nieuwsbrief augustus 2019 en andere ongewervelden Kenniscentrum Insecten issn 0169-2402 EIS 69 2 Nieuwsbrief EIS 69 (2019)

NIEUWSBRIEF van EIS Kenniscentrum Insecten en andere ongewervelden

Nummer 69 - augustus 2019

Contactorgaan voor de medewerkers van de Figuur omslag: In nummer 52 van Nederlandse Faunistische EIS-werkgroepen Mededelingen wordt de witte platrug Propolydesmus germani- cus voor het eerst voor Nederland vermeld. Dit kleine miljoen- Informatie: pootje werd op diverse plekken in het stroomgebied van de Rijn, vlakbij de Nederlandse grens aangetroffen. Dit is de eerste EIS Kenniscentrum Insecten aanvulling op de lijst van Nederlandse miljoenpoten sinds 2002 Postbus 9517, 2300 RA Leiden (foto Anne Krediet). tel. 071-7519314 [email protected] www.eis-nederland.nl www.facebook.com/EIS.Kenniscentrum.Insecten

Wordt aan medewerkers gratis toegezonden.

Van de redactie Redactie: Roy Kleukers Het was druk op het EIS-bureau het afgelopen half jaar. Naast alle reguliere projecten en publicaties organiseerden we in © copyright 2019 Stichting EIS, Leiden januari de drukbezochte EIS-dag (thema ‘There will be blood!’) en in april het symposium ‘Gaat het wel goed met de Bijdragen kunnen worden gezonden aan de redactie: spinnen?’, samen met de Nederlandse Entomologische EIS Kenniscentrum Insecten, Postbus 9517, 2300 RA Leiden, Vereniging. Een leuk extraatje was het welverdiende lintje voor [email protected] Peter van Helsdingen, oprichter van EIS en nog steeds nauw betrokken bij onze activiteiten. DTP: André van Loon Ondertussen is het EIS-bureau binnen Leiden verhuisd van ons Drukwerk: Offsetdrukkerij Nautilus - Leiden tijdelijk onderkomen aan de Vondellaan terug naar het moeder- gebouw aan de Darwinweg. We krijgen zo al een beetje een indruk van het nieuwe Naturalis en dat ziet er heel mooi uit. We zien uit naar de opening van de tentoonstelling eind augustus. In het voorjaar van 2019 hield Albert Heijn, samen met Naturalis, de populaire actie Top Insecten. De insectenplaatjes en tattoos waren zeer populair onder de jeugd en we verwach- ten over een jaar of tien een hausse aan nieuwe entomologen. Het cameravallenproject beleeft een spannend jaar. Na de ont- wikkelfase zullen dit jaar 100 camera’s in het veld ingezet INHOUD worden. We zijn heel benieuwd naar de eerste resultaten.

Werkgroepen ...... 3 Roy Kleukers EIS-nieuws ...... 7 Bestellijst EIS-publicaties...... 19 Overzicht EIS-werkgroepen...... 20 Deadline kopij EIS-nieuwsbrief 70: 30 september 2019 Werkgroepen 3 Werkgroepen Landplatwormen

In 2018 diende zich de mogelijkheid aan twee soorten landplat- wormen levend te observeren: de donkere landplatworm Microplana terrestris in de tuin van Jan van Duinen, en een aantal blauwe tuinplatwormen Caenoplana coerulea (exoot), door Andele Boorsma gevonden in een kas in Nijmegen. Deze laatste vondst werd goed opgepikt door Nature Today, en er staat een mooi filmpje van op Youtube van Roy Kleukers. Daarnaast waren er twee nieuwe vondsten van de grote Australische geelstreep Caenoplana bicolor, maar die was in 2014 ook al gesignaleerd. Er is een werkgroeppagina over de landplatwormenwerkgroep op de EIS-website toegevoegd en de exotenpagina’s op Nederlandsesoorten.nl zijn geactuali- seerd. Er is een begin gemaakt met de informatie op Wikipedia bij te werken. Er is een bezoek gebracht aan de Spaanse speci- aliste op het gebied van landplatwormen, Marta Alvarez-Presas eigenlijk heel zonde is gezien hun ecologisch en economisch in Barcelona, en een bezoek ingepland aan Jean-Lou Justine in belang. Bovendien zijn ze vrij goed in het veld herkenbaar, Parijs. Op 14 juni 2019 is de Nieuw-Zeelandse landplatworm kwam ik tot mijn verbazing achter. Ik heb sinds kort de werk- Arthurdendyus triangulatus toegevoegd aan de EU-Unielijst groep regenwormen van Astra Ooms overgenomen. Ik heb een determinatietabel gemaakt en hoop met de werkgroep en met Waarneming.nl de soortgroep bekender te maken.

Anne Krediet

Haften

Het is niet stil op haftengebied! Zojuist is een langverwachte aanvulling gepubliceerd op de Nederlandse lijst in Nederlandse Faunistische Mededelingen. Hierin zijn vier soorten voor het eerst gepubliceerd: Baetis liebenauae, B. buceratus, B. var- darensis en Caenis macrura. Drie daarvan waren al langer bekend, maar nog niet officieel gepubliceerd, maar B. liebe- Grote Australische geelstreep Caenoplana bicolor uit Rotterdam (foto nauae is volledig nieuw. Daarnaast worden in hetzelfde artikel Roy Kleukers) nog twee soorten besproken die na lange stilte opnieuw zijn opgedoken. Het gaat om een enkele waarneming van B. muti- cus en de spectaculaire terugkeer van Potamanthus luteus, die van invasieve exoten. De werkgroep zal zich de komende tijd nu een grote populatie heeft in de Roer. Alle andere soorten die verder onverminderd inzetten voor het in kaart brengen van besproken worden in het artikel zijn trouwens ook aangetroffen landplatwormen in Nederland, en ondergetekende hoopt er dit in de Roer, maar een aantal daarvan ook op andere plaatsen in jaar echt zelf eentje te vinden. het zuiden en oosten van Nederland. Daarnaast zijn in samenwerking met de EPT-studiegroep in Sytske de Waart Limburg al twee excursies geweest met de focus op haften. Begin juni zijn we naar de bronbeken bij Epen gegaan. In de Cotesser- en Belleterbeek troffen we zeldzame soorten als Regenwormen

Hoi allemaal. Mijn naam is Anne Krediet, 28 jaar. Ik heb een dochter van zeven maanden. Ik ben docent biologie en wis- kunde en doe daarnaast aan de VU onderzoek aan bodemfauna. Mijn ervaring met natuur begon bij de jeugdbond toen ik 15 was. Vanaf het begin heb ik me bezig gehouden met vlinders, nachtvlinders (toen dat nog nieuw was), daarna spinnen en loopkevers en toen via pissebedden en miljoenpoten naar andere bodemfauna. Zo vind ik het leuk om steeds een nieuwe soortgroep onder handen te nemen. Ongeveer twee jaar geleden ben ik begonnen me fanatiek te verdiepen in regenwormen. Ik ben erachter gekomen dat hier heel weinig over bekend is, wat Potamanthus luteus man subimago (foto Daan Drukker) 4 Nieuwsbrief EIS 69 (2019)

Haften zoeken bij de Roer (foto Jesper Buursink)

Electrogena ujhelyi en Rhithrogena picteti aan. Op 4 juli heb- ben we een avond aan de Roer bij Vlodrop doorgebracht, waar we in totaal negen soorten haften waargenomen hebben, als larve (in watermonsters), als subimago (met een net wanneer ze opstegen uit de Roer) en als imago (op licht). Vroege Vogels Radio was mee en maakte een reportage, waarbij de recent in Nederland teruggekeerde Potamanthus luteus centraal stond (zie foto’s). Er wordt intussen gewerkt aan een Entomologische Tabel voor de Benelux en een atlas voor België. Dit is dus hét moment om je oude foto’s in te voeren of zelf eens naar een beek te gaan Op kieuwpootkreeften onderzochte hokken om haften te fotograferen, zodat ze meegenomen kunnen wor- den in de verspreidingskaarten. We stellen waarnemingen ingevoerd met foto op Waarneming.nl, Waarnemingen.be en Observation.org zeer op prijs! organisms of fresh and brackish inland waters in the United Daan Drukker Arab Emirates. Tribulus 26: 46-58. Soesbergen, M. 2018. Achteroever Koopmanspolder water- vlooien voer voor vissen. Tussen Duin & Dijk 17(4): Zoöplankton 18-21. Soesbergen, M. 2019. Tweestaarten in de Flevopolder. Het Het verzamelen van verspreidingsgegevens van de kieuwpoot- Lokvogeltje 45(1): 8-9. kreeften (Branchiopoda) is de laatste fase ingegaan. Begin Soesbergen, M. 2019. Hanseniella lanceolata sp.n. (Myriapo- 2019 waren er grote delen van het noorden van Friesland en da: Symphyla) found in a European hothouse. Arthropoda Groningen nog steeds wit, evenals het oosten van Groningen en Selecta 28(1): 27-36. Drenthe. Voor een goede indruk van de verspreiding van soor- Soesbergen, M. & J. Sinkeldam 2019. Filinia species in brac- ten is het wenselijk dat deze gebieden ook in beeld zijn kish waters at St. Maarten (Dutch Caribbean). International gebracht voor een atlas wordt uitgebracht. Langs de Waddenzee Journal of Fauna and Biological Studies 6(3): 6-10. zijn wellicht sommige brakwatersoorten aanwezig en juist zoetwatersoorten afwezig. Daar is nu geen goed beeld van. In Martin Soesbergen het oosten van Groningen en Drenthe zouden soorten kunnen voorkomen die in Nederland hun westelijke verspreidingsgrens hebben. Deze gebieden worden dit jaar door studenten van Snuitkevers AERES Hogeschool Almere geïnventariseerd. Het noorden wordt door een stagiair van AERES Hogeschool geïnventari- Twee keer eerder is er een werkgroepverslag verschenen. De seerd tijdens een stage bij Rijkswaterstaat waarbij ook het eerste keer in maart 1998 (Nieuwsbrief 26) en de laatste keer in Haringvliet (De Kier) en de Westerschelde bekeken worden. juni 2001 (Nieuwsbrief 32). Om te voorkomen dat de indruk De stage wordt mede door ondergetekende begeleid. ontstaat dat ook de snuitkevers bijna zijn uitgestorven, hier De activiteiten van de werkgroep hebben zich uitgebreid tot het weer een kort overzicht van de stand van zaken. Caribisch gebied. Er is een artikel verschenen over het geslacht In 2001 bevatte het bestand 54.272 records van 178.207 exem- Filinia in brakke wateren op St. Maarten (Soesbergen & plaren. Op dit moment is de stand 148.503 records en 456.942 Sinkeldam 2019). Er is een overzicht van de kieuwpootkreeften exemplaren, van ruim 700 soorten. van de Nederlandse Antillen geschreven en aangeboden aan In de kaarten (figuur 1-2) worden de aantallen records en soor- een tijdschrift. Op Saba wordt door een vrijwilliger een poging ten per 10x10km-hok gegeven, waarbij de klasse-indeling gedaan watervlooien te vangen. dezelfde is als bij de figuren in de Nieuwsbrief van 2001, zodat makkelijk vergeleken kan worden. Soesbergen, M. 2018. Status van de Nederlandse kieuwpoot- Deze en enkele andere getalletjes bij elkaar gezet (tabel 1). De kreeften (Crustacea: Branchiopoda). Nederlandse Faunisti- groei van het aantal records in het bestand is geïllustreerd in sche Mededelingen 50: 55-69. figuur 3. Soesbergen, M. 2018. A preliminary investigation of plankton Werkgroepen 5

 1-50 records  1-10 soorten  51-100 records  11-50 soorten  101-400 records  >50 soorten  401-800 records  >800 records

Figuur 1. Aantallen records van snuitkevers per 10x10km-hok. Figuur 2. Aantallen soorten snuitkevers per 10x10km-hok.

Tabel 1. Records, exemplaren en hokken in 2001 en 2019

2001 2019 Toename (%) Totaal aantal records 54.272 148.507 174 Totaal aantal exemplaren 178.207 456.942 156 Aantal hokken met 1-10 soorten 116 52 -55 Aantal hokken met 11-50 soorten 165 133 -19 Aantal hokken met >50 soorten 122 267 119 Aantal hokken met 1-50 records 242 130 -46 Aantal hokken met 51-100 records 60 74 23 Aantal hokken met 101-400 records 91 163 79 Aantal hokken met 401-800 records 12 48 300 Aantal hokken met >800 records 8 38 375

Figuur 3. Toename van het aantal records in het snuitkeverbestand per decennium.

In 1998 was FT86 (Wageningen) het hok waarvan de meeste kevervangsten in de diepvriezer, die moeten worden gedetermi- soorten bekend waren, namelijk 256, en volgde hok GS03 neerd en er staan nog bakken vol potjes met monsters op alco- (Wijlre) met 235 soorten. In 2001 was FS93 (Valkenburg) het hol, waarvoor hetzelfde geldt. Gelukkig beginnen sommige soortenrijkste hok met 297 soorten, gevolgd door GS03 potjes in te drogen. De achterstand wordt groter omdat er elk (Wijlre) met 289 soorten. Uit FT86 (Wageningen) waren toen jaar meer monsters bijkomen dan dat er verwerkt worden. Dit 285 soorten bekend. Het gebruik van UTM-hokken is wat uit ondanks de moeite die de leden van de werkgroep doen om zo de mode geraakt en de hokken waar we hier mee werken zijn min mogelijk in het veld te zijn. gebaseerd op de Rijksdriehoekcoördinaten. Op dit moment zijn Er is ook een grote achterstand in het verwerken van de waar- de meeste soorten bekend uit hok 180-310x (Bemelen), name- nemingen op Waarneming.nl: er wachten op dit moment, 21 lijk 409. Hok 170-440x (Wageningen) staat op de tweede plaats juni 2019, 18.005 waarnemingen met foto’s die nog beoordeeld met 407 soorten. Maar daar gaan we wat aan doen. moeten worden en morgen zijn het er weer meer. Bij het vali- deren doet zich een dilemma voor. Er zitten soorten bij die Sinds 2001 zijn de nodige nieuwe soorten voor de fauna verza- makkelijk te herkennen zijn, ook van niet al te beste foto’s meld. Een aantal daarvan is gemeld in publicaties in (bijvoorbeeld Chlorophanus viridis). Dergelijke soorten klik je Entomologische Berichten of Nederlandse Faunistische makkelijk weg. Maar er zijn veel snuitkeversoorten die van Mededelingen. Maar tientallen soorten liggen nog op bekend- foto’s moeilijk, of ook niet, op naam te brengen zijn, zelfs als making te wachten, sommige al vele jaren. het goede foto’s betreft. De vraag is hoeveel tijd je moet beste- Naast een achterstand in het melden van nieuwe soorten, is er den aan een beoordeling. Lijkt het om een bijzondere soort te ook een grote achterstand in de verwerking van verzameld gaan, dan loont het de moeite om er de nodige aandacht aan te materiaal. Er staan nog veel lijstjes in notitieboekjes, die moe- besteden. Maar wat te doen met een slechte foto van waar- ten worden ingevoerd, er zitten nog veel potjes met (snuit) schijnlijk een Nedyus quadrimaculatus? Je kan de foto down- 6 Nieuwsbrief EIS 69 (2019)

loaden, iets vergroten, in een bewerkingsprogramma iets lichter maken, en dan tot de conclusie komen dat het hem is. Of je kan hem op niet te beoordelen zetten en je tijd beter besteden. Er zijn mensen die menen dat je bij twijfel gewoon moet goedkeu- ren, want hoe erg is het dat er abusievelijk een Nedyus quadri- maculatus gemeld word?

