Rapport

Rapport De Noardlike Fryske Wâlden

Inventarisatie autochtone bomen en struiken in het Nationaal Landschap Noardlike Fryske Wâlden

Ecologisch Adviesbureau Maes, Ecologisch Adviesbureau Van Loon, Vitis-Idaea en Greenspot

Rapport De Noardlike Fryske Wâlden

Inventarisatie autochtone bomen en struiken in het Nationaal Landschap Noardlike Fryske Wâlden

Ecologisch Adviesbureau Maes, Ecologisch Adviesbureau Van Loon, Vitis-Idaea en Greenspot.

In opdracht van Landschapsbeheer .

Mede mogelijk gemaakt door: Samenvatting Fraai landschapsbeeld in de winter bij .  het Nationaal Landschap soort zien we er de Eenstijlige Noardlike Fryske Wâlden, de meidoorn als hoofdstruik van de Noordelijke Friese Wouden, is elzensingels en dykswâlen. Een aantal In soorten vormt grote autochtone in de periode 2012-2013 een aantal kansrijke gebieden geïnventariseerd populaties, die van grote betekenis op autochtone bomen en struiken. zijn als genenbron en als oogstbron Eerder in de periode 2005-2009 ten behoeve van het opkweken van werden de eigendommen van autochtoon plantmateriaal. Staatsbosbeheer in de Noordelijke Friese Wouden gekarteerd. Daarmee Opmerkelijk is een aantal zeldzame is van de autochtone houtige struiksoorten die deels voor ons land gewassen een aanzienlijk en hier hun meest noordelijke representatief deel van de totale verspreiding hebben. We noemen de Noardlike Fryske Wâlden in kaart Grootvruchtige meidoorn, de gebracht. Bastaardmeidoorn, Tweestijlige meidoorn, Schijnviltroos (of Ruwe De resultaten zijn digitaal beschikbaar viltroos), Viltroos, Berijpte viltroos, als inventarisatieformulieren en als Schijnegelantier, Zwarte bes, Geoorde kaarten met de ligging van de wilg en Kraakwilg. In het gebied onderzochte singels en wallen en komen enkele bijzondere bijzondere soorten. Als bijlage is een bramensoorten voor, waaronder de verkort overzicht van de soorten en recent ontdekte en beschreven locaties opgenomen. De onderzochte endemische Rubus frieslandicus. Ze gebieden betreffen agrarische zijn uit oogpunt van biodiversiteit, cultuurgronden met dykswâlen en genenbehoud, maar ook als elzensingels in de omgeving van o.a. wetenschappelijke kennisbron , , , waardevol. Met ca. 30 inheemse Augustinusga, Damwâld, Oudwoude, soorten en enkele nog niet eerder Drachtercompagnie en in de beschreven soorten, kunnen de gemeenten , Noardlike Fryske Wâlden als een rijk , Kollumerland c.a., bramengebied beschouwd worden. Dantumadiel en Smallingerland. Vermoedelijk, afgaande op de De Noardlike Fryske Wâlden bestaan, afwijkende morfologie, bevinden zich anders dan de naam zou kunnen doen onder de Zachte berk en de Gewone vermoeden, in hoofdzaak uit lijsterbes populaties die qua cultuurgronden met houtwallen (hier genetische samenstelling mogelijk een dykswâlen genaamd) en elzensingels noordelijk karakter hebben en van oud, cyclisch beheerd of verwantschap vertonen met doorgeschoten hakhout en opgaande Scandinavische (onder-) soort. spaartelgen (vanuit oude hakhoutstoven) van Zwarte els en Diverse soorten komen in aanmerking Zomereik. Opgaande aangeplante of voor de Rassenlijst Bomen en voor de spontaan uitgezaaide eiken op Nationale Genenbank Autochtone dykswâlen, zijn wellicht van jongere Bomen en Struiken, zoals de Zachte datum en dateren dan mogelijk van berk, Wilde lijsterbes, Geoorde wilg, eind 19e eeuw of later. Opgaande en enkele rozensoorten. De bijzondere bomen van andere soorten zijn uit de inheemse soorten danken hun latere 20e eeuw. Als derde belangrijke aanwezigheid aan de bodemvariatie, naast het eeuwenlang relatief weinig

 veranderde traditioneel beheerde de autochtone populaties aan landschap. Verondersteld mag worden betekenis verminderen. Ook de dat boeren tot ver in de twintigste toegenomen oppervlakte aan eeuw hun inboet en plantgoed uit de maïspercelen en bemesting, met eigen streek haalden waardoor verruiging van de ondergroei als genetische eigenschappen werden gevolg, is niet bevorderlijk voor de doorgegeven. In de omgeving van natuurkwaliteit van de houtwallen. Kootstertille, Twijzel, bij Augustinusga en en rond de Aanbevelingen worden gedaan voor Burgumermar komen naast zand en beheer om de biodiversiteit van de veenbodems, kalkhoudende leem en autochtone bomen struiken en de kleibodems aan de oppervlakte. Ze cultuurhistorische aspecten ervan in zijn veelal vermengd met stand te houden. Herkenning van de morenemateriaal uit de voorlaatste soorten is van belang voor het behoud IJstijd. Vermeldenswaard zijn vele bij beheersmaatregelen. Dit onderzoek monumentale wilgen, elzen en eiken geeft tevens handreikingen t.a.v. met een grote landschappelijke en soorten en herkomsten bij inboet en belevingswaarde. herstel van de houtwallen en houtsingels. Gebruik van plantgoed Behalve hun betekenis als genenbron afkomstig van regionale autochtone zijn de oude dykswâlen, elzensingels bomen en struiken is aan te bevelen. en in mindere mate heggen en bosjes Bij enkele soorten, zoals Viltroos, van grote cultuurhistorische betekenis. Schijnviltroos, Heggenroos, Ze behoren tot de oudste Hondsroos, Gelderse roos, Zachte landschapspelelementen in de streek berk, Wilde lijsterbes en Geoorde wilg, en ze geven een beeld van historische is plaatsing op de Rassenlijst voor beheer– en gebruikswijzen. Met dit Bomen en opname van klonen in de onderzoek van de Noardlike Fryske Nationale Genenbank aanbevolen. Wâlden zijn zowel de Voor karakteristieke en zeldzaam soortensamenstelling van de inheemse geworden soorten is een bomen en struiken als deels ook de soortsbeschermingactie, vergroting cultuurhistorische waarde van deze van de populaties en verbreding van groene elementen in kaart gebracht. het genetische spectrum geboden. Ofschoon de Noardlike Fryske Wâlden nog vrij gaaf bewaard zijn gebleven zijn er vooral in de afgelopen halve eeuw ook houtwallen verwijderd of holler geworden. Adequaat beheer laat hier vaak te wensen over. Met name nieuwe bosaanplant op voormalige akker- en graslandpercelen, zoals bij de Mounewei bij Twijzel, doet ernstig afbreuk aan de authenticiteit van het gebied. Ook is er hier en daar ingeboet met soorten waarvan het inheemse karakter twijfelachtig is zoals de Winterlinde of niet- autochtoon plantmateriaal waardoor

 Nationaal Landschap Noardlike Fryske Wâlden

Legenda Opnamelocaties Begrenzing deelgebieden Grens Nationaal Landschap

0 0,75 1,5 3 4,5 6 Km Bronnen: Esri Nederland, Esri, Kadaster, CBS, Min VROM, Rijkswaterstaat en gemeenten: Rotterdam, Breda, Tilburg Overzicht opnamelocaties en deelgebieden.

 Inhoud

Samenvatting

1. Inleiding 9

2 De Noardlike Fryske Wâlden 12

3. Resultaten van het onderzoek ten behoeve van beheer en oogst van autochtone bomen en struiken 22

4 Overzicht van de waargenomen soorten 48

Conclusie 81

Bijlagen 1. Inleiding rapport geeft de houtopstanden werden afgelopen en resultaten van het in kaart gebracht. Naar schatting is onderzoek naar tussen de 5 en 10% van de totale Dit lengte aan houtsingels en wallen autochtone bomen en struiken in de Noardlike Fryske Wâlden (de geinventariseerd. In totaal werden er Noordelijke Friese Wouden). 607 opnameformulieren ingevuld en bijzondere soorten afzonderlijk op Autochtone bomen en struiken kaart gezet. De autochtoniteit is vormen een belangrijk deel van de volgens bepaalde criteria en werkwijze biodiversiteit en ecologische waarde vastgesteld (zie Bijlage 1.) Een apart van onze natuurgebieden en beperkt onderzoek is verricht naar de landschappen. Door hun lange bramensoorten in het gebied (zie voorgeschiedenis na de laatste IJstijd Hoofdstuk 3 onder ‘Overzicht van de zijn ze niet alleen ecologisch en waargenomen soorten’). Ofschoon de cultuurhistorisch van betekenis, maar Noardlike Fryske Wâlden nog vrij gaaf zijn het ook onmisbare genenbronnen. bewaard zijn gebleven zijn er vooral in Vooral in de afgelopen eeuw zijn ze de afgelopen halve eeuw ook onder druk van de schaalvergroting in houtwallen verwijderd en uitgedund. het landschap en milieuproblemen Adequaat beheer van de natuur- en zeer sterk achteruitgegaan. De cultuurhistorische kwaliteiten laat zeldzaam geworden autochtone soms te wensen over. Mede door een genenbronnen zijn behouden gebleven eerder uitgevoerde kartering van de in de oude niet-ruilverkavelde terreinen van het Staatsbosbeheer is landschappen of waar samen met het onderhavige schaalvergroting beperkt is gebleven. onderzoek, in opdracht van De Noardlike Fryske Wâlden is zo’n Landschapsbeheer Friesland, een landschap. Vanaf de 11e eeuw is het aanzienlijk deel de Noardlike Fryske gebied, als onderdeel van de Wâlden en het Nationaal Landschap in noordwestelijke flank van het Drents beeld gebracht. Deze kennis kan een Plateau, geleidelijk en steeds bijdrage leveren aan keuzen bij systematischer ontgonnen volgens de maatregelen voor het beheer en kilometerslanggerekte percelen met behoud en als basis voor oogst van evenzo lange houtwallen en zaad en stekgoed voor de Nationale dwarssingels erlangs. In de Noardlike Genenbank van Autochtone bomen en Fryske Wâlden komen naast Struiken en ten behoeve van nieuwe uitgestrekte zand- en veenlagen, beplantingen. kalkhoudende leem- en kleibodems uit het midden glaciale (Pleistocene) Deze inventarisatie is uitgevoerd door tijdperk, het Elsterien, aan de het Ecologisch Adviesbureau Maes oppervlakte. Juist daar vinden we de (Utrecht), het Ecologisch genenbrongebieden van bijzondere en Adviesbureau Van Loon (Berg en Dal), zeldzame autochtone bomen en Vitis-Idaea (Boelenslaan) en struiken. Dit rapport geeft, op grond Greenspot (Gent, België). Het van kansrijke en in bodem onderzoek werd begeleid door Foppe gevarieerde steekproeven een van der Meer van Landschapsbeheer overzicht aan wat er aan oude Friesland. Oscar Borsen boskernen en houtwallen aanwezig is. (Landschapsbeheer Friesland) Vele perceelsgrenzen met assisteerde bij het databeheer.

10 Guido de Bont, Henk Kuiper, Jos Vanhemelrijk, Harry de Boer en Aan Atsma assisteerden bij het veldwerk. Karst Meijer verrichtte verspreid in het gebied een aantal brameninventarisaties. Het project is mogelijk gemaakt door een financiele bijdrage van de Provincie Fryslân en de Nationale Postcodeloterij.

Laaggeknotte Zomereiken op dykswâl bij Kootstertille met Eikvarens eronder.

11 2. De Noardlike Fryske Wâlden Geologische tijdvakken in jaren geleden 13 Geomorfologie van de Noardlike Fryske Wâlden De De ondergond en de verschijningsvormen van het landschap aan de oppervlakte zijn in de Noardlike Fryske Wâlden in sterke mate bepaald door de periode van de laatse drie IJstijden (het Salien, Weichselien en het Elsterien) en het er op volgende huidige Holoceen.

De eerste IJstijd die hier zijn sporen naliet is het Elsterien. Zoals de kaart al aangeeft lag de maximale uitbreiding van het landijs in deze periode precies in het gebied van De Noardlike Fryske Wâlden. Deze IJstijd liet ons onder anderen de Burgumermar na, een ondiepe met water gevulde depressie op de met sediment gevulde plaats van een zogenaamd tunneldal. Het belangrijkste materiaal dat deze Maximale uitbreidingen van het IJstijd hier achterliet was de Scandinavische landijs tijdens drie kalkhoudende potklei, die de Formatie verschillende glacialen. Rode lijn: van Peeloo wordt genoemd. De figuur Weichselien; Gele lijn: Saalien; Blauwe op de volgende pagina laat een lijn: Elsterien. doorsnede van dit tunneldal aan de geval is ligt ten zuiden van noordzijde van de Burgumermar zien. Augustinusga, ten westen van Duidelijk is de enorme hoeveelheid Surhuizum, bij Kootstertille en ook potklei te zien die hier in deze periode rondom de Burgumermar, ondermeer is afgezet. Overigens is er geen bij , komt de potklei heel dicht duidelijke consensus over het aan de oppervlakte. Potklei is een ontstaan en de ouderdom er van. extreem zware en compacte, kalkhoudende, meestal zwart Een lezenswaardig artikel van de hand gekleurde klei die vrijwel geen water van Harry Huisman gaat in op het doorlaat. mogelijke ontstaan van tunneldalen zoals voorkomend onder de Poklei ontstond als afzettingen in Burgumermar (Harry Huisman: meren die langs de ijskap lagen. De Glinsterzand en zwarte klei). donkere kleur is van organisch materiaal, waarschijnlijk van vóór de Op een aantal plaatsen in De periode van de IJstijden. In Noardlike Fryske Wâlden komt de prehistorische tijd werden in De potklei vrijwel aan de oppervlakte. Het Noardlike Fryske Wâlden potten en belangrijkste gebied waarin dit het andere gebruiksvoorwerpen van deze

14 Geologisch profiel door tunneldal bij Noordbergum, dat grotendeels is opgevuld met afzettingen van de Formatie van Peelo. Bron: Wikipedia klei gemaakt. In gebieden waar de aangevoerd en bevat behalve de potklei de oppervlakte nadert is voor meestal blauwgrijze leem ook veel een goed landbouwkundig gebruik een stenig materiaal en zelfs grote goede afwatering noodzakelijk. zwerfstenen van Scandinavische Greppels in het cultuurland en door herkomst. De bekende Drentse elzensingels begeleide sloten maken hunebedden zijn van zwerfstenen uit dit vanouds mogelijk. deze afzettingen gebouwd. Ook keileem is slecht waterdoorlatend en De tweede IJstijd die voor het gebied oefent daarmee een grote invloed uit van grote betekenis is geweest is het op de begroeiing en het Saalien. In dit tijdperk waren geheel landbouwkundig gebruik van het Fryslân en de helft van het gebied.Op plaatsen waar de keileem hedendaagse Nederland met een dicht aan de oppervlakte voorkomt is ijskap bedekt. Deze IJstijd liet hier het cultuurland doorgaans begreppeld vrijwel overal een in dikte variërende en worden de sloten veelal door laag zogenaamde keileem achter die elzensingels begeleid. de Formatie van Drente wordt genoemd. Deze keileem bestaat uit In de vierd en laatste IJstijd die voor materiaal dat door de gletsjers vanuit ons gebied van belang is geweest het noordoosten van Europa werd kwam de ijskap niet tot aan onze

