Plan-MER ikv het PRUP ‘BEK ’ en ontsluiting

Nota Publieke Consultatie

Concept

Grontmij Gent, juni 2013

07060005_NPC_005, Revisie 00

Verantwoording

Titel : Plan-MER ikv het PRUP ‘BEK Zelzate – Assenede’ en ontsluiting

Subtitel : Nota Publieke Consultatie

Projectnummer : 0706/0005

Referentienummer : 07060005_NPC_00

Revisie : 00

Datum : juni 2013

Auteur(s) : Team van MER-deskundigen

E-mail adres :

Gecontroleerd door : Annelies Anthierens

Paraaf gecontroleerd :

Goedgekeurd door : Rik Houthaeve

Paraaf goedgekeurd :

Contact : Grontmij Belgium NV Meersstraat 138A B-9000 Gent T +32 9 241 59 20 F +32 9 241 59 30 [email protected] www.grontmij.be

07060005_NPC_00, Revisie 00 Pagina 2 van 88

Inhoudsopgave

Kaartenlijst ...... 6

Lijst met afkortingen ...... 7

1 Inleiding ...... 8 1.1 Beknopte beschrijving van het plan ...... 8 1.2 Initiatiefnemer ...... 8 1.3 Toetsing aan de m.e.r.-plicht ...... 8 1.3.1 Plan-m.e.r.-plicht ...... 8 1.3.2 Project-m.e.r.-plicht ...... 9 1.4 Voorgesteld team van MER-deskundigen ...... 9 1.5 Verdere procedure en besluitvorming ...... 9 1.5.1 Watertoets...... 9 1.5.2 Ruimtelijk uitvoeringsplan ...... 10 1.5.3 Vergunningsprocedure ...... 10

2 Milieueffectrapportage (m.e.r.) ...... 11 2.1 Milieueffectrapportage: algemeen ...... 11 2.2 Kort overzicht van de m.e.r.- procedure ...... 11 2.2.1 Nota voor publieke consultatie ...... 12 2.2.2 Publieke consultatie en richtlijnen ...... 12 2.2.3 Ontwerprapport ...... 13 2.2.4 Eindrapport ...... 13 2.3 De nota voor publieke consultatie in relatie tot de m.e.r.-procedure ...... 13 2.4 Doel van de terinzagelegging ...... 14 2.5 Termijn van de terinzagelegging ...... 14 2.6 Wat zijn nuttige inspraakreacties? ...... 14 2.7 Wat gebeurt er met de inspraakreacties?...... 14

3 Planbeschrijving ...... 16 3.1 Situering van het plangebied ...... 16 3.1.1 Ruimtelijke situering van het plangebied ...... 16 3.1.2 Ruimtelijke kenmerken van het plangebied ...... 16 3.1.3 Situering binnen de ruimtelijke economische structuur ...... 17 3.2 Administratieve voorgeschiedenis...... 18 3.2.1 Afbakening van de uitbreiding van het Bijzonder Economisch Knooppunt (BEK) ...... 18 3.2.2 Ontsluiting AKMO-Zone en nieuwe bedrijventerrein / aansluiting op het hoofdwegennet...... 19 3.2.3 Vooronderzoek FASE I Plan-MER afbakening en ontsluiting van het BEK grens Zelzate -Assenede ...... 19 3.3 Onderzoeksvragen ...... 19 3.3.1 Uitbreiding BEK (bestaande bedrijventerrein) ...... 19 3.3.2 Verbindingsweg/ontsluitingsweg bedrijventerrein ...... 20 3.3.3 Windturbines in de omgeving van het BEK ...... 21

4 Planningscontext ...... 22 4.1 Relevante elementen uit het regelgevend kader ...... 22 4.2 Beleidsmatige situering ...... 22

07060005_NPC_005, Revisie 00 Pagina 3 van 88 4.2.1 Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) ...... 22 4.2.2 Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan Oost-Vlaanderen (PRS) ...... 23 4.2.3 Gemeentelijk ruimtelijke structuurplan Zelzate ...... 26 4.2.4 Gemeentelijk ruimtelijke structuurplan Assenede ...... 26 4.3 Geplande ontwikkelingen ...... 26 4.3.1 Herinrichting kruispunt E34/N49 x Stoepestraat ...... 26 4.3.2 BPA Stoepe ...... 27 4.3.3 GRUP ‘Afbakening Zeehavengebied Gent – Inrichting R4– oost en R4- west’ ...... 27 4.3.4 Inrichting gebied ten noorden van Slibstort (Koppelingsgebied Klein Rusland Oost) . 28 4.3.5 Opwaardering N49 Antwerpen – Knokke tot autosnelweg ...... 28 4.3.6 Ondertunneling R4 onder Riemesteenweg ...... 29 4.3.7 Bedrijventerrein, koppelingsgebied en afrittencomplex Rieme-Noord ...... 29 4.3.8 Inplanting windturbines Rieme Noord ...... 29

5 Onderzochte alternatieven...... 31 5.1 Nulalternatief ...... 31 5.2 Locatiealternatieven ...... 31 5.3 Inrichtingsalternatieven...... 33

6 Informatie uit bestaande onderzoeken ...... 34 6.1 Ruimtelijke visie voor de BEK’s ...... 34 6.2 Sectorale studie ‘Oost-Vlaanderen, Logistieke Topregio’ (POMOV) ...... 35 6.3 ‘Streefbeeld N49’ ...... 36 6.4 FASE-I Plan-MER afbakening en ontsluiting van het BEK grens Zelzate -Assenede 37

7 Omgevingskenmerken huidige bedrijventerrein...... 38

8 Scoping ...... 41 8.1 Methodiek scoping ...... 41 8.2 Plankenmerken ...... 41 8.3 Omgevingskenmerken...... 44 8.3.1 Bijzonder beschermde gebieden ...... 44 8.3.2 Bijzonder kwetsbare gebieden ...... 44 8.4 Resulterende scoping ...... 46

9 Algemene methodologie van de milieubeoordeling ...... 47 9.1 Relevante milieudisciplines...... 47 9.2 Indeling per discipline ...... 47 9.2.1 Afbakening studiegebied ...... 47 9.2.2 Beschrijving referentiesituatie ...... 47 9.2.3 Effectvoorspelling en –beoordeling ...... 48 9.2.4 Milderende maatregelen ...... 48 9.2.5 Synthese ...... 49 9.2.6 Leemten in de kennis ...... 49 9.3 Interdisciplinaire gegevensoverdracht ...... 49

10 Methodologie per milieudiscipline ...... 50 10.1 Mobiliteit...... 50 10.1.1 Beoordelingskader ...... 51 10.2 Geluid ...... 53 10.2.1 Beoordelingskader ...... 53 10.3 Bodem ...... 54 10.3.1 Beoordelingskader ...... 55 10.4 Grondwater ...... 56 10.4.1 Beoordelingskader ...... 57 10.5 Oppervlaktewater ...... 58 10.5.1 Beoordelingskader ...... 59 10.6 Fauna en Flora ...... 61

07060005_NPC_005, Revisie 00 Pagina 4 van 88 Kaartenlijst

10.6.1 Beoordelingskader ...... 62 10.7 Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie ...... 64 10.7.1 Beoordelingskader ...... 65 10.8 Mens – socio-organisatorische aspecten ...... 67 10.8.1 Beoordelingskader ...... 68

11 Gekende onzekerheden ...... 70

12 Grensoverschrijdende effecten ...... 71

13 Voorstel tot inhoudstafel plan-MER...... 72

Bijlage 1: Kaartenbundel ...... 73

Bijlage 2: Juridische en beleidsmatige context ...... 74

Bijlage 3: Referentiesituatie en huidig functioneren van het BEK ...... 88

07060005_NPC_005, Revisie 00 Pagina 5 van 88

Kaartenlijst

Kaart 1 Situering in de ruimte omgeving Kaart 2 Situering op topografische kaart Kaart 3 Situering op orthofoto Kaart 4 Gewestplan Kaart 5 Stratenplan Kaart 6 Bodemkaart Kaart 7 OVAM Kaart 8 Waterlopen en overstromingsgevoelige gebieden Kaart 9 Speciale beschermingszones en VEN-gebieden Kaart 10 Biologische waarderingskaart Kaart 11 Landschapsatlas, beschermd erfgoed en bouwkundig erfgoed Kaart 12 Landbouwwaarderingskaart Kaart 13 HAG Kaart 14 Situering zoekzones voor windturbines Kaart 15 Situering ontsluitingsscenario’s

07060005_NPC_005, Revisie 00 Pagina 6 van 88 Lijst met afkortingen

BEK Bijzonder Economisch Knooppunt BS Belgisch Staatsblad DRO Decreet Ruimtelijk Ordening PRUP Provinciaal Ruimtelijk Uitvoeringsplan MER Milieueffectenrapport m.e.r. milieueffectrapportage OV Openbaar vervoer PRS Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan RSV Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen RUP Ruimtelijk Uitvoeringsplan SBZ-H Speciale Beschermingszone – Habitatrichtlijngebied SBZ-V Speciale Beschermingszone - Vogelrichtlijngebied VHA Vlaamse Hydrografische Atlas VEN Vlaams Ecologisch Netwerk

07060005_NPC_005, Revisie 00 Pagina 7 van 88 1 Inleiding

1.1 Beknopte beschrijving van het plan

Voorliggend plan betreft het provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan (PRUP) ‘Afbakening van het bijzonder economisch knooppunt Zelzate-Assenede’. Het plan voorziet in de bestemmingswijzigingen van ca. 35 ha bijkomend bedrijventerrein aan- sluitend op een bestaande bedrijvenconcentratie, meerbepaald de AKMO-zone gelegen langs- heen de N49 te Assenede. De provincie opteert om een aanbod van ca. 30 ha bijkomende bedrijvigheid te creëren in aan- sluiting van het bestaande bedrijventerrein met in aansluiting daarvan ca. 5 ha lokale bedrijvig- heid op grondgebied Zelzate1. Binnen deze 35 ha (30 + 5ha) kan een differentiatie gebeuren naar de aard van bedrijvigheid. Aansluitend wordt voor het bedrijventerrein (bestaande en uit- breiding) de mogelijkheid voor een nieuwe ontsluiting onderzocht, teneinde het bijkomende ver- keer, gecreëerd door het nieuwe bijkomende bedrijventerrein, op te vangen. De mogelijkheid tot het plaatsen van windturbines op het bedrijventerrein wordt eveneens onderzocht.

1.2 Initiatiefnemer

Provincie Oost-Vlaanderen Gouvernementstraat 1 9000 Gent Contactpersoon: Katrien Huysman

1.3 Toetsing aan de m.e.r.-plicht

1.3.1 Plan-m.e.r.-plicht

Om na te gaan of het voorgenomen plan onder de toepassing van de plan-m.e.r.-plicht valt, moeten drie vragen stapsgewijs beantwoord worden, namelijk: x Valt het plan onder de definitie van een plan of programma zoals gedefinieerd in het Decreet houdende Algemene Bepalingen inzake Milieubeleid (DABM)? Ja De provincie heeft de intentie om de herbestemming van het gebied ruimtelijk te vertalen en vast te leggen in een PRUP. Een ruimtelijk uitvoeringsplan betreft een plan dat door een overheidsinstantie wordt opgesteld om middels een wetgevingsprocedure door de Vlaamse Regering te worden vastgesteld. Dit maakt dat een ruimtelijk uitvoeringsplan onder de defini- tie valt van een plan of programma zoals gedefinieerd in het DABM. x Valt het plan onder het toepassingsgebied van het DABM? Ja Het plan vormt het kader voor de latere toekenning van een vergunning (waaronder min- stens een stedenbouwkundige vergunning) aan een project, zodat het plan onder het toe- passingsgebied van het DABM valt.

1 De verhuis van het lokaal bedrijventerrein Denderdreve binnen gemeente Zelzate in aansluiting bij het BEK zal gekop- peld worden in het PRUP (via delegatie), zoals beslist op het overleg ikv het BEK Zelzate Assenede van 05 februari 2013-05-24

07060005_NPC_005, Revisie 00 Pagina 8 van 88 Inleiding

x Valt het plan onder de plan-m.e.r.-plicht? Ja Bij de opmaak van een ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) geldt de plan-m.e.r.-plicht. Het voor- genomen plan vormt een kader voor projecten zoals die vermeld worden onder Bijlage I, II of III2 van het m.e.r.-decreet. Dit betekent dat de plan-m.e.r.-plicht van toepassing is, omdat mogelijks aanzienlijke milieueffecten kunnen optreden.

1.3.2 Project-m.e.r.-plicht

Het Besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende de vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage (BS 17/02/2005) bepaalt in Bijlage I en Bijlage II voor welke activiteiten een project-MER vereist is en voor welke activitei- ten een gemotiveerd verzoek tot ontheffing kan worden ingediend. Het plan valt onder Rubriek 13b opgenomen in Bijlage II, betreffende de wijziging of uitbreiding van projecten van Bijlage I of II waarvoor reeds een vergunning is afgegeven, die zijn of worden uitgevoerd, wanneer die wijziging of uitbreiding aanleiding geeft tot een overschrijding van de in bijlage II genoemde drempelwaarden (zijnde de uitbreiding van een bestaand industrieterrein waardoor de drempel van 50 ha overschreden worden, Rubriek 10a, Bijlage II). Hiervoor kan een gemotiveerd ver- zoek tot ontheffing van de project-MER-plicht worden aangevraagd. Eens het project-MER of ontheffing, samen met een verfijnde watertoets, is opgemaakt en goedgekeurd, kunnen de benodigde vergunningen worden aangevraagd.

1.4 Voorgesteld team van MER-deskundigen x Externe MER-deskundigen

Naam Discipline Erkenning Rik Houthaeve Coördinatie Guy Putzeys Discipline Geluid MER/EDA/393-V2 28/07/2013 Jan Verstraeten Discipline Lucht MB/MER/EDA/048-V3 20/12/2014 Discipline bodem en pedo- Annelies Anthierens MB/MER/EDA-727 08/07/2015 logie Xenia Goessens Discipline grondwater MB/MER/EDA/639 Onbeperkt Annelies Anthierens Discipline oppervlaktewater MB/MER/EDA-727 08/07/2015 Rebecca Devlaeminck Discipline fauna en flora MB/MER/EDA-669-V1 Onbeperkt Discipline landschap, Rebecca Devlaeminck bouwkundig erfgoed en MB/MER/EDA-669-V1 Onbeperkt archeologie Discipline mens (incl. mobi- Rik Houthaeve liteit) MB/MER/EDA/520-V2 19/09/2013

Verder werken mee aan dit plan-MER: Arne Maes (disciplines water, bodem en fauna en flora) en Soetkin Verryt (coördinatie, disciplines mens en landschap, bouwkundig erfgoed en archeo- logie), Annelies Anthierens (coördinatie, disciplines grondwater en oppervlaktewater) en Char- lotte Verlinden.

1.5 Verdere procedure en besluitvorming

1.5.1 Watertoets

Samen met het plan-MER worden de nodige elementen voor het opstellen van een Watertoets conform de bepalingen van het decreet Integraal Waterbeleid aangeleverd. Eenmaal de be- stemmingswijziging is vastgelegd en meer projectinformatie bekend is, wordt deze ‘toets’ op een meer gedetailleerde wijze opnieuw uitgevoerd in functie van de vergunningsaanvraag.

2 VR2013 0103 0170/3

07060005_NPC_005, Revisie 00 Pagina 9 van 88 Inleiding

1.5.2 Ruimtelijk uitvoeringsplan

Naast een plan-MER zal ook een provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan (PRUP) worden opge- maakt. De inhoud van het plan-MER, meer specifiek de ruimtelijke consequenties van milde- rende maatregelen, zullen worden bijgevoegd aan het PRUP. Dit kan gebeuren door een inte- gratie in de toelichtingsnota of als afzonderlijk document dat als bijlage aan het PRUP wordt toegevoegd. Na de plenaire vergadering (en eventuele bijsturingen) wordt het voorontwerp PRUP voorlopig vastgesteld. Dit ontwerp PRUP wordt vervolgens onderworpen aan een open- baar onderzoek gedurende 60 dagen. De inspraakreacties worden gebundeld en verwerkt door de PROCORO (Provinciale Commissie voor Ruimtelijke Ordening) dewelke een gemotiveerd advies uitbrengt. Uiteindelijk wordt het PRUP (na eventuele aanpassingen) definitief vastgesteld door de Vlaamse Regering. Het PRUP treedt in werking 14 dagen na de bekendmaking van het goedkeuringsbesluit van de Vlaamse Regering in het Belgisch Staatsblad.

1.5.3 Vergunningsprocedure

Vervolgens kunnen de benodigde vergunningen worden aangevraagd conform de bepalingen van het RUP.

07060005_NPC_005, Revisie 00 Pagina 10 van 88

2 Milieueffectrapportage (m.e.r.)

De bedoeling van dit hoofdstuk is om een kort overzicht te geven van de m.e.r.-procedure. Te- vens is het de bedoeling om informatie te bieden aan de inwoners van de gemeente Zelzate en Assenede waar deze nota voor publieke consultatie ter inzage ligt en over hoe ze concreet kunnen reageren op dit document.

2.1 Milieueffectrapportage: algemeen

Het voornemen om binnen het PRUP ‘Afbakening van het bijzonder economisch knooppunt Zelzate - Assenede’ een aantal bestemmingen te wijzigen, zal worden getoetst aan de impact op het milieu. De impact op het milieu wordt nagegaan door de opmaak van een milieueffecten- rapport (kortweg MER). Milieueffectrapportage (kortweg m.e.r.) is een juridisch-administratieve procedure waarbij, voordat een activiteit of ingreep plaatsvindt, de milieugevolgen worden be- studeerd, besproken en geëvalueerd. Via het milieuonderzoek wordt getracht om de voor het milieu mogelijk negatieve effecten in een vroeg stadium van de besluitvorming te kennen zodat ze kunnen worden voorkomen of gemilderd. Op die wijze kan het voorliggend project of plan worden bijgestuurd. Het milieueffectrapport vormt bijgevolg een belangrijk instrument in de be- sluitvorming. Het is een belangrijk hulpmiddel voor de overheid om te beslissen of een bepaald project of plan toegelaten of vergund zal worden en onder welke voorwaarden.

Omdat het plan-MER wordt opgesteld in functie van het op te maken RUP moet het duidelijke uitspraken bevatten omtrent de elementen die in het RUP moeten worden opgenomen, met name een gemotiveerde afweging van de te herbestemmen gebieden en een opgave van mil- derende maatregelen met een ruimtelijke weerslag (bijvoorbeeld eventuele maatregelen inzake parkeergelegenheid, waterberging, groenbuffer, enz.).

2.2 Kort overzicht van de m.e.r.- procedure

Onderstaand schema geeft een overzicht van een plan-MER dat wordt opgemaakt in het kader van een RUP, waarbij het integratiespoor wordt gevolgd (zie ook Fout! Verwijzingsbron niet gevonden.). In wat volgt wordt ingegaan op de belangrijkste stappen van de te doorlopen pro- cedure.

07060005_NPC_005, Revisie 00 Pagina 11 van 88 Milieueffectrapportage (m.e.r.)

Figuur 2-1. Procedure plan-MER volgens het integratiespoor

2.2.1 Nota voor publieke consultatie

De initiatiefnemer controleert of het plan moet onderworpen worden aan een milieueffectrappor- tage. Als het voorgenomen plan plan-m.e.r.-plichtig is, stelt de initiatiefnemer een team van deskundigen samen. Na het opstellen van de nota voor publieke consultatie, dient de initiatief- nemer het dossier in bij de bevoegde overheid, namelijk de Dienst Mer, afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid, van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie. Na eventuele aanpas- singen wordt de nota volledig verklaard door de Dienst Mer en kan de nota ter inzage gelegd worden.

2.2.2 Publieke consultatie en richtlijnen

Bij het integratiespoor moet de publieke consultatie van de nota aangekondigd worden met een aangetekende brief of via elektronische post met ontvangstbevestiging. Deze aankondiging is gericht aan enerzijds de overheden en instanties die worden geraadpleegd volgens de bepalin- gen in het decreet Ruimtelijke Ordening (DRO) in het kader van de plenaire vergadering over een voorontwerp van RUP en anderzijds de overheden en instanties waarvan de Dienst Mer het advies nuttig acht. De nota voor publieke consultatie dient beschikbaar te zijn via de website van de Dienst Mer, via de website van de initiatiefnemer van het RUP en als afgedrukt exem- plaar bij de betrokken gemeenten. De publieke consultatie loopt gedurende 30 dagen. Na de publieke consultatie volgt een vergadering met de betrokken instanties waarin de opmerkingen

07060005_NPC_005, Revisie 00 Pagina 12 van 88 Milieueffectrapportage (m.e.r.)

op de nota voor publieke consultatie worden besproken en wordt nagegaan welke aanpassin- gen/aanvullingen worden meegenomen bij de opmaak van het MER. De resultaten van dit over- leg vertaalt de Dienst Mer in de richtlijnen voor de opmaak van het plan-MER.

2.2.3 Ontwerprapport

Na het uitvaardigen van de richtlijnen stelt het team van erkende deskundigen het plan-MER op onder leiding van een MER-coördinator. Het ontwerprapport wordt vervolgens ingediend bij de Dienst Mer en wordt besproken op de ontwerptekstbespreking.

2.2.4 Eindrapport

Na aanpassingen van het ontwerprapport wordt het uiteindelijke plan-MER ingediend bij de Dienst Mer ter goedkeuring. Bij het integratiespoor zijn er drie opties voorzien voor de goedkeu- ring van het definitieve plan-MER. x Het definitieve plan-MER kan enerzijds voor de organisatie van de plenaire vergadering van het RUP ter goedkeuring voorgelegd worden aan de Dienst Mer. De Dienst Mer beslist in dit geval binnen de vijftig dagen na ontvangst over de goed- of afkeuring van het plan-MER. x Anderzijds kan het definitieve plan-MER als onderdeel van de stukken voor de plenaire ver- gadering van het RUP samen met de uitnodiging voor de plenaire vergadering overgemaakt worden aan de Dienst Mer. In dat geval kan de Dienst Mer over de goed- of afkeuring be- slissen op de plenaire vergadering. Als dat gebeurt, kan de beslissing van de Dienst Mer ge- ïntegreerd worden in het advies van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie, dat uit- gebracht wordt op de plenaire vergadering. x Als de beslissing over de goedkeuring van het plan-MER niet gebeurt op de plenaire verga- dering van het RUP, dan moet de Dienst Mer ten laatste voor de voorlopige vaststelling van het RUP beslissen. Het goedgekeurd plan-MER is uiterlijk bij de voorlopige vaststelling van het RUP beschikbaar.

2.3 De nota voor publieke consultatie in relatie tot de m.e.r.-procedure

Zoals hoger aangegeven is de nota voor publieke consultatie de eerste procedurele stap in de opmaak van het milieueffectrapport. In deze nota zijn onder meer de voorgenomen activiteit, de aard, de ligging, doelstellingen en verantwoording van het plan beschreven en worden de coör- dinaten van de initiatiefnemer en namen van de voorgestelde uitvoerders van het milieueffect- rapport vermeld. Ook wordt hierin een overzicht gegeven van de juridische en beleidsmatige context en onderzochte alternatieven, bestaande en beoogde vergunningen en relevante gege- vens uit vorige rapportages en goedgekeurde rapporten. Daarnaast beschrijft deze nota de specifieke milieuaspecten die onderzocht en beschreven zullen worden in het MER, inclusief de verdere aanpak voor de bepaling en de beoordeling van deze aspecten. Ook worden de reeds gekende moeilijkheden en leemten in de kennis aangegeven. Verder wordt de relatie tussen het RUP en het MER weergegeven.

Het doel van de nota voor publieke consultatie is met andere woorden om de administraties en bevolking te informeren over het voorgenomen plan en de wijze waarop het milieuonderzoek zal worden uitgewerkt. Daarnaast is het de bedoeling om zinvolle reacties en informatie te verza- melen die een meerwaarde bieden aan de plan-m.e.r. Dit betekent dat in deze fase van het m.e.r.-proces nog geen verder onderzoek is uitgevoerd, wel wordt in dit document een overzicht gegeven van de bestaande informatie en worden met de consultatie nuttige inzichten, informa- tie en reacties verzameld.

07060005_NPC_005, Revisie 00 Pagina 13 van 88 Milieueffectrapportage (m.e.r.)

2.4 Doel van de terinzagelegging

Het doel van de terinzagelegging van de nota voor publieke consultatie is ten eerste om de be- trokken inwoners van de gemeenten op de hoogte te stellen van de voorgenomen activiteit en zijn mogelijke gevolgen op de omgeving. Ten tweede is het de bedoeling om concrete, zinvolle reacties uit te lokken (zie verder) waarmee de Dienst Mer rekening kan houden bij de opmaak van richtlijnen.

De richtlijnen bakenen de inhoud af van de te bespreken en te onderzoeken onderwerpen in het milieueffectrapport. Door nuttige inspraakreacties van inwoners kan het onderzoek voor het mi- lieueffectrapport inhoudelijk bijgestuurd worden. Meer informatie is beschikbaar in een folder die de Dienst Mer daarover heeft opgesteld. Deze folder vindt u op de webstek www.mervlaanderen.be of bij de milieuambtenaar van uw gemeente. De folder kan u ook aan- vragen via [email protected].

2.5 Termijn van de terinzagelegging

De publieke consultatie start na de volledigverklaring van de nota voor publieke consultatie. De aankondiging van deze terinzagelegging gebeurt door de Dienst Mer via de websites van de Dienst Mer en de initiatiefnemer van het RUP en via elektronische post met ontvangstbevesti- ging. Deze aankondiging is gericht aan enerzijds de overheden en instanties die worden ge- raadpleegd volgens de bepalingen in het Decreet Ruimtelijke Ordening (DRO) in het kader van de plenaire vergadering over een voorontwerp van RUP, en anderzijds de overheden en instan- ties waarvan de Dienst Mer het advies nuttig acht. De nota voor publieke consultatie zal be- schikbaar zijn via de website van de Dienst Mer, via de website van de initiatiefnemers van het RUP en het plan-MER, via de website en als afgedrukt exemplaar bij de betrokken gemeente en via een advertentie in de krant. Vanaf het begin van de terinzagelegging heeft het college van burgemeester en schepenen van de betrokken gemeente maximaal 30 dagen de tijd om de opmerkingen van de inwoners toe te sturen naar de Dienst Mer. De inwoners kunnen hun op- merkingen ook rechtstreeks doorsturen naar de Dienst Mer.

2.6 Wat zijn nuttige inspraakreacties?

De terinzagelegging is geen openbaar onderzoek waarbij bezwaarschriften kunnen ingediend worden. Bezwaarschriften kunnen enkel ingediend worden tijdens het openbaar onderzoek dat georganiseerd zal worden naar aanleiding van het RUP. Dit is dus tijdens de latere besluitvor- mingsprocedure en niet gedurende de m.e.r.-procedure. Het milieueffectrapport is bij een der- gelijk openbaar onderzoek overigens bruikbaar als instrument om bezwaarschriften te onder- bouwen maar ook een basis om ze te weerleggen. Het is dus in ieders belang dat het milieuef- fectrapport van goede kwaliteit is.

Zoals eerder vermeld kan de Dienst Mer enkel zinvolle reacties gebruiken voor het opstellen van richtlijnen die de initiatiefnemer en de deskundigen moeten volgen bij het opstellen van het MER. Dit kunnen opmerkingen zijn over de vorm en presentatie van het MER maar ook inhou- delijke opmerkingen zoals opmerkingen over het voorgenomen project zelf, over de alternatie- ven, over de beschrijving van de bestaande toestand, milieueffecten en milderende maatrege- len, over de opvolging en evaluatie van de effecten, over de leemten in de kennis, ….

2.7 Wat gebeurt er met de inspraakreacties?

De Dienst Mer bundelt de zinvolle reacties op de nota voor publieke consultatie en neemt een beslissing over de inhoud van het milieueffectrapport, de inhoudelijke aanpak, de methodologie van de rapportage en over de opstellers van het milieueffectrapport. De nota voor publieke con- sultatie wordt na de consultatieperiode besproken op een vergadering waarbij de dienst Mer en de bevoegde overheid aanwezig zijn om de reikwijdte, het detailleringsniveau, de inhoudelijke

07060005_NPC_005, Revisie 00 Pagina 14 van 88 Milieueffectrapportage (m.e.r.)

aanpak van het plan-MER vast te stellen, rekening houdend met de opmerkingen die werden bezorgd tijdens de consultatieperiode.

De Dienst Mer maakt een verslag van de vergadering op binnen twintig dagen na de vergade- ring. Het verslag bevat de richtlijnen over de reikwijdte, het detailleringsniveau en de inhoudelij- ke aanpak van het plan-MER, en eventuele bijzondere en aanvullende richtlijnen voor het op- stellen van het plan-MER.

De Dienst Mer betekent de richtlijnen voor het opstellen van het milieueffectrapport aan de initi- atiefnemer en de betrokken instanties binnen 70 dagen na volledigverklaring van de nota voor publieke consultatie3. Deze richtlijnen zijn een openbaar document en elke burger kan ze bij de milieuambtenaar van zijn gemeente opvragen. Deze richtlijnen zijn eveneens beschikbaar op de webstek www.mervlaanderen.be.

3 Volgens het nieuwe decreet beschikt de Dienst Mer over 20 dagen na het afsluiten van de inspraakprocedure om bijzondere richtlijnen op te stellen.

07060005_NPC_005, Revisie 00 Pagina 15 van 88

3 Planbeschrijving

3.1 Situering van het plangebied

3.1.1 Ruimtelijke situering van het plangebied

Het plangebied (uitbreiding van het bestaande bedrijventerrein te Zelzate - Assenede en lokaal bedrijventerrein te Zelzate) is gelegen ter hoogte van de AKMO-zone langsheen de N49 op het grondgebied van de gemeente Assenede en Zelzate (zie kaart 1). De AKMO-zone heeft op vandaag een oppervlakte van ca. 22 ha. Het regionale bedrijventerrein4 is ten noorden van de N49 gelegen en sluit aan op de industriële activiteiten van de kanaalzone Gent-. De kern van Assenede bevindt zich ten noorden van het plangebied, de kern van Zelzate ten oos- ten ervan en Ertvelde () ten zuiden van het plangebied en de N49. Het bestaande be- drijventerrein wordt momenteel ontsloten via een parallelle weg aan de N49 die aansluit in het westen op de Stoepestraat. Op termijn, bij omvorming van de N49 tot autosnelweg zal het be- staande kruispunt Stoepestraat/N49 verdwijnen en wordt een brug voorzien voor het lokale ver- keer (zie verder). De ontsluiting van het bedrijventerrein zal oostwaarts gebeuren naar de R4 via een nieuwe aantakking, richting Zelzate, ter hoogte van het kruispunt Assenedesteen- weg/R4, waarna het op-en afrittencomplex van de R4/N49 kan worden bereikt. Ten oosten en ten noorden van het plangebied zijn woonlinten langsheen de Stoepstraat en Zelzatestraat ge- legen.

3.1.2 Ruimtelijke kenmerken van het plangebied

Binnen het regionale bedrijventerrein AKMO-zone (ca. 22ha) wordt de grootste oppervlakte in- genomen door de bedrijven ECA en Johnson Control. Deze bedrijven hebben een directe link met het economisch gebeuren van de Kanaalzone Gent-Terneuzen (toelevering Volvo). De overige bedrijven situeren zich in de sectoren schilderwerken, installatie centrale verwarming, … . De beperkte reserve aanwezig op het regionale bedrijventerrein is in eigendom van de ge- vestigde bedrijven5. Ten oosten van de AKMO-zone is het recent aangelegd lokaal bedrijventer- rein AKMO II gelegen. Dit lokale bedrijventerrein maakt geen onderdeel uit van dit plan.

4 In de nota wordt met “bedrijventerrein” het regionale bedrijventerrein bedoeld. 5 GRS Assenede

07060005_NPC_00, Revisie 00 Pagina 16 van 88 Planbeschrijving

Figuur 3-1 Situering lokaal bedrijventerrein AKMO-II

Binnen het regionale bedrijventerrein en de onmiddellijke omgeving komen geen Seveso bedrij- ven voor. Het dichtsbijgelegen Seveso bedrijf Rütgers Belgium is gevestigd in de Vredekaai te Zelzate ten oosten van het plangebied.

Ten westen van het plangebied stroomt de Zwartesluisbeek, waterloop van tweede categorie. Ten zuiden van het plangebied grenst een naamloze, niet gecategoriseerde waterloop het plan- gebied. Doorheen het plangebied stroomt een naamloze waterloop.

De omgeving wordt gekenmerkt door een landbouwgebied tussen de N49 en de bebouwing langsheen de Zelzatestraat, Riemestraat en de Stoepstraat. Langsheen de Stoepstraat zijn grootschalige landbouwgerelateerde bedrijven gevestigd. Het gebied ten zuiden van de N49 wordt gekenmerkt door een grootschalig open landbouwgebied dat deels als relictzone is gese- lecteerd. Ten oosten van het plangebied en het kanaal Gent-Terneuzen ligt de kern van Zelza- te.

3.1.3 Situering binnen de ruimtelijke economische structuur

Het bijzonder economisch knooppunt Zelzate-Assenede situeert zich binnen het grensover- schrijdend netwerk Gent-Terneuzen. Dit netwerk is structuurbepalend op Vlaams niveau omwil- le van de economische activiteiten die geënt zijn op het zeekanaal Gent-Terneuzen en de bun- deling van infrastructuur op internationaal niveau. De bedrijvigheid in de Gentse Kanaalzone maakt de ontwikkeling van ondersteunende bedrijven voor de havengerelateerde bedrijven mo- gelijk. Het betreffen voornamelijk toeleveringsbedrijven voor bedrijven uit het havengebied (in het specifieke geval van de AKMO-zone is dit Volvo). Bijkomend kan zowel de linker- als rech- teroever van het kanaal Gent-Terneuzen vlot worden bereikt vanuit het noorden. Daarnaast verzekert de N49 een goede ontsluiting naar het . De potentie van het plangebied tegenover de andere economische knooppunten is ontstaan door de cruciale ligging binnen het grensoverschrijdend netwerk. De ligging langs de havenweg tussen de havens van Antwerpen, Gent, Terneuzen en Zeebrugge maakt het plangebied voor deze activiteiten een interessante locatie.

07060005_NPC_005, Revisie 00 Pagina 17 van 88 Planbeschrijving

Figuur 3-2 Situering van het BEK binnen de ruimtelijk economische structuur6

3.2 Administratieve voorgeschiedenis

3.2.1 Afbakening van de uitbreiding van het Bijzonder Economisch Knooppunt (BEK)

Het provinciaal RUP ‘Afbakening van het bijzonder economisch knooppunt ‘Zelzate-Assenede’ wordt opgemaakt in navolging van een herziening van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. Op 2 mei 2011 trad de tweede herziening van het RSV in werking. In dit addendum zijn een aantal ‘bijzondere economische knooppunten’ geselecteerd (BEK’s). De nieuwe categorie heeft tot doel om de potenties inzake werken op Vlaams niveau van enkele niet-geselecteerde be- staande concentratiegebieden te kunnen benutten of om specifieke juridische knelpunten op te lossen. Voor het bijzondere economische knooppuntenniveau 1, waartoe het BEK Zelzate-Assenede behoort worden volgende doeleinden beoogd: "het verzekeren van het aanwenden van poten- ties voor regionale bedrijventerreinen in het kader van het aanbodbeleid aansluitend bij be- staande concentraties of clusters”. In Oost-Vlaanderen zijn volgende bijzonder economische knooppunten geselecteerd: -Kruishoutem, Kluizemolen te Sint-Gillis-Waas, Zwaarveld , grens Zelzate-Assenede. In de partiële herziening van het provinciaal ruimtelijk structuurplan Oost-Vlaanderen (18 juli 2012) werd een pakket van 65 ha voorzien voor de vier BEK’s in Oost-Vlaanderen (Zelzate- Assenede, Zulte-Kruishoutem, Hamme en Sint-Gillis-Waas).