Het gaat dus goed met de snuitkevers in de gegevensbestanden. Maar gaat het ook goed met de snuitkevers in de natuur? Dat is een lastig te beantwoorden vraag. Want wanneer gaat het goed met een soort en hoe meet je dat? Als het goed gaat als het aantal waargenomen exemplaren toeneemt of het aantal records, of als een soort haar areaal weet uit te breiden, dan lijkt het goed te gaan met een groot aantal soorten. Er zijn veel soorten die recent als nieuw voor de fauna zijn gemeld, en nu met grote regelmaat worden gemeld. Er zijn ook soorten die voorheen zeldzaam waren en zeer beperkt voorkwamen, en die nu talrijker lijken te zijn geworden en zich binnen Nederland aan het uitbreiden zijn. Een voorbeeldje: Rhinocyllus conicus. Zie het verspreidingskaartje van deze soort (figuur 4). Er zijn enkele exemplaren bekend van het einde van de 19e en begin 20e eeuw, allemaal van Maastricht en waarschijnlijk allemaal van de Sint Pietersberg (zie  in de kaart). In 2004, dus na ongeveer 100 jaar, werd de soort weer op de Sint Pietersberg aangetroffen. In 2006 werd de eerste vangst gedaan buiten de Figuur 4. Voorkomen van Rhinocyllus conicus in Nederland.  hok met provincie Limburg, namelijk in Drenthe. In en na 2012 volgden oude waarnemingen van einde 19e en begin 20e eeuw,  huidige ver- meer waarnemingen buiten Zuid-Limburg en in enkele andere spreiding provincies (zie  in de kaart). En het aantal waarnemingen neemt nog steeds toe. vant. Maar: als het aantal soorten toeneemt en als de aantallen Niet alleen het aantal waarnemingen neemt toe, maar zeker ook toenemen of soorten weten hun voorkomen naar het noorden het aantal ‘waarnemers’ dat via Waarneming.nl foto’s deelt met toe uit te breiden, dan zou dat misschien wel het gevolg kunnen de wereld. Als de gegevens van Waarneming.nl in dit voorbeeld zijn van de klimaatverandering. En dan is die toename wel een weggelaten zouden worden, blijft het beeld van uitbreiding veeg teken. weliswaar bestaan, maar de aantallen zijn een stuk lager. Om een beeld te geven van de werkelijke veranderingen in de aan- Tot slot, het schijnt dat de tijden veranderen. De directeur van tallen en de uitbreiding van de soort zou je willen corrigeren Naturalis: ‘75% van alle insecten is uitgestorven’. In Nederland! voor de verzamel- of waarnemingsintensiteit. Er zijn methoden En voor de overblijvers wordt een krachtig instrumentarium ontwikkeld die de bedoeling hebben dat te doen. De aannamen ontwikkeld waarmee ze automatisch gedetermineerd kunnen die daarbij gemaakt worden zijn echter zo onrealistisch dat worden, en geteld, en gewogen. Dit is goed nieuws met het oog daarmee de methoden ongeschikt worden voor toepassing. op onze achterstanden: er zullen steeds minder waarnemingen bijkomen en ze zullen steeds makkelijker op naam te brengen Gaat het goed met de snuitkevers? Het lijkt er wel op, er komen zijn. veel soorten bij, er vallen weinig soorten af. Er veel zijn soor- ten waarvan de aantallen lijken toe te nemen en/of die hun Theodoor Heijerman areaal in Nederland uitbreiden. Of de snuitkeverbiomassa toe- of afneemt is in onze ogen volslagen oninteressant en irrele-  7 EIS-nieuws

EIS-dag 2019 Toen begeleider Jinze Noordijk mij op de hoogte bracht van de mogelijkheid om met dit onderwerp aan de slag te gaan, twij- De EIS-dag 2019 had als felde ik geen moment. Het leek mij een fantastische uitdaging. titel ‘There will be blood’ Ik was reeds tien jaar geleden begonnen om mijn kennis van en stond in het teken van insecten en met name spinnen te vergroten, en dit was voor mij bloedzuigende insecten. de ideale kans om mijn talenten in te zetten. Theo Zeegers gaf een over- Ik heb in een drietal tropische kassen (Amazonica, Kwekerij, zicht van stekers en bijters Victoria Serre) geleedpotigen geïnventariseerd met vier ver- in het dierenrijk en in apar- schillende methoden: uitgelegde bananen, handvangsten, pot- te lezingen werd ingegaan vallen en strooiselmonsters. Over een periode van zes weken (inclusief een pilot naar de vangmethode was het acht weken) heb ik elke maandag bananen en potvallen bemonsterd en elke dinsdag handvangstrondes gedaan en strooiselmonsters geno- men. Ik heb zelf vrijwel alle spinachtigen, Myriapoda, mieren, kakkerlakken, oorwormen en pissebedden tot op soort gedeter- mineerd. De rest van het materiaal is door een groot aantal specialisten zo ver mogelijk op naam gebracht. Een kleine honderd organismen is gedetermineerd door de COI-sequentie te bepalen en die te vergelijken met data in BOLD. Na afloop van de inventarisaties en determinaties heb ik diverse statisti- sche analyses uitgevoerd, voedselwebben geconstrueerd en voor elke soort bepaald of deze een plaag zou kunnen vormen binnen de kassen of in het buitengebied een bedreiging voor inheemse fauna. Het onderzoek heb ik uitgewerkt in een Engelstalig onderzoeksverslag. De EIS-dag vond plaats in Utrecht en was met 250 deelnemers goed bezocht (foto Roy Kleukers) De inventarisaties hebben maar liefst 113 soorten opgeleverd, waarvan 13 nieuw voor Nederland! De spectaculaire vondsten worden in de loop van dit jaar uitgewerkt in een aantal artike- op steekmuggen, knutten, kriebelmuggen, mijten op libellen en len. De stage heeft al mijn verwachtingen overtroffen. Het was bloedzuigers. Buiten het thema was er aandacht voor beeldher- een geweldig leuke en vooral ook heel leerzame tijd! Ik heb kenning, het Groene Cirkels Bijenlandschap en nieuwe soorten onder andere ervaring opgedaan met verschillende verzamel- in 2018. en determinatiemethoden en het determineren van onder meer miljoenpoten, pissebedden, mieren en pseudoschorpioenen. Roy Kleukers Jinze heeft mij bovendien uitstekend begeleid en mij zoveel mogelijk vrijgelaten zodat ik het onderzoek heel zelfstandig heb kunnen uitvoeren. Kortom een stage die ik nooit zal verge- Verhuizing EIS-bureau ten!

Het EIS-bureau is de afgelopen twee jaar gehuisvest geweest in de tijdelijke accommodatie van Naturalis aan de Vondellaan in Leiden. Per 1 juli zijn we terugverhuisd naar Darwinweg 2, waar de nieuwbouw van Naturalis wordt afgerond. Op 31 augustus opent Naturalis haar deuren voor het publiek en zijn ook de collecties en bibliotheek weer toegankelijk.

Roy Kleukers

Stagiair Geron Bloem

Ik ben momenteel vierdejaars student aan HAS Hogeschool te Den Bosch, en in de periode juni-december 2018 heb ik stage gelopen bij EIS en Naturalis. Hoofdonderwerp was het in kaart brengen van de diversiteit aan geleedpotigen in de tropische kassen van Diergaarde Blijdorp, Rotterdam. Ook onderzocht ik wat de effectiviteit is van bepaalde verzamelmethoden, wat de onderlinge relaties zijn tussen de gevonden soorten en of er potentiële plaagsoorten of invasieve exoten aanwezig waren. Geron Bloem 8 Nieuwsbrief EIS 69 (2019)

Jaarverslag 2018 eerst een volledig Het colledige jaarverslag is te vinden op www. overzicht van geïn­ ­ eis-nederland.nl/organisatie. troduceerde soor- ten opgenomen. Cameravallen Ook is een lijst van In 2018 maakte Laurens Hogeweg van Naturalis/ bedreigde mieren- Cosmonio de eerste versie van een automatische soorten versche- cameraval voor insecten. Deze camera maakt nen waardoor een elke 10 seconden een foto van een geel scherm, begin gemaakt kan waarna­ de foto’s van insecten via beeldherken- worden met de Gewone reuzenmier Camponotus ligniperda ning worden gedetermineerd. Dit lijkt een goede bescherming van (foto Jinze Noordijk) manier om veranderingen in de insectenfauna te zeldzamere soor- registreren. In de komende jaren zal het systeem ten. Een voorbeeld daarvan is de gewone reuzen- verder worden ontwikkeld. mier Camponotus ligniperda waarvan afgelopen jaren alle nesten nauwkeurig in beeld zijn gebracht.

Rode lijst bijen De nieuwe rode lijst bijen werd gepubliceerd. Er staan 23 soorten meer op dan de vorige lijst uit 2003, maar er zijn ook lichtpuntjes, zoals de terugkeer van soorten als de vierbandgroefbij, de donkere klokjeszandbij en de kielstaartkegelbij.

De eerste geïmproviseerde versie van de automatische cameraval (foto Laurens Hogeweg)

5000-soortenjaar Hollandse duinen Het 5000-soortenjaar werd georganiseerd samen Bijen blijken het goed te doen op onverwachte plekken. Zo blijkt het Rotterdamse havengebied deels bijzonder bloem- en bijenrijk (foto Niels met Dunea, Staatsbosbeheer en Waarneming.nl Godijn) in het nieuwe Nationaal Park Hollandse Duinen. Het bleek al snel dat 5000 soorten in dit zeer diverse landschap makkelijk te halen was. De Nieuwe soorten resultaten zullen in 2019 worden gepubliceerd. Fosforworm Leden van de Vogelwerkgroep Texel zagen tijdens een nachtexcursie bij de Horsmeertjes lichtjes langs het pad. Dit bleek de fosforworm Microscolex phosphoreus, een exotische regenworm die in Groot-Brittannië een plaag vormt op golfbanen. Dit is de eerste vondst in Nederland.

Veldwerk in het de Hollandse Duinen leidt tot groot enthousiasme bij de waarnemers (foto Theodoor Heijerman)

Fosforworm Microscolex phosphoreus (foto Ton van Haaren) Mieren Mieren staan de laatste jaren sterk in de belang- stelling. Bosmieren spelen een rol in het bos­ Schildboomsprinkhaan beheer en voor zeldzame soorten zoals­ de Vleermuisspecialist Zomer Bruijn dacht eerst dat amazonemier­ worden speciale projecten uitge- hij het baltsgeluid van de grootoorvleermuis voerd. De plaagmier en het mediterraan­ draai- hoorde in een park in Amersfoort. Dit bleek later gatje krijgen vaste voet aan de grond in Neder­ ­ echter de schildboomsprinkhaan Cyrtaspis scuta- land. In 2018 werd een nieuwe atlas gepu­ bliceerd,­ ta. Deze soort is alleen bekend van Zuid-en met veel ecologische informatie. Hierin is voor het Midden-Europa. Ze komt voor tot in Midden- EIS-nieuws 9

Schildboomsprinkhaan Cyrtaspis scutata (foto Zomer Bruijn) Frankrijk, maar vertoont elders in Europa geen uitbreidingsneigingen. De glasvleugelcicade Cixius dubius (foto Gernot Kunz)

Meer mijten twee soorten toevoegen aan de Nederlandse lijst. Mijten behoren door hun kleine formaat tot de Het onderzoek is vastgelegd in een publicatie in minst bekende dieren van Nederland. Het is Nederlandse Faunistische Mededelingen. daarom verheugend dat het aantal publicaties over deze groep toe- Publicaties neemt. Mosmijten­ be­horen, met de water­ mijten, tot de best bekende groepen. Toch konden in 2018 18 soorten aan de Neder­ landse lijst worden toe- gevoegd. Daarnaast­ werd een volledig over- zicht van de mesostig- mate mijten gepubli- Foto Henk Siepel ceerd (totaal 458 soor- ten).

Japanse hulstvlieg Onlangs werden de mijnen van de Japanse hulst- vlieg Phytomyza jucunda aangetroffen op Japanse hulst en, in geringere mate, hulst. Hiermee zijn er nu twee vliegen bekend die in hulst mineren. De Japanse hulstvlieg is, naast Japan, alleen bekend van België en Nederland.

Japanse hulstvlieg Phytomyza jucunda (foto Niels-Jan Dek)

Glasvleugelcicaden Marco de Haas reviseerde tijdens zijn stage bij EIS de cicadenfamilie Cixiidae. Door zijn werk in de collecties van Naturalis en in het veld kon hij Roy Kleukers 10 Nieuwsbrief EIS 69 (2019)

Mathijn Speelman start stage aan heide- Verspreidingsonderzoek rivierkreeften hommel herhaald

Mathijn Speelman van Hogeschool Inholland Delft is per 8 juli Op steeds meer plaatsen worden uitheemse rivierkreeften begonnen met een 20 weken durende stage aan de heidehom- gemeld. Het gaat om verschillende soorten. Sommige daarvan mel Bombus humilis. In deze periode gaat hij de verspreiding lopen regelmatig over straat en lijken veel meer gemeld te van de soort op de twee resterende locaties in Nederland, de worden dan andere soorten, maar hoe snel breiden de verschil- Dwingeloosche Heide en het Bargerveen, in kaart brengen en lende soorten zich werkelijk uit? En hebben de dieren effect op gaat hij op zoek naar nog onbekende populaties. De heidehom- de waterkwaliteit?

Deze vragen staan centraal bij het landelijke verspreidingson- derzoek naar uitheemse rivierkreeften dat EIS komend najaar organiseert als onderdeel van het Netwerk Ecologische Moni- toring (NEM). Het betreft een herhaling van het onderzoek dat in 2010 heeft plaats gevonden. Wederom vormen de meetpun- ten uit het basismeetnet van de waterschappen het uitgangspunt voor de onderzoekslocaties. Enthousiaste vrijwilligers uit heel Nederland zijn bij dezen van harte uitgenodigd om een steentje bij te dragen door één van deze meetpunten te onderzoeken. Eén bemonstering bestaat uit het uitzetten en controleren van drie kreeftkorven gedurende vier achtereenvolgende ochtenden op een specifieke locatie. De korven worden toegestuurd na aanmelding via www.kreeften- onderzoek.nl, waar ook een gedetailleerde overzichtskaart van Mathijn Speelman de meetpunten te vinden is. Om mee te doen is kreeftenvoor- mel kwam begin vorige eeuw in een groot deel van Nederland voor. Naast Zuid-Limburg en de Waddeneilanden werd de soort vooral gevonden op de heidegebieden in Oost- en Zuid-Neder- land. De laatste populatie in Zuid-Nederland (Strabrechtse Heide) is begin deze eeuw verdwenen en momenteel is de soort beperkt tot Drenthe. Omdat de soort sterk lijkt op de akkerhom- mel is het niet onwaarschijnlijk dat er populaties over het hoofd zijn gezien. Naast het in kaart brengen van de soort gaat Ma- thijn kijken naar de biotoop en bloembezoek. Van een deel van de gevonden individuen zal stuifmeel worden afgehaald om zo vast te stellen op welke planten stuifmeel wordt verzameld. Het veldwerk zal tot midden september door gaan. Naast Mathijn zal ook Bureau FaunaX verschillende heidevelden bezoeken en worden er verschillende excursies georganiseerd. De stage zal Turkse rivierkreeft Astacus leptodactylus (foto Bram Koese) waarschijnlijk uitmonden in een artikel in Nederlandse Faunis- tische Mededelingen. kennis niet noodzakelijk, mits de vangsten fotografisch vastge- legd kunnen worden. De bemonstering dient uitgevoerd te worden tussen 15 augustus en 15 oktober 2019. Meer informa- tie is te vinden op www.kreeftenonderzoek.nl.

