enedenrivieren

uridisen instrumentarium

PROVINCIE -BRABANT AFDELING WATER n°- 2.0 2? code fy^.iafy/fc Juridisch instrumentarium

Juridische uitwerkingva n de maatregelen van net advies IntegraleVerkennin g Benedenrivieren

Opgesteld door: mw. mr. E.J. Boers - Gerlings mw. mr. C.T. Ploeger mr. A.R. Krijgsman mw. J. Hoitz (secretaris Jur. Wg. IVB)

Datum: 1 juli 2000

RWS/DZH notanr. AP/3314610/2000/19 ISBN 90-369-4803-7

BIDOCPROVINCIEHUI SN-BR .

illllü! 3 2500 00048 0757

Inhoudsopgave

A Inleiding 7

B Lijst van maatregelen 9 1 Afvoer via het Steurgat 9 2 Verbreden van het winterbed van de Nieuwe : Sliedrechtse Biesbosch 10 3 Afvoer via de Volkeraksluizen 10 4 Verlagen van de (scheidings)dijk tussen de en de Brabantsche Biesbosch 11 5 Ander beheer van de stormvloedkeringen en Haringvlietsluizen 11 6 Obstakels verwijderen uit het winterbed van de rivier 77 7 Polders van het voormalige vierde spaarbekken in de Brabantsche Biesbosch geschikt maken voor doorstroming/berging 12 8 Verdiepen zomerbed 12 9 Verdiepen zomerbed van Boven, Beneden en Nieuwe Merwede 12 10 Verdiepen zomerbed van de Bergsche Maas 12 11 Verbreden van het winterbed van de Nieuwe Merwede: Kievitswaard 13 12 Terugleggen dijk Kop van het Land 13 13 Geul door het Eiland van 13 14 Compartimentering van polder de Biesbosch op het Eiland van Dordrecht 75 15 Compartimentering Brabantsche Biesbosch 15 16 Herstel overlaatgebieden op de Brabantse oever 75 17 Gebruikmaken van het Kanaal van Steenenhoek 16 18 Water inlaten bij het gemaal van Altena benedenstrooms van de verkeersbrug bij Gorinchem 16 19 Gebruiken Merwedekanaal 16 20 De gebruiken voor waterafvoer 16 21 Rivier van de naar het Steurgat 77 22 Rivier van de Bergsche Maas naar het Steurgat/Spijkerboor 77 23 De Binnenbedijkte Maas in de 18 24 Rivier langs de Diefdijk 18 25 Parallelgeul langs de Lek 18 26 Gebruik maken/herstellen oude riviertakken 18 27 Krekenstelsel westelijk deel Hoeksche Waard gebruiken 18 28 Compartimentering van het westelijk deel van de Hoeksche Waard 79 29 Gebieden langs , Hollandsch Diep en 79 30 Wijziging afvoerverdeling bij de Pannerdensche Kop 79 31 Water aflaten van de naar de Maas ter hoogte van Fort Sint Andries 79

A Inleiding

De juridische werkgroep IVB is gevraagd het juridisch kader aan te geven voor de fase van de uitvoering van de maatregelen die worden genoemd in het advies Integrale Verkenning Benedenrivieren van februari 2000. De werkgroep heeft zich beperkt tot een analyse van de publiekrechtelijke wetgevingskaders die bij de 31 maatregelen aan de orde kunnen zijn. Er is geen aandacht besteed aan privaatrechtelijke zaken, zoals noodzakelijke onteigeningen en het aspect van schadevergoeding. Deze aspecten komen immers bij iedere maatregel aan de orde. Bovendien hangt de omvang ervan af van de feitelijke (eigendoms)situatie. De maatregelen geven hier geen informatie over.

Bij diverse maatregelen is zowel een minimale als een maximale variant beschreven. Bij de juridische toetsing is uitgegaan van de maximale variant van de beschreven maatregel. De analyse bevat geen uitputtende opsomming, maar beperkt zich tot een beschrijving van het wetgevingskader dat het meest van belang wordt geacht. De maatregelen bevinden zich op een verkenningsniveau en zullen, naarmate de fase van uitvoering vordert, nader bijgesteld en nader uitgewerkt worden. Hierdoor kan een volledig beeld nu niet gegeven worden.