Voorafgaand aan het ontwerp van het plan-MER werd de voorstudie ‘Ruimtelijke visie op de 4 BEK’s in Oost-Vlaanderen’7 en de interne nota ‘FASE I- Plan-MER afbakening en ontsluiting van het BEK grens Zelzate - Assenede’8 opgemaakt ten behoeve van het provinciebestuur Oost-Vlaanderen. Naast de verworven inzichten in de ruimtelijke visie uit de voorstudie had de nota als doel een inhoudelijke verduidelijking te bieden ten aanzien van de ruimtelijke beleids- keuzen met betrekking tot de haalbaarheid van de ontwikkeling van het BEK, te maken door de Deputatie van de provincie Oost-Vlaanderen.

Op 8 november 2012 werd door de Deputatie een beslissing genomen om de voorbehouden oppervlakten voor de bijzonder economische knooppunten (ca. 60 ha) in de zetten op strate- gisch goed onderzochte locaties met betrekking tot de havens van Gent en Antwerpen. Wegens de grootschalige havengebonden bedrijvigheid en multimodale logistieke diensten zijn deze immers een belangrijke troef voor verdere ontwikkeling van de bedrijvigheid in de provincie Oost-Vlaanderen. Vanuit deze visie worden de BEK’s te Zelzate-Assenene en Sint-Gillis-Waas weerhouden voor verdere ontwikkeling en uitbreiding. Voor beide wordt geopteerd om een aan-

6 Ruimtelijke visie op de 4 BEK’s in Oost-Vlaanderen, Adoplan, februari 2012 in opdracht van de Provincie Oost- Vlaanderen

7 Einddocument februari 2012, opgemaakt door Adoplan. 8 Einddocument juni 2012, opgemaakt door Grontmij.

07060005_NPC_005, Revisie 00 Pagina 18 van 88 Planbeschrijving

bod van 30 ha bijkomen bedrijventerrein te creëren om een meerwaarde te bieden aan de Gentse en Antwerpse haven.9 Op vraag van de gemeente Zelzate wordt het nieuw lokaal be- drijventerrein voor Zelzate mee gekoppeld aan het PRUP (via delegatie).

3.2.2 Ontsluiting AKMO-Zone en nieuwe bedrijventerrein / aansluiting op het hoofdwe- gennet

De AKMO-zone is gelegen langsheen de N49 (zie hoger). Voor deze hoofdweg werd een streefbeeld opgemaakt, waarbij de bestaande N49 wordt omgevormd tot autosnelweg. Het ont- werp streefbeeld werd afgetoetst in het plan-MER ‘Ombouw N49 tot autosnelweg vak Zelzate – Knokke, december 2003. Na de conform verklaring van het MER op 31 augustus 2004 werd het definitieve ‘streefbeeld N49’ vastgesteld in december 2004. Sedert deze vaststelling van het streefbeeld stelt zich de nieuwe vraag of bij de geplande ont- wikkelingen in de omgeving van het bedrijventerrein, namelijk de verdere ontwikkeling van het bedrijventerrein AKMO en het voorzien van de nodige infrastructuur hiervoor, er geen bijko- mende verbinding moet worden voorzien tussen de parallelweg en de N448 (kruispunt Stoe- pestraat en Trieststraat). Bij opmaak van het streefbeeld was de uitbreiding van de AKMO-zone nog niet gekend en kon hiermee bijgevolg geen rekening worden gehouden. De bijkomende onderzoeksvraag betreft bijgevolg een bijkomende ontsluiting voor het verkeer komende vanuit Assenede, dat nu via de Stoepestraat de N49 bereikt. Op deze wijze kan vermeden worden dat na het afschaffen van het kruispunt Stoepstraat (N448)/N49 de verkeersdrukte in de Zelza- testraat/Assenedesteenweg onaanvaardbaar zou toenemen.

3.2.3 Vooronderzoek FASE I Plan-MER afbakening en ontsluiting van het BEK grens Zelzate -Assenede

Voorafgaand aan het plan-MER werd een interne nota opgemaakt ten behoeve van het provin- ciebestuur Oost-Vlaanderen. Deze voorafname had als doel een inhoudelijke verduidelijking te bieden ten aanzien van de ruimtelijke beleidskeuzes met betrekking tot de haalbaarheid van de ontwikkeling van bijkomende bedrijvigheid. In deze nota werd nagegaan welke eventuele uit- breidingsmogelijkheden van het bestaande terrein als haalbare alternatieven kunnen be- schouwd worden tov de draagkracht van de omgeving. Er werd ook nagegaan of er wel een ruimtelijk draagvlak is voor een eventuele uitbreiding. Resulterend werden de mogelijke zoek- zones geselecteerd die als basis dienen voor het verder onderzoek in het plan-MER. Voor het BEK Zelzate – Assenede werd 1 grote zoekzone weerhouden. Het plangebied van onderhevig plan-MER werd bepaald op basis van deze zoekzone. De zoekzone werd echter uitgebreid met de buffer die in de kwetsbaarheidsanalyse van de interne nota in acht werd genomen tov de bestaande woningen. Daarnaast werd in deze nota ook een onderzoek verricht naar een moge- lijke nieuwe verbindingsweg/ontsluitingsweg van het bestaande bedrijventerrein en mogelijke uitbreiding naar de R4-West. De mogelijke inplanting van windturbines binnen het bedrijventer- rein of in de omgeving werden eveneens kort onderzocht. Ook dit aspect zal worden meege- nomen in het verdere onderzoek van het plan-MER. Voor een beschrijving van deze voorstudie wordt verwezen naar 5.2.

3.3 Onderzoeksvragen

3.3.1 Uitbreiding BEK (bestaande bedrijventerrein)

In de nota FASE-I werd op basis van de evaluatie van de ruimtelijke criteria en randvoorwaar- den één kansrijke zoekzone weerhouden voor de ontwikkeling van bijkomende bedrijvigheid. Het plangebied van dit plan-MER betreft de zoekzone, uitgebreid met de bufferruimte tov de bestaande woningen, die in acht werd genomen in de kwetsbaarheidsanalayse in de interne nota FASE I (Figuur 5-1). Het plangebied is naar omvang ruim genoeg voor de invulling van het

9 Verslag overleg BEK Zelzate-Assenede, 5/02/2013

07060005_NPC_005, Revisie 00 Pagina 19 van 88 Planbeschrijving

programma (ca. 30 ha regionale bedrijvigheid en ca. 5 ha lokale bedrijvigheid) en haalbaar naar de ruimtelijke draagkracht van de omgeving.

Het plangebied betreft hier één grote zoekzone van ca. 80,5 ha ten noorden en oosten van het huidige bedrijventerrein. In het plan-MER zal vanuit de verschillende disciplines het plangebied verder worden verfijnd voor de realisatie van 35 ha bedrijvigheid. Daarnaast wordt rekening gehouden met de verschillende kwetsbaarheden in het gebied en indien nodig worden milderende maatregelen geformuleerd. Bij de ontwikkeling van het plange- bied tot bedrijvigheid dient aandacht te gaan naar de mogelijks overstromingsgevoelige zone ten noorden van het huidige bedrijventerrein (Kaart 8). Het plangebied is mogelijks overstro- mingsgevoelig door de aanwezigheid van lemige zandbodems en zandleembodems, wat de ontwikkeling tot bedrijvigheid in het plangebied niet uitsluit indien met deze kwetsbaarheid reke- ning wordt gehouden bij de ontwikkeling van het gebied. Het plangebied wordt begrensd door woningen in het oosten, noorden en westen. Bij uitbreiding van het bedrijventerrein dient verder onderzocht te worden welke impact het bedrijventerrein op deze woningen zal hebben en even- tueel milderende maatregelen, zoals bijvoorbeeld een kwalitatieve groenbuffer, voorzien. Het plangebied is ruim genoeg om hier de milderende werking van een afstandbuffer na te gaan. Binnen het gebied kan rekening gehouden worden met de fietsroute richting Rieme en het bij- horende lineaire landschapselementen (bomenrij langsheen de Riemestraat). Dit element kan eventueel fungeren als landschappelijke buitengrens van het bedrijventerrein.

3.3.2 Verbindingsweg/ontsluitingsweg bedrijventerrein

In kader van de ontsluiting van het bedrijventerrein en de kern van Assenede naar het hoger wegennet worden in het plan-MER 2 mogelijke ontsluitingsmogelijkheden onderzocht: x Ontsluiting 1 een parallelweg langs de N49, zoals voorzien in het streefbeeld N49, in het verlengde van de huidige ontsluitingsweg en de Kasteelstraat. x Ontsluiting 2 naast de bestaande parallelweg - die wordt doorgetrokken - wordt een bijkomend tracé voorzien dat een directe aansluiting biedt op de N436 Trieststraat naar Assenede. Deze nieuwe verbin- ding dient eveneens aan te sluiten op R4-West. Beide alternatieven kunnen aansluiten op de R4-West. Een aansluiting kan ter hoogte van de N436 Assenedesteenweg of net ten zuiden ervan. Hierbij dient voldoende afstand te worden gehouden met het knooppunt Zelzate-West. Gelet op de ruimtelijke organisatie van het gebied nabij de R4-West zullen beide mogelijkheden daar als een parallelweg moeten voorzien wor- den, zo strak mogelijk gebundeld met de R4.

Ontsluiting 1 Ontsluiting 2

Figuur 3-3 Mogelijkheden nieuwe verbinding

07060005_NPC_005, Revisie 00 Pagina 20 van 88 Planbeschrijving

3.3.3 Windturbines in de omgeving van het BEK

Het onderzoek naar mogelijke inplanting van windturbines vormt eveneens onderdeel van dit plan. Hierbij worden de potentiële inplantingslocaties voor windturbines, zoals aangeduid in het PRS (zie Figuur 3-4), als vertrekpunt genomen. Op basis van de milieubeoordeling kunnen de- ze verder worden verfijnd.

Vanuit Vlarem worden geen specifieke geluidsnormen voor windturbines opgelegd. Er zijn wel specifieke geluidsnormen ten aanzien van woningen. Een uitzondering hierop vormen woningen nabij snelwegen en woningen op bedrijventerreinen. Door respectievelijk het hogere omge- vingsgeluid enerzijds en andere geldende geluidsnormen anderzijds worden deze zones tav geluidshinder geselecteerd voor het plaatsen van windturbines

Ten opzichte van de woonfunctie, kwetsbare locaties en lijninfrastructuren dienen veiligheidsaf- standen in acht genomen te worden10. Tabel 3-1 geeft de minimale veiligheidsafstanden weer waarbinnen de inplanting van een groot- en middenschalige turbines niet gewenst is.

Tabel 3-1 Criteria mbt veiligheidszonering Veiligheidszonering Grootschalige windturbines Middenschalige windturbines Kwetsbare locaties (school, zie- 200 m 200 m kenhuis, RVT) Ondergrondse Seveso leidingen 100 m 100 m Bovengrondse Seveso leidingen 200 m 200 m of installaties Hoogspanningsleidingen 1,5 keer de rotordiameter: 120 m 1,5 keer de rotordiameter: 75 m Spoorwegen 0,5 keer rotordiameter met mi- 0,5 keer rotordiameter met mi- nimum van 30 m: 40 m nimum van 30 m: 30 m Bevaarbare waterwegen 50 m 50 m Wegen 50 m 20 m Ondergrondse pijpleidingen 140 m 85 m

Uit het addendum van het PRS Oost-Vlaanderen blijkt dat de omgeving van het huidige bedrij- venterrein en mogelijke uitbreiding in aanmerking komt voor de inplanting van windturbines. Zowel de zone ten noorden als ten zuiden van de N49, ter hoogte van het bedrijventerrein ko- men in aanmerking. Het volledige plangebied en het bedrijventerrein zelf komen in aanmerking om te worden herbestemd naar ‘gebied voor windturbines’ of de locatie van de windturbine kan vergund worden door ze aan te duiden met behulp van een overdruk ‘gebied voor windturbines’, bvb in industriegebied.

Figuur 3-4 Potentiële inplantinglocaties voor windturbines in Zelzate-Assenede en onmiddellijke omgeving

10 Deze veiligheidsafstanden werden bepaald in een studie van SGS in 2007 i.o.v. het Vlaams Energieagentschap. Bijkomend werd overleg gepleegd met NMBS, Waterwegen en Zeekanaal NV, Afdeling Wegen en Verkeer en Elia.

07060005_NPC_005, Revisie 00 Pagina 21 van 88 4 Planningscontext

4.1 Relevante elementen uit het regelgevend kader

In bijlage 2 is een uitgebreide tabel opgenomen waarin de juridische en beleidsmatige rand- voorwaarden worden opgelijst met een bespreking van de relevantie. De belangrijkste elemen- ten worden hierna beknopt aangehaald.

Het plangebied is gelegen binnen het gewestplan Gentse en Kanaalzone, goedgekeurd bij MB van 26/01/2001 binnen een zone voor ambachtelijke bedrijven en KMO’s. De omgeving van het bestaande bedrijventerrein, met andere woorden de ruimte waarin de bij het bedrijventerrein aansluitende zoekzones voor bijkomende ontwikkeling worden gezocht, is bestemd als agra- risch gebied en behoort tot het HAG ‘Samenhangend landbouwgebied -Assenede- Ertvelde en minder samenhangende landbouwgebieden ten westen van Zelzate’ deelgebied 5. Noordelijk Zandig Meetjesland. Het noorden wordt begrensd door woongebieden met landelijk karakter en woongebied. ten zuiden van het plangebied is het BPA Stoepe dd. 24.08.2008 van kracht, betreffende het voorzien van bijkomende bedrijfsruimte door de gemeente. Er kunnen maximaal 2 kavels > 4.000 m2 met een maximum van 5.000 m2 worden voorzien

4.2 Beleidsmatige situering

4.2.1 Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV)

Het bijzonder economisch knooppunt Assenede-Zelzate situeert zich binnen het grensover- schrijdend netwerk Gent-Terneuzen, dat structuurbepalend is op Vlaams omwille van de eco- nomische activiteiten die geënt zijn op het zeekanaal Gent-Terneuzen en de bundeling van in- frastructuur op internationaal niveau. De zeehaven van Gent wordt geselecteerd als een poort. Deze poort voor Vlaanderen is tegelijkertijd een motor voor de economische ontwikkeling. Door haar bestaande positie in een internationaal netwerk is zij een element van de economische structuur op internationaal niveau. Het grotendeels reeds bestaande stelsel van spoor- en auto- snelwegen (zoals de E34/N49) aangevuld met waterwegen (kanaal Gent-Terneuzen) van het zeehavengebied zorgt voor een verbinding tussen de groot- en regionaalstedelijke gebieden in Vlaanderen, Brussel en Nederland en met de andere zeehavens. Het kanaal Gent-Terneuzen is geselecteerd als hoofdwaterweg. De ontwikkelingsperspectieven houden in dat, om de internationale verbindingsfunctie veilig te stellen, hier prioritair water- bouwkundige werken worden uitgevoerd. De E34/N49 wordt geselecteerd als hoofdweg. Deze hoofdweg heeft een internationale en een gewestelijke verbindingsfunctie voor de Zeehaven Gent. Deze verbeterde internationale verbin- ding maakt een grotere complementariteit tussen de zeehaven Gent en de andere Vlaamse zeehavens mogelijk. De R4-west wordt geselecteerd als primaire weg type I (hoofdfunctie is verbinden op Vlaams niveau), de R4-oost wordt geselecteerd als primaire weg type II (hoofd- functie is verzamelen op Vlaams niveau). De N423 (aansluitend op de R4-oost) wordt als primaire weg type I aangeduid en maakt de verbinding met Terneuzen. Inzake goederenvervoer per spoor is het zeehavengebied Gent via het vormingsstation Gent- Zeehaven en aangesloten op de geselecteerde hoofdspoorlijnen voor goederenver- keer in Vlaanderen. Er wordt geopteerd om de spoorlijn op de oostelijke oever van het kanaal Gent-Terneuzen door te trekken naar Zeeuws-Vlaanderen. De ontwikkeling van de Vlaams Ha-

07060005_NPC_00, Revisie 00 Pagina 22 van 88 Planningscontext

venspoorlijn als verbinding tussen de havens van Zeebrugge, Antwerpen en Gent zou de com- plementariteit tussen de havens bevorderen.

De bedrijvencluster langs de N49/E34 te Zelzate-Assenede is in de actualisatie en de tweede gedeeltelijke herziening van het RSV geselecteerd als bijzonder economisch knooppunt. De bijzonder economische knooppunten werden als oplossing opgemaakt voor een aantal grote economische concentraties die problemen ondervinden op vlak van bestendiging of uitbreiding, omdat ze niet als economisch punt erkend zijn. Alle gekende knelpunten in Vlaanderen werden geïnventariseerd. Uit de 40 geïnventariseerde knelpunten werden in een tweede stap de drin- gende knelpunten gefilterd. Deze analyse heeft geleid tot 16 weerhouden knelpunten. De loute- re detectie van een knelpunt doet nog geen uitspraak over de ontwikkelingspotenties als be- staande concentratie. Hierop werden de 16 knelpunten inhoudelijk geëvalueerd. In het richting- gevend deel van het addendum RSV worden de doelstelling met betrekking tot BEK’s geformu- leerd. Twee doeleinden worden beoogd met de selectie van bijzondere economische knoop- punten. Dit vertaalt zich in twee niveaus: x Niveau 1: het verzekeren van het aanwenden van potenties voor regionale bedrijventerrei- nen in het kader van het aanbodbeleid aansluitend bij bestaande concentraties/clusters: Kampenhout/Sas, Zulte-Kruishoutem, Kluizemolen te Sint-Gilis-Waas, Zwaardveld-Hamme, grens Zelzate-Assenede, kanaalzone Oostrozebeke; x Niveau 2: het oplossen van een juridische problematiek: Polderhoek (Zonnebeke), Konij- nenbos (Gistel), Westrode (Meise).

Deze evaluatie van de verschillende bijzonder economische knooppunten resulteerde voor het bijzonder economisch knooppunt Zelzate-Assenede volgende potenties (cf. RSV Informatief deel tweede herziening p. 76): “De inplanting van een bedrijventerrein aansluitend op de KMO-zone AKMO te Assenede kan onderzocht worden, waarbij dit de proportie aanneemt van een klein (gemeenteoverschrijdend) regionaal bedrijventerrein.”

De eventuele terreinuitbreidingen die bestemd worden in deze bijzondere economische knoop- punten worden verrekend in de 80 à 85% van de verdeelsleutel tussen economische knooppun- ten ten opzichte van niet-economische knooppunten (15 à 20%).

De concrete gebiedsomschrijving en detaillering van het bijzonder economisch knooppunt zal onderzocht worden in dit plan-MER en vertaald worden in een ruimtelijk uitvoeringsplan.

4.2.2 Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan Oost-Vlaanderen (PRS)

Het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan Oost-Vlaanderen (PRS) werd goedgekeurd door de Vlaamse regering op 18 februari 2004. Op 18 juli 2012 werd de tweede partiële herziening goedgekeurd. De selectie van het BEK in het RSV vormt het kader voor de uitwerking van de gewenste economische structuur en de verdeling van bijkomende bedrijventerreinen.

Binnen de provincie Oost-Vlaanderen is het BEK Zelzate-Assenede gelegen op de grens van de deelruimte ‘Oost-Vlaams kerngebied’ met de Gentse Zeehaven en het ‘Westelijk Openruim- tegebied’. Het Oost-Vlaams kerngebied omvat de Gentse Zeehaven, de kernstad Gent en de omliggende gemeenten. Het gebied heeft een belangrijke internationale uitstraling en delen ervan maken deel uit van het grensoverschrijdend stedelijk netwerk Gent-Terneuzen. De Gentse haven wordt als een van de deelentiteiten onderscheiden binnen de deelruimte. Het kent een duidelijk te on- derscheiden morfologie en het kanaal Gent-Terneuzen als een sterk bindend element. Het Westelijk Openruimtegebied is het landelijk gebied ten westen van het Gentse havengebied en ten noorden van de stedelijke verdichting aan de E17/Leievallei. De deelentiteit Meetjesland, een vlak hoofdzakelijk weidelandschap met verstedelijkte band -Eeklo bevindt zich ten westen van het BEK. De deelruimte wordt gekenmerkt door het uitgesproken landbouwge- bied met gemengde landbouw en intensieve vormen van veeteelt.

07060005_NPC_005, Revisie 00 Pagina 23 van 88 Planningscontext

In de visie voor de gewenste rol van het deelgebied Oost-Vlaams kerngebied, en meer specifiek de Gentse Zeehaven wordt de regionale bedrijvigheid gesitueerd op goed bereikbare locaties, waarbij de voorkeur gaat naar locaties op knooppunten van openbaar vervoersassen en de R4. Mogelijkheden situeren zich in de voedingssector, functies gericht op de maritiem-economische regio’s (productie van hulpgoederen, enz.). Commerciële ontwikkelingen en dienstenfuncties worden gesitueerd in Eeklo, maar blijven beperkt tot kleinstedelijk schaalniveau. Mogelijkheden tot koppeling met openbaar vervoerslocaties moeten hierbij optimaal benut worden. Nieuwe terreinen specifiek voor kleinhandel moet zich situeren in Eeklo, of Gent. Bijkomend moet, in functie van de land- en tuinbouw, rekening gehouden worden met de nodige ruimte voor afvalverwerking (in casu mestverwerking).

Figuur 4-1 Ruimtelijke visie voor het Oost-Vlaams Kerngebied

In het Westelijk Openruimtegebied worden ontwikkelingskansen gegeven aan glastuinbouw, maar natuurwaarden worden maximaal behouden. Regionale bedrijventerreinen worden even- eens voorzien op goed ontsloten plaatsen en gekoppeld aan bestaande economische knoop- punten. De knooppunten staan in voor een evenwichtige spreiding van de werkgelegenheid in het gebied. De regionale ontsluiting van personenverkeer, vooral gericht op het Oost-Vlaams kerngebied, wordt gerealiseerd door de verdere uitbouw van het openbaar vervoer.

07060005_NPC_005, Revisie 00 Pagina 24 van 88 Planningscontext

Figuur 4-2 Ruimtelijke visie voor het Westelijk Openruimtegebied

In het addendum11 aan het PRS, namelijk het provinciaal beleidskader windturbines wordt een afweging ten opzichte van de verschillende deelgebieden uit het basisdeel van het PRS ge- maakt. In het deelgebied Oost-Vlaams Kerngebied horen windturbines in deze stedelijke omge- ving thuis, als afbakening of accentuering van het grootstedelijk gebied Gent. De inplanting van windturbines kan hierbij de grens weergeven tussen het stedelijk gebied en de omgevende dor- pen. Windturbines dienen gezocht te worden gekoppeld aan transportassen rondom het Oost- Vlaams kerngebied, de grote ring rond Gent (R4). Het havengebed, met daaraan gekoppeld het bijzonder economisch knooppunt Assenede-Zelzate is als poort een uitstekende en prioritaire zone voor de ontwikkeling van windturbines. Omwille van het ordenend karakter kan hier best worden geopteerd voor sterke lineaire of geometrische inplantingswijze.

Figuur 4-3 Visie inplanting windturbines voor Oost-Vlaams Kerngebied

11 De Provincieraad heeft dit addendum op 17 juni 2009 definitief vastgesteld. Het beleidskader werd door de bevoegde Minister goedgekeurd op 25 augustus 2009 met uitzondering van de windtoets.

07060005_NPC_005, Revisie 00 Pagina 25 van 88 Planningscontext

4.2.3 Gemeentelijk ruimtelijke structuurplan Zelzate

Een deel van de mogelijke uitbreidingszone van het bedrijventerrein is gelegen in de gemeente Zelzate. Volgens het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan (GRS) van Zelzate12 situeert het zich in Zelzate-West, dat gescheiden wordt van Zelzate-oost door het kanaal Gent-Terneuzen. De visie ten aanzien van de economische structuur van Zelzate is enerzijds gericht naar de indu- striële uitbouw van de kanaalzone en anderzijds naar de uitbouw van een lokale KMO zone. Om aan de visie van het RSV te voldoen dient een lokale ambachtelijke zone ontwikkeld te worden. De locatie van een nieuwe KMO-zone dient weloverwogen te gebeuren en aan de hand van een aantal randvoorwaarden, o.a. niet naast woningen, aansluiting bij een bestaand bedrijventerrein en mogelijkheden voor goede ontsluiting worden een aantal mogelijke poten- tiële locaties geselecteerd. Na afweging van de mogelijke locaties tegenover elkaar blijkt de zoekzone Assenede de beste locatie te zijn. De te ontwikkelen ambachtelijke zone zou in aan- sluiting zijn met het te realiseren lokaal bedrijventerrein, de zgn. AKMO-zone, op grondgebied van de gemeente Assenede. De percelen zijn gelegen in agrarisch gebied en momenteel in ge- bruik voor de landbouw. Het is weinig geschikte landbouwgrond. De ligging aan de rand van de kern in een door infrastructuren en bebouwing ingesloten gebied betekent een beperkte hinder voor de kern Zelzate en de aanpalende woongebieden. De ontsluiting van het terrein kan ge- beuren via de nieuwe secundaire weg tussen de Kasteelstraat en Assenede. Via de lokale we- gen is het daarenboven eenvoudig bereikbaar voor werknemers op de fiets. Een bestaand bio- logisch waardevol bosfragment kan opgenomen worden in de buffering rond het bedrijventer- rein. Het uitbouwen van de werkgelegenheid in Zelzate-west wordt bijkomend als erg positief ervaren. Aldus wordt ook werkgelegenheid op deze oever gecreëerd.

4.2.4 Gemeentelijk ruimtelijke structuurplan Assenede

In het GRS van Assenede13 is de AKMO-zone Stoepestraat Assenede aangeduid als lokaal bedrijventerrein. Dit is het grootste bedrijventerrein van de gemeente en vormt samen met drie kleinere terreinen de lokale bedrijvigheid. Om aan de visie van het RSV te voldoen dient bijkomende oppervlakte bedrijventerrein te wor- den ontwikkeld. De gemeente suggereert de uitbouw van de AKMO zone als bovenlokaal be- drijfsgebied om een oplossing te geven aan de problematiek van de bovenlokale zonevreemde bedrijven.

4.3 Geplande ontwikkelingen

In deze paragraaf worden de verschillende lopende en op stapel staande initiatieven in de on- middellijke nabijheid van het plangebied beschreven.

4.3.1 Herinrichting kruispunt E34/N49 x Stoepestraat

12 Einddocument juni 2007, goedgekeurd op 11 oktober 2007 13 Einddocument april 2008, goedgekeurd op 19 februari 2009

07060005_NPC_005, Revisie 00 Pagina 26 van 88 Planningscontext

De herinrichting van het kruispunt van de E34/N49 met de Stoepestraat kadert in de omvorming van de E34/N49 tot volwaardige hoofdweg. Het huidig lichtengeregeld kruis- punt wordt omgevormd tot een brug voor alle verkeer over de autosnelweg (“2” op de fi- guur). De E34 zal nadien bereikbaar zijn via een parallelle weg naar de R4-west in Zelza- te (“1” op de figuur). Het project zal vermoe- delijk medio 2015 klaar zijn.

Bron: Streefbeeld A11/N49

4.3.2 BPA Stoepe

Het BPA Stoepe, goedgekeurd bij MB op 24 augustus 2006, voorziet een bijkomende ruimte voor lokale bedrijvigheid. De gemeente en de intercommunale Veneco zorgen samen voor de ontwikkeling van het gebied. De werkzaamheden voor de aanleg van de wegenis zijn reeds vol- tooid (dd. 01/03/2012). Voor ruimtebehoevende bedrijven welke geen oplossing konden vinden binnen het BPA voor de zonevreemde bedrijven, is binnen de stedenbouwkundige voorschriften van het BPA Stoepe voorzien dat er maximum 2 kavels > 4.000m² met een maximum van 5.000m² kunnen voorzien worden. Het terrein situeert zich ten oosten van het huidig bedrijven- terrein (cfr. figuur 3.1) en wordt omgeven door de zoekzone.

Figuur 4-4 BPA Stoepe

4.3.3 GRUP ‘Afbakening Zeehavengebied Gent – Inrichting R4– oost en R4- west’

Het GRUP ‘Afbakening Zeehavengebied Gent – Inrichting R4– oost en R4- west’ werd door de Vlaamse regering definitief vastgelegd op 15 juli 2005. De Raad Van State heeft dit besluit op 9 juni 2010 vernietigd in zoverre het de opname van de in de toelichtingnota bedoelde "bedrijven- zone VFT-Rütgers te Zelzate binnen het zeehavengebied" betreft. De afbakeningslijn bevindt

07060005_NPC_005, Revisie 00 Pagina 27 van 88 Planningscontext

zich op ca. 550 m ten zuiden van het plangebied. In het GRUP wordt de ruimtelijke inrichting en reserveringen van gebieden binnen de zeehaven vastgelegd, waardoor onder andere de maxi- male economische ontwikkeling gegarandeerd wordt. Het GRUP kan worden onderverdeeld in drie verschillende projecten, nl. de juridische afbakening van het havengebieden, de herbe- stemming van tien deelgebieden en de herinrichting van de R4 Oost en R4 West. Het hele pro- ces is echter nog niet afgewerkt. Enkele koppelingsgebieden moeten nog verder worden inge- vuld. Het deelgebied ‘Rieme Noord’ is het dichtst bij het BEK gelegen ten zuiden van de N49 en ten oosten van de R4-West.

4.3.4 Inrichting gebied ten noorden van Slibstort (Koppelingsgebied Klein Rusland Oost)

Dit gebied situeert zich ten oosten van de wijk Klein-Rusland op de linkeroever van het kanaal Gent-Terneuzen, ten noorden en ten zuiden van de autosnelweg A11/N49 (Zeebrugge- Antwerpen), ca. 250 m ten zuidoosten van de zoekzone. Het terrein bestaat uit twee delen die van elkaar worden gescheiden door de spooronderdoorgang en de lokale wegenis tussen Klein Rusland en de Beneluxlaan (= kanaaloeverweg).

Het koppelingsgebied Klein-Rusland-oost wordt deels ontwikkeld tot een voor de linkeroever van Zelzate natuurlijk park. De meerwaarde van het koppelingsgebied voor Klein-Rusland is een sterke en blijvende opwaardering van de leefomgeving: zowel visueel, naar recreatieve mogelijkheden, naar afscherming en filtering van hinder als naar het doorbreken van zijn isole- ment. Aanvullend biedt het ook ontspanningsmogelijkheden op wandel- en fietsafstand voor de werknemers.

Het GRUP ‘Afbakening Zeehavengebied Gent – Inrichting R4-oost en R4-west’ bestemt het ge- bied voor de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van de natuur- en landschapswaar- den. Binnen dit parkgebied Klein - Rusland zijn natuurbehoud, landschapszorg, bosbouw, na- tuureducatieve en laagdynamische dagrecreatieve activiteiten (enkel niet lawaaierige sporten) en integraal waterbeheer nevengeschikte functies. De bufferende functie voor Klein-Rusland vormt een belangrijk onderdeel door het voorzien van een park en een bosbuffer.

Aansluitend bij het zeehaventerrein en de infrastructuurbundel wordt een gebied voorzien dat bestemd is voor de aanleg en de instandhouding van een bos. Het wordt uitgebouwd tot een efficiënte en aaneensluitende buffer met een bebost karakter van 100 meter breedte, die de wijk Klein-Rusland van de havenactiviteiten afschermt. De aanleg van het bos gebeurt voorafgaand aan de ingebruikname van het onmiddellijk aangrenzende gedeelte van het zeehaventerrein.

4.3.5 Opwaardering N49 Antwerpen – Knokke tot autosnelweg

Naar aanleiding van het omvormen van de N49 tot autosnelweg werd een streefbeeldstudie opgemaakt waarin doelstellingen, de rol en het profiel van de weg in uitdrukkelijke afstemming met de gewenste ruimtelijke rol van de N49 als hoofdweg A11 worden geformuleerd. Relevant voor de ontwikkeling van het plangebied Zelzate-Assenede zijn volgende acties en maatregelen bij de omvorming van de N49: x Het onderliggend wegennet wordt in het verlengde van een parallelle weg een nieuwe paral- lelle weg aangelegd tussen de KMO-zone te Assenede en de R4 te Zelzate. Deze parallelle weg takt aan op de R4, daar waar de R4 een lokale weg is. De aantakking wordt uitgevoerd middels een rondpunt, ongeveer halverwege tussen het aansluitingscomplex R4/N49 en de Assenedesteenweg. Ter hoogte van de KMO-zone te Assenede is er aansluiting op de Stoepestraat (N448). Deze parallelle weg is een nuttige aanvulling van het onderliggend wegennet en zal de Assenedesteenweg (Zelzate), de Zelzatesteenweg (Assenede) en de N448 tussen Assenede en Ertvelde ontlasten. Een vrijliggend fietspad wordt voorzien tussen de Stoepestraat en de Kasteelstraat te Assenede; x Aanleg van een brug ter hoogte van de Stoepestraat (N448). Deze weg verbindt de kernen en verzamelt verkeer naar de aansluitingscomplexen van de N49;

07060005_NPC_005, Revisie 00 Pagina 28 van 88 Planningscontext

x De bestaande zuidelijke parallelle weg tussen Stoepestraat (N448) en Nieuwburgstraat (N458) wordt verbreed tot op 5 m breedte en de aansluiting wordt voltooid.

4.3.6 Ondertunneling R4 onder Riemesteenweg

Op langere termijn zal de R4 ter hoogte van de Riemesteenweg ondertunneld worden. Hierdoor wordt de Riemesteenweg enkel een verbindingsweg tussen de dorpen Rieme en Ertvelde. De Riemesteenweg biedt dan geen toegang meer tot het hogere wegennet. De ontsluiting naar het hogere wegennet verloopt dan ofwel via de secundaire havenweg van het bedrijventerrein ofwel via het knooppunt van Wippelgem (Ovaal van Wippelgem).

4.3.7 Bedrijventerrein, koppelingsgebied en afrittencomplex Rieme-Noord

Op de linker oever van de Gentse Kanaalzone wordt de ontwikkeling van een bedrijventerrein met een oppervlakte van ongeveer 80 ha, de realisatie van het bijhorende op- en afrittencom- plex op de R4-West en de inrichting van het koppelingsgebied gepland. Het terrrein situeert zch op ca. 1 km ten zuiden van de zoekzone. Het 80 ha te ontwikkelen bedrijventerrein bestaat uit ongeveer 70 ha regionaal (zeehavenge- bonden) bedrijventerrein en ongeveer 10 ha lokaal bedrijventerrein (gemeente Evergem). Het nieuwe op- en afrittencomplex dat wordt gerealiseerd om het bedrijventerrein te ontsluiten naar de R4 wordt uitgewerkt onder de vorm van een Hollands Complex. Het koppelingsgebied is on- geveer 40 ha.

Legende: x Paars en roze: regionaal en lokaal bedrijventerrein x Groen: koppelingsgebied x Wit: aansluitingscomplex R4 en herinrichting Bombar- dementstraat met aansluiting op N474

Figuur 4-5 Situering bedrijventerrein, afrittencomplex en koppelingsgebied Rieme-Noord

4.3.8 Inplanting windturbines Rieme Noord

Op Rieme-Noord, ca. 600m ten zuiden van de zoekzone, worden windturbines voorzien. In de- ze fase van de ontwikkeling is nog geen duidelijkheid over de exacte ligging van de turbines, wel werd een haalbaarheidsonderzoek uitgevoerd en werden potentiezones voor windturbines gedetecteerd op basis van volgende criteria: x Ruimtelijke voorkeur: omwille van de flexibiliteit in uitgifte, verkiezen de actoren een inplan- ting van windturbines aan de randen van de deelclusters. x Veiligheid: randvoorwaarden m.b.t afstanden tot infrastructuur en woningen. x Opbrengst van de windturbines: respecteren minimale tussenafstand. x Hinder: bufferafstanden t.a.v. de woningen (250 m, bij voorkeur 300 m).