15 Bron: Swaddekuier http://swaddekuier.nl/ pingoruine/

streken, maar bleef zijn opmars zo oorspronkelijke bovengrond. In de ongeveer bij Hamburg steken.Het geologie worden dit pingoruïnes klimaat was gedurende deze periode genoemd, maar in de volkstaal wordt vergelijkbaar met een hedendaags hiervoor de term pingo gebruikt. toendra-klimaat. Het zeewaterpeil was tijdens dit Weichselien zo’n 70 meter Holoceen lager dan thans en als gevolg hiervan In het Holoceen, de laatste lag een groot deel van het geologische periode van ca. 10.000 Noordzeebekken droog. Sterke winden jaar, werden er nieuwe elementen aan voerden vanuit dit Noordzeebekken de basis van De Noardlike Fryske grote hoeveelheden zand aan die op Wâlden toegevoegd. Doordat het de aangrenzende toendra werden klimaat langzaam warmer en afgezet. Zo ontstond ook in De vochtiger werd kon de plantengroei Noardlike Fryske Wâlden een meer of van gematigder omstandigheden zich minder dikke zandlaag die dekzand herstellen en kwam er ook weer bos wordt genoemd en als Formatie van tot ontwikkeling. Op de hogere Twente bekend staat. bodems zullen de Grove den (Pinus sylvestris), Zachte berk (Betula In de permanent bevroren ondergrond pubescens), Wilde lijsterbes (Sorbus (permafrost) die bij dit toendraklimaat aucuparia) en Ratelpopulier (Populus hoort, ontstonden hier en daar tremula) tot de eerste groep ijslenzen die voortdurend aangroeiden boomvormende planten hebben en zich in de loop van de tijd als behoord die de dwergstruikentoendra heuvels, pingo’s genoemd, boven de in de loop van de tijd op konden toendra konden verheffen. De met de volgen. pingo’s omhoog gedrukte ijsvrije Mogelijk werd in deze tijd ook de basis bovengrond vloeide in de zomer gelegd van het ook nu nog voorkomen langzaam naar de omtrek van de van afwijkende vormen van Betula en pingo af. Na het smelten van deze Sorbus in De Noardlike Fryske pingo’s bleven er met water gevulde Wâlden. depressies over die werden omringd door een ringwal van de

16 Veen Waddenzee en de Waddeneilanden Een andere belangrijke ontwikkeling konden hierdoor ontstaan. die in het Holoceen op gang kwam Door verdergaande afslag en was de vorming van veen. Een gunstig overstromingen kon de zee zich klimaat, hogere zeewaterniveaus en uiteindelijk tot aan de randen van de de daarmee samenhangende Noardlike Fryske Wâlden een weg stagnerende waterafvoer zorgden naar binnen banen. Plaatselijk sloeg ervoor dat verlanding in stagnerende de zee grote veengebieden weg en waterlichamen zoals de pingo’s en bracht in plaats daarvan afzettingen natte depressies in het landschap op van klei en zavel terug. Op andere gang kon komen. plaatsen stroomde het zeewater over Na verloop van tijd ontstond op deze het veen en zette daarbij laagjes klei verlandingen veenmosveen dat zich op het veen af. Door afwisselende uiteindelijk als een met regenwater overstromingen en hergroei van het gevulde spons boven het veen kon hier en daar zelfs een oorspronkelijke maaiveld kon sandwich van klei en veen ontstaan. verheffen. De aanleg van dijken en het afsluiten van zeegaten met dammen en Door middel van doorgaande sluiscomplexen zorgde met meer of hoogtegroei en horizontale uitbreiding minder succes uiteindelijk voor het van het veenmosveen kon dit stoppen van de afzettingen van zogenaamde hoogveen zich sediment door de zee in wat nu het vervolgens ook over hoger gelegen binnendijks gebied wordt genoemd. terreingedeelten uitbreiden. Op een bepaald moment was ook een groot Het veen op zijn retour deel van het grondgebied van de Rond 800 na Chr. lag het gebied van hedendaagse Noardlike Fryske Wâlden de Noardlike Fryske Wâlden bij een bedekt met levend hoogveen. Men inham van de Waddenzee, de gaat er van uit dat het grondgebied Lauwerszee, en er lag een uitgestrekt van De Noardlike Fryske Wâlden in de hoogveengebied ten zuiden daarvan. loop van de tijd door de optredende Vanaf het midden van de 12e eeuw vernatting niet meer bruikbaar was begon men vanaf de randen van de voor landbouwkundig gebruik en veengebieden het gebied van de vervolgens door de bevolking werd Noardlike Fryske Wâlden te ontginnen verlaten. Er zullen echter wellicht en te koloniseren. Er zijn aanwijzingen uitzonderingen op dit gegeven zijn dat de ontginningen al eerder waren geweest. Hierop komen we verderop gestart. Door ontwatering oxideerde nog terug. het veen snel, met bodemdaling door inklinking als gevolg, en moest men Zeeklei nederzettingen waarschijnlijk nu en Een ontwikkeling die ook van groot dan verplaatsen en de verkaveling aan belang voor het gebied zou worden de nieuwe situatie aanpassen. kwam van een geheel andere zijde. De grootschalige verveningen die Door de gestegen zeewaterstanden vanaf de 16de eeuw op gang kwamen vond de zee haar weg landinwaarts zorgden er voor dat de laatste grote door de mondingen van rivieren en hoogveengebieden in een rap tempo beken en begon het veengebied dat werden afgegraven, waarbij het achter de strandwal aan de vergraven veen in de vorm van turf Noordzeekust lag aan te tasten. De als biomassa diende om de snelle

17 economische ontwikkelingen in met cultuurdek met grote invloed op en name het westen van het land op wisselwerking met de spontane stoom te houden. plantengroei en de cultuurgewassen. Het ligt voor de hand om te Heide en heideontginningen veronderstellen dat de begroeiing met Een deel van de vergraven gebieden autochtone houtige gewassen als raakte begroeid met heide en werd gevolg van deze complexe een toevluchtsoord voor het arme en bodemkundige gesteldheid en hiermee uitgestoten deel van de bevolking. samenhangende Vanaf de tweede helft van de 18de mineralensamenstelling en eeuw tot halverwege de 20ste eeuw waterhuishouding een zekere relatie werden ook deze gebieden, mede heeft. De plaats van het grootste deel dankzij de opkomst van het socialisme van de landschapselementen die de en doelgerichte ontginningsactiviteiten huidige schat aan autochtone bomen van de staat en van verlichte en struiken bevatten is echter voor grootgrondbezitters en religieuze een belangrijk deel ook door de mens doeners voor landbouwkundig gebruik bepaald. geschikt gemaakt. De esdorpen rondom de (Bergumermeer) Een bijzonder gebied binnen De Noardlike Fryske Wâlden wordt gevormd door de Burgumer Mar en de dorpen die hier om heen liggen. Zoals gezegd gaat het om een meer dat ligt boven een in één van de ijstijden, het Elsterien, gevormd en opgevuld tunneldal (een groot smeltwaterdal ingesneden in sediment). Heel opvallend is dat geïsoleerd rond dit meer de noordelijkste esdorpen van ons land liggen. Dit zijn de dorpen Jistrum, Heechsân/, Sumar/ De zeldzame Struikhei (Calluna vulgaris) bij Lânsbuorren en Noardermar/. . Alle vier dorpen bezitten hooggelegen essen met een onregelmatige blokverkaveling en voormalige heiden, De bodem als basis finnen (koeweiden) en mieden (natte Als gevolg van al deze ontwikkelingen hooilanden). Doordat met name de kon aan het basismateriaal (van hooggelegen esgronden en de gehele potklei, keileem en dekzand) dorpsgebieden waarschijnlijk een plaatselijk zeeklei, vaak in de vorm voortdurende goede afwatering op de van zware dichte, zogenaamde Burgumer Mar hebben gehad is de knipklei, en veen (bos-, zegge- en veronderstelling gerechtvaardigd dat veenmosveen) worden toegevoegd. de veengroei hier niet die omvang Door bodemvorming in het voor heeft bereikt waardoor het gebied landbouwkundig gebruik geschikt voor landbouw volledig ongeschikt zou gemaakte deel van de Noardlike zijn geworden. In dat geval zou hier Fryske Wâlden ontstond een eventueel ook een doorgaande

18 bewoning en daarmee ook de linden zijn inmiddels in geheel Noord- blijvende aanwezigheid van Nederland uitgestorven, maar komen relictpopulaties van houtige gewassen in aansluitend Nedersaksen en mogelijk kunnen zijn geweest. Sleeswijk-Holstein nog voor. De archeobotanisch vastgestelde soorten Na de laatmiddeleeuwse ontginningen wijzen op verschillende bodemsoorten, van het veengebied in de omgeving grondwaterstanden en bostypen. Voor kunnen soorten als Zachte berk dat laatste valt te denken aan het (Betula pubescens) en Wilde lijsterbes eiken-linde-iepenbos en varianten (Sorbus aucuparia) zich weer naar de daarvan op de hogere plekken. omgeving hebben uitgebreid. Van beide bovengenoemde soorten bestaat Wanneer in dit gebied de landbouw het grootste deel van de populatie in zijn intrede deed is niet helemaal De Noardlike Fryske Wâlden uit duidelijk. In het gebied zijn vele afwijkende vormen in vergelijking met vuurstenen voorwerpen uit de Nieuwe die in andere delen van Nederland. Steentijd gevonden. Mogelijk zijn er Opvallend in de directe omgeving van na ca. 3000 v. Chr. (de Nieuwe of de beide oostelijke dorpen Jistrum en Jonge Steentijd) op zeer beperkte Eastermar is ook het voorkomen van schaal op de hogere gronden Gladde iep (Ulmus minor) en Grauwe akkertjes aangelegd (zie Brinkkemper els (Alnus incana) voor het gebied van e.a., 2009). In de Nieuwe Steentijd, De Noardlike Fryske Wâlden. Beide het Subboreaal, is ook het klimaat soorten zijn zeker ingebracht, al kan veranderd. Er ontstaat een uitgestrekt de Gladde iep hier ook van nature veengebied, waaronder ook ter voorkomen. Witte els is hier niet plaatse van de huidige Noardlike inheems, maar is mogelijk al lang Fryske Wâlden. Uit pollenonderzoek toegepast afgaande op het voorkomen blijkt dat vanaf de Bronstijd (ca. ervan langs de oude eswegen van 2000-1000 v. Chr.) Hazelaar, Zachte Eastermar en Jistrum. berk en Zwarte els de belangrijkste boomsoorten zijn en in mindere mate Bomen en struiken in historisch Grove den, (Zomer-)eik, linde, iep en perspectief wilg. Niet duidelijk is of bijvoorbeeld Uit pollenonderzoek is deels bekend iepen en linden binnen het gebied van welke boom- en struiksoorten er in de de Noardlike Fryske Wâlden groeiden Atlantische tijd (7000-3800 v. Chr) of aan de randen net daar buiten. Een aanwezig waren. Het gebied van de belangrijke struiksoort, althans in het Noardlike Fryske Wâlden bestond toen pollenmateriaal, is de Wilde gagel merendeels uit dekzand. Er stonden (Brinkkemper e.a., 2009). boomsoorten als: Grove den, wilg, eik, linde, berk, iep, Zwarte els, Es, Waarschijnlijk vanaf de elfde eeuw, of Hazelaar en Klimop. De precieze mogelijk al daarvoor, heeft zich weer soorten zijn bij pollenonderzoek niet bewoning gevestigd. Het veen wordt altijd gemakkelijk te onderscheiden. dan langzamerhand ontgonnen en er Ook is niet altijd duidelijk of het worden akkers aangelegd stuifmeel uit de directe omgeving van (Brinkkemper e.a., 2009). De Kerk en de vindplaats afkomstig is. kloosters speelden daarbij een Waarschijnlijk betrof het voor wat belangrijke rol. Alleen op terpen in het betreft linde en eik de Zomerlinde, achterland was al veel eerdere Winterlinde en Zomereik. Autochtone bewoning mogelijk. Bij het

19 pollenonderzoek zijn uit deze periode zijn de sloten ook al effectief. In de houtige gewassen als hei, berk, gagel, gebieden met zandbodem werden haagbeuk, wilg, els, eik, beuk en hoge wallen (Hege Diken) aangelegd hazelaar aangetroffen. Vermoedelijk als vee- en wildkering en mogelijk ook waren de elzenbossen het algemeenst. om stuivend zand tegen te houden. Of er bij de eerste ontginningskavels ook al houtwallen en perceelsgrenzen De Noardlike Fryske Wâlden nu direct zijn beplant met bomen of Het vanaf de Middeleeuwen ontgonnen hakhout is onbekend, maar het is niet gebied bestaat voor een groot deel uit uit te sluiten. Voor brandstof, langgerekte kavels met merendeels allerhande geriefhout en diverse sloten en houtwallen. Voor een andere producten die allerlei boom- belangrijk deel is het daarmee een en struiksoorten bieden, zal hout in typisch houtwallen- en ieder geval welkom zijn geweest. elzensingellandschap. In grote lijnen Verondersteld wordt wel dat tenminste kunnen we twee typen houtwallen en vanaf rond 1700 perceelsgrenzen singels onderscheiden: in de vanouds werden beplant. Ongetwijfeld zal het nattere gebieden de elzensingels en plantgoed toen merendeels uit de op de hogere gronden de dykswâlen streek afkomstig zijn geweest. Met het met Zomereiken. Ze zijn tot voor kort, afnemen van het veen door en deels nog steeds als hakhout turfwinning, en daarmee het slinken beheerd. De eiken waren een van brandstof, zal de behoefte aan belangrijke inkomstenbron vanwege houtwallen en houtsingels extra zijn de schorswinning ten behoeve van de toegenomen. In feite is de ontginning leerlooierij. De klei- en leembodems, en aanleg van houtwallen en singels waaronder de eerder genoemde tot in de negentiende eeuw kalkhoudende potklei verklaren de doorgegaan. aanwezigheid van o.a. bijzondere Als barrières om het vee binnen de meidoorn- en wilde rozensoorten en percelen te houden en wild erbuiten, maken het gebied tot een unieke

Vlechtheg van meidoorn, vermoedelijk eerste helft 20e eeuw. 20 genenbron van houtige gewassen. Tot ver in de negentiende eeuw werden nog open stukken ontgonnen en met houtwallen beplant. Zonder meer uniek is nu de huidige ca. 4000 (!) kilometer lengte aan houtwallen en houtsingels. Vermoedens bestaan dat veel meidoorns in het vochtige en leemhoudende gebied restanten zijn van vroegere heggen. Restanten van vlechtheggen zijn, behoudens een enkele recent exemplaar uit de vorige eeuw, niet waargenomen. Vermeldenswaard zijn de vele monumentale wilgen, elzen, essen en eiken met een grote landschappelijke en belevingswaarde. Behalve voor hun betekenis als genenbron zijn de oude dykswâlen of hege diken (zo worden de houtwallen in de streek genoemd), de elzensingels, heggen en bosjes bovendien van grote cultuurhistorische betekenis. Het zijn de oudste landschapselementen in de streek en ze geven een beeld van historische beheer– en gebruikswijzen, al is daarvan nog lang niet alles verklaard. Met deze studie zijn zowel de soortensamenstelling als deels de oudste groene cultuurhistorie in kaart gebracht.