Bram Koese EIS-nieuws 11

Symposium ‘Gaat het wel goed met de laten voeren met luchtstromen (‘ballooning’). Zodoende heb- spinnen?’ ben ze zich na de laatste ijstijd weer in de lage landen kunnen vestigen. Oude spinnen zijn voedselgeneralisten en overle- Op 13 april 2019 organiseerden de Nederlandse Entomologi- vingskunstenaars. Alleen permafrost zal ze de das om doen. sche Vereniging en EIS het symposium ‘Gaat het wel goed met Klimaatopwarming zal ze eerder goed dan kwaad doen. de spinnen?’ in Wassenaar. De aanleiding was de berichtgeving Aat Barendregt presenteerde resultaten over spinnen uit potval- dat het in elk geval niet goed gaat met de insecten. Daarvoor is len die door Jan Meijer in de periode 1969-2008 waren ge- zo langzamerhand enig bewijs. Minder insecten betekent min- plaatst in het Lauwersmeergebied. Het Lauwersmeer werd in der voedsel voor spinnen. Gaat het daar dan nog wel goed mee? 1969 door een dijk afgesloten van de Waddenzee, waarna een Veel spinnenliefhebbers hebben het gevoel van niet. Maar is dat successie optrad van zout via brak naar zoet water, met uiter- onderbuikgevoel hard te maken? aard grote veranderingen in vegetatie. In die periode van 40 jaar Peter Koomen gaf een voorzet door te proberen iets af te leiden ving Jan 122.134 spinnen van 103 soorten. Analyse laat zien: uit twee algemeen toegankelijke gegevensbronnen, namelijk de dat er ook onder de spinnen een aanzienlijk successie optrad, Catalogus van Nederlandse spinnen (Van Helsdingen 2018), met een komen en gaan van soorten; dat het totaal aantal soor- met gepubliceerde gegevens en de website Waarneming.nl, ten en de diversiteitsindexen na een aanloopperiode van een waar sinds 2005 een groeiende stroom niet in druk gepubliceer- paar jaar niet noemenswaardig meer veranderden; dat het aantal de spinnenwaarnemingen terechtkomt. Door het (exponentieel individuen en de biomassa van de spinnen (afgeleid van de ge- toenemend) aantal ingevoerde waarnemingen van de niet be- middelde lengte) de eerste 15 jaar toe namen, maar daarna rede- dreigde kruisspin Araneus diadematus in 2005-2018 als refe- lijk stabiel bleven; en dat veranderingen in levenswijze na de rentie te nemen, kan wellicht van andere soorten een indruk eerste paar jaar gering waren. Al met al is er een grote dynamiek gekregen worden of het daar beter of slechter mee gaat. Veel in de spinnenfauna geweest, maar valt er geen algemene achter- soorten geven geen terugval te zien, maar bijvoorbeeld de len- uitgang van de spinnen te constateren. tevuurspin Eresus sandaliatus laat een zorgelijk patroon zien. Koen van Keer beschreef de pogingen om iets te behouden van Kortom: voornoemde gegevensbronnen geven dus niet duide- de grootste populatie lentevuurspinnen Eresus sandaliatus ter lijk aan dat het over de hele linie slecht gaat met de spinnen. wereld, op een heideveld bij Lommel in België: naar schatting Arthur Decae liet zijn licht schijnen over de (evolutionair ge- 17.000 exemplaren! Deze dreigden allemaal te verdwijnen zien) oudste spinnen op aarde: spinnen waarbij de gifkaken niet onder het grootste zonnepark van Europa, met zo’n 377.000 van opzij naar het midden bijten, maar van boven naar beneden. zonnepanelen. Een klein gedeelte van toekomstige te ontwik- Ze leven meestal in de grond in tunnels, al dan niet voorzien kelen terreinen kon worden aangekocht om als groene buffer- van een klepje (valdeur) naar de buitenwereld. In Nederland zone te dienen. In 2018 werden vele lentevuurspinnen verhuisd komen maar een paar soorten oude spinnen voor: mijnspinnen naar de bufferzone. van het geslacht Atypus. Dit zijn de enige oude spinnen die zich Jinze Noordijk gaf een overzicht van de spinnen die er de afge- als juveniel kunnen verspreiden door zich aan en draadje mee te lopen jaren bij zijn gekomen, de zogenaamde exoten. Sommige

Het symposium ‘Gaat het wel goed met de spinnen?’ met, van links naar rechts, burgemeester van Oegstgeest Emile Jaensch, de nieuwe Ridder in de Orde van Oranje-Nassau Peter van Helsdingen en symposiumvoorzitter en -spreker Peter Koomen (foto Oscar Franken) 12 Nieuwsbrief EIS 69 (2019)

zijn hier al meer dan een eeuw, maar vooral in huizen. Tuincentra en kassen in dierentuinen vormen een nieuwe en onderbestudeerde biotoop in Nederland waar ook exotische spinnen zich vestigen. ‘Valse weduwen’ (grotere soorten van het geslacht Steatoda) zijn in opmars en zorgen voor de nodige onterechte paniek. De valse wolfspin Zoropsis spinimana komt sinds 2007 steeds vaker in stedelijk gebied voor en hij wordt door zijn imposante grootte (lichaamslengte bijna 2 cm) gemakkelijk opgemerkt. Braziliaanse zwerfspinnen van het geslacht Phoneutria (‘de giftigste spinnen ter wereld’) en de al dan niet zwarte weduwen van het geslacht Latrodectus worden wel eens ingevoerd en voor de beet moet met toch wat beducht zijn. Met sommige exoten gaat het uitstekend, maar het is lang Foto John Smit niet altijd bekend wat ze betekenen voor de inheems spinnen. ’s Middags gaf Peter van Helsdingen een overzicht van de ont- ● Telling wordt door één persoon uitgevoerd wikkeling van de arachnologie in Nederland, met illustere arach- ● Alle dieren (levend of dood) worden genoteerd nologen als A.W.M. van Hasselt (eerste verspreidingsgegevens) en pater Chrysanthus (eerste KNNV-tabel). Later zijn daarbij In Gelderland zijn vorig jaar zes transecten gelopen, en aanvul- gekomen de Nieuwsbrief Spined, regelmatige updates van de lend nog drie in Zuid-Limburg, Noord-Limburg en omgeving Catologus van de Nederlandse Spinnen, de organisatie van jaar- Mander. De resultaten waren zeer uiteenlopend, van één tran- lijkse excursies voor arachnofielen, en het bijhouden van het sect met louter nul-waarnemingen tot een totaal van 73 indivi- spinnengedeelte van Fauna Europaea. Deze taken zullen in de duen verdeeld over acht ronden. Belangrijkste conclusie van toekomst door anderen overgenomen moeten worden. Ook zou vorig jaar: ‘het valt niet mee om goede plekken voor een moni- het mooi zijn als er nog eens een rode lijst voor de Nederlandse toringsroute te vinden’. Het blijkt dat op veel plekken, waaron- spinnen zou komen. Veel spinnen zijn niet veel meer dan een der ook bekende locaties voor het vliegend hert, de dieren toch naam. Er kunnen nog ontzettend veel observaties aan gedaan vooral op een van de eikenbomen zitten en maar weinig vliegen worden: gedrag, biologie, habitat. Mogelijk krijgen we dan ook of rondlopen. Uitzondering daarbij is de route die gelopen meer inzicht over het wel en wee van de spinnen. Uit het och- wordt onderaan het Reichswald in de buurt van Milsbeek, hier tendprogramma bleek dat het waarschijnlijk met de spinnen in is op zwoele zomeravonden veel activiteit. Nederland nog wel goed gaat, maar hoe lang gaat dat nog door? In 2019 worden 13 routes op de Veluwe gelopen. Er zijn meer Vervolgens werd het programma onderbroken door de binnen- routes ingemeten en de bedoeling is om dit netwerk de komen- komst van een groot aantal familieleden en bekenden van Peter de jaren verder uit te breiden, ook in andere verspreidingsge- van Helsdingen, vergezeld door burgemeester Emile Jaensch bieden van het vliegend hert. van Oegstgeest. Deze benoemde Peter namens de Koning tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau vanwege zijn grote inzet John Smit voor de arachnologie, biodiversiteit en natuurbehoud in het algemeen. Het heffen van glazen en de welverdiende felicita- ties zorgden voor enig oponthoud, maar er was toch nog een Aziatische hoornaar excursie naar het nabijgelegen natuurgebied De Klip. Het was koud, het woei en regende en hagelde, dus dat moet nog maar Zoals bekend heeft de Aziatische hoornaar Vespa velutina in eens over. Er werd nog lang nagepraat tijdens de afsluitende 2018 een bruggenhoofd in ons land gekregen met minstens drie borrel in het behaaglijke restaurant. nesten, waarvan er eentje ook daadwerkelijk is uitgevlogen (Pernis). Op grond daarvan heeft EIS de verwachting uitge- Peter Koomen sproken dat er dit jaar meer nesten gevonden gaan worden en ook over een groter deel van ons land. Alles ten zuidwesten van de lijn Haarlem-Roermond is potentieel risicogebied, vondsten Monitoring vliegend hert ten noordoosten daarvan zijn voor dit jaar onaannemelijk. In opdracht van de NVWA hebben we de kennis in een handzame In 2018 is, in opdracht van de provincie Gelderland, een pilot- brochure gezet, zie www.eis-nederland.nl/aziatischehoornaar. project van start gegaan voor het opzetten van een netwerk met Deze is onder de leden van de imkerverenigingen verspreid. monitoringsroutes voor het vliegend hert. Het doel hiervan is Ook dit jaar wist de Aziatische hoornaar ons weer te verrassen! het verzamelen van data waarmee op termijn trends berekend De eerste waarneming kwam al uit mei, van een koningin op kunnen worden. Hiervoor is een protocol ontwikkeld in het een primair nest bij Raamsdonk. Vondsten van koninginnen in buitenland, dat momenteel in verschillende Europese landen het voorjaar zijn zeldzaam. De aantallen hoornaars zijn in sep- wordt getest in de hoop om in de toekomst ook trends te kun- tember het hoogst. Voor dit jaar verwachten we de eerste posi- nen berekenen op Europese schaal. tieve meldingen rond half augustus. Overigens leidde alle media-aandacht tot een stortvloed van Protocol transectmonitoring onjuiste meldingen, veelal Europese hoornaar Vespa crabro, ● Transect van 500 meter, opgedeeld in secties van 100 meter relatief vaak veldwesp , maar ook stadsreus Volucella ● 30 minuten in constante trage snelheid zonaria, hoornaarvlinder Sesia apiformis en zelfs honingbij ● 15 minuten voor zonsondergang tot 15 minuten erna Apis mellifera. Dit was weer aanleiding tot kamervragen ● 1 keer per week op de warmste avond gelopen waarom de Aziatische hoornaar ‘plotseling overal’ opduikt. ● Minimaal 6 keer gelopen, bij voorkeur 8 keer Gelukkig maakt de Tweede Kamer zich nu weer druk om de EIS-nieuws 13

Nationale bijentelling

De nationale bijentelling 2019 is uitgevoerd in het weekend van 13 en 14 april. Omdat dit weekend koud was, met op zaterdag lokaal zelfs natte sneeuw, is besloten de telling te verlengen tot 19 april. Net als in 2018 kreeg de telling ruime aandacht in de media en hierdoor zijn er maar liefst 5425 tellingen uitgevoerd. Naar schatting hebben in die week zo’n 10.000 mensen in hun tuin gekeken naar bijen. De ruime media-aandacht en het grote aantal deelnemers maakt dat de educatieve doelstelling van de telling zeker bereikt is. Naast het NOS-journaal, het Jeugdjour- naal en diverse landelijke radiozenders is er ook veel aandacht geweest op allerlei lokale zenders. De telling is voor het tweede jaar uitgevoerd en er is nog geen sprake van echte trends. De gegevens lijken redelijk betrouwbaar hoewel er ongetwijfeld sprake is van veel foutieve determinaties. De gegevens worden alleen gebruikt om te vergelijken met andere bijentellingen en worden niet toegevoegd aan het landelijke bestand. Het weer tijdens het telweekend was erg koud. Het KNMI meldt over het weekend ‘Ook overdag was het koud voor de tijd van het jaar en bleef het kwik op 12 en 13 april op de meeste plaatsen beneden de 10°C steken. Op de 13e vielen er lokaal = nest winterse buien, met vooral in het noorden en oosten ook (natte) sneeuw’. De telling werd daarom verlengd tot 14-19 april en in

100% Vondsten van de Aziatische hoornaar in Nederland. Bron: Smit, J. 2019. Opmars van de hoornaars (Hymenoptera: Vespidae). Nederlandse 90% Faunistische Mededelingen 52: 79-86. 80%

70% processierups die ‘plotseling overal’ opduikt. 60% Vondsten van Aziatische hoornaar graag met bewijs melden op 50% Waarneming.nl of via e-mail ([email protected]). Graag altijd 40% even de kenmerken erop naslaan (zie brochure). Bij twijfel 30% graag mailen en niet direct alarm slaan. 20%

10% Theo Zeegers 0% 13 april 14 april 15-19 april bij hommel honingbij wesp zweefvlieg Digitalisering Nederlandse Insecten Het percentage exemplaren per hommel, honingbij, bij (alle overige bijen), wesp en zweefvlieg per datum. Van de periode 15-19 zijn geen Voor de EIS-werkgroepen is de digitale beschikbaarheid van gegevens per dag bekend informatie uit de collectie van Naturalis van onschatbare waarde. Kennis over de historische verspreiding van insecten komt grotendeels uit deze bron. EIS heeft in het verleden al die periode lag de temperatuur gelukkig een stuk hoger. Door diverse deelcollecties gedigitaliseerd en deze zijn gebruikt bij het koude weer werden er op 12 en 13 april gemiddeld respec- projecten en publicaties over de Nederlandse ongewervelden. tievelijk 12 en 13 exemplaren per telling gezien, terwijl er in de Binnen het FES-project zijn diverse insectengroepen (zoals periode 14-19 april gemiddeld 23 exemplaren werden waarge- waterkevers en lieveheersbeestjes) versneld gedigitaliseerd. nomen. Hommels kunnen door hun formaat en warme vacht Daarna hebben EIS en Naturalis de handen ineen geslagen om relatief goed tegen kou en werden daardoor relatief veel waar- nieuwe groepen aan te pakken. Momenteel wordt gewerkt aan genomen in het weekend. In de periode 14-19 april zakte hun de bladwespen (inhoudelijke begeleiding Ad Mol) en netvleu- relatieve aandeel terug van 26-28% naar 15%. geligen (Willem Hogenes). Het invoeren wordt verzorgd door Martijn Kos en Tjomme Fernhout. In de komende jaren zullen Vincent Kalkman we diverse nieuwe groepen aanpakken, steeds met het doel om publicaties te realiseren.