07060005_NPC_005, Revisie 00 Pagina 29 van 88 Planningscontext

Dit haalbaarheidsonder- zoek leidde tot een zo- nering van Rieme-Noord op het vlak van windtur- bines. Naar aanleiding van een technische werkgroep14, werden nog bijkomende rand- voorwaarden (te respec- teren afstand tov (be- drijfs)woningen en spo- ren) aangeleverd, waar- door de contouren in de figuur nog kunnen wijzi- gen.

14 19 mei 2009, bijkomende randvoorwaarden geformuleerd door de gemeente Evergem en Infrabel

07060005_NPC_005, Revisie 00 Pagina 30 van 88

Onderzochte alternatieven

5 Onderzochte alternatieven

5.1 Nulalternatief

Het nulalternatief - dit wel zeggen het behouden van de huidige toestand – is hier geen wense- lijk alternatief. Dit betekent immers geen uitbreiding van het huidige bedrijventerrein (BEK) en is dus niet in overeenstemming met de beleidswenselijkheden van de herziening van het Ruimte- lijk Structuurplan Vlaanderen. Deze formuleert volgende doelstelling met betrekking tot BEK’s: ‘het verzekeren van het aanwenden van potenties van regionale bedrijventerreinen in het kader van het aanbodbeleid aansluitend bij de bestaande bedrijvenconcentratie grens Zelzate- Assenede’.

5.2 Locatiealternatieven x Locatiealternatieven in Oost-Vlaanderen

In het RSV werden naast de weerhouden BEK’s te Sint-Gillis-Waas en Zelzate-Assenede, ook twee andere BEK’s geselecteerd, zijnde Zulte-Kruishoutem en Zwaarveld te Hamme. De BEK’s te Hamme en Zulte-Kruishoutem hebben door hun ligging rond economische knooppunten en stedelijke gebieden een minder directe noodzaak om verdere bijkomende bedrijvigheid te ont- wikkelen. Daarnaast zijn de ruimtelijke mogelijkheden voor verdere ontwikkeling duidelijk be- grensd (cfr. Interne nota Fase I). Door de deputatie (dd. 8 november 2012) werd dan ook beslist deze BEK’s niet te weerhouden voor verdere uitbreiding. x Locatiealternatieven in de omgeving van het bestaande BEK

In de interne nota, opgemaakt in opdracht van de Provincie Oost-Vlaanderen werd de ruimtelij- ke draagkracht van de omgeving uitgewerkt in verschillende stappen.

Het uitgangspunt bij het bepalen van de potentiële zoekzones voor de eventuele uitbreiding van het BEK werd gevormd door het ruimtelijk beleid van het RSV waarin wordt bepaald dat deze uitbreiding dient “aan te sluiten bij bestaande bedrijvenconcentraties/clusters”. Dit aansluiten wordt vertaald in een aantal parameters, zijnde: afstand (grosso modo dient de uitbreiding bin- nen een straal van 1 tot 2 km rondom de bestaande bedrijvenconcentratie te worden aange- duid), tussenruimte (de ruimtelijke band tussen de bedrijventerreinen wordt beïnvloed door de ruimte tussen het bestaande bedrijventerrein en de mogelijke uitbreiding van het BEK), ontslui- ting (twee bedrijventerreinen die ontsloten zijn via eenzelfde wegstructuur op- of naar het hoger wegennet, hebben een sterkere band dan bedrijventerreinen die via twee of meerdere verschil- lende wegen worden ontsloten). Dit uitgangspunt resulteerde in de aanduiding van het studie- gebied ten oosten van het huidige BEK, en selectie van zoekzones met een voldoende omvang om de gewenste ruimtelijke ontwikkeling mogelijk te maken, zijnde de realisatie van 15 ha be- drijventerrein uitgaande van de initiële verdeling van 65 ha bedrijventerrein over de vier BEK’s.

Vervolgens werden op basis van een analyse van de huidige ruimtelijke kenmerken van het gebied de knelpunten op vlak van milieu geïdentificeerd en werden aandachtspunten bij moge- lijke uitbreiding aangeduid. Dit resulteert in een kwetsbaarheidanalyse waarbij per discipline van het plan-MER een beperkt aantal ruimtelijke criteria werden aangeduid. Enerzijds werden kwetsbaarheden aangeduid (zoals speciale beschermingszones, natuurreservaten, risicozones

07060005_NPC_005, Revisie 00 Pagina 31 van 88 Onderzochte alternatieven

voor overstromingen, ankerplaatsen,…) vertaald in ruimtelijke uitsluitingscriteria, en anderzijds werden enkele ook effectgevoelige criteria aangeduid, zijnde inname van HAG beperken en specifieke landschaps- of ecologische waardevolle elementen vrijwaren. Uit de analyse van de ruimtelijke kenmerken en aandachtspunten blijkt dat de onmiddellijke omgeving van het BEK wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van enkele kwetsbare gebieden, zie onderstaande tabel.

Tabel 5-1 Ruimtelijke kenmerken omgeving BEK Discipline Criteria Ruimtelijke kenmerken omgeving BEK Fauna en Flora Speciale beschermingszones niet aanwezig

VEN-gebieden niet aanwezig

Natuurreservaten niet aanwezig

Valleigebieden niet aanwezig

(oppervlakte) Risicozones voor overstromingen mogelijks overstromingsgevoelig ten noorden water van het BEK (nattere lemige zandbodems en lichte zandleembodems). Landschap, bouw- Ankerplaats en relictzone volgens de Relictzone ‘Kasteelken’ (R40009) op ca. 50 m kundig erfgoed en landschapsatlas ten zuiden, maar gescheiden van elkaar door de archeologie N49/E34 Beschermd landschap, -dorps of – beschermd monument ‘Rijschoolstraat’ stadsgezicht (DO002291) ten zuiden op ca. 400 m, maar gescheiden van elkaar door de N49/E34 Mens (excl. mobili- woongebieden15 in plannen van aanleg woongebied grenst in het noordwesten aan het teit) en ruimtelijke uitvoeringsplannen BEK en ten noorden op ca. 300 m ten noorden

Deze kwetsbaarheidsanalyse resulteerde in de aanduiding van eventuele zoekzones waarvoor meer in detail de draagkracht op het vlak van mobiliteit werd bestudeerd. Zo werd ten aanzien van verdere ontwikkeling van het bedrijventerrein nagegaan welk effect dit zou hebben op ver- keersleefbaarheid, verkeersveiligheid en de doorstroming op het ontsluitend wegennet van het bestaande bedrijventerrein.

Voor de oppervlakte van de gewenste ruimtelijke ontwikkeling werd een oppervlakte van 15 ha bedrijventerrein gehanteerd, uitgaande van de initiële verdeling van 65 ha bedrijventerrein over de vier BEK’s.

Uiteindelijk werd door de toepassing van de criteria en randvoorwaarden één zoekzones naar voor geschoven die kansrijk is ten behoeve van de eventuele uitbreiding van het BEK. eze zoekzone, met uitbreiding van de 60m buffer tov de woningen, vormt het plangebied voor de uitbreiding van het BEK in dit plan-MER.

15 Waarbij de zoekzones een minimale afstand van 60 m houden tot deze woongebieden

07060005_NPC_005, Revisie 00 Pagina 32 van 88 Onderzochte alternatieven

Figuur 5-1 Aanduiding zoekzone uitbreiding BEK

5.3 Inrichtingsalternatieven

Vanuit het MER zullen mogelijke milderende maatregelen en randvoorwaarden worden gefor- muleerd die kunnen worden vertaald in het RUP. Er zullen in het MER geen verschillende in- richtingsalternatieven worden beoordeeld, maar door de wisselwerking tussen het plan-MER en de opmaak van het RUP wordt een meest optimale inrichting van de site nagestreefd.

07060005_NPC_005, Revisie 00 Pagina 33 van 88

6 Informatie uit bestaande onderzoeken

6.1 Ruimtelijke visie voor de BEK’s

Ruimtelijke visie op de 4 BEK’s in Oost-Vlaanderen -, Adoplan, februari 2012 in opdracht van de Provincie Oost-Vlaanderen

In februari 2012 werd een studie opgemaakt om de ruimtelijke visie uit te werken mbt de ont- wikkelingsmogelijkheden van de vier bijzondere economische knooppunten (BEK’s) in de pro- vincie Oost-Vlaanderen.

Ten aanzien van de vier BEK’s werden in de knelpunten en potenties geformuleerd. Voor het BEK Zelzate-Assenede zijn volgende knelpunten en potenties geformuleerd:

Knelpunten: x Serrebedrijf ten noorden vormt een ruimtelijke grens van het bedrijventerrein; x Lokaal bedrijventerrein AKMOII (cfr.Figuur 3-1) ligt centraal in het gebied waardoor het ge- bied opgedeeld wordt. x veel bewoning rondom het terrein doch er zijn nagenoeg geen woningen die rechtstreeks grenzen aan de bedrijvencluster; x ten noorden van de huidige zone is het gebied deels aangeduid als mogelijk overstromings- gevoelig; x elimineren van het kruispunt Stoepestraat/ N49 betekent dat de ontsluiting van het bedrij- venterein in de toekomst in oostelijke richting dient gezocht te worden.

Potenties: x Nabijheid van de Gentse haven biedt mogelijkheden voor bedrijven die gerelateerd zijn aan havengebonden bedrijventerreinen. De afstand tot de haven is zeer beperkt; x Ombouw van N49 tot hoofdweg zal leiden tot een verbeterde verbinding met de haven van Zeebrugge en Antwerpen; x Zichtlocatie langsheen de A11/N49; x AKMO II is een kwalitatieve ontwikkeling. De aanleg van de vrachtwagenparking en de in- terne wegenis zorgen er voor dat een eventuele uitbreiding van het terrein mogelijk is. De nieuwe realisatie heeft nog een aanbod voor lokale bedrijven.

Deze knelpunten en potenties zullen, naast andere aandachtspunten, meegenomen worden in het plan-MER bij het onderzoek tot milieu-effecten.

Nadat de knelpunten en potenties van de BEK’s werden bestudeerd, werd een ruimtelijke visie ontwikkeld voor de vier BEK’s in de provincie Oost-Vlaanderen. Voor het BEK Assenede - Zelzate werd volgende ruimtelijke visie geformuleerd:

Het BEK Assenede – Zelzate kan de rol van satelliet opnemen en indirecte effecten van het Kluizendok en Rieme Noord en de Extended Gateway opvangen. De noodzaak tot ontwikkeling van het BEK ligt in de specifieke behoefte voor ruimte voor niet- havengebonden (logistieke) bedrijven die een nauwe relatie hebben met havengebonden be- drijven. Deze behoefte ontstaat door de noodzaak aan een netwerk van bedrijventerreinen om- heen de haven die de havenactiviteiten ondersteunen. Het doel hierbij is om terreinen in de ha- ven maximaal te vrijwaren voor strikt watergebonden bedrijvigheid. Activiteiten die de waterge-

07060005_NPC_00, Revisie 00 Pagina 34 van 88 Informatie uit bestaande onderzoeken

bonden bedrijven ondersteunen worden niet voorzien op de haventerreinen maar in omliggende bedrijventerreinen. Het gaat meestal om een aantal logistieke en aanverwante activiteiten die niet langer in de haven zelf uitgevoerd worden, maar op diverse locaties in de omgeving van de haven. Binnen de studie ‘Oost-Vlaanderen, logistieke topregio’ van de POM Oost- Vlaanderen wordt de haven van Gent beschouwd als een primaire hotspot. De rol van het BEK situeert zich in de logistieke spill-over effecten die kunnen overvloeien naar het BEK waardoor synergieën kunnen optreden. Concreet kan het hierbij gaan om diensten en handelingen die ter ondersteu- ning van de logistieke sector worden aangeboden. De potenties van het BEK t.o.v. andere economische knooppunten ontstaan door de cruciale ligging binnen het grensoverschrijdend netwerk. Zelzate-Assenede ligt op het kruispunt tussen de havens van Gent, Zeebrugge, Antwerpen en Terneuzen.

Figuur 6-1 Specifieke rol voor het BEK –Zelzate-Assenede

6.2 Sectorale studie ‘Oost-Vlaanderen, Logistieke Topregio’ (POMOV)16

De studie “Oost-Vlaanderen: logistieke topregio” (2008) geeft de strategie en het stappenplan weer om een provinciaal beleid inzake logistieke ontwikkelingen op gang te brengen. De studie is opgesteld in 4 fasen: x Fase 1: opstellen van logistieke kaart Oost-Vlaanderen. Het betreft een inventarisatiefase waarbij een bottom-up benadering gehanteerd worde om op objectieve wijze de huidige stand van zaken met betrekking tot logistiek in Oost-Vlaanderen te kunnen optekenen. Eén van de vaststellingen is dat het ruimte-aanbod een serieus pijnpunt is. Er is een schaarste aan grond en de terreinoppervlaktes zijn te klein. x Fase 2: Benchmarking. Oost-Vlaanderen werd vergeleken met zes buitenlandse logistieke topregio’s. Indien Oost-Vlaanderen de twee zwakkere indicatoren met name ‘logistieke slag- kracht’ (beschikbaarheid terreinen, bundelingsmogelijkheden, multimodale infrastructuur,…) en ‘operationeel klimaat’ (ondersteuning van administratie, belastingsklimaat, douane, sub- sidies,…) beter kan doen scoren, dan vindt het aansluiting bij de topregio’s Noordrijn- Westfalen, Noord-Brabant, Bremen en Nord-Pas de Calais. x Fase 3: Optekenen van het logistieke potentieel en ontwikkelen van een strategie om het potentieel te ontwikkelen. In deze fase wordt aandacht gegeven aan het thema centralisa- tie/decentralisatie, rekening houdende met het concept van ‘Extended Gateway’ dat ervan uitgaat dat de logistieke activiteiten die niet noodzakelijk in het havengebied gesitueerd moeten zijn, een plaats vinden in het achterland. Dit onder de voorwaarde dat de totale kost van de logistieke keten voor de bedrijven minimaal gehouden wordt.

16 Oost-Vlaanderen, Logistieke topregio, krachtlijnen van de studie 2008-2020

07060005_NPC_005, Revisie 00 Pagina 35 van 88 Informatie uit bestaande onderzoeken

x Fase 4: Formuleren van aanbevelingen en opstellen van een stappenplan. Er wordt een kaart opgesteld met logistieke hotspots. In de primaire hotspots horen voornamelijk interna- tionale logistieke activiteiten thuis, die al dan niet havengebonden zijn. De secundaire hotspots kunnen op korte of langere termijn tot het achterland van de gateways uitgebouwd worden. Voor de secundaire hotspots op langere termijn zijn nog meerdere beleidsinitiatie- ven te nemen.

Deze hotspots werden bepaald op basis van de huidige logistieke kaart en een ‘bench marking’ met zes buitenlandse logistieke regio’s. Op basis daarvan werden toekomstgerichte scenario’s onder de loep genomen, die verder kijken dan de huidige beleidscontext en –plannen. Hierdoor kon voor tal van kansrijke logistieke clusters het potentieel bepaald worden, met aanduiding van de te ondernemen acties. De studie geeft een lijst weer van acties om zeven succesfactoren te kunnen realiseren. Deze succesfactoren zijn: x Multimodaliteit bevorderen als uitgangspunt; x Ruimte om logistiek te ondernemen; x Juiste kennis en juiste personen; x Duurzame match vraag en aanbod; x Koppeling informatie en goederenstromen; x Een sterke overheid als businesspartner; x Balanced growth: evenwicht tussen groei en kwaliteit.

Figuur 6-2 Locaties met meest potentieel voor logistieke activiteiten

6.3 ‘Streefbeeld N49’

In het streefbeeld N49 werden ten aanzien van de omgeving van het BEK volgende acties voorgesteld: x Op het onderliggende wegennet wordt in het verlengde van een parallel weg een nieuwe parallelle weg aangelegd tussen de AKMO- zone te Assenede en de R4 West te Zelzate. De parallel weg takt aan op de R4 West daar waar de R4 West een lokale weg is. Deze aantak-

07060005_NPC_005, Revisie 00 Pagina 36 van 88 Informatie uit bestaande onderzoeken

king wordt uitgevoerd middels een rondpunt, ongeveer halverwege tussen het aansluitings- complex R4/N49 en de Assenedesteenweg. Ter hoogte van de AKMO-zone te Assenede is er een aansluiting op de Stoepestraat (N448). Deze parallelweg is een nuttige aanvulling van het onderliggende wegennet en zal de Assenedesteenweg (Zelzate) en de Zelzate- steenweg (Assenede) en de N448 tussen Ertvelde en Assenede ontlasten. Een vrijliggend fietspad wordt voorzien tussen de Stoepestraat en de Kasteelstraat te Assenede. x Ter hoogte van de Stoepestraat (N448) wordt een brug aangelegd. Deze weg verbindt de kernen en verzamelt het verkeer naar de aansluitingscomplexen van de N49. x De aansluiting naar de N49 zal verzekerd worden door een aansluiting via de R4 na aan- passing van het kruispunt met de Assenedesteenweg

6.4 FASE-I Plan-MER afbakening en ontsluiting van het BEK grens Zelzate - Assenede17

Zoals reeds eerder vermeld werd voorafgaand het ontwerp van het plan-MER een interne nota ten behoeve van de Provincie Oost-Vlaanderen opgemaakt. De nota had als doel een inhoude- lijke verduidelijking te bieden ten aanzien van de ruimtelijke beleidskeuzen met betrekking tot de haalbaarheid van de ontwikkeling van het BEK (cfr. 5.2 en 7).

17 Einddocument juni 2012, opgemaakt door Grontmij

07060005_NPC_005, Revisie 00 Pagina 37 van 88 7 Omgevingskenmerken huidige bedrijven- terrein

In onderstaande paragrafen worden kort de omgevingskenmerken en het functioneren van het huidige bedrijventerrein en de omgeving van het plangebied beschreven. Dit gebeurt op basis van de conclusies die werden geformuleerd bij de verschillende disciplines in de interne nota ‘FASE-I Plan-MER afbakening en ontsluiting van het BEK grens Zelzate -Assenede18’. Voor een uitgebreidere beschrijving van de referentiesituatie wordt verwezen naar bijlage 3. x Mobiliteit

Het huidige bedrijventerrein is op vandaag met zijn ligging nabij de N448, N49 en R4 (via het knooppunt Zelzate-West) goed bereikbaar voor het gemotoriseerde verkeer. Op heden wor- den er langs deze wegen gedurende piekmomenten I/C-verhoudingen van minder dan 0,50 vastgesteld. Enkel tijdens de ochtendspits is er een iets hogere capaciteitsinname van de N49 tussen de R4-West en R4-Oost richting Antwerpen, alsook op de toeleidende verbindingsboog van het knooppunt Zelzate-West komende vanuit Gent. De maximale I/C-verhoudingen be- dragen er ca. 0,60. Er is dus nog voldoende restcapaciteit voor een vlotte verkeersafwikkeling. Er zijn geen verkeersintensiteiten gekend langs de N448 Stoepestraat en ter hoogte van de lichtengeregelde kruising N448 x N49, waarlangs het huidige BEK rechtstreeks wordt ontslo- ten. Uit waarnemingen blijkt dat er zich geen knelpunten voordoen tijdens de avondspits. De verkeersintensiteiten langs de N436 Assenedesteenweg liggen relatief laag, maar tijdens de avondspits vormt de verkeersleefbaarheid een aandachtspunt. Er zijn enkele indicaties van sluipverkeer doorheen Assenede naar het hogere wegennet N49/R4 via de N448 Stoepestraat en N436 Assenedesteenweg. Langs de N436 is op het grondgebied Zelzate een verbod op doorgaand vrachtverkeer van kracht. Het aanwezige vrachtverkeer langs de N436 tijdens de ochtendspits (10-20%) betreft mogelijk sluipverkeer. Het BEK wordt regelmatig bediend door openbaar vervoer, maar de meest frequente verbin- dingen zijn gericht op Assenede, niet op Zelzate dat op termijn al multimodaal knooppunt zal fungeren. Bovenlokale verbindingen voor het openbaar vervoer zijn vooral gericht op het spoorvervoer via Gent en bijgevolg beperkt aanwezig. In de omgeving van het BEK zijn geen gevaarlijke punten gelegen. Ter hoogte van het lich- tengeregelde kruispunt N49 x N448 is er echter een hoog aantal van lichte ongevallen geregi- streerd. Daarnaast zijn relatief veel fietsers betrokken bij ongevallen langs de N436. De aan- liggende fietsvoorzieningen langs de N436 en N448 alsook de barrière van de N49 vormen negatieve aspecten voor de fietsbereikbaarheid van het BEK. Anderzijds is het BEK goed be- reikbaar met de fiets vanuit het gebied ten zuiden van de N49 via de fietsroute vanuit Rie- me/Gent en Eeklo.

x Bodem

Gezien de ligging in de Vlaamse Vallei is het huidige bedrijventerrein en zijn directe omgeving relatief vlak. De ondergrond t.h.v. het BEK omvat zandgronden met lokaal een bijmenging van leem (en/of klei).

18 Einddocument juni 2012, opgemaakt door Grontmij

07060005_NPC_00, Revisie 00 Pagina 38 van 88 Omgevingskenmerken huidige bedrijventerrein

x Grondwater

De grondwatertafel is in het studiegebied relatief ondiep gelegen. Bij de realisatie van een uit- breiding van het bedrijventerrein zal naar alle waarschijnlijkheid bemaling toegepast moeten worden. Aandachtspunt hierbij vormt het inperken van de invloedssfeer van bemaling o.a. om peilwijziging in de omliggende waterlopen (discipline oppervlaktewater) te beperken. Tevens vormt de hoge grondwaterstand een aandachtspunt bij de realisatie van een hemelwaterbuffer (cfr. discipline oppervlaktewater). Gezien de relatief ondiepe grondwaterstand, zal infiltratie hier slechts beperkt mogelijk zijn en kan drainage optreden. x Oppervlakte water

Het huidige bedrijventerrein watert, rechtstreeks of via zijlopen, af naar de Zwartesluisbeek. De valleien van deze waterlopen zijn stroomafwaarts het bedrijventerrein mogelijk en effectief over- stromingsgevoelig (Watertoetskaart). De lager gelegen percelen ten noorden van het BEK zijn eveneens mogelijks en effectief overstromingsgevoelig. De structuurkwaliteit van de Zwarte- sluisbeek t.h.v. het bedrijventerrein is zeer zwak, terwijl de twee zijlopen waardevolle structuur- kwaliteiten omvatten.

Bij een uitbreiding van het bedrijventerrein is het voornamelijk van belang om voldoende buffe- ring met vertraagde afvoer te voorzien voor de opvang van het afstromende hemelwater van de bijkomende verhardingen. Het plangebied (zie supra) heeft een totale oppervlakte van ca. 80,5 ha. Volgens de gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwa- ter (B.S. 08/11/2004) dient er voor verharde oppervlakten een buffervolume gerealiseerd wor- den van 400 liter per 20 m² verharde oppervlakte. De Dienst Integraal Waterbeleid van de pro- vincie Oost-Vlaanderen stelt bij de realisatie van een verharde oppervlakte groter dan 1.000 m² strengere buffer- en lozingsvoorwaarden voorop, nl. 330 m³/ha en 15 à 20 l/s.ha19, voor de Zwartesluisbeek, waarvan ze eigenaar is. Wanneer er in deze zoekzone 20 ha bedrijventerrein ontwikkeld wordt met een effectieve verharding van 70 %20 dan komt dit neer op een bufferbek- ken met een volume van 4.620 m³ en een lozingsdebiet van 210 à 280 l/s. Daarnaast dient de komberging die met de ontwikkeling van het bedrijventerrein ingenomen wordt, gecompenseerd worden. T.h.v. het plangebied wordt ca. 920 m³21 effectief overstromingsgevoelig gebied (= komberging) ingenomen. Er wordt tevens aanbevolen om voldoende ruimte te vrijwaren voor de waterlopen binnen het studiegebied. x Fauna en Flora

Het huidige bedrijventerrein en zijn directe omgeving omvatten weinig biologische waardevolle elementen. De aanwezige biologisch waardevolle complexen zijn beperkt tot een aantal geïso- leerde percelen en elementen. In de ruimere omgeving komen er een aantal gebieden voor die van belang zijn voor avifauna. Het betreft hier de Kallemansputte en de noordelijk en noordwes- telijk gelegen poldergebieden. Uit de Risicoatlas windturbines-vogels (INBO 2011) blijkt dat er mogelijks een risico bestaat bij de inplanting van windturbines en dit omwille van de voorname pleistergebieden en vogeltrek t.h.v. het slibstort en het Kanaal Gent-Terneuzen.

19 Mogelijks worden vanuit de Zwarte Sluispolder nog strengere buffer- en lozingsvoorwaarden opgelegd. Bij de opmaak van het voorliggend document was deze informatie echter nog niet beschikbaar bij het studiebureau. Indien relevant wordt dit bij de uitwerking van het MER verder opgenomen. 20 Algemeen wordt aangenomen dat bij de realisatie van een bedrijventerrein ca. 70 % verhard is door de weg- en ge- bouweninfrastructuur. 21 Bepaald op basis van de effectief overstromingsgevoelige gebieden (watertoetskaart) en het digitaal hoogtemodel.

07060005_NPC_005, Revisie 00 Pagina 39 van 88 Omgevingskenmerken huidige bedrijventerrein

x Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie

Het landschap in de omgeving van het huidige bedrijventerrein wordt gekenmerkt door de open ruimtes en wijdse vergezichten die kenmerkend zijn voor het Meetjesland. De strookvormige percelering is er typerend. Ten zuiden van het bedrijventerrein wordt het open landbouwland- schap doorsneden door de N49/E34 en in het noorden worden de vergezichten begrensd door de lintbebouwing langsheen de Zelzatestraat. Het landschap in de omgeving van het plange- bied wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van talrijke nieuwe landschapselementen, zoals de N49/E34, aansluitingscomplex R4 en de bestaande bedrijvigheid. De beeldwaarde van het huidige bedrijventerrein kan als laag worden omschreven. Het betreft een open grasvlakte tus- sen de N49 en de Stoepestraat met daarin bedrijfsgebouwen ingeplant. Van een kwalitatieve landschappelijke inrichting is bijgevolg weinig sprake. De relictzones en overige beschermingen worden van het plangebied gescheiden door ener- zijds de Zelzatestraat ten noorden en de N49/E34 ten zuiden van het plangebied. Hierdoor zijn de huidige effecten ten aanzien van de aanwezige landschappelijk waardevolle elementen te verwaarlozen. Binnen het studiegebied vormt de Riemestraat, die verder richting Rieme als fietspad is inge- richt, als landschappelijk waardevol lijnelement een opvallend element omwille van de lijn bege- leidende hoogstammen. x Mens socio – organisatorische aspecten

Het huidige bedrijventerrein is gelegen in een zone die bestemd is voor ambachtelijke bedrijven en kmo’s. Het gebied grenzend aan het bedrijventerrein (plangebied) is bestemd als agrarisch gebied. Ten oosten van het huidige bedrijventerrein is BPA Stoepa van kracht. In de onmiddel- lijke omgeving bevinden zich ten noorden ervan de woningen behorende tot de landelijke kern Triest en de lintbebouwing langsheen de Zelzatestraat. De kwetsbare locaties (scholen, zieken- huizen, rust- en verzorgingstehuizen) zijn op ruime afstand >1.400m) van het plangebied gele- gen. In het huidige bedrijventerrein zijn de bedrijven Johnson Control, nv. Atec, nv Pauwels ge- legen, aangevuld door enkele kleinere bedrijven.

07060005_NPC_005, Revisie 00 Pagina 40 van 88

8 Scoping

8.1 Methodiek scoping

In functie van het bepalen van de relevantie van de milieueffecten (= scoping van het milieu- effectenonderzoek) zijn enerzijds de kenmerken van het plangebied van belang (= omgevings- kenmerken) gezien deze de gevoeligheid van het gebied voor milieueffecten bepalen. Ander- zijds zijn de kenmerken van het voorliggend plan bepalend, gezien deze de aard van de mo- gelijkerwijze te verwachten milieueffecten bepalen. Hierna wordt eerst op elk van beide elemen- ten ingegaan, waarna de hieruit voortvloeiende scoping van het milieueffectenonderzoek volgt.

8.2 Plankenmerken

De impact van voorliggend plan op het milieu situeert zich op drie vlakken: - De realisatie van het plangebied impliceert een zeker direct ruimtebeslag. Dit ruimtebe- slag brengt een aantal milieueffecten met zich mee zoals het verlies van functies. Deze mi- lieueffecten zijn doorgaans definitief (gezien het ruimtebeslag doorgaans definitief is) en onafhankelijk van het gebruik. Het ruimtebeslag ontstaat reeds tijdens de aanlegfase (= rea- lisatie van de aanwezigheid van de infrastructuur). - De aanwezigheid van de nieuwe infrastructuur (en mogelijk ook het gebruik ervan) heeft een invloed op de ruimtelijke samenhang van een gebied op diverse vlakken (ecologisch, landschappelijk, verkeerskundig, …). Hierbij kan enerzijds een barrière ontstaan ten aan- zien van aanwezige structuren, anderzijds kan de realisatie van het plangebied een verster- king betekenen van bestaande structuren of een nieuwe verbinding realiseren. Deze effec- ten worden ook wel netwerkeffecten genoemd. - Het gebruik van nieuwe infrastructuur brengt verstoring van de omgeving met zich mee. Deze verstoring is onder meer gerelateerd met emissies (geluid, lucht, licht, trillingen) van voertuigen, gebruik van installaties, … en is daardoor in belangrijke mate afhankelijk van de intensiteit waarmee de infrastructuur wordt gebruikt. Daarnaast is ook verstoring mogelijk tijdens de aanlegfase (door de gebruikte werktuigen en uitvoeringstechnieken).

Elk van deze clusters van milieueffecten omvat een aantal effectgroepen. Deze effectgroepen worden hierna in onderstaande tabel aangehaald en besproken op hun relevantie rekening houdende met de aard van het plan. Hierbij wordt er voor de duidelijkheid onderscheid ge- maakt tussen de relevantie tijdens de werken (aanlegfase) en de gebruiksfase.

Niet alle weergegeven effectgroepen zijn in dezelfde mate relevant. Effecten gerelateerd aan de werkzaamheden hebben vaak een tijdelijk karakter en zijn sterk afhankelijk van de uitvoerings- techniek. Gezien op dit planniveau geen gegevens gekend zijn met betrekking tot de concrete uitvoeringswijze en voor zover het tijdelijke effecten betreft, worden deze niet meegenomen op planniveau. Uitzondering hierop vormen de ingrepen die aanleiding geven tot permanente effec- ten (bvb definitieve ruimte-inname). Deze effecten worden wel relevant geacht op planniveau. Dit wordt duidelijk weergegeven in onderstaande tabel.

07060005_NPC_00, Revisie 00 Pagina 41 van 88 Tabel 8-1 Bespreking relevantie (clusters van) effectgroepen rekening houdende met de aard van het voorliggend plan Cluster Impact Bespreking relevantie Relevante milieudisciplines Ruimtebeslag De realisatie van bijkomend bedrijventerrein en in mindere mate de inplanting van windturbines impli- Bodem ceert permanente ruimte-inname. De eventuele effecten tgv ruimtebeslag treden reeds op tijdens de Water aanlegfase en zijn definitief bij aanvang van de gebruiksfase. Het definitief ruimtebeslag zal voorname- Fauna en Flora g a l lijk verlies aan functies met zich meebrengen. Zo kan het ruimtebeslag zorgen voor ecotoopinname, Landschap, bouwkundig s e

b inname landbouwgrond of andere functies, wijziging van het bodemprofiel en kan eveneens een impact erfgoed en archeologie e t

m hebben op het functioneren van het watersysteem (bvb bij inname overstromingsgevoelig gebied, ver- Mens (incl mobiliteit) i u r

t hoogde afstroom hemelwater, …). c e

r Naast ruimtebeslag door het plangebied is er ook tijdelijk ruimtebeslag tijdens de werken door de i

D stockage van materialen, werfzones, ... dit wordt op planniveau niet mee beoordeeld. Wijziging van De realisatie van de bedrijventerrein met nieuwe infrastructuur heeft een invloed op de ruimtelijke sa- Water g n

e verbindingen menhang, zowel wat betreft barrièrewerking als wat betreft versterking en realiseren van nieuwe verbin- Fauna en flora a g k j h i n l i

n dingen en op mobiliteit (doorstroming, bereikbaarheid, …). Landschap, bouwkundig e g t e i z j m m i i Ook tijdelijke omleidingen en (weg)onderbrekingen kunnen tijdens de aanlegfase een invloed hebben erfgoed en archeologie a u W r s op de ruimtelijke samenhang. Deze tijdelijke effecten worden op planniveau niet mee beoordeeld Mens (incl mobiliteit) Geluidsverstoring Tav de geplande bestemmingswijzigingen wordt het huidige geluidsklimaat in beeld gebracht en wordt Geluid de impact van bijkomende geluidsbelasting tgv verkeersgenererende functies en de exploitatie van de Fauna en flora bedrijvensite begroot. Tijdens de werken treedt mogelijk geluidsverstoring op door het gebruik van ma- Mens (incl mobiliteit) chines ea. Dit laatste is een tijdelijk effect en wordt op planniveau niet mee beoordeeld. Trillingshinder Tijdens de werken is trillingshinder mogelijk relevant. Dit hangt evenwel af van de uitvoeringstechnieken en is hoogstwaarschijnlijk slechts zeer lokaal en tijdelijk relevant. Deze tijdelijke effecten worden op planniveau niet mee beoordeeld. Luchtverontreiniging Tav de geplande bestemmingswijzigingen wordt de huidige luchtkwaliteit in beeld gebracht en wordt de Lucht impact van bijkomende emissies tgv verkeersgenererende functies begroot. Mens (incl mobiliteit) De mogelijke luchtverontreiniging ten gevolge van het gebruik van machines tijdens de werken wordt Fauna en flora als verwaarloosbaar beschouwd en niet mee beoordeeld op planniveau. Lichthinder Tijdens de gebruiksfase kan lichthinder mogelijk optreden, bvb bijkomende verlichting op de site zelf. Fauna en flora Verwacht wordt dat de lichthinder eerder beperkt zal zijn. Mens (incl mobiliteit) Tijdens de werken is lichthinder mogelijk relevant. Dit hangt evenwel af van de uitvoering en is hoogst- waarschijnlijk slechts zeer lokaal en tijdelijk relevant. g n i r

o Visuele verstoring De realisatie van de bedrijventerrein en windturbines brengt visuele verstoring met zich mee: enerzijds Landschap, bouwkundig t s r door de aanwezigheid van machines ed. tijdens de aanlegfase, anderzijds door de finale aanwezigheid erfgoed en archeologie e V van de infrastructuur. Mens (incl mobiliteit)

07060005_NPC_00, Revisie 00 Pagina 42 van 88 Scoping

Verstoring van het Tijdens de gebruiksfase kan een invloed optreden op het watersysteem (bvb grondwaterwinning, lo- Water (geo)hydrologisch en zingspunt, …). Tijdens de aanlegfase is mogelijk bemaling vereist zodat een verstoring van het Fauna en flora hydraulisch systeem watersysteem kan optreden. Hierdoor kunnen permanente effecten optreden op vlak van ecotoop- Landschap, bouwkundig wijziging of bouwkundig erfgoed en archeologie. Gezien het permanente effecten betreft, wordt dit erfgoed en archeologie meegenomen op planniveau. Mens

07060005_NPC_005, Revisie 00 Pagina 43 van 88 Bovenstaande tabel geeft een eerste indicatie van de relevantie van de diverse milieudisciplines op basis van de plankenmerken. Hieruit blijkt dat alle disciplines, zijnde mens (incl. mobiliteit), geluid, lucht, bodem, water, fauna en flora en landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie, relevant worden geacht.

8.3 Omgevingskenmerken

De omgevingskenmerken worden in kaart gebracht aan de hand van het voorkomen van zoge- naamde bijzonder beschermde gebieden en bijzonder kwetsbare gebieden. Wat bedoeld wordt met elk van deze elementen wordt hierna toegelicht en het voorkomen van deze gebieden wordt besproken.

8.3.1 Bijzonder beschermde gebieden

Met de term ‘bijzonder beschermde gebieden’ worden de gebieden bedoeld zoals geformu- leerd in het Besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan de milieueffectrapportage.