In dit rapport wordt een aantal maal gesproken over 'buitendijkse gebieden'. Dit zijn gebieden die niet worden beschermd door een primaire waterkering als bedoeld in de Wet op de waterkeringen.

De conclusies van de analyse staan in hoofdstuk 5.7 (Juridische Instrumenten) op pagina 49 van het IVB-advies en op pagina 117 van de bijlage die bij het advies hoort.

B Lijst van maatregelen

1 Afvoer via het Steurgat

Deze maatregel omvat de volgende aspecten:

Wet op de waterhuishouding: Bij deze maatregel is niet beschreven of het gaat om een permanente openstelling, of slechts om een openstelling bij hoogwater. In beide gevallen kunnen de volgende juridische stappen aan de orde komen: - wijzigen of opstellen peilbesluit; - wijzigen of opstellen waterakkoord; - wijzigen of opstellen vergunning. Vooral het waterakkoord biedt mogelijkheden om met de andere partijen te komen tot wijziging van het waterkwantiteitsbeheer. Hierbij moet bovendien aandacht besteed worden aan de waterkwaliteitsaspecten.

Weto p de waterkering: De Biesboschsluis maakt deel uit van de primaire waterkering. Bovendien wordt in de maximale variant de primaire waterkering nog op twee of drie plaatsen onderbroken. Dit betekent dat de procedure tot wijziging van de primaire waterkering uit de Wet op de waterkering gevolgd zal moeten worden. Ook is het de vraag of de kaden langs het Steurgat dan aan de eisen voldoen.

Besluiten genomen op basis van de Scheepvaartverkeerswet: De huidige functie van de Biesboschsluis wordt bij de maatregel niet toegelicht. Er wordt vanuit gegaan dat er vooral sprake is van een recreatieve functie. De vraag is of deze functie komt te vervallen. Verkeersmaatregelen die voor de sluis gelden, zullen gewijzigd moeten worden. Als er sprake is van een permanente openstelling, is dit een ingrijpend gevolg die leidt tot wijziging van de functie.

Wetbehee rrijkswaterstaatswerken : Voor het wijzigen van de constructie van de Biesboschsluis en het wijzigen van de stroombaan in de maximale variant zal een Wbr-vergunning vereist zijn.

Keurva n hetwaterschap : Zowel de maatregelen aan de primaire dijk als die in het achterliggend gebied (de zogenaamde keurzone, denk aan de haven en de kaden), zullen keurvergunningplichtig zijn.

Waterkwaliteit: De vraag is of de maatregel nog gevolgen heeft voor de waterkwaliteit in het achterliggende gebied. Dit aspect dient dan te worden meegenomen in het eerder genoemde waterakkoord. Ruimtelijkeordening : Vooral de maximale variant heeft gevolgen op het vlak van de ruimtelijke ordening. Het bestemmingsplan zal moeten worden gewijzigd, zodat de nieuwe instroompunten/gebieden worden opgenomen. Tevens kunnen er bouwvergunningen noodzakelijk zijn voor bijvoorbeeld de overlaatconstructie. Vooral het verplaatsen van woningen en de jachthaven kan ingrijpende gevolgen hebben. Dit geldt helemaal als dit door middel van onteigening gerealiseerd moet worden.

Ontgrondingen: Voor de aanleg van een overlaatconstructie en aantakkingen zal een ontgrondingenvergunning nodig zijn.

Wet bodembescherming: Indien verontreinigingen geconstateerd worden, moet rekening worden gehouden met de eisen tot sanering uit deze wet. Dit betekent dat er onder andere een saneringsplan moet worden opgesteld.

Nadeelcompensatie: Een nadeelcompensatie is vooral bij de maximale variant aan de orde als gevolg van het verwijderen/verplaatsen van woningen en de jachthaven.

Beheer enonderhoud : Er zal bekeken moeten worden of het kwantiteits-, kwaliteits- en vaarwegbeheer over moet gaan naar een andere beheerder. Tevens moet daarbij worden vastgelegd welke mate en vorm van onderhoud vereist is.