Roy Kleukers 14 Nieuwsbrief EIS 69 (2019)

Fauna in natuurbeheer confiformis gaat (en niet nitidifrons). De auteurs wensen jullie veel dazenplezier toe en hopen op Vanuit de OBN-Expertisegroep Fauna is een brochure uitge- veel waarnemingen! bracht voor terreineigenaren om fauna meer en/of beter te betrekken bij natuurbeheermaatregelen: ‘Kansen voor fauna in Theo Zeegers natuurbeheer’. Deze publi­ catie­ is vooral bedoeld om beheerders­ te inspireren: welke kansen kunnen in een gebied benut worden en wat zijn de bedreigin- Gasten van bijenhotels weer beschikbaar gen. Vanuit de fauna dient hier vaak op een andere In 2019 beleefde het boek Gasten manier naar gekeken te van bijenhotels van Pieter van worden dan voor flora of Breugel alweer haar derde druk. bodem. Dier­soorten heb- Deze populaire uitgave is hiermee ben vaak een breder voorlopig weer beschikbaar. gebruik van het gebied, vanwege hun be­hoefte Roy Kleukers aan voedsel, voortplan- ting, veiligheid (schuilen) en verplaatsing (beweging tussen de vorige drie v’s). Nijssen, M., J. Bouwman, H. van Kleef Om hier in het natuurbe- & J. Noordijk 2019. Kansen voor fauna heer rekening mee te hou- in natuurbeheer. OBN Expertisegroep den is het goed om te Fauna, KNNV Publishing, Zeist. OBN/ denken in mozaïeken, gra- VBNE, Driebergen. Trendanalyse van aquatische insecten diënten en natuurlijke (niet te hevige) dynamiek. Als door het ontbreken van dynamiek Eerder publiceerde EIS samen met de Radboud Universiteit de neiging ontstaat om natuurbeheer in te zetten, dan is gefa- een trendanalyse van insecten, gebaseerd op een tweetal histo- seerd en voorzichtig beheer noodzakelijk, waarbij goede inzich- rische datasets (Kaaistoep en Wijster). Het lag voor de hand om ten in waardevolle microbiotopen onontbeerlijk zijn om dierpo- ook de data van de waterschappen, verzameld in Limnodata pulaties te sparen. Op al deze onderwerpen wordt ingegaan in de Neerlandica, te gebruiken voor een trendanalyse van aquati- brochure die te lezen en downloaden is via Natuurkennis.nl. sche insecten. Nadere inspectie van de dataset leerde dat die onvoldoende informatie bevatte, maar dat de brondata bij de Jinze Noordijk waterschappen zelf mogelijk wel geschikt zouden zijn. In opdracht van STOWA hebben EIS en Radboud Universiteit de taak op zich genomen deze trendanalyse uit te voeren. EIS is Veldgids dazen verantwoordelijk voor de selectie en kwaliteitscontrole van de data. Dit heeft geleid tot een gevalideerd databestand voor Aan het begin van het dazenseizoen verscheen de nieuwe digi- 7 van de 21 waterschappen. Radboud Universiteit is nu aan de tale veldgids dazen. Deze is gratis te downloaden van slag met de analyse, de planning is dat de resultaten eind dit Waarneming.nl (https://tinyurl.com/y47uv656). Daarmee is er jaar beschikbaar komen. voor alle ‘leuke families’ nu een veldgids beschikbaar. De veld- gids dazen is rijkelijk geïllustreerd met tekeningen en veld­ Bram Koese & Theo Zeegers foto’s. Gehoopt wordt dat hiermee de determinatie van moei- lijke genera als knobbeldazen Hybomitra vergemakkelijkt wordt. De veldgids is bruikbaar in heel Noordwest-Europa. Mierenonderzoek op Brabantse heides Helaas moest de wetenschappelijke naam van de rosse knob- beldaas gewijzigd worden van Hybomitra ciureai naar solstiti- Mieren spelen een belangrijke rol in allerlei ecosystemen en alis. De bastaardknobbeldaas wordt niet meer erkend als goede voedselwebben. Op verzoek van Bosgroep Zuid Nederland zijn soort. Voor de bezoekers van de Ardennen is het relevant te in de gebieden De Malpie (gemeente Valkenswaard) en Pap- weten dat de bolle knobbeldaas nu onder de naam Hybomitra schot (gemeente Hilvarenbeek) steekmieren en andere mieren geïnventariseerd, omdat hier beheerwerkzaamheden gepland staan om de vochtige heide aantrekkelijker te maken voor onder andere het gentiaanblauwtje alcon. Met name de moerassteekmier scabrinodis en de bossteekmier M. ruginodis, en in mindere mate de gewone steekmier M. rubra, zijn belangrijk voor de vlinder, want de rupsen groei- en op in hun nesten. Als meer details bekend zijn over de mie- ren in de gebieden, kan besloten worden of en waar maatrege- len voor het gentiaanblauwtje genomen kunnen worden. In de praktijk betekenen die maatregelen vaak het aanleggen van plagplekjes (waar klokjesgentiaan kan ontkiemen) die vlak naast waardmierpopulaties liggen. Tevens behoren heides tot de belangrijkste biotopen voor mieren en daarom is ook aandacht EIS-nieuws 15

Onderzoek naar xyleemzuigende cicaden

In een groot project in 2018 werd onderzoek gedaan in het veld, de literatuur, collecties en databases naar xyleemzuigende cica- den rondom boomkwekerijen en glastuinbouwbedrijven. Xyleemzuigende cicaden zijn potentiële vectoren van Xylella fastidiosa, een voor vele soorten (commercieel gekweekte) planten schadelijke bacterie, die de quarantainestatus heeft in de EU. Xylella wordt momenteel gevonden in het westmediter- rane gebied. In het onderzoek en rapport worden de volgende drie vragen behandeld. (i) Welke xyleemzuigende cicadensoor- ten komen er voor rondom boomkwekerijen en glastuinbouw- bedrijven in Nederland, (ii) wat is hun fenologie, en (iii) hoe zijn ze efficiënt te bemonsteren? Moerassteekmier (foto Jitte Groothuis) In totaal vingen wij in 2018 op 12 locaties 98 cicadensoorten, waarvan er acht xyleemzuigend zijn. Hiernaast leven er in besteed aan de overige voorkomende soorten. Nederland nog negen andere xyleemzuigende cicaden en zijn Van Papschot zijn door ons veldwerk en na raadpleging van de er drie soorten die hier mogelijk in de toekomst nog aan toege- database 19 mierensoorten bekend en van De Malpie 18. Van voegd kunnen worden. Van alle soorten wordt de biologie, het enkele soorten, zoals bosmieren Formica s.str., veenmier voorkomen en de fenologie gegeven. Ook worden zes niet- F. picea, en de waardmieren van het gentiaanblauwtje, hebben xyleemzuigende soorten, die wel in de literatuur genoemd we de verspreiding uitgewerkt zodat op basis hiervan beheer- worden als Xylella-vector, behandeld. Van alle soorten zijn werkzaamheden ingepland kunnen worden. Tevens zijn ver- Aphrophora alni en Philaenus spumarius in Nederland de schillende aanbevelingen gedaan over hoe om te gaan met de belangrijkste potentiële Xylella-vectoren. Daarnaast kunnen A. voorkomende mierensoorten. Voorzichtig en kleinschalig wer- pectoralis en A. salicina (op Salix) en Graphocephala fennahi ken bij plaggen, waarbij gebruik wordt gemaakt van bestaande (op Rhododendron) als potentiële vector optreden. Dan zijn er gradiënten in hoogte en vocht levert altijd de beste resultaten. nog twee soorten die momenteel nog niet als dusdanig te beti- Venige plekken moeten echter altijd ontzien worden bij plaggen telen zijn, maar waarmee waarschijnlijk wel in de toekomst vanwege de vaak drainerende werking hiervan. Om dichte mat- rekening gehouden dient te worden: Neophilaenus campestris ten pijpenstrootje te doorbreken, kunnen naast plaggen ook en Cicadella viridis. meer bodemfaunavriendelijke methoden worden ingezet, zoals schapenbegrazing en winterbranden. Bovendien is het wat se- lectiever laten staan van dennenopslag voordelig, want hierin vestigen zicht vaak bladluizen, die honingdauw als voedsel voor de mieren leveren.

Jinze Noordijk & André van Loon

Insecten bij Albert Heijn

Het zal vermoedelijk weinigen ontgaan zijn dat Albert Heijn dit voorjaar de actie Top Insecten had. In totaal zijn 40.000.000 Schuimbeestje Philaenus spumarius (foto Hans Jonkman) plaatjes en tattoos uitgedeeld bij de boodschappen. De plaatjes konden worden ingeplakt in een boekje dat voor 50 cent aange- In de maanden juni tot en met september is de piek in voorkomen­ schaft kon worden. Meer dan 500.000 boekjes zijn verkocht, van de belangrijkste potentiële Xylella-vectoren en dit is dus ook zodat het merendeel van de basisschooljeugd nu een insecten- de periode waarin het best bemonsterd wordt. Indien alle bij boekje in huis heeft. De tattoos waren ongetwijfeld het grootste boomkwekerijen en glastuinbouw voorkomende xyleemzuigen- succes van de actie en hebben tot extra media-aandacht geleid. de cicaden bemonsterd­ moeten worden, dan dient aanvullend in Naast de plaatjes en tattoos was er ook in de winkels bij de mei gevangen te worden. De cicaden zijn te vangen door het groente- en fruitafdeling aandacht voor insecten. Al met al zal de afslepen en kloppen van houtige vegetatie (m.n. Salix) en gra- actie Top Insecten enkele miljoenen Nederlanders hebben be- zige en kruidenrijke vegetatie. Door gericht voedselplanten te reikt. Het is natuurlijk de vraag wat er van beklijft, maar hopelijk bemonsteren kunnen soms snel voldoende cicaden verzameld helpt het mee met het creëren worden. Grazige vegetatie dient waarschijnlijk wel enkele van een meer positieve grond­ (3-4) uren afgesleept te worden om met name van P. spumarius houding ten opzichte van insec- een voldoende groot monster te verzamelen (tientallen). Dit ten. En wie weet, misschien zijn komt omdat in de betreffende gebieden de bermen en greppels er wel enkele kinderen die door relatief vaak gemaaid worden en daardoor de populatiedicht- de actie hun roeping in het leven heid laag is. hebben gevonden. Jinze Noordijk, Kees den Bieman, Marco de Haas & Ed Colijn Vincent Kalkman 16 Nieuwsbrief EIS 69 (2019)

Soortzoekers Amazonemier teruggevonden

Bij een zoektocht naar beestjes in de EIS Kenniscentrum Insecten heeft de afgelopen jaren, op ver- natuur kom je vaak insecten tegen die zoek van de provincie Noord-Brabant, een aantal bedreigde je wel een beetje kent, maar waarvan insectensoorten in de provincie onderzocht. Een van die soor- je niet weet hoe je ze tot op soort kan ten was de amazonemier, een mier met een merkwaardige determineren. We zijn bij EIS bezig ecologie. Deze soort verzamelt slaafmieren van andere soorten om je in dit soort situaties te kunnen helpen. Kameelhalsvliegen en deze verrichten de werkzaamheden in en om het nest. De en schorpioenvliegen zijn van die soortgroepen die je direct laatste waarneming van deze soort in Nederland dateerde van herkent en met onze digitale soortzoekers kun je ze ook op 2005 van De Plateaux. Na drie jaar onderzoek werd al bijna soort determineren! Bij de schorpioenvliegen zijn er helaas nog geconcludeerd dat de amazonemier verdwenen was, maar op wat lastige exemplaren, maar de kameelhalsvliegen zijn met de valreep ontdekten twee Belgische entomologen de soort in een goede vleugelfoto allemaal te doen. Ook voor de primitieve een onverwacht deel van dit gebied. Hopelijk zal het lukken om rotsspringers (Machilidae) is er een soortzoeker, dus vergeet deze bijzondere mierensoort voor Noord-Brabant (en niet de kop van voren te fotograferen bij het keren van een Nederland) te behouden. steen! Ook andere opvallende insectengroepen hebben nu een soortzoeker, zoals kakkerlakken, oorwormen, mestkevers en Roy Kleukers wolzwevers! Ze zijn allemaal te vinden op Nederlandsesoorten. nl. Diverse soortzoekers worden samengesteld binnen het pro- gramma Capacity Building van de NDFF (BIJ12).

Daan Drukker

Een van de nieuwe soortzoekers: schorpioenvliegen

Amazonemier van De Plateaux (foto Theodoor Heijerman) EIS-nieuws 17

##Gedeputeerde Adnan Tekin van Noord-Holland opende het cameravallenproject in Wormerveer (foto Roy Kleukers)

Cameravallenproject van start

Op 15 mei vond de lancering plaats van het project automati- sche cameravallen plaats in Wormerveer. Het eerste exemplaar van de val werd gepresenteerd aan gedeputeerde Adnan Tekin van de provincie Noord-Holland en diverse journalisten. We hebben onze hoop gevestigd op deze nieuwe techniek om ver- anderingen in insectenbiomassa te gaan volgen. In 2019 zullen 100 automatische cameravallen ingezet worden, verdeeld over het land.

Roy Kleukers

Standaardwerk Europese gallen

Onlangs verscheen bij de KNNV Uitgeverij het driedelige stan- daardwerk Plant galls of van de hand van Hans Roskam. De prijs is 399 euro. Te bestellen bij https://knnvuit- geverij.nl.

Roy Kleukers 18 Nieuwsbrief EIS 69 (2019)

Nederlandse Faunistische Mededelingen

Nummer 53 biedt weer een mooie variatie aan onderwerpen, nieuwe haften en wantsen, maar ook een nieuwe platrug, plat- worm en platkopwesp. Verder ruim aandacht voor de Europese kaakwesp, een vertegenwoordiger van de grote groep der sluip- wespen.

1 D. Drukker, M. Korsten, A. Klink, B. van Maanen & H.J. Hop – Nieuwe en teruggekeerde haften in Nederland (Ephemeroptera) 17 B. Odé & Z. Bruijn – Verrassende vondst van de schild- boomsprinkhaan Cyrtaspis scutata in Nederland (Ortho­ ptera) 25 B. Aukema, C.F.M. den Bieman, G. Lommen, G. van de Maat, L. Troisfontaine & P. Vossen – Nieuwe en interes- sante Nederlandse wantsen ix (Hemiptera: Heteroptera) 43 S.A. de Waart – Vondst van de blauwe tuinplatworm Caenoplana coerulea in Nederland (Platyhelminthes: Geoplanidae) 47 M.P. Berg, A. Krediet & O. Franken – De witte platrug Propolydesmus germanicus, een miljoenpoot nieuw voor de fauna van Nederland (Myriapoda: Diplopoda: Poly­ desmidae) 55 J. de Rond – De platkopwesp Cephalonomia mycetophila nieuw voor de Nederlandse fauna (Hymenoptera: Bethy­ lidae) 59 T.M.J. Peeters – De Europese kaakwesp Pseudogonalos hahnii in Nederland (Hymenoptera: Trigonalidae) 73 J. Smit & T. Fernhout – Een nieuwe vondst van de kleine bonte wespbij roberjeotiana (Hymenoptera: Antho­phila: Apidae) 79 J. Smit – Opmars van de hoornaars (Hymenoptera: Ves­pi­ dae)

Save the date: EIS-dag 25 januari 2020

De EIS-dag 2020 heeft als thema ‘Insecten in de stad’. Zeer waarschijnlijk kunnen we weer terecht bij Naturalis. Schrijf daarom 25 januari 2020 vast in uw agenda. Houd de Tentakel en Facebookpagina van EIS in de gaten voor meer info. Het definitieve programma zal worden opgenomen in nieuwsbrief 70.