De bijzondere bescherming duidt op een bijzondere waarde van het gebied en bijgevolg ook een bijzondere gevoeligheid ten aanzien van ontwikkelingen in het gebied zelf of de (directe) omgeving.

Tabel 8-2 Ligging plangebied t.a.v. bijzonder beschermde gebieden Bijzonder beschermde gebieden Situering t.a.v. plangebied Natuurgebied Geen aanwezig in de onmiddellijke omgeving van het plangebied. Beschermd landschap, stads- of dorpsge- Beschermd monument ‘Rijschoolstraat’ (DO002291) ca. 400 m ten zui- zicht, monument os archeologische zone den van bestaand plangebied (gescheiden van elkaar door de N49) . Vlaams ecologisch netwerk Geen aanwezig in de onmiddellijke omgeving van het plangebied. Speciale beschermingszones Geen aanwezig in de onmiddellijke omgeving van het plangebied. bosgebieden, valleigebieden, brongebie- Geen aanwezig in de onmiddellijke omgeving van het plangebied. den, overstromingsgebieden, agrarische gebieden met ecologisch belang of ecolo- gische waarde Waterwingebieden en bijhorende be- Geen aanwezig in de onmiddellijke omgeving van het plangebied. schermingszones type I en II Ramsargebied Geen aanwezig in de onmiddellijke omgeving van het plangebied. Beschermd duingebied Geen aanwezig in de onmiddellijke omgeving van het plangebied.

Op basis van de aanwezige bijzonder beschermde gebieden vertoont voornamelijk de discipli- nes landschap een wat verhoogde relevantie.

8.3.2 Bijzonder kwetsbare gebieden

De aanwezigheid van bijzonder beschermde gebieden geeft weliswaar een idee van belangrijke te beschermen waarden, maar geeft vaak onvoldoende de kwetsbaarheid van een gebied weer. De kwetsbaarheid van een gebied is echter in belangrijke mate bepalend voor de te verwachten milieueffecten. De kwetsbaarheid wordt hier gekarakteriseerd aan de hand van beschikbaar kaartmateriaal, dat een ruwe indicatie hiervan geeft. Gezien dit een eerder ruwe werkwijze is die de specifieke eigenheid van het gebied onvoldoende in rekening brengt, wordt er uitgegaan van het voorzorgsbeginsel op dit vlak. Dit betekent dat – als er twijfel is over de kwetsbaarheid – er wordt uitgegaan van een ‘worst case’ inschatting van de kwetsbaarheid.

07060005_NPC_00, Revisie 00 Pagina 44 van 88 Scoping

Tabel 8-3 Ligging plangebied t.a.v. bijzonder kwetsbare gebieden Bijzonder kwetsbare gebieden Situering t.a.v. plangebied Recent overstroomde gebieden Geen aanwezig in de onmiddellijke omgeving van het plangebied. (Open) gerangschikte waterloop In het noorden van het plangebied stroomt een niet geklasseerde water- loop. Grenzend aan het westen van het bestaand bedrijventerrein stroom de Zwartesluisbeek (2de categorie) en grenzend aan het zuiden van het bestaand bedrijventerrein stroomt eveneens een niet geklasseerde water- loop. Drainageklasse f, g, h of i (bodemkaart) In de directe omgeving van de plangebieden zijn geen bodems met drai- nageklasse f, g, h of i gesitueerd. Overstromingsgevoelige gebieden (water- In het noordwesten van het plangebied is een mogelijk overstromingsge- toetskaart) voelig gebied gelegen. Waardevolle of zeer waardevolle gebieden Centraal in het plangebied situeert zich een biologisch zeer waardevol (BWK) gebied, alsook enkele kleine complexen van biologisch minder waarde- volle en zeer waardevolle elementen. Relictzones en ankerplaatsen Ten zuiden van het plangebied, aan de overzijde van de N49/E34, situ- eert zich de relictzone ‘Kasteelken’ (R40009). Ca. 120 m ten noorden van het plangebied situeert zich de relictzone ‘Katte-Denderdreve’ (R40008). Woonconcentraties Ten noorden van het plangebied is een woongebied met landelijk karak- ter gelegen, zijnde de bewoning in het gehucht Triest (Assenede) en langs de Zelzatestraat. Ten westen van het plangebied situeert zich woongebied van de wijk Vogelzang (Zelzate). Landbouwgronden met een hoge of zeer Het plangebied omvat grotendeels landbouwgebied met een hoge waar- hoge waardering (landbouwwaarderings- dering. In het oosten heeft het landbouwgebied een zeer hoge waarde- kaart) of aangeduid als herbevestigde ring, en een klein deel centraal in het noorden heeft een matige waarde- agrarische gebieden ring. Het gehele plangebied is gelegen in HAG.

Op basis van de aanwezige bijzonder kwetsbare gebieden vertonen de disciplines mens en op- pervlaktewater een verhoogde relevantie. Het plangebied is enerzijds gelegen in herbevestigd agrarisch gebied, een gebied met matige tot zeer hoge waardering op de landbouwwaarde- ringsskaart, nabij woongebieden en relictzones en in effectief en mogelijks overstromingsgevoe- lig gebied.

07060005_NPC_005, Revisie 00 Pagina 45 van 88 Scoping

8.4 Resulterende scoping

De relevantie van de diverse milieudisciplines op basis van de omgevingskenmerken (aanwe- zigheid bijzonder beschermde en bijzonder kwetsbare gebieden) wordt geconfronteerd met de plankenmerken.

Uit deze combinatie kan de scoping in Tabel 8-1 verder worden uitgewerkt op niveau van de relevantie van de effectgroepen per discipline. Deze relevantie wordt weergegeven in onder- staande tabel.

Tabel 8-4 Resultaat relevante disciplines op basis van de combinatie van omgevings- en plankenmerken

Effectgroep ) t a i r e 2 t o 2 i l l f i p n b a n n e o h e e c m d r m g a s i s t e l e n n n u d i h t d l c l e l u c n a i e o n i r a u a g t l b w f l m (

Direct ruimtebeslag (X) X (X) (X) X Geluidsverstoring X (X) X Trillingshinder Luchtverontreiniging (X) (X) X Lichthinder (X) Visuele verstoring X X Verstoring hydrologisch X (X) (X) en hydraulisch systeem X: relevant; (X): beperkt relevant

Op basis van het bovenstaande tabel wordt besloten dat de disciplines mens (incl. deeldomein mobiliteit), geluid, landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie en oppervlakte- en grondwa- ter relevant zijn. De disciplines bodem, fauna en flora en lucht worden als minder relevant be- schouwd, gezien er enerzijds geen omgevingskenmerken in of in de onmiddellijke nabijheid van het plangebied wijzen op een bijzondere waarde of kwetsbaarheid en er anderzijds geen pla- ningrepen plaatsvinden dewelke een belangrijke impact kunnen hebben op deze disciplines. De aspecten lucht wordt behandeld in de discipline mens socio-organisatorische aspecten. De dis- ciplines bodem en fauna- en flora komen summier aan bod. De MER-coördinator zorgt ervoor dat deze aspecten in voldoende mate aan bod komen. Indien blijkt dat een bespreking van de volwaardige milieudiscipline wel vereist is, kan alsnog de volwaardige discipline worden uitge- werkt in het plan-MER.

22 Verkorte benaming voor Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie

07060005_NPC_005, Revisie 00 Pagina 46 van 88 9 Algemene methodologie van de milieube- oordeling

9.1 Relevante milieudisciplines

Uit de scoping in hoofdstuk 8 blijken volgende disciplines relevant om volwaardig op plan-MER niveau behandeld te worden: x Mobiliteit x Geluid x Water (grond- en oppervlaktewater) x Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie x Mens – socio-organisatorische aspecten

9.2 Indeling per discipline

De bespreking per milieudiscipline verloopt volgens een vaste indeling per discipline, met name: 1. Afbakening studiegebied 2. Referentiesituatie a. Huidige situatie b. Geïntegreerd ontwikkelingsscenario 3. Beschrijving en beoordeling milieueffecten a. Tov huidige situatie b. Tov geïntegreerd ontwikkelingsscenario 4. Milderende maatregelen 5. Synthese 6. Leemten in de kennis 7. Voorstellen voor postmonitoring en postevaluatie

9.2.1 Afbakening studiegebied

Er wordt een onderscheid gemaakt tussen het plangebied en het studiegebied. Het plangebied is het gebied waarbinnen de bestemmingswijziging wordt voorzien, en komt dus overeen met het gebied dat het voorwerp uitmaakt van het PRUP.

Het studiegebied is ruimer en omvat het volledige gebied tot waar de milieueffecten van de vooropgestelde ingrepen zich (kunnen) voordoen. Het studiegebied is afhankelijk van de be- schouwde discipline en wordt voor elke discipline afzonderlijk bepaald.

9.2.2 Beschrijving referentiesituatie

Twee situaties worden als referentiesituatie beschouwd, met name de huidige situatie en een toekomstige situatie die zich ongeacht (de impact van) het realiseren van het bedrijventerrein naar verwachting zal voordoen, het zogenaamde geïntegreerd ontwikkelingsscenario.

07060005_NPC_00, Revisie 00 Pagina 47 van 88 Algemene methodologie van de milieubeoordeling

Voor de beschrijving van de referentiesituatie worden de elementen samengebracht uit het voorbereidend onderzoek aangevuld met informatie uit andere studies en informatie verzameld tijdens een terreinbezoek. De beschrijving spits zich toe op de elementen die relevant zijn voor de effectenbeoordeling op planniveau.

Het ontwikkelingsscenario wordt beschreven op basis van de gekende geplande ontwikkelingen die zich in en rond het plangebied zullen voordoen. Hiervoor wordt gesteund op de beschrijving van de toekomstige plannen zoals weergegeven in hoofdstuk 4.

9.2.3 Effectvoorspelling en –beoordeling

De methodologie wordt verderop voor elke milieudiscipline verder toegelicht. Belangrijk is dat de onderbouwing van de resultaten transparant is. Dit betekent dat de toetsingscriteria duidelijk gedefinieerd zijn en dat de evaluatie van de effecten gebaseerd is op een duidelijk omschreven waardering. Hierbij worden de effecten zowel ten opzichte van de huidige situatie als ten op- zichte van het ontwikkelingsscenario bepaald.

Niet alle effecten kunnen reeds in het kader van het plan-MER ten gronde worden beoordeeld. Algemeen gezien zullen de tijdelijke effecten die optreden tijdens de uitvoering van de werken in het plan-MER niet aan bod komen.

Het plan-MER bepaalt de randvoorwaarden waarbinnen de voorliggende bestemmingswijzigin- gen aanvaardbaar zijn qua milieueffecten. In het kader van het PRUP gebeurt de vertaling van deze randvoorwaarden naar ruimtelijke inrichting en dit onder meer door middel van steden- bouwkundige voorschriften. Het plan-MER zal eveneens het plangebied verder verfijnen voor mogelijke ontwikkeling van bedrijventerrein vanuit elke milieudiscipline.

De beoordeling van de milieueffecten gebeurt systematisch (aan elk effect wordt een significan- tie-oordeel toegekend), onderbouwd (aan de hand van meer specifieke criteria per discipli- ne/effectgroep) en op een uniforme wijze. Volgende terminologie en codering wordt gebruikt in de significantiebepaling: x Zeer significant negatief (---); x Significant negatief (--); x Matig negatief (-); x Verwaarloosbaar of geen effect (0); x Matig positief (+); x Significant positief (++); x Zeer significant positief (+++).

9.2.4 Milderende maatregelen

Het luik ‘milderende maatregelen’ omvat een opgave van alle relevante maatregelen ter voor- koming of ter vermindering van negatieve effecten en ter bevordering van positieve effecten. Een aantal milderende maatregelen zullen vertaald worden in het PRUP (stedenbouwkundige voorschriften). Het MER zal in de mate van het mogelijke aangeven welke elementen dienen vertaald te worden in het PRUP en welke milderende maatregelen op een andere manier die- nen te worden geconcretiseerd. Mogelijks zullen er vanuit het MER aanbevelingen voortvloeien met betrekking tot de gewenste ruimtelijke indeling (bijvoorbeeld locatie van zone voor water- buffering), landschappelijke inkleding, inkleding en locatie groenbuffer, … van het plangebied. Daarnaast zal vanuit de omgevingsanalyse mogelijke inrichting voor de tussenliggende ruimtes tussen het bedrijventerrein en de woningen worden geformuleerd.

07060005_NPC_005, Revisie 00 Pagina 48 van 88 Algemene methodologie van de milieubeoordeling

9.2.5 Synthese

In de eindsynthese per discipline worden als besluit van het milieueffectbeoordeling de effecten per effectgroep in tabelvorm samengevat evenals de significantie van de effecten en de moge- lijke impact van milderende maatregelen.

9.2.6 Leemten in de kennis

Per discipline wordt aangegeven welke de leemten in de kennis zijn waarmee de deskundigen worden geconfronteerd. Deze leemten worden ingedeeld volgens: x Leemten met betrekking tot het plan(bijvoorbeeld onduidelijke of onvoldoende gegevens inzake de plankenmerken). x Leemten met betrekking tot de inventaris (bijvoorbeeld ontbrekende informatie inzake om- gevingskenmerken). x Leemten met betrekking tot de methode en het inzicht (bijvoorbeeld onvoldoende kennis in dosis-effectrelaties).

9.3 Interdisciplinaire gegevensoverdracht

Rekening houdend met de relevante effectgroepen op planniveau en de onderlinge wisselwer- king en gegevensoverdracht tussen de verschillende disciplines, kan onderstaande interactie afgeleid worden.

Tabel 9-1 Overzicht van de gegevensoverdracht tussen de disciplines Discipline Gegevens Gegevensoverdracht naar Mobiliteit Verkeersontsluiting Mens – socio-organisatorische aspecten Verkeersgenererend karakter Geluid, lucht, mens – socio-organisatorische aspecten Geluid Geluidsimmissies in natuurgebieden Fauna en flora (verstoring) Geluidsimmissies ter hoogte van bewoning Mens Bodem Profielwijziging Grondwater Wijziging bodemkwaliteit Grondwater, fauna en flora Grondwater Optreden van verdroging/vernatting Oppervlaktewater, fauna en flora Wijziging grondwaterkwaliteit Oppervlaktewater, bodem, fauna en flora Oppervlaktewater Wijziging waterkwantiteit Grondwater, fauna en flora Wijziging waterkwaliteit Fauna en flora Wijziging structuurkwaliteit Fauna en flora, landschap Fauna en flora Ecotoopwijziging Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie Versnippering Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie Landschap, bouw- Wijziging perceptieve kenmerken Mens kundig erfgoed en archeologie

07060005_NPC_005, Revisie 00 Pagina 49 van 88

10 Methodologie per milieudiscipline

In het plan-MER worden de disciplines uitgewerkt volgens de structuur zoals aangegeven in het vorige hoofdstuk. In wat volgt wordt per milieudiscipline dieper ingegaan op de belangrijkste onderdelen van elke discipline. Hierbij komen volgende elementen aan bod: x Wijze waarop het studiegebied wordt afgebakend x Wijze waarop de referentiesituatie wordt beschreven q Te beschrijven elementen q Relevante informatiebronnen x Effectbespreking en –beoordeling q Algemene aanpak van de discipline met focus op de relevantie en beoogde diepgang q Beknopte bespreking relevantie en – indien relevant - aanpak per effectgroep met beoor- delingscriteria en significantiekaders. x Type van mogelijke milderende maatregelen

10.1 Mobiliteit

Afbakening studiegebied x Verkeersinfrastructuur waarop wordt aangetakt (R4, N49/E34, Stoe- pestraat, …) x Verkeersgenererende polen (woonkernen, bedrijventerreinen, recreatie- gebieden) in de onmiddellijke nabijheid (Assenede, Zelzate, Ertvelde, …). Referentiesituatie Te beschrijven elementen x Huidige verkeersinfrastructuur x Categorisering wegen x Verkeersstromen (verkeerstellingen, doorstroming) x Verkeersveligheid en verkeersleefbaarheid Relevante informatiebron- x Ruimtelijke structuurplannen en mobiliteitsplannen op de diverse be- nen stuursniveaus x Beschikbare verkeerstellingen en ongevallengegevens x Diverse verkeersonderzoeken, vb. Multimodaal verkeersmodel Oost- Vlaanderen x CROW-kengetallen Effectbespreking en -beoordeling Relevantie discipline Aangezien er geen gedetailleerde gegevens voor handen zijn met betrekking tot de verkeersgeneratie van de reeds gevestigde bedrijven in het BEK zal in het plan-MER voor het bepalen van de te verwachten verkeersgeneratie ge- werkt worden met de beschikbare kencijfers (CROW-kengetallen) voor regio- nale bedrijvigheid. Aan de hand van de te ontwikkelen oppervlakte wordt een inschatting gemaakt van de totale verkeersgeneratie bij mogelijke uitbreiding van het bedrijventerrein. Wijziging verkeersdoor- Op basis van de berekende verkeersgeneratie wordt nagegaan wat de te stroming verwachten verkeersintensiteiten zijn en hoe deze in verhouding staan tot de theoretische capaciteit van de weg en de gewenste rol van de wegen (afhan- kelijk van de categorisering). De Intensiteit/Capaciteit-ratio (I/C) geeft de ver-

07060005_NPC_00, Revisie 00 Pagina 50 van 88 Methodologie per milieudiscipline

houding weer tussen de werkelijke intensiteiten op de weg en de theoretische capaciteit. Waar de werkelijke intensiteiten de theoretische capaciteit benade- ren of overschrijden, ontstaat vertraagd verkeer met kans op filevorming. Het overschrijden van de theoretische capaciteit, wordt in ieder geval als signifi- cant negatief beoordeeld. In het kader van dit plan worden drie I/C-klassen gehanteerd: x I/C-ratio kleiner dan 0,80: vlotte doorstroming is mogelijk; x I/C-ratio tussen 0,80 en 0,95: doorstroming wordt gehinderd; x I/C-ratio hoger dan 0,95: structurele verkeersproblemen met filevorming. Verkeersveiligheid en - De verkeersleefbaarheid gaat dieper in op mate dat het verkeer het normaal leefbaarheid uitoefenen van andere activiteiten die eigen zijn aan de omgeving hindert of verstoort. De oorzaken van deze hinder zijn bijvoorbeeld sluipverkeer, de ver- keersdichtheid in functie van leefbaarheid, wijziging oversteekbaarheid en wijziging aandeel vrachtverkeer. Bij de beschrijving van de verkeersveiligheid worden de te verwachten effec- ten ingeschat op basis van de bestaande potentiële conflictsituaties en de wijzigingen in de verkeersdoorstroming ten gevolge van de eventuele uitbrei- ding van het bedrijventerrein. Specifieke aandacht gaat hierbij naar de veilig- heid van het langzaam verkeer. Milderende maatregelen Type x Aanbevelingen met betrekking tot ontsluitingsmogelijkheden x Aanbevelingen met betrekking tot een optimalisering van de lokale ontslui- tingsstructuur x Aanbevelingen met betrekking tot het optimaal benutten van de diverse vervoersmodi x Aanbevelingen ontmoedigen sluipverkeer x Aanbevelingen langzaam verkeer

10.1.1 Beoordelingskader

In onderstaande tabellen worden de significantiekaders weergeven waaraan de relevant be- vonden effectgroepen zullen worden afgetoetst.

Verkeersdoorstroming Significantie I/C-ratio onder 0,80 en daling met meer dan 40% +++ I/C-ratio onder 0,80 en daling met 15 à 40 % ++ I/C-ratio onder 0,80 en daling 5 à 15 % + I/C-ratio onder 0,80 en wijziging tussen -5 en + 5% 0 I/C-ratio onder 0,80 en stijging 5 à 15 % - I/C-ratio onder 0,80 en stijging 15 à 40 % -- OF I/C-ratio 0,80 – 0.95 I/C-ratio van meer dan 0,95 % --- OF Stijging I/C-ratio met meer dan 40%

Verkeersveiligheid Significantie ten gevolge van het plan zullen alle bestaande conflictpunten worden opgelost en zal de verkeers- +++ veiligheid in belangrijke mate verbeteren ten gevolge van het plan zullen de bestaande conflictpunten in belangrijke mate worden opgelost ++ en zal de verkeersveiligheid in belangrijke mate verbeteren Het plan zal in beperkte mate een oplossing betekenen van bestaande conflictpunten en de ver- + keersveiligheid matig verbeteren neutrale situatie op vlak van verkeersveiligheid 0

07060005_NPC_005, Revisie 00 Pagina 51 van 88 Methodologie per milieudiscipline

Het plan zal een lichte achteruitgang betekenen van de verkeersveiligheid ten gevolge van een - verhoging van het risico ter hoogte van de bestaande potentiële conflictpunten Het plan zal een aanzienlijke achteruitgang betekenen van de verkeersveiligheid ten gevolge van -- één of meerdere bijkomende conflictpunten Het plan zal een danig negatieve impact hebben op de verkeersveiligheid ten gevolge van een --- verhoogd risico ter hoogte van de bestaande potentiële conflictpunten en van één of meerdere bijkomende conflictpunten

Verkeersleefbaarheid Significantie Zeer significante toename van de verkeersleefbaarheid door een afname van het verkeer met +++ meer dan 50% Significante toename van de verkeersleefbaarheid door een afname van het verkeer met 25 tot ++ 50% Beperkte toename van de verkeersleefbaarheid door een afname van het verkeer tot 25% + Geen of verwaarloosbare wijziging in de verkeersleefbaarheid (en de intensiteiten) 0 Beperkte afname van de verkeersleefbaarheid door een toename van het verkeer tot 25% - Significante afname van de verkeersleefbaarheid door een toename van het verkeer met 25 tot -- 50% OF een overschrijding van de capaciteit van de weg in functie van leefbaarheid (ongeacht een wijziging in intensiteiten) Zeer significante afname van de verkeersleefbaarheid door een toename van het verkeer met --- meer dan 50% OF door een toename van het verkeer tot 50% en een overschrijding van de capaciteit van de weg in functie van leefbaarheid

Onder bereikbaarheid wordt de externe bereikbaarheid begrepen. Binnen deze effectgroep wordt nagegaan in welke mate het plan een goede bereikbaarheid heeft en/of leidt tot een bete- re bereikbaarheid voor de verschillende vervoersmodi. Hiertoe wordt de ontsluiting van het plangebied voor gemotoriseerd verkeer, langzaam verkeer en de binnenvaart beschreven en wordt onderzocht welke wijzigingen er optreden ten aanzien van de huidige situatie. Deze ef- fectengroep wordt kwalitatief besproken. Hiervoor wordt geen significantiekader gehanteerd.

07060005_NPC_005, Revisie 00 Pagina 52 van 88 Methodologie per milieudiscipline

10.2 Geluid

Afbakening studiegebied x Plangebied (beschrijving actueel omgevingsgeluid) x Invloedssfeer van geluidsverstoring door verkeersgeneratie en breekin- stallatie van het plangebied; Referentiesituatie Te beschrijven elementen x Actueel geluidsklimaat afgeleid uit aanwezigheid verstoringsbronnen en terreinbezoek Relevante informatiebron- x Kengetallen mbt geluidsproductie diverse verstoringsbronnen nen x Verkeersgeneratie obv discipline mobiliteit, kengetallen geluidsemissies bedrijvigheid en terreinwaarnemingen Beschrijving en beoordeling milieueffecten Relevantie discipline Het plan zal een wijziging in het geluidsklimaat betekenen door zowel een gewijzigde verkeersintensiteit (vrachtwagenbewegingen) en –afwikkeling, exploitatie van windturbines als gewijzigde emissies afkomstig van bedrijfsac- tiviteiten. Rekening houdend met de aanwezigheid van woningen in en nabij het plangebied wordt de discipline geluid belangrijk geacht op planniveau. Wijziging geluidsimmis- De huidige geluidskwaliteit thv de locaties en gevoelige receptoren wordt op- sies gemeten en beschreven via ambulante metingen. De impact van het plan wordt besproken op basis van berekeningen van Lden en Lnight. Op basis van SRM II en op basis van emissiegegevens worden op verschillende af- standen de geluidsniveaus berekend. Dit leidt tot een evaluatie van de impact van het plan op het geluidsklimaat in de omgeving, namelijk - de geluidsbelasting tgv het verkeersgenererend effect en - de geluidsbelasting ten gevolge van geluidsproducerende activiteiten. Er worden geluidscontouren bepaald (zonder rekening te houden met af- scherming). Deze geluidscontouren vormen een insteek voor de disciplines fauna en flora en mens om de impact van geluidsverstoring te kunnen bepa- len. Op basis van de berekende geluidscontouren (zonder rekening te houden met afscherming) zal het aantal gehinderden (grootteorde) bepaald worden. Milderende maatregelen Type x Geluidsmilderende maatregelen (geluidsberm of geluidsscherm), af- standsbuffer, afscherming, milieuzonering x Maatregelen aan de bron: q Bvb beperkingen inzake type bedrijvigheid q Specifiek mbt windturbines: de grootte van de windturbines, afstand tav gevoelige receptoren

10.2.1 Beoordelingskader

De significantie van de wijziging aan geluidsemmissies zal afgetoetst worden aan onderstaande criteria.

Wijziging geluidsimmissies Significantie Verlaging van het omgevingsgeluid met 6 dB(A) of meer +++ Verlaging van het omgevingsgeluid met 3 tot 6 dB(A) ++ Verlaging van het omgevingsgeluid met 1 tot 3 dB(A) + Verlaging/verhoging van het omgevingsgeluid < 1 dB(A) 0 Verhoging van het omgevingsgeluid met 1 tot 3 dB(A) - Verhoging van het omgevingsgeluid met 3 tot 6 dB(A) -- Verhoging van het omgevingsgeluid met 6 dB(A) of meer ---

07060005_NPC_005, Revisie 00 Pagina 53 van 88 Methodologie per milieudiscipline

10.3 Bodem

Afbakening studiegebied Bepalende factoren x Afhankelijk van effectgroep, minimaal plangebied x Voor wat betreft bodembezetting en –verontreiniging kan het studie- gebied zich in een ruimtere omgeving uitstrekken Referentiesituatie Te beschrijven elementen x topografie x aanwezige bodemtypes (bodemkaart) x dikte Quartaire laag x bodemkwaliteit Relevante informatiebronnen x Topografische kaarten x Digitale Bodemkaart x Tertiaire bodemkaart x Databank Ondergrond Vlaanderen (dov.vlaanderen.be) x Databank OVAM Beschrijving en beoordeling milieueffecten Relevantie discipline Beperkt gezien effecten veelal gerelateerd zijn met uitvoeringstechnische aspecten en gezien significantie effecten vermoedelijk beperkt zal zijn. Structuurwijziging Inzake structuurwijziging zal de aandacht vooral uitgaan naar bodemver- dichting. Door het gebruik van zware machines tijdens de werken, kan er namelijk bodemverdichting optreden. De gevoeligheid voor bodemverdich- ting is afhankelijk van de bodemtextuur, de bodemstructuur en de water- huishouding. De significantie van de bodemverdichting zal bepaald wor- den rekening houdend met de gevoeligheid van de bodemverdichting en de oppervlakte waarvoor de bodemverdichting zal optreden. Er wordt voor deze effectgroep geen significantiekader voorgesteld, wegens de eerder beperkte relevantie ervan door het feit dat profielwijziging (zie hierna) over het algemeen de effecten van de structuurwijziging zal overtreffen. Profielwijziging Profielwijziging treedt op, daar waar uitgravingen, nieuwe infrastructuur en bijkomende verhardingen worden gerealiseerd. Criteria om de significantie van deze effectgroep in te schatten zijn: oppervlakte profielwijziging, diep- te profielwijziging en de authenticiteit en zeldzaamheid van het bodempro- fiel. Bij de bespreking van deze effectgroep komt niet enkel de profielwijzi- ging op zich aan bod, maar ook de globale grondbalans van de geplande ingrepen Erosie Erosie kan lokaal (en tijdelijk) optreden thv vergraven gronden, nieuw gegraven afwateringsgrachten of taluds. Gezien de beperkte te verwachten impact en gezien deze sterk gerelateerd is met uitvoerings- technische aspecten, komt deze niet aan bod op planniveau. Bodemzetting Bodemzetting kan optreden ten gevolge van de belasting of de ontwate- ring van een slappe samendrukbare laag. Het risico van bodemzetting is ondermeer afhankelijk van de aard van de ondergrond. Evaluatiecriteria zijn de omvang en duur van de belasting en zettingsgevoeligheid van de ondergrond. Wijziging bodemkwaliteit Een wijziging in de bodemkwaliteit kan optreden tgv grondverzet, verspreiding van verontreinigingen dmv bemaling en calamiteiten. Grondverzet en calamiteiten worden pas op projectniveau besproken, gezien deze gerelateerd zijn met uitvoeringstechnische aspecten. Het- zelfde geldt in principe voor bemaling, maar de impact hiervan kan zich ver uitstrekken en irreversibel zijn (irreversibele verspreiding van verontreinigingen). Milderende maatregelen Type x Aanbevelingen op vlak van uitvoeringstechniek om bodemzetting te vermijden x Aanbevelingen om structuurwijziging te beperken x aanbevelingen op vlak van bodemkwaliteit

07060005_NPC_005, Revisie 00 Pagina 54 van 88 Methodologie per milieudiscipline

10.3.1 Beoordelingskader

Momenteel is geen gedetailleerde informatie beschikbaar over de uitvoeringstechnische aspecten (duur, diepte, uitvoeringswijze, …). Op planniveau kan enkel een ruwe inschat- ting van het risico op bodemzetting worden gegeven. Rekening houdend met de bodem- types volgens de bodemkaart, de geologische opbouw en een ruwe inschatting van de invloedsstraal bij bemaling (discipline grondwater) kan per plangebied een eerste indicatie worden gegeven van de aanwezigheid van gevoelige lagen voor bodemzetting. Dit gebeurt aan de hand van volgend significantiekader.

Profielwijziging significantie Geen vergraving; beperkte vergraving van weinig authentieke bodem; grondbalans 0 in evenwicht Matige vergraving van reeds verstoorde bodem; beperkte vergraving van authentie- - ke bodem; klein onevenwicht in de grondbalans Groot volume vergraving van reeds verstoorde bodem; matige vergraving van au- -- thentieke bodem; belangrijk onevenwicht in de grondbalans Groot volume vergraving van authentieke bodem; zeer belangrijk onevenwicht in de --- grondbalans

07060005_NPC_005, Revisie 00 Pagina 55 van 88 Methodologie per milieudiscipline

10.4 Grondwater

Afbakening studiegebied Bepalende factoren x Afhankelijk van effectgroep x studiegebied voor grondwaterkwantiteit (vernatting/verdroging) betreft de zone waarbinnen de grondwaterstand wijzigt ten gevolge van de geplande ingrepen. x studiegebied voor grondwaterkwaliteit is eveneens de ruime omgeving van het plangebied. Via grondwaterstroming kan verontreiniging ten ge- volge van calamiteiten immers verspreid worden naar de ruimere omge- ving van het plangebied. Referentiesituatie Te beschrijven elementen x hydrografie x grondwaterkwantiteit (overstromingsrisico) x grondwaterwaterkwaliteit x beschrijving bovenste watervoerende laag x grondwaterkwetsbaarheid x grondwatertafel (diepte grondwatertafel, infiltratiegevoeligheid) Relevante informatiebron- x Databank Ondergrond Vlaanderen (dov.vlaanderen.be) nen x Grondwaterkwetsbaarheidskaart x Grondwatermeetnet x Databank OVAM Beschrijving en beoordeling milieueffecten Relevantie discipline Rekening houdend met het overstromingsgevoelig karakter van een deel van het plangebeid en de omgeving en het voorzien van bijkomende ondoorlaat- bare verharde oppervlaktes wordt de impact van bijkomende verharding als relevant ingeschat. Indien bemaling vereist is tijdens de werken, is (lokaal) een belangrijke im- pact mogelijk. Deze impact is bovendien locatieafhankelijk zodat een – al is het slechts ruwe – inschatting van dit effect relevant is op planniveau. De overige effecten (vnl na uitvoering van de werken) worden kwalitatief bespro- ken. Wijziging grondwa- De grondwaterkwetsbaarheid kan wijzigingen door het aanbrengen van ver- terkwetsbaarheid hardingen en door uitgravingen of ophogingen. Wijziging waterkwantiteit Ingevolge de verdere uitbreiding van de verharde oppervlakte zal er lokaal ter (vernatting/ verdroging) hoogte van de nieuwe verharde oppervlakte verdroging optreden, terwijl el- ders (namelijk daar waar het water afstromend van de verharde oppervlakte terechtkomt) vernatting zal optreden. Dit wordt kwalitatief besproken. Wijziging waterkwaliteit Een wijziging in de grondwater- en bodemkwaliteit kan optreden tgv grondverzet, verspreiding van verontreinigingen agv bemaling en calami- teiten. Grondverzet en calamiteiten zijn gerelateerd met uitvoeringstechni- sche aspecten en komen niet aan bod in het plan-MER. Hetzelfde geldt in principe voor bemaling, maar de impact hiervan kan zich ver uitstrekken en irreversibel zijn (irreversibele verspreiding van verontreinigingen). Bijgevolg wordt de impact van eventuele bemalingen op de bodem- en grondwaterkwa- liteit wel beknopt besproken in het plan-MER. Hiertoe wordt nagegaan welke gekende verontreinigingen zich mogelijk binnen de invloedssfeer van een eventuele bemaling bevinden. Voor deze verontreinigingen wordt nagegaan in welke mate ze zich kunnen verspreiden en dus een risico vormen voor een verder verontreiniging van bodem en grondwater. Milderende maatregelen Type x Maatregelen ter beperking van de invloedssfeer van bemaling zoals het werken met gesloten bouwput, retourbemaling, … x Maatregelen mbt verhogen van de infiltratiemogelijkheden, voeden van de grondwatertafel

07060005_NPC_005, Revisie 00 Pagina 56 van 88 Methodologie per milieudiscipline

10.4.1 Beoordelingskader

De significantie van de grondwaterkwantiteit zal afgetoetst worden aan onderstaande criteria.