2 Verbredenva n hetwinterbe d vand eNieuw e Merwede: Sliedrechtse Biesbosch

Aangezien deze maatregel het buitendijks gelegen gebied betreft dat behoort tot het rivierbed, blijft het aantal benodigde besluiten beperkt tot zogenaamde uitvoeringsbesluiten zoals op basis van de Ontgrondingenwet, de Wet beheer rijkswaterstaat swerke n (dit geldt voor in/overlaten en de aanleg van geulen) en de Wet bodembescherming (voor de sanering van de waterbodem). Het gebied is reeds voor natuur bestemd. Het bestemmingsplan is echter van beperkte strekking en zal op een aantal punten aangevuld moeten worden.

3 Afvoervi ad eVolkeraksluize n

Deze maatregel zal vooral leiden tot acties in het kader van de Wet op de waterhuishouding. Daarbij moet gedacht worden aan: 1. waterakkoord (op grond van art. 11 van de bij deze wet behorende AmvB geldt er voor de een peilbesluit); 2. waterakkoord (op grond van art. 19 van deze wet geldt er een waterakkoord voor de aanvoer uit het Zoommeer voor de watervoorziening in delen van het IVB-gebied); 3. lozingsvergunning als bedoeld in de Wet verontreiniging oppervlaktewateren.

Bij deze acties moet rekening worden gehouden met de functie en de belangen van derden in de gebieden die buitendijks zijn gelegen. Uiteindelijk zal dit in de vorm van nadeelcompensatie moeten gebeuren. Wijzigingen aan het sluizencomplex zelf kunnen Wbr-vergunningplichtig zijn.

Verlagenva nd e(scheidings)dij k tussend eNieuw e Merwedee nd eBrabantsen eBiesbosc h

De juridische status van de dam lijkt zich te beperken tot een waterstaatswerk met een geleidingsfunctie. Wijziging ervan is vergunningplichtig op basis van de Wbr.

5 Ander beheerva n destormvloedkeringe n en Haringvlietsluizen

Met 'ander beheer' wordt bedoeld dat er een ander sluitpeil zal zijn van de stormvloedkering in de en het Hartelkanaal en een ander beheer van de Haringvlietsluizen. De belangrijkste besluiten zijn die op basis van de Waterstaatswet 1900 en de Wet op de waterhuishouding.

6 Obstakelsverwijdere n uit hetwinterbe dva nd erivie r

De beschreven obstakels zijn vooral de afgraving van gronden en het verwijderen van pijlers. Het juridisch kader bestaat voornamelijk uit de: - Wet beheer rijkswaterstaatswerken (Wbr) - Ontgrondingenwet - Wet bodembeheer (Wbb) 7 Polders van het voormalige vierde spaarbekken in de Brabantsche Biesboschgeschik t makenvoo r doorstroming/berging

Een verband met andere maatregelen is niet in beschouwing genomen. Er is alleen bekeken wat er nodig is om de polders doorstroombaar te maken. Het betreft buitendijks gelegen gebieden. Waar het gaat om het juridisch kader, is deze maatregel te vergelijken met maatregel 2, waar kortheidshalve naar wordt verwezen.

8 Verdiepenzomerbe dLe k

Voor deze maatregel zijn de volgende aspecten van belang:

Tracéwet: De Tracéwetprocedure is van toepassing indien: 'blijvend wordt verdiept waarbij meer dan 5 miljoen kubieke meter grond wordt verzet en waarbij verder bodemlagen die het grondwater afsluiten worden doorbroken' (art. 2, tweede lid sub d, onder 1).

Wetbehee rrijkswaterstaatswerken : Verdieping van het zomerbed is, in verband met mogelijke gevolgen voor de scheepvaart, vergunningplichtig op basis van de Wbr.

Wet milieubeheer/Wbb/Bouwstoffenbesluit: Het juridisch zwaartepunt zal liggen bij eventuele complicaties bij de afvoer van (verontreinigd) materiaal. Deze maatregel is te vergelijken met de Limburgse werken aan de Maas.

9 Verdiepen zomerbedva n Boven,Benede ne n Nieuwe Merwede

Zie maatregel 8.