Roy Kleukers  19

Publicaties EIS-Nederland (zie ook eis-nederland.nl/publicaties). Bestellen kan per e-mail ([email protected]) of per post (EIS Kenniscentrum Insecten, Postbus 9517, 2300 RA Leiden). De rekening wordt met de bestelde publicaties meegestuurd. De prijzen zijn inclusief BTW, maar exclusief verzend­kosten. Nederlandse Faunistische Mededelingen prijs (EUR): Higler, L.W.G. – Verspreidingsatlas Nederlandse kokerjuffers Nieuwe reeks (1998-heden); zie eis-nederland.nl/publicaties voor (Trichoptera) (2008) 15,00 inhoudsopgaven Teunissen, A.P.J.A. – Verspreidingsatlas Nederlandse boktorren Reguliere nummers (Cerambycidae) (2009) 15,00 8-9, 11-12, 14-31, 33-52. 13,00 Boer, P., J. Noordijk & A.J. van Loon. – Ecologische atlas van Nederlandse mieren (Hymenoptera: Formicidae) (2018) 15,00 Speciale nummers 10. Catalogus van de Nederlandse spinnen Overige uitgaven EIS-Nederland (1999) 16,00 Reemer, M. – Basisrapport Rode Lijst sprinkhanen en krekels 13. Atlas van de Nederlandse watermijten (2012) 10,00 (Acari, Hydrachnidia) (2000) 16,00 Termaat, T. & V.J. Kalkman – Basisrapport Rode Lijst libellen 2011 32. Overzicht van de Nederlandse Leptolida volgens Nederlandse en IUCN-criteria (Odonata) (2012). (= Hydroida) (Cnidaria: Hydrozoa) (2009) 16.00 Brachytron 14 (2): 75-187. 12,50 41. Oases of marine biodiversity in the Dutch North Sea (2013) 15.00 Peeters, T.M.J. & M. Reemer. – Bedreigde en verdwenen bijen Nederlandse Faunistische Mededelingen + Entomologische in Nederland (Apidae s.l.) – Basisrapport met voorstel voor de Tabellen, jaarabonnement 22,50 Rode Lijst (2003); als pdf beschikbaar via eis-nederland.nl de Bruyne, R.H. et al. – Bedreigde en verdwenen land- en zoetwater­- Entomologische Tabellen mollusken in Nederland (Mollusca) – Basisrapport met voorstel voor de Rode Lijst (2003) 6,00 Reemer, M. et al. (red.). – Changes in ranges: invertebrates on the move. Proceedings of the 13th international colloquium of the European Invertebrate Survey, Leiden, 2-5 September 2001 (2003) 10,00 Kleukers, R. et al. (red.). – Passie voor kleine beestjes - 33,3 jaar Stichting EIS-Nederland (2008) 7,50 Rapporten EIS-Nederland Veel rapporten die in opdracht door EIS zijn gepubliceerd zijn als pdf te downloaden op eis-nederland.nl Nederlandse Fauna / Natuur van Nederland Te bestellen via: knnvuitgeverij.nl Reemer, M. et al. – De Nederlandse zweefvliegen (2009) 49,95 Noordijk, J. et al. (red.) – De Nederlandse biodiversiteit (2010) 49,95 Peeters, T.M.J. et al. – De Nederlandse bijen (2012) De herdruk is inmiddels ook uitverkocht, maar het boek is beschik- baar als pdf via Bestuivers.nl

