Read Ebook {PDF EPUB} Het karakter van China. Het verhaal van de Chinezen en hun schrift. by Karakteranalyse. De herkomst van veel Chinese tekens blijft raadselachtig. Sinologe Cecilia Lindqvist is een van de eerste onderzoekers. Leestijd 7 minuten. De Chinese karakters waren ooit tekeningetjes van de dingen waar ze naar verwijzen: een man, een vrouw, een berg, een rivier. In de loop der eeuwen werd de vorm zo aangepast dat ze gemakkelijk en vlot met een penseel konden worden getekend. Daardoor zijn het abstracte tekens geworden: je kunt meestal niet meer zien wat ze voorstellen. Slechts een paar karakters zijn herkenbaar gebleven. In het karakter oog is ook nu nog een oog met pupil te onderscheiden, en rivier zet met drie sierlijke verticale strepen de essentie van een rivier neer. Andere tekens worden pas duidelijk als je ze vergelijkt met de vorm die ze drieduizend jaar geleden hadden. Hoe ze er toen uitzagen, weten we dankzij de ‘orakelbeenderen’, die in 1899 ontdekt werden en sindsdien uitvoerig zijn bestudeerd: platte stukken ossenbot en schildpadschild waar rond 1000 voor Christus rituele inscripties in zijn gekerfd, die de vroege voorlopers zijn van de huidige karakters. Ook zijn er, uit de eeuwen daarna, bronzen voorwerpen gevonden met vergelijkbare vroege tekens, die nog echt tekeningetjes zijn. Toch blijven veel karakters raadselachtig. Cecilia Lindqvist, een Zweedse sinologe, schreef een dik boek over de herkomst van de Chinese tekens, dat zojuist in het Nederlands is verschenen, onder de titel Het karakter van China. In dit boek neemt Lindqvist de bestaande interpretaties kritisch onder de loep, en ze komt ook met nieuwe interpretaties. tatoeages. Een mooi voorbeeld van een raadselachtig karakter is het teken schrift, taal, vertelt ze op een regenachtige middag in Amsterdam waar ze was om haar boek te promoten. “Dat teken toont duidelijk een menselijke figuur. Op de orakelbeenderen zie je dat de borst van die figuur versierd is, soms met een hart, soms met een mond. Soms ook met een abstract teken: een u, een v, een stip. De oude Chinese commentaren zeggen: het is een man met tatoeages op zijn borst. Ze verwijzen dan naar oude teksten waarin verteld wordt over getatoeëerde barbaren die aan de grenzen van het rijk woonden. Nou, dat lijkt mij heel raar: dat een barbaars gebruik, het tatoeëren, ten grondslag ligt aan een karakter dat later sterk geassocieerd wordt met dingen als literatuur, ontwikkeling, beschaving.” Sommige karakters zijn zo vreemd dat er meerdere interpretaties in omloop zijn. Het karakter hoofd zou volgens sommigen een hertenkop met gewei voorstellen. Anderen houden het op een gestileerde weergave van een mensenhoofd met kapsel. Lindqvist vond op een bronzen vat van meer dan drieduizend jaar geleden, een afbeelding van twee hertenkoppen die precies lijken op het oude teken voor hoofd. “Ik denk daarom dat het de kop van een sikahert weergeeft, een klein hert met een groot gewei, waar in de Chinese oudheid veel op werd gejaagd. We weten dat dit hert een rol speelde in diverse rituelen.” Maar hoe wordt een hertenkop een (menselijk) hoofd? “Je kunt denken aan sjamanen die zo’n hertenkop met gewei als masker gebruikten. Dat gebeurde de afgelopen eeuw nog in Tibet, Mongolië en Siberië – daar zijn beschrijvingen van. Waarschijnlijk verwees het teken eerst naar het hoofd van de sjamaan en kreeg het later een algemene betekenis: hoofd.” Ook heel concrete karakters als boog, wagen en boot kunnen volgens Lindqvist alleen goed begrepen worden als je er oude archeologische vondsten naast legt, want bogen, wagens en boten zagen er drieduizend jaar geleden heel anders uit dan nu. Lindqvist bestudeerde daarom zoveel mogelijk archeologisch materiaal uit de periode van 1500 tot 200 voor Christus. Ze slaagde er bijvoorbeeld in om een van de vreemdste karakters te ontraadselen: het teken voor put. dakje. “In de Shuowen jiezi, een woordenboek uit het jaar. Lindqvist is de eerste die de oude inscripties systematisch heeft vergeleken met allerlei ander archeologisch materiaal. “Chinese taalkundigen hebben dat, gek genoeg, nooit gedaan”, zegt ze. “Die zijn alleen bezig met taal, ze kijken niet verder dan hun vak.” Misschien dat haar boek daar verandering in brengt, want van de Chinese vertaling zijn inmiddels honderdduizend exemplaren verkocht. “Er ligt in China vast nog veel onder de grond dat een nieuw licht kan werpen op bepaalde karakters. Er is nu zoveel bouwactiviteit. Ze stuiten om de haverklap op oude graven, dorpen en steden. Ieder jaar worden er drieduizend belangrijke vondsten gerapporteerd. Dan gaat het niet om wat potten of tegels of zo, maar echt om grote vindplaatsen. Helaas wordt daar weinig mee gedaan. Er is weinig geld voor archeologie. Dus het blijft bijna allemaal in de grond.” offerbijlen. De stap van concrete naar abstracte karakters werd ook al meer dan drieduizend jaar geleden gezet. Hoe verwijs je naar ‘water’? Door een rivier te tekenen dus. En vorst (heerser) – abstracter dan man of vrouw – werd afgebeeld als: een offerbijl. Tenminste, dat is het beeld dat Lindqvist erin ziet: “Door de eeuwen heen zijn daar veel discussies over geweest. Volgens sommigen zouden de drie horizontale streepjes in dit karakter verwijzen naar de hemel en de aarde, met daartussenin de mensen. Anderen dachten: yin en yang, met de vorst