Invetarisatiegebied De Noardlike Fryske Wâlden De Noardlike Fryske Wâlden omvat de gemeenten Achtkarspelen, Kollumerland c.a., Dantumadiel, Tytsjerksteradeel en Smallingerland.

21 3. Resultaten van het onderzoek ten behoeve van beheer en oogst van autochtone bomen en struiken

Bloeiende Waterviolier in de sloot: een indicator van kwelwater. Hakhoutstoof van de Es op de oever. Nationaal Landschap Noardlike Fryske Wâlden

Legenda Opnamelocaties Begrenzing deelgebieden Grens Nationaal Landschap

0 0,75 1,5 3 4,5 6 Km Bronnen: Esri Nederland, Esri, Kadaster, CBS, Min VROM, Rijkswaterstaat en gemeenten: Rotterdam, Breda, Tilburg

Overzicht van de onderzochte gebieden en opnamelocaties. het onderzoek naar zeldzaam. Opmerkelijk zijn het grote autochtone bomen en aantal soorten wilde, merendeels struiken zijn zeldzame, rozen: Hondsroos, Met Heggenroos (waaronder de variëteit waardevolle brongebieden van bijzondere autochtone bomen en deseglisei), Beklierde heggenroos, struiken gelokaliseerd. Meer over de Viltroos, Schijnviltroos (of Ruwe methodiek van onderzoek is te vinden viltroos), Berijpte viltroos (Rosa in Bijlage 1 (Werkwijze). Dit rapport sherardii) en Schijnegelantier. Verder geeft een eerste inzicht in wat er aan noemen we Zwarte bes, Grauwe wilg, oude boskernen en houtwallen Geoorde wilg, de kruising tussen beide aanwezig is binnen Nationaal (Salix x multinervis), Gelderse roos, Landschap De Noardlike Fryske Gewone vlier, Wilde lijsterbes, Wilde Wâlden. Deze kennis kan een bijdrage kamperfoelie, Bitterzoet, Sleedoorn, leveren aan keuzen bij maatregelen (mogelijk) Heesterpruim (Prunus x voor het beheer en behoud. fruticans), en diverse bramensoorten (zie verderop). Buiten ons thema, Nergens elders in het land is een maar toch vermeldenswaard, is het dergelijk omvangrijk voorkomen van verschillende houtwallenlandschap te zien (de Boer, landrassen van de Kroosjespruim in 2003). Gezien de lange oude boerentuinen en oude variëteiten voorgeschiedenis mag er van uit van de Canadapopulier. Evenals enkele gegaan worden dat veel beplanting wilgensoorten en -hybriden zijn ze van hier autochtoon is. Op de nattere cultuurhistorische betekenis. plaatsen zijn Zwarte els en in mindere mate Es de hoofdboomsoorten, op Het geregeld voorkomen van drogere plaatsen Zomereik. Deze Waterviolier, Groot blaasjeskruid, soorten zijn in het verleden veelal als Holpijp en in mindere mate hakhout beheerd. Na de Tweede Duizendknoopfonteinkruid, in de Wereldoorlog zijn ze lange tijd niet sloten wijst op kwelverschijnselen. meer beheerd en ten dele Verder zien we in de kruidlaag o.m. meerstammig of als eikenspaartelgen Grote boterbloem, Egelboterbloem, uitgegroeid. Thans wordt een deel, ca. Cyperzegge, Wijfjesvaren, 1500 kilometer, van de aanwezige Mannetjesvaren, Gewone eikvaren, landschapselementen opnieuw via een Dubbelloof, Brede stekelvaren, goed onderbouwde beheercyclus Koningsvaren, Hop, Ruwe smele, Riet onderhouden. Bij jongere inboet gaat en Gele lis. het soms om opgaande boombeplanting. Schietwilg komt ook Hiernaast een overzichtskaart met de als knotboom voor. Verder zien we geïnventariseerde en beschreven oude Zachte berk en Ratelpopulier als boskernen, houtwallen en heggen. boomsoort optreden. Ruwe berk is Daarna wordt een aantal kaarten van zeldzaam en mogelijk hier niet deelgebieden gepresenteerd waarbij inheems. Eenstijlige meidoorns zijn ook groeiplaatsen van bijzondere soms algemeen en mogelijk deels soorten worden weergegeven. restanten van heggen. Tweestijlige Vervolgens volgt een bespreking van meidoorn, Bastaardmeidoorn, alle waargenomen inheemse soorten Grootvruchtige meidoorn en waarvan autochtone exemplaren zijn Schijnkoraalmeidoorn zijn er vastgesteld.

24 Overzicht van de deelgebieden Deelgebied 1. Driehoek Augustinusga, , Hieronder volgt een korte beschrijving van de geïnventariseerde deelgebieden. De genoemde boom- en Dit deelgebied grenst in zuidoostelijke struiksoorten hebben steeds richting aan het weidegebied, globaal betrekking op autochtone populaties gelegen tussen de dorpen of individuen, tenzij anders vermeld. Augustinusga, Drogeham en In vrijwel alle gevallen komen ook Surhuisterveen. Ten noorden grenst niet-autochtone bomen en struiken in het deelgebiedaan het Prinses de betreffende gebieden voor. Deze Margrietkanaal, op dit tracee ook wel worden in de inventarisatieformulieren Caspar de Robles- of Kolonelsdiep wel benoemd. Binnen de Noardlike geheten, waarvan de eerste aanleg Fryske Wâlden is alleen binnen de (Oude Vaart) teruggaat tot omstreeks grenzen van het Nationaal Landschap 1570. Dezelfde landschappelijke gekeken. Het deel dat met De Mieden karakteristieken als bovengenoemd wordt aangeduid en waar het zijn hier min of meer van toepassing. Staatsbosbeheer diverse Vanwege bodemgesteldheid en eigendommen heeft, valt onder een waterhuishouding is het aandeel apart project (zie Maes en Van Loon, elzensingels in dit deelgebied, ten 2010, De Mieden). opzichte van de dykswâlen, vrij groot

Winterbeeld bij Augustinusga. 25 Karakteristieke percelering met elzensingels en met zeldzaam ge- worden bloemrijk hooiland (omgeving Droegehamsterfeart).

(ca. 90% van de opgenomen totaal 5 struiken in de omgeving van elementen). Dit wordt ondersteund It Langpaed, Jan Gerkeswei, Krúswei door de vele kwelsloten waar bij Bouwekleaster en tussen Hurde regelmatig Waterviolier in groeit. Het Eker en Surhuisterveen), gebied is vrij intensief in kaart Bastaardmeidoorn en Grootvruchtige gebracht, m.n. op plaatsen met meidoorn (in totaal 6 struiken ten ondiepe keileem of potklei, waar een zuiden van Augustinusga bij relatief grote soortenrijkdom is te Pypketsjerke, ten zuiden van It verwachten. In houtwallen en met Langpaed en langs Súderheawei). name elzensingels op deze locaties komen (naast hakhout van Zwarte Langs de zuidwestelijke berm van de els) grote populaties van Es, Legeloane bij Roodeschuur groeien in Hondsroos, Heggenroos, Eenstijlige twee, ca. 15 jaar geleden aangeplante meidoorn en lokaal Gelderse roos en bosjes met o.a. Gewone esdoorn, Sleedoorn voor. Voorbeelden hiervan Spaanse aak, Gladde iep, Ruwe iep, zijn het gebied ten noorden van Es, Grauwe abeel, Hazelaar, Eenstijlige Hamsterpein, het weidegebied ten meidoorn en Amerikaanse vogelkers, zuiden van Augustinusga (omgeving ook minimaal 5 exemplaren van Legeloane en Homear) en westelijk Tweestijlige meidoorn. Deze lijken hier van Surhuizum. Op enkele plekken eveneens aangeplant en de herkomst groeien hier ook solitaire exemplaren van dit plantmateriaal is onduidelijk. van in de Noardlike Fryke Wâlden zeer zeldzame Tweestijlige meidoorn (in

26 Zeldzame Grootvruchtige meidoorn in bloei (Crataegus x macrocarpa; C. laevigata x C. rhipidophylla).

Er is een grote verscheidenheid aan Heggenroos is zelfs op meer locaties morfologische en fenologische typen aangetroffen dan Hondsroos en lijkt bij Crataegus monogyna. Op diverse bovendien ook talrijker (> 1600 ex. plekken groeien Eenstijlige meidoorns geteld tegen ca. 1000 ex. Hondsroos). met blad- en soms vruchtkenmerken Beide soorten blijken zich in de NFW die doen denken aan hybrides met ook gemakkelijk uit zaad te Koraalmeidoorn (fijn getande verjongen. Grote aaneengesloten bladrand, spitse kelkblaadjes). Ook is populaties van soms meer dan 100 soms sprake van Eenstijlige meidoorn exemplaren worden vooral met ondiep ingesneden, brede aangetroffen in de omgeving van bladeren en typen met relatief grote Droegehamsterfeart/Kromelle/ bloemen (ca. 2 cm doorsnee). Hamsterpein, de omgeving van Opvallende morfologische kenmerken Legeloane/Homear en het gebied zijn in voorkomende gevallen bij de tussen It Langpaed en Ophuis. Bij opnames genoteerd. Opmerkelijk is Hondsroos zijn zowel de Rosa canina dat meidoorn zich in de houtwallen en variëteit canina, als canina variëteit singels van de NFW relatief dumalis (de laatste in veel mindere gemakkelijk verjongt uit zaad, mate) waargenomen. Beide vergeleken met in veel gebieden variëteiten zijn niet bij alle elders in Nederland (m.n. in heggen). veldopnamen steeds systematisch Op verschillende plaatsen worden apart genoteerd. Binnen zowel meidoornstruiken bij het cyclisch Hondsroos als Heggenroos zijn beheer van de singels gespaard. morfologisch verschillende typen In het gebied komen grote aantallen (beharing, bladvorm, -kleur, glans) Hondsroos en Heggenroos voor. onderscheiden. Op perceels- of

27 populatieniveau blijken rozenstruiken begrensd. Tussen de Feansterfeart en vaak tot een verwant genetisch type het Geale Atsmapad bij Augustinusga te behoren. zijn enkele exemplaren van Schijnhondsroos (Rosa subcanina) en De landelijk tamelijk zeldzame Schijnheggenroos (Rosa subcollina) Beklierde heggenroos (Rosa waargenomen, steeds in situaties van balsamica) werd ook in dit deelgebied jonge, aanvullende beplantingen aan slechts op 2 plaatsen waargenomen, uiteindes van elzensingels, in de in oude elzensingels bij het Prinses omgeving van het kanaal. Aanplant Margrietkanaal tussen Drogeham en van deze soorten lijkt op meer Kootstertille, en bij Augustinusga. Wel plaatsen in de NFW te zijn verricht. komen met enige regelmaat Vermoedelijk is hierbij geen sprake onbeklierde of hoogstens van autochtoon plantmateriaal. zwakbeklierde exemplaren van Heggenroos voor met aanzetten tot Es en Gelderse roos zijn regelmatige dubbele zaging van de bladrand, wat verschijningen in het gebied. In mogelijk wijst op hybridisering met ongeveer 70% van de opnames (van Beklierde heggenroos. in totaal 236) komt Es voor, vaak als Opmerkelijk is dat er in dit deelgebied solitair, maar regelmatig ook co- geen soorten uit de viltrozengroep dominant met Zwarte els, met name (m.n. Rosa tomentosa en Rosa in de singels op lemige/kleiige pseudoscabriuscula) zijn genoteerd. bodems. Grote concentraties bevinden Direct aan de overzijde van het zich ten zuiden van Augustinusga tot Prinses Margrietkanaal bij Kootstertille aan Ophuis en noordelijk van bevinden zich van beide soorten Hamsterpein (o.a bij Geale populaties van enige omvang, die door Atsmapad). het kanaal dus erg abrupt worden

Hondsroos in een elzensingel in de botteltijd.

28 Gelderse roos heeft een zwaartepunt eikvaren (hier een oudbos- c.q. oud in het gebied tussen Drogeham, houtwal-indicator) aangetroffen, in Augustinusga en het Margrietkanaal schrale situaties soms aangevuld met waar alleen al in totaal meer dan 150, Muizenoor. Op het schrale talud van meest solitaire exemplaren werden een dykswâl bij Hamsterpein werd geteld. In vrijwel alle gevallen gaat zelfs nog één dopheistruikje het zowel bij Es (spaartelgen en gevonden. hakhoutstoven van 2-4m omtrek) als Gelderse roos om waarschijnlijk Naast boven al genoemde soorten betrouwbaar autochtoon materiaal. komen in de houtwallen (en singels) verder Zachte berk, Ratelpopulier, Sleedoorn komt verspreid op een Grauwe wilg, Geoorde wilg, de hybride aantal plaatsen voor op lemige Grauwe wilg x Geoorde wilg (Salix x bodem, meestal in kleine aantallen. multinervis), Grauwe wilg x Boswilg Wilde lijsterbes en Gewone vlier zijn (Salix x rheichardtii), Wilde vrijwel overal talrijk en betrouwbaar kamperfoelie, bramen, Bitterzoet en autochtoon aanwezig. Zwarte bes (in de singels) voor. Geoorde wilg komt in 15% van alle Rondom Drogeham (Jan Gerkeswei, opnames en driekwart van alle Droegehamsterfeart, Bouwekleaster) dykswâlen (in dit deelgebied) voor, en bij Hamsterpein (o.a. op het land vaak met meerdere exemplaren, van Maatschap Hoeksma), bevinden waarmee de Noardlike Fryske Wâlden zich op zandigere bodems de meeste vermoedelijk een aanzienlijke dykswâlen. Ze worden gekenmerkt populatie van deze soort herbergt. De door eikenhakhout, wat vrijwel overal meeste individuen zijn vrouwelijk, fors is uitgegroeid. In ongeveer de maar ook gemengde populaties helft van de dykswâlen werd Gewone komen regelmatig voor.

Dykswâl met oude eikenstoof en Muizenoortje.