Zoekkaarten (gedrukte versies; zie eis-nederland.nl/zoekkaarten voor digitale versies van deze en andere zoekkaarten) Sprinkhanen en Zoekkaarten Natuur van Nederland Zoekkaarten Natuur van Nederland Zoekkaarten Natuur van Nederland krekels 1,50 1 Aardhommel 11-23 mm behaard met brede witte band op 8 Weidehommel 9-17 mm 8 Kleineachterlijf groene rossig sabelsprinkhaan behaard, op zwart - 14 DuinsabelsprinkhaanMannetjes van tuinbladsnijder 17-23 temm 20 Boskrekelhaarpluimen op achterschenen,8-10 mm waar 26 Kalkdoorntjelichte haarbandjes mm: op ♂ het 7-9, achterlijf. ♀ 8-11 32 Moerassprinkhaanvlekken van korte, witte beharing. 37 ZwartNestelt wekkertje in zelfgegraven gangen in de 42 Locomotiefje dichte beharing mm: aan ♂ 13-15, onderzijde ♀ 17-21 achter - achterlijf. Verschilt van andere wesp- 37 Bloedbijen 5-8 mm Sabelsprinkhanen ♂ ♀ ♂Bombus terrestris mrt-sept achterste helft, gevolgd♀ door een smal Bombus pratorum mrt-sept Tettigoniabehaarde cantansachterlijfspunt 23-30na. Verwar mm - Platycleisonderscheiden albopunctata door de sterkjuli-sept verbrede, Nemobiusgrote klompen sylvestris stuifmeel meejuli-sept vervoerd TetrixVrouwtjes tenuicornis groefbijen verschillenapr-sept door- StethophymaVerschilt van grossum gelijkende soortenjuli-sept door Omocestusgrond. April-juni rufipes zijn alleenjuli-sept vrouwtjes Chorthippuslijf waarmee apricarius stuifmeel getransporteerdjuli-sept bijen in tuinen door het ontbreken van sp. apr-sept Basisbehoeften: bloemen en onderdak zwart bandje en rood uiterste uiteinde 14-17 mm ring mogelijk met vosje (10),juli-sept maar die is Middelgrotegeelwitte sabelsprinkhaan voortarsen. die door Kleinkunnen zwart krekeltje,worden. Mannetje met korte kan vleu verward- Kleindat kortdoornig zij een lengtegroefje sprinkhaantje middenop dat het zwarte achterschenen,mm: ♂ 16-25, zwarte ♀ 28-35 achter - te vinden. Dezemm: hebben ♂ 11-15, overwinterd ♀ 11-20 enKleine, wordt. bruine Deze sprinkhaan zwarte buikschuier met ovale ge onder- - Meerrode weten tekening. Zwart behaard borststuk met gele 1 SikkelsprinkhaanAan voorzijden van borststuk en Gewone oprolpissebed Mierenpissebed Kleine, nauwelijks behaarde, zwarte Paars drieoogje en andere kleine pissebedden Soortzoeker (kenmerkend!). Bij mannetje aan voor- Phaneroptera falcata juli-nov Groteop sabelsprinkhaan, onderzijde borststuk te onderschei en achterlijf- de grijsbruineNestelt in allerleikleur en holten, lange vleugels zoals holle gelsworden en Y-vormige met zandbijen, lichte tekening maar opverschilt het lijkt laatsteop gewoon- achterlijfssegment en bosdoorntje. hebben. De Grote,lijfspunt geelgroene en glimmend veldsprinkhaan, zwart achterlijf met Vrij kleineleggen veldsprinkhaan, in het voorjaar die nieuwe lijkt opnesten hooropeningscheidt ende korte soort vleugels. van gelijkende Te on- soorten Nestparasiet van zandbijen, waar- Bijen houden van bloemen. Je vindt ze dus vooral in open, Bijen in de tuin Pissebedden in de tuin band aan de voorzijde, achterlijf met achterlijf zijn gele banden aanwezig en bijen met deels rood achterlijf. Sprinkhanen en krekels kant van achterlijf meestal ook wat Vrij kleine sabelsprinkhaan die meteen dengeheel van de zwartgrote groenebehaard. sabelsprink - nietstengels, met andere dood sabelsprinkhanen hout en ‘bijenhotels’, te voorhoofd.van andere Maakt algemene een typisch soorten zacht door verschillen dienen met een loep beke- opvallendemet witte rode haarvlekken. onderzijde van Mannetje de lijkt het wekkertje.aan. Vervolgens Mannetje sterven is opvallend zij, waarna in derscheidenin tuinen, van zoals steppesprinkhaan de grote klokjesbij aan (29) Vooronder wie de zich viltvlekzandbij verder wil(24). verVrouwtje diepen gele voorzijde, zwarte middenband achterlijfspunt oranjerood behaard. De gewone oprolpissebed kan meteen herkend worden Door de ronde, brede vorm,Er komen witte verschillende kleur en sterk voorkomen gelijkende in Een klein, oranje-bruin en glanzend pissebedje. Het oog is Probeer ook eens de Soortzoeker Tuinpissebedden. gele haren. haanNestelt door de in kortere dood hout vleugels en holle en hetstengels, verwarrenmaar ook is. Vrijwel algemeenin de grond. in laagDe wanden stru- rollendcombinatie geluid. Vrij van algemeen geheel donkere in poten ken te21 worden. Grijze Plaatselijkrimpelrug algemeen 13-14 in mm achterdijop andere en gele soorten achterscheen zandbijen met (20 ) en is zwartjuni-september gekleurd, met een verse rode mannetjes achter- en ladderpatroonen groefbijen op de (26-28 vleugel). en locomo- dringt nest van zandbij binnen om bloemrijk landschap, zoals in graslanden, heidevelden en en witte achterlijfspunt. Werksters en te herkennenSoms ontbreekt is aan de achtervleugelsgele beharing aan in de wereld van de sprinkhanen soorten voor, die alleen door kenners Nestparasiet van met name de weide- geluid.ook inBekend muurspleten van een enklein andere aantal kunst - weelvan en hetdichte nest grassen worden en bekleed kruiden met in de strooiselen doorlopende van loofbossen lichte in bandjes binnenland. op Zuid-LimburgAndrena en tibialishet rivierengebied, mrt-mei op zwarteniet doorns. makkelijk Geluid te herkennen. een fel tikken, lijfspunt.vrouwtjes De eilegkleppen verschijnen.als hij zich van Mannetjes het heeft opgerold.tiefachtigNestelt geluid.In inuitgestrekte dood Recent hout, alleen holle in stengels,toestand Zuid- valt daar een eimierennesten te leggen op de stuifmeel kan -de mierenpissebed niet met andere klein en bestaat uit drie tegen elkaar aangelegen punt- Dit is een gratis digitale sleutel, te vinden onder: koninginnen nauwelijks te onder- die deruim voorzijde voorbij devan voorvleugels het achterlijf, uitste waar- - te onderscheiden zijn. tuinen. In parken en bossen zijn ze vooral in de open delen hommel (8). Vrouwtjes leggen eieren in ken. Algemeen in kruidenrijke, droge plaatsenmatige in holten, Oost-Nederland, zelfs in sleutelgaten. vooral in kustduinen.stukjes van bladeren, die de bij zelf Op enkeleachterlijf. plaatsen Van de in honingbijde duinen. verschilt hij schaars begroeide, vochtige plekken. dat lijktNestelt op schrikdraad. in zelfgegraven Lokaal gangen in de vrouwtjesterven zijn kort,na de met paring, een terwijlzwarte vrouwtjesrand. Limburg,gaten Zwolle in muren en Santpoort-Noord. en ‘bijenhotels’. wordtvoorraad. aangeraden De larve die om uit het de ei Entomo komt - scheiden van veldhommel (2), maar door verwarring mogelijk is met Vrouwtje is grote, donkere zandbij met het gladde, glimmende lichaam op. Het lichaam is vrij soorten verward worden.Nestparasieten De antennen van groefbijen zijn kort en zanden dik.- oogjes. Het zijn voor hun lengte relatief snelle dieren. http://determineren.nederlandsesoorten.nl. nesten van deze hommels, waarna hun ruigeVeel vegetatie in ‘bijenhotels’. in agrarisch gebied. met haar kaken uitknipt en naar het door de kale ogen. algemeengrond. in vochtige graslanden en Vrij algemeenaan einde in van vochtige zomer heide, een plek vooral zoeken In grazige,Bij bloembezoek kruidenrijke sterke vegetaties. voorkeur voor doodt de larve van de zandbij en eet gele banden meestal wat donkerder. graslanden,mannetjes heide steenhommel en bermen. ( 7). Zulke bruine beharing en opvallend oranje- logische Tabel 10 (Sprinkhanen en bijen. Vrouwtje dringt nest van de te vinden. Al in het vroege voorjaar vliegen de eerste bijen larven door de werksters van de weide- 15 Bramensprinkhaannest vervoert. 15-20 mm 21 BoomkrekelNestelt in zelfgegraven gangen10-13 mmin 27 Zeggedoorntje mm: ♂ 8-12, ♀ 10-15 heide, op de hogere zandgronden. benedenom tede overwinteren. grotehoog. rivieren. In het noor- lipbloemen, vlinderbloemen en het stuifmeel op. Houdt van veel vocht en zit leeft vaak wat dieper in de Waarnemingen van pissebedden kunnen worden ingevoerd Mannetjes in tegenstelling tot veld- exemplaren hebben meestal echter rode achterschenen. Van gelijkende andere bij binnen om daar een ei te hommels worden grootgebracht. 9 Kleine12 Gewone wrattenbijter sachembij 23-3614-16 mm mm Pholidoptera griseoaptera juli-okt Oecanthuszandgrond. pellucens De nestingangen juli-sept zijn Tetrix subulata apr-sept 25 Gewone slobkousbij 8-12 mm den ook meer in droge biotopen. 43 Steppesprinkhaanslangenkruid. krekels) aan te schaffen. Hierin is op wilgenkatjes en in de herfst zijn ze op bloeiende klimop 38 Kustsprinkhaan hommel meestal zonder gele43 harenSteppesprinkhaan op 2 Struiksprinkhaanalleen zwarte haren op de 12-17kop, terwijl mm soorten te onderscheiden door ont- leggen op de stuifmeelvoorraad. bodem. Kan verward worden met andere kleine soorten bij Waarneming.nl. Graag een foto toevoegen. Bijen in de tuin GampsocleisAnthophora glabra plumipes aug-septmrt-mei Middelgrote15 Tuinbladsnijder bruine sabelsprinkhaan, 9-12 te mm Slanke,gemarkeerd gele krekel met die zandhoopjes. niet met andere Bezoekt Klein sprinkhaantje dat lang- en kort- 33 Gouden Macropis sprinkhaan europaea juni-aug 28 Gewone geurgroefbij 6-9 mm Chorthippus vagans juli-sept 35 Geeltipje 4-7 mm kop. Ook te verwarren met tuinhommel Leptophyesmannetjes steenhommel punctatissima op juli-novde kop breken van lichte haarbandjes op een sleutel tot alle Nederlandse De larve die uit het ei komt doodt de 5 Boomhommel 8-20 mm Vrij grote kleurrijke sabelsprinkhaan, te herkennenMegachile aan de centuncularislichaamskleur enmei-sept soortenuitsluitend te verwarren bloemen is. Maakt van (vooral een zeer gele) doornig kan zijn. De langdoornige vorm Chrysochraon dispar juli-aug 38 Kustsprinkhaan Lasioglossum calceatum apr-sept 31 Roetbijenmm: ♂ 13-16, ♀ 18-227-12 mm Nomada sheppardana apr-aug te vinden.en jonkies van de grote soorten. ♂ ♀ ♂(3), die echter aan achterzijde van ♀ Vrij altijdkleine veel bolle gele sabelsprinkhaan haren hebben. met Grote, breedgebouwde bij met dichte achterlijf. Mannetje lijkt op andere Middelgrote, zwarte bij met korte soorten opgenomen, samen met larve van de ‘gastheer’ en eet het stuif- Bombus hypnorum mrt-aug onderscheiden van de wrattenbijter vorm van de vleugels. Komt vooral voor karakteristiekcomposieten. fluitend geluid. Popula- lijkt op zanddoorntje, maar de knik mm: ♂ 15-19, ♀ 22-28 Chorthippus albomarginatus juli-sept Kleine, grijsbruinePanurgus sprinkhaansp. met juni-aug borststuk een extra gele band heeft. korteNestelt vleugels in allerlei en een holten,brede, gladdezowel boven- beharing. Van het vrouwtje komen twee Vrij grote, breedgebouwde bij met soorten zandbijen (20) en is niet beharing en smalle, in midden onder- Kleine, zwarte bijen met lichte, in het Kleine, donkere, nauwelijks behaarde meel op. April-juni zijn alleen vrouwtjes door de geringere grootte, de witte zoom in dichte vegetatie in bosranden en ties uitsluitend in ruige vegetaties in op de bovenzijde van de achterdij Het mannetje is vrij klein en metallic mm: ♂ 13-15, ♀ 18-23 ovale gehooropening en korte vleugels. soortbesprekingen, foto’s en ver- Vrouwelijke bijen verzamelen stuifmeel, dat ze naar hun Nestelt gewoonlijk ondergronds, bij Borststuk geheel oranjebruin behaard, legboor.als ondergronds, Het hele lichaam zoals is in bezet oude met muizen - kleurvormen voor: een grijsgeel be- smalle lichte haarbandjes op achterlijf. makkelijk te herkennen. broken witte haarbandjes op achterlijf. midden onderbroken haarbandjes op Vrij kleine, geheel glimmend zwarte bij met rode vlekjes op borststuk en te vinden. Deze hebben overwinterd en aan de zijkant van het halsschild en het uiterwaarden in Zuid-Limburg, rivieren- het rivierengebied,18 Zuid-Limburg en10-12 mm ontbreekt. Vrij algemeen op allerlei groen, met korte, brede vleugels en een Kleine, groene of bruine veldsprink- Te onderscheiden van locomotiefje voorkeur in oude holen van muizen of achterlijfspunt wit. kleineholen stipjes. en boomholten Algemeen open allerleischuren. haarde met een zwart behaarde ach- Vrouwtje met buikschuier: dichte Witbaardzandbij Nestelt in zelfgegraven gangen in de Kenmerkend is de beharing van de achterlijf. Bij vrouwtje zijn achter- bijen. Beharing zwart, behalve de spreidingskaarten.achterlijf. Kenmerkend zijn de zwarte leggen in het voorjaar nieuwe nesten nest brengen. Hierop leggen ze een ei, waaruit een larve struiken en bomen in het stedelijk geluid. Eén populatie op de Veluwe. gebied en stuwwallen in Oost-Neder- Zeeland.Andrena In het hele barbilabris land worden mrt-juni schaars begroeide oevers, vooral in opvallende spitse achterlijfspunt. Het haan. Lijkt door de rechte zijkielen op door het ontbreken van het ladder- mollen, tot anderhalve meter diep. Nestelt graag in boomholten, maar terlijfspunt, en een zwart behaarde beharing aan onderzijde achterlijf grond, op vlakke, flink begroeide, achterpoten: achterschenen lang en randen van achterlijfssegmenten oranjegeel behaarde achterschenen. uiteinden van de antennen. aan. Vervolgens sterven zij, waarna in 1,50 gebied, heidevelden en duinen. land. Lokaal in bosbesvegetatie op de incidenteel uit Zuid-Europa getrans- beekdalen en uiterwaarden. vrouwtje is vrij plomp en bruin, met kor- het halsschild het meest op de weide- patroon op de vleugel en het geluid. Te bestellen via ook in allerlei kunstmatige holten, 9 Akkerhommel 9-18 mm met oranjerode beharing van de waarmee stuifmeel getransporteerd zonnige plekken. zeer dicht wit behaard, contrasterend enigszins licht en doorschijnend. In Nederland twee soorten, die moeilijkkan zich Nestparasiet van groefbijen Lasioglos- juni t/m september verse mannetjes en komt die zich met het stuifmeel voedt. Sommige bijensoor­ 10 Wrattenbijter 28-40 mm Veluwe. porteerdeVrouwtje exemplaren met lichtbruin gevonden. behaard borst- te vleugels (vergelijkbaar met vrouwtje sprinkhaan. Verschilt door het geluid Bekend van enkele populaties bij 2 Veldhommel 9-21 mm zoals vogelnestkastjes, spouwmuren, Bombus pascuorum mrt-sept achterschenen. Het mannetje heeft wordt. Buikschuier geheel rood, in stuk en glimmend zwart achterlijf met met de zwarte beharing van de brede Bij mannetje kan achterlijf gedeeltelijk te onderscheiden zijn. www.eis-nederland.nl/et.sum (28). Vrouwtje dringt nest van vrouwtjes verschijnen. Mannetjes 3 Boomsprinkhaan 12-15 mm Decticus verrucivorus juli-aug 28 Zanddoorntje mm: ♂ 9-11, ♀ 11-13 krasser) en opvallend rood gekleurde en de vleugeladering. Vrij algemeen in Nijmegen, in schrale gras vegetaties. oprollen tot ten zijn heel kieskeurig en verzamelen bijvoorbeeld alleen Bombus lucorum mrt-sept schuren en stallen. een heldergele voorzijde van de kop en tegenstelling tot de gedeeltelijk zwarte smalle, in het midden onderbroken 22 Zijdebijen 7-11 mm achtertarsen. rood zijn. Bij mannetje zijn de poten Nestelt in zelfgegraven holen in de groefbij binnen om daar een ei te sterven na de paring, terwijl vrouwtjes MeconemaVariabel gekleurd. thalassinum Donkere exemplaren,juli-okt Forse sabelsprinkhaan, te onderschei- 16 Zadelsprinkhaan 25-32 mm 22 Veenmol 35-50 mm Tetrix ceperoi apr-sept achterscheen en onderzijde van de vrij vochtige graslanden, bermen en is onmiskenbaar door de lange zwarte van de (duidelijk grotere) grote blad- haarbandjes. Beharing achterschenen Colletes sp. juni-sept Nestelt in zelfgegraven gangen in de gedeeltelijk geel. Verwarring is mogelijk grond. een balletjeleggen op de stuifmeelvoorraad. aan einde van zomer een plek zoeken Zwart behaard borststuk met gele Lijktdie op in de Nederland zuidelijke vooralboomsprinkhaan, in het westen den van kleine wrattenbijter door het Ephippiger diurnus aug-sept Gryllotalpa gryllotalpa apr-juni Klein langdoornig sprinkhaantje dat het achterdij. Langvleugelige exemplaren duinen. 44 Bruine sprinkhaan stuifmeel op de bloemen van klokjes of beemdkroon. 6 Gewone koekoeks- pluimpjes aan de middenpoten. snijder (14). Mannetjes van grote blad- witachtig, achterscheen zelf is zwart. grond, op goed verborgen plaatsen. met de parkbronsgroefbij, die echter De larve die uit het ei komt doodt de om te overwinteren. band aan de voorzijde, achterlijf met maarvoorkomen, heeft lange hebben vleugels. oranje Algemeen behaard grotere formaat, het ont breken van de Grote sabelsprinkhaan die onmisken- Onmiskenbaar door de grootte (4-5 cm) meestMiddelgrote lijkt op het bijen zeggedoorntje. met lichtbruin tot zijn zeldzaam. Komt voor in ruige vege- Chorthippus brunneus juni-sept 39 Weidesprinkhaan 44 Bruine sprinkhaanhommel 17-22 mm Nestelt op zonbeschenen plaatsen in snijder te onderscheiden door de smal- Van gelijkende soorten te onderschei- Verzamelt uitsluitend stuifmeel op een bronsachtige glans heeft; boven- 32 Signaalwespbij 8-13 mm larve van de groefbij en eet het stuif- gele voorzijde, zwarte middenband op allerleiborststuk loofbomen en oranje in behaardeparken, tuinen achter - witte zoom aan de zijkant van het hals- baar is door het zadelvormige hals- en tot graafwerktuigen omgevormde Te onderscheidenoranje behaard doordat borststuk de kiel en opglimmend de taties in bermen en uiterwaarden. 39 Weidesprinkhaan mm: ♂ 12-17, ♀ 18-25 Bombus campestris apr-sept de bodem en in wanden of muren, le, zwarte voortarsen. den door formaat, ontbreken van wederik. dien liggen de haarbandjes bij de park- Nomada signata mrt-juni Probeermeel op. ook eens de Soortzoeker sprinkhanen.38 Grote wolbij 10-16 mm en witte achterlijfspunt. Werksters en en bossen.lijfspunt, met verder zwarte beharing. schild en het geluid. Slechts twee schild. Beperkt tot enkele plekken op voorpoten. Vrij algemeen in polder- bovenzijdezwart achterlijf van de achterdij met doorlopende een knik Chorthippus dorsatus juli-sept Kleine, bruine sprinkhaan die sterk lijkt ♂ ♀ ♂ graag in leemachtig substraat. Nestelt in allerlei holten, zoals holle metaalglans, onderbroken witte haar- bronsgroefbij langs de achterrand van Anthidium manicatum juni-aug Bijen bouwen nesten op uiteenlopende plekjes op koninginnen nauwelijks te onder- Borststuk zwart behaard met aan voor- Lichte exemplaren, in Nederland vooral populaties: Nijmegen en Hoge Veluwe. de Veluwe en Nijmegen. Op boompjes gebieden in West-Nederland, verspreid vertoont.wit achtige Vrij algemeen bandjes. op In allerlei tuinen komen 34 Zoemertje mm: ♂ 14-19, ♀ 20-27 mm: ♂ 14-17, ♀ 18-21 op ratelaarSlanke, en nauwelijks snortikker. behaarde, Het makke wesp- - Dit is een gratis digitale sleutel, te vinden onder In tuinen vaak te zien op longkruid. stengels, dood hout en ‘bijenhotels’, bandjes op achterlijf en kleur van de 26 Roodpotige groefbij 9-11 mm. de segmenten en bij Lasioglossum - 36 Maskerbijen 4-9 mm scheiden van aardhommel (1), maar en achterzijde een gele band. Achterlijf 4 Zuidelijkein het oosten, boomsprinkhaan overwegend oranje en struiken op droge heidevelden. in het oosten en zuiden. schaarstwee begroeide soorten voor oevers. (duinzijdebij en Stenobothrus lineatus juli-sept Kleine, groene of bruine veldsprink- lijkst achtigete herkennen bij met aan rood de achterlijfzang, een met gele Grote bij met wespachtig zwart-geel verschillende manieren. Veel soorten nestelen in zelf­ ♂ maar ook wel in de grond. De wanden achterschenen en de beharing hiervan. Halictus rubicundus mrt-sept soorten langs de voorrand. http://determineren.nederlandsesoorten.nl.Hylaeus sp. mei-sept gele banden meestal wat lichter. variabel gekleurd, van overwegend Meconemabehaard en meridionale met witachtige 12-15 haren mm aan 11 Heidesabelsprinkhaan 15-20 mm wormkruidbij), die moeilijk uit elkaar te Vrij kleine veldsprinkhaan die vanwege haan, met lange vleugels. Lijkt door de kort prrr-geluid.dwarsbanden. Vrouwtjes Vrouwtje zijn verschilt niet op van kleurenpatroon. Kan net als een zweef- 13 Bruine rouwbij 9-17 mm van het nest worden bekleed met Mannetje lijkt op andere soorten zand- Nestelt in zelfgegraven gangen in de Mannetjes in tegenstelling tot aard- zwart met weinig geel tot bijna geheel zijkant borststuk. Allerlei tussenjuli-nov- Metrioptera brachyptera juli-sept 23 Kassprinkhaan 13-19 mm houden zijn. In het zuiden van Neder- de brede,Middelgrote zwak gebogen bij met zijkielenroodbruin en behaard rechte zijkielen op het halsschild het naamgewone te brengen. wespbij Algemeen (33) door in heel aanwezigheid Kleine, slanke, zwarte nauwelijks vlieg vliegend stilstaan in de lucht. gegraven holen in de grond. Andere nestelen in gangetjes Pissebedden in Melecta albifrons mrt-juni Krekelsstukjes van bladeren, die de bij zelf bijen (20) en is niet makkelijk te her- Veldsprinkhanen grond. April-juni zijn alleen vrouwtjes hommel met gele haren op kop. Ook te geel behaard. Donkere exemplaren van Lijktvormen op de boomsprinkhaan, komen voor. maar Middelgrote bruine of bruingroene Diestrammena asynamora hele jaar land kan in september de klimopbij op getandeborststuk, eilegkleppen glimmend van hetzwart vrouwtje achterlijf meest op de kustsprinkhaan. Verschilt Nederland,van gele veel vlekken in bermen op propodeum en de stad. behaarde bijtjes die meer aan kleine Vrouwtje heeft witte ‘buikschuier’: met haar kaken uitknipt en naar het kennen. te vinden. Deze hebben overwinterd en die door kevers in dood hout geknaagd zijn, of in holle verwarren met tuinhommel (3), die andere hommels te onderscheiden heeftNestelt veel kortere in allerlei vleugels. holten, Algemeen zowel boven- sabelsprinkhaanGrote, breedgebouwde met korte bijvleugels. met enigs - 17 Veldkrekel 20-26 mm Onmiskenbaar door de gebochelde 29 Europeseklimop voorkomen. treksprinkhaan Van andere bijen vooralmet lijkt scherp op het afgetekende schavertje. Onderdoorlopende- door het geluid en de vleugeladering. (achterste deel borststuk). Mannetjes graafwespjes doen denken dan aan dicht tapijt van lange haren onderop nest vervoert. Nestelt in zelfgegraven gangen in de leggen in het voorjaar nieuwe nesten echter aan achterzijde van borststuk doordat de lichte achterlijfsbeharing op allerleials ondergronds, loofbomen zoals in parken, in graspollen, tuinen Te