ertussenin. Weer anderen zagen er een groot laaiend vuur in. Maar de laatste decennia zijn er in en rond Anyang oude offerbijlen gevonden, die overeenkomen met de oudste vormen van dit karakter. Zo’n offerbijl was natuurlijk een symbool van macht, net als de helmen en zwaarden die je in onze Europese heraldiek tegenkomt.” Het karakter voor bos is, heel simpel: twee bomen. Drie bomen bij elkaar betekent: ‘dicht bos’ – maar ook: ‘donker’ en ‘ernstig’. Door concrete karakters met elkaar te combineren, ontstonden er allerlei nieuwe tekens voor abstractere zaken. Man plus berg betekent: onsterfelijk. Voor een Chinees is dat een heel logische combinatie, want in Chinese verhalen en sprookjes wonen de onsterfelijken altijd hoog in de bergen. Volgens Lindqvist vertellen de combinaties veel over de mensen die de tekens indertijd hebben verzonnen. “Want waarom kozen ze juist voor die combinatie? Sommige combinaties liggen heel erg voor de hand. Een zon met een maan betekent: helder. Twee handen: vriend. Maar waarom betekent een schaap plus het teken voor groot (een grote man): mooi? Verwijst dat teken naar een groot schaap, of beeldt het een sjamaan af – een grote man af die zich getooid heeft met een schapekop?” Ook werkwoorden – abstracter dan zelfstandig naamwoorden – werden geschreven als een combinatie van twee of meer concrete afbeeldingen. Een hond plus een mond is: blaffen. Hond plus neus: stinken. Man plus boom: rusten. Een vogel in een boom betekent: bijeenkomen, zich verzamelen. Lindqvist: “Dat is wel eigenaardig. Want hoe kan één vogel nou bijeenkomen? Volgens sommigen had dit teken eerst een andere betekenis: ergens gaan zitten. De huidige betekenis zou zich daaruit ontwikkeld hebben.” Het bijwoord plotseling werd oorspronkelijk afgebeeld als: drie vogels plus het teken voor regen. Een duidelijk beeld, vindt Lindqvist: “Vogels die plotseling opvliegen, omdat het begint te regenen.” In het huidige karakter voor plotseling is nog maar één van die drie vogels over, want dat tekent wat gemakkelijker. Sommige combinaties zijn toch ook weer raadselachtig. Het karakter voor wild dier is samengesteld uit hond plus iets anders. Maar wat precies? Lindqvist bekeek ooit recente vondsten uit de steentijd, kleine balletjes die waarschijnlijk deel hadden uitgemaakt van slingers waarmee dieren gevangen konden worden. Ze legt uit hoe het werkt: “Je bindt twee stenen kogels vast aan een stuk touw van een halve meter. Je zwiept dat de vlakte over, zodat ze tussen de poten van vluchtende dieren terecht komen.” Bij sommige primitieve volkeren (in Argentinië, maar ook in Zuidwest-China) werd die methode tot voor kort nog gebruikt. “Als je naar het oude karakter voor wild dier kijkt, zie je dat het een hond is met zo’n slinger ernaast.” vier monden. Een combinatie die Lindqvist nog niet heeft kunnen ophelderen is de afbeelding van een hond met vier monden eromheen. Dat karakter betekent: vat, voorwerp, gereedschap, capaciteit. Lindqvist: “Zijn die monden soms de openingen van potten waar iets in bewaard wordt? Staat de hond op wacht tussen die potten? Of zijn het de openingen van kelders waar dingen in bewaard werden? We weten het niet.” Door op deze manier allerlei tekens met elkaar te combineren, is er een opeenstapeling van beelden en betekenissen ontstaan: een parallel tekensysteem, dat in wezen onafhankelijk is van gesproken taal – van hoe de woorden daadwerkelijk klinken. De oorspronkelijke Zweedse titel van Lindqvists boek luidt dan ook Tecknens Rike: het rijk der tekens. “Helaas kun je niet oneindig doorgaan met deze manier van combineren”, zegt ze. “Je kunt twee bomen tekenen: bos. Je kunt drie bomen tekenen: dicht bos. Daar kun je dan weer drie druppels naast tekenen: dan regent het in het bos. Maar het wordt al gauw te veel. Dan is het niet praktisch meer.” Vandaar dat er, om nog tienduizenden andere woorden te kunnen schrijven, een ander systeem bedacht werd. Dat gaat ook uit van het combineren van tekens, maar dan op een andere manier: van de twee karakters die gecombineerd worden, heeft de eerste iets te maken met de betekenis van het woord. Het tweede karakter zegt iets over de klank ervan. Afborstelen bijvoorbeeld wordt geschreven als een combinatie van hand (afborstelen doe je met je handen) en schrift (‘afborstelen’ werd vroeger precies zo uitgesproken als ‘schrift’). Dit type karakters, met een radicaal (betekenis-inhoudelijk) element (hand) en een fonetisch element (schrift), vormt tegenwoordig 96 procent van alle karakters (85 duizend). Veel van deze samengestelde karakters zijn al tweeduizend jaar geleden bedacht. Jammer genoeg heeft gesproken taal de eigenschap om steeds maar te veranderen, dus de klank van de woorden is in de loop der eeuwen vaak flink verschoven, en sommige woorden zijn zelfs door andere woorden vervangen. Dus zijn veel tekens wat betreft het fonetische element onbegrijpelijk geworden, en moeten ze nu domweg nu uit het hoofd geleerd worden. De Chinese karakters zeggen ook iets over de (vroegere) verhouding tussen mannen en vrouwen. Het karakter voor vrouw – een eenvoudig symbool dat uit vier streepjes bestaat – mocht zich in de jaren zeventig verheugen in de bijzondere belangstelling van Chinese feministen. In de vroegste vormen, uit duizend voor Christus, is duidelijk het figuurtje van een vrouw te herkennen. Lindqvist: “Feministen zagen daar een vrouw in die wordt onderdrukt: voorover gebogen, alsof ze een of andere last moet dragen. Maar dat is echt flauwekul. Ik zie er iets heel anders in: een vrouw die ergens mee bezig is, ze doet iets met haar handen. Alsof ze een kind vasthoudt, planten verzorgt, eten maakt – zoiets. Er zit niks negatiefs in, volgens mij.” ontucht. Maar dan de gecombineerde karakters. Twee vrouwen is: ruzie maken. Drie vrouwen bij elkaar: valsheid, ontucht, echtbreuk. Daar staat tegenover dat vrouw plus kind ‘goed’ betekent. En een vrouw onder een dakje staat voor: vrede, rust. “Dat beeld kun je op verschillende manieren interpreteren”, zegt Lindqvist. “Is het de rust die een man voelt wanneer hij een vrouw onder zijn dak heeft? Of is het de rust van de vrouw zelf? Dat weten we niet.” Lindqvist maakte ook een analyse van alle samengestelde karakters waar het teken voor vrouw als radicaal element (dus als betekenis-aanduider) in zit. Dat leverde een lijstje op van voor de hand liggende zelfstandig naamwoorden als tante, dienstmeisje, schoonzuster, en ook zwangerschap, baren. Daarnaast opvallend veel bijvoeglijk naamwoorden. Mooi, lief, elegant, stijlvol, slank, stil en vriendelijk, gedwee. Maar ook: vals, trouweloos, lastig, jaloers, achterdochtig, lui, lelijk, afgesloofd. “Het is ofwel heel positief, ofwel heel negatief. Daar zit niets tussen. En de negatieve woorden zijn in de meerderheid. Dus ja, wat zegt dat over de Chinese cultuur? In ieder geval dit: dat die karakters vermoedelijk door mannen bedacht zijn.” Cecilia Lindqvist - ‘Het karakter van China. Het verhaal van de Chinezen en hun schrift’, uitgever Balans. 392 pag., prijs: € 35,- Bij het artikel Karakteranalyse in de bijlage Wetenschap & Onderwijs 12 januari is de naam weggevallen van de vertaalster van het boek Het karakter van China. Het verhaal van de Chinezen en hun schrift van Cecilia Lindqvist. De vertaalster heet Bertie van der Meij. Nieuwsbrief NRC Boeken. Het laatste boekennieuws met onze recensies, de interessantste artikelen en interviews. Het karakter van China. Het verhaal van de Chinezen en hun schrift. by Cecilia Lindqvist. Het eerste hoofdstuk is te lezen op de website van de uitgeverij. Het boek is ondermeer te koop in webshop Zaiton.nl Het karakter van China - Cecilia Lindqvist. Het heeft lang geduurd, maar nu is het zover: de Nederlandse vertaling van het boek over Chinese karakters van Cecilia Lindqvist is uit. Dit standaardwerk verscheen in 1989 in Zweden en is in vele talen vertaald, ook in het Chinees. Het boek is een heerlijk bladerboek voor iedereen die interesse heeft in Chinese karakters, de oorsprong ervan en de verhalen eromheen. Waarom zien Chinese karakters eruit zoals ze eruit zien? Dat is de centrale vraag die de auteur probeert te beantwoorden. Sinds het begin van haar studie Chinees, in de jaren zestig bij de bekende sinoloog Karlgren, merkte Lindqvist hoe belangrijk het was om een verhaal te horen bij een karakter. Zoveel gemakkelijker uiteindelijk ook kun je het karakter onthouden. Ze begon het boek te schrijven en merkte dat veel informatie oud en echterhaald was. Er werden immers vele archeologische opgravingen verricht, die telkens nieuwe informatie over de oorsprong van karakters gaven. Het boek leunt dan ook zwaar op de archeologie. We zien tal van afbeeldingen van voorwerpen die te maken hebben met hoe de oude Chinezen de werkelijkheid om zich heen 'verwoordden' in karaktertekens. De Chinezen keken vaak ook anders aan tegen dingen dan westerlingen. Leuk om te lezen is bijvoorbeeld de achtergrond van het karakter voor 'neus': Westerlingen tekenen een neus meestal in zij-aanzicht. Chinezen tekenen juist een vooraanzicht, wat uiteraard een heel ander plaatje oplevert.Het karakter voor neus is daarop gebaseerd.(zie plaatje uit het boek:) Karakter voor 'neus' Door alle informatie die Lindqvist uit externe bronnen of uit eigen China-ervaringen rond een karakter optekent, is het boek ook nog eens een cultuur-historisch juweeltje. Het boek is ingedeeld naar thema's: het menselijk lichaam, water en bergen, akkerbouw, daken en huizen, cijfers en abstracte tekens en vele andere. Ook laat Lindqvist zien hoe karakters worden geschreven. Het enige punt van kritiek op dit bijna 400 pagina's tellende boek is helaas wel een fundamenteel punt: vrijwel nergens staat bij de karakters geschreven hoe je ze uitspreekt, oftwel: de transcriptie ontbreekt. Aan het eind van het boek meldt de schrijfster uit dat 'het te ver zou voeren om ons in de uitspraak te verdiepen', maar dat lijkt een grote gemiste kans. Met heel weinig extra moeite was dit boek volledig geweest. Juryrapport Filter Vertaalprijs 2008 68-70. De Filter Vertaalprijs 2008 wordt toegekend aan Bertie van der Meij voor haar vertaling van Tecknens Rike (1989) onder de titel Het karakter van China: Het verhaal van de Chinezen en hun schrift (Balans). Het karakter van China is een boek over het Chinese tekenschrift van de Zweedse sinologe Cecilia Lindqvist, dat intussen als standaardwerk geldt en reeds vele prijzen mocht ontvangen. Het boek ontsluit op magnifieke wijze de ontstaansgeschiedenis van het tekenschrift en laat veel zien over hoe het schrift het karakter van China heeft gevormd maar ook: hoe het karakter van China juist dat schrift heeft gevormd. Aan de hand van historische feiten, orale