29 Zomereik is op verschillende plaatsen is onduidelijk en vanuit oogpunt ook waargenomen als opgaande boom autochtoon daarmee onbetrouwbaar. in elzensingels. Meestal gaat het om Er is in dit gebied geen onderzoek stammen van ca. 2 m omtrek, gedaan naar voorkomen van vermoedelijk aangeplant vroeg in de bramensoorten. vorige eeuw. Ze hebben de aanduiding c/p gekregen. Voorbeelden zijn te zien Deelgebied 2. bij de Krúswei (Bouwekleaster), Drachtstercompagnie en Hoogland (oostelijk van Surhuizum) Boelenslaan en It Langpaed bij Roodeschuur. Verder vermeldenswaard zijn oude Dit deelgebied wordt gekenmerkt door knotbomen, hakhout, zowel als een iets uitwaaierende opstrekkende omvangrijke opgaande exemplaren verkaveling die uitgaat van de van Schietwilg (op 18 lokaties), voormalige Noorder- en Kraakwilg (4 lokaties) en Bindwilg Zuiderdwarsvaart in Drachten. Van (3x). Overige wilgentaxa in het gebied hieruit is een systeem van wijken zijn Katwilg, Amandelwilg en de aangelegd om het voormalige kruising tussenbeide (Salix x hoogveen te kunnen ontwateren en de mollissima, vrouwelijke cultuurkloon), gewonnen turven naar de grotere die ooit verspreid als solitairen in waterwegen en vervolgens naar de singels zijn aangeplant (niet afnemers te kunnen vervoeren. Het autochtoon) en zich eventueel op patroon van wijken wordt afgewisseld kleine schaal hebben verspreid. Ze door de verdeling van de gronden in zijn vooral van cultuurhistorische de lengterichting tussen de wijken waarde. Zeer lokaal komen Zoete met sloten en dwarssloten.De oevers kers, Gladde iep, Gewone vogelkers, van de wijken en de sloten zijn in veel Sporkehout, Wilde kardinaalsmuts gevallen begroeid met elzensingels (alle vaak solitair) en Hazelaar voor, in terwijl hier en daar de Zomereik en de vermoedelijk alle gevallen aangeplant Es veelvuldig aanwezig zijn. of spontaan uitgezaaid. De herkomst In dit gebied, ver van de bewoningsas

Bloeiende heggenroos (Rosa corymbifera).

30 die aan De Feart ligt, komen grote omzoomd. De bramen zijn hier verder exemplaren van de Gelderse roos niet geinventariseerd. Hier en daar voor. Gezien de leeftijd van de worden bij en op de erven aan De landschapselementen, de ligging en Feart hele mooie exemplaren van het feit dat hier geen aanplant in het Canadapopulieren en ook van kader van landinrichtingen of Schietwilgen en de hybride van landschapsherstel heeft Schietwilg en Kraakwilg (Salix x plaatsgevonden maakt dat het rubens) aangetroffen. Deze bomen voorkomen van deze soort als lijken in veel gevallen niet binnen de autochtoon kan worden beschouwd. bestaande benaamde klonenpopulatie Anderzijds is de soort in het gebied te kunnen worden geplaatst.Wellicht ook aangeplant. Ook Sporkehout komt zijn het lokale zaailingen die ter hier geregeld voor.Ten aanzien van de plaatse vegetatief worden autochtoniteit kan dezelfde vermeerderd. Nabij de Feart komt een constatering als bij de hierboven flinke populatie van de streekeigen genoemde Gelderse roos worden vorm van de Wichter of Gele gehanteerd. Kroosjespruim (Prunus domestica subsp. insititia) voor. In alle gevallen De Heggenroos is, zoals op meer vertegenwoordigen deze typische plaatsen, de meest voorkomende boerenbomen onder wilgen, rozensoort in dit gebied. De populieren en pruimen, een grote abundantie is hier echter lager dan in cultuurhistorische waarde. een aantal andere deelgebieden van het onderzoeksgebied. In enkele Surhuisterveen/Boelenslaan opnamen komen grote exemplaren Blauhústerwei en De Trije Roeden van de Koningsvaren (Osmunda Dit deelgebied ligt ter plaatse van het regalis) voor. voormalige hoogveen van de dorpen Ter hoogte van de Gerritswyk ligt een Surhuizum en Koartwâld. Het gebied complex van kleine percelen die door is gedeeltelijk in de late Middeleeuwen bramenrijke elzensingels worden door monniken en lekenbroeders van

Koningsvaren (Osmunda regalis).

31 de Zoete kers ten noorden van de Blauhústerwei werden een d.b.h. van 60 cm en een hoogte van 15 meter gemeten. Het verdient aanbeveling om van de aanwezige Zoete kersen zaden te winnen om aanplant in het hele gebied, en met name in het ontwikkelingsgebied van de ‘Centrale As’, mogelijk te maken. Ook hier is de Heggenroos duidelijk de meest voorkomende rozensoort. De Hondsroos (vooral Rosa canina var. dumalis) komt hier in een aantal landschapselementen ook opvallend veel voor.

Wildveld Het Wildveld ligt in het 6de veendistrict van het Surhuisterveen. Dit is het gedeelte dat tijdens de turfwinning het laatst aan snee is Grote Canadapopulier, mogelijk een regionale kloon. gekomen en de hierop volgende ontginningswerkzaamheden zijn in dit het in het gelijknamige gebied zo rond de Tweede dorp als bron van turven voor de Wereldoorlog pas voltooid. baksteenproductie geëxploiteerd. Na Rond het deelgebied Wildveld komen de reformatie kwam er een veel bes- en botteldragende soorten grootschalige en gestructureerde van de rozenfamilie voor. Zowel niet- ontginning van de bodemschatten tot autochtone wilde Zoete kers, Gewone stand. Het landschapspatroon vogelkers en Zure kers (Prunus vertoont nog altijd de kenmerken met cerasus) als ook de Wichter (Kroosjes die van rond 1580 gestarte of Kroospruim, Prunus domestica ontginningsactiviteiten. Het gebied subsp. insititia) kan men hier wordt gekenmerkt door het bijna aantreffen. Het gaat bij deze soorten overal voorkomen van elzensingels. vooral om de grote cultuurhistorische Dykswâlen zijn hier in het vochtige waarde. milieu daarentegen uiterst zeldzaam.

In dit deelgebied komen mooie exemplaren van de wilde Zoete kers voor. Het onderzoek wees uit dat dit met zekerheid wilde, maar of het om autochtone exemplaren van deze soort gaat is onbekend. Dit deelgebied sluit voor wat het voorkomen van de Zoete kers betreft mooi aan bij het rijke zoete kersengebied in het aanpalende deel van het Groningse Westerkwartier. Bij een exemplaar van Oever met autochtone Gelderse roos (Viburnum opulus). 32 land. We zien ook overgangsvormen tussen Viltroos en Schijnviltroos. Op Deelgebied 3. Rondom Twijzel en één plaats is de zeer zeldzame Kootstertille Berijpte viltroos (Rosa sherardii var dysadenophylla) aangetroffen, die Centraal in de Noardlike Fryske verder alleen nog in de omgeving van Wâlden bij de dorpen Twijzel en Bergen aan Zee en Castricum Kootstertille ligt een van de mooiste voorkomt. De Berijpte viltroos langs grote aaneengesloten houtwal- en de Âlde Dyk bij Kootstertille valt op houtsingelgebieden. Het gaat door de sterk opstaande kelk en de voornamelijk om weidepercelen, maar enkel- tot dubbelgezaagde bladrand. in de afgelopen decennia is de Eén exemplaar van een vergelijkbare omzetting naar mais-akkers sterk roos als die bij Kootstertille staat in de toegenomen. De bodems zijn duinen bij het Zwanenwater in Noord- afwisselend veen,- zand- of Holland. In ieder geval is de roos van kleihoudend met allerlei overgangen. Kootstertille heel bijzonder en De houtwallen en houtkanten op mogelijk op te vatten als Rosa leemhoudende bodems vallen op door sherardii var. dysadenophylla. De hun rijkdom aan wilde rozen, met viltroossoorten hebben hier hun meest name de Viltroos (Rosa tomentosa) en noordelijke verspreiding in ons land. de Schijnviltroos (Rosa De rozenbevattende elzensingels pseuodoscabriuscula). Het betreft hier bestaan in hoofdzaak uit hakhout van vermoedelijk enkele van de grootste Zwarte els met verdere bijmenging populaties van beide soorten in ons van Eenstijlige meidoorn, Hondsroos, land. Vooral de Schijnviltroos (of Ruwe Heggenroos, Es en zeldzamer de viltroos) behoort tot de Beklierde heggenroos, allerzeldzaamste rozensoorten in ons Schijnegelantier (mogelijk

Nieuw gegraven plas waar allerlei wilgensoorten ontkiemen, waaronder de kleinbladige kruipwilg (Salix repens subsp. repens) en de Rossige wilg (Salix cinerea subsp. oleifolia).

33 aangeplant), Gelderse roos en Sleedoorn. Het keileemgebied loopt westelijk door in de richting van de De Iest bij Jistrum en buiten het Nationaal Landschap in de richting van Buitenpost en Grootegast ( de Surhuizumer en Doezumermieden) aan beide zijden van de oude loop van de Lauwers in Fryslân en Groningen. Het gebied van De Mieden is merendeels in het bezit van Staatsbosbeheer. Daar komen, zij het schaars, ook bijzonderheden als Roze bloemvariëteit van de Haagwinde Tweestijlige meidoorn, Grootvruchtige die nu en dan in singelranden en bermen meidoorn en Schijnkoraalmeidoorn optreedt. voor. Het zijn ook voor die soorten de meest noordelijke groeiplaatsen in en Grote schuilbraam (Rubus Nederland. laevicaulis). Ongetwijfeld zijn hier bij nader onderzoek meer soorten te Op de drogere zandbodems hebben vinden. we te maken met opvallend hoge wallen die beplant zijn met In de omgeving van de Mounewei eikenhakhout, dat voor een groot deel ten westen van het dorp in een cyclisch hakhoutbeheer is Twijzel, en deels ten noorden van opgenomen, maar deels niet meer Twijzel, is de bodem deels zandig en wordt gehakt. Bij aanwezigheid van deels leemhoudend. We zien er zowel parallel lopende sloten worden deze hoge dykswâlen met begrensd door elzenhakhout. Naast eikenhakhoutstoven als elzensingels Zomereik zien we er Sporkehout, met rozen, vooral Hondsroos, en Zachte berk, Wilde lijsterbes, mindere mate Heggenroos en Viltroos. Ratelpopulier, Grauwe wilg, Geoorde Op één plaats is de Bastaardmeidoorn wilg, de hybride Grauwe wilg x (Crataegus x media) waargenomen. Geoorde wilg (Salix x multinervis) en Op de oevers van recent gegraven Grauwe wilg x Boswilg (Salix x dobben ten noorden van de Mounewei reichardtii). Zeer zeldzaam is de ontkiemen Kleinbladige kruipwilgen Rossige wilg (Salix cinerea subsp. (Salix repens subsp. repens) en de oleifolia) en de hybride van Rossige Rossige wilg. Het is de enige wilg en Grauwe wilg (Salix x guinieri) waargenomen groeiplaats van de en de Geoorde wilg x Boswilg (Salix x Kleinbladige kruipwilg. Op één plaats capreola). Ratelpopulieren en Geoorde groeit de zeldzame, niet-autochtone, wilgen (met hybriden) kunnen forse hybride van Katwilg met Geoorde wilg struwelen en bomenrijen opleveren. (Salix x fruticosa). Hier en daar staan Ratelpopulier is een pionier, maar Eikvarens in de kruidlaag. vormt ook gemakkelijk uitlopers. De soort lijkt hier autochtoon te zijn. In Bij Twijzel in de punt tussen De de omgeving van de Âlde Dyk is een Wedze en het Wyldpaed, ligt vooral enkele insteek gemaakt voor bramen: een zandig gebied met Geoorde wilg Fijne randbraam (Rubus calviformis), als algemene soort naast Zomereik en Witte randbraam (Rubus frieslandicus) Wilde lijsterbes. Er zijn hier drie

34 waarnemingen van Struikhei en gematigde streken is het gebruik van spaarzaam Gewone eikvaren en bomen als veevoeder marginaal Dubbelloof in de kruidlaag. Plaatselijk geworden terwijl deze in de tropen op zien we Hondsroos, een enkele veel plaatsen nog, of opnieuw een Heggenroos en eenmaal Viltroos. belangrijk onderdeel uitmaken van het Bijzondere bramen zijn er minder menu van plantenetende huisdieren. algemeen: Fijne randbraam (Rubus Het is aan de hierboven beschreven calviformis), Rode bermbraam (Rubus boom (of dichte groep scheuten) te ferocior), Witte randbraam (Rubus zien dat de productie van bebladerde frieslandicus), Grote schuilbraam scheuten hoog kon zijn. Juist bij de (Rubus laevicaulis) en Geplooide esdorpen rondom de Burgumermar stokbraam (Rubus plicatus). vinden we meerdere plekken met Gladde iepen. Ook langs de oude De driehoek tussen de N 355 en eswegen kan men ze nog vinden. Als De Koaten (Harstewei) is een mix bijzondere bramen werden hier van zand- en leemhoudende bodems. waargenomen: Bruine bermbraam Houtwallen met Zomereik en Geoorde (Rubus drenthicus), Knieviltbraam wilg wisselen elkaar af met (Rubus geniculatus), elzensingels en leveren Hondsrozen, Grote schuilbraam (Rubus laevicaulis) Heggenroos, Schijnviltroos en ook de en IJle schuilbraam (Rubus Gelderse roos op. Mogelijk is hier de tubanticus).Bovendien werden bij Gladde iep (Ulmus minor) autochtoon. Jistrum twee volledig nieuwe Als bijzondere bramen noemen we: Bramensoorten door Karst Meijer Spikkelhaagbraam (Rubus adspersus), gelocaliseerd. Deze zullen in de nabije Bruine bermbraam (Rubus toekomst nader door Karst onder de drenthicus), Rode bermbraam (Rubus loupe worden genomen. ferocior), Witte randbraam (Rubus frieslandicus), Smalle randbraam De Ies, Âlde Harstewei (Rubus placidus) en Donkere Bij het buurtschap De Ies en de Âlde pluimbraam (Rubus silvaticus). Harstewei, dagzoomt de potklei. We zien er vooral elzensingels en in Jistrum/Heidewei mindere mate, vooral in de Aan de Heidewei bij Jistrum staat aan Noordoosthoek dykswâlen met de Noordkant van de zandweg in het voormalige eikenhakhoutstoven. gebied dat tot het einde van de 16de Rozen zijn in dit gebied algemeen, eeuw nog heide was, een klonale vooral Hondsroos (met een exemplaar groep van de Gladde iep. Het betreft van Rosa canina var. andegavensis hier een forse kloon van tenminste 30 met beklierde bottelsteel), naast meter lengte. Het is mogelijk dat deze Heggenroos en (schaars) Viltroos. Van hier met de ontginning en verdeling de niet inheemse Veelbloemige roos van de heidegronden aan het begin (Rosa multiflora) zijn enkele van de 17de eeuw is terecht gekomen. exemplaren aangeplant. De Iep was vroeger een waardevolle In dit gebied (rondom de Harstewei) is boom voor de winning van ook Tweestijlige meidoorn, hoogwaardig veevoeder. Op diverse Schijnkoraalmeidoorn (Crataegus x plaatsen in Europa, bijvoorbeeld voor subsphaerica), Salix x capreola (de het eiland Gotland in Zweden, is het zeldzame hybride van Geoorde wilg en gebruik van loof als veevoeder Boswilg) en de Rossige wilg uitgebreid beschreven. In de aangetroffen.