10 Verdiepen zomerbedva nd eBergsch eMaa s

Zie maatregel 8. 11 Verbreden van het winterbed van de Nieuwe A/lerwede: Kievitswaard

Onduidelijk is of het gaat om een al dan niet gecontroleerde afvoer van water. Daarom worden beide varianten hierna besproken:

Bij een gecontroleerde afvoer kan wellicht worden volstaan met het opwaarderen van de bestaande Bandijk. Een ongecontroleerde afvoer zal leiden tot een verlegging van de primaire waterkering. Het belangrijkste wettelijk kader zal de Wet op de waterkeringen zijn. Er zal aandacht moeten worden besteed aan de functie van de weg die op de Bandijk ligt en eventueel aanwezige bebouwing.

12 Terugleggen dijk Kopva n het Land

De minimale variant is juridisch gezien niet ingrijpend. Wellicht kan worden volstaan met een vergunning op basis van de Wbr en eventueel een bouwvergunning.

In de maximale variant is sprake van een wijziging van de primaire waterkering. Daarvoor zal de procedure van de Wet op de waterkering gevolgd moeten worden. In deze procedure moeten de gevolgen voor de bebouwing en het cultuur- historische aspect van het gebied een plaats krijgen.

Voor het afgraven van de veerstoep zal in ieder geval een ontgrondingenvergunning nodig zijn. Indien er sprake is van verontreinigingen komen de Wbb en het Bouwstoffenbesluit in zicht.

Er moet onderzocht worden of de Rpp-procedure voor dit soort maatregelen voordelen biedt, dan wel toegepast moet worden.

13 Geul door het Eilandva n Dordrecht

In het advies is deze maatregel beschreven in een minimale en maximale variant. Vanuit juridisch oogpunt is het echter interessant om een vierdeling te maken die geënt is op de ligging van de benodigde dijken/waterkeringen: a. aan beide zijden een doorlaat realiseren en zowel aan de noord- als de zuidzijde een primaire dijk aanleggen; b. aan beide zijden een overlaat realiseren en zowel aan de noord- als de zuid- zijde een primaire dijk aanleggen; c. een doorlaat aan de Nieuwe Merwede en een overlaat aan de zijde van de Biesbosch realiseren en alleen aan de noordzijde een primaire dijk aanleggen; d. aan beide zijden een overlaat realiseren, alsmede aan beide zijden een zomerkade aanleggen en de Zeedijk aanwenden als primaire waterkering; e. De ligging van de primaire dijk is het belangrijkste richtpunt. Dit heeft twee achtergronden: (1) de Wbr bepaalt dat het bed van de rivier is gelegen tussen de buitenkruinlijn van de primaire waterkeringen en (2) de dijkringgedachte van de Wet op de Waterkeringen. Ad A. Slechts een beperkt gebied wordt rivierbed door de aanleg van primaire dijken aan weerszijden van de geul. In dit gebied kunnen dan alle beperkingen gelden die ook in de hoofdrivier geldig zijn. De rest van het gebied is voldoende beschermd. Het huidig gebruik kan gewoon worden voortgezet. Aan de bereikbaarheid van het zuidelijk gedeelte moet dan wel aandacht besteed worden. Het kwantiteits- en kwaliteitsbeheer van dit rivierbed zal ook overgaan naar de rivierbeheerder. Vanuit juridisch oogpunt is dit de makkelijkste variant. In financieel opzicht is dit overigens een weinig aantrekkelijke variant; Ad B. In feite geldt hier hetzelfde als bij ad A, met dit verschil dat de geul slechts bij hoge waterafvoeren in werking zal treden. Dit betekent echter niet dat het juridisch kader van te voren in zijn geheel geregeld moet zijn; te denken valt aan beheer en onderhoud; Ad C. Dit betekent dat er een vrij omvangrijk gebied tot het rivierbed gaat behoren. RWS wordt er rivierbeheerder. Op dit gebied zijn de verbodsbepalingen van de Wbr van toepassing. Er moet bedacht worden of deze onverkort in dit gebied moeten gelden of dat van de mogelijkheid gebruik moet worden gemaakt om deze gebieden op te nemen in het KB dat vrijstelling van de vergunningplicht regelt. Ook de Beleidslijn Ruimte voor de Rivier gaat in dit gebied gelden. Het gebied functioneert alleen als nevengeul bij hoog water. De vraag is welke activiteiten in de jaren als er geen hoog water is, mogelijk zijn. Het beschermings­ niveau wordt in dit gebied immers niet gehaald. Ook het schadevergoedingsvraagstuk moet daarbij aan de orde komen. Het kwantiteitsbeheer zal bij de rivierbeheerder komen te liggen. Voor het kwaliteitsbeheer geldt, dat niet zo duidelijk is wie het beheer zal voeren. De vraag is immers hoe vaak dit gebied zal gaan overstromen. Bij een overstromingsfrequentie van meer dan één maal per jaar zal het kwantiteitsbeheer volgens huidig beleid bij RWS komen te liggen; Ad D. Verwezen wordt naar de opmerkingen bij ad C.

