Herstel van riviertmkvissen in de Rijn een realiteig?

S.J. de Groot

In hei kader van het nationale on- derzoeksprogramma 'Ecologisch Herstel Rijn' (EHR) werd een lite- ratuurverkenning, aangevuld met een literatuuronderzoek, uitge- voerd om een beeld te krijgen van de herstelkansen van een aantal anadrome riviertrekvissen. Vooraf aan dit artikel werden de Zalm (Shosalar), Forel (Salmo trutta trutta) , Grote marene (Coregonus lavaretus) en Kleine marene (C. Fig. 1. Spiering (Osmerus eperlanusl (Min. v. L., N. & V.). albda) besproken. Na dit artikel zullen nog de Elft (Alosa alosa), de vis vrijkomt. De kleine vis ruikt ster- Neomysis, cladoceren en copepoden Fint (Alosafallax) , Steur (Ac@en- ker dan de grote exemplaren. De trek- (Temorella) in zoetwatergebieden; ser stario) en Barbeel (Barbus bar- kende vorm houdt zich in estuaria en voorts met Mysissoorten, Bosmina, Hya- bm) volgen. brakwatergebieden op (Schelde-mon- lodaphnia, Bythotrephes, Leptodora en ding, Waddenzee en in het verleden Cyclops, daarnaast ook met muggelar- Ecologie Zuiderzee). De standvis is vooral in me- ven. Ook heeft men wormen in de ma- De Spiering (fig. 1) behoort tot de fami- ren en soms in rivieren zeer algemeen (in gen aangetroffen. lie van de spieringen, de Osmeridae, die Friese meren, - en Zuidhollandse behoort tot de zalmachtigen, de salmo- meren en IJsselmeer). De Spiering paait in de buurt van niformes. De soort heeft een versprei- Door het afsluiten van de Zuider- de mondingen van rivieren. De eieren ding op het noordelijk halfrond. Er zee is in Nederland het grootste deel van worden op de bodem gelegd (tot ca wordt nog een ondersoort onderschei- de trekkende Spiering verdwenen en is 40.000 per wijfje) en worden tegen het den, die voorkomt in noordelijk Oost- in een aantal jaren vervangen door bin- substraat gekleefd. In tegenstelling tot Europa, Azië en Noord-Amerika: de Re- nenspiering die het IJsselmeer is gaan haringachtigen waarvan het gehele ei genboogspiering (Osmerus eperlanus bevolken in dichtheden die zeker verge- kleeft, hecht het spiering-ei zich vast aan mordax). De familie van de Osmeridae lijkbaar zijn met, zo niet groter zijn dan het substraat door middel van een kort, bestaat feitelijk uit één soort. De Spie- die van de vroegere trekkende Spiering. kleverig, kegelvormig aanhangsel. Het ring kan voorkomen als trekkende vis Havinga (1928) heeft de Spiering van de paaien vindt plaats van februari tot april (anadroom) of als standvis in het zoete Zuiderzee uitvoerig beschreven; op en in de regel gedurende de nacht. De water uitkomende in de Poolzeeën, Paci- grond van een gemiddeld wervelaantal temperaturen bedragen dan 4- 12 'C; fische en Atlantische Oceaan (Nijssen & kon hij een populatie onderscheiden in beide grenzen worden niet vaak over- De Groot, 1987). de Zuiderzee met 57,57, in de Zuidhol- schreden. De diepte waarop gepaaid Zoals alle andere zalmachtigen be- landse stromen met 58,05 en in het Frie- wordt, varieert van zeer ondiep (enkele zitten beide ondersoorten van de Spie- se binnenwater met 58,34 wervels. Na cm's) tot 17 meter. De eieren worden af- ring een trekkende en een niet-trekken- de voltooiing van de Afsluitdijk stierf de gezet op stenen, kiezels en waterplan- de vorm. De Spiering is naast standvis, "Zuiderzeespiering" uit en werd het IJs- ten, maar nooit op een modderbodem. ook wel dwergvorm, binnenspiering of selmeer bevolkt door binnenspiering uit Verhoging van slib op bodems van rivie- blauwe spiering genoemd, tevens een de omringende wateren. ren is derhalve een reden voor een min- anadrome vis. De standvis is slanker van De volwassen Spiering is een roof- der voorkomen in deze rivieren. Ge- vorm en meer samengedrukt, de kop is vis die zich voornamelijk met kleine vis paaid wordt bij stroomsnelheden van kleiner, de ogen daarentegen zijn