35 Karst Meijer bij de door hem ontdekte en beschreven nieuwe bramensoort: Rubus frieslandicus (Witte randbraam).

Dykswâl met uitgegroeid eikenhakhout.

Bramen te Jistrum: links Knieviltbraam, rechts de Grote schuilbraam. 36 Salix x capreola, de zeldzame hybride tussen de Boswilg en de Geoorde wilg.

Soortenrijke dykswâl met Wilde kamperfoelie, Gewone vlier en bramensoorten.

37 De elzensingels zijn rijk aan Eenstijlige meidoorn, bramensoorten waaronder: Fijne Bastaardmeidoorn, Wilde randbraam (Rubus calviformis), Bruine kamperfoelie, Sporkehout, Gewone bermbraam (Rubus drenthicus), vlier, Bitterzoet, Brem, Ratelpopulier Slanghumusbraam (Rubus flexuosus), en Grauwe wilg, Salix x reichardtii Witte randbraam (Rubus (Boswilg x Grauwe wilg), Geoorde wilg frieslandicus), Ingesneden en plaatselijk Zomereik als spaartelg ruigtebraam (Rubus incisior), Grote of hakhout. Meer bijzonder is een schuilbraam (Rubus laevicaulis), Grootvruchtige meidoorn langs de Stompe haagbraam (Rubus Heerenweg. lindleianus), IJle schuilbraam (Rubus tubanticus) en Donkere pluimbraam Bijzonder is een klein heideperceel bij (Rubus sylvaticus). Sumarreheide met Struikhei, Stekelbrem en een grote populatie Deelgebied 4. Sumar en Kruipbrem. De heide is door afplaggen Sumarreheide van de bovenlaag opnieuw ontwikkeld. In het begin van de 19e eeuw lag hier Ten zuiden van Sumar (Suameer) een groot heidegebied, dat in de liggen leemhoudende bodems die veel latere 19e eeuw is ontgonnen ten groeiplaatsen van wilde rozen behoeve van landbouw. Langs het opleveren. Het gaat vooral om heideterreintje ligt een oude opvallend Hondsroos en Heggenroos, die er veel hoge wal met omvangrijke stoven (tot voorkomen. Van de Heggenroos is er ca. 7 meter omtrek) van een bijzonder grote populatie. Zomereikenhakhout. Algemeen is het elzenhakhout, naast Zachte berk, Kraakwilg, Schietwilg,

Door afplaggen hersteld en verjongd heideterreintje bij Sumarreheide met Stekelbrem (Genista anglica) en op de achtergrond Kruipbrem (Genista pilosa).

38 het algemeen is het gebied nat en Deelgebied 5. Weidegebied bij waren de sloten met water gevuld. Damwâld (Damwoude) en Driesum We zien er verder autochtone Grauwe wilg, Boswilg, Salix x reichardtii Het weidegebied bij Damwâlde en (Grauwe wilg x Boswilg), Salix x Driesum tussen de Foarwei (Voorweg) multinervis (Grauwe wilg x Geoorde in het noorden en De Sânharst wilg), Schietwilg, Kraakwilg, Es, Wilde (Zandhorst) ten zuiden heeft de lijsterbes, Eenstijlige meidoorn, typische structuur van langgerekte Ratelpopulier, Sporkehout, Bitterzoet, percelen. De bospercelen ten zuiden Gewone vlier, Gewone vogelkers en van Damwâld en bij Rinsumageast zijn Gelderse roos. Een bijzondere soort is alle in de 20e eeuw aangelegd en zijn de Schijnkoraalmeidoorn langs de niet bij de inventarisatie betrokken. Johannes Dirkslaan, die ook op een Het gaat vooral om houtkanten met enkele andere groeiplaats in de Zwarte els, met hier en daar Essen en Noardlike Fryske Wâlden is Eenstijlige meidoorns. aangetroffen. Opmerkelijk hier is het grote aantal Andere afwijkende meidoorns, van Heggenroos, wat samenhangt met waaronder met opstaande kelk bij de het lemige karakter van de bodem. bottels, vallen binnen de variatie van Het gaat om vele tientallen Eenstijlige meidoorn. Verschillende exemplaren die in aanmerking komen aangeplante inheemse soorten van voor de Rassenlijst en opname in de onbekende herkomsten zoals Gelderse nationale genenbank. De elders zo roos, Gewone vogelkers, Sleedoorn, algemene Hondsroos is hier bijzonder Wilde kardinaalsmuts, Wilde liguster, schaars. Interessant zijn variëteiten Spaanse aak, Gewone esdoorn en van de Hondsroos: Rosa canina var. Gladde iep komen in de opnamen blondaeana, gekenmerkt door de rijke voor. Plaatselijk is ook niet autochtone bekliering op blad en de bottelsteel en Zwarte els en Witte els aangeplant. van de Heggenroos: Rosa corymbifera Het gebied ten zuidwesten van var. deseglisei met beklierde Driesum is op braamsoorten bottelsteel. Een enkele Egelantier is onderzocht. Er werden o.m. de waarschijnlijk recent aangeplant. De endemische Witte randbraam (Rubus combinatie van Egelantier met de frieslandicus), naast de Grote zeldzame variëteiten van de schuilbraam (R. laevicaulis), Smalle hondsroos maakt autochtoniteit randbraam (R. placidus), Spitse enigzins verdacht. De bodem bestaat haarbraam (R. schlechtendalii) en wisselend uit zand, leem of veen. Over Donkere pluimbraam (R. sylvaticus)

De Heggenroos in de botteltijd.

39 Links Eenstijlige meidoorn met afwijkende lange opstaande kelk; rechts de Schijnkoraalmeidoorn met lange kelk en gezaagde steunblaadjes. waargenomen. In dit gebied komt de aangeplant in het kader van rozebloeiende, veelal lichtroze, naast ruilverkavelingsortiment. de witbloeiende variëteit van de Haagwinde voor. Gewone eikvaren, De herkomst ervan is dan onbekend. Poelruit en Hemelsleutel staan o.a. in Overigens is het niet helemaal de kruidlaag. De meeste opnames zijn uitgesloten dat het plantmateriaal als categorie B gewaardeerd. afkomstig is uit de kustduinen of de duinen van de Waddeneilanden, waar Deelgebied 6. Weide- en we dergelijke soorten ook wel akkergebied bij Oudwoude aantreffen en waar in het verleden locale kwekerijen aanwezig waren.

In het weide- en akkergebied van Onder de bramensoorten zijn hier Oudwoude is een kleine steekproef Witte randbraam (Rubus genomen in enkele percelen nabij de frieslandicus), Grote schuilbraam (R. begraafplaats. Reden was het laevicaulis), Smalle randbraam (R. voorkomen van een aantal bijzonder placidus), Spitse haarbraam (R. zeldzame wilde rozen in elzensingels. schlechtendalii), Donkere pluimbraam Het gaat daarbij om Hondsroos, (R. silvaticus) aangetroffen. Heggenroos, Beklierde heggenroos (Rosa balsamica), Schijnheggenroos (Rosa subcollina), Schijnhondsroos Deelgebied 7. Oentsjerk en (Rosa subcanina) en de Behaarde struweelroos (Rosa caesia). De rozen staan in een houtkant van elzenhakhout met autochtone populaties of een enkel exemplaar van Es, Eenstijlige meidoorn, Wilde lijsterbes, Wilde kamperfoelie, Gewone vlier, Bitterzoet, Zachte berk en Grauwe wilg. Groepen van dergelijke zeldzame wilde rozen zijn op meer plekken, zoals Blauwforlaet en Nonnepaed aangetroffen in de Noardlike Fryske Wâlden. Op grond Elzensingel met verschillende zeldzame van de groeiplaatsen lijkt het er op rozen, zoals de Behaarde struweelroos en dat deze rozen waarschijnlijk zijn de Schijnheggenroos van niet-autochtone herkomst, die waarschijnlijk bij een herinrichting zijn aangeplant. 40 Behaarde struweelroos (Rosa caesia) met dieproze bloem en opvallend grote stijlopening.

Âldtsjerk: buitenplaatsgebied van in de tuinhistorie met aspecten van De Klinze, Staniastate en Nieuw padenpatronen en zichtassen en de Heemstrastate monumentale bomen van Zomereik en Amerikaanse eik. Bij het landhuis Bij Oentsjerk en Âldtsjerk (gemeente staat een oude 18e of laat 17e eeuwse Tytsjerksteradiel) ligt een Hollandse linde (Tilia x europaea) die landgoederenlandschap op zand- en als cultuurhistorisch erfgoed en vanuit venige bodem, met de buitenplaatsen kwekerijgeschiedenis van belang is. De Klinze, Staniastate en Nieuw Als autochtone genenbronnen zijn Heemstrastate. Staniastate is een vooral de houtsingels en houtwallen oude buitenplaats, vermoedelijk in het met hakhout van Zwarte els langs de begin van de 16e eeuw ontstaan en in weilandpercelen en in bosranden van de 19e eeuw door landschapsarchitect belang. Behalve Zwarte elzen, met L.P. Roodbaard in landschappelijke stijl hier en daar grote oude stoven, zien omgevormd. De Klinze is van de latere we er Zachte berk, Wilde lijsterbes, 16e eeuw en vermoedelijk ook door Bitterzoet, Gewone vlier, Es, Roodbaard in landschapsstijl Sporkehout, Wilde kamperfoelie, ontworpen. Het landhuis Nieuw Boswilg en Grauwe wilg. Enkele Heemstra is afgebroken en vervangen soorten als Wilde liguster, Rode door een verzorgingshuis. De tuin is kornoelje en Sleedoorn zijn van daarbij deels als park gehandhaafd. onbekende, vermoedelijk niet- Bij die omvormingen zijn beplantingen autochtone herkomst. Vooral het van daarvoor gehandhaafd. Het aantal weidegebied op zand en veenbodem soorten van autochtone populaties is met elzensingels ten oosten van hier gering. De waarde zit hier meer Zevenhuizen is het meest

41

De oude 18e of laat 17e eeuwse Hollandse linde (Tilia x europaea) bij het landhuis De Klinze is van grote cultuurhistorische waarde.

karakteristiek. In dit gebied zijn een Seadwei, Griene wei en Boskwei klein aantal opnamen gemaakt en als Dit gedeelte van het grondgebied van C en B/C –locaties gewaardeerd. Eastermar en Drogeham ligt ter hoogte van de voormalige heiden van Deelgebied 8: Burgum deze dorpen. Vanaf het begin van de 17de eeuw is de ontginning van deze Dit deelgebied ligt ten noorden en ten heiden ter hand genomen. Opvallend noordwesten van Burgum. Het gaat is in dit deelgebied het interessante hier vooral om elzensingels met voedselarme zandige milieu van de Zachte berk, Es, Eenstijlige meidoorn dykswâlen met een ondergroei van (en zeldzaam de Bastaardmeidoorn; o.a. Brem (Cytisus scoparius). Op een Crataegus x media), Wilde wallichaam bij de Boskwei () kamperfoelie, Geoorde wilg, Grauwe komen onder oud eikenhakhout wilg, Wilde lijsterbes, Hondsroos en kruiden voor zoals: Schermhavikskruid Heggenroos. De twee rozensoorten (Hieracium umbellatum), die geregeld voorkomen wijzen erop Zandblauwtje (Jasione montana), en dat het niet om puur zand gaat, maar Mannetjesereprijs (Veronica officinalis) ook om leemhoudende bodem. Ook Bij de Boskwei is ook een Zoete kers hakhoutstoven van Zomereiken op aangetroffen. Op die locatie komt op wallen treffen we er aan. Plaatselijk de Noordwestzijde van de wal ook het zijn er jongere eiken aangeplant. Als zeer zeldzame Appelmos (Bartramia geheel is het geied niet erg pomiformis) voor. soortenrijk. Vermeldenswaard is een oude Hollandse linde met een Verder is Dubbelloof (Blechnum stamomvang van 425 cm, van grote spicant) hier vermeldenswaard. Op cultuurhistorische betekenis. De boom een flink aantal plekken in het staat op een graslandperceel even complex bij de Seadwei komt Eikvaren buiten de westzijde van het dorp. (Polypodium vulgare) nog in grote hoeveelheden voor. Deelgebied 9: Eastermar Lytse Hoarnstleane en Heidbuurt Dit gebied behoort grotendeels tot de

42 Mannetjesereprijs, Eastermar.

Eastermar: oude eikenstoof met Wilde lijsterbes.

43 Ecologie & verspreiding van het Appelmos gevonden. Na 1980 bleek bij Bartramia pomiformis is een soort van inventarisaties de soort ook voor te open schaduw, op het noorden komen in het wallengebied boven gelegen steilkanten, open, maar Steenwijk. Belangrijke vindplaatsen beschut tegen directe straling en zijn thans nog de houtwallen bij zonder concurrentie van kruiden en Achtkarspelen in Friesland en de grotere mossen. De dramatische steilkantjes in de Eijerlandse duinen achteruitgang van Gewoon appelmos op Texel. Verheugend zijn de recente sinds 1950 is waarschijnlijk vooral het (her)ontdekking op de Veluwezoom gevolg van gewijzigd landgebruik (Bennekom, Rheden) en de nieuwe (ander beheer van hout- en vondsten in Noord-Brabant bij boswallen) en wellicht ook van Geldrop. Profiteert Gewoon appelmos eutrofiëring en/of verzuring. In de van de afgenomen zure depositie? De duinen is de soort op veel plaatsen al soort is synoecisch en draagt bijna voor 1900 verdwenen, maar op Texel altijd kapsels. houdt Appelmos stand. Tussen 1950 Bron: BLWG Verspreidingsatlas en 1980 is dit karakteristieke mos Mossen online http://www. vooral op en langs de Veluwe verspreidingsatlas.nl/2559#

oude bouwlandgronden van Eastermar. een grote populatie van de Gladde iep. De middeleeuwse ontginningen Bij de Heidbuurt (Eastermar) staan ondersteunen de verwachting dat de een aantal soorten die waarschijnlijk hier aanwezige houtachtige gewassen uit tegenoverliggende tuinen ontsnapt ter plaatse een lange historie kennen. zijn, danwel door de bewoners zijn Op een aantal dykswâlen komt de aangeplant. Het gaat om Gewone Eikvaren (Polypodium vulgare) nog in esdoorn (Acer pseudoplatanus), flinke klonen voor. Op deze dykswâlen Kardinaalsmuts (Euonymus europaea), is de Zomereik doorgaans dominant. Zoete kers (Prunus avium), Rode bes Ook de typische Friese Wouden-vorm (Ribes rubrum), Amerikaanse van de Betula pubescens komt hierin vogelkers (Prunus serotina), veelvuldig voor. Voor Zomereik en Spierstruik (Spiraea spec.) en ‘Woudenberk’ liggen hier potentieel Fluweelboom (Rhus typhina). In deze goede zaadbronnen. dykswâl staat ook een Kraakwilg (Salix fragilis.) Rosa canina is hier de meest voorkomende roos, in tegenstelling tot In een opname bij Halfweg veel andere gebieden in De Noardlike (Eastermar) staat een kleine populatie Fryske Wâlden waar de Heggenroos Struikhei (Calluna vulgaris) op de domineert. Bij de Lytse Hoarnstloane flank van de dykswâl aan de zuidzijde. staat een Bastaardmeidoorn Gezien het gegeven dat dit gebied in (Crataegus x media) en vinden we ook het begin van de 17de eeuw vanuit de