Effectbeschrijving Significantie Beperkte of tijdelijke wijziging over klein oppervlakte (< 10 ha) 0 Beperkte of tijdelijke wijziging over matige oppervlakte (10 – 25 ha) - Beperkte of tijdelijke wijziging over grote oppervlakte (25 – 50 ha) -- Gevoelige of langdurige wijziging over matige oppervlakte (10 – 25 ha) Gevoelige of langdurige wijziging over grote oppervlakte (> 50 ha) ---

Het effect op vlak van grondwaterkwaliteit wordt uitsluitend kwalitatief besproken, reke- ning houdend met een inschatting van het risico van calamiteiten en met de versprei- dingsmogelijkheden van verontreinigingen. Er wordt dan ook geen significantiekader voor deze effectgroep gegeven

07060005_NPC_005, Revisie 00 Pagina 57 van 88 Methodologie per milieudiscipline

10.5 Oppervlaktewater

Afbakening studiegebied Bepalende factoren x Afhankelijk van effectgroep: q Stroomgebied van ontvangende waterlopen voor wat betreft water- kwantiteit (en onrechtstreeks waterkwaliteit) q Plangebied voor wat betreft structuurkwaliteit Referentiesituatie Te beschrijven elementen x hydrografie x Waterkwantiteit (debieten, peilen, overstromingsrisico) x Ecologische kwaliteit ° fysisch-chemische waterkwaliteit ° biologische waterkwaliteit ° structuurkwaliteit Relevante informatiebron- x Deelbekkenbeheerplan Land van Waas nen x VHA x Databank waterkwaliteit VMM (http://www.vmm.be/geoview/) x Geoloketten VMM (http://geoloket.vmm.be/) x Watertoetskaart - overstromingsgevoelige gebieden x Aquafin Beschrijving en beoordeling milieueffecten Relevantie discipline De relevantie van de discipline oppervlaktewater op plan-MER-niveau omvat eventuele wijzigingen in het (over)stromingsregime die kunnen optreden door een toename aan verharde oppervlakte, door het doorsnijden van overstro- mingsgevoelig gebied en/of waterlopen en het gevoelig gebied van de Zwarte Sluisbeek. Wijziging oppervlaktewa- Wijziging in waterkwantiteit (debiet, waterpeil, overstromingsregime) kan op- terkwantiteit treden door: x Doorsnijden en/of innemen van overstromingsgevoelig gebied en/of waterlopen waardoor het (over)stromingsregime wijzigt x Toename verharde oppervlakte waardoor meer water afstroomt en piekdebieten toenemen x Verdrogende invloed op waterlopen van bemaling tijdens de werken x Lozen van bemalingswater op het oppervlaktewater tijdens de werken Het laatste aspect wordt als niet relevant beschouwd op planniveau. De impact van bemaling wordt immers zeer sterk bepaald door uitvoeringstech- nische aspecten (bvb bij retourbemaling is er geen sprake van lozing op het oppervlaktewater). Bovendien gaat het slechts over een tijdelijk effect dat geen indirecte onomkeerbare effecten teweeg brengt. Daar waar waterlo- pen worden gedwarst, wordt nagegaan of de doorstroming mogelijks verhin- derd wordt en aanleiding kan geven tot wateroverlast. Evaluatiecriteria voor de wijziging van debiet/afvoerkarakteristieken zijn: de natuurlijkheid van het stromingsregime in de waterlopen en de wijziging van het overstro- mingsrisico. Van belang is de toename van de verharde oppervlakte en bijgevolg de versnelde waterafvoer. Ten aanzien van de toename aan ver- harde oppervlakte gaat aandacht uit naar de bijkomende belasting van zowel het aanwezige waterlopenstelsel als het rioleringsstelsel. Deze evaluatie leidt tot een beoordeling van de noodzaak tot extra bufferca- paciteit (risico op wateroverlast) en een ruwe inschatting van de beno- digde dimensies en voorstellen voor concrete realisatie buffercapaciteit of andere milderende maatregelen. Voor deze inschatting worden de verstreng- de lozing- en buffernormen van de Zwarte Sluispolder gehanteerd, zijnde buf- fering 330 m3/ha verharde oppervlakte en uitstroomdebiet 10 l/sec/ha. Daar- naast wordt de inname van komberging begroot. Voortbouwend op het

07060005_NPC_005, Revisie 00 Pagina 58 van 88 Methodologie per milieudiscipline

voorgaande wordt nagegaan in hoeverre de ingrepen een invloed hebben op de lokale overstromingsproblematiek. Een eventuele stijging/daling van de piekafvoer kan immers het overstromingsrisico beïnvloeden. De ver- drogende invloed van bemaling op waterlopen kan onomkeerbare effec- ten teweeg brengen (nl voor de fauna en flora in de waterlopen). Daarom komt dit effect toch aan bod in het plan-MER. De bespreking ervan dient als input voor de discipline fauna en flora, maar zal evenwel beperkt blijven tot een aan- tal vrij algemene beschouwingen, die later ikv het project-MER op basis van uitvoeringstechnische gegevens verfijnd worden. Wijziging waterkwaliteit De oppervlaktekwaliteit kan wijzigen ten gevolge van instroming vervuild run- (fysisch-chemisch en bio- off water, lozing afvalwater en calamiteiten. Rekening houdend met de vige- logisch) rende wetgeving wordt de impact op de oppervlaktewaterkwaliteit tot een mi- nimum beperkt. Bijgevolg wordt de effectgroep wijziging oppervlaktewater- kwaliteit beperkt tot een kwalitatieve bespreking waarin de mogelijke impact ingevolge de afvalwaterproductie van het bedrijventerrein aan bod komt. Wijziging structuurkwaliteit De structuurkwaliteit kan lokaal wijzigen daar waar waterlopen worden ge- kruist. Deze wijzigingen hangen sterk af van uitvoeringstechnische aspec- ten. Bijgevolg wordt dit element slechts globaal besproken op planniveau waarbij voornamelijk aanbevelingen mbt inrichting en uitvoeringswijze zullen worden geformuleerd. Milderende maatregelen Type x Voldoende infiltratie, waterberging en vertraagde afvoer indien over- stromingsgevoelige gebieden worden aangesneden of verharding wordt voorzien stroomopwaarts x x Formuleren van – voor zover relevant – voorstellen voor de inrichting van: • waterloop thv plangebieden • langsgrachten thv wegenis • bufferbvolume x Voorstel afwateringssysteem nieuwe bedrijvigheid volgens principes inte- graal waterbeleid x Beperken inname huidige komberging (verfijning plangebied)

10.5.1 Beoordelingskader

De significantie van de oppervlaktewaterkwantiteit zal afgetoetst worden aan onderstaande cri- teria.

Wijziging oppervlaktewaterkwantiteit significantie Zeer significante afname van het risico op wateroverlast op 1 locatie of significante +++ afname van het risico op wateroverlast op diverse locaties Significante afname van het risico op wateroverlast op 1 locatie of beperkte afname ++ van het risico op wateroverlast op diverse locaties Beperkte afname van het risico op wateroverlast op 1 locatie + Geen of verwaarloosbare wijziging in het risico op wateroverlast 0 Beperkte toename van het risico op wateroverlast op 1 locatie - Significante toename van het risico op wateroverlast op 1 locatie of beperkte toename -- van het risico op wateroverlast op diverse locaties Zeer significante toename van het risico op wateroverlast op 1 locatie of significante --- toename van het risico op wateroverlast op diverse locaties

07060005_NPC_005, Revisie 00 Pagina 59 van 88 Methodologie per milieudiscipline

De significantie voor de wijziging inzake ecologische kwaliteit wordt bepaald aan de hand van verschillende criteria per effectgroep: x wijziging fysisch-chemische kwaliteit: q invulling van de draagkracht van de ontvangende waterlopen ten gevolge van de te ver- wachten bijdragen voor diverse relevante parameters (zuurstofvragende stoffen, nutriën- ten, …); x wijziging biologische kwaliteit: q invulling van de milieuruimte inzake biologische kwaliteit; x wijziging structuurkwaliteit van de waterlopen: q impact op natuurlijkheid van de waterlopen.

07060005_NPC_005, Revisie 00 Pagina 60 van 88 Methodologie per milieudiscipline

10.6 Fauna en Flora

Afbakening studiegebied Bepalende factoren x Afhankelijk van effectgroep x Invloedsfeer geluid en hydrologie te bepalen in discipline geluid en water x Verdroging/vernatting bepaald door invloedsfeer bemaling Referentiesituatie Te beschrijven elementen x Bespreking van het voorkomen van vegetatie en fauna met bijzonde- re aandacht voor waardevolle natuurtypes of soorten. Dit zijn natuur- types of soorten die zeldzaam, achteruitgaand of bedreigd zijn, een beschermde status hebben, van (inter)nationaal belang zijn of een sleutelsoort zijn. Daarnaast ook aan gebieden met hoge biolo- gische waardering volgens de BWK. x Potenties en dit voor zover dit relevant is in relatie tot de te verwach- ten effecten. Het onderzoeksgebied waarbinnen de referentiesitu- atie beschreven wordt, kan afwijken naargelang vegetaties dan wel fauna besproken worden. Het in kaart brengen van belangrij- ke migratieroutes is ifv versnippering van groot belang. Relevante informatiebronnen x biologische waarderingskaart (INBO - versie 2), x databanken fauna: Vogelatlas, natuurpunt (waarnemingen.be), Vis Informatie Systeem (http://vis.milieuinfo.be), …. Beschrijving en beoordeling milieueffecten Relevantie discipline Rekening houdend met de ligging, wordt verwacht dat de effecten tav fauna en flora enigszins beperkt zullen zijn. De bijkomende inrich- ting van windturbines hebben mogelijk een relevante impact op de fau- na. Daarnaast hebben de windturbines mogelijk een relevante impact op de fauna. Ecotoopwijziging Ecotoopverlies treedt op tgv direct ruimtebeslag. Op basis van de BWK kan nu reeds verondersteld worden dat het effect van ecotoopverlies (Kaart 9) eerder beperkt zal zijn. Verstoring De exploitatie en de verkeersgeneratie kan verstoring met zich mee- brengen. De N49 als tussenliggende infrastructuur tussen het plan en het Stropersbos kan als barrière worden versterkt door het plan. Hierbij is vooral geluidsverstoring van belang. Dit aspect zal dan ook in het plan-MER aan bod komen. Versnippering en barrièrewer- De realisatie en exploitatie van nieuwe infrastructuren kunnen versnippe- king ring en barrièrewerking met zich meebrengen. De impact varieert naar- gelang de ligging van de planingrepen ten opzichte van waardevolle gebieden (indicatief: aandachtsgebieden) en migratieroutes. De realisa- tie en exploitatie van windturbines kan versnippering en barrièrewerking met zich meebrengen. Ten aanzien van de avifauna is er kans op aan- varing. Deze effectengroep zal dan ook besproken en beoordeeld wor- den in het plan-MER. Afgaand op de BWK wordt verwacht dat het effect eerder beperkt zal zijn. Verdroging/vernatting De relevantie van deze effectgroep hangt samen met deze van de effectgroep ‘verdroging/vernatting’ van de discipline grondwater en de effectgroep ‘wijziging oppervlaktewaterkwantiteit’ van de discipline oppervlaktewater. Voor deze aspecten zal er – op basis van infor- matie uit deze abiotische disciplines – een bespreking gebeuren in het plan-MER. Verontreiniging Verontreiniging is sterk afhankelijk van uitvoeringstechnische aspecten (type verontreiniging, diepte verontreiniging, …). Informatie met betrek- king tot verontreinigingen wordt aangeleverd door de disciplines lucht, bodem, grondwater en oppervlaktewater. In deze discipline wordt enkel eventuele verontreiniging door bemaling relevant beschouwd op planni- veau. Deze vorm van verontreiniging treedt evenwel hoofdzakelijk

07060005_NPC_005, Revisie 00 Pagina 61 van 88 Methodologie per milieudiscipline

op in de (diepere) ondergrond zodat de invloed op fauna en flora zeer beperkt is. Deze effectgroep zal dan ook niet in het plan-MER aan bod komen. Enkel indien bij de opmaak van het plan-MER blijkt dat verontreiniging door bemaling een groot risico betreft dat ook fauna en flora kan beïnvloeden zal dit ook in het plan-MER aan bod komen. Milderende maatregelen Type x Ontsnipperingsmaatregelen (bufferzones, faunapassages, migratie- routes, corridors, …) x Aanbevelingen mbt ecotoopcreatie x inrichting bufferzones openbaar domein x Aanbevelingen zuinig ruimtegebruik x Beperken aantasting ecologische structuren door verfijnen van het plangebied x Geluidsmilderende maatregelen x Maatregelen om verdroging te voorkomen (zie discipline water)

10.6.1 Beoordelingskader

In onderstaande tabellen worden de significantiecriteria weergegeven voor de relevante effect- groepen uit de discipline fauna en flora, namelijk ecotoopwijziging, versnippering en barrière- werking, verstoring en verdroging/vernatting.

Ecotoopwijziging Significantie Inname van een belangrijke oppervlakte waardevolle tot zeer waardevolle ecoto- --- pen/habitats die deel uitmaken van een groter geheel met belangrijke natuurwaarde en/of inname van een belangrijke oppervlakte beschermde natuur ; belangrijk areaal- verlies Inname van een belangrijke oppervlakte waardevolle tot zeer waardevolle ecoto- -- pen/habitats die geen deel uitmaken van een groter geheel met belangrijke natuur- waarde; weinig impact op het globale areaal van dit ecotoop/habitat Inname van een beperkte oppervlakte waardevolle tot zeer waardevolle ecoto- - pen/habitats die geen deel uitmaken van een groter geheel met belangrijke natuur- waarde; weinig impact op het areaal van dit ecotoop/habitat Inname van minder waardevolle ecotopen/habitats 0 Beperkte areaaltoename van een waardevol ecotoop in verhouding tot het totale are- + aal binnen het studiegebied of beperkte toename van de habitat voor een waardevolle soort Belangrijke areaaltoename van een waardevol ecotoop in verhouding tot het totale ++ areaal binnen het studiegebied of belangrijke toename van een habitat van een be- langrijke soort Een belangrijk areaal van een waardevol ecotoop ontstaat of optimale habitatcondi- +++ ties voor een waardevolle soort

Versnippering en barrièrewerking Significantie De ecologische infrastructuur wordt doorsneden, harde barrière voor belangrijke soor- --- ten, samenhang wordt op grote schaal significant verstoord, permanente barrière of randeffecten; grote impact op waardevolle soorten/ecotopen De ecologische infrastructuur wordt op 1 of diverse locaties doorsneden; harde barriè- -- re, samenhang wordt lokaal significant verstoord, permanente barrière of randeffec- ten; impact op waardevolle soorten/ecotopen De ecologische samenhang wordt beperkt verstoord, beperkte impact op migratie, - zachte barrière of barrièrewerking reeds aanwezig, tijdelijke barrière of negatieve randeffecten Geen of verwaarloosbare wijziging in bereikbaarheid of samenhang 0 Samenhang wordt beperkt verbeterd, beperkte mitigerende maatregelen ten aanzien +

07060005_NPC_005, Revisie 00 Pagina 62 van 88 Methodologie per milieudiscipline

van migratieknelpunten en/of randeffecten. Een aantal migratiebarrières worden opgeheven; samenhang wordt lokaal significant ++ verbeterd, lokaal ontstaan nieuwe migratiemogelijkheden, negatieve randeffecten worden in belangrijke mate gemilderd De ecologische infrastructuur wordt op diverse locaties verbonden, migratiebarrières +++ worden opgeheven, samenhang wordt op grote schaal significant verbeterd, negatie- ve randeffecten worden opgeheven

verstoring Significantie Permanente verstoring van verstoringsgevoelige, waardevolle gebieden of soorten --- Tijdelijke verstoring van niet-verstoringgevoelige gebieden of soorten; -- Vrij beperkte, permanente verstoring van weinig verstoringgevoelige gebieden of soorten Tijdelijke verstoring van niet-verstoringgevoelige gebieden of soorten; - Vrij beperkte, permanente verstoring van weinig verstoringgevoelige gebieden of soorten Geen of verwaarloosbare wijziging in de verstoring 0 Lokale buffering ten aanzien van bestaande verstoring + Lokale buffering ten aanzien van bestaande verstoring van kwetsbare gebie- ++ den/soorten of beperkte verbetering op diverse locaties Zeer significante buffering ten aanzien van bestaande verstoringbronnen binnen +++ plangebied of significante verbetering op diverse locaties

Verdroging/vernatting Significantie Permanente wijziging van de hydrologie van een standplaats/habitat van een waar- --- devol, gevoelig natuurtype of soort Tijdelijke wijziging van de hydrologie van een standplaats/habitat van een waardevol, -- gevoelig natuurtype of soort of permanente beperkte wijziging van de standplaats van een gevoelig waardevol natuurtype of soortpotentiële of actuele natuurwaarde Beperkte wijziging van de hydrologie op 1 locatie, nadelig voor de beperkte natuur- - waarde van de locatie Geen of verwaarloosbare wijziging van de hydrologie of kortdurende, lokale wijziging 0 van de standplaats van een weinig gevoelig natuurtype of soort Beperkt herstel van de standplaatskenmerken in overeenstemming met de ecologi- + sche potentie van de locatie Significant lokaal herstel van de standplaatskenmerken in overeenstemming met de ++ ecologische potentie van de locatie Globaal significant herstel van standplaatskenmerken in overeenstemming met de +++ ecologische potentie van de locatie,

07060005_NPC_005, Revisie 00 Pagina 63 van 88 Methodologie per milieudiscipline

10.7 Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie

Afbakening studiegebied Bepalende factoren x Afhankelijk van schaalniveau namelijk macro- (landschapstype), meso- (omgeving plangebied) en microniveau (plangebied) x Gebieden die worden aangetast, versnipperd of waarvan de invulling van de planingrepen leidt tot het vergroten van de barrièrewerking Referentiesituatie Te beschrijven elementen x situering en beschrijving van de landschapstypologie en cultuurhistorische context x landschappelijk, bouwkundig en archeologisch erfgoed (al dan niet be- schermd) thv of in de onmiddellijke nabijheid van het plangebied Relevante informatiebron- x de atlas van de relicten van de traditionele landschappen; nen x de inventaris van beschermde landschappen, monumenten en stads- en dorpsgezichten; x luchtfoto’s; x topografische kaarten; x historische kaarten; x het ruimtelijk structuurplan provincie Oost-Vlaanderen; x gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Zelzate en Assenede; x de inventaris van het bouwkundig erfgoed; x de Centrale Archeologische Inventaris (CAI); x terreinbezoek. Beschrijving en beoordeling milieueffecten Relevantie discipline De relevantie van de discipline landschap zal zich op verschillende aspecten en verschillende schaalniveaus situeren. De ingebruikname van het bijko- mende bedrijventerrein en de mogelijke realisatie van windturbines kunnen een belangrijke impact hebben op het landschap. Structuur- en relatiewijzi- Het effect op de landschappelijke structuren en relaties betreft de im- gingen pact op de samenhang van waardevolle structuren en relaties. Om de significantie te bepalen wordt o.a. rekening gehouden met de graad (omvang en duurtijd) van verandering, de mate van samenhang en de mate van ver- snippering. Wijzigingen erfgoedwaar- De effecten op erfgoedwaarde betreffen effecten op de aanwezige re- de lictzones, ankerplaatsen, punt- en lijnrelicten, op het landschap als historisch erfgoed en op het aanwezige archeologisch erfgoed. Er gaat niet enkel aandacht uit naar de effectieve waarde van het erfgoed op zich maar even- eens naar de mogelijke aantasting van de context of de ensemblewaarde van het erfgoed. Indien bemaling noodzakelijk is en oppervlakte verhard wordt, gaat speciale aandacht naar archeologie. Wijzigingen perceptieve Verstoring van perceptieve kwaliteiten en de belevingswaarde ontstaan door kenmerken auditieve en visuele verstoring en het minder toegankelijk worden van het landschap. De realisatie van nieuwe infrastructuur brengt visuele versto- ring met zich mee. Anderzijds kunnen visueel aantrekkelijke nieuwe elemen- ten een opwaardering van het landschap betreffen. Milderende maatregelen Type x landschappelijke inkleding van de nieuwe infrastructuur en bufferzones; x landschappelijke inkleding van milderende maatregelen uit overige disci- plines (bvb geluidsschermen of –bermen); x formuleren van advies tav archeologisch (voor)onderzoek x herstel en/of versterken van landschapsstructuren door gebruik van streekeigen elementen (vb. vegetatie), groenschermen, vermijden van barrièrevorming, … x beperking aantasting landschappelijk waardevolle elementen door verfij- ning plangebied.

07060005_NPC_005, Revisie 00 Pagina 64 van 88 Methodologie per milieudiscipline

x specifiek m.b.t. windturbines: q type windturbine (groot of middenschalig) q opstellingspatroon q gelijke soorten windturbines q geen bebakening

10.7.1 Beoordelingskader

In onderstaande tabellen worden de significantiekaders weergeven waaraan de relevant be- vonden effectgroepen zullen worden afgetoetst.

Structuur- en relatiewijzigingen Significantie Globaal herstel of opwaardering van waardevolle structuren of relaties +++ Lokaal herstel of opwaardering van waardevolle structuren of relaties of globaal her- ++ stel of opwaardering minder waardevolle structuren of relaties Lokaal herstel of opwaardering van landschapsstructuur en –relaties + Geen impact op samenhang of verstoring van processen 0 Beperkte, lokale verstoring of versnippering van landschapsstructuur en –relaties of - beperkte verstoring van reeds aangetaste structuren of relaties Vrij beperkte verstoring of versnippering van waardevolle structuren of relaties of een -- sterke, globale verstoring van reeds aangetaste structuren of relaties Verstoring of versnippering van waardevolle structuren of relaties ---

Wijziging perceptieve kenmerken Significantie Belangrijke en globale meerwaarde voor perceptieve kenmerken, waardevolle posi- +++ tieve beelddragers Belangrijke lokale meerwaarde voor perceptieve kenmerken ++ Zeer lokale meerwaarde voor perceptieve kenmerken + Geen impact op perceptieve kenmerken of zeer beperkte impact op reeds sterk aan- 0 getaste kenmerken Beperkte aantasting van perceptieve kenmerken - Belangrijke lokale aantasting van perceptieve kenmerken -- Belangrijke en globale aantasting van perceptieve kenmerken ---

Om de significantie van de effecten op het erfgoed te bepalen wordt eerst de waarde van het erfgoed in de mate van het mogelijke ingeschat. Belangrijke criteria daarvoor zijn: x Graad van bescherming q Beschermd q Aangeduide ankerplaats – erfgoedlandschap q Ankerplaats q Bouwkundig erfgoed q Relict x Ouderdom x Gaafheid/staat (gaaf/gerestaureerd beperkt te restaureren, grondig te restaureren, vervallen en af te breken) x Zeldzaamheid (Kenmerkend en uniek in de streek, sporadisch voorkomend, algemeen voor- komend in Vlaanderen) x Ensemblewaarde/context (gave en waardevolle ensembles/context, ensembles/context met waardevolle elementen, volledig geïsoleerd geen ensemblewaarde/contextwaarde)

Er wordt voorgesteld volgende waardering van het erfgoed te hanteren:

ZEER HOGE ERFGOEDWAARDE - Beschermd erfgoed; opgenomen als te beschermen erfgoed - Ankerplaats, erfgoedlandschap

07060005_NPC_005, Revisie 00 Pagina 65 van 88 Methodologie per milieudiscipline

- Gaaf, zeer kenmerkend/streekeigen landschapselement, bijzonder landschap HOGE ERFGOEDWAARDE - Relictzone - Beperkt aangetast, kenmerkend/streekeigen landschapselement, bijzonder landschap - lijnrelict, puntrelict - Inventaris bouwkundig erfgoed MATIGE ERFGOEDWAARDE - beperkt aangetast, matig kenmerkend/streekeigen landschapselement/landschap of gebouwen WEINIG ERFGOEDWAARDE - overige - structureel aangetast landschap of gebouwen

Daarnaast kunnen ouderdom, gaafheid, zeldzaamheid of een combinatie van de hierboven ge- formuleerde criteria er toe leiden dat een element een klasse kan stijgen. Zo kan een puntrelict dat opgenomen is in de inventaris van het bouwkundig erfgoed, gaaf, uniek en relatief oud is als zeer waardevol gewaardeerd worden.

Naast de waarde van het erfgoed is eveneens de aard van de ingreep bepalend voor het bepa- len van de significantie. Hierbij worden volgende categorieën onderscheiden: x Vernielen (afbraak) x Aantasting (vaak indirecte effecten als gevolg van bemaling, trillingen, pollutie, …) x Beïnvloeding ensemblewaarde x Beïnvloeding contextwaarde x Restauratie x Renovatie

Indien de ingreep tijdelijk is of slechts leidt tot een gedeeltelijke vernieling/aantasting dan kan dit ertoe leiden dat de significantie een klasse daalt. Afhankelijk van de mate dat de context- of ensemblewaarde wordt beïnvloedt kan de significantie een klasse wijzigen.

Door de ingrepen te combineren met de waarde van het erfgoed kan een significatiekader aan- gereikt worden die de beoordeling van de effecten als gevolg van voorliggende plannen kunnen objectiveren. Het significantiekader is niet absoluut en vormt louter een leidraad.

Weinig erf- Matige erf- Hoge erfgoed- Zeer hoge erfgoed- goedwaarde goedwaarde waarde waarde Vernielen (afbraak) ------Aantasting 0 ------Beïnvloeding ensemblewaarde 0 -/-- --/--- --

Beïnvloeding contextwaarde 0 -/-- --/--- -- Restauratie/renovatie + + ++ +++

07060005_NPC_005, Revisie 00 Pagina 66 van 88 Methodologie per milieudiscipline

10.8 Mens – socio-organisatorische aspecten

Afbakening studiegebied Bepalende factoren x gebied waarbinnen de geplande ingrepen en de effecten van die in- grepen op het vlak van de ruimtelijke functies merkbaar zijn x de onmiddellijk nabij gelegen woonstructuur, bedrijventerreinen, land- bouwgebieden in de omgeving en de verkeerstructuur op lokaal en bo- venlokaal niveau x de ruimte van waaruit de ingreep in de ruimte visueel waarneembaar is Referentiesituatie Te beschrijven elementen Beschrijving van het (ruimtelijk) functioneren en dit voor wat betreft vol- gende gebruikersgroepen / functies: x Wonen x Bedrijvigheid x Landbouw x Recreatie en toerisme Voor deze functies wordt de ruimtelijke samenhang (ondermeer in relatie tot de verkeersstructuur en bereikbaarheid) en de actuele en toekomstige waarde beschreven. Daarnaast worden ook de hinderaspecten, ontsluiting van de diverse functies en de belevingswaarde besproken. Huidige lucht- kwaliteit adhv het geoloket dat de VMM ter beschikking stelt en waarop de luchtkwaliteit in Vlaanderen gebiedsdekkend wordt benaderd. Relevante informatiebronnen x Gewestplan, BPA’s en RUP’s x Ruimtelijke structuurplannen op de diverse beleidsniveaus x Topografische kaarten en luchtfoto’s x Disciplines geluid en trillingen, mobiliteit, landschap x Terreinbezoek Beschrijving en beoordeling milieueffecten Relevantie discipline De discipline mens is relevant gezien de mogelijke hinder ten gevolge van extra verkeer, de exploitatie van windturbines, geluidsverstoring, winst of verlies aan functies. Hierbij wordt nagegaan hoe en in welke mate het plan ingrijpt op de sociaalruimtelijke organisatie van het gebied en welke de structurerende impact is op de verdere ontwikkeling van het gebied (ver- snippering, toegankelijkheid, ...). Er is ook aandacht voor de meerwaarde die het plan kan betekenen voor de economische functies. De impact op het dagelijks ruimtelijk functioneren van het gebied wordt geëvalueerd per type ruimtegebruiker (verlies aan ruimte en gebruiksmogelijkheden) en per onderscheiden impactgroep (bvb barrièrevorming, beleving, ruimtelijke samenhang): de voorgestelde ingrepen kunnen een verbetering dan wel een verslechtering van de huidige toestand tot gevolg hebben. Daarna volgt een effectbespreking naar de structurele samenhang van het studie- gebied. Ruimtegebruikfuncties Het ruimtebeslag wordt beschreven voor alle functies. Daarnaast gebeurt een kwalitatieve evaluatie van de winst aan functies, in dit geval bedrijvig- heid en ontsluitingsmogelijkheden. Ruimtelijke structuur en sa- Deze effectgroep gaat na in welke mate de invulling van het gebied (uit- menhang bouw bedrijvigheid, realisatie windturbines) de ruimtelijke structuur van een gebied wijzigt en in welke mate de invulling de ruimtelijke samenhang beïnvloedt. De eventuele wijzigingen in de ruimtelijke structuur en samen- hang wordt bepaald door de mate waarin het plan leidt tot barrièrevorming, versnippering enerzijds (bvb van aaneengesloten landbouwgebied) of ver- sterking van de ruimtelijke structuur (bvb clustering met bestaande infra- structuur) anderzijds. Er wordt o.a. nagegaan of er ruimtelijke aanknopingspunten zijn voor de bouw van windturbines. Hinderaspecten Evaluatie van mogelijke hinderaspecten richt zich voornamelijk naar om- wonenden in en nabij het plangebied. Hierbij worden volgende hinderas-

07060005_NPC_005, Revisie 00 Pagina 67 van 88 Methodologie per milieudiscipline

pecten behandeld: x wijziging in geluids- en luchtklimaat door verschuiving in verkeersstro- men (zowel positief als negatieve effecten) de exploitatie van bedrij- vigheid en windturbines x door hinder inherent aan het plangebied zelf en dit op basis van de disciplines geluid en lucht en rekening houdende met: x afstand tot gevoelige receptoren x aantal gehinderden x karakter/oorsprong van de hinder (bvb. duur) Ruimtelijke kwaliteit Beoordeling van de visueel ruimtelijke impact op de ruimtelijke belevings- waarde met bijzondere aandacht voor sociale veiligheid. De ruimtelijke kwaliteit wordt louter kwalitatief besproken. Hierbij worden volgende para- meters in beschouwing genomen: nabijheid voorzieningen, nabijheid groen, omgevingskwaliteit (rust, omgevingslawaai, hinder, belevingswaar- de, …). De ruimtelijke kwaliteit wordt vooral bepaald door de integratie in de omgeving. Hierbij vormt het aspect hinder een belangrijke parameter. Milderende maatregelen Type x voorkomen of beperken van hinderaspecten (inrichten buffer tav wo- ningen en verfijnen plangebied) x Opmaak beeldkwaliteitplan beperken ruimte-inname en verlies aan functie, milderen ruimtebeslag x Behoud, herstel of creatie van ruimtelijke structuren en samenhang – maatregelen ter beperking van barrièrewerking x Geluidsmilderende maatregelen m.b.t. windtubines (afstand tot turbi- nes, type windturbine, maatregelen op niveau van turbine zelf)

10.8.1 Beoordelingskader

In onderstaande tabellen worden de significantiekaders weergeven voor de effectgroepen ruim- tegebruikfuncties en ruimtelijke structuur en samenhang.

Wijziging perceptieve kenmerken Significantie Belangrijke en globale meerwaarde voor perceptieve kenmerken, waardevolle posi- +++ tieve beelddragers Belangrijke lokale meerwaarde voor perceptieve kenmerken ++ Zeer lokale meerwaarde voor perceptieve kenmerken + Geen impact op perceptieve kenmerken of zeer beperkte impact op reeds sterk aan- 0 getaste kenmerken Beperkte aantasting van perceptieve kenmerken - Belangrijke lokale aantasting van perceptieve kenmerken -- Belangrijke en globale aantasting van perceptieve kenmerken ---

Ruimtegebruikfuncties Significantie Geen of verwaarloosbare areaalverlies van de functie in verhouding tot het totale 0 areaal binnen het studiegebied Geen onteigening van woningen of tuinen Beperkt areaalverlies van de functie in verhouding tot het totale areaal binnen het studiegebied - Geen onteigening van woningen, maar wel van tuinen horende bij woningen Significant areaalverlies van de functie in verhouding tot het totale areaal binnen het -- studiegebied onteigening van 1 tot 3 woningen (quasi) volledig areaal van de functie binnen het studiegebied gaat verloren --- onteigening van meer dan 3 woningen

07060005_NPC_005, Revisie 00 Pagina 68 van 88 Methodologie per milieudiscipline

Winst aan functies Significantie Zeer beperkte bijkomende (< 2 ha) ruimte voor de functie 0 beperkte bijkomende (< 10 ha) ruimte voor de functie + > 50 ha geen zuinig ruimtegebruik of ++ > 10 ha en zuinig ruimtegebruik Ruime oppervlakte (50 ha) bijkomende ruimte voor de functie, met aandacht voor +++ zuinig ruimtegebruik (hoge verhouding bruto – netto uitgeefbare grond (> 80%))

Ruimtelijke structuur en samenhang Significantie Diverse functies/locaties die op heden (quasi) niet bereikbaar waren, worden ontslo- +++ ten Ruimtelijke samenhang wordt op grote schaal significant verbeterd 1 functie/locatie die op heden (quasi) niet bereikbaar was, wordt ontsloten ++ Bereikbaarheid is verbeterd op macroschaal Ruimtelijke samenhang wordt lokaal significant verbeterd Bereikbaarheid van 1 functie/locatie is verbeterd + Ruimtelijke samenhang wordt beperkt verbeterd Geen of verwaarloosbare wijziging in bereikbaarheid of ruimtelijke samenhang 0 Bereikbaarheid van 1 functie/locatie is verminderd - Ruimtelijke samenhang wordt beperkt verstoord Bereikbaarheid van 1 functie/locatie is niet langer gegarandeerd -- Bereikbaarheid van diverse functies/locaties is verminderd Ruimtelijke samenhang wordt lokaal significant verstoord Bereikbaarheid van diverse functies/locaties is niet langer gegarandeerd --- Ruimtelijke samenhang wordt op grote schaal significant verstoord

Voor de effectengroep hinderaspecten wordt voor de beoordeling van de significantie in hoofdzaak gesteund op de significantiebeoordeling bij de disciplines geluid en lucht. Er wordt hierbij ook rekening gehouden met de duur van de hinder en het aantal gehinderden. De effectengroep ruimtelijke kwaliteit wordt louter kwalitatief besproken. Hierbij worden vol- gende parameters in beschouwing genomen: nabijheid voorzieningen, nabijheid groen, omge- vingskwaliteit (rust, omgevingslawaai, hinder, belevingswaarde, …). Bij de beoordeling van de ruimtelijke kwaliteit wordt zowel de beeld- en belevingswaarde beoordeeld als de toekomst- waarde. Hierbij worden de zelfde kwaliteitsaspecten gebruikt als bij de beschrijving van de refe- rentiesituatie. De uiteindelijke beoordeling gebeurt louter kwalitatief. Voor de bepaling van de significantie wordt aangenomen hoe meer kwaliteitsaspecten beter scoren t.o.v. de referentiesi- tuatie hoe positiever het project wordt geëvalueerd ten aanzien van de ruimtelijke kwaliteit. De intrinsieke ruimtelijke kwaliteit wordt bepaald door de architectuur en de inrichting van het van het terrein. Deze informatie is in het kader van voorliggend plan-MER niet beschikbaar. In het plan-MER kunnen wel randvoorwaarden of suggesties aangereikt worden wat begrepen wordt onder ruimtelijke kwaliteit onder de vorm van milderende maatregelen.

07060005_NPC_005, Revisie 00 Pagina 69 van 88 11 Gekende onzekerheden

In tegenstelling tot een project-MER waar één concreet welomschreven project het voorwerp vormt van de milieueffectbeoordeling is hier - in het geval van een plan-MER - enkel rudimentai- re informatie beschikbaar. Bouwtechnische plans, kwantitatieve gegevens over het vereiste grondverzet en kennis omtrent de toe te passen bijzondere civiele technieken aangaande de te realiseren constructies zijn momenteel niet voorhanden.

De beschrijving van de plankenmerken biedt desalniettemin voldoende informatie opdat de mili- eueffectevaluatie op niveau van een plan-MER voldoende onderbouwd kan gebeuren. Boven- dien zal het MER ten behoeve van de latere concretisering van het plan in de vorm van een project de nodige aanbevelingen en aandachtspunten formuleren.

07060005_NPC_00, Revisie 00 Pagina 70 van 88

12 Grensoverschrijdende effecten

In het kader van voorliggend plan worden geen grensoverschrijdende effecten verwacht.