vertellingen, kunsthistorische en wetenschappelijke bevindingen en observaties (Lindqvist woonde zelf enige jaren in China) gaat zij ons voor in een ontdekkingstocht die de ondoorgrondelijkheid van het Chinese tekenschrift op fascinerende manier blootlegt. Het visuele of fysieke aspect van de werkelijkheid zoals aangetroffen op inscripties en in illustraties blijkt veelal de sleutel tot de ontwikkeling van de tekens. Zoals de fundering van een put aanleiding gaf tot de specifieke weergave van het karakter voor ‘put’, zo kan een op het eerste gezicht kubistisch aandoende afbeelding van een lichaam plotseling feilloos verklaren waarom het karakter voor lichaam meer impliceert dan alleen ‘dik mens’: Maar hoe zit het nu met dat karakter voor lichaam ? Is het alleen maar een beeld van een dik mens? Als je de oudste tekens beter bekijkt, zie je dat ze allemaal een klein stipje midden op de buik hebben. Als dat een navel moet voorstellen, zit het op de verkeerde plek en hebben die tekens iets Picasso-achtigs, meer dan voor die oude tekens gebruikelijk is. Maar als je zo’n teken ziet als het beeld van een zwangere vrouw, en de stip als het kind, dan wordt het een logische afbeelding, bijna mooi zelfs. Wat is nu een betere illustratie van het begrip lichaam dan het beeld van een vrouw in vergevorderde staat van zwangerschap? Zó zwaar voel je je dan, zó vol van trappelend leven! (41) Het boek is een enthousiast, vol passie geschreven verslag van Lindqvists onderzoek. Passie en enthousiasme worden in de vertaling voorbeeldig gereflecteerd. De uitgave van Balans is bovendien schitterend opgemaakt, stevig gebonden (met leeslint) en prachtig geïllustreerd. Het ontwikkelingsproces van ieder teken wordt bijvoorbeeld verhelderd door iedere fase in de ontwikkeling een eigen kleur of grootte – een eigen karakter – te geven. Een apart fotokatern laat op voorbeeldige wijze de relaties tussen tekens en de werkelijkheid waarnaar de tekens verwijzen zien. Het boek eindigt met een fraai geïllustreerd ‘doe-het-zelf’-hoofdstuk aan de hand waarvan de lezer zelf karakters kan leren schrijven (of tekenen ). Het boek is een archeologische studie, een orthografische studie en, niet in de laatste plaats, een studie over vertalen: over het omzetten van cultuur-specifieke verschijnselen (dingen, dieren, planten) in Chinese karakters. In feite hebben zowel de vertaalster als de auteur een dubbelslag gemaakt: niet alleen moest Lindqvist het Chinese teken vertalen in het Zweeds, Van der Meij moest op haar beurt het Zweeds alsmede het ‘Zweedse Chinees’ vertalen in het Nederlands. In die veelzijdige opdracht is zij uitmuntend geslaagd. Het boek lijkt rechtstreeks in het Nederlands te zijn geschreven. Bertie van der Meij, gelauwerd vertaalster van Göran Tunström, en en van Dokter Glas van Hjalmar Söderberg, over wie zij haar scriptie schreef, kreeg in 2000 de Nijhoff Prijs voor haar vertalingen uit het Zweeds. Met het prijzengeld vertaalde zij een paar boeken die ze altijd graag had willen vertalen. In 2007 verscheen van Een kameel zonder bult (bij De Geus), een boek in gebroken Zweeds, in Van der Meijs vertaling prachtig weergegeven in gebroken Nederlands: Plotseling de flat dendert van een enorme klap. Het was ongeveer als de geluid van een glasbak die geleegd wordt. Daarna werd het volkomen stil. Papa en ik wij holden tegelijk naar de keuken en naar de geluid van de klap. Op de vloer er lagen allemaal glinsterende korreltjes van de plafondlamp die helemaal verbrijzeld was. (49) Bertie van der Meij krijgt de Filter Vertaalprijs 2008 voor haar volkomen vakmanschap, voor de uiterste zorg die zij aan haar Nederlands besteedt en voor haar sublieme maatgevoel wanneer afwijken van de standaardtaal gevraagd is. Naast de uiteindelijke winnaar selecteerde de jury van de Filter Vertaalprijs 2008 aan de hand van meer dan twintig in 2007 verschenen titels bijzondere vertalingen van zeven vertalers, in alfabetische volgorde: Patrick Lateur, Leo van Maris, Ger Meesters, Ina Rilke, Kristofer Schipper en Bart Vonck. Patrick Lateur werd genomineerd voor Dichters hebben vele moeders:150 epigrammen uit de Anthologia Graeca (Voltaire), een vertaling uit het Oudgrieks. Leo van Maris kreeg een nominatie voor zijn vertaling van Lucien Leuwen van Stendhal (Atlas), een prestatie die zeer goed ontvangen werd in de diverse dag- en weekbladen. Ger Meesterswerd geselecteerd voor Reis door Lapland 1732. Iter Lapponicum, het dagboek van Carl Linnaeus , uitgegeven door de KNVV (Koninklijke Vereniging voor Veldbiologie). Ina Rilke werd wederom genomineerd voor een vertaling van W.F. Hermans in het Engels, voor The Darkroom of Damocles (Harvill Secker). Kristofer Schipper kreeg een nominatie voor De volledige geschriften van Zhuang Zi, het grote klassieke boek van het taoïsme (Augustus). Bart Vonck kwam met een luisterrijke vertaling van gedichten van de Frans-Marokkaanse dichter Abdellatif Laâbi (Uitgeverij P.), een van de belangrijkste vernieuwers van de Marokkaanse literatuur, die bijna tien jaar in een van de beruchte gevangenissen zat van Hassan II. De jury van de Filter Vertaalprijs 2008 bestond uit Onno Kosters, Ton Naaijkens en Désirée Schyns. De man bij de huisdeur. Het karakter van China van de Zweedse sinologe Cecilia Lindqvist uit 1989 is nu in het Nederlands vertaald. Het boek verklaart het Chinese schrift. ‘De