44 hier destijds bestaande heide is In het Zuidoostelijke deel van dit ontgonnen, is het een bijzondere gebied komen prachtige solitaire prestatie van deze soort en eveneens Zomereiken voor. Heggenroos (Rosa een compliment voor de beherende corymbifera) is algemeen aanwezig, boeren dat hij heden ten dage nog op maar ook Hondsroos (Rosa canina) is deze plek kan worden aangetroffen. hier en daar present. Bij de Rondweg De overhangende takken van de werd een bijzondere roos met hybride bomen, voornamelijk Zomereiken en karakter aangetroffen. Deze roos Woudenberken, nemen echter heel vormt hier een kloon van 10 meter veel licht voor deze dwergstruiken lengte. Het blad is beklierd en weg. De vitaliteit van de Struikhei laat behaard. Mogelijk gaat het om een daardoor te wensen over. Het zou een variëteit van de Schijnheggenroos heel goede zaak zijn dat deze (Rosa subcollina). Het Noordwestelijke overhangende takken tot een zekere gedeelte bestaat volledig uit hoogte worden opgesnoeid. De elzensingels met Zwarte els als belichting van de zuidzijde zal dominante soort. Dit gedeelte bevat hierdoor aanmerkelijk verbeteren en ook een bijzondere roos die werd daarmee ook de overlevingskansen aangetroffen bij de Rydwei. Ook hier van de Struikhei. Bij Halfweg staat is de Schijnheggenroos de juiste ook een Eikenstoof met een omtrek benaming van deze soort. van 4,5 meter. Deelgebied 11. Deelgebied 10. Rottevalle

Zeer bijzondere roos bij Rottevalle, een Schijnheggenroos (Rosa subcollina) met beklierde bottel en bottelsteel. 45

Ook in dit gebied ten noorden en Toutenburg, staat naast verspreide westen van Burgum bestaat het Hondsrozen en enkele Heggenrozen, landschap uit de karakteristieke lange een Bottelroos (Rosa villosa). De soort strokenkavels met elzensingels. Het groeit er met Gewone eikvarens. De gebied is vrij arm aan soorten wat te Bottelroos is een hier en daar wijten is aan de veelal arme zand- en ingeburgerde rozensoort uit zuidelijk veenbodem. We zien er o.a. Es, Europa die zich vanuit tuinen Eenstijlige meidoorn, Zachte berk, verspreidt. Ratelpopulier, Wilde lijsterbes, Wilde Landelijk gezien is het een zeldzame kamperfoelie, Hondsroos, Heggenroos, cultuurroos en medicinale roos. Kraakwilg, Grauwe wilg en Geoorde Vanwege de zeldzaamheid is de soort wilg. Ook hakhoutstoven van voorgesteld voor de Rode Lijst. Verder Zomereik. Plaatselijk staan er oude meidoorns en een enkele Bastaardmeidoorn (Crataegus x media). Op één plaats bij Kûkherne langs een zandweg, tussen Kûkherne en Nieuw

De Bottelroos, Rosa villosa; dieproze bloem en sterk beklierde en bestekelde bloembodem. 46 staan daar nog o.a. Gelderse roos, Zwarte bes, Geoorde wilg, Sporkehout en bramensoorten als: Slangraspbraam (Rubus flexusosus), Witte randbraam (Rubus frieslandicus), Knieviltbraam (Rubus geniculatus), Grote schuilbraam (Rubus laevicaulis), Stompe haagbraam (Rubus lindleianus) en Zandhaagbraam (Rubus nemoralis).

Nieuw Toutenburg is een zorginstelling op de plaats van een heideontginning met oude bosrelicten en enkele bijzondere bramen als Witte randbraam (Rubus frieslandicus), Rode contrastbraam (Rubus glandithyrsos), Ingesneden ruigtebraam (Rubus incisior) en Zandhaagbraam (Rubus nemoralis). In de oude bosrestanten, die verder niet bij het onderzoek zijn betrokken, zien we elzen- en essenhakhout. Opmerkelijk is hier de enige vondst van de Wilde framboos (Rubus idaeus), die overigens landelijk zeer algemeen is. Ook bleken hier cultuurvariëteiten van de framboos als verwilderd voor te komen met grote rode en oranje vruchten.

47 4 Overzicht van de waargenomen soorten

Elzensingel bij Hamsterpein. waargenomen inheemse taluds van sloten in elzensingels en in soorten, waarvan met mindere mate in dykswâlen. autochtone exemplaren, De Betula pendula (Ruwe berk) hun voorkomen en groeiplaatsen worden hieronder besproken. De Ruwe berk is met 16 (2,6%) opnamen besprekingen hebben alleen zeldzaam. Er is vrijwel steeds c betrekking op autochtone bomen en aanduiding gegeven. Er is twijfel over struiken op de onderzochte locaties de autochtoniteit. De soort lijkt zich binnen het Nationaal Landschap de hier en daar spontaan uit te zaaien Noardlike Fryske Wâlden. Bij iedere vanuit aanplant. waargenomen soort is steeds het aantal opnamen vermeld en het Betula pubescens (Zachte berk) percentage ten opzichte van het totaal De Zachte berk komt in 286 opnamen aantal opnamen . Ofschoon dit voor (47%). De Zachte berk is een onderzoek een steekproef is van het soort die regelmatig voorkomt op gebied, geeft het toch een aardige plaatsen waar ook de Zwarte els indruk. groeit, maar vaker ook in drogere milieus en houtwallen. Zachte berk is Populaties van een aantal soorten daarbij meestal in het hakhoutbeheer komen vanwege de betrouwbaarheid meegenomen. Vanwege het als autochtoon (tenminste a, a/b of b regelmatige voorkomen in deze regio, waarderingscategorie) in aanmerking waaronder ook oudere exemplaren, is voor oogst en vermeerdering. Locaties autochtoon genenmateriaal waarop ze in voldoende aantallen waarschijnlijk. Over het algemeen is voorkomen kunnen worden de autochtoniteit van Zachte berk in voorgedragen voor opname in de ons land moeilijk vast te stellen ‘Rassenlijst Bomen’. Het gaat hierbij vanwege zijn pionierkarakter en om soorten als Geoorde wilg, Zwarte vermogen tot gemakkelijk spontaan els, Es, Hondsroos, Heggenroos, uitzaaien. Opmerkelijk bij de veel Viltroos, Schijnviltroos, Eenstijlige Zachte berken is de vrij gladde, soms meidoorn, Gelderse roos, Wilde wat grijsachtige stam en de relatief lijsterbes, Zachte berk, Zomereik, kale twijgen en bladeren. Typisch is Wilde kamperfoelie en Gewone vlier. ook dat de takken vaak hangen, wat Opname in de Nationale Genenbank eigenlijk een kenmerk is van de Ruwe voor Autochtone Bomen en Struiken is berk. Dit kan ook wijzen op een aan te bevelen. hybride karakter (Betula x aurata), maar mogelijk ook met verwantschap Alnus glutinosa (Zwarte els) aan berkenpopulaties van Noord- Zwarte els is de algemeenste Europa (Betula odorata). Mogelijk zijn autochtone boom van de Noardlike er nog eigen kenmerken te Fryske Wâlden en is op 558 van de onderscheiden aan de vrij kale 611 (91%) onderzochte locaties bladeren en twijgen, de vrij grof aangetroffen, meestal aangeduid met getande bladrand, de knoppen en de b, a/b of a. Het is een soort die op harsklieren. De berken geuren in het venige en zandige bodems goed gedijt voorjaar opvallend. We zouden hier en als hakhoutboom al eeuwen benut wellicht van een typische Noordelijke wordt. Meestal komt de Zwarte els Friese Wouden-variëteit kunnen voor als meerstammige stoof op de spreken. Door Jan de Boer, die de

49 Nationaal Landschap Noardlike Fryske Wâlden

Legenda Crataegus x macrocarpa Grens Nationaal Landschap

0 0,75 1,5 3 4,5 6 Km Bronnen: Esri Nederland, Esri, Kadaster, CBS, Min VROM, Rijkswaterstaat en gemeenten: Rotterdam, Breda, Tilburg

Typische vorm van de Zachte berk (Betula pubescens) in de Noardlike Fryske Wâlden bij Drachtstercompagnie.Rechts 50 Hamsterpein. variëteit al langer onderkent, is Het is een soort van de oude heggen, voorgesteld om de variëteit als houtkanten en houtwallen. Mogelijk ‘Woudenberk’ te benoemen. De soort zijn de meidoorns op een aantal is vaak met b en soms a, a/b of a locaties restanten van vroegere aangeduid. heggen die door toepassing van prikkeldraad overbodig werden. De Calluna vulgaris (Struikhei) struiken zijn meestal met b of c Struikhei is op drie plaatsen gewaardeerd. Op 19 plaatsen zijn waargenomen (0,5%), op twee afwijkende typen van Eenstijlige plaatsen in een schrale zandige meidoorn waargenomen die als houtwal en op een plaats in een klein Crataegus monogyna s.l. zijn heideperceel. Het heideareaal was aangegeven. In het algemeen lijken vroeger aanzienlijk groter. Het gaat veel Eenstijlige meidoorns om kleine relicten. betrouwbaar autochtoon.

Corylus avellana (Hazelaar) Crataegus laevigata (Tweestijlige Het voorkomen van de wilde Hazelaar meidoorn) in het gebied is twijfelachtig. De soort Tweestijlige meidoorn is op 7 plaatsen is in 12 opnamen genoteerd (2%) met aangetroffen (0,3%) en behoort hier steeds een c-aanduiding, naast een tot de zeldzaamheden. Ook hier flink aantal waarnemingen van betreft het mogelijk deels aangeplante of uitgezaaide hegrestanten. De locaties behoren tot exemplaren van onduidelijke de meest noordelijke groeiplaatsen in herkomst. Vermoedelijk is de soort in ons land. Tweestijlige meidoorn is de meeste gevallen niet autochtoon. aangetroffen binnen de gemeente Achtkarspelen bij o.a. Âlde Harstewei, Crataegus monogyna (Eenstijlige De Wedze, Ophuis en Surhuisterveen. meidoorn) De soort is ook aangetroffen in De Op de rijkere en leemhoudende, maar Mieden en de Doezumermieden in het ook de iets rijkere zandbodems is aangrenzende Groningen. Ze hebben autochtone Eenstijlige meidoorn een “a” aanduiding. algemeen: op 566 locaties (93%).

Details van een Tweestijlige Meidoorn (Crataegus laevigata). 51 Nationaal Landschap Noardlike Fryske Wâlden

Legenda Crataegus laevigata Grens Nationaal Landschap

0 0,75 1,5 3 4,5 6 Km Bronnen: Esri Nederland, Esri, Kadaster, CBS, Min VROM, Rijkswaterstaat en gemeenten: Rotterdam, Breda, Tilburg

52 Crataegus x macrocarpa Crataegus x subsphaerica (Grootvruchtige meidoorn) (Schijnkoraalmeidoorn) Crataegus x macrocarpa is de De Schijnkoraalmeidoorn is de spontane hybride van de Tweestijlige spontane kruising van Eenstijlige meidoorn en de Koraalmeidoorn. Het meidoorn en de Koraalmeidoorn. Het is een zeldzame struiksoort in taxon is op drie plaatsen genoteerd: Nederland. Het taxon lijkt op de bij Damwoude, Kootstertille en Alde Bastaardmeidoorn (Crataegus x Harstewei (). Het taxon media), maar heeft de kenmerkende lijkt op de Eenstijlige meidoorn maar lange spitse kelkbladen van de heeft een lange spitse kelk en een Koraalmeidoorn-ouder. De meervoudig gezaagde rand van de Grootvruchtige meidoorn is op vijf kortlot steunblaadjes. De soort heeft locaties (0,8%) waargenomen. Ook in een a en b aanduiding. De Mieden is een enkel exemplaar genoteerd. De soort is waargenomen in Achtkarspelen (Ophuis, Pypketsjerke en Súderheawei) en in Tytsjerksteradiel aan de Heerenweg.

De Koraalmeidoorn (Crataegus rhipidophylla) is waarschijnlijk in ons land uitgestorven. De hybride wijst echter nog op het vroegere voorkomen ervan. Crataegus x macrocarpa is een hybride met een vrij constante morfologie. Het zeer zeldzame taxon is o.a. ook bekend uit het Ruiten Aa-gebied, in de provincie Groningen en het potkleigebied van Drenthe (Roden-Norg). De soort heeft steeds een a aanduiding.

Crataegus x media (Bastaardmeidoorn) Crataegus x media is de spontane hybride van de Eenstijlige en de Tweestijlige meidoorn. De hybride is op 13 plaatsen aangetroffen (2%) wat er op kan duiden dat de Tweestijlige meidoorn vroeger mogelijk algemener is geweest. De soort wordt als autochtoon beschouwd en heeft Grootvruchtige meidoorn (Crataegus x meestal een a aanduiding. macrocarpa),bloemen en vruchten.

53 Nationaal Landschap Noardlike Fryske Wâlden

Legenda Crataegus x subsphaerica Grens Nationaal Landschap

0 0,75 1,5 3 4,5 6 Km Bronnen: Esri Nederland, Esri, Kadaster, CBS, Min VROM, Rijkswaterstaat en gemeenten: Rotterdam, Breda, Tilburg

54 Cytisus scoparius (Brem) Genista anglica en G. pilosa Brem is een pionier op zandbodems. (Stekelbrem en Kruipbrem) Brem is op 55 locaties (9%) Stekelbrem en Kruipbrem komen genoteerd, maar zal in de Noardlike beide op Sumarreheide Fryske Wâlden als totaal zeker meer (Tytsjerksteradiel) voor, samen met voorkomen. De herkomst is bij deze Struikhei. bremsoort niet altijd duidelijk, maar zal vermoedelijk veelal autochtoon Hedera helix (Klimop) zijn. In de meeste gevallen is de b Klimop is twijfelachtig autochtoon in aanduiding gegeven. de Noardlike Fryske Wâlden en waarschijnlijk er via vogels terecht Erica tetralix (Gewone dophei) gekomen. Op 10 locaties (1,6%) is Dophei is op één plaats in een houtwal Klimop met c aanduiding opgenomen. bij Hamsterpein (Achtkarspelen) waargenomen. Ongetwijfeld is de Ilex europaeus (Hulst) soort hier vroeger algemener geweest. Op de zwak leemhoudende zandgronden is Hulst in Fryslân vrij Euonymus europaeus (Wilde algemeen. In de Noardlike Fryske kardinaalsmuts) Wâlden is de soort op 8 locaties De Wilde kardinaalsmuts is op drie (1,3%) waargenomen, waarvan twee plaatsen (0,5%) waargenomen, maar met een a of a/b aanduiding en zes twijfelachtig autochtoon met een c met een c aanduiding. aanduiding. De soort lijkt meestal aangeplant of verwilderd. Wilde kamperfoelie (Lonicera periclymenum) Fagus sylvatica (Beuk) Wilde kamperfoelie is in het gehele De Beuk is waarschijnlijk niet gebied algemeen en is steeds als a autochtoon in de Noardlike Fryske aangeduid. De soort is op 420 locaties Wâlden en mogelijk niet meer in de waargenomen (69%). Op zandige drie noordelijke provincies. Standaard bodems kan deze besdragende liaan worden oude beukenhagen met c zich gemakkelijk verspreiden en aanduiding opgenomen, zoals van De vestigen. Koaten (Achtkarspelen). Mogelijk is plantgoed van oude 18e of 19e Populus tremula (Ratelpopulier) eeuwse heggen van autochtone Ratelpopulier is op 175 locaties (29%) herkomst. vastgesteld. Enerzijds is Ratelpopulier aangeplant in het verleden, anderzijds Fraxinus excelsior (Es) is het een karakteristieke soort voor Es is als autochtone boom op 304 de zandige houtwallen in het gebied. plaatsen (50%) genoteerd. Het is een Er is meestal een b of b/c aanduiding hakhoutboom die veelal op plaatsen gegeven. staat waar ook de Zwarte els voorkomt, maar zoekt daar wel de Prunus avium subsp. avium (Zoete rijkere en leemhoudende plekken. De kers) aantallen binnen een opname zijn De autochtoniteit van de wilde Zoete vaak klein, maar co-dominantie met kers in Nederland is niet opgehelderd. Zwarte els in singels komt lokaal ook Mogelijk is een klein deel van de Zoete voor. De Es is als a of b aangeduid. kersen in ons land autochtoon of op te vatten als archeofyt.