07060005_NPC_00, Revisie 00 Pagina 71 van 88

13 Voorstel tot inhoudstafel plan-MER

Niet-technische samenvatting Voorwoord Leeswijzer

Deel I. Algemene gegevens 1. Inleiding 2. Situering en verantwoording plan-MER 3. Toelichting procesverloop plan-MER 4. Planbeschrijving 5. Overwogen alternatieven 6. Planningscontext

Deel II. Technische uitwerking milieudisciplines 0. Algemene methodologie 1. Mobiliteit 2. Geluid 3. Lucht 5. Oppervlaktewater 6. Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie 7. Mens - ruimtelijke aspecten 8. Overige disciplines

Per discipline wordt volgende indeling gevolgd: 1. Afbakening studiegebied 2. Referentiesituatie 3. Beschrijving en beoordeling milieueffecten a. Beoordeling ten opzichte van huidige situatie b. Beoordeling ten opzichte van geïntegreerd ontwikkelingsscenario 4. Milderende maatregelen 5. Synthese 6. Leemten in de kennis 7. Voorstellen inzake monitoring en postevaluatie

Integratie en eindsynthese

07060005_NPC_00, Revisie 00 Pagina 72 van 88

Bijlage 1: Kaartenbundel

07060005_NPC_00, Revisie 00 Pagina 73 van 88

Legende: Huidig BEK Plangebied

Plan-MER PRUP BEK Zelzate-Assenede

kaart 1: Situering in de ruime omgeving

Opdrachtgever: Provincie Oost-Vlaanderen

Datum : juni 2013

0 500 1.000 2.000 3.000 4.000 NGI, Topografische kaart, 1995 Meter ¯ © Grontmij Belgium nv Alle rechten voorbehouden Legende: Huidig BEK Plangebied

Plan-MER PRUP BEK Zelzate-Assenede

kaart 2: Situering op topografische kaart

Opdrachtgever: Provincie Oost-Vlaanderen

Datum : juni 2013

0 250 500 1.000 NGI, Topografische kaart, 2001 Meter ¯ © Grontmij Belgium nv Alle rechten voorbehouden Legende: Huidig BEK Plangebied

Plan-MER PRUP BEK Zelzate-Assenede

kaart 3: Situering op orthofoto

Opdrachtgever: Provincie Oost-Vlaanderen

Datum : juni 2013

0 250 500 1.000 AGIV, Orthofoto, 2009 Meter ¯ © Grontmij Belgium nv Alle rechten voorbehouden Legende: Huidig BEK Plangebied 0100- woongebied

0101- woongebied met cult. hist. en/of esth. waarde

0102- woongebied met landelijk karakter

0105- woonuitbreidingsgebied

0200- gebied voor gem.voorz. en openbaar nut

P 0500- parkgebieden

T 0600- bufferzones

K1 0610- koppelingsgebied K1 / type 1

0700- groengebied

0900- agrarische gebieden

0901- landschappelijk waardevolle gebieden

1000- industriegebieden

C RO 1011- regionaal bedrijventerrein met openbaar karakter Z 1044- gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven

1100- ambachtelijke bedrijven en kmo's

1111- lokaal bedrijventerrein met openbaar karakter

1200- ontginningsgebieden

1311- stortgebieden (niet-giftige stoffen)

1504- bestaande waterwegen

T

C T C T Plan-MER PRUP BEK Zelzate-Assenede T

C kaart 4: Gewestplan

K1

Opdrachtgever: Provincie Oost-Vlaanderen RO Datum : juni 2013

Z NGI, Topografische kaart, 2001, AGIV, Gewestplan, 2002 0 250 Z 500 1.000 Meter ¯ © Grontmij Belgium nv Alle rechten voorbehouden Legende: Huidig BEK Plangebied

Plan-MER PRUP BEK Zelzate-Assenede

kaart 5: Stratenplan

Opdrachtgever: Provincie Oost-Vlaanderen

Datum : juni 2013

0 250 500 1.000 openstreetmap, ESRI Meter ¯ © OpenStreetMap (and) contributors, CC-BY-SA © Grontmij Belgium nv Alle rechten voorbehouden Legende: Huidig BEK Plangebied 01. Antropogeen 03. Nat zand 04. Vochtig zand 05. Droog zand 07. Vochtig zand antr 08. Droog zand antro 09. Nat zandleem 10. Vochtig zandleem 16. Vochtige klei

Plan-MER PRUP BEK Zelzate-Assenede

kaart 6: Bodemkaart

Opdrachtgever: Provincie Oost-Vlaanderen

Datum : juni 2013

0 250 500 1.000 NGI, Topografische kaart, 2001; AGIV, Bodemkaart Meter ¯ © Grontmij Belgium nv Alle rechten voorbehouden 51422 Legende: Huidig BEK Plangebied Oriënterend bodemonderzoek Beschrijvend bodemonderzoek Bodemsaneringsproject 21383 Eindevaluatieonderzoek

21378 5043 36627

8626 19832 25603 1686

21123 20958 6909 34177 34403 3610 27522

8387

21872

5648

Plan-MER 21206 PRUP BEK Zelzate-Assenede

11957 kaart 7: Situering uitgevoerde 28442 bodemonderzoeken OVAM

50190 37 540 Opdrachtgever: Provincie Oost-Vlaanderen

Datum : juni 2013

37 0 250 500 1.000 NGI, Topografische kaart, 2001; OVAM, Verspreiding van 50190 8580 Meter ¯ bodemonderzoeken in Vlaanderen, 2013 901 © Grontmij Belgium nv Alle rechten voorbehouden Legende: Huidig BEK

Z W Plangebied A

R

T VHA-waterlopen

E

S

L Bevaarbaar

U M

I A S Geklasseerd, eerste categorie

A B P O T E E Geklasseerd, tweede categorie B E L E B K E E E Geklasseerd, derde categorie K K Niet geklasseerd Watertoets (2011) Effectief overstromingsgevoelig Mogelijk overstromingsgevoelig

Plan-MER PRUP BEK Zelzate-Assenede

kaart 8: Situering waterlopen en overstromingsgevoelige gebieden

Opdrachtgever: Provincie Oost-Vlaanderen

Datum : juni 2013

0 250 500 1.000 NGI, Topografische kaart, 2001, AGIV, VHA, NOG, ROG Meter ¯ © Grontmij Belgium nv Alle rechten voorbehouden Legende: Huidig BEK Plangebied Vogelrichtlijngebieden Habitatrichtlijngebieden VEN en IVON - VEN- of IVON-gebied gen geno

Plan-MER PRUP BEK Zelzate-Assenede

kaart 9: Speciale beschermingszones en VEN-gebieden

Opdrachtgever: Provincie Oost-Vlaanderen

Datum : juni 2013

0 250 500 1.000 NGI, Topografische kaart, 1990, AGIV, VEN Meter ¯ © Grontmij Belgium nv Alle rechten voorbehouden Legende: Huidig BEK Plangebied belangrijke faunistische waarde biologisch minder waardevol complex van biologisch minder waardevolle en waardevolle elementen complex van biologisch minder waardevolle, waardevolle en zeer waardevolle elementen complex van biologisch minder waardevolle en zeer waardevolle elementen biologisch waardevol complex van biologisch waarde- volle en zeer waardevolle elementen biologisch zeer waardevol

Plan-MER PRUP BEK Zelzate-Assenede

kaart 10: Biologische waarderingskaart

Opdrachtgever: Provincie Oost-Vlaanderen

Datum : juni 2013

0 250 500 1.000 NGI, Topografische kaart, 2001, INBO, BWK 2010 Meter ¯ © Grontmij Belgium nv Alle rechten voorbehouden Legende:

# Ou Huidig BEK de sp oo rw Plangebied eg be rm B ! Puntrelicten as se ve lde Lijnrelicten - ! Ze lza te Beschermd dorpsgezicht Katte - Denderdreve Relictzone Bouwkundig Erfgoed - relicten (02/11) # # Bewaard # Gesloopt

#

# # # # #

#

St-An#tonius van Paduakerk ## ## # !

#

#

Plan-MER

Kasteelken PRUP BEK Zelzate-Assenede Onze-Lieve-Vrouw van Stoepe # ! # # # # # kaart 11: Landschapsaltas, beschermd erfgoed DE ONMIDDELLIJKE OMGEVING VAN DE KAPEL VAN en bouwkundig erfgoed O.L.VROUW VAN BARMHARTIGHEID VAN STOEPE

Opdrachtgever: Provincie Oost-Vlaanderen

Datum : juni 2013 DE OMGEVING VAN DE ROSMOLEN EN DE REEDS BESCHERMDE NEYT'S MOLEN 0 250 500 1.000 NGI, Topografische kaart, 2001, Landschapsatlas, Bouwkundig erfgoed, Meter ¯ Beschermd dorpsgezicht © Grontmij Belgium nv Alle rechten voorbehouden

!

! Legende: Huidig BEK Plangebied Landbouwwaarderingskaart zeer lage waardering lage waardering matige waardering hoge waardering zeer hoge waardering

Plan-MER PRUP BEK Zelzate-Assenede

kaart 12: Landbouwwaarderingskaart

Opdrachtgever: Provincie Oost-Vlaanderen

Datum : juni 2013

0 250 500 1.000 NGI, Topografische kaart, 2001; Landbouwwaarderingskaart Meter ¯ © Grontmij Belgium nv Alle rechten voorbehouden Legende: Huidig BEK Plangebied HAG

Samenhangend landbouwgebied Eeklo-Assenede-Ertvelde en minder samenhangende landbouwgebieden ten westen van Zelzate

Plan-MER PRUP BEK Zelzate-Assenede

kaart 13: Herbevestigd agrarisch gebied

Opdrachtgever: Provincie Oost-Vlaanderen

Datum : juni 2013

0 250 500 1.000 NGI, Topografische kaart, 2001; AROHM, HAG 2009 Meter ¯ © Grontmij Belgium nv Alle rechten voorbehouden Legende: Huidig BEK Plangebied Zoekzone windturbines

Plan-MER PRUP BEK Zelzate-Assenede

kaart 14: Situering zoekzone windturbines

Opdrachtgever: Provincie Oost-Vlaanderen

Datum : juni 2013

0 250 500 1.000 NGI, Topografische kaart, 2001 Meter ¯ © Grontmij Belgium nv Alle rechten voorbehouden Legende: Huidig BEK Plangebied mogelijke ontsluitingswegen zoekzone aansluiting ontsluitingsweg

Plan-MER PRUP BEK Zelzate-Assenede

kaart 15: Situering ontsluitingsscenario's

Opdrachtgever: Provincie Oost-Vlaanderen

Datum : juni 2013

0 250 500 1.000 AGIV, Orthofoto, 2009 Meter ¯ © Grontmij Belgium nv Alle rechten voorbehouden

Bijlage 2: Juridische en beleidsmatige context

In Tabel 0-1 worden de juridische en beleidsmatige randvoorwaarden opgelijst met de bespre- king van de relevantie. Hierbij wordt aangegeven of het element juridisch (J), dan wel beleids- matig (B) is of niet relevant (X). De bespreking van deze randvoorwaarden komt bij de uitwer- king van de nota voor publieke consultatie verder aan bod bij de disciplines waar deze op van toepassing zijn.

Opmerking x Verwijzing naar een decreet of besluit houdt impliciet een verwijzing in naar eventuele latere wijzigingen hieraan. x Verwijzing naar een decreet houdt impliciet en voor zover niet reeds vermeld een verwijzing in naar de onderliggende uitvoeringsbesluiten.

07060005_NPC_00, Revisie 00 Pagina 74 van 88 Tabel 0-1 Juridisch en beleidsmatige randvoorwaarden

Type/Data Inhoudelijk Relevantie Bespreking relevantie Algemeen m.e.r.-decreet en uitvoeringbesluit Decreet: 18 december 2002 Regelt de m.e.r.-procedure en geeft de categorieën J Een plan-MER is nodig voor de RUP-procedure. Uitvoeringsbesluit: 10 de- van ingrepen waarvoor een milieueffectrapport moet Mogelijk project-m.e.r.-plichtig in functie van de vergunnings- cember 2004 worden opgemaakt aanvraag. plan-m.e.r.-decreet en uitvoe- Decreet: 27 april 2007 Dit decreet (BS 20/06/07) vormt een wijziging op het J Een plan dat wordt opgesteld om middels een wetgevingspro- ringsbesluit Uitvoeringsbesluit: 12 okto- m.e.r.-decreet en is sinds 01 december 2007 in voe- cedure (hier: RUP) door de Vlaamse Regering te worden vast- ber 2007 ge getreden. Het regelt het toepassingsgebied, de gesteld én dat het kader vormt voor de toekenning van een inhoud en de procedure voor de opmaak van een vergunning voor een project valt binnen het toepassingsgebied plan-MER van het plan-m.e.r.-decreet. Besluit betreffende het integratie- Uitvoeringsbesluit: 18 april Dit besluit beschrijft op welke manier milieueffectrap- J Tijdens het voorbereidende proces van de opmaak van het spoor voor milieueffectrapportage 2008 portage plaatsvindt tijdens de procedure van een provinciaal RUP zal de milieueffectrapportage plaatsvinden. over een RUP RUP. Voorliggende nota voor publieke consultatie en het effectieve plan-MER doorlopen de procedure zoals opgenomen in het plan-mer-decreet, uitvoeringsbeluit en uitvoeringsbesluit inte- gratiespoor. Het plan-MER wordt afgerond voor de voorlopige vaststelling van het RUP. Vlaamse Codex Ruimtelijke Orde- Decreet: 8 mei 2009 De Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (een coör- J Basis voor het ruimtelijk planningsstelsel op die bestuursni- ning dinatie van het decreet ruimtelijke ordening) voert veaus, regelt de ruimtelijke structuurplannen, ruimtelijke uitvoe- vernieuwingen in op drie belangrijke punten: vergun- ringsplannen, stedenbouwkundige verordeningen, steden- ningen, planologie en handhaving. Deze codex regelt bouwkundige vergunningen, … Het plan-MER wordt opge- de organisatie van de ruimtelijke ordening in Vlaan- maakt ikv de opmaak van een provinciaal RUP. De procedure deren en vervangt hierbij het Decreet houdende de voor de opmaak van het RUP wordt beschreven in de Codex. organisatie van de ruimtelijke ordening en het De- Beleidsuitvoerende documenten: creet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördi- x BPA Stoepe (MB 24.08.2006) neerd op 22 oktober 1996

07060005_NPC_00, Revisie 00 Pagina 75 van 88 Bijlage 2: Juridische en beleidsmatige context

Type/Data Inhoudelijk Relevantie Bespreking relevantie Decreet grond- en pandenbeleid Decreet 27 maart 2009 Het decreet grond- en pandenbeleid is in werking X sinds 1 september 2009 en kan worden opgedeeld in twee grote blokken. Enerzijds zijn er maatregelen mbt het aanbod aan sociale woningen en anderzijds omvat het ontwerp van decreet fiscale stimuli om het aandeel aan verwaarloosde of verkrotte woningen te laten dalen. Gewestplan Koninklijk Besluit: 28 decem- Geeft de bestemming en het gebruik van de gronden J Het plangebied ‘bedrijvenzone’ is gelegen in agrarisch gebied. ber 1972 in Vlaanderen weer. Gewestplanwijzigingen worden Het planelement ontsluitingsweg is gelegen in agrarisch gebied niet meer doorgevoerd. In het decreet van 18 mei en woongebied. 1999 is immers vastgelegd dat in de toekomst be- stemmingen vastgelegd worden in ruimtelijke uitvoe- ringsplannen (RUP's). Ruimtelijk Structuurplan Vlaande- 23 september 1997 Geeft een toekomstvisie over hoe we in Vlaanderen B Het gebied is gelegen in een grensoverschrijdend stedelijk ren Herziening 12 december met onze schaarse ruimte moeten omgaan om een gebied, waarbij de economische structuur geënt is op het Zee- 2003 zo groot mogelijke ruimtelijke kwaliteit te krijgen kanaal Gent-Terneuzen. Verder zijn nog de volgende selecties Tweede herziening 17 de- (planhorizon loopt tot 2007). Het RSV behandelt de binnen het RSV relevant: cember 2010 structuurbepalende elementen op Vlaams niveau. x N49 als hoofdweg en onderdeel van het TEN (Trans- European-Networks), x R4-west als primaire weg type I x Kaanal Gent-Terneuzen als onderdeel van het hoofdwa- terwegennet

07060005_NPC_005, Revisie 00 Pagina 76 van 88 Bijlage 2: Juridische en beleidsmatige context

Type/Data Inhoudelijk Relevantie Bespreking relevantie Provinciaal Ruimtelijk Structuur- 10 maart 2004 Het PRS behandelt de structuurbepalende elementen B Het plangebied ligt op de grens van twee deelruimten, nl. het plan Oost-Vlaanderen Partiële herziening werd op provinciaal niveau. De gewenste ruimtelijke struc- Oost-Vlaams Kerngebied en het Westelijk open ruimtegebied. goedgekeurd op 18 juli 2012 tuur is richtinggevend op Provinciaal niveau. Binden- Volgende selecties zijn relevant binnen het PRS: de bepalingen leveren het kader voor uitvoerende x Zelzate-Assenedeals bijzonder economisch knooppunt maatregelen op Provinciaal niveau. x Zelzate, Assenede en Ertvelde als hoofddorpen in het buitengebied x St-Elooispolder (2n8 - ten noorden) en verbindingsgebied Ertvelde (2n4 - ten zuiden) als natuurverbindingsgebieden x Dekzandrug Maldegem- als structuurbepalend reliëfelement x N448 en paralleltracé N49 (tussen N448 en R4) als secun- daire wegen type II Gemeentelijk ruimtelijk structuur- 19 februari 2009 Het GRS behandelt de structuurbepalende elementen B plan Assenede op gemeentelijk niveau. Gemeentelijk ruimtelijk structuur- 11 februari 2007 Het GRS behandelt de structuurbepalende elementen B Het voorliggend plan is gelegen binnen de deelruimte Zelzate- plan Zelzate op gemeentelijk niveau. West. Volgende selecties uit het GRS zijn relevant: x Binnen het plangebied zijn een aantal zonevreemde wo- ningen gelegen aan de Molenstraat en Eikelstraat. x ‘zoekzone Assenede’ als te ontwikkelen lokaal bedrijven- terrein (t.h.v. plangebied)

Gemeentelijk ruimtelijk structuur- 1 februari 2007 Het GRS behandelt de structuurbepalende elementen B Er zijn geen relevante selecties in het GRS. plan Evergem op gemeentelijk niveau. Vlaamse bouwmeester Besluit Vlaamse Regering: 1 De Vlaamse Bouwmeester begeleidt de Vlaamse B Het advies van de Vlaamse Bouwmeester wordt gevraagd december 1998 overheid in haar streven naar een goede en kwali- teitsvolle openbare architectuur. Openbare projecten moeten dan ook rekening houden met kwaliteitsbeleid zoals opgesteld door de Vlaamse Bouwmeester Besluit houdende nadere regels Besluit Vlaamse Regering: Regelt de ruimtelijke veiligheidsrapportage J Indien 1 of meerdere stoffen boven een bepaalde drempel- inzake de ruimtelijke veiligheids- 26 januari 2007 waarde gestockeerd worden is de opmaak van een VR ver- rapportage plicht. Decreet houdende algemene Decreet: 05 april 1995 Creëert een algemeen juridisch kader voor het mili- J Deze regelgeving is vertaald op provinciaal en gemeentelijk bepalingen in verband met milieu- eubeleid ter overkoepeling van de bestaande sectora- niveau. Die documenten zullen als algemeen beleidskader beleid (DABM) le regelingen en omvat dus de doelstellingen en de meegenomen worden bij de beoordeling van de effecten van beginselen voor het milieubeleid in Vlaanderen de verschillende disciplines.

07060005_NPC_005, Revisie 00 Pagina 77 van 88 Bijlage 2: Juridische en beleidsmatige context

Type/Data Inhoudelijk Relevantie Bespreking relevantie Decreet milieuvergunningen Decreet:28 juni 1985 Omvat het Vlaamse reglement betreffende de milieu- J Maatregelen ter bescherming van het milieu. Vlarem I en II Besluit Vlaamse Regering: vergunning. Vlarem I: Waterkwaliteitsdoelstellingen zijn van toepassing bij 01 september 1991 (Vlarem Vlarem I behandelt de procedures voor meldingen en de evaluatie van de ingrepen en de milieuvoorwaarden zijn van I) 01 augustus 1995 (Vlarem milieuvergunningsaanvragen. De hinderlijke inrichtin- belang bij het voorstellen van milderende maatregelen. II) gen worden in Vlarem I ingedeeld in een aantal ‘ru- Vlarem II: Van toepassing bij evaluatie en mildering van de brieken’. ingrepen (grondverzet). Daarnaast zijn de algemene mili- In Vlarem II worden de algemene en sectorale voor- eukwaliteitsnormen voor water, bodem en geluid van toepas- waarden beschreven, gekoppeld aan de vergunning sing. tot exploitatie van een hinderlijke inrichting. Daar- naast bevat dit besluit milieukwaliteitsnormen voor oppervlaktewater, grondwater, lucht, geluid en bo- dem.

Provinciaal milieubeleidsplan Pro- 21 april 2005 Het provinciaal milieubeleid heeft de bescherming en B Het document zal als algemeen beleidskader meegenomen vincie Oost-Vlaanderen (2005- het beheer van het milieu tot doel. worden bij de beoordeling van de effecten van de verschillende 2009) disciplines.

Gemeentelijk milieubeleidsplan Omvat een vertaling van de visie en doelstellingen B Het milieubeleid wordt opgedeeld in verschillende clusters Zelzate 2005 – 2010 en Assenede van het milieubeleid op gemeentelijk niveau in con- (vaste stoffen, water, natuurlijke entiteiten, hinder, mobiliteit en crete acties en maatregelen. energie). Per cluster worden vanuit de actuele toestand knel- punten gedefinieerd. Op basis van de vooropgestelde doelstel- lingen worden acties geformuleerd. Gemeentelijk milieubeleidsplan augustus 2005 Omvat een vertaling van de visie en doelstellingen B Het milieubeleid wordt opgedeeld in verschillende clusters Evergem 2005-2009 van het milieubeleid op gemeentelijk niveau in con- (vaste stoffen, water, natuurlijke entiteiten, hinder, mobiliteit en - verlengd tot 2013 oktober 2009 crete acties en maatregelen. energie). Per cluster worden vanuit de actuele toestand knel- punten gedefinieerd. Op basis van de vooropgestelde doelstel- lingen worden acties geformuleerd.

Mobiliteit Ontwerp Mobiliteitsplan Vlaande- 17 oktober 2003 Bepaalt het Vlaamse mobiliteitsbeleid voor de ko- B Het document zal als algemeen beleidskader meegenomen ren mende jaren. Dit plan vormt een algemeen kader worden bij de beoordeling van de effecten van de discipline voor het mobiliteitsbeleid en duurzame mobiliteit in mobiliteit. Vlaanderen. Hierbij worden doelstellingen en beleids- voornemens inzake verkeersveiligheid geformuleerd.

07060005_NPC_005, Revisie 00 Pagina 78 van 88 Bijlage 2: Juridische en beleidsmatige context

Type/Data Inhoudelijk Relevantie Bespreking relevantie Het plan tracht de bereikbaarheid van steden en dor- pen te garanderen, iedereen gelijkwaardig toegang tot mobiliteit te geven, de verkeersveiligheid te ver- groten, een leefbare mobiliteit te realiseren en de milieuvervuiling terug te dringen - Mobiliteitsplan Assenede - 19 augustus 2002 In een gemeentelijk mobiliteitsplan worden alle ruim- B Deze regelgeving wordt meegenomen in de discipline mobili- - Mobiliteitsplan Zelzate - 2002 telijke en verkeersontwikkelingen in kaart gebracht en teit. - Mobiliteitsplan Evergem - 19 augustus 2002 worden samenhangende verkeersmaatregelen en ruimtelijke en ondersteunende maatregelen voorge- steld, die nadien in concrete acties worden omgezet.

Geluid Europese Richtlijn 2002/49/EG en Besluit Vlaamse Regering: De Europese Richtlijn werd omgezet via het besluit J Deze regelgeving wordt meegenomen in de discipline geluid omzetting in een besluit van de 01 juni 1995 (en wijzigingen) van de Vlaamse Regering ‘Algemene sectorale bepa- Vlaamse Regering lingen inzake milieuhygiëne’. Besluit van de Vlaamse regering Besluit Vlaamse Regering: In dit besluit worden de factoren Lden en Lnight als J De geluidsbelastingsindicator Lden en de verschillende maat- inzake de evaluatie en beheersing 22 juli 2005 geluidsbelastingindicatoren naar voor geschoven. regelen worden gehanteerd bij de uitwerking van de discipline van omgevingslawaai Daarnaast wordt een methodiek mbt beheersing van geluid het omgevingsgeluid vastgelegd (opstellen geluidsbe- lastingkaart, vaststellen knelpunten, voorlichting en opmaak actieplan).

Ontwerptekst verkeersgeluid ontwerp: 1998 In 1998 werd een ontwerptekst opgesteld voor weg- B Dit wordt meegenomen binnen de discipline geluid verkeerslawaai. De bepalingen in de ontwerptekst zijn enkel van toepassing op het geluid voortgebracht door het wegverkeer op openbare wegen (gewestwe- gen, provinciale wegen) met een jaargemiddelde verkeersintensiteit (Iv) van minstens 20.000 voertui- gen pae (16 uurwaarde: 6 tot 22 h). Ontwerp KB 1991 ontwerp: 1991 In het Ontwerp Koninklijk Besluit tot vaststelling van J Dit wordt meegenomen binnen de discipline geluid grenswaarden voor lawaai binnenshuis en buitens- huis en van geluidsisolatie-eisen voor woningen uit 1991 worden richtwaarden en maximale waarden voorgesteld voor LAeq,T van wegverkeer.

07060005_NPC_005, Revisie 00 Pagina 79 van 88 Bijlage 2: Juridische en beleidsmatige context

Type/Data Inhoudelijk Relevantie Bespreking relevantie Lucht Kaderrichtlijn(96/62/EG) en doch- Europese richtlijn: 27 sep- Vormt de basis voor het luchtbeleid binnen de Euro- J Dit wordt meegenomen binnen de discipline lucht terrichtlijn inzake luchtkwaliteit tember 1996 pese Unie. In de dochterrichtlijnen worden voor 13 luchtverontreinigende stoffen luchtkwaliteitsnormen opgelegd. Deze richtlijnen zijn omgezet in de Vlarem II wetgeving.

Kyoto protocol Verdrag: 1997 Protocol waarbij waarin verschillende industrielanden B Dit wordt meegenomen binnen de discipline lucht de verbintenis aangaan de uitstoot van broeikasgas- sen tussen 2008 en 2012 met gemiddeld 5 % te ver- minderen ten opzichte van 1990. De broeikasgassen die in het Protocol van Kyoto beschouwd worden, zijn koolstofdioxide, methaan, lachgas, HFK’s, PFK’s en SF6. Het Protocol van Kyoto is in werking getreden sinds 23/10/04. Europese richtlijn 2001/81/EG Europese richtlijn: 27 no- De in 2010 te bereiken emissieplafonds (National J Dit wordt meegenomen binnen de discipline lucht het NEC-reductieprogramma vember 2001 Emission Ceilings, NEC), worden vermeld in Bijlage 1 van de NEC-richtlijn. Naast het voldoen aan deze emissieplafonds legt de richtlijn op dat de lidstaten een programma opstellen voor een geleidelijke ver- mindering van de nationale emissies van de betrok- ken stoffen (NOx, SO2, VOS en NH3). Op 12 december 2003 keurde de Vlaamse regering het reductieprogramma goed. Het programma legt de grote lijnen van het emissiereductiebeleid voor deze stoffen tot 2010 vast.

Bodem Decreet betreffende de bodemsa- Decreet: 27 oktober 2006 Het nieuw bodemdecreet is in werking sinds 01 juni J Voor zover nu bekend zijn er verdachte gronden in het plange- nering en bodembescherming, 2008 en vervangt het vroegere bodemsaneringde- bied aanwezig (databank OVAM). Dit wordt meegenomen bin- creet. In het nieuwe decreet zijn de fundamentele nen de discipline bodem. Voor grondverzet van meer dan 250 Vlaams reglement betreffende de Besluit Vlaamse Regering: principes uit het oorspronkelijke bodemsaneringde- m³, ook van niet-verdachte gronden, moet een technisch ver- bodemsanering en bodembe- 14 december 2007 (en aan- creet behouden. Een aantal wijzigingen situeren zich slag en bodembeheerrapport worden opgemaakt, zelfs indien scherming (Vlarebo 2008) vullingen) op het gebied van: de uitgegraven grond wordt toegepast binnen dezelfde kadas-

07060005_NPC_005, Revisie 00 Pagina 80 van 88 Bijlage 2: Juridische en beleidsmatige context

Type/Data Inhoudelijk Relevantie Bespreking relevantie x saneringsplicht en overdracht van gronden: er trale werkzone of op de eigendom van de eigenaars van de wordt een duidelijke definitie gegeven van de sa- uitgegraven grond. neringsplichtige, het begrip overdracht van gron- den werd gewijzigd x bodemonderzoek- en sanering: de procedures werden gewijzigd ifv een efficiënter proces en af- stemming met het (her)ontwikkelen van een grond.

Afvalstoffendecreet Decreet: 02 juli 1981 Het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en – (J) Indien bij de werkzaamheden grond vrijkomt, dient deze als Besluit Vlaamse regering: 17 beheer (Vlarea) is het uitvoeringsbesluit van het af- afvalstof te worden beschouwd en kan deze enkel gebruikt Vlarea december 2004 valstoffendecreet. Het heeft als doelstelling de ge- worden als secundaire grondstof (hergebruik als bodem) als zondheid van de mens en het milieu te beschermen aan de voorwaarden van Vlarea is voldaan. Bij aanvoer moet tegen de schadelijke invloed van afvalstoffen en de de aangevoerde bodem voldoen aan de specifieke voorschrif- verspilling van grondstoffen en energie tegen te gaan. ten (attest) (zie ook Vlarebo). Relevant bij de concrete realisatie van voorliggend plan in een plan, voor het huidige planniveau weinig relevant.

Decreet oppervlakte delfstoffen en Decreet: 04 april 2003 Het decreet schept een wettelijk kader dat toelaat X Uitvoeringsbesluit Besluit Vlaamse Regering: beslissingen inzake ontginningen op systematische 26 maart 2004 wijze te nemen. Hierbij wordt er gestreefd naar een beter beheer van de oppervlaktedelfstoffen en wil men de effectieve ontginning mogelijk maken.

Mestdecreet Decreet: 22 december 2006 Het mestdecreet of het decreet houdende de be- J Het plangebied betreft deels agrarisch gebied dat op vandaag scherming van water tegen de verontreiniging door functioneert als mestafzetgebied. Door het plan gaan land- nitraten uit agrarische bronnen heeft tot doel het be- bouwpercelen verloren (verlies aan mestafzetgebied) schermen van het leefmilieu tegen verontreinigingen van meststoffen. Beheerovereenkomsten Ministerieel Besluit: 10 no- Ministerieel besluit dat beheerovereenkomsten op X vember 2000 een landbouwbedrijf regelt Water Grondwaterdecreet Decreet: 24 januari 1984 Regelt de bescherming van het grondwater. Het om- J Binnen de discipline grondwater gaat aandacht uit naar moge- vat onder meer de reglementering betreffende de lijke invloed op de grondwaterkwaliteit. grondwaterwinning, alsook bepaalt het de afbakening

07060005_NPC_005, Revisie 00 Pagina 81 van 88 Bijlage 2: Juridische en beleidsmatige context

Type/Data Inhoudelijk Relevantie Bespreking relevantie van waterwingebieden en beschermingszones rond drinkwaterwinningen. Wijzigingen met de decreten van 12 december 1990 en 20 december 1996.

Wet op de onbevaarbare waterlo- Koninklijk Besluit: 28 de- Onbevaarbare waterlopen worden ingedeeld in drie J De Zwartesluisbeek (2ste cat) stroomt door de westelijke rand pen cember 1967 verschillende categorieën: van het plangebied. In het plangebied komen een niet geklas- x categorie 1 (bevoegdheid Vlaams Gewest) seerde waterlopen, die naar de Zwartesluisbeek afstromen, x categorie 2 (bevoegdheid provincie) voor (zie kaart 6): x categorie 3 (bevoegdheid gemeente) x de niet geklasseerde waterlopen vallen onder de bevoegdheid van de eigenaars van de percelen. Onder de bevoegdheid valt het beheer alsook de bepalingen voor beheer en onderhoud.

Wet op de bevaarbare waterlopen Koninklijk Besluit: 05 oktober Duidt onder meer aan welke waterlopen als bevaar- X 1992 bare waterlopen worden beschouwd. Ze vallen onder de bevoegdheid van het Vlaams Gewest.

Kaderrichtlijn Water (KRW) Europese richtlijn: 22 de- Deze richtlijn vormt het raamwerk voor integraal wa- J In Vlaanderen gebeurt de omzetting van deze richtlijn via het cember 2002 terbeheer van de Europese Unie en haar lidstaten. decreet integraal waterbeleid. Decreet integraal waterbeleid Decreet: 18 juli 2003 Legt de principes, doelstellingen en structuren vast J Het plan is onderhevig aan de verplichting tot opmaak van een voor een duurzaam waterbeleid conform de bindende watertoets. Het MER zal hiertoe de nodige elementen aanleve- bepalingen van de Europese Kaderrichtlijn Water. Via ren. dit decreet worden een aantal nieuwe instrumenten ingevoerd - zoals de watertoets - die de overheid in De mogelijks en effectief overstromingsgevoelige gebieden staat moeten stellen een effectief beleid inzake inte- (Watertoets) worden weergegeven op kaart 6. graal waterbeheer te voeren. Het waterbeheer wordt Relevante acties in het deelbekkenbeheerplan worden in de voortaan beschouwd per deelbekken discipline water geverifieerd met het voorliggend plan. Wet betreffende Wateringen Wet: 05 juli 1956 Regelt de bevoegdheid van de wateringen met als X doel in te staan voor de permanente afwatering van lagergelegen gronden. Oorspronkelijk was dit voor- namelijk in functie van landbouw, maar sedert het decreet integraal waterbeleid is de taak van de wate- ringen meer multifunctioneel.

07060005_NPC_005, Revisie 00 Pagina 82 van 88 Bijlage 2: Juridische en beleidsmatige context

Type/Data Inhoudelijk Relevantie Bespreking relevantie Wet betreffende Polders Wet: 03 juni 1957 Regelt de bevoegdheid van de polders met als doel B Het plangebied is gelegen binnen de Zwarte Sluispolder. om het binnendijkse land te behoeden voor overstro- mingen door de zee, en het instellen van een opti- maal peil in functie van het multifunctioneel gebruik van de gronden

Besluit houdende vaststelling van Besluit Vlaamse Regering: Dit besluit gaat uit van het principe dat hemelwater in J Voorzien van de nodige hemelwaterputten, infiltratievoorzie- een gewestelijke stedenbouwkun- 01 oktober 2004 eerste instantie dient hergebruikt te worden, in twee- ningen, buffervoorzieningen bij het realiseren van bijkomende dige verordening inzake hemelwa- de instantie in de bodem infiltreert en in laatste in- verharding en de aanleg van een gescheiden systeem van terputten, infiltratievoorzieningen, stantie vertraagd wordt afgevoerd. Het besluit is on- afvalwater en hemelwater. buffervoorzieningen en geschei- dermeer van toepassing op het bouwen of herbou- den lozing van afvalwater en he- wen van gebouwen vanaf 75 m² dakoppervlakte, melwater. uitbreidingen vanaf 50 m² dakoppervlakte en aanleg van verharde grondoppervlaktes vanaf 200 m².