Het volgende kan nog worden toegevoegd: 1. Bovenstaande overwegingen geven geen antwoord op de vraag of deze variant ook bestuurlijk haalbaar is. Duidelijk is in ieder geval dat deze variant in strijd is met de dijkringgedachte van de Wet op de Waterkeringen. Dit zal de nodige problemen met zich meebrengen, zowel op bestuurlijk als financieel vlak; 2. De afstemmingen in de praktijk tussen de procedure volgens de Rijksprojectenprocedure en de reeds bestaande procedures (vooral die volgens de Wet op de Waterkeringen) roept nog de nodige vragen op; 3. In een betrekkelijk groot - thans schoon - gebied wordt verontreinigd water ingelaten. Dit is in strijd met de Wbb en de daarop gebaseerde beleidslijnen. De vraag is of aan dit aspect binnen IVB voldoende aandacht wordt besteed; 4. De mogelijkheden voor het ruimtelijk gebruik van de nieuw te creëren rivierbedgebieden heeft nog nadere aandacht nodig. Is (of blijft) landbouw of andere bedrijfsmatige activiteiten mogelijk? Komt er een speciale beheerder in het gebied? Bijvoorbeeld een natuurbeheerder? Wat voor soort beheer is wenselijk vanuit het oogpunt van rivierbeheer?

14 Compartimentering vanpolde r deBiesbosc ho phe t Eilandva nDordreen t

Deze maatregel sluit aan op maatregel 13 en houdt in dat ook gebruik kan worden gemaakt van de overige kreken van polder de Biesbosch. Door ook de mogelijkheid te maken dat via deze kreken water kan worden afgevoerd, wordt de polder verdeeld in compartimenten. Het effect van deze maatregelen is in het advies (nog) niet doorgerekend.

15 Compartimentering Brabantsche Biesbosch

Deze maatregel houdt het verleggen van de bestaande primaire waterkering in, alsmede het aanleggen van een nieuwe primaire waterkering. Hiervoor dient een procedure op basis van de Wet op de waterkeringen te worden gevolgd. Hierbij worden nieuwe aansluitingen van kreken op de Nieuwe Merwede gerealiseerd. Bij de minimale variant geschiedt dit met een overlaatconstructie en bij de maximale variant met een permanente open verbinding. De maatregel raakt ook buitendijks gelegen gebied dat behoort tot het rivierbed. In feite is er sprake van wijziging van het geulenstelsel.

Een belangrijk wettelijk kader zal de Wet beheer rijkswaterstaatswerken zijn vanwege de overinlaten en de aanleg/herstel van geulen en de gevolgen voor de scheepvaart. De stroming wordt immers gewijzigd. Zie verder ook de maatregelen 2 en 7.

16 Herstel overlaatgebieden opd eBrabants eoeve r

Het belangrijkste gevolg van deze maatregel is een verlegging van de primaire waterkering. In principe gaat het om dezelfde juridische vragen als bij de maatregelen 1, 11 en 16. Kortheidshalve wordt daarnaar verwezen. 17 Gebruikmaken van het Kanaal van Steenenhoek

Deze maatregel betreft het aansluiten van het Kanaal van Steenenhoek op de en op de ; dit in combinatie met een doorstroommogelijkheid van de Sliedrechtse Biesbosch door middel van het aansluiten van het Gat van de Hengst op de Beneden Merwede en de Nieuwe Merwede.

Hier is wederom het doorbreken van de dijkringgedachte van belang (zie de maatregelen 1 en 11). Tevens zullen waterhuishoudkundige aspecten (voornamelijk in de sfeer van een waterakkoord), en vaarwegtechnische aspecten een rol spelen.