onderscheidenzins ‘gebocheld’ van postuur. de lichtgroene Borststuk Gryllus campestris mei-juni lichaamsvorm, lange poten en sprieten Locustamet vergelijkbaar migratoria uiterlijk helete onder jaar- scheidtwitte zich haarbandjes, daarvan door en het oranjerode grotere Er zijn geen recente vondsten in Neder- 45 Ratelaarmoeilijk te herkennen.mm: ♂ 13-16, ♀ 16-23 andere bijen. Meestal is de voorzijde achterlijf, waarin ze stuifmeel trans- grond, vooral in open zandige bodems, aan. Vervolgens sterven zij, waarna in stengels van bijvoorbeeld vlier of braam. Behangersbijen een extra gele band heeft. beperkt is tot de zijranden en geen en bossen.oude muizenholen en schuren. sabelsprinkhaanlang, lichtbruin en behaard greppelsprinkhaan en het zwarte Zwarte krekel, die door zijn grootte niet en ontbreken van vleugels. Komt alleen scheiden doormm: geheel ♂ 29-51, zwarte ♀ 37-58poten en formaat,achterschenen de langere vleugelsmet oranje en beharing.het land. ChorthippusNestparasiet biguttulus van het vosjejuli-sept (10). van de kop geel getekend (‘masker’) en porteert. Mannetje te herkennen aan 16 Honingbij 12-14 mm ook tussen straatstenen. juni-september verse mannetjes en Nestelt gewoonlijk ondergronds, bij volledige banden vormt. Lichte exem- doorachterlijf de smalle heeft lichte grote zoom zijvlekken aan de van met andere krekels te verwarren is. voor in gebouwen, op continu verwarm- Grotekorte veldsprinkhaan lichte beharing met op lange achterschenen. ladderpatroonDeze combinatie op de vleugel. van kenmerken Maakt een komt Kleine,Vrouwtje bruine sprinkhaan dringt nest dievan sterk vosje lijkt binnen zijn poten gedeeltelijk geel. In tuinen drie zwarte doorns aan achterlijfspunt. bekleden hun nestwanden met stukjes blad, metselbijen Apis mellifera jan-dec 40 Krasser voorkeur in 45oude Ratelaar holen van muizen of plaren zijn46 teSnortikker onderscheiden doordat 5 Gewoon10 Vosje spitskopje 14-1812-14 mm mm achterrandlichte (witachtige van de zijkant tot lichtbruine) van het hals be- - Komt voor in droge heide en stuifzand de plaatsen, zoals kruipruimtes en kas- vleugels.Nestelt Vroeger in zelfgegraven enkele populaties, gangen in de zeer bijkenmerkend andere ‘tuinbijen’ zoemend niet geluid. voor. 40 Krasservrouwtjes verschijnen. Mannetjesjuli-sept op bruineom daar sprinkhaan een ei te en leggen snortikker. op de stuif- komen verschillende soorten masker- Nestelt in bestaande holten, zoals in de tuin 1,50 19 Meidoornzandbij 13-14 mm sterven na de paring, terwijl vrouwtjes mollen, tot circa 30 cm diep. ze geen ‘strakke’ zwarte band over het ConocephalusAndrena fulva dorsalis juli-oktmrt-mei schild,haring. de cerci Van anderevan het grote,mannetje lichtbruin en de in Zuid-Vrij grote, en Midden-Nederland. donkerbruine bij, vaak sen. Verspreide waarnemingen door het maarbodem sinds deop jarenkale plekken, 1950 verdwenen. vaak in steile Vrij algemeenNestelt in in zelfgegraven rijke kruiden- gangen en in de Pseudochorthippus parallelus Het mannetjemeelvoorraad. maakt Deeen larve ratelend die uit het ei bijen voor, die zeer moeilijk van elkaar hout en leem, holle stengels en muurantenne- verzamelen leem om de tussenwandjes van te metselen. Andrena carantonica mrt-juni zand- of leemwandjes, ook wel in aan einde van zomer♂ een plek♀ zoeken komt doodt de larve van het vosje en ♂ ♀ ♂ midden van het achterlijf♀ hebben. SlankVrouwtje sprinkhaantje makkelijk met te in herkennen zijaanzicht aan legboorbehaarde van het bijen vrouwtje. te onderscheiden Vrij algemeen door De mannetjesmet gedeeltelijk zingen oranje in het voorjaarachterlijf. hele land. Nu alleen nog incidenteel geïntrodu- grasvegetatiesgrond. Eind op maart droge t/m heide mei op zijn de alleen mm: 13-16, 18-22 geluid van 2-4 sec. Algemeen in bermen te onderscheiden zijn. In tegenstelling spleten. Voor bouw van broedcellen 3 11-22 mm muren. Soms in grote groepen bijeen. om te overwinteren. eet het stuifmeel op. kort en Koekoeksbijen (zoals wesp­ en bloedbijen) maken zelf Tuinhommel Nestparasiet van onder andere akker- spitselange, kop. dichte, Te onderscheiden vosrode beharing van op op drogede grote en vochtigelichte achterlijfsvlekken heideterreinen. (van voorOp hun achterlijf nestholtes. (langs voorranden van de Vrouwtje groot en geheel donker met ceerd, bijvoorbeeld uit voedseldier- Veluwe,vrouwtjes daarbuiten te vinden. zeer zeldzaam. Deze hebben Kleine, groene veldsprinkhaan met kor- en schrale graslanden. tot andere bijen transporteren masker- gebruikt vrouwtje haren van behaarde Bombus hortorum mrt-sept kwekenBezoeken van terrariumhouders. vaak bloemen van composie- te vleugels. Langvleugelige individuen hommel (9) en weidehommel (8). zuidelijkbovenkant spitskopje van borststuk door de kortere en achterlijf, beharing) en de tweekleurig behaarde segmenten) zijn grijswitte dwarsband- Doornsprinkhanenbruine beharing, verschilt van honing- overwinterd en leggen in het voorjaar bijen stuifmeel niet in lichaams- planten, zoals slangenkruid, klit, dik 12 Greppelsprinkhaan 15-20 mm 18 Huiskrekel 15-18 mm ten, zoals boerenwormkruid, jacobs- 35 Schavertje mm: ♂ 11-13, ♀ 14-18 zijn zeldzaam.29 Grote Te klokjesbij onderscheiden van8-10 mm46 Snortikker33 Gewone mm: wespbij ♂ 13-17, ♀ 18-228-13 mm geen nest, maar leggen hun eieren stiekem in de nesten Borststuk zwart behaard met zowel Vrouwtjes leggen eieren in de nesten vleugelsin combinatie en kromme met legboor zwartbehaarde bij het kop achterschenen: boven licht en onder jes te zien die in het midden niet onder- bij door ontbreken van witachtige nieuwe nesten aan. Vervolgens sterven beharing, maar in een inwendige ‘krop’. muizenoor, prikneus, stinkende ballote Roeseliana roeselii juli-sept Acheta domesticus hele jaar 24 Gewoon doorntje mm: ♂ 8-9, ♀ 9-11 30 Blauwvleugelkruiskruid, guldenroedesprinkhaan en kamille. Stenobothrus stigmaticus juli-sept de zompsprinkhaanChelostoma door rapunculi de kortere mei-aug ChorthippusNomada mollis flava juli-oktmrt-juni aan voor- als achterzijde een gele band. van deze hommels, waarna hun larven vrouwtje.en onderzijde Langvleugelige van borststuk exemplaren en achter - zwart. broken zijn. Van gelijkende bijensoor- bandjes op achterlijf. Van grijze rimpel- zij, waarna in juni-september verse Nestelen in holle stengels van bijvoor- en ezelsoor. Voor voedsel bij voorkeur Sprinkhanendie andere bijen en bouwen.krekels zijn de muzikanten Bijen houden van bloemen. In een tuin met bloemen Pissebedden zijn kreeften die op het land leven. door de werksters van deze hommels zijn zeldzaam. Algemeen in dichteSupplement Middelgrote geelgroene sabelsprink- Vrij grote, geelbruinebij krekel, die lijktNederlandse op Tetrix undulata april-sept Oedipoda caerulescensFaunistische juli-sept Kleinmannetjes sprinkhaantje en vrouwtjes dat lijkt op verschijnen. een achtervleugelMededelingen. van het mannetje en de Kleine, bruine sprinkhaan die sterk lijkt Uitgegevenbeeld braam, riet of vlier of in door op vlinderbloemen, lipbloemen en Achterlijf geel behaard aan voorzijde, lijf. Verwarring kan optreden met rosse Nestparasiet van de gewone sachembij ten te onderscheiden door de behaarde rug te onderscheiden door donkere Kleine, slanke, zwarte bij met smalle, Slanke, nauwelijks behaarde, wesp- haan met korte vleugels. Te onderschei- spoorkrekel en dierentuinkrekel. Klein kortdoornig sprinkhaantje dat 23 Roodgatjemm: ♂ 13-23, ♀ 20-2910-12 mm kleine versie van het zoemertje. Onder- kortere, driehoekige voorvleugel en op ratelaar en bruine sprinkhaan. Het lichaam onder de insecten. Aan de geluiden die de mannetjes zwart op het midden en wit aan de worden grootgebracht. vegetatiemetselbij in vochtige (11), maar biotopen. deze is lichtbe- (12). Het vrouwtje dringt het nest van ogen, de geheel donkere poten en de achterschenen. Mannetje lijkt op Mannetjes sterven na de paring, terwijl onderbroken witte haarbandjes op achtige bij met rood achterlijf met gele kevers geknaagde gangen in dood hout. helmkruidachtigen. De meeste bijensoorten leven alleen (solitair). Slechts vliegen dus al snel bijen rond. Meer dan je denkt: Om te kunnen ademen moeten ze hun kieuwlongen den van de heidesabelsprinkhaan en De verschillen zitten in de zang, de lijkt op bosdoorntje en kalkdoorntje. Vrij grote,Andrena grijze veldsprinkhaan, haemorrhoa metmrt-juni scheidt zich door de kortere vleugels en kortere eilegkleppen van het vrouwtje. mannetje maakt een lange serie gelui- achterlijfspunt. Verwarring mogelijk haard op de onderzijde van borststuk de sachembij binnen om daar een ei te grijswitte achterlijfsbandjes. andere soorten zandbijen (20) en is niet vrouwtjes aan einde van zomer een plek achterlijf. Vrouwtjes hebben witte dwarsbanden. Vrouwtje verschiltglad van lichtgroene sabelsprinkhaan door de vorm van de vleugels en koptekening. De verschillen zijn subtiel en dienen blauwe achtervleugels met zwarte het ontbreken van een duidelijk ladder- De zang is sneller dan die van de zomp- den van 10-15 sec. Vrij algemeen op de makenenkele soorten,kun je de zoals soort hommels herkennen, en de net honingbij, als bij vogels. leven in in veel tuinen komen tientallen soorten voor. nat houden, wat verklaart waarom ze op vochtige met aard- en veldhommel (1 & 2) die 7 Steenhommel 12-22 mm 6 Zuidelijken achterlijf. spitskopje Het mannetje 14-18 lijkt opmm leggen op de stuifmeelvoorraad. Nestelt in Nederland vrijwel uitsluitend makkelijk te herkennen. Vrouwtje met oranjebruin behaard zoeken om te overwinteren. ‘buikschuier’: dichte beharing aan signaalwespbij (32) door ontbreken van brede lichte zoom van de zijkant van het Vooral in agrarisch en stedelijk gebied, met een loep bekeken te worden. band. Lijkt op de kiezelsprinkhaan patroon op de vleugel. De zang is een sprinkhaan. Algemeen in bermen, hogere zandgronden en in de duinen. lichaam echter de gele band aan achterzijde van Bombus lapidarius mrt-sept Conocephalusandere soorten fuscus zandbijen (20juli-okt) en is niet De larve die uit het ei komt doodt de in bijenkasten van imkers. Bij uitzon- Nestelt in zelfgegraven gangen in de borststuk en glimmend zwart achterlijf onderzijde van achterlijf waarmee gele vlekken op propodeum (achterste Colofon Ze komen vooral voor in mooie, kruidenrijke gras­ halsschild en de legboor van het vrouw- op allerlei permanent verwarmde Algemeen op allerlei schaars begroeide maar die heeft geheel blauwe achter- zacht raspend geluid van 1-3 sec. Vrij graslanden en heide. sociale volken. Hiervan kun je er 38 met deze zoekkaart op naam plekken voorkomen, zoals kleibodem, onder schors, 41 Zompsprinkhaan borststuk missen. Tuinhommel47 heeft Knopsprietje Slankmakkelijk sprinkhaantje te herkennen. met in zijaanzicht larve van de sachembij en eet het dering vestigen aan imkers ontsnapte grond. met oranjerode achterlijfspunt; achter- 27 Parkbronsgroefbij 6-8 mm stuifmeel getransporteerd wordt. deel borststuk). Mannetjes moeilijk te Een uitgave van EIS Kenniscentrum Insecten en Naturalis Biodiversity Centerwit en Mannetjes en vrouwtjes zeer verschil- i.s.m.tje. Plaatselijk algemeen Nederlandse in ruig begroei- plaatsen, zoals boerderijen, vuilnisbel- plaatsen Entomologische op de hogere zandgronden, vleugels. Vrij zeldzaam op droge heide- algemeen inVereniging dichte grasvegetaties op 47 Knopsprietje mm: ♂ 10-15, ♀ 11-16 spitse kop. Onderscheidt zich van Halictus tumulorum apr-sept 2e editie, december 2016 bovendien een aanmerkelijk langere lend gekleurd. Koninginnen en werk- Nestelt in zelfgegraven gangen in de stuifmeel op. volken zich wel eens in een holle boom schenen oranje. Deze combinatie van Deze witte buikschuier onderscheidt herkennen. breed landen en heide, maar ook in de stad zijn diverse brengen. Buiten tuinen kun je nog veel meer hout of stenen. Pissebedden zitten in elke tuin. gewoongrond. spitskopje door de lange de bermen, dijken, en vochtige graslan- ten en bakkerijen. schaars20 in de duinen en rivierengebied. 6-14 mm en stuifzand en kapvlaktes in het bin- heidevelden, vooral in Midden- en 41 Zompsprinkhaan juli-sept Myrmeleotettix maculatus mei-sept tong. sters zwartbehaard met roodbehaarde of oude schuur. Soms bouwen zulke Zandbij mannetje kenmerken komt bij andere ‘tuinbijen’ Kleine, donkere bij met bronsgroene de soort van gelijkende soorten die in Nestparasiet van zandbijen, waar- Vanwege lange tong sterke voorkeur vleugels en de rechtere legboor bij het den.14 Maakt Grote een bladsnijder luid zoemend geluid.12-16 mm zwermen vrijhangende raten aan Andrena sp. mrt-aug nenland.niet voor. Algemeen Het mannetje in de kustduinen, lijkt op andere Noord-Nederland. Pseudochorthippustuinen voorkomen, montanus zoals de blauwe Door deonder verdikte meidoornzandbij antennetoppen (19 )alleen en viltvlek - Tekst en samenstelling: Menno Reemer soortenBijen zijn tye een vinden. handje Met te helpen zo’n 50 door soorten een ‘bijenhotel’ in Nederland op te bijensoorten tegenkomen: er zijn er meer dan 350 Je kunt met de zoekkaart aan de andere zijde achterlijfspunt. Mannetjes met gele ♂ ♀ glans. Achterlijf met lichte haarband- ♂ ♀ ♂ ♀ ♂voor planten met lange bloembuizen, ♀ vrouwtje.11 Rosse Algemeen metselbij in dichte lage 8-12 mm Megachile willughbiella mei-aug 19 Dierentuinkrekelbijvoorbeeld boomtakken, 20-30 als zij mm geen 25 Bosdoorntje mm: 8-9, 10-12 inclusiefsoorten de waddeneilanden. zandbijen (20) en is niet metselbij (30mm:) en groefbijen13-16, (17-2526-28 ). met dezandbij rosse (sprinkhaan24). Vrouwtje te verwarren.dringt nest van Kleurtekeningen: Jeroen de Rond Colofon haren op kop, gele banden langs voor- Er komen verschillende soorten zand- jes. Groefbijen zijn♂ van zandbijen♀ te is het ook een overzichtelijke groep die je makkelijk zoals lipbloemen (dovenetel, rode vegetaties.Osmia bicornis mrt-juni 13 Lichtgroene sabelsprinkhaan Gryllodesgeschikte sigillatus holte kunnen vinden.hele jaar Derge- Tetrix bipunctata apr-sept makkelijk te herkennen. 36 Wekkertje mm: 13-17, 17-22 Kleine,Nestelt groene in veldsprinkhaan holle stengels enmet door korte kevers Deze zandbijis groter binnen en het omgeluid daar verschilt. een ei te leggen Lijntekeningen: Inge van Noortwijk hangen: een kunstmatige nestelgelegenheid voor bijen die uit Nederland bekend. eenvoudig de algemene soorten onderscheiden. en achterrand van borststuk, en oranje Grote, breedgebouwde bij met smalle bijen voor in tuinen, waarvan de man- onderscheiden doordat zij een met Colofon Een uitgave van EIS Kenniscentrum Insecten en Naturalis Biodiversity Center, klaver), smeerwortel en vingerhoeds- Bicolorana bicolor 15-18 mm Vrij grotelijke schermen geelbruine worden krekel, in die Nederland het Klein kortdoornig sprinkhaantje dat 31 KiezelsprinkhaanNestelt in zelfgegraven gangen in de Omocestus viridulus mei-aug vleugels.geknaagde Langvleugelige gangen inindividuen dood hout, zijn ook in Algemeenop de op stuifmeelvoorraad. de zandgronden. De larve die Foto voorzijde: zijdebij (Cor Zonneveld) achterlijfspunt. Mannetjes te ver- Vrij grote, breedgebouwde 1.bij met Delichte haarbandjes Nederlandse op het achterlijf. steenvliegennetjes sterk op elkaar lijken (afgebeeld (Plecoptera)lichte haartjes begrensd lengtegroefje Een uitgave van EIS Kenniscentrum Insecten en Naturalis Biodiversity Center, kuntin dood leren hout kennen. en holle stengels nestelen. mei 2017 juli-sept meest lijkt op de huiskrekel. Verschilt lijkt op gewoon doorntje en kalk- Sphingonotus caerulans juli-sept Vrij kleine veldsprinkhaan, die qua zeldzaam. Te onderscheiden van de 15,00 kruid. Nestelt op of vlak onder de grond. 7 Grote groene sabelsprinkhaan meestal snel door imkers ‘geschept’. grond. ‘bijenhotels’. uit het ei komt doodt de larve van de warren met weidehommels (8), maar dichte beharing en zwakke metaal- Vrouwtje met buikschuier: dichte is mannetje van de meidoornzandbij hebben op het laatste achterlijfs- januari 2017 Tettigonia viridissima 28-35 mm Middelgrote groene sabelsprinkhaan door het geluid en de vorm van de doorntje. De verschillen zijn subtiel mm: ♂ 17-19, ♀ 20-33 uiterlijk en geluid lijkt op zwart wekker- krasser door de langere achtervleugel 48 Rosse zandbij sprinkhaan en eet het stuifmeel op. die hebben doorgaans een band van glans. Vrouwtje met kop en uiteinde beharing aan onderzijde achterlijf (19)). Verwarring mogelijk met honing- segment. Er zijn diverse sterk gelijken- Samenstelling: Matty P. Berg juli-okt met korte vleugels. Te onderscheiden vleugels. De dieren worden verkocht en dienen met een loep bekeken te Vrij grote, grijze veldsprinkhaan, met tje. Het mannetje is groen of bruin van het mannetje en de langere voor-8-10 mm Gomphocerippus rufus aug-sept 4 Vierkleurige koekoeks- 17 Pluimvoetbij 12-15 mm 24 Viltvlekzandbij 12-15 mm 30 Blauwe metselbij Tekst en samenstelling: Roy Kleukers Meer weten? Kijk op www.bestuivers.nl Redactie: Roy Kleukers & Berry van der Hoorn gele haren aan de voorkant van het Groteachterlijf sabelsprinkhaan, zwart behaard, te onder borststuk- van waarmeeheidesabelsprinkhaan stuifmeel getransporteerd en greppel- voor de terrariumhandel en kunnen worden.bij, zijdebijen, Recent herontdekt groefbijen in en Neder pluimvoet- - lichtblauwe achtervleugels. De blauw- gekleurd.de soorten De eilegkleppen groefbijen. van Hiervan het is de vleugel en lange bleke eilegkleppen van mm: ♂ 14-16, ♀ 17-23 hommel 13-16 mm Dasypoda hirtipes juni-aug Andrena nitida mrt-juni Osmia caerulescens apr-aug 34 Geelzwarte wespbij 10-13 mm Foto’s: Theodoor Heijerman achterlijf. scheidenlichtbruin van deen kleinevoorste groene helft achterlijfsabel- sprinkhaanwordt. Buikschuier door de egaal aan groene voorkant zijkant rood ontsnappen of bewust vrijgelaten land,bij. in HoningbijNP Hoge Veluwe. verschilt In vanlicht, zandbijen open vleugelsprinkhaan heeft een zwarte vrouwtjeparkbronsgroefbij zijn lang en bleek. te onderscheiden Algemeen het vrouwtje. De zang is langzamer. Door de verdikte antennetoppen alleen Foto’s: Paul van Hoof (www.paulvanhoof.nl) Bombus sylvestris apr-aug Nomada succincta apr-juni www.pissebeddenproject.nl Nestelt in allerlei holten, zowel boven- sprinkhaanrossig behaard, door de buiklangere met vleugels. dichte rode van enhet aan halsschild achterkant en de zwart, legboor in tegenvan het- worden.Grote, Wordt slanke zelden bij met buiten lichtbruine gevonden. be- gemengddoor behaardebos op zandgrond. ogen. Zijdebijen en bandVrouwtje op de achtervleugels. is grote zandbij In metNeder oranje- - in allerleidoordat graslanden, de lichte heidehaarbandjes en bermen langs de ZeldzaamVrij kleine, in vochtige, donkerblauwglanzende grazige biotopen. bij met het knopsprietje te verwarren. Foto voorzijde: mannetje Ratelaar. als ondergronds, zoals oude muizen- 2. De Nederlandse boktorrenpluimvoetbijen verschillen van veel (Cerambycidae)achterranden van de segmenten liggen, met smalle lichte bandjes op achterlijf. Slanke, nauwelijks behaarde, wesp- Bijen online determineren? Klik op Tuinbijen op Borststuk zwart behaard met gele beharing (‘buikschuier’). Mannetje met stelling tot de geheel rode van de haring en lichte bandjes op achterlijf. bruin behaard borststuk en glimmend 15,00 Algemeen in ruigtes in het agrarisch en vrouwtje. Alleen bekend van Limburg, in land op spoorwegterreinen en andere ten noorden van de grote rivieren, in het Deze is kleiner en het geluid verschilt. Deze zoekkaart is mede mogelijk gemaakt door de Provincie Zuid-Holland en 42 Locomotiefje band aan voorzijde. Achterlijf48 zwartRosse sprinkhaanholen, nestkastjes en spouwmuren. kop witachtig behaard, borststuk en dichte(duidelijk gras- en kleinere) kruiden tuinbladsnijder vegetatie. (15). Vrouwtjes onmiskenbaar door grote soorten zandbijen door de doorlopende kale zwartstenige achterlijf, substraten. met langs de zijkant zuidenin plaatszeldzaam. van langs de voorranden. Vrouwtjes met zwarte ‘buikschuier’: Alleenachtige bekend bij van met Schin-op-Geul. geel en zwart getekend Deze opgezetzoekkaart i.s.m. is Groenemede mogelijk Cirkels Bijenlandschap. gemaakt door de Uyttenboogaart-Eliasen stichting. www.nederlandsesoorten.nl/determineren Deze uitgave werd mede mogelijk gemaakt door de Uyttenboogaart-Eliasen Stichting. stedelijk gebied en natuurgebieden.3. De Nederlandse hooiwagens (Opiliones) 15,00 4. De Nederlandse prachtkevers (Buprestidae) 12,50 Overig 5. De Nederlandse boorvliegen (Tephritidae) 15,00 Turin, H. et al. (red.) – The Carabus in Europe (2003) 95,00 6. De Nederlandse rivierkreeften (Astacoidea en Parastacoidea) 12,50 (te bestellen via: Pensoft.net) 7. De Nederlandse goudhaantjes (Chrysomelidae: Chrysomelinae) 15,00 8. De Nederlandse sprinkhanen en krekels (Orthoptera) 17,50 9. De loopkevers van Nederland en België (Carabidae) 17,50 10. De Nederlandse breedvoetvliegen en basterdbreedvoetvliegen (Platypezidae & Opetiidae) 15,00 11. De Nederlandse watermijten (Acari: Hydrachnidia) 17,50 Verspreidingsatlassen Aukema, B. et al. – Verspreidingsatlas van de Nederlandse wantsen I (waterwantsen) (2002); uitverkocht, als pdf beschikbaar via eis-nederland.nl Aukema, B. & D.J. Hermes – Verspreidingsatlas van de Nederlandse Neve, A. & R. van der Ham – Bijenplanten: nectar en stuifmeel wantsen II (2006) en III (2014) elk 10,00 voor honingbijen (2014) 22,50 Aukema, B. & D.J. Hermes – Verspreidingsatlas van de Nederlandse Breugel, P. van – Gasten van bijenhotels (2e druk, 2017) 27,50 wantsen IV (2016) 15,00 Falk, S. & R. Lewington – Veldgids bijen voor Nederland en deel II-IV samen 25,00 Vlaanderen (2017) (te bestellen via: kosmosuitgevers.nl) 39,99 Berg, M.P. et al. – Verspreidingsatlas Nederlandse landpissebedden, Willemse, L.P.M., R.M.J.C. Kleukers & B. Odé – The grasshoppers duizendpoten en miljoenpoten (Isopoda, Chilopoda, Diplopoda) of Greece (2018) 37,50 (2008); uitverkocht, als pdf beschikbaar via eis-nederland.nl 20 Nieuwsbrief EIS 69 (2019)