55 Lonicera periclymenum (Wilde kamperfoelie).

Âlde Dyk bij Kootstertille; lianen bij Hamsterpein.

Plaatselijk komen in het gebied Prunus spinosa (Sleedoorn) meerdere oude Zoete kersen voor die Sleedoorn is vrij algemeen en op 100 vooral als cultuurhistorisch fenomeen locaties genoteerd (16%). Ook hier van belang zijn. De soort is op 7 geldt dat de autochtone status niet (1,1%) locaties genoteerd. altijd duidelijk is vanwege geregelde Morfologisch vallen ze onder Prunus aanplant van de soort. De meeste avium subsp. avium. Ze zijn met een Sleedoorns zijn met een c aangeduid. c- aanduiding opgenomen. Een aantal duidelijk kleinbladige populaties zijn met b of b/c Prunus padus (Gewone vogelkers) aangeduid. Prunus x fruticans De Gewone vogelkers is op 19 locaties (Heesterpruim) is een hybride van de (3,1%) genoteerd met een c- Sleedoorn en Kroosjes (Prunus aanduiding. Op een aantal andere domestica subsp. insititia). plaatsen is de soort duidelijk recent Autochtiniteit is niet helemaal uit te aangeplant. Ook voor deze 19 locaties sluiten, maar mogelijk gaat het om is er twijfel over de autochtoniteit. In oude landrassen van het boerenerf. de twee noordelijke provincies is Heesterpruimen zijn alleen als autochtone vogelkers sowieso duidelijk aangeplante exemplaren bijzonder zeldzaam. waargenomen. Nabij De Feart (Drachtercompagnie) komt de zeldzame Wichter voor, een gele

56 Zoete kers (Prunus avium) bij Surhuisterveen. variëteit van Kroosjes- of Kroospruim Rhamnus frangula (Sporkehout) (Prunus domestica subsp. insititia). In het voetspoor van de Zomereik Het is een cultuurhistorisch komt Sporkehout vooral voor op de waardevolle boerenpruim. zandbodems. Ofschoon de soort ook wordt aangeplant is hij op vele Quercus robur (Zomereik) plaatsen autochtoon. Sporkehout is op Zomereik is een algemene en 91 locaties (15%) waargenomen. Op karakteristieke boomsoort in de een aantal plaatsen is Sporkehout houtwallen op zandige bodems. aangeplant met autochtoon plantgoed, Opvallend zijn de veelal hoge wallen. maar veeal is er sprake van Hij komt daar voor als voormalig onbekende herkomst. hakhout en spaartelgen. Mogelijke autochtone Zomereik is op 310 locaties (51%) vastgesteld waarvan een groot aantal met b of a/b aanduiding. Waarschijnlijk valt de Zomereik hier in de zgn. Spaanse natuurlijke migratielijn van na de laatste IJstijd. Wintereik is in de Noardlike Fryske Wâlden niet aangetroffen en komt er vrijwel zeker niet voor. In de noordelijke provincies ontbreekt Wintereik nagenoeg op een paar locaties in Drenthe na.

Sporkehout (Rhamnus frangula).

57 Fors uitgegroeide eikenhakhoutstoof; Hamsterpein.

58 Ribes nigrum (Zwarte bes) Egelantier, de Schijnegelantier en de Zwarte bes is een karakteristieke Berijpte viltroos. Met acht struiksoort van vochtige en natte verschillende rozensoorten mag het veenbodems. De soort is op 29 gebied van de Noardlike Fryske plaatsen (5%) genoteerd met meestal Wâlden rozenrijk genoemd worden. b of a/b aanduiding. De soort komt Hybriden tussen Hondsroos, veelal voor in combinatie met Zwarte Heggenroos en Beklierde heggenroos els. en tussen Viltroos en Schijnviltroos werden soms waargenomen. Ribes rubrum var. rubrum Opmerkelijk is het voorkomen van (Bosaalbes) enkele bijzonder zeldzame soorten: In tegenstelling tot de Zwarte bes is Behaarde struweelroos (Rosa caesia), de autochtoniteit van de wilde Kale struweelroos (Rosa dumalis), Bosaalbes twijfelachtig. Vermoedelijk Schijnhondsroos (Rosa subcanina) en ontbreken autochtone populaties van Schijnheggenroos (Rosa subcollina). de soort in de drie noordelijke Soorten van deze rozengroep komen provincies. De soort is op 5 plaatsen op enkele verspreide plaatsen voor, (0,8%) genoteerd met c aanduiding. waaronder bij Blauferlaat, en Waarschijnlijk gaat het echter om Oudwoude. Ze blijken op grond van de hybride taxa of verwildering van context van de beplanting vrijwel Cultuur-aalbessen uit tuinen. zeker aangeplant te zijn in de afgelopen decennia. Blijft de vraag van de herkomst van deze bij inboet en ruilverkaveling aangeplante rozen. Niet helemaal uitgesloten is dat het plantgoed is verzameld en opgekweekt uit de kustduinen of de duinen op de Waddeneilanden, waar dergelijke rozen van nature voorkomen. In dat geval zou van autochtoon plantgoed gesproken kunnen worden.

Op één plaats troffen we de Bottelroos aan, (Rosa villosa), een ingeburgerde roos uit Zuid-Europa. Het is een Zwarte bes, Ribes nigrum. landelijk zeer zeldzame roos uit de viltrozengroep met kenmerkende Rosa ssp. grote bottels, zeer grote stijlopening Op lemige en leemhoudende en rechtopstaande kelk. De bottel is zandbodems komen wilde rozen sterk beklierd en bestekeld. Een algemeen voor in de Noardlike Fryske opvallende roos die bij Âlde Harstewei Wâlden. Het zijn dan vooral de is aangeplant is de Veelbloemige roos, Hondsroos en de Heggenroos. Rosa multiflora met de veelbloemige Plaatselijk, met name in het bloeiwijze. De bloemen zijn klein en leemgebied bij Kootstertille, komen wit met verkleefde stijlenbundel. Viltroos en Schijnviltroos ook geregeld voor. Zeldzaam zijn er de Beklierde heggenroos (Rosa balsamica), de

59 Nationaal Landschap Noardlike Fryske Wâlden

Legenda Ribes nigrum Grens Nationaal Landschap

0 0,75 1,5 3 4,5 6 Km Bronnen: Esri Nederland, Esri, Kadaster, CBS, Min VROM, Rijkswaterstaat en gemeenten: Rotterdam, Breda, Tilburg

60 Rosa balsamica (Beklierde Rosa corymbifera (Heggenroos) heggenroos) De Heggenroos is op 289 (47%) De Beklierde heggenroos is landelijk plaatsen aangetroffen en daarmee een zeldzame rozensoort en in de algemeen te noemen. Deze soort is Noardlike Fryske Wâlden op 2 steeds met a of a/b aangeduid. De plaatsen in elzensingels aangetroffen soort verschilt van de Hondsroos door (0,3%). De soort is met a of a/b de behaarde nerven aan de onderzijde aangeduid. van het blad en soms ook aan de bovenzijde. De Heggenroos komt op Rosa canina (Hondsroos) diverse plaatsen met grote aantallen Hondsroos is op 391 locaties (64 %) voor, zodat de Noardlike Fryske genoteerd en het is daarmee een zeer Wâlden een belangrijke genenbron is algemene soort. De soort lijkt vrijwel voor deze rozensoort. Op één plaats is zeker autochtoon en is meestal met a ook de, mogelijk autochtone, Rosa of soms met b aangeduid. Van de corymbifera var. deseglisei (ook wel Hondsroos bestaan er verschillende Vlaamse heggenroos genoemd) variëteiten: Rosa canina var. canina gevonden. Deze variëteit is ook in De met enkelvoudig gezaagde bladrand, Mieden aangetroffen. var. dumalis met meervoudig gezaagde bladrand en var. Rosa henckeri-schulzii (syn. Rosa andegavensis met beklierde gremlii, Schijnegelantier) bottelsteel. Vrijwel altijd is de De Schijnegelantier is op één locatie bottelsteel bij de Hondsroos kaal. bij Kootstertille als autochtoon Overgangen tussen var. canina en var. (aangeduid met a/b) waargenomen. dumalis komen veel voor. Opmerkelijk De soort is ook aangeplant in het zijn populatiesvan de Hondsroos met gebied. Schijnegelantier is een smalle en wigvormige blaadjes. zeldzame rozensoort die vooral in de Mogelijk betreft het een lokale kalkhoudende duinen en Zuid-Limburg genetische variëteit. Op enkele voorkomt. plaatsen is Hondsroos ook aangeplant en van onduidelijke herkomst.

Schijnviltroos Âlde Dyk bij Kootstertille.

61 Nationaal Landschap Noardlike Fryske Wâlden

^ ^ ^^^^^ ^^ ^^^ ^^^^^^^^ ^^^^^^^^^^ ^ ^^^^ ^ ^

Legenda ^ Rosa balsamica ^ Rosa balsamica cf Rosa canina Rosa canina var. andegavensis Rosa canina var. blondaeana Rosa canina var. canina Rosa canina var. dumalis ^ Rosa corymbifera Rosa corymbifera var. d‚s‚glisei ^ Rosa gremlii ^ Rosa pseudoscabriuscula Rosa rubiginosa ^ Rosa sherardii Rosa tomentosa ^ Rosa villosa Grens Nationaal Landschap

0 0,75 1,5 3 4,5 6 Km Bronnen: Esri Nederland, Esri, Kadaster, CBS, Min VROM, Rijkswaterstaat en gemeenten: Rotterdam, Breda, Tilburg

Veelbloemige roos (Rosa multiflora).

62 Nationaal Landschap Noardlike Fryske Wâlden

^ ^

^

Legenda legenda ^ Rosa balsamica (3) Grens Nationaal Landschap

0 0,75 1,5 3 4,5 6 Km Bronnen: Esri Nederland, Esri, Kadaster, CBS, Min VROM, Rijkswaterstaat en gemeenten: Rotterdam, Breda, Tilburg

63 Nationaal Landschap Noardlike Fryske Wâlden

Legenda legenda Rosa canina (> 1600) Grens Nationaal Landschap

0 0,75 1,5 3 4,5 6 Km Bronnen: Esri Nederland, Esri, Kadaster, CBS, Min VROM, Rijkswaterstaat en gemeenten: Rotterdam, Breda, Tilburg

64 Nationaal Landschap Noardlike Fryske Wâlden

Legenda legenda Rosa corymbifera (> 1300) Grens Nationaal Landschap

0 0,75 1,5 3 4,5 6 Km Bronnen: Esri Nederland, Esri, Kadaster, CBS, Min VROM, Rijkswaterstaat en gemeenten: Rotterdam, Breda, Tilburg

Heggenroos (Rosa corymbifera).

65 Nationaal Landschap Noardlike Fryske Wâlden

^_ ^_^_^_^_^_ ^_^_^_ ^_^_^_^_^_^_^_^_ ^_^_^_^_^_^_^_^_^_^_ ^_ ^_^_^_^_

Legenda legenda ^_ Rosa pseudoscabriuscula (69) Grens Nationaal Landschap

0 0,75 1,5 3 4,5 6 Km Bronnen: Esri Nederland, Esri, Kadaster, CBS, Min VROM, Rijkswaterstaat en gemeenten: Rotterdam, Breda, Tilburg

66 Nationaal Landschap Noardlike Fryske Wâlden

Legenda legenda Rosa tomentosa (103) Grens Nationaal Landschap

0 0,75 1,5 3 4,5 6 Km Bronnen: Esri Nederland, Esri, Kadaster, CBS, Min VROM, Rijkswaterstaat en gemeenten: Rotterdam, Breda, Tilburg

Rosa tormentosa (Viltroos), Âlde Dyk bij Kootstertille.

67 Nationaal Landschap Noardlike Fryske Wâlden

^

Legenda legenda ^ Rosa villosa (2) Grens Nationaal Landschap

0 0,75 1,5 3 4,5 6 Km Bronnen: Esri Nederland, Esri, Kadaster, CBS, Min VROM, Rijkswaterstaat en gemeenten: Rotterdam, Breda, Tilburg

68 Rosa pseudoscabriuscula var. dysadenophylla) waargenomen (Schijnviltroos; syn. Ruwe (med. Sipke Gonggrijp) De Berijpte viltroos) viltroos kenmerkt zich door de zeer Het voorkomen van de Schijnviltroos, grote stijlopening, sterk opgerichte een van de zeldzaamste rozensoorten kelk en dieproze bloemen. in ons land, is verrassend te noemen. De soort is op 28 locaties (5%) De Viltroos is op 33 locaties (5%) waargenomen, veelal met meerdere waargenomen. De Noardlike Fryske exemplaren met aanduiding met ‘a’. Wâlden is de noordelijkst bekende De Schijnviltroos komt vooral voor in groeiplaats in ons land van deze een concentratiegebied met rozensoort. De Viltroos komt vooral leemhoudende bodem rond Twijzel en voor in een concentratiegebied met Kootstertille. Ook buiten het Nationaal leemhoudende bodem rond Twijzel en Landschap, in De Mieden, is de soort Kootstertille, veelal samen met de op enkele plaatsen genoteerd. De Schijnviltroos. Ook overgangsvormen Schijnviltroos verschilt van de Viltroos komen voor. Ook in de aangrenzende (Rosa tomentosa) door de grotere Mieden komt Viltroos voor. stijlopening (ca. 1 mm), kortere bottelsteel en opgerichte kelk.