18 Water inlaten bij hetgemaa lva nAlten a benedenstrooms vand everkeersbru gbi j Gorinchem

Omdat de omvang en constructie van de watergang hetzelfde blijft en alleen de instroomopening wordt vergroot, zal deze maatregel slechts tot gevolg hebben dat de dijken moeten worden opgewaardeerd. Zie maatregel 21.

19 GebruikenMerwedekanaa l

Bij deze maatregel wordt het Merwedekanaal zodanig aangepast dat (meer) water afgevoerd kan worden van de Lek naar de Boven en Beneden Merwede.

De nadruk zal komen te liggen op de Wet op de waterhuishouding en dan vooral op het waterakkoord. Tevens moet bedacht worden dat het Merwedekanaal een boezemfunctie heeft. Indien de verhoging van de capaciteit van het Merwedekanaal tot gevolg heeft dat de huidige boezemkades niet meer voldoen aan de nieuwe eisen, dienen deze te worden verhoogd/verzwaard. Nu het niet gaat om de primaire waterkering is de procedure op basis van de Keur van het waterschap geldig.

Indien bij deze variant gebruik wordt gemaakt van de Zouweboezem rijst de vraag of er problemen kunnen ontstaan vanuit het oogpunt van de waterkwaliteit. Het betreft immers een (afgesloten) natuurgebied waar dan gebiedsvreemd water wordt ingelaten. Dit heeft een negatief effect op de waterkwaliteit.

20 DeLing egebruike n voor waterafvoer

Bij deze maatregel wordt de Linge gebruikt als nevengeul/ kombergingsgebied van de Waal. Deze maatregel zal in de minimale variant als kombergingsgebied en bij de maximale variant als rivier worden uitgevoerd. Zie de maatregelen 1 en 21. Voor beide varianten geldt dat de waterkeringen - dan wel de kaden - moeten worden aangepast c.q. verzwaard. Daarbij kunnen de volgende vragen gesteld worden: - betekenen de wijzigingen dat er een andere beheerder moet komen? - welke functies komen er voor in het gebied dat grenst aan de Linge (bebouwing, natuur etc.)?

21 Rivierva nd eAfgedamd e Maas naar hetSteurga t

Deze maatregel betreft het realiseren van een zogenaamde groene rivier via Woudrichem. De minimale en maximale variant is in de volgende zin geïnterpreteerd: bij de minimale variant gaat het om een systeem met overlaat. Bij de maximale variant is sprake van een open rivier. In feite gaat het om de aanleg van een geheel nieuwe rivier. Vanuit juridisch perspectief gezien, is dit een zeer ingrijpende maatregel, waarbij de volgende kaders belangrijk zijn:

Waterstaatswet: Artikel 12 van de Waterstaatswet biedt het juridische kader voor de aanleg van watergangen voor de aan- en afvoer van water. Hier wordt een gedoogbepaling gekoppeld aan een schadevergoedingsrecht.

Ruimtelijkeordening : Er zal een wijziging nodig zijn van bestaande bestemmingsplannen, met de daarbij behorende consequenties.

Wet opd ewaterkering : Mogelijk zal er een nieuw dijkring aangebracht moeten worden. Dit is afhankelijk van de eisen die aan de beveiliging van het achterland gesteld worden.

22 Rivierva nd eBergsch eMaa s naar het Steurgat/ Spijkerboor

Hier gaat het om het realiseren van een zogenaamde groene rivier. Zie maatregel 21. 23 De Binnenbedijkte Maas in de Hoeksche Waard

Door deze dode rivierarm in verbinding te brengen met de kan water geborgen worden in het Oudeland. Als dan de waterstand op het Haringvliet is gedaald, kan het water uit Het Oude Land afgevoerd worden naar het Haringvliet. Het betreft een combinatie van de maatregelen 1, 20 en 21.

24 Rivier langsd e Diefdijk

Bij deze maatregel wordt een 'groene rivier' langs de Diefdijk aangelegd, hetgeen een herstel van de Hollandsche Waterlinie betekent. Zie maatregel 21.

25 Parallelgeul langsd eLe k

Zie de maatregelen 1 en 13.