EIS-werkgroepen ZOETWATERFAUNA (MACROFAUNA) Vliegen (Diptera) Platwormen (Tricladida), bloedzuigers (Hirudinea), garnalen en kreeften (Decapoda) Dazen (Tabanidae), sluipvliegen (Tachinidae), horzels (Oestridae) en paardenhorzels G. van der Velde, Radboud Universiteit, Lab. v. Aquatische Oecologie, Nijmegen (Gasterophilidae) [email protected] Th. Zeegers, EIS Kenniscentrum Insecten, Leiden, [email protected] Zoöplankton Roofvliegen (Asilidae), blaaskopvliegen (Conopidae) wolzwevers (Bom­by­liidae), vilt- M. Soesbergen, Lelystad, [email protected] vliegen (Therevidae), snavelvliegen (Rhagionidae), hout­vliegen (Xylophagidae), geur- C. Brochard, Groningen, [email protected] vliegen (Coenomyidae) Aquatische borstelwormen (Oligochaeta) M. van Veen, Huis ter Heide, [email protected] T. van Haaren, Zaandam, [email protected] Wapenvliegen (Stratiomyidae) Rivierkreeften B. Brugge, Purmerend, [email protected] B. Koese, EIS Kenniscentrum Insecten, Leiden, [email protected] Fruitvliegjes (Drosophilidae) en dansvliegen (Empidoidea) Watermijten (Acari: Hydrachnidia) P.L.Th. Beuk, Eijsden, [email protected] H. Smit, Naturalis Biodiversity Center, Leiden, [email protected] Boorvliegachtigen (Tephritoidea): Boorvliegen (Tephritidae), Prachtvliegen (Ulidiidae), Libellen (Odonata) Platystomatidae en Pallopteridae Antoine van der Heijden, NVL, Oosterbierum, [email protected] J.T. Smit, EIS Kenniscentrum Insecten, Leiden, [email protected] Eendagsvliegen (Ephemeroptera) Slankpootvliegen (Dolichopodidae) D. Drukker, EIS Kenniscentrum Insecten, Leiden, [email protected] M. Pollet, Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, Brussel, België Steenvliegen (Plecoptera) [email protected] B. Koese, EIS Kenniscentrum Insecten, Leiden, [email protected] Zweefvliegen (Syrphidae) Kokerjuffers/schietmotten (Trichoptera) W. van Steenis, Breukelen, [email protected] D. Tempelman, Amsterdam, [email protected] Slakkendodende vliegen (Sciomyzidae) K. Lock, Gent, België, [email protected] A. Barendregt, Voorthuizen, [email protected] Dansmuggen (Chironomidae) Dambordvliegen (Sarcophagidae) H.K.M. Moller Pillot, Tilburg, [email protected] L.E.N. Sijstermans, Geldermalsen, [email protected] Waterkevers: Haliplidae Bromvliegen (Calliphoridae) B.J. van Vondel, Hendrik Ido Ambacht (078-6812819) J. Huijbregts, Leiden, [email protected] Waterkevers: Dryopidae Echte vliegen (Muscidae & Fanniidae) M.B.P. Drost, Wadenoyen, [email protected] H.J. Prijs, Haren, [email protected] Grasvliegen (Opomyzidae) BODEMFAUNA J.W. van Zuijlen, Waalwijk, [email protected] Landpissebedden (Isopoda), duizendpootachtigen (Myriapoda: Chilopoda en Steekmuggen (Culicidae) Diplopoda), primitieve insecten (Apterygota, o.a. Collembola (springstaarten)) A. Stroo, Centrum Monitoring Vectoren, Wageningen, [email protected] M.P. Berg, Westzaan, [email protected] Motmuggen (Psychodidae) Regenwormen (Lumbricidae) W. Reinboud, Utrecht, [email protected] A. Krediet, Delft, [email protected] Langpootmuggen (Tipulidae) Landplatwormen P. Oosterbroek, Amsterdam, [email protected] S. de Waart, Utrecht, [email protected] Kevers (Coleoptera) GALLEN Loopkevers (Carabidae) Plantengallen H. Turin, Renkum, [email protected] H. Roskam, Instituut voor Evolutionaire en Ecologische Wetenschappen, Boktorren (Cerambycidae) Universiteit Leiden, [email protected] A.P.J.A. Teunissen, Eindhoven, [email protected] Kortschildkevers (Staphylinidae) MOLLUSKEN (SLAKKEN, MOSSELS, INKTVISSEN) O. Vorst, Utrecht, [email protected] Weekdieren, zee, zoetwater en land (Mollusca) Bladsprietkevers (Scarabaeoidea) R. de Bruyne, Atlasproject Nederlandse Mollusken, Halfweg, H.C. Pijpers, Smilde, [email protected] [email protected] Bladkevers (Chrysomelidae) S. van Leeuwen, Atlasproject Mariene Mollusken, Bilthoven, J.K. Winkelman, Amsterdam, [email protected] [email protected] Lieveheersbeestjes (Coccinellidae) J.G.M. Cuppen, Ede, [email protected] SPINACHTIGEN Snuittorren (Curculionoidea) Spinnen (Arachnida) Th. Heijerman, Wageningen, [email protected] P.J. van Helsdingen, EIS Kenniscentrum Insecten, Leiden Aaskevers (Silphidae) [email protected] E. Colijn, EIS Kenniscentrum Insecten, Leiden, [email protected] Hooiwagens (Opiliones) J. Noordijk, EIS Kenniscentrum Insecten, Leiden, [email protected] Wespen, Bijen e.d. (Hymenoptera) Teken (Ixodida) Blad-, hout- en halmwespen (Symphyta) A. Stroo, Centrum Monitoring Vectoren, Wageningen, [email protected] A.W.M. Mol, Rosmalen, [email protected] Bastaardschorpioenen (Pseudoscorpionida) Schildwespen (Braconidae) J.N.A. Hoffer, Amsterdam, [email protected] C. van Achterberg, Naturalis Biodiversity Center, Leiden, [email protected] Bronswespen (Chalcidoidea) OVERIGE INSECTEN S. Ulenberg, Naturalis Biodiversity Center, Leiden, [email protected] Sprinkhanen, krekels, kakkerlakken en oorwormen (Orthoptera) Sluipwespen (Ichneumonidae) R. Kleukers, EIS Kenniscentrum Insecten, Leiden, [email protected] C.J. Zwakhals, Arkel, [email protected] Wantsen (Hemiptera) Procto’s (Ceraphronoidea, Cynipoidea, Diaprioidea, Platygastroidea, Proctotrupoidea) B. Aukema, Wageningen, [email protected] T.M.J. Peeters, Tilburg, [email protected] Cicaden: spoorcicaden (Delphacidae) Knotswespen (), keverdoders (Tiphiidae), mierwespen (Mutillidae) C.F.M. den Bieman, Ulvenhout, [email protected] J. Smit, Duiven, [email protected] Schildluizen (Coccomorpha) Bijen (Apoidea) M.G.M. Jansen, Lienden, [email protected] M. Reemer, EIS Kenniscentrum Insecten, Leiden, [email protected] Stofluizen (Psocoptera) Goudwespachtigen (Chrysidoidea) C. Gielis, Lexmond, [email protected] J. de Rond, Lelystad, [email protected] Waaiervleugeligen (Strepsiptera) Spinnendoders (Pompilidae) J.T. Smit, EIS Kenniscentrum Insecten, Leiden, [email protected] H. Nieuwenhuijsen, Alkmaar, [email protected] Netvleugeligen (Neuroptera) Graafwespen (Sphecidae) M. Liefting, Amersfoort, [email protected] W. Klein, Breda, [email protected] Plooivleugelwespen (Vespidae) Vlinders () J. Smit, Duiven, [email protected] Vlinderfaunistiek Mieren (Formicidae) J. van Deijk, [email protected] A.J. van Loon, EIS Kenniscentrum Insecten, Leiden, [email protected]

EIS-bureau EIS-Bureau, 071-7519314, [email protected] Annemarie Kroon, 071-7519314, [email protected] Ed Colijn, 071-7519309, [email protected] André van Loon, 071-7519314, [email protected] Daan Drukker, 071-7519309, [email protected] Jinze Noordijk, 071-7519309, [email protected] Vincent Kalkman, 071-7519373, [email protected] Menno Reemer, 071-7519359, [email protected] Roy Kleukers, 071-7519374, [email protected] Linde Slikboer, 071-7519359, [email protected] Bram Koese, 071-7519373, [email protected] John Smit, 071-7519359, [email protected] Martijn Kos, 071-7519314, [email protected] Theo Zeegers, 071-7519309, [email protected]