groter voedt, o.a. de eigen jongen, juveniele 0,3-2 m.s- l. De Spiering maakt geen dan bij de naar zee trekkende soort. De Haring (Clupea harengus) en Paling nesten en de eieren worden niet be- binnenspiering wordt 6- 15 cm lang. Bij (Anguilla anguilla) . Een belangrijk on- waakt. De gemiddelde ei-dichtheid kan het mannetje van de Spiering komt een derdeel van het voedsel vormen de klei- 6 eieren. cmv2 bedragen. De eieren broeduitslag voor in de paaitijd; deze is ne crustaceeën, m.n. decapoden, schizo- kunnen echter, net als bij haring, in la- meer uitgesproken bij de trekkende poden, amphipoden, cladoceren en co- gen van verschillende cm's dikte worden vorm dan bij de niet-trekkende vorm. pepoden. Jonge Spiering voedt zich met afgezet. Willemsen (RIVO - pers. me- Opvallend bij de Spiering is de Gammarus, Bathyporeia pilosa en Co- ded.) vond voor het IJsselmeer dat de ei- komkommerlucht die bij aanraking van rophium in brakwatergebieden en met eren uitkwamen bij 140-162 daggraden Líwf!?nde l,, n.,,, l 20 Natuur

de larven bij uitkomen

idelijk verschil in groei de trekkende Spiering en de bin- ering. De eerste groeit sneller en en lengte tot 30 cm bereiken. Mohr 41) vermeldt 8 jaar oude Spiering t een lengte van 27 cm. Maar ook de nenspiering differentieert zich qua i. Mogelijk is dit een effekt van het komen in grote meren (hier IJssel- Tabel 1. Catches of smelt. IJssellake 11980-1988) heer). Ook hier zien we snelle en lang- Aanvoer van Spiering uit het IJsselmeer (stony banks). * = preliminary estimate. zame goeierS. De IJsselmeer-naam voor (1980-1988).* = voorlopige raming. (Database Min. Agr. Fish, The Hagueì. de eerste is 'consumptie-spiering', voor de tweede 'nest'. In het IJsselmeer be- reikt de Spiering het eerste jaar een leng- te van 6 cm. Daarna komen er groeiver- schillen. De 'consumptie-spiering' be- aanvoer (kg) reikt in het tweede jaar een lengte van 12 cm, en in het derde en vierde jaar respec- tievelijk 14 en 19 cm. Die van het derde en vierde jaar zijn echter gering verte- genwoordigd. Het 'nest' daarentegen bereikt in het tweede jaar slechts een I - lengte van 8 cm. A.. Een speciale, op spiering gerichte visserij is een ontwikkeling die de laatste jaren weer op het IJsselmeer is terugge- keerd. Het jaar 1988 is een recordjaar met een voorlopig geschatte opbrengst van 3.3 19 ton, die uiteindelijk tussen de 4.000 en 5.000 ton kan komen te liggen (tabel 1). De aanvoer daarentegen uit de 1966 1971 1976 1981 1986 Zuidhoilandse stromen is na het feitelijk jaar afsluiten van de zeegaten met wa- Fig. 2. Spieringaanvoer Zuidhollandse stro- Smelt landings from the lower reaches of terstaatkundige werken vrijwel verdwe- men, 1946-1988. the , and Hollandsch Diep nen en heeft opgehouden te bestaan als (sand and silt bottoms), 1946-1988. (Data- visserijbron (fig. 2). De terugval van de base Min. Agr. Fish, The Hague). vangsten in de Waddenzee na 1984 is niet te verklaren; mogelijk is hij een ge- volg van de sterk verhoogde aanvoer uit aanvoer (kg) het IJsselmeer (fig. 3). De visserij op Spiering in de Waddenzee is minder lo- 300000 - nend geworden. Produktiegegevens van de grote rivieren zijn er niet. 250000-- Tijdens de proefvisserijen op de ri- vieren werden spieringen van 8-15 cm 200000 -- gevangen in geringe aantallen (periode 1983-85). Het is zeer wel aan te nemen 150000 -- dat het aantal spieringen in onze grote rivieren. met name de Rijn, afgenomen- 100000 -- is vergeleken" met vroeger. De vooriaars- vangsten in de ~ijntot wijk bij 50000: i\ Duurstede wijzen mogelijk op het zoe- .e&. .o O. .O. f..* = ken van paaigebieden (paaitijd februari- O '~cm~tte~+~+; : : m : : : r : : : : : : : : : : t+..... april). In Noordrijn-Wesdalen komt de 1946 1951 1956 1961 1966 1971 1976 1981 1986 ~~i~~i~~~~~~~lijkvoor,maard~~~i~d~ jaar soort nooit algemeen geweest.