26 Gebruik maken/herstellen oude riviertakken

Bij deze maatregel valt te denken aan het Waaltje en de Devel in combinatie met komberging in polders in IJsselmonde.

Bij deze maatregel is aandacht geboden voor de wijziging van de functie en het bevoegd gezag van het gebied. Hierbij komt eveneens de aanpassing van de waterkeringen aan de orde. Kortheidshalve wordt verwezen naar de maatregelen 1, 20 en 21.

27 Krekenstelselwestelij k deel HoekscheWaar d gebruiken

Bij deze maatregel wordt gebruik gemaakt van het krekenstelsel in het westelijk deel van de Hoeksche Waard. Hierbij wordt onder meer gedacht aan het Piershilsche Gat, de Nieuw-Beijerlandsche Kreek, de Oud-Beijerlandsche Kreek en de Dromkreek. Er zij verwezen naar de maatregelen 1, 20 en 21. 28 Compartimentering van het westelijk deel van de HoekscheWaar d

Deze maatregel sluit aan op maatregel 27 en houdt in dat gebruik wordt gemaakt van het krekenstelsel in het westelijk deel van de Hoeksche Waard. Door ook de mogelijkheid te maken dat via deze kreken water kan worden afgevoerd, wordt in feite dit deel van de Hoeksche Waard verdeeld in compartimenten. Er zij verwezen naar de maatregelen 1, 20 en 21.

29 Gebieden langs Haringvliet, Hollandsen Diepe nSpu i

Deze maatregelen beogen de komberging te vergoten en/of de afvoer te vergemakkelijken. De onderhavige gebieden vallen niet onder de winterbedsbepalingen, maar zijn binnendijkse polders. Verwezen wordt naar de maatregelen 11 en 12.

30 Wijzigen afvoerverdelingbi j dePannerdensch e Kop

Bij deze maatregel blijft de afvoer van de Lek gelijk aan de afvoer bij een maatgevende afvoer van de Rijn van 15.000 mVs.

De vraag is waar momenteel de afvoerverdeling van de Rijn en Maas is geregeld. In de AmvB behorende bij de Wet op de waterhuishouding wordt dit niet genoemd onder de verplichtingen om een waterakkoord vast te stellen. Dit betekent dat er geen wettelijke basis voor de huidige afvoerverdeling is, maar dat deze deels berust op afspraken, deels op de natuurlijke watervoerende eigenschappen van de verschillende riviertakken. Bij wijziging ligt het voor de hand hier een waterakkoord voor op te stellen.

31 Water aflaten vand eWaa l naard eMaa ste r hoogteva n FortSin tAndrie s

Deze maatregel is van waterhuishoudkundige aard. Als meest belangrijk wettelijk kader kan de Wet op de waterhuishouding worden aangemerkt. Een eventueel bestaand waterakkoord dient te worden gewijzigd. Of er moet een nieuw waterakkoord worden opgesteld. Colofon

In de Bestuurlijk-Juridische Werkgroep IVB hadden de volgende mensen zitting: naam organisatie mr. H.H.A. Teeuwen (voorzitter) Rijkswaterstaat directie Zuid-Holland drs. S.A de Jong (projectleider) Rijkswaterstaat directie Zuid-Holland mr. E.H. Boers-Gerlings Rijkswaterstaat directie Zuid-Holland ing H. Heupink Rijkswaterstaat directie Zuid-Holland mr. P.C. Bielen Rijkswaterstaat directie Oost-Nederland mr. C.T. Ploeger Centrale directie Jur. Zaken V&W mr. JJ. Griep Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij drs. S. Hointinga Provincie Zuid-Holland, directie Water en Milieu mr. A.R. Krijgsman Hoogheemraadschap van de Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden drs. R. Tepe Inspectie voor de Ruimtelijke ordening tekstbijdrage Leden werkgroep

Eindredactie Pool CS, Amsterdam

Vormgeving RWS/DZH afdeling Grafische Vormgeving

Drukwerk Drukkerij Bestenzet

Foto's E.M. van Dam en P.C. Pieters (RWS directie Zuid-Holland), Bureau Bosch Slabbers Landschapsarchitecten Luchtfoto: H. de Jong, Zeist