rector van de Universiteit van Peking zei: u weet veel meer over de karakters dan wij.’ 11 januari 2008 – verschenen in uit nr. 2. Abonnees kunnen artikelen aan hun leeslijst toevoegen. Neem het teken voor mens: een gestileerde afbeelding van een lopende persoon. ‘Groot’ is het beeld van iemand die zijn armen breed uitspreidt, ‘goed’ is, heel sprekend, een vrouw met een kind. Zet een varken onder een dak, en je hebt het karakter voor huis, want een huis kan pas echt een huis zijn als het er aan eten niet ontbreekt. Wie zei dat Chinese karakters onbegrijpelijk zijn? Boeken die aan leken uitleggen hoe leuk Chinese karakters kunnen zijn, waren er al. Bijvoorbeeld de drie deeltjes Fun with Characters, waarin met plaatjes en praatjes de betekenis van een aantal karakters wordt verklaard. De eenvoudigste karakters zijn pictogrammen: getekende afbeeldingen van de werkelijkheid, gezien door Chinese ogen. Lastiger én leuker worden de combinaties. Het karakter voor vragen (wèn) is een man bij een huisdeur, een plek waar doorgaans nogal wat vragen worden gesteld. De combinatie van mens en mond levert het woord voor bevolking op, vanwege al die monden die gevoed moeten worden. ‘Oud’ is een samengesteld karakter waarin je, als je het weet, de tekens herkent voor mens, haar en verandering: een mens wiens haar grijs is geworden. In het oude karakter voor studeren kun je volgens Fun with Characters de handen van de leraar zien, kruislings gespreid over een nog in duisternis wandelend kind. Maar behalve leuk kunnen Chinese karakters ook fascinerend zijn. Lees daartoe Het karakter van China van de Zweedse sinologe Cecilia Lindqvist. Wat taaie materie voor kamergeleerden had kunnen zijn, is een bestseller geworden. Niet alleen in Zweden en andere westerse landen, maar – en dat is een unicum – ook in de Chinese wereld zelf. Lindqvists boek uit 1989 is nu eindelijk ook in het Nederlands verschenen. De vertaling is meestal uitstekend, lelijke uitglijders als ‘uitgehouwd’ daargelaten. Het is een aardig, persoonlijk opgeschreven verhaal. Vlotte tekst, mooie illustraties, kloek formaat, prachtig omslag: Het karakter van China lijkt gemaakt te zijn voor de koffietafel. En toch is het, hoewel er geen voetnoot in staat, een wetenschappelijk werk van formaat. Want de auteur is de eerste die systematisch gebruikmaakt van archeologisch materiaal om de oorsprong van de karakters te verklaren. En ze heeft geen moeite om uit andere bronnen te putten dan de orthodox-wetenschappelijke: de Chinese natuur, Chinese gebruiken en gebruiksvoorwerpen, Chinese wegen, wagens, weefgetouwen en waterputten, Chinese noem maar op. En voor het duiden van de karakters gebruikt ze ook haar persoonlijke ervaringen met het Eeuwige China, dat over alle veranderingen heen, of onder alle veranderingen door, nog steeds bestaat. Uit het verhaal dat zij de karakters laat vertellen, rijst dan ook de Chinese cultuur zelf op. Professor Cecilia Lindqvist is een vriendelijke, alerte vrouw, een kwart eeuw jonger ogend dan haar 75 jaar, en allesbehalve een karaktermonomaan. Zwedens meest vooraanstaande sinoloog is ook kunsthistoricus, fotograaf en musicus en heeft flink door de wereld gereisd. In oktober 1968 was ze in Villagrande in Bolivia. Daar hoorde ze een Amerikaanse officier hetzelfde zeggen als 35 jaar later de voormalige onderkoning van Irak, Paul Bremer: ‘We got him.’ De ‘him’ van 1968 was Che Guevara. Cecilia heeft zijn lijk gefotografeerd. Toen ze in 1961 als 28-jarige naar China kwam, was het niet om zich te bekwamen in karakters, maar op de qin (spreek uit: tsjien), een traditioneel Chinees snareninstrument. ‘In het begin lukte het me niet met iemand contact te krijgen. De mensen waren bang voor me. Het was verboden te spreken met buitenlanders.’ Desondanks leerde ze een erudiet man kennen die ervoor zorgde dat ze, als enige buitenlander, kon gaan studeren aan het qin-instituut in Peking. ‘Ik kwam in een groepje van tien hoog opgeleide mensen, onder wie een neef van de laatste keizer. Een bijzonder inspirerende omgeving. Twee jaar lang ben ik diep ondergedompeld geweest in de Chinese cultuur. En toen kwam de Culturele Revolutie. Het instituut werd gesloten. Twee medewerkers werden naar Tianjin gestuurd om groente te gaan telen. Maar de instrumenten waren goed verstopt. Na de Culturele Revolutie is het instituut heropend.’ Als student al was Lindqvist geïnteresseerd in Chinese karakters. Haar hoogleraar Bernhard Karlgren legde nooit een karakter uit zonder te verklaren waar het vandaan kwam. Zijn enthousiasme werkte aanstekelijk. In China stortte Lindqvist zich al snel op de kalligrafie, een in hoog aanzien staande kunst die je met de vertaling ‘schoonschrijven’ zwaar tekortdoet. Het schrift speelt in China een enorm belangrijke rol. Overal zie je teksten, zelfs op rotswanden midden in de natuur. De Chinezen koesteren hun karakters. Het logo van Air China is het gestileerde karakter voor vogel. Het logo voor de Olympische Spelen 2008 stelt een atleet voor, in wiens vormen iedere Chinees jing (hoofdstad) herkent, het belangrijkste karakter van Beijing (hoofdstad van het noorden). Waar komt die grote liefde voor het geschreven woord vandaan? Cecilia Lindqvist: ‘De eerste keizer unificeerde het schrift. Karakters waren al vroeg een middel om het rijk bijeen te houden. Als je mandarijn wilde worden, moest je een goede kalligraaf zijn, anders haalde je het keizerlijke examen niet. In Zweden decoreren we ons huis nooit met mooi geschreven woorden. De Chinezen daarentegen zijn gek op decoraties met karakters, bijvoorbeeld shòu, lang leven.’ Voorstellen om het karakterschrift te vervangen door het Latijnse alfabet hebben het nooit gehaald, om zowel praktische als culturele redenen. De sprekers van de diverse Chinese talen en dialecten kunnen elkaar vaak niet verstaan, maar dankzij het schrift wel begrijpen, omdat de woorden wel verschillend worden uitgesproken maar op dezelfde manier worden geschreven. De invoering van fonetisch schrift zou deze enige communicatiemogelijkheid tenietdoen. Natuurlijk zouden de Chinezen het verlies van hun schrift als een grote culturele verarming beschouwen, als een knauw in hun nationale trots en waarschijnlijk als gezichtsverlies tegenover het Westen. Bovendien, zegt Lindqvist, ‘zouden dan de oude geschriften niet meer te lezen zijn. Door latinisering zou de taal sterk inkrimpen. De angst dat door de computer het Chinese schrift verloren zou gaan, blijkt misplaatst. De karakters zijn in een computer uitstekend in te voeren.’ Essentieel voor het traceren van de geschiedenis van de karakters zijn oude bronzen vaten met inscripties en de nog oudere orakelbeenderen. Dat zijn schildpadschilden en ossen- en schapenbotten met daarop de oudste ons bekende karakters. Ze werden ontdekt in 1899 door iemand die in een apotheek ‘drakenbeenderen’ ging kopen. Bij het vermalen van de stukjes bot van dit traditionele geneesmiddel zag hij dat er inscripties op stonden. Het zijn vragen over de toekomst, bijvoorbeeld: ‘Zal er de komende tien dagen een ongeluk gebeuren?’ Aan de onderkant van het schild of het bot waren holten geboord, waarin de waarzegger een gloeiende bronzen staaf stak. Daardoor sprongen er barsten in het schild of het bot, waaraan het antwoord van het orakel werd afgelezen. Tot nu toe zijn er vijftigduizend orakelbeenderen met een inscriptie gevonden. Cecilia Lindqvist: ‘Geen enkel karakter op de beenderen is van vóór 1300 voor Christus, maar hun vorm wijst erop dat ze al een lange voorgeschiedenis hebben. Het wachten is op nieuw materiaal. De eerste vondsten kwamen pas voor de dag bij de aanleg van stuwdammen in de jaren vijftig van de vorige eeuw. Vóór die tijd waren opgravingen verboden, omdat men anders de voorouders zou storen. Waar je in China ook gaat graven, overal vind je resten van het verleden. Tegenwoordig worden er iedere dag drieduizend nieuwe vondsten bij de musea gemeld. Het is gewoon te veel. En vaak slaat in opgegraven vondsten het bederf toe.’ De grafheuvel van de eerste keizer van het verenigde China, waarin fabuleuze schatten zouden zijn verborgen, heeft men nog steeds niet open durven maken omdat men nog niet de technische middelen heeft om de vondsten onmiddellijk te conserveren. Lindqvist heeft veel inscripties op opgegraven artefacten bestudeerd. Dat stelde haar in staat de ontwikkelingsgang van een aantal karakters te documenteren en ze daardoor begrijpelijk te maken. Dat verklaart volgens haar het succes van haar boek: ‘Iedereen denkt altijd dat Chinese karakters onbegrijpelijk zijn. Maar in mijn boek kun je de continuïteit zien. Dat heeft eenzelfde effect als de ontcijfering van de hiëroglyfen of de ontdekking van de Dode-Zeerollen. Bovendien is er de laatste jaren veel belangstelling voor China.’ Toen Lindqvist na vijftien jaar haar boek had afgerond, vond haar Zweedse uitgever het een riskante, kostbare onderneming. Hij wilde de oplage niet groter maken dan achtduizend. Alleen al in Zweden zijn er nu honderdduizend verkocht. Maar ook in de Chinese wereld zelf doet het boek het geweldig. In 2006 verscheen het in Taiwan, waar het de prijs voor het beste boek van het jaar kreeg en waar al even veel exemplaren zijn verkocht als in Zweden. In China is het boek al aan zijn twaalfde druk toe. Hoe verklaart de schrijfster dat? Wisten de Chinezen zo weinig over hun eigen karakters? Lindqvist: ‘Dit thema vond men vroeger in China een elitezaak voor professoren – totdat ze erachter kwamen dat de karakters veel te maken hebben met het dagelijks leven. De taalgeleerden weigerden archeologisch bewijsmateriaal serieus te nemen. En het onderwijs is nog vaak een kwestie van nazeggen en niet van het zoeken naar verklaringen. Ik was bang dat de Chinese taalgeleerden zouden reageren met: daar komt een buitenlander ons even vertellen hoe het zit. Ik was bang dat ik fouten had gemaakt. Maar nu komt mijn boek zelfs uit in een set van drie voor de middelbare school. En de Universiteit van Peking heeft me uitgenodigd gasthoogleraar te worden. De rector zei: u weet veel meer over de karakters dan wij.’ Cecilia Lindqvist, Het karakter van China: Het verhaal van de Chinezen en hun schrift. Vertaald door Bertie van der Meij, Balans, 392 blz., € 29,95. Het karakter van China. Het verhaal van de Chinezen en hun schrift. by Cecilia Lindqvist. Het Chinees wordt door meer mensen gesproken dan welke ander taal dan ook. Maar als we “Chinees” zeggen, welk Chinees bedoelen we dan? Hieronder gaan we in op deze vraag. Verder laten we een aantal interessante eigenschappen van het Chinees de revue passeren. Sommige mensen vinden dat Chinezen zingen als ze praten, anderen vinden het weer meer als knauwen klinken. Het is allebei te verklaren. Omdat iedere lettergreep met een bepaald toonverloop uitgesproken moet worden, ontstaat er voor wie er oor voor heeft als het ware een melodietje. Aan de andere kant zijn Chinese woorden over het algemeen heel kort, wat de knauwerigheid in de hand werkt. Welk Chinees? Als we het over het Chinees hebben, bedoelen we meestal het Mandarijn. Het Mandarijn is de standaardtaal van China: de taal die wordt gebruikt bij het bestuur van het land op alle niveaus, in de rechtspraak en alle andere officiële functies. Vrijwel alle programma’s op radio en televisie zijn in het Mandarijn, alle kranten en tijdschriften zijn in het Mandarijn en het Mandarijn is ook de taal die in het onderwijs wordt gebruikt. Het overgrote deel van de Chinese bevolking heeft een variant van het Mandarijn als moedertaal; de rest leert het op school of door naar de televisie te kijken. Het Mandarijn wordt als moedertaal gesproken in een brede strook die zich van het uiterste noordoosten van China uitstrekt tot het uiterste zuidwesten. Natuurlijk is het Mandarijn van de Zuidwesterling niet helemaal hetzelfde als dat van de Noordoosterling, maar wat ze spreken is duidelijk te herkennen als Mandarijn. Er worden in China naast het Mandarijn nog heel veel andere talen gesproken. Ten eerste zijn er de andere Chinese talen, die we meestal “Chinese dialecten” noemen, zoals het Kantonees, het Hakka en het Hokkien. De term dialect is wat misleidend omdat hij suggereert dat de onderlinge verschillen niet zo groot zijn. Maar dat zijn ze wel! Ze klinken heel anders, de woordenschat is bij lange na niet hetzelfde en ook grammaticaal zijn er grote verschillen. Je zou kunnen zeggen dat het Kantonees en het Mandarijn van elkaar verschillen zoals het Nederlands van het Deens: het Nederlands en het Deens behoren allebei tot de Germaanse taalfamilie en ze hebben veel gemeen, maar heel veel ook niet. De niet-Mandarijnse, Chinese talen worden gesproken ten zuidoosten van de Mandarijnse strook, zeg maar het kustgebied tussen Shanghai en Hongkong en het directe achterland. De Chinezen die zich in de loop der tijd overzee hebben gevestigd komen uit deze zuidoostelijke kustgebieden. Dat geldt ook voor Chinezen in Nederland, die grotendeels uit Hongkong afkomstig zijn en Kantonees spreken, en uit Wenzhou en omgeving (een paar honderd kilometer ten zuiden van Shanghai), waar men Wenzhounees spreekt. Naast de Chinese talen, zijn er nog minstens vijftig talen die gesproken worden door etnische minderheden in China, zoals het Tibetaans en het Oeigoers. Sommige van deze talen zijn in de verte verwant aan het Chinees (zoals het Tibetaans), maar vele behoren tot andere taalfamilies (zoals het Oeigoers, een verre neef van het Turks). Hieronder gaat het uitsluitend over het Mandarijn. Korte woordjes. De meeste Chinese woorden zijn kort: ze hebben vaak maar één of twee lettergrepen die eenvoudig in elkaar zitten. Het Chinees kent geen clusters van medeklinkers zoals we die in het Nederlands kennen: spr-, kn-, -chts. Het ingewikkeldst dat in het Chinees voorkomt zijn klankcombinaties die we volgens de Nederlandse spelling zouden schrijven als ts, tsj of dzj, en die vinden we alleen aan het begin van een lettergreep. Aan het eind van een lettergreep zijn de mogelijkheden helemaal beperkt: we vinden er slechts klinkers (zoals a, o, i ), n, ng en een klank die ongeveer klinkt als een Engelse r . Tonen. De lettergrepen van het Chinees mogen dan relatief simpel in elkaar zitten, daar staat tegenover dat er wel op iedere lettergreep een toon zit. Iedere lettergreep wordt uitgesproken met een bepaald toonverloop en spreek je dit verkeerd uit, dan krijg je een ander woord. Neem een lettergreep als wang. In het Mandarijn kun je die op vier verschillende manieren uitspreken en iedere keer krijg je een andere betekenis. Spreek je wang uit met een vrij hoge toon die constant hoog blijft, wāng, dan betekent het “samenklonteren”. Spreek je het uit met en stijgende toon (alsof je een vraag stelt), wáng, dan zeg je “koning”. Ga je eerst een stukje naar beneden en dan omhoog, wăng, dan heb je “(het) net” gezegd. En spreek je het uit met een dalend toonverloop, dus alsof je een commando geeft, wàng, dan zeg je “vergeten”. Zo gaat het met alle lettergrepen: Die tonen horen dus echt bij het woord. In het Chinees heeft een toon dezelfde status als de andere klanken in een woord. Als je in het Nederlands de b van bal verandert in een p, dan krijg je een ander woord: pal, en verander je de a in een e krijg je ook een ander woord: bel. Dat geldt ook voor het Chinees: als we de w in wàng “vergeten” vervangen door een b dan krijgen we bàng “fantastisch”. Het veranderen van een toon is hetzelfde als het veranderen van een andere klank in een woord. Verander je de toon, dan krijg je een ander woord. Het Chinees is een toontaal : het verloop van de toonhoogte binnen een woord draagt bij aan de betekenis van dat woord. Het verloop van de 4 tonen is hiernaast afgebeeld. Bron: Wikipedia. Verbuigingen en vervoegingen. Chinese woorden kun je niet verbuigen en vervoegen. Zo heeft een Chinees zelfstandig naamwoord maar één vorm: er wordt geen verschil gemaakt tussen enkelvoud ( boek ) en meervoud ( boeken ), en er worden ook geen verschillende naamvallen onderscheiden. Ook de werkwoorden hebben maar één vorm. Waar bij ons werkwoorden