Fig. 3. Spieringaanvoer Waddengebied, Smelt landings from the Waddensea area I 1946- 1988. (muddy and sandy bottoms), 1946-1988 (Database Min. Agr. Fish, The Hague). I Visserij schikt als consumptievis voor de export teel in grotere aantallen voorkomen (o.a. Rond de eeuwwisseling en ook zeker een (o.a. naar Frankrijk). In Nederland zelf in de Maas). twintigtal jaren ervoor, werd het gehele vormt de Spiering geen consumptievis jaar Spiering in lonende hoeveelheden van enige betekenis. De bevolking rond Evaluatie gevangen op het Hollandsch Diep en de voormalige Zuiderzee had een rijm- Door afsluiting van de Zuiderzee in Haringvliet. Het was de ankerkuil- (fig. pje: 'Spiering is vis, als er anders niets 1932 is het grootste deel van de trekken- 4) en staalbomen-visserij (fig. 5) die op is'. de vorm van de Spiering uit ons land Spiering viste in de winter- en voor- verdwenen. De binnenspiering heeft jaarsmaanden en de aasvisserij geduren- Toekomst zich in het IJsselmeer weten te ontplooi- de de overige toegestane tijden. Van mei De trekkende Spiering zal steeds meer en. De paaiplaats van weleer, met name tot juli (soms augustus) was de vangst uit de Nederlandse wateren verdwijnen. de IJssel, verloor haar betekenis en de gering. Feitelijk is deze vorm van de Spiering nu Spiering kon met succes paaien langs de Volgens Van den Ende (1847) zou al zeldzaam te noemen. De hoogste aan- randen van het IJsselmeer op harde, ste- Spiering van de Zuiderzee in februari en tallen zijn te verwachten in het Schelde- vige ondergrond (dijkglooiingen), het- maart de IJssel optrekken, maar nooit estuarium en de Waddenzee. De bin- geen, vergeleken met vroeger, een ge- verder dan Doesburg. Hoek (1888) nenspiering daarentegen heeft zich sterk weldige toename van het aantal paai- spreekt deze waarneming niet tegen. Hij uitgebreid in de grote binnenwateren, plaatsen betekende. De trekkende vorm wijst er wel op, dat dit weliswaar nooit IJsselmeer en Friese meren. Er kan met van de Spiering, die zich op en neer be- tegengesproken is, maar ook niet verder zekerheid gesteld worden dat in Neder- woog in het estuarium van de grote rivie- onderzocht is. De Spiering op het Hol- land de totale hoeveelheid Spiering in ren en nooit massaal voorkwam op de landsch Diep had een maximale lengte aantal groter is dan ooit tevoren. Helaas meer stroomopwaarts gelegen, hogere van 25-26 cm en een minimale lengte komt deze stijging vooral op rekening delen van deze rivieren (bv. bij Nijme- van 2 cm. De lengte van de Spiering be- van het IJsselmeer. Spiering op de bene- gen), kreeg het moeilijk door een twee- vestigt dat het hier om de naar zee trek- denrivieren is sterk teruggelopen tot bij- tal faktoren: de geleidelijke afsluiting kende vorm van de Spiering ging. Rede- na verdwenen. De bodem is te slibrijk van de zeegaten en het slibrijker worden ke (1914) vermeldt het massaal voorko- geworden. Lokaal kan Spiering inciden- van de bodem. men van spieringbroed (15-34 mm) in De afsluiting van het Haringvliet juni in het Hollandsch Diep ter hoogte Fia. 4. Ankerkuilvisserii. 4 in 1970 heeft tot gevolg gehad dat de ge- van Klundert. Hij vermoedt dat de Spie- ~hchway of fishing. ' h tijdenbeweging ieg&< de optrekmo- ring paait tussen de Moerdijkbrug en Willemstad. Van den Ende (1847) vermeldt dat de Spiering zeldzaam is in de Rijn. In de IJssel werd echter veel Spiering gevan- gen. De Zuiderzee-spiering werd be- schreven door Redeke (1907, 1922) en Havinga (1928). Volgens Redeke (1922) kwamen er met zekerheid drie jaarklas- sen in grote aantallen voor: 0, 1 en 2 jaar, maar ook nog oudere die 18-20 cm lang werden. Het paaien zou o.a. in de IJssel plaatsvinden. Havinga (1954) beschrijft de ver- vanging van de populatie van de Zuiderzee-spiering. Hij wijst op de rela- tie tussen zoutgehalte en wervelaantal. Een daling van het zoutgehalte levert een hoger wervelaantal op. In 1954 leek dit op te gaan, hoewel een verhoging van het gemiddelde van 57,57 naar 57,71 geen opmerkelijke toename is. Voorts is de opmerking van Havinga van belang: 'De spiering komt waarschijnlijk in het IJsselmeer in groter aantal voor dan in de vroegere Zuiderzee: zij bereikt thans evenwel een veel geringere groot- te. Het gevolg is, dat zij voor menselijke consumptie vrijwel waardeloos is. Een belangrijke rol speelt zij echter als vis- voedsel'. Dit laatste is niet geheel juist. Een deel van de Spiering is zeker ge- De L4wf!nde l,, numm., l Natuur I

voorwaarden haaks op elkaar staan is het ringvisscherij . Mededeelingen over Visscherij construeren van dergelijke passagemoge- 21: 51-54, 70-74, 83-85. lijkheden geen alternatief. Redeke, H. C., 1922. Visschen. In: Flora en Rekolonisatie van de Rijn met de Fauna der Zuiderzee. Uitgave Nederlandsche Dierkundige Vereeniging. Den Helder: 426- zeetrekkende Spiering zal alleen moge- 442, speciaal 430-431. lijk zijn bij het in zijn oorspronkelijke Wiegerinck, J. A. M. & M. J. Heesen, 1988. staat brengen van het HaringvlietlHol- Visserijkundige waarnemingen in het Ha- landsch Diep-estuarium, respectievelijk ringvliet en het Hollands Diep in de jaren het voormalige Zuiderzee-estuarium. 1976 tlm 1986. Direktie Visserijen. Ministe- Het is mogelijk dat zich vanuit de rie van Landbouw en Visserij, Den Haag. IJsselmeerpopulatie weer een trekkende, Documentatierapport 3 1. anadrome Spiering ontwikkelt. Gene- Fig. 5. Staalbomenvisserij. tisch onderzoek zou uitsluitsel kunnen Summary Dutch way of fishing. geven of het gen voor de trek nog aanwe- Is recovery of anadromous f~hspeaes in the river Rhine a reality? 4. The Smelt (Osmenrs zig is, zij het in latente vorm. Onder- eperhus) zoek bij de zalm heeft uitgewezen dat The present article forms a part of a large gelijkheden beperkt werden en de stro- het al of niet aanwezig zijn van twee ge- overview of the literature dealing with the ming één kant opging en de waterstand nen bepalend is of de zalm trekt of niet past, present and future of the anadromous niet meer variabel was. Voorts is er door (Palv'a et al., 1989). fsh species of the River Rhine. Earlier con- de aanwezigheid van de dam geen na- tributions dealt with salmon, trout, whitefish tuurlijke overgang meer van zoet naar Literatuur and vendace. The present paper deals with zout water. Het slib wordt niet meer af- Ende, W. P. van den, 1847. Eenige bijzon- the migrating smelt. Smelt inhabits our gevoerd, maar Hollandsch Diep en Ha- derheden, betreffende den spiering op den waters in two forms, the migrating and the ringvliet fungeren als een dibvang. Bo- IJssel. Verslag der werkzaamheden van de non-migrating (landlockedj variety . The anadromous, migrating form has nearly com- vendien is dit slib sterk verontreinigd. In Vereeniging tot bevordering der Inlandsche pletely disappeared, especially the stock of 1987 werd geschat dat zich in de bene- Ichtyologie 1: 51-55 en 1: 69-76. Groot, S. J. de, 1988. Deelrapport - Spie- the lower reaches of the Rhine, the Haring- denloop van de Rijn ca 70 miljoen m3 ring. Literatuurstudie naar rekolonisatiemo- vliet and Hollandsch Diep. verontreinigd slib heeft afgezet. Het gelijkheden van het stroomgebied van de The non-migrating form still inhabits grootste deel hiervan bevindt zich in het Rijn door riviertrekvissen en echte riviervis- our fresh waters. At present the species is Hollandsch Diep en het Haringvliet (ca sen. RIVO-MO 88-209: 1-11. common