Rosa rubiginosa (Egelantier). De Egelantier is een landelijk zeldzame soort, die voornamelijk voorkomt in het duingebied, de Wadden en in Zuid-Limburg. In de Doezumermieden is de soort op twee plaatsen genoteerd in De Petten in Groningen. Er is twijfel over de autochtoniteit van deze roos.

Rosa sherardii var dysadenophylla(Berijpte viltroos) De Berijpte viltroos is een bijzonder zeldzame soort en is op één plaats aangetroffen met a aanduiding. Vermoedelijk was deze soort in het verleden algemener in het gebied. Een weliswaar vrij grote populatie komt voor in het duingebied bij Bergen (Noord-Holland). Een groeiplaats in Groningen is enkele jaren gelden verloren gegaan. De roos nabij Kootstertille wijkt af van de Bergense populatie door de vertanding van de bladrand, die enkelvoudig is met bijtandjes. Bij de Berijpte viltroos is die juist meervoudig gezaagd. Ook in het kustgebied van Noord-Holland is deze variëteit (mogelijk Rosa sherardii

69 Rubus (bramen) Door botanicus en batoloog Karst Meijer (Herbarium Frisicum te Wolvega) is een aantal verspreid liggende steekproefgebieden in de Noardlike Fryske Wâlden geïnventariseerd op bramensoorten. Hieronder wordt een overzicht gegeven van de resultaten.

1. Diverse locaties 2. Âlde Harstewei /De Ies ten westen van Kootstertille (25 juni 2012; 23 en 30 juli 2013) 3. Kootstertille, Âlde Dyk (9 augustus 2012) 4. Twijzel, achter kerkhof ( 9 augustus 2012) 5. Damwâld, langs fietspad, De Sânharst (29 augustus 2012) 6. Oudwoude bij Stroobosser trekvaart (29 augustus 2012) 7. Nieuw Toutenburg bij Noardburgum (23 juli 2013) 8. Landweg bij Kûkherne, richting Noardburgum (23 juli 2013) 9. Jistrum en omgeving

Bij deze steekproeven zijn er 28 inheemse bramensoorten waargenomen die als autochtoon opgevat kunnen worden. Rubus armeniacus en Rubus phoenicolasius zijn verwilderde exoten. Rubus armenicus kan als een ingeburgerde soort opgevat worden. Rubus phoenicaclasius is plaatselijk ingeburgerd. Van Rubus idaeus zijn twee cultuurvariëteiten waargenomen.

Met de waarneming van 28 inheemse bramensoorten met negen steekproeven, kan de Noardlike Fryske Wâlden als een rijk bramengebied beschouwd worden. In heel Nederland komen er ongeveer 200 bramensoorten voor. Met 30 soorten betekent dat ca. 15% van de totale bramenflora. Enkele soorten als Rubus adspersus, Rubus drenthicus, Rubus frieslandicus, Rubus tubanticus, Rubus erinulus en Rubus calviiformis zijn landelijk zeldzaam. Verschillende soorten waren in de Noardlike Fryske Wâlden niet eerder waargenomen. Rubus frieslandicus en Rubus tubanticus kunnen zelfs als endemische soorten beschouwd worden, wat als een bijzonderheid mag gelden. Rubus frieslandicus is nieuw voor de wetenschap en zal nog beschreven worden (door Karst Meijer). Opvallend is de eenmalige waarneming van Rubus idaeus, die overigens in grote delen van het land bepaald niet zeldzaam is.

Bij het veldwerk bleken verschillende bramen onbenoembaar, waarbij het kan gaan om nieuwe niet eerder beschreven soorten. De diversiteit aan bodemtypen, waaronder leemhoudende bodems, en de hoge ouderdom van het gebied zijn belangrijke oorzaken van de diversiteit aan bramensoorten. Ook bij de rozensoorten is een dergelijke waarneming. In het algemeen kan gesteld worden dat in de houtwallen en houtsingels een stabiele bramenflora bestaat door het vaak ontbreken van de ruderale bramengroep corylifolii. Wel komen meer bijzondere soorten voor binnen deze groep en wel: Rubus camptostachys, Rubus placidus, Rubus frieslandicus, Rubus drenthicus en Rubus ferocior.

70 1 2 3 4 5 6 7 8 9 z/r z/l inh.

ex.

cv. R. adspersus Spikkelhaagbraam x zzz a aut R. affinis Gedraaide stokbraam x x zz aa aut R. ammobius Viltige rogbrummel x x x x x x x a a aut R. aphidifer Luizenpurperbraam x zz aa aut R. armeniacus Dijkviltbraam x x vz a ex R. calviformis Fijne randbraam x x x z zzz aut R. camptostachys Bleke randbraam x x x x x a a aut R. drenthicus Bruine bermbraam x x zz z aut R. erinulus Egelschuilbraam x zz z aut R. ferocior Rode bermbraam x x z a aut R. flexuosus Slanghumusbraam x x x x x a a aut R. frieslandicus Witte randbraam x x x x x x a zzz end R. geniculatus Knieviltbraam x zz a aut R. glandithyrsos Rode contrastbraam x zz a aut R. gratus Zoete haarbraam x x x x x x x x a aa aut R. idaeus Framboos x zz aa aut R. idaeus cv. Framboos cv.rode vrucht x - - cv. R. idaeus cv. Framboos cv.gele vrucht x - - cv. R. incisior Ingesneden ruigtebraam x x z zz aut R. laevicaulis Grote schuilbraam x x x x x aa a aut R. lindleianus Stompe haagbraam x x x a a aut R. nemoralis Zandhaagbraam x x x x x x x a a aut R. nessensis Vroege roggebraam x z aa aut R. phoenicolasius Japanse wijnbes x - - ex R. placidus Smalle randbraam x x x z z aut R. plicatus Geplooide stokbraam x x x z a aut R. schlechtendalii Spitse haarbraam x zz z aut R. scissus Naaldroggebraam x zz aa aut R. silvaticus Donkere pluimbraam x x z a aut R. sprengelii Rode grondbraam x x x x x x x a a aut R. tubanticus IJle schuilbraam x x zz zz end R. umbrosus Pluimkambraam x x x x x z aa aut a=vrij algemeen; aa=algemeen; aaa=zeer algemeen; z=vrij zeldzaam; zz=zeldzaam; zzz=zeer zeldzaam; ex=exoot; cv.=cultuurvariёteit; aut=autochtoon; end=endemisch

Rubus tubanticus (IJle schuilbraam).

71 Rubus calviformis (Fijne randbraam).

Rubus drenthicus (Bruine bermbraam).

Rubus frieslandicus (Witte randbraam).

Rubus placidus (Smalle randbraam).

72 Nationaal Landschap Noardlike Fryske Wâlden

Legenda Bramen locaties Grens Nationaal Landschap

0 0,75 1,5 3 4,5 6 Km Bronnen: Esri Nederland, Esri, Kadaster, CBS, Min VROM, Rijkswaterstaat en gemeenten: Rotterdam, Breda, Tilburg

73 Salix ssp. Salix caprea (Boswilg) In de Noardlike Fryske Wâlden komen Boswilg is een boomvormende pionier, zes inheemse wilgensoorten voor met waarvan de autochtoniteit niet altijd autochtone populaties. Daarnaast duidelijk is. De soort is op 83 plaatsen noteerden we vijf natuurlijke (14%) meestal genoteerd in de c of b hybriden. In het onderzochte gebied categorie. troffen we nog enkele wilgentaxa die niet als inheems of autochtoon Salix cinerea (Grauwe wilg) beschouwd kunnen worden. Deze zijn De Grauwe wilg behoort tot de wel van cultuurhistorisch belang als algemene soorten. De soort is op 257 plantmateriaal dat in het verleden locaties (42%) vastgesteld met overal voor allerlei doeleinden gebruikt werd. de ‘b’ aanduiding. Grauwe wilg heeft Het gaat om o.a. Bindwilg (Salix x een brede milieu-amplitude, maar rubens; Salix alba x Salix fragilis), heeft voorkeur voor vochtige en natte Amandelwilg (Salix triandra), Salix x zandbodems. Misschien zou de mollisima (Salix triandra x Salix waardering a/b meer op zijn plaats viminalis), Katwilg (Salix viminalis) en zijn. Meestal betreft het de ondersoort de zeer zeldzame Salix x fruticosa Salix cinerea subsp. cinerea. Op drie (Salix viminalis x Salix aurita). plaatsen is de zeldzame ondersoort Salix cinerea subsp. oleifolia (de Salix alba (Schietwilg) Rossige wilg) waargenomen in Met 38 groeiplaatsen (6,2%) is de Achtkarspelen bij Âlde Dyk, Mounewei Schietwilg niet echt algemeen in de en bij Twijzel. Noardlike Fryske Wâlden. Echt oude exemplaren, als hakhout of knotboom Salix fragilis (Kraakwilg) met 3 meter of meer omtrek, zijn De Kraakwilg behoort met de schaars. Ze hebben meestal een c of b Schietwilg tot de grote boomvormende aanduiding. wilgensoorten. Kraakwilg is tamelijk zeldzaam met 12 waarnemingen Salix aurita (Geoorde wilg) (2%), met c of b/c aanduiding, en een Geoorde wilg is een algemene soort, enkele keer a/b. op 200 plaatsen genoteerd (33%). Waargenomen exemplaren zijn vrijwel Salix repens (Kruipwilg) zeker autochtoon met waarderingen De Kruipwilg is een recente pionier en van a of a/b. Landelijk is Geoorde wilg dwergstruik op de oever van een pas niet echt zeldzaam, maar is sterk gegraven dobbe bij Mounewei achteruit gegaan omdat het (Achtkarspelen). De soort is op drie karakteristieke milieu op veel plaatsen plekken (0,5%) waargenomen. Op verdwenen is. De zandige wallen met twee plaatsen gaat het om Salix soms natte sloten of greppels zijn hier repens subsp. repens, de Kleinbladige juist het typische milieu. Op 69 kruipwilg. Deze ondersoort is landelijk locaties is bovendien Salix aurita sl hard achteruitgegaan, maar komt bij genoteerd. Dit betreft hybride natuurontwikkelingsprojecten op exemplaren die sterke gelijkenis zandbodems vaak weer terug. vertonen met de soort. Mogelijk zijn het terugkruisingen. Voor de duidelijke kruisingen met de Grauwe wilg zie onder Salix x multinervis.

74 Geoorde wilg, Âlde Dyk.

Het karakteristieke blad van de Boswilg (Salix caprea).

Salix x capreola (Boswilg x beide soorten veel voor, zodat er voor Geoorde wilg) hybridisatie veel kansen liggen. Salix x capreola is op 3 locaties waargenomen (0,5%). Het is de Salix x guinieri (Rossige wilg x hybride van Boswilg en Geoorde wilg Grauwe wilg) (Salix caprea x Salix aurita). Het is Salix x guinieri is op twee plaatsen landelijk een zeer zeldzaam taxon. In waargenomen (0,3%). Het is landelijk de Noardlike Fryske Wâlden komen een zeer zeldzaam taxon, de hybride

75 Nationaal Landschap Noardlike Fryske Wâlden

Legenda Salix aurita Grens Nationaal Landschap

0 0,75 1,5 3 4,5 6 Km Bronnen: Esri Nederland, Esri, Kadaster, CBS, Min VROM, Rijkswaterstaat en gemeenten: Rotterdam, Breda, Tilburg

76 van de Rossige wilg en de Grauwe wilg Sorbus aucuparia (Wilde (Salix cinerea subsp. oleifolia x Salix lijsterbes) cinerea subsp. cinerea). Ze werden Wilde lijsterbes is een karakteristieke waargenomen bij Twijzel. In een struik of kleine boom in de milieu’s geval, bij de Mounewei, betreft het van de Noardlike Fryske Wâlden. De een struweel ontstaan door soort is met 560 waarnemingen natuurontwikkeling. (92%) hier zeer algemeen te noemen. Omdat de soort in het verleden niet of Salix x multinervis (Bastaardwilg) nauwelijks is aangeplant is veelal een Salix x multinervis is een algemene ‘b’ of ‘a/b’ aanduiding gegeven. Het spontane hybride van de Grauwe wilg betreft hier op veel plaatsen een en de Geoorde wilg (Salix cinerea opvallend vrijwel kale bladvorm met subsp. cinerea x Salix aurita). enkelvoudig getande bladrand, die Misschien verdringt deze hybride de mogelijk tot ondersoort “glabrata” Geoorde wilg, die veel specifieker is in gerekend kan worden. Het is een zijn milieukeuze. Het taxon is op 152 taxon dat noordelijk van Nederland plaatsen (25%) genoteerd en meestal algemener voorkomt. aangeduid met ‘b’.

Salix x reichardtii (Boswilg x Grauwe wilg) Deze spontane en niet zeldzame hybride is op 54 locaties (8%) genoteerd en meestal met ‘b’ aangeduid. Het is de hybride van Boswilg en Grauwe wilg (Salix cinerea subsp. cinerea x Salix caprea).

Sambucus nigra (Gewone vlier) De Gewone vlier is met 465 locaties een algemene soort in de Noardlike Fryske Wâlden. Het is een pionierstruik en meestal aangeduid met ‘b’.

Solanum dulcamara (Bitterzoet) Bitterzoet is een algemene soort, waargenomen op 347 locaties (57%). Wilde lijsterbes, met de voor de streek Bitterzoet groeit vooral op natte en typische kale en grof getande blaadjes. vochtige standplaatsen. Het is een van de vier inheemse houtige lianen in ons land, naast Wilde Kamperfoelie, Bosrank en Klimop. Omdat Bitterzoet nauwelijks wordt gekweekt is overal een ‘a’ aanduiding gegeven.

77 Wilde lijsterbes (Sorbus aucuparia) met streekeigen eigenschappen bij Drachtstercompagnie.

78 Wilde lijsterbes, Âlde Dyk. Tilia sp. Inheemse lindesoorten zijn in het gebied niet aangetroffen. Vermeldenswaard zijn wel twee oude Hollandse lindes bij Burgum en bij Kootstertille die van grote cultuurhistorische waarde beschouwd kunnen worden. Het zijn oude cultuurvarieteiten die mogelijk nog uit de 18e eeuw stammen, en als een element van de Nederlandse kwekerijgeschiedenis beschouwd worden. De Gladde iep (Ulmus minor) op een Ulmus minor (Gladde iep) dykswâl bij Eastermar. De Gladde iep is op 15 locaties genoteerd (25%). Omdat iepen in het verleden ook veel werden aangeplant is de autochtoniteit vaak onduidelijk. Er is steeds een ‘c’ aanduiding gegeven.

Viburnum opulus (Gelderse roos) De Gelderse roos is op 127 plaatsen (21%) genoteerd als c of b en een in mindere mate plaatselijk a/b. Gelderse roos ontkiemt gemakkelijk en is in het recente verleden in de Noardlike Fryske Wâlden ook geregeld aangeplant. In de omgeving van Gelders roos (Viburnum opulus). Augustinuga/Drogeham/ Surhuisterveen is relatief weinig evidente aanplant gevonden, wel in jonge inrichtingsbeplanting rond woonwijken en langs wegen.Verspreid in de houtsingels komen veel en vaak oudere exemplaren voor, die niet zijn aangeplant. De autochtoniteit is daarmee niet altijