards, still no cric- op allerlei plaatsen te hebben gespoten, hield het ket was found. The noise however was keeping on. gepiep maar niet op. Toen werd er besloten om At the end the author decided to remove the base- iedere kast maar één voor één leeg te maken en board and spray substantial with insecticide the goed op te letten of er geen krekel uitsprong. Na next day. However that night a friend came by who een hele dag werken, want als het porselein toch didn’t keep reptiles and thus no crickets. When the uit de kast moest, konden we het gelijk ook even author explained his problems and his plans for the afwassen. Zo gezegd zo gedaan, maar na uren uit- next day he was advised to replace the batteries of ruimen en afwassen was het resultaat: geen krekel, his fire-alarm, which was the cause of the squeaking maar nog wel gepiep. Nou, dan maar gepland om noise.

Lacerta 60(2) * 2002 78 Wonen op Corfu

H.H. v. ROSSUM 49084 SINARADES KERKYRA CORFU HELLAS GREECE

Op 27 augustus 2001 ben ik op Corfu gaan den willen komen, kunnen met mij contact opne- wonen. Ik ben nu volop bezig een reptielenhuis op men. Ik kan voor hen hier ook onderkomen rege- te richten, vanuit een educatief oogpunt. Niet len. alleen voor de toeristen, maar ook zeker voor de Het is nu 7 november en vandaag heb ik nog plaatselijke bevolking, die met angst voor reptielen steeds wat dieren gezien, zoals de Hazelworm en is opgegroeid. Een reptiel zien betekent voor de Muurhagedissen. Zoals men mij hier vertelt, meesten hier: meteen doodmaken. Alles wat ik kan wemelt het van de reptielen in de maanden april doen om dit in de toekomst te voorkomen, zal ik en mei. Ik verheug mij daar nu al op. Ook hoop ik niet nalaten. Nu al ben ik op school uitgenodigd van reptielenvrienden in Nederland deze winter om over de dieren te komen vertellen. Tevens ben iets te horen. ik bezig de omgeving te verkennen en een eventu- Wil men mij schrijven, dan gaarne het adres in ele route uit te stippelen voor natuurwandelingen. blokletters en de achternaam onderstreept. Bij In deze korte periode dat ik hier ben zijn er al voorbaat dank. verschillende soorten in mijn bezit. Corfu is het P.S. Als er mensen zijn die mij foto's, artikelen enz, groenste eiland van Griekenland, met ook de zouden kunnen sturen over de dieren op Corfu, meeste soorten. Nu al heb ik Testudo hermanni, dan zouden zij in mij een dankbaar persoon vin- Hemidactylus turcicus, Lacerta viridis, Podarcis tau- den. rica, Algyroides nigropunctatis, Ophisops elegans, Agama stellio, Ophisaurus apodus, Anguis fragilis, Elaphe longissima, Elaphe situla en Malpolon mons- pessulanus. Voor meer soorten zal ik moeten wach- ten tot het voorjaar, want nu gaat toch stilaan alles in winterslaap. Ik weet dat er 34 soorten zijn op Corfu. Ook vertellen de mensen hier, dat er uitheemse soorten zijn uitgezet. Wie weet wat ik nog allemaal tegenkom. Lacerta-vrienden, die graag eens naar Corfu zou- Malpolon monspessulanus. Foto J. ter Borg

LIVING ON CORFU The author is living on Corfu and is trying to educate tourists and local people not to be frigh- tened for reptiles. He is invited to visit schools to tell the children about these animals. He is trying to signpost a walk in nature, especially for and amphibian-enthusiasts. There should be 34 species of these animals living on the Island. He can also be of assistence when accomodation is Anguis fragilis. Foto J. ter Borg needed. When contacting him, please write the address in block-letters and his name underlined. Lacerta 60(2) * 2002 79 Boekbespreking

Tejus - Lebensweise, Pflege, Zucht Köhler, G. & B. Langerwerf, 2000 Offenbach: Herpeton ISBN 3-9806214-3-x 80 blz, 61 kleurenfoto’s DM 36,00

Duidelijke gegevens over het houden van en kweken met de Zuid-Amerikaanse hagedissen van het geslacht Tupinambis, beter bekend misschien onder de naam Teju's (of Tegu's), zijn spaarzaam en onoverzichtelijk. Gelukkig is er nu een nieuw boekje over hen verschenen, geschreven door de Duitse Gunther Köhler en de Nederlandse, in Amerika woonachtige Bert Langerwerf. In dit Duitstalige werk worden voor het eerst op overzichtelijke wijze de diverse Teju-soorten beschreven, en wordt informatie verschaft over het houden van deze prachtige hagedissen, de grootste van Zuid-Amerika. Ondanks hun grote populariteit (vooral de Argentijnse Zwartwitte Teju) wordt er relatief weinig over hen geschreven. En over de in Nederland veel- vuldig aangeboden, uit tropisch Zuid-Amerika afkomstige, Zwartgele Teju is bijna niets bekend over de juiste huisvesting en de kweek. Daarom juist biedt dit boekje de -toekomstige- houder van deze reptielen veel informatie. De vele foto's laten zien hoe mooi deze dieren eigenlijk zijn en geven een duidelijk beeld van de diverse bekende soorten. Een nadeel echter is de beknoptheid. Slechts 80 bladzijden telt dit werk, ondanks de bijzonder interessante leefwijze die de Teju's er op na houden. Zoals de Zwartwitte Teju, die speciale nestkamers bouwt om de eieren in te leggen. Meer specifieke informatie over de verschillende soorten zou zeker niet misstaan hebben.

Theo Veenstra

Lacerta 60(2) * 2002 80