in verschillende vormen voorkomen ( kom, komt, komen, kwam, kwamen, gekomen ) kent het Chinese werkwoord in wezen maar één vorm. Verschil tussen tegenwoordige en verleden tijd wordt dus niet gemaakt. Wel kun je aan een werkwoord het woordje le toevoegen om aan te geven dat de handeling voltooid is. Hier is een voorbeeld: wŏ kàn nĭde shū. wŏ betekent ‘ik’, kàn betekent ‘lezen’, nĭde betekent ‘jouw’ en shū betekent ‘boek’ of ‘boeken’. Afhankelijk van de context betekent dit zinnetje dus: ‘ik lees jouw boek’, ‘ik las jouw boek’, ‘ik lees jouw boeken’, ‘ik las jouw boeken’. Als je dat woordje le achter het werkwoord kàn ‘lezen’ zet, wordt de handeling van het werkwoord voltooid: wŏ kàn-le nĭde shū ‘ik heb jouw boek(en) gelezen’ Dit le is voor alle werkwoorden hetzelfde. Je hebt dus niet voor verschillende werkwoorden verschillende vormen. Verdubbeling. Het Chinees kent ook een verschijnsel dat in het Nederlands nauwelijks voorkomt: verdubbeling. Hierbij wordt een lettergreep of woord herhaald om een bepaalde betekenis uit te drukken. In het Nederlands kennen we drukdrukdruk om aan te geven dat we het iets drukker is dan gewoon druk, maar meer voorbeelden zijn er bijna niet. In het Mandarijn kun je werkwoorden, bijvoeglijke naamwoorden en sommige zelfstandige naamwoorden verdubbelen. Per woordsoort heeft het verdubbelen een ander effect op de betekenis. Laten we eerst kijken naar de werkwoorden. Neem kàn ‘lezen’, dat we net al gezien hebben. Kàn betekent ‘lezen’, kànkàn betekent ‘even lezen’. De verdubbeling maakt het wat vrijblijvender, zwakt het wat af. Zuò betekent ‘zitten’, zuòzuò betekent ‘even zitten’. Tīng is ‘horen, luisteren’, tīngtīng ‘even luisteren’. Bij de bijvoeglijke naamwoorden is het effect precies het tegenovergestelde. Terwijl verdubbeling bij werkwoorden de boel wat afzwakt, wordt bij bijvoeglijk naamwoorden de betekenis bij verdubbeling juist versterkt: gāoxìng betekent ‘blij’, gāogāoxìngxìng betekent ‘heel blij’. Hóng betekent ‘rood’, hónghóng betekent ‘heel rood’. Zelfstandig naamwoorden kunnen maar heel soms verdubbeld worden. De verdubbeling geeft dan een speciaal soort meervoud aan. Zo betekent rén ‘mens’, maar rénrén ‘mens-mens’ betekent: ‘iedereen’. Maatwoorden. In talen als het Nederlands wordt onderscheid gemaakt tussen zelfstandig naamwoorden die een meervoudsvorm kennen ( boek-boeken ) en die, die maar één vorm hebben: rijst, krijt. Als je deze laatste wilt tellen moet je een zogenaamd maatwoord gebruiken: een kilo rijst, een kom rijst, een stuk krijt. Hetzelfde zien we bij vloeistoffen: een glas wijn, een fles bier, een krat water. Wat je dan eigenlijk zegt is: een [teleenheid] bier, een [teleenheid]wijn, een [teleenheid] rijst . Het aardige aan het Chinees is nu dat ze bij alle zelfstandig naamwoorden een maatwoord gebruiken, dus niet alleen bij die woorden waar wij het ook doen. In het Chinees zeg je dus ook: een [teleenheid] fiets, een [teleenheid] hond, een [teleenheid] mens. In het Chinees ziet dit er zo uit: één teleenheid yī liàng zìxíngchē ‘fiets’ één teleenheid fiets: ‘één fiets’ yī zhī gŏu ‘hond’ één teleenheid hond: ‘één hond’ yī ge rén ‘mens’ één teleenheid mens: ‘één mens’ Wat je ziet is dat het eenheidswoordje niet steeds hetzelfde is. In het Chinees gebruik je verschillende eenheidswoordjes voor verschillende categorieën zelfstandig naamwoorden. Dus: liàng is het eenheidswoordje voor voertuigen, zhī onder andere voor kleinere dieren, en ge is een heel algemeen eenheidswoord, dat oorspronkelijk ‘bamboestaak’ betekent. Zeg je in het Chinees ‘één mens’, dan zeg je dus eigenlijk: ‘één staak mens’. Naast deze drie eenheidswoordjes en de bijbehoren categorieën zijn er nog veel meer, zoals: tiáo voor lange dunne slappe dingen, zoals slangen en touwen, lì voor kleine ronde dingen, zoals korrels en kralen, zhāng voor vierkante platte dingen, zoals foto’s, vellen papier, tafels en bedden. Het schrift. Een artikel over de Chinese taal kan niet zonder een stukje over het Chinese schrift. Het Chinese schrift zit heel anders in elkaar dan het onze. Met ons alfabet schrijven wij, in principe, losse klanken. Soms heeft zo’n losse klank een betekenis, zoals de u, maar het is niet zo dat we iedere keer als we een u schrijven, de betekenis van het woord u erbij krijgen. Het Chinese schrift verschilt op twee punten van ons alfabetische schrift. Ten eerste schrijven ze geen losse klanken, maar hele lettergrepen in een keer. Ten tweede speelt de betekenis ook een belangrijke rol: verschillende woorden die hetzelfde klinken worden anders geschreven. Het is te vergelijken met wat we in de Nederlandse spelling doen met rauw-rouw, wij-wei, jouw-jou : als een woord iets anders betekent, schrijven we het anders, ook als het hetzelfde klinkt. Alleen doen wij dit niet zo veel: wat ‘bank’ ook betekent, we schrijven altijd ‘bank’. In het Chinese schrift is er voor iedere betekenisvolle eenheid (een woord of een deel van een woord) een apart teken (“karakter” genoemd). Er zijn bijvoorbeeld zo’n twintig verschillende woorden die allemaal klinken als jiā (dus met de hoge, gelijkblijvende toon), maar die allemaal een ander karakter hebben in het Chinese schrift. Hieronder zie je enkele voorbeelden hiervan. Het Chinese schrift heeft dan ook veel meer tekens heeft dan een alfabet; om de krant te lezen heb je er toch al gauw zo’n 3000 nodig.