Aanduiding kwetsbare zones wa- Besluit Vlaamse Regering: Dit besluit biedt een kader aan maatregelen tegen X ter 14 juni 2002 verontreiniging van meststoffen. Hierbij werden VHA- zones aangeduid waarbinnen beperkingen gelden voor de landbouwer die deze gronden gebruikt

Krachtlijnen voor een geïntegreerd 23 maart 1999 Dit besluit regelt de voorwaarden en de verhoudingen J Vooral de codes van goede praktijk met betrekking tot te voor- rioleringsbeleid waarin het Gewest bijdraagt bij de bouw en verbete- ziene buffervolumes en infiltratiemogelijkheden zijn van belang ring van openbare riolen. Tevens werden een aantal codes van goede praktijk (herwaardering van grach- tenstelsels en hemelwaterputten en infiltratievoorzie- ningen) toegevoegd aan de bestaande codes

Waterkwaliteitsdoelstellingen Besluit Vlaamse Regering: De oppervlaktewateren worden hierbij opgedeeld J De relevante waterlopen hebben allen drinkwater als kwali- 24 mei 1983 volgends de bestemming: aangeduid die bestemd zijn teitsdoelstelling voor de productie van drinkwater, zwemwater, schelpdierwater en viswater. Voor deze oppervlakte- wateren gelden de overeenkomstige milieudoelstel- lingen zoals bepaald in hoofdstuk 2.3 van titel II van Vlarem

07060005_NPC_005, Revisie 00 Pagina 83 van 88 Bijlage 2: Juridische en beleidsmatige context

Type/Data Inhoudelijk Relevantie Bespreking relevantie Fauna en flora Regelgeving betreffende vrije 26 april 1996 en 18 juli In de Beschikking van de Benelux Economische Unie J Indien relevant zal dit besproken worden bij de discipline fau- vismigratie 2003 (26 april 1996) en in het Decreet Integraal Waterbeleid na&flora wordt vooropgesteld dat in alle waterlopen van de hydrografische stroomgebieden van de Benelux vrije migratie van alle vissoorten mogelijk gemaakt wordt tegen begin 2010

NATURA 2000: Europese richtlijnen: NATURA 2000 is het streven van Europa om een X De speciale beschermingszones worden gesitueerd op kaart 7 x Vogelrichtlijn 2 april 1979 samenhangend Europees netwerk te vormen van en liggen op ruime afstand (meer dan 2 km) van het plange- x Habitatrichtlijn 21 mei 1992 gebieden en beschermingszones. Omvat speciale bied. beschermingszones aangewezen in toepassing van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Decreet betreffende het natuurbe- 21 oktober 1997 Dit decreet heeft tot doel een bescherming, ontwikke- J De VEN-gebieden worden gesitueerd op kaart 7 en liggen op houd en het natuurlijke milieu ling en herstel van het natuurlijk milieu te verwezenlij- ruime afstand van het plangebied ken. Belangrijk hierbij zijn het standstill principe en de zorgplicht (Art. 14). Tevens voorziet het in de afbake- ning van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) en het Integraal Verwevings- en Ondersteunend Netwerk (IVON). Art. 16, art. 26 bis en art. 36 ter leggen de opmaak van respectievelijk een natuurtoets, VEN-toets en passende beoordeling vast. Art. 32 en 33 bieden het kader voor de erkenning van natuurreservaten. Het betreft natuurgebieden die van belang zijn voor het behoud en ontwikkeling van de natuur of het natuurlijk milieu

Bosdecreet Decreet: 13 juni 1990 Regelt het behoud, bescherming, aanleg en beheer J De relevantie zal nagegaan worden bij de discipline fauna en van bossen in Vlaanderen flora Bermbesluit Besluit Vlaamse Regering: Doet aanbevelingen naar bermbeheer in functie van X 27 juni 1984 de bescherming van fauna en flora Jachtdecreet Decreet: 24 juli 1991 Regelt het verstandig gebruik van wildsoorten ten X behoeve van de jacht

07060005_NPC_005, Revisie 00 Pagina 84 van 88 Bijlage 2: Juridische en beleidsmatige context

Type/Data Inhoudelijk Relevantie Bespreking relevantie Ramsargebieden Conventie: 2 februari 1971 De Conventie van Ramsar heeft tot doel ‘het behoud X en het oordeelkundig gebruik van alle watergebieden door middel van plaatselijke, regionale en nationale acties en internationale samenwerking, als bijdrage tot het tot stand komen van een duurzame ontwikkeling in de gehele wereld’. Besluit van de Vlaamse Regering Besluit Vlaamse Regering: Regelgeving die bescherming regelt van dieren en J Bij de discipline flora en fauna zal worden nagegaan of er be- met betrekking tot soortenbe- 15 mei 2009 planten in Vlaanderen. Het besluit beoogt een meer schermde soorten in het studiegebied voorkomen scherming en soortenbeheer van systematische omzetting van de rechtstreekse soor- 15 mei 2009 tenbescherming uit de Vogel- en Habitatrichtlijn in de Vlaamse regelgeving. Er wordt aangegeven welke soorten bescherming genieten, welke verbodsbepalin- gen gelden en welke actieve beschermingsmaatrege- len genomen kunnen worden. Conventie van Bonn Ondertekening conventie: 1 Internationale overeenkomst ter bescherming van B De relevantie zal nagegaan worden in de discipline fauna en oktober 1990 door België migrerende diersoorten flora en op 3 mei 2002 door Vlaanderen bekrachtigd (in werking op 2 juni 2003) Gemeentelijk natuurontwikke- Heeft als doel om op gemeentelijk vlak het natuurbe- B Het document zal als algemeen beleidskader meegenomen lingsplan (GNOP) stand in kaart te brengen en het beleid te schetsen worden bij de beoordeling van de effecten van de discipline opdat natuur maximale ontwikkelingskansen krijgt. fauna en flora.

Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie Decreet tot bescherming van mo- Decreet: 03 maart 1976 Dit decreet is een aanvulling op de wet van 7 augus- J In de onmiddellijke omgeving van het plangebeid komen geen numenten, stads- en dorpsgezich- tus 1931 en regelt de bescherming, instandhouding, beschermde monumenten, stads- en dorpsgezichten voor ten onderhoud en herstel van monumenten, stads- en (kaart10). dorpsgezichten Decreet betreffende de land- Decreet: 16 april 1996 Regelt de bescherming van landschappen en de in- J Geen beschermde landschappen en ankerplaatsen in het schapszorg standhouding, het herstel en het beheer van be- plangebied of nabije omgeving aanwezig. De relevantie zal schermde landschappen, ankerplaatsen en erfgoed- worden besproken bij de discipline landschap, bouwkundig landschappen. erfgoed en archeologie (kaart 10). Stelt maatregelen vast voor de bevordering van de algemene landschapszorg. Ankerplaatsen kunnen

07060005_NPC_005, Revisie 00 Pagina 85 van 88 Bijlage 2: Juridische en beleidsmatige context

Type/Data Inhoudelijk Relevantie Bespreking relevantie worden aangeduid bij besluit van de Vlaamse rege- ring. Wanneer de bepalingen uit de ankerplaatsen worden opgenomen in de ruimtelijke uitvoeringsplan- nen, spreekt men van erfgoedlandschappen. Decreet houdende maatregelen Decreet: 13 februari 2004 Erfgoedlandschappen zijn gebaseerd op de anker- J In de discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeolo- tot behoud van erfgoedland- plaatsen, de meest waardevolle landschappen van gie worden de relevante relictzones, ankerplaatsen, lijn- en schappen Vlaanderen, waarin een geheel van verschillende puntrelicten opgesomd en besproken. Deze worden weerge- erfgoedelementen (naast landschappelijke ook mo- geven op Kaart 10. In de onmiddelijke omgeving van het plan- numentale of archeologische) voorkomt. De anker- gebied betreft het de volgende: plaatsen werden geïnventariseerd in de landschapsat- x Relictzones: ‘Katte – Denderdreve’ (R40008) en ‘Kasteel- las. De Landschapsatlas geeft een inventaris van de ken’ (R40009) landschappelijke relictgebieden van Vlaanderen. Vol- x Ankerplaats: geen gende soorten worden onderscheiden: relictzones, x Lijnrelicten: geen ankerplaatsen, lijnrelicten, puntrelicten en zichten. x Puntrelicten: geen Regionaal landschap Een regionaal landschap is een duurzaam samen- X werkingsverband ter bevordering van ondermeer streekeigen karakter, natuur en beheer van kleine landschapselementen (Art. 54 van het decreet op natuurbehoud). Decreet op het archeologisch Decreet: 30 juni 1993 Regelt de bescherming van het archeologisch patri- J Maatregelen dienen te worden genomen om het archeologisch patrimonium monium. Vanaf 1 januari 2004 wordt het beheer en bodemarchief te beschermen of te onderzoeken. Hierop zal beleid van het onroerend erfgoed in Vlaanderen (zo- verder ingegaan worden bij de discipline landschap, bouwkun- wel monumenten, landschappen als archeologie) dig erfgoed en archeologie waargenomen door de afdeling Monumenten en Landschappen. Beheer open ruimte, ruilverkave- 27 juni 1984 Heeft als doel de open ruimte zodanig in te richten dat X ling, landinrichting en natuurinrich- alle facetten die in het gebied aanwezig zijn zich vol- ting waardig kunnen ontwikkelen. VLM werd opgericht om deze taak tot landinrichting uit te voeren. Bij een ruil- verkaveling ligt de hoofdaandacht op de landbouw, bij een natuurinrichting op het behoud van fauna en flora, steeds rekening houdend met het multifunctioneel buitengebied.

07060005_NPC_005, Revisie 00 Pagina 86 van 88 Bijlage 2: Juridische en beleidsmatige context

Type/Data Inhoudelijk Relevantie Bespreking relevantie Conventie van Malta Conventie: 16 januari 1992 Verdrag inzake de bescherming van het archeolo- B Maatregelen dienen te worden genomen om het archeologisch gisch erfgoed. bodemarchief te beschermen of te onderzoeken. Hierop zal x Art. 5.3 van dit verdrag stelt dat milieueffectrap- verder ingegaan worden bij de discipline landschap, bouwkun- portages en de daaruit voortvloeiende beslissin- dig erfgoed en archeologie gen ten volle rekening houden met archeologi- sche vindplaatsen en hun context. x Art. 5.4 legt op om zorg te dragen, wanneer be- standdelen van het archeologische erfgoed zijn gevonden gedurende bouwwerkzaamheden. x In artikel 6.2. wordt bepaald passende maatrege- len te treffen om ervoor te zorgen dat bij grote particuliere of openbare ontwikkelingsprojecten de totale kosten van eventuele noodzakelijk daarmee verband houdende archeologische ver- richtingen worden gedekt door gelden afkomstig uit de overheid- of privésector, al naargelang. Op de begroting voor deze projecten dient eveneens een post opgenomen te worden voor voorafgaan- de archeologische studies en onderzoeken, voor beknopte wetenschappelijke verslagen, alsmede voor de volledige publicatie en registratie van de bevindingen. Inventaris van het bouwkundig De inventaris van het bouwkundig erfgoed (‘Bouwen B In de onmiddellijke omgeving van het plangebied zijn enkele erfgoed door de eeuwen heen in Vlaanderen. Inventaris van woningen t.h.v. de Zelzatestraat opgenomen als bouwkundig het bouwkundig erfgoed in Vlaanderen’) vormt een erfgoed. Binnen de discipline landschap, bouwkundig erfgoed gebiedsdekkend overzicht van het bestaande bouw- en archeologie wordt de relevantie nagegaan. kundige erfgoed – zowel beschermd als niet- beschermd – in Vlaanderen. Actueel wordt de vast- stelling van de inventaris van het bouwkundig erfgoed voorbereid. Deze vaststelling leidt tot een wettelijke erkenning van de objecten die opgenomen zijn.

07060005_NPC_005, Revisie 00 Pagina 87 van 88 Bijlage 3: Referentiesituatie en huidig functio- neren van het BEK

07060005_NPC_00, Revisie 00 Pagina 88 van 88 1.1 Mobiliteit

1.1.1 Beschrijving huidige situatie macro- en mesoniveau x Weginfrastructuur

Het huidige BEK is gelegen op circa 20 km ten noorden van Gent en op ruim 4 km van de Ne- derlandse grens in het noorden. Het BEK is gesitueerd op ca. 1 km van de kruising van de R4 en de E34 die een belangrijke verbindende functie hebben op bovenlokaal en internationaal niveau. De voorgestelde categorisering uit het raamplan voor de R4-West/R4-Oost en het onderliggend wegennet wordt weergegeven op onderstaande figuur.

Figuur 1: Categorisering wegennet omgeving BEK (mobiliteitsplan Zelzate)

Het wegennet op Vlaams en provinciaal niveau wordt in de omgeving van het BEK gevormd door:

Weg Categorie N49/A11/E34 - Hoofdweg De Expressweg (Knokke-Antwerpen) grenst ten zuiden van het BEK en fungeert op Vlaams niveau als verbinding tussen de oostkust en Antwerpen. Ten oosten van het BEK fungeert de weg als au- tosnelweg. In westelijke richting verzorgt de N49 een vlotte ontsluiting naar de regio (o.m. het Meetjesland) en vervalt er het statuut van auto- snelweg door de aanwezigheid van de vele gelijk- grondse kruisingen. Het profiel van de N49 is op- gebouwd uit 2x2 rijstroken met middenberm en kent een snelheidsregime van 120 km/u, met uit- zondering van de gelijkgrondse kruisingen (90 km/u) en de Zelzatetunnel onder het kanaal Gent- N49 richting Antwerpen (google, 2009) Terneuzen.

, revision Page 1 of 22 R4-West - R4-Oost / primaire I - primair II Situeert zich op ca. 1km ten westen van het BEK . Functioneert samen met R4-Oost als grootstede- lijke verdeelweg voor de Gentse regio en de Gentse kanaalzone. De R4 verzorgt in zuidelijke richting eveneens de ontsluiting naar de E17 en E40. De weg is doorgaans opgebouwd uit 2x2 rijstroken met middenberm met een snelheidsre- gime van 90 km/u dat wordt afgebouwd in noorde- lijke richting (Zelzate). De R4 kruist de N49 op iets minder dan 1 km ten oosten van het huidige BEK. Uitwisseling van verkeer is via het knooppunt N49/R4 mogelijk in alle richtingen. R4 richting Gent (google, 2009)

De R4 kruist de N49 op iets minder dan 1 km ten oosten van het huidige BEK. Uitwisseling van ver- keer is via het knooppunt N49/R4 mogelijk in alle richtingen.

R4 richting Zelzate (google, 2009)

Knooppunt Zelzate-West (N49 x R4)

N423 - primair I Deze weg (Traktaatweg) sluit ten noorden van het BEK aan op de R4-Oost en loopt tot aan de Neder- landse grens. N448 - N436 / secundair II De N448 (Stoepestraat) is geselecteerd als se- cundaire weg II van centrum Ertvelde tot te reali- seren paralleltracé N49/E34. Deze weg grenst in het westen aan het huidige BEK en verzorgt de rechtstreekse ontsluiting van het huidige BEK. In verlengde van de N448 is de N436 Zelzatestraat- Assenedesteenweg gelegen, op ca. 500m ten noorden van het huidige BEK. De as N448-N436 vormt een verbinding tussen de R4-West te Zelza- te en de N49 te Assenede. Ze verzorgt enerzijds de functionele relaties tussen de gemeenten Ert- velde, Zelzate, Assenede en Eeklo. Er geldt een N448 Stoepestraat (google, 2009)

, revision Page 2 of 22 verbod voor vrachtwagens +7,5 ton (uitgezonderd plaatselijke bediening en lijnbus) in beide richtin- gen van de N436 Assenedesteenweg, tussen de R4 en het grensgebied Assenede (Zelzatestraat). De N448-N436 heeft een uniform wegprofiel met 2x1 rijstroken en aanliggende fietsstroken in beide rijrichtingen. De Assenedesteenweg sluit aan bij de bebouwde kom van Zelzate (50 km/u); in de Zelzatestraat/Stoepestraat bedraagt het snel- heidsregime 70 km/u . Er komen geen snelheids- remmende voorzieningen aanwezig. Alle kruisin- gen langs het tracé zijn voorrangsgeregeld. Assenedesteenweg (google, 2009)

Het wegennet op gemeentelijk niveau wordt in de omgeving van het BEK gevormd door: Weg Wegvak Categorie N448 van te realiseren paralleltracé N49/E34 tot lokaal I N436 Zelzatestraat N436 van N448 tot dorpskern lokaal I Assenede R4-west van te realiseren knooppunt paralleltracé x lokaal I R4-west tot N436 Assenedesteenweg N436 van N448 tot R4-West lokaal II Kasteelstraat Riemestraat gelegen tussen N448 en N436 Molenstraat lokaal III Huidige aansluitend op N448 bedrijfsontsluitingsweg x Fietsnetwerk

De provincie Oost-Vlaanderen heeft een aantal relevante fietsroutenetwerken:

Figuur 2: Fietsroutenetwerk (GIS-oost, 2012)

, revision Page 3 of 22 Volgende fietsroutes komen voor in de omgeving van het BEK: Fietsroute Netwerk Denderdreve – Kasteelstraat – fietstunnel onder N49 – ter Loove- Bovenlokaal functioneel fiets- rendreef – fietsweg aan westzijde R4-West routenetwerk (hoofdroute naar Gent) N448 Stoepestraat – N436 Zelzatestraat-Assenedesteenweg Bovenlokaal functioneel fiets- (alternatieve functionele fietsroute) routenetwerk Stoepestraat – Trieststraat Provinciaal fietsroutenetwerk Denderdreve – Assenedesteenweg – Kanaalstraat (R4) Provinciaal fietsroutenetwerk x Openbaar vervoer

In de omgeving van het BEK zijn er bushaltes gelegen in de Stoepestraat (nabij de Meelstraat), Zelzatestraat (nabij de Trieststraat) en Assenedesteenweg (ter hoogte van Denderdreve).

Figuur 3: Uittreksel netplan De Lijn (De Lijn, 2012)

Volgende bus- en spoorlijnen komen voor in de omgeving van het BEK: Lijn Verbinding Buslijn 52 Gent Zuid - Assenede – Boekhoute: bedient de verbinding Gent – Ertvelde – Assenede langs de Stoepestraat. De frequentie bedraagt ongeveer 1/h van 6u06 tot 22u48. Buslijn 96 Zelzate - Assenede - Eeklo Kliniek: bedient de verbinding Zelzate-centrum – Assenede – Eeklo langs de Assenedesteenweg – Zelzatestraat. De frequentie is variabel en bedraagt minstens 1/h van 5u08 tot 22u32. Buslijn 97 Eeklo - Ertvelde - Zelzate Busstation: rijdt tussen Zelzate-centrum – Ertvelde – Eeklo langs de Assenedesteenweg, Zelzatestraat en Stoepestraat. De frequentie is variabele en voornamelijk piekgebonden van 6u18 tot 20u24. Belbus 195 Op het grondgebied Assenede worden de haltes tijdens de week bediend door vraagafhankelijk van 6 tot 20u

, revision Page 4 of 22 1.1.2 Beschrijving huidige situatie op microniveau

Het huidige bedrijventerrein is gelegen vlakbij de N49/E34 en de N448 Stoepestraat dewelke aansluit op de R4 via de N436 Assenedesteenweg. De ontsluiting (kaart 5) van het huidige BEK gebeurt via een parallelweg langs de E34/N49 en twee voorrangsgeregelde kruispunten op de westelijk gelegen N448 Stoepestraat. De ontslui- tingsweg heeft een relatief smal profiel zonder rijstrookindeling en gemengd verkeer. De rest- ruimte tussen de ontsluitingsweg en de Stoepestraat, ter hoogte van de parking van Johnson Control wordt gebruikt als grote parkeerplaats door de werknemers. Op deze zone is er een capaciteit van ca. 500 personenwagens. Het huidige BEK wordt bediend door het openbaar vervoer van De Lijn. De dichtstbijzijnde bus- halte is gelegen in de N448 Stoepestraat ter hoogte van de Meelstraat en wordt bediend door de buslijnen 52 en 97 met een relatief hoge frequentie. De N448 Stoepestraat heeft ter hoogte van het huidige BEK een 2x1-profiel en een snelheids- regime van 70 km/u met aanliggende fietsstroken in beide rijrichtingen. Op heden vormt de Stoepestraat een lichtengeregeld kruispunt met de N49 waarbij voorsorteerstroken voor de rich- tingen linksaf zijn voorzien op de as N448 en voorsorteerstroken linksaf en rechtsaf op de as N49. In de andere richting sluit de N448 Stoepestraat aan op het kruispunt N436 Trieststraat x N436 Zelzatestraat-Assenedesteenweg. De N436 Zelzatestraat-Assenedesteenweg heeft een gelijkaardig profiel en geeft verderop, op het grondgebied Zelzate, aansluiting op de R4-West te Zelzate.

1Toegangsweg bedrijvenzone N448 N448 t.h.v. kruispunt N49

Nabij het BEK, in het gebied omgeven door de N49/E34, R4, N448 en N436 zijn de Rie- mestraat, Molenstraat en Kasteelstraat, op grondgebied van Zelzate, gelegen. De lokale woon- straten/landbouwwegen takken aan op de N436 Zelzatestraat-Assenedesteenweg en N448 Stoepestraat middels voorrangsgeregelde kruispunten. Ze hebben, met uitzondering van enkele uitwijkhavens, een krap profiel met gemengd verkeer dat slechts verkeer in één rijrichting toe- laat. Deze wegenis heeft geen functie in de ontsluiting van het bedrijventerrein. In de Rie- mestraat geldt een snelheidsregime van 60 km/u, de Kasteelstraat, op grondgebied van Zelza- te, en Molenstraat zijn gelegen in een zone 30.

2Kasteelstraat Riemestraat

, revision Page 5 of 22 Hoewel er binnen de huidige bedrijvenzone geen afzonderlijke fietsvoorzieningen zijn gelegen, zijn er vanaf de bedrijvenzone relatief vlotte aansluitingen op fietsvoorzieningen in de omgeving. Ten westen van het BEK zijn aanliggende fietsvoorzieningen gelegen langs de N448 Stoe- pestraat die aansluiting geven op bovenlokale fietsroutes naar de omliggende (deel)gemeenten (Ertvelde, Assenede). In het verlengde van de huidige parallelweg langs de N49 is een onver- harde fietsdoorsteek aanwezig die ter hoogte van de Molenstraat/Kasteelstraat aansluit op loka- le fietsroutes (Assenede, Zelzate) en bovenlokale fietsroutes (Eeklo via Kasteelstraat en Rie- me/Gent via fietstunnel onder de N49). Recent werd bij een uitbreiding van de lokale bedrijven- zone (Asseneedse KMO-zone II) een nieuwe fietsdoorsteek gerealiseerd tussen de parallelweg langs de N49 en de Riemestraat.

Onverharde fietsdoorsteek langs N49 3 Fietstunnel onder N49

1.1.3 Verkeersstromen x Wegvakken

q Provinciaal Verkeersmodel Oost-Vlaanderen (2008) Aan de hand van het provinciaal verkeersmodel Oost-Vlaanderen, basisjaar 2008, kunnen de intensiteiten worden weergegeven voor de R4-West en de N49/E34.

Tabel 1: Ochtend- en avondspitsintensiteiten N49 en R4-West (Provinciaal verkeersmodel Oost-Vlaanderen, 2008) Weg Sectie Richting Ochtendspits (OSP) Avondspits (ASP) N49 R4-West – R4-Oost Knokke-Heist 1140 pae/u 1950 pae/u Antwerpen 1650 pae/u 1380 pae/u ten westen van R4-West Knokke-Heist < 1200 pae/u max. 1200 pae/u Antwerpen niet gegeven niet gegeven R4-West Zelzate-West – Riemes- Zelzate 1100 pae/u 1020 pae/u teenweg Gent 500 pae/u 860 pae/u

Hieruit blijkt dat, globaal gezien, de hoogste verkeersintensiteiten in de omgeving van het BEK voorkomen langs de N49, ten oosten van het knooppunt Zelzate-West. De dominante stroom voltrekt zich tijdens de avondspits vanuit Antwerpen richting Knokke. Tijdens de ochtendspits is er een minder hoge dominante verkeersstroom in de omgekeerde richting. Voor het gedeelte van de N49 ten westen van het knooppunt Zelzate-West zijn weinig gege- vens beschikbaar. Er wordt ingeschat dat de intensiteiten een stuk lager liggen dan voor het gedeelte ten oosten van het knooppunt Zelzate-West, wat betekent dat er een aanzienlijke ver- keersuitwisseling plaatsvindt ter hoogte van het knooppunt. Langs de R4-west, ten zuiden van het knooppunt Zelzate-West, is er steeds een dominante verkeersstroom in de richting van Zelzate die onderling weinig verschilt tussen ochtend- en avondspits. In de richting van Gent liggen de intensiteiten globaal gezien lager, met een piek tijdens de avondspits.

, revision Page 6 of 22 q Verkeerstellingen AWV, 2008 Door het Agentschap Wegen en Verkeer (AWV) worden jaarlijks verkeerstellingen uitgevoerd langs de voornaamste gewestwegen. In onderstaande tabel worden de drukste ochtend- en avondspitsintensiteiten langs de N49 weergegeven voor het jaar 2008.

Tabel 2: Ochtend- en avondspitsintensiteiten N49 (AWV, 2008) Weg (kmpt) Sectie Richting OSP ASP N49 (40,5) R4-West – R4-Oost Knokke-Heist 830 pae (U9) 1576 pae (U17) Antwerpen 1592 pae (U8) 1063 pae (U17) N49 (43,2) N458 – N448 Knokke-Heist 634 pae (U9) 1089 pae (U17) Antwerpen 991 pae (U8) 791 pae (U17)

Hieruit blijkt dat in het jaar 2008 de dominante verkeersstromen langs de N49, tussen R4-West en R4-Oost, iets lager lagen dan de voorspelling uit het provinciaal verkeersmodel. Tijdens de ochtendspits is er een dominante verkeersstroom in de richting van Antwerpen. Tijdens de avondspits is de dominante verkeersstroom ongeveer gelijk, maar dan in de richting van Knok- ke, vanuit Antwerpen. Langs het gedeelte van de N49 tussen de N448 en N458 voltrekken de dominante verkeers- stromen tijdens de ochtend en avond zich in dezelfde richtingen, maar globaal gezien liggen de intensiteiten heel wat lager. Hieruit kan worden afgeleid dat er een aanzienlijke uitwisseling van verkeer plaatsvindt ter hoogte van het knooppunt Zelzate-West.

q Verkeerstellingen AWV, 2009 In het studiegebied zijn recentere verkeerstellingen (AWV, 2009) beschikbaar in het kader van de bijsturing van het mobiliteitsplan Zelzate (Traject, 2010).

Tabel 3: 3 Ochtend- en avondspitsintensiteiten N436 en R4-west (AWV, 2008) Weg (kmpt) Sectie Richting OSP ASP N436 Assened- R4-West – N448 Assenede 141 pae/u 430 pae/u esteenweg Zelzate 269 pae/u 199 pae/u R4-West N436 – knooppunt Zelzate 466 pae/u 653 pae/u Zelzate-West Gent 401 pae/u 489 pae/u

Uit de tellingen blijkt dat de intensiteiten langs de N436 en R4-West te Zelzate doorgaans hoger liggen tijdens de avondspits dan tijdens de ochtendspits. Langs de N436 komt de drukste ver- keersstroom voor tijdens de avondspits richting Assenede. Tijdens de ochtendspits is er een dominante verkeersstroom richting Zelzate, maar deze ligt heel wat lager. Langs de R4-West, ten noorden van het knooppunt Zelzate-West, komt de drukste verkeers- stroom voor tijdens de avondspits in de richting van Zelzate. Ook tijdens de ochtendspits is er een dominante verkeersstroom richting Zelzate, maar deze ligt heel wat lager. x Knooppunt E34 x R4-West

q Verkeerstellingen AWV, 2010

Voor het knooppunt Zelzate-West zijn recente verkeerstellingen beschikbaar voor een gemid- delde weekdag en een gemiddelde dag tijdens het weekend (AWV, 2010).

Gemiddelde weekdag

Uit deze tellingen kunnen de wegvakintensiteiten van de N49 en R4-West nabij het knooppunt worden afgeleid. Globaal gezien blijkt hieruit dat het relatieve verkeersdruktebeeld (dominante verkeersstromen) langs de N49 en R4-West grotendeels overeenstemt met de vaststellingen op basis van de tellingen uit 2008 en 2009. Uit de recentste tellingen blijkt echter dat de intensitei- ten een aanzienlijk stuk hoger liggen in vergelijking met 2008. De piekintensiteiten langs de N49 richting Antwerpen tijdens de ochtendspits bedragen ruim 2400 pae/u, met een zeer hoog aan-

, revision Page 7 of 22 deel komende van de R4 vanuit Gent (750 pae/u). Tijdens de avondspits ligt de dominante ver- keersstroom komende vanuit Antwerpen relatief gezien een stuk lager (2093 pae/u).

Tabel 4: Drukste OSP/ASP op gemiddelde weekdag o.b.v. tellingen op knooppunt Zelzate-West (AWV, 2010) Weg Sectie Richting OSP (pae/u) ASP (pae/u) N49 ten oosten van Zelzate- Knokke-Heist 1213 2093 West Antwerpen 2434 1374 ten westen van Zelzate- Knokke-Heist 847 1653 West Antwerpen 1871 1097 R4-West ten noorden van Zelzate- Zelzate 495 620 West Gent 568 585 ten zuiden van Zelzate- Zelzate 1109 878 West Gent 968 992

Gemiddelde zaterdag en zondag

Tijdens een gemiddelde dag tijdens het weekend komen de piekintensiteiten eerder verspreid voor gedurende de dag. Deze piekintensiteiten liggen bovendien lager dan de drukste ochtend- en/of avondspitsintensiteiten tijdens een gemiddelde weekdag. Op een gemiddelde zondag leu- nen de piekintensiteiten het dichtste aan bij een gemiddelde weekdag, maar het vrachtverkeer is dan beperkt. Op deze momenten wordt er ook slechts een beperkte verkeersgeneratie ver- wacht ten gevolge van de eventuele uitbreiding van het BEK. Bij de verdere beoordeling van verkeersintensiteiten wordt dan ook enkel op basis van een gemiddelde weekdag gerekend. x Zwaar vervoer

De gemeenten Zelzate en Assenede krijgen op hun grondgebied een aanzienlijk hoeveelheid (doorgaand) vrachtverkeer te verwerken. Dit wordt gegenereerd door de ligging ten opzicht van het (hoofd-)wegennet en de nabijheid van de Gentse Haven, in combinatie met de aanwezig- heid van verschillende bedrijventerreinen. Uit verkeerstellingen van AWV (2009) in het kader van het mobiliteitsplan Zelzate (Traject, 2010) kan het aandeel vrachtverkeer worden vastgesteld in de omgeving van het huidige BEK.

Uit de verkeerstellingen kan afgeleid worden dat het aandeel vrachtverkeer langs de R4-West ten noorden van het knooppunt Zelzate-West zowel tijdens de ochtend- als avondspits 10 tot 20% ten opzichte van de totale verkeersintensiteiten bedraagt. Langs de N436 Assenede- steenweg bedraagt het aandeel doorgaans minder dan 10 % van de totale verkeersintensitei- ten. Tijdens de ochtendspits wordt in de richting van de Stoepestraat evenwel tussen 10 en 20% vrachtverkeer waargenomen.

Op het knooppunt Zelzate-West zijn recente verkeerstellingen met betrekking tot het aandeel zwaar vervoer ten opzichte van de totale verkeersintensiteiten beschikbaar op een gemiddelde weekdag (AWV, 2010). Het hoogste aandeel vrachtverkeer komt voor langs de N49 (ruim 30% richting Knokke tijdens OSP en 30% richting Antwerpen tijdens ASP). Op een aantal secties van het knooppunt komende vanuit of richting Gent komt 20 tot 30% vrachtverkeer voor. Op de overige secties bedraagt het aandeel vrachtverkeer 10 tot 20% ten opzichte van de totale ver- keersintensiteiten. x Verkeersintensiteiten nabij het huidige BEK

Onderstaande figuur geeft een overzichtsbeeld van de ingeschatte verkeersintensiteiten nabij het huidige BEK tijdens de ochtend- en avondspits, in pae/u.

De intensiteiten op de meeste wegvakken kunnen worden afgeleid uit recente verkeerstellingen op het knooppunt Zelzate-West. Op het wegvak van de N49 ten westen van de aansluiting met de N448 Stoepestraat dateren de meest recente tellingen uit 2008, waardoor deze intensiteiten

, revision Page 8 of 22 gecorrigeerd dienen te worden in functie van de recentere verkeerstellingen uit 2010. De oor- spronkelijke verkeersintensiteiten op dit wegvak worden dan ook vermenigvuldigd met een groeifactor die wordt berekend uit de toename van de verkeersintensiteiten tussen 2008 en 2010 op de andere wegvakken. Deze is variabel naar tijdstip van de dag (ochtend- of avond- spits) en naar rijrichting (Antwerpen of Knokke). Globaal gezien zijn de totale intensiteiten tij- dens de ochtend – en avondspits gelijkaardig. Tijdens de ochtendspits is de verkeersstroom het grootst op de E34 richting Antwerpen. ’s Avonds is er een tegengestelde beweging richting Knokke.

Opmerkelijke vaststelling zijn de hoge intensiteiten op het wegvak van de N49/E34 tussen Zelzate-West en Zelzate-Oost, in het bijzonder tijdens de ochtendspits in de richting van Ant- werpen. Deze intensiteiten liggen beduidend hoger dan de intensiteiten die op dit wegvak wer- den gemeten in 2008. Hierbij is er een grote hoeveelheid verkeer dat vanaf de R4 (vanaf de richting Gent) de N49/E34 oprijdt richting Antwerpen (ca. 750 pae). Mogelijk vormt de opge- haalde brug over het kanaal Gent-Terneuzen langs de R4 te Zelzate een verklaring. Het ver- keer op de R4 vanuit Gent met bestemming Zelzate worden namelijk tijdig ingelicht door middel van dynamische borden, waardoor dit verkeer kan gebruik maken van een alternatieve route via de Zelzatetunnel langs de N49/E34 en vervolgens het knooppunt Zelzate-Oost om Zelzate- centrum te bereiken.

Er zijn geen verkeerstellingen beschikbaar voor de N448 Stoepestraat. Uit het MER opgemaakt naar aanleiding van de ombouw van de N49 tot autosnelweg1 blijkt dat er ongeveer 240 pae/uur op de N448 tussen Ertvelde en de N49 bevinden. Uit de effectenbeoordeling blijkt dat bij het overbruggen van de N49 thv de Stoepestraat, de verkeersdruk in de kern van oa. Assenede zal toenemen voor zowel het personen- als het vrachtvervoer. De intensiteiten op de N436 Asse- nedesteenweg (lokale weg) worden ingeschat op basis van de verkeerstellingen uit 2009. De verwachting is dat zich hier sindsdien geen grote wijzigingen in het verkeersdruktebeeld hebben voorgedaan (in 2008 werden tijdens de ochtendspits 269 pae/u richting Zelzate en tijdens de avondspits 430 pae/u richting Assenede waargenomen).

Figuur 4 Verkeersintensiteiten ochtend- en avondspits (pae/u), op basis van verkeerstellingen (AWV, 2008-2010)

, revision Page 9 of 22 1.1.4 Doorstroming x Intensiteiten

De doorstroming is vooral van belang op de hoofdwegen en primaire wegen en (zij het in iets minder mate) op de secundaire wegen. Op lokale wegen primeert de verkeersleefbaarheid en verkeersveiligheid boven de doorstroming. Voor dit studiegebied zal daarom in eerste instantie het effect op de doorstroming bekeken worden op de N49/E34, R4 alsook voor het knooppunt Zelzate-West. Hiervoor wordt uitgegaan van de intensiteiten zoals weergegeven in Figuur 4. x Capaciteitstoets

Om de theoretische restcapaciteit van de weg of een kruispunt te evalueren, wordt de Intensi- teit/ Capaciteits-ratio (I/C) berekend. Deze waarde geeft de verhouding weer tussen de reële intensiteiten op de weg en zijn theoretische capaciteit. Naarmate de reële intensiteiten de theo- retische capaciteit van de weg benaderen, zal ook de kans op vertraagd verkeer met eventuele filevorming toenemen.

In het kader van dit plan kunnen drie I/C-klassen gehanteerd worden: x I/C-ratio kleiner dan 0,80: vlotte doorstroming is mogelijk x I/C-ratio tussen 0,80 en 0,95: doorstroming wordt gehinderd x I/C-ratio groter dan 0,95: structurele verkeersproblemen met filevorming

Voor de N49 en de R4-West wordt de theoretische capaciteit, uitgaande van een 2x2-profiel en de aanwezigheid van lichtengeregelde kruispunten en in- en uitvoegbewegingen ter hoogte van het knooppunt Zelzate-West, ingeschat op 3.600 pae/u/richting. De N49 ten oosten van de R4- West kent omwille van de ongelijkvloerse kruisingen een hogere capaciteit (ca. 4.000 pae/u/richting).