in North- and South-Holland, and 50 miljoen m,). Ook ligt er veel slib in Havinga, B., 1928. De spiering in de Zuider- the waters of the provinces of Groningen and het Rotterdamse havengebied (5 miljoen zee. Mededelingen van de Zuiderzee Com- Friesland. m3). missie Afl. 1: 1-18. The former well-known "Zuiderzee- Tevens is de hoeveelheid slib in de Havinga, B., 1954. Vissen. In: Veranderin- smelt" did extinct when the large brackish water basin became a fresh water lake, called Westerschelde toegenomen. Thans komt gen in de Flora en Fauna van de Zuiderzee (thans IJsselmeer) na de afsluiting in 1932. the IJsselmeer, in 1932. However, a non-mi- de Spiering in Haringvliet en Hol- Uitgave Nederlandsche Dierkundige Vereni- grating smelt population established itself in landsch Diep nauwelijks meer voor ging. Den Helder: 253-267, speciaal 258, the lake, and at present up til1 4-5.000 tons (Wiegerinck & Heesen, 1988). 'De vis- 259. of smelt is yearly caught; an amount never soort is zo goed als verdwenen uit het be- Hoek, P. P. C., 1888. Aanteekeningen om- caught in this area when it was still in open nedenrivierengebied', een conclusie ge- trent larven en jongen der voornaamste in connection with the sea. baseerd op de inventarisaties in de perio- het verslag besproken vischsoorten. Bijlage The closing off of the lower reaches of de 1976-1986. C. In het rapport over ankerkuil-staal- the Rhine by the Deltaworks, which resulted Indien men hard substraat aan- boomen visscherij. . . P. P. C. Hoek en C. J. in a virtually blocking off of the estuq, brengt op de bodems van rivierdalen om Bottemanne. Osmerus eperhas: 274-284 combined with large deposition of riverine mud and silt, is the main cause of the disap- uitschuring te voorkomen, is het de (plaat 111). Mohr, E., 1941. Stint (Osmerus Artedi) in pearance of the migrating smelt. Recolonisa- vraag of dit momenteel voor de Spiering Handbuch der Binnenfischerei Mitteleuro- tion of these waters forming a part of the op de grote rivieren van wezenlijk be- pas. Bd 111 (7a), 1-11: 504-526. River Rhine system, is unlikely because of lang is. Het zal in ieder geval een ge- Nijssen, H. & S. J. de Groot, 1987. De vissen enclosure by dams and other water works. schikt paaisubstraat opleveren. van Nederland. Nat. Hist. Bibl. KNNV, 43, Smal1 numbers of migrating smelt are still De opgeworpen obstakels zouden Hoogwoud KNNV. found in the Western and Wad- echter in voldoende mate passeerbaar Palva, T. K., H. Lehvaslaiho & E. Tapio Pal- densea. moeten worden gemaakt, wat een her- va, 1989. Identification of anadromous and stel van de getijdebeweging in de desbe- non-anadromous salmon stocks in Finland by Dankwoord treffende wateren inhoudt, omdat de mitochondrial DNA analysis. Aquaculture, Het artikel is een afgeleide van een studie ver- richt in opdracht van Rijkswaterstaat - Dienst betrekkelijk kleine vissoort nauwelijks in 81: 237-244. BinnenwaterenlRIZA te Lelystad en met in- staat zal zijn in voldoende mate via Redeke, H. C., 1907. De Spiering (Osmerus eperlanas). In: Rapport over onderzoekingen breng van het Rijksinstituut voor Visserijonder- vistrappen of andere vormen van vispas- betreffende de visscherij in de Zuiderzee in- zoek (RIVO) te IJmuiden, in het kader van het sages te migreren, tenzij de stroomsnel- gesteld in de jaren 1905 en 1906 - H. C. Re- programma 'Ecologisch Herstel Rijn' (EHR). heid laag genoeg is en er toch een zoda- deke, Ministerie van Landbouw, Nijverheid nige lokstroom aanwezig blijft dat deze en Handel. 's-Gravenhage: 40, 41, 79-81. Dr. S. J. de Groot wordt herkend. Aangezien deze beide Redeke, H. C., 1914. De spiering en de spie- RIVO, Postbus 68, 1970 AB IJmuiden