Tabel 5: Huidige I/C-verhoudingen wegvakken Capaciteit OSP (pae) I/C-ratio ASP (pae) I/C-ratio N49 tussen R4-West en R4-Oost 4.000 richting Knokke 1.213 0,30 2.093 0,48 pae/ri./u richting Antwerpen 2.434 0,61 1.374 0,35 N49 tussen R4-West en N448 3.600 richting Knokke 847 0,33 1.653 0,33 pae/ri./u richting Antwerpen 1.871 0,26 1.097 0,26 N49 tussen N448 en N458 3.600 richting Knokke 926 0,26 1.437 0,40 pae/ri./u richting Antwerpen 1.516 0,42 1.020 0,28 R4-West tussen E34 en Riemesteenweg 3.600 richting Gent 968 0,27 992 0,28 pae/ri./u richting Zelzate 1.109 0,31 878 0,24 R4-West tussen E34 en N436 3.600 richting Gent 568 0,16 585 0,16 pae/ri./u richting Zelzate 495 0,14 620 0,17

Uit de tabel blijkt dat er vandaag zowel op de N49/E34 als op de R4-West een vlotte doorstro- ming mogelijk is. De I/C-ratio ligt op alle wegsegmenten ruim onder 0,80, en met uitzondering van de E34 tussen R4-West en R4-Oost richting Antwerpen zelfs overal onder 0,50. Er is dus nog voldoende restcapaciteit voor een vlotte verkeersafwikkeling.

, revision Page 10 of 22 Knooppunt Zelzate-West

De capaciteitsafwikkeling van het knooppunt Zelzate-West wordt voor elk onderdeel van het knooppunt afzonderlijk beoordeeld. De I/C-ratio’s voor de doorlopende wegvakken werden hier- voor reeds ingeschat. Voor een directe verbindingsboog van het knooppunt wordt uitgegaan van een theoretische capaciteit van ca. 1200 pae/u (horizontaal alignement, in- en uitvoegen). De indirecte verbindingsbogen kennen een kleinere capaciteit van ca. 800 tot 1000 pae/u.

Tabel 6: Huidige I/C-verhoudingen knooppunt Zelzate-West Capaciteit OSP (pae) I/C-ratio ASP (pae) I/C-ratio Afrit Zelzate-West R4 Gent 1 1.200 pae/u 263 0,22 139 0,12 (richting Antwerpen) Oprit Zelzate-West R4 Gent 2 1.200 pae/u 750 0,63 382 0,32 (ri. Antwerpen) Afrit Zelzate-West R4 Zelzate 3 1.200 pae/u 90 0,08 171 0,14 (ri. Knokke) Oprit Zelzate-West R4 Zelzate 4 1.200 pae/u 82 0,07 173 0,14 (ri. Knokke) Afrit Zelzate-West R4 Gent – 5 uitgang tunnel 1.200 pae/u 432 0,36 579 0,48 (ri. Knokke) Oprit Zelzate-West R4 Zelzate 6 1.000 pae/u 181 0,18 118 0,12 (ri. Antwerpen) Afrit Zelzate-West R4 Zelzate 7 1.000 pae/u 113 0,11 84 0,08 (ri. Antwerpen) Oprit Zelzate-West R4 Gent 8 1.000 pae/u 74 0,07 137 0,14 (ri. Knokke)

Figuur 5: Wegvakken knooppunt Zelzate-West

Uit de bovenstaande gegevens blijkt dat er op vandaag een vlotte doorstroming mogelijk is op het knooppunt Zelzate-West. De I/C-ratio ligt op alle segmenten van het knooppunt ruim onder 0,80 en, met uitzondering van de oprit Zelzate-West R4 Gent richting Antwerpen, zelfs overal onder 0,50. Er is dus nog voldoende restcapaciteit voor een vlotte verkeersafwikkeling.

Kruispunten

De belangrijkste kruispunten nabij het studiegebied betreffen de lichtengeregelde kruispunten R4-West x N436 en N49 x N448. Door het gebrek aan inzicht in de exacte verkeersuitwisseling ter hoogte van deze kruispunten, is het niet mogelijk om een gedetailleerde capaciteitstoets uit te voeren. Op basis van gekende intensiteiten langs de toeleidende wegvakken van deze kruis- punten worden geen capaciteitsproblemen verwacht.

, revision Page 11 of 22 Voor het kruispunt N49 x N448 blijkt uit ervaringen van de politie en terreinwaarnemingen dat er tijdens de spitsmomenten geen noemenswaardige problemen m.b.t. de doorstroming op het kruispunt en de toeleidende kruispunttakken optreden. Een specifieke problematiek echter be- treft een tijdelijke fileopbouw ter hoogte van de aansluiting van de bedrijfsontsluitingsweg op de N448 Stoepestraat richting N49 ten gevolge van ploegenwissels bij Johnson Controls. Deze vinden echter plaats omstreeks 6, 14 en 22u en bijgevolg buiten de ochtend- en avondspits. Gezien het kruispunt N49 x N448 in kader van de omvorming van de N49 tot autosnelweg wordt verwijderd wordt verwacht dat de verkeersstromen op de N448 richting Assenede zullen toe- nemen2.

1.1.5 Verkeersveiligheid

Binnen het studiegebied zijn volgens het provinciaal ongevallen-GIS 2005-2007 geen gevaarlij- ke punten gelegen3. De hoogste prioriteit wordt momenteel vastgesteld ter hoogte van het lich- tengeregeld kruispunt N436 Assenedesteenweg x Kanaalstraat R4. Ook fietsers zijn regelmatig betrokken partij.

Daarnaast komt een groot aantal lichte ongevallen voor langs de N49/E34 en de N448 Stoe- pestraat, onder meer daar waar beide wegvakken elkaar kruisen ter hoogte van het lichtenge- regeld kruispunt. Dit kruispunt zal in het kader van de opwaardering van de N49 tot hoofdweg E34 worden omgevormd door middel van een ongelijkvloerse kruising met brug (cfr. ontwikke- lingsscenario). Hierdoor zal elke mogelijke verkeersuitwisseling tussen de N49/E34 en N448 onmogelijk worden en zullen conflictpunten verdwijnen.

Verder is het aantal ongevallen langs de N436 Zelzatestraat/Assenedesteenweg, en in het bij- zonder de betrokkenheid van fietsers bij deze ongevallen, opvallend. De subjectieve onveilig- heid voor fietsers langsheen dit tracé is relatief hoog omwille van de aanliggende (smalle, niet- verhoogde) fietspaden, gecombineerd met het geldende snelheidsregime van 70 km/u en de aanwezigheid van vrachtverkeer en landbouwvoertuigen.

Figuur 6: Ongevalgegevens 2005-2007 (ongevallen-GIS, 2010)

, revision Page 12 of 22 1.1.6 Verkeersleefbaarheid

De verkeersleefbaarheid is van belang op het secundaire en lokale wegennet. Het bestaande bedrijventerrein ontsluit via een parallelweg aan de N49 rechtstreeks op de N448 Stoepestraat. Deze sluit vervolgens aan op de N49. De verkeersleefbaarheid langs de as N436 Assenede- steenweg – N448 Stoepestraat vormt, gezien de aanwezige bebouwing, een aandachtspunt. Gezien het bedrijventerrein in de huidige situatie een vlotte ontsluiting kent naar de N49, wordt ingeschat dat de overlast van het verkeer beperkt is. Echter zal deze huidige situatie drastisch veranderen door het verdwijnen van de aansluiting Stoepestraat x N49. De verkeersleefbaar- heid langseen de N436 – N448 vormt een aandachtspunt. De verkeersleefbaarheid van de N436 – N448 kan op vandaag echter wel onder druk komen te staan door o.m. doorgaand verkeer op langere afstand (o.m. afkomstig uit de grensstreek) doorheen Assenede naar het bedrijventerrein, de N49 en de R4.

Langs de as N436 Assenedesteenweg – N448 Stoepestraat geldt op het grondgebied Zelzate een doorgangsverbod voor zwaar vervoer boven 7,5 ton (uitgezonderd plaatselijke bediening en bussen van De Lijn). Op het grondgebied Assenede is echter geen doorgangsverbod voor zwaar vervoer van kracht. Hierdoor kan zwaar verkeer het bedrijventerrein zowel via de N49 als de N448 Stoepestraat bereiken. De gemeente Assenede ervaart dat vrachtverkeer vanuit de grensstreek langs het centrum van Assenede een kortere weg richting N49 zoekt.

Op basis van tellingen uit 2009 (AWV) in het kader van het mobiliteitsplan Zelzate, blijkt dat het aandeel vrachtverkeer langs de N436 Assenedesteenweg doorgaans minder dan 10% be- draagt. Tijdens de ochtendspits wordt evenwel tussen 10 en 20% vrachtverkeer waargenomen in de richting van de N448 Stoepestraat. Mogelijk betreft het een hoeveelheid sluipverkeer. Ook een (beperkte) hoeveelheid bestemmingsverkeer is mogelijk voor de toelevering van de aanwe- zige kleinhandel langs de N436.

Voor de beoordeling van de verkeersleefbaarheid langs de N436-N448 kan worden gekeken of de verkeersintensiteit de maximale capaciteit in functie van de verkeersleefbaarheid over- schrijdt. Ook de toename in aandeel vrachtverkeer speelt een rol bij de beoordeling van de ver- keersleefbaarheid. De maximale capaciteit van de N448 bedraagt, op basis van het 2x1-profiel en de functie als lokale verbindingsweg 650 pae/u/richting. Er zijn echter geen verkeerstellingen beschikbaar om de verkeersleefbaarheid te kwantificeren. De maximale capaciteit van de N436 bedraagt omwille van het 2x1-profiel en de functie als lo- kale verzamelweg 400 pae/u/richting. Uit de verkeerstellingen blijkt dat deze waarde tijdens de avondspits in de richting van de N448 licht wordt overschreden (430 pae/u).

Verder oefent de N49 een barrièrewerking uit ter hoogte van de gelijkvloerse kruising met de N448 Stoepestraat. De N448 verzorgt een ruimtelijk-functionele verwevenheid tussen de wijken Stoepe en Triest/Katte, aan beide zijden van de drukke N49 gelegen.

1.2 Bodem

Het studiegebied behoort topografisch tot de ‘Vlaamse Vallei’. Het bestaande bedrijventerrein en de directe omgeving zijn gelegen tussen de hoogtelijnen van +4,5 (noordwesten) en +8,5 (zuidoosten) mTAW. Het studiegebied bevindt zich aan de noordelijke rand van de dekzandrug Maldegem-Stekene. De hoogte van de rug varieert van +8 tot +10 mTAW, met hoogtes tot +12 mTAW die er uitspringen. De omgevende polders zijn algemeen lager gelegen en bevinden zich tussen de hoogtelijnen van +4 en +5 mTAW.

Gezien de ligging binnen de ‘Vlaamse Vallei’ bestaat de ondergrond in het studiegebied uit zandbodems (Z). Het betreft hier veelal droge tot vochtige bodems (b, c, d). De lager gelegen percelen in het westen van het plangebied omvatten lemige zandbodems (S) en lichte zand- leembodems (P). Deze lager gelegen bodems zijn ook natter (e).

, revision Page 13 of 22 De geologische opbouw wordt besproken aan de hand van boorstaten uitgevoerd t.h.v. het studiegebied (dov.vlaanderen.be). De boorstaten t.h.v. het studiegebied reiken niet diep (ca. 20 m-mv). Het studiegebied omvat de volgende geologische opbouw: x De Quartaire deklaag heeft een gemiddelde dikte van 16 (noordelijk deel) à 20 m (zuidelijk deel). Deze deklaag is opgebouwd uit fijn tot middelmatig zand, met (lokaal) een bijmenging van leem en weinig klei. x Op basis van de dagzomende Tertiaire laag kan het studiegebied in twee opgesplitst wor- den: q Het noordelijk deel met als dagzomende Tertiaire laag het Lid van Bassevelde (Formatie van Zelzate): een donkergrijze, fijne, silthoudende zandlaag van ca. 10 m. Daaronder be- vindt zich het Lid van Onderdijke (Formatie van Maldegem). q Het zuidelijk deel met als dagzomende Tertiaire laag het Lid van Onderdijke (Formatie van Maldegem): een grijsblauwe kleilaag met een dikte van ca. 10 m.

De Tertiaire bodemkaart wijst eveneens het Lid van Bassevelde en het Lid van Onderdijke aan als dagzomende tertiaire lagen in het studiegebied.

Uit de databank van OVAM blijkt dat er binnen het studiegebied één site met een bodem- en grondwaterverontreiniging voorkomt, nl. het beschrijvend bodemonderzoek (BBO) 6909. Het betreft hier het perceel met het kadasternummer 43018 D 52R ten oosten van het plangebied met een gemengde verontreiniging van nikkel in het vaste deel van de bodem en van aluminium in het grondwater. De aangetroffen concentraties zijn echter niet van die aard (geen overschrij- ding van de 80%-bodemsaneringsnorm bestemmingstype II en houden geen risico in) dat een sanering er noodzakelijk is.

1.3 Grondwater

De freatisch watervoerende laag wordt gevormd door het zandig materiaal van het Pleistoceen van de Vlaamse Vallei (Quartair Aquifersysteem - code 0162), onderaan begrensd door een kleiige zandlaag (noordelijk deel), nl. het Oligoceen Aquifersysteem (code 0453) en een klei- laag, nl. het Bartoon Aquitardsysteem (code 0500), uit het Tertiair. Daaronder bevindt zich het Ledo Paniseliaan Brusseliaan Aquifersysteem, meer bepaald het Wemmel-Lede Aquifer (code 0610). In de omgeving van het plangebied zijn op heden reeds een aantal grondwaterwinningen vergund, die deze diverse Aquifersystemen aanspreken. Het betreft kleine grondwaterwinnin- gen met een vergund jaardebiet van minder dan 10.000 m³ voor veehouderij.

Volgens de grondwaterkwetsbaarheidskaart is het grondwater in het studiegebied zeer kwetsbaar (Ca1) en dit omdat de bovenste watervoerende laag bestaat uit een zandige laag, die niet bedekt is door een beschermende deklaag of bedekt is met een onverzadigde zone van minder dan 10 m.

Ten noorden van het BEK komt een relevant meetpunt van het Grondwatermeetnet (dov.vlaanderen.be) voor, nl. meetput 080/21/2 aan de Poelstraat (ten noorden van het plange- bied). Het meetpunt is gelegen t.h.v. een vochtige zandbodem (Zdb) op ca. 3,91 mTAW.

Uit de gegevens met betrekking tot de grondwaterkwantiteit blijkt dat de grondwatertafel typi- sche seizoenale schommelingen vertoont met een hoge grondwatertafel in het voorjaar (3,65 tot 2,92 mTAW) en een diepere grondwatertafel in het najaar (3,23 tot 2,63 mTAW). Het plange- bied is iets hoger gelegen dan dit meetpunt, nl. tussen +4,5 (noordwesten) en +8,5 (zuidoosten) mTAW. Doch kan er hier gesteld worden dat t.h.v. het plangebied infiltratie mogelijk is, rekening houdend met deze hoogteverschillen.

, revision Page 14 of 22 Op basis van de analyseresultaten met betrekking tot grondwaterkwaliteit worden de volgen- de bevindingen geformuleerd: - - x Het nitraat- (NO3 ) en nitrietgehalte (NO2 ) liggen onder de milieukwaliteitsnorm (MKN) voor grondwater. + x Het ammoniumgehalte (NH4 ) overschrijdt ruim de MKN. x De temperatuur overschrijdt de MKN in ongeveer de helft van de opnames. x Het grondwater wordt er gekenmerkt door een hoge geleidbaarheid (> MKN). - 2- + 2+/3+ x De concentraties chloor (Cl ), sulfaten (SO4 ), natrium (Na ), ijzer (Fe ) en mangaan (Mn2+) nemen in beide meetpunten waarden aan ver boven de norm. x De concentratie aan calcium (Ca2+) schommelt rond de MKN.

De stikstofgehalten vallen te verklaren door het gebruik van de percelen als landbouwgrond. Voor gekende grondwaterverontreinigingen wordt verwezen naar de gegevens van de databank OVAM bij de discipline bodem.

1.4 Oppervlaktewater

Het plangebied is gelegen binnen het Bekken van de Gentse kanalen, meer bepaald het deel- bekken van het Krekenland, en binnen de Zwarte Sluispolder. Ten westen van en (deels) t.h.v. het bestaande bedrijventerrein en het plangebied stromen de Zwartesluisbeek (Vlietbeek- Staakskensbeek-Stoepebeek-Stoepe Watergang, O8210, 2de categorie), een aantal naamloze zijlopen van de Zwartesluisbeek (O8219 (3de categorie) en 2 niet geklasseerde waterlopen) en een zijloop van de Poelbeek (O8223b).

De Zwartesluisbeek ontspringt t.h.v. de dekzandrug te Ertvelde en stroomt er in noordelijke richting. In de bovenloop liggen grote delen van deze waterloop ingebuist. De Zwartesluisbeek volgt in hoofdlijnen de weginfrastrcutuur van de N448, de N436, de Kloosterstraat, de Sas- dijkstraat, de Hollekensstraat en de Braakmanstraat (Assenede). Ten noorden van Boekhoute gaat ze over in het Leopoldkanaal. De zijlopen t.h.v. het bestaande bedrijventerrein en het plangebied zorgen voor de afwatering naar de Zwartesluisbeek. Het afwaartse deel van het valleigebied van de Zwartesluisbeek wordt praktisch volledig ingekleurd als mogelijks en effec- tief overstromingsgevoelig op de Watertoetskaart. De lager gelegen percelen in het westelijk deel van het plangebied zijn eveneens ingekleurd als mogelijks en effectief overstromingsge- voelig.

De Poelbeek (O8223, 2de categorie) ontspringt ten noorden van de woonwijk Vogelzang (Zelza- te) en stroomt er in noordwestelijke richting doorheen cultuurland. Ze mondt uit in de Heibeek (O8211, 2de categorie), die op haar beurt uitmondt in de Zwartesluisbeek. Gezien de ligging in poldergebied, is het valleigebied ingekleurd als mogelijks en effectief overstromingsgevoelig.

Nabij het plangebied komen geen relevante meetpunten van de oppervlaktewaterkwaliteit (VMM) voor. Het dichtstbijzijnde meetpunt betreft meetpunt 13090, aan de Groenendijk- Dijkstraat ten noordoosten van Assende. De fysico-chemische toestand van de waterloop is er verontreinigd (PIO - opname 2007). De Zwartesluisbeek omvat een slechte tot zeer slechte bio- logische waterkwaliteit (BBI – opnames 2008 en 2004). Voor de overige waterlopen zijn er geen meetpunten beschikbaar.

De structuurkwaliteit van de waterlopen werd beschreven in het deelbekkenbeheerplan. Ge- zien het hier waterlopen in poldergebied betreffen werd er hier niet naar kenmerken zoals me- andering, holle oevers en stroomkuilenpatroon gekeken, maar werd de beoordeling louter toe- gespitst op het type oeverversteviging. De structuurkwaliteit van de Zwartesluisbeek t.h.v. het plangebied is zeer zwak. De twee naamloze, niet geklasseerde zijlopen van de Zwartesluisbeek t.h.v. het bestaande bedrijventerrein en het plangebied omvatten waardevolle structuurkwalitei- ten.

, revision Page 15 of 22 Het BEK is volledig gelegen binnen het zuiveringsgebied Zelzate. Het zuiveringsgebied is voorzien van een RWZI (bouwjaar 1982) met een basiscapaciteit van 17.100 inwonersequiva- lenten (IE) heeft. Op heden wordt er gekeken naar een uitbreiding tot 19.000 IE. De RWZI is gelegen aan het Kanaal Gent-Terneuzen aan de Karnemelkstraat te Zelzate. Volgens het zone- ringsplan (VMM) zijn het bestaande bedrijventerrein en een deel van de woningen aan de Stoe- pestraat en de Riemestraat op heden nog niet aangesloten op dit zuiveringsgebied. T.h.v. het bestaande bedrijventerrein zijn reeds een aantal bufferbekkens- en grachten voorzien voor de opvang van hemelwater.

1.5 Fauna en Flora

De biologische waardering van het BEK beperkt zich tot een aantal geïsoleerde percelen en elementen. Gezien het gebruik van het BEK als industrie (ui) en cultuurland (bs, hp, hx) is het gebied in hoofdzaak ingekleurd als biologisch minder waardevol. De biologisch (zeer) waarde zit hem in een aantal kleine, geisoleerde percelen met zuur eikenbos (qs), een loofhoutaanplant (n), struweeloplag (sz) en een naaldhoutaanplant (pa, pms) en een aantal bomenrijen (kb, kba, kbp, kbq, kbs) en houtkanten (kha, khcr-).

In de ruimere omgeving van het BEK komt een gelijkaardige biologische waardering voor. De Kallemanspputte (ten zuidoosten van het BEK) omvat een faunistisch voornaam gebied. Het betreft hier een pleistergebied voor eenden, meeuwen en steltlopers.

Gezien het voorliggend BEK volledig ingesloten ligt tussen infrastructuur, o.a. de E34, de R4, het BEK en de woonlinten Triest, Katte, Vogelzang en Debbautshoek, is het gebied van zeer beperkt faunistisch belang. De noordelijk en noordwestelijk gelegen poldergebieden zijn van belang voor vogels van natte graslanden. Uit de vernieuwde vogelatlas (INBO 20114) blijkt dat het BEK en de zoekzone van weinig belang zijn voor vogels. Het slibstort, het Kanaal Gent- Terneuzen en hun onmiddellijke omgeving zijn wel van belang als pleistergebied en voor vogel- trek.

Gezien de faunistisch waardevolle gebieden op heden op ruime afstand gelegen zijn tot het be- staande bedrijventerrein en ervan gescheiden wordt door de harde infrastructuur van de E34, de R4 en enkele woonlinten, houdt het BEK op heden geen of te verwaarlozen verstoringseffec- ten (geluid en licht) in op de fauna in het studiegebied.

1.6 Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie

1.6.1 Traditionele landschappen en elementen uit de landschapsatlas

Het BEK is gelegen binnen het traditionele landschap (Antrop, maart 2002) ‘Meetjesland ten westen van het kanaal Gent-Terneuzen’ (211010). Het landschap wordt er gekenmerkt door vlak landbouwland met weinig uitgesproken microreliëf die nederzettingen en infrastructuur structureert. De open ruimten worden afgewisseld door verre en soms wijdse vergezichten en door groenschermen begrensde ruimten. De wenselijkheden voor dit landschap zijn relevant voor dit plan het formuleren van duidelijke architectonische richtlijnen voor nieuwbouw en reno- vatie. Het BEK is op de rand gelegen van het groter landschappelijk geheel van het Meetjesland, waarbij de bewoning van Zelzate in het oosten een harde grens vormt. De N49/E34 doorsnijdt het Meetjesland in oost-westelijke richting. Ten noorden van het BEK wordt het open land- bouwgebied doorsneden door de lintbebouwing langsheen de Zelzatestraat. De percelering van het ruimere gebied wordt gekenmerkt door langgerekte regelmatige stroken. Langsheen de Riemestraat, ten noorden van het BEK, is laanbeplanting aanwezig. De Riemestraat vormt een landschappelijk waardevol lijnelement in de omgeving van het BEK.

4 Risicoatlas windturbines - vogels

, revision Page 16 of 22 Ten noorden van de Zelzatestraat ligt op 550m ten noorden van het BEK de relictzone ‘Katte – Denderdreve (R40008). Kenmerkend voor deze relictzone zijn het groot aantal grafheuvels uit de bronstijd die er voorkomen. De richting van de percelering is er grotendeels gelijk gebleven tov de situatie ten tijde van Ferraris (1775). De typische strookvormige percelering van het meetjesland is er duidelijk herkenbaar. De relictzone wordt doorsneden door het lijnrelict ‘Oude spoorwegberm Bassevelde – Zelzate’ (L40013) op ca. 1.500 m ten noorden van het BEK.

4 Riemestraat5 Zelzatestraat6 O5pen ruimte ten noorden van het BEK7

Ten zuiden van de N49/E34 is de relictzone ‘Kasteelken’ (R40009) terug te vinden. De kleine percelen bos en de kasteelsite als site met walgracht is binnen de relictzone duidelijk herken- baar op de kaarten van Ferraris (1775) en Vandermaelen (1854). De percelering van het omlig- gende landschap is grotendeels gewijzigd tov Ferraris, maar is wel nog steeds overwegend strookvormig. De oorspronkelijke perceelsranden zijn meestal verdwenen.

Het beschermd monument ‘Rijschootstraat: vml. Goed Ter Looveren met de walgrachten en dreven in de onmiddellijke omgeving’ (DO002291) is op ca. 400 m ten zuiden van het BEK ge- legen. Beiden worden van elkaar gescheiden door de ligging van de N49/E34. Het Goed Ter Looveren werd- met inbegrip van walgrachten en dreven in de onmiddellijke nabijheid- be- schermd bij ministerieel besluit van 25.05.2005. De beschermde monumenten ‘Kapelhof: orgel in de kapel van Onze-Lieve-Vrouw van Barm- hartigheid van Stoepe’ (DO000578) en ‘Kapelhof: kapel van Onze-Lieve-Vrouw van Barmhar- tigheid van Stoepe’ (DO000928) zijn op ca. 1.000 m ten zuiden van het BEK gelegen en worden van het BEK gescheiden door de ligging van de N49/E34. Het beschermd dorpsgezicht ‘De onmiddellijke omgeving van de kapel van OLVrouw van barmhartigheid van Stoepe’ (DO000928) bevindt zich eveneens 1.000 m ten zuiden van het BEK.

In de onmiddellijke omgeving van het BEK komen elementen aanwezig die opgenomen zijn in de Inventaris Bouwkundig Erfgoed. Dit zijn: x ‘Goed Ter Lovoeren’ (ID77559) ca. 400 m ten zuiden; x ‘Kattemolen’ (ID61116) op ca. 500 m ten noorden x ‘Hoeve’ (ID76095) op ca. 600 m ten noorden; x ‘’t kattejong’ (ID61108) op ca. 1.300 m ten noordoosten; x ‘De moedige’ (ID61109) pop ca. 1.300 m ten noordoosten; x Enkele huizen langsheen de Zelzatestraat ten noorden;

, revision Page 17 of 22 1.6.2 Nieuwe landschappen

Het landschap in de onmiddellijke omgeving van het BEK wordt gekenmerkt door de aanwezig- heid van nieuwe landschapselementen. Deze ruimtelijke ontwikkelingen negeren en doorkrui- sen landschappen met erfgoedwaarden en hebben vaak een grootschalig karakter. In de om- geving van het BEK betreft het voornamelijk de N49/E34 ten zuiden ervan met het oosten het aansluitingscomplex met de R4-West. De bestaande bedrijven in het BEK en de gebouwen van het landbouwbedrijf langsheen de Stoepestraat vormen beeldbepalende elementen in de on- middellijke omgeving van het BEK.

6N49 met zicht op huidige BEK8 7 N49 en open ruimtegebied ten zuiden ervan

1.6.3 Structuurbepalende elementen

Typerend voor de omgeving van het BEK zijn volgende landschapselementen en – componenten: x de N49 Antwerpen – Zelzate – Zeebrugge; x R4 Ringweg rond Gent; x Oost-en West-Vlaamse dekzandrug; x verstedelijking van Zelzate; x nieuwe nederzettingen – spoorwegwijken; x artificiële plassen.

1.6.4 Archeologische vindplaatsen

De Centraal Archeologische Inventaris maakt melding van archeologische vindplaatsen in de onmiddellijke omgeving van het BEK: x ‘Stoepe’ (150263); x ‘De Kat’ (32819); x ‘Kasteel Ter Loven’ (31494); x ‘Kasteelken circulaire structuren 615 en 616’ (154942); x ‘Kasteelstraat (S44) (1020); x ‘Rijschoolstraat (S43 en 42) (1019/1018); x ‘Holstraat’ (S36) (1015); x ‘Holstraat – Rijschoolstraat West’ (1016); x ‘Holstraat – Rijschoolstraat Oost’ ‘(1017).

, revision Page 18 of 22 Figuur 7 Archeologische vindplaatsen in de omgeving van het BEK (Bron: CAI)

1.7 Mens socio – organisatorische aspecten

1.7.1 Bodembestemming

Het huidige BEK is gelegen in een zone dat bestemd is voor ambachtelijke bedrijven en kmo’s. ten oosten van het BEK is het BPA Stoepa (goedgekeurd bij MB op 24/08/2006) van kracht. Het BPA voorziet een bijkomende ruimte voor lokale bedrijvigheid. Voor ruimtebehoevende bedrij- ven welke geen oplossing konden vinden binnen het BPA voor de zonevreemde bedrijven, is binnen de stedenbouwkundige voorschriften van het BPA Stoepe voorzien dat er maximum 2 kavels > 4.000m² met een maximum van 5.000m² kunnen voorzien worden. Het BEK wordt omgeven door agrarisch gebied. In het noorden grenst het BEK aan een gebied dat bestemd is als woongebied met landelijk karakter. Ten oosten op ca. 900 m is het woonge- bied gelegen. Ten zuiden van het BEK is rond de N49 een reservatiestrook voorzien voor aan te leggen auto- snelweg.

1.7.2 Wonen

In de ruime omgeving van het BEK zijn diverse dorpskernen, waaronder de kernen van Asse- nede in het noorden, Zelzate-west in het oosten en Ertvelde in het zuiden. Tussen deze woon- kernen en het BEK zijn eveneens diverse woonconcentraties gelegen, zoals Triest in het noor- den, Katte in het oosten, Stoepe in het zuiden en Fonteine in het westen.

Assenede is het hoofddorp van de gemeente Assenede en heeft de meeste voorzieningen en het grootst aantal inwoners. Assenede word verbonden met het BEK via de Triestraat en de Stoepestraat. De recent uitgebouwde landelijke kern Triest bevindt zich ten noorden van het BEK tussen Assenede en de N49. De kern van Triest staat via de lintbebouwing langsheen de Zelzatestraat ruimtelijk in verbinding met Zelzate-west, meerbepaald de woonwijk Katte. De wo- ningen langsheen de Zelzatestraat zijn overwegend alleenstaande woningen waar achtertuinen aanwezig zijn. Langsheen de Riemestraat, ten noorden van het BEK zijn een 20-tal (alleen- staande) woningen gelegen. Ten westen van het BEK ligt langsheen de Meelstraat de landelijke kern Fonteine. Deze nederzetting wordt gevormd door het woninglint langsheen de Meelstraat en enkele zijstraten die de Meelstraat kruisen.

, revision Page 19 of 22 Zelzate-west, ten oosten van het BEK is opgebouwd rond de wijken Katte, Vierweegse- Vogelzang en Debbautshoek. De omgeving rond Katte wordt voornamelijk gekenmerkt door verspreide, open- en lintbebouwing. Vogelzang heeft een typisch verschijningskarakter van een ‘sociale woonwijk’. Het woonlint langsheen de Assenedesteenweg verbindt de wijk Katte met de landelijke kern Triest op grondgebied Assenede.

Ten zuiden van het BEK en ten zuiden van de N49/E34 is de woonkern van Ertvelde, behoren- de tot de gemeente Evergem gelegen. De noordelijke wijk Stoepe ligt op ca. 1.000 m van het BEK. Stoepe is een kleine landelijke kern als noordelijke uitloper van Ertvelde en bestaat uit een cluster woningen gelegen langsheen de Stoepestraat en enkele zijstraten.

1.7.3 ‘Kwetsbare locaties’9

De kwetsbare populatie wordt vertegenwoordigd door personen met reeds verminderde of slechte gezondheidstoestand (in ziekenhuizen), om oudere personen (bejaarden (65+) in rust- en verzorgingstehuizen), ofwel jonge personen (scholen – dagopvangcentra). Binnen het stu- diegebied zijn vooral scholen gelegen. Binnen de 2.000 m tot het BEK zijn enkel scholen gele- gen binnen de gemeente Zelzate.

Het dichtstbijzijnde ziekenhuis is het ‘psychiatrisch ziekenhuis Sint-Jan-Baptist’ te Zelzate op ca. 2.750 m ten oosten van het BEK. De rust- en verzorgingstehuizen zijn op meer dan 3.000 m van het BEK gelegen.

De scholen gelegen binnen eens straal van 2.000 m rond het BEK zijn: School Afstand tot het BEK Vrije Basisschool Zelzate in de Assenedesteenweg ca. 1.600 m Provinciale Lagere School voor Buitengewoon Onderwijs in de ca. 1.600 m Assenedesteenweg Gemeentelijke Basisschool Zelzate in de Emiel Caluslaan ca. 1.700 m Vrije Basisschool Zelzate Koningin Astridlaan ca. 1.750 m

1.7.4 Landbouw

q Algemeen

Het studiegebied wordt gekenmerkt door het uitgestrekt landbouwgebied van het Meetjesland. Het wordt in oost-westelijke richting doorsneden door de N49/E34. Op kleinere schaal wordt het landbouwgebied in de omgeving van het BEK begrensd door de N49 in het zuiden en het be- bouwingslint langsheen de Zelzatestraat en Kasteelstraat10, in het noorden en oosten. De land- bouwbedrijven ten westen van het BEK vormen de westelijke grens. De percelen zijn hoofdza- kelijk ingenomen door akker- en weiland. Er komen bosfragmenten voor tussen de vrij grote percelen. De lokale wegen Riemestraat en Kasteelstraat worden gedeeltelijk gekenmerkt door laanbeplanting. Tussen de percelen komen verspreid kleine landschapselementen voor zoals knotwilgen.

q Herbevestigd agrarisch gebied

Het bedrijventerrein en omgeving zijn gelegen in het HAG ‘Samenhangend landbouwgebied Eeklo-Assenede-Ertvelde en minder samenhangende landbouwgebieden ten westen van Zelza- te’ deelruimte 5: Noordelijk Zandig Meetjesland.

, revision Page 20 of 22 q Landbouwwaardering

De landbouwwaarderingskaart (Kaart 12) heeft als doel differentiatie van het agrarisch gebied te bekomen. Hiervoor wordt in een eerste stap een waardeoordeel toegekend aan de individue- le geregistreerde landbouwpercelen.

De landbouwwaardering binnen het BEK kent in het noorden en oosten een hoge waardering. Het zuiden wordt gekenmerkt door een lage waardering. De landbouwgronden in de onmiddel- lijke omgeving van het BEK worden gekenmerkt door een hoge waardering op de landbouw- waarderingskaart met in het oosten zeer hoge waardering.

1.7.5 Industrie en bedrijvigheid

De bedrijvigheid binnen het BEK wordt bepaald door de activiteiten binnen de AKMO-zone voor (boven) lokale bedrijvigheid. De belangrijkste bedrijven zijn er Johnson Control, nv. Atec, nv Pauwels. De overige bedrijven situeren zich in de sectoren schilderwerken, installatie centrale verwarming, … In aansluiting tot de bedrijvenzone bevinden zich langsheen de Stoepestraat een aantal grootschalige landbouw gerelateerde bedrijven.

Bij de kern van Assenede bevinden zich twee kleinere bedrijventerreinen aan de Trieststraat en Leegstraat – Kapellestraat. Beide zijn in gebruik door ECA, dat autozetelbekleding voor Volvo levert en er zich als historisch gegroeid bedrijf vestigde. De meeste overige bedrijven in Asse- nede komen voor in de dorpskernen, waar ze op basis van verweving met de andere activiteiten in de kern functioneren.

Ten zuiden van de N49 is de Gentse Kanaalzone gelegen, dewelke relatief veel tewerkstelling genereert voor de gemeenten Assenede en Zelzate. Rieme-Noord is het dichts bij het BEK ge- legen. De industriezone langsheen de Vredekaai te Zelzate is volledig ingenomen door het se- veso - chemisch bedrijf VFT. De locatie is zeer dicht bij de kern van Zelzate gelegen, dit is histo- risch zo gegroeid.

Figuur 8: Indeling bedrijfspercelen en gebruik BEK Assenede-Zelzate11

, revision Page 21 of 22 1.7.6 Toerisme en recreatie

De functionele fietsroutes werden reeds in kaart gebracht in de discipline mobiliteit. Daarnaast zijn er ook recreatieve fietsroutes aanwezig binnen het studiegebied. x Recreatieve fietsroutes q ‘Rode Geulroute (38 km) loopt doorheen de kern van Assenede; q De verbinding tussen fietsknooppunt 96 en 94 loopt over de Riemestraat x Recreatieve wandelroutes q ‘Posthoornroute (14 km) ten noorden van het BEK; x Recreatieve infrastructuur q Tenniscomplex TC Ten Bos in de Meelstraat ten westen; q Hondenterrein ‘Woef’ in de Nieuwburgstraat ten westen.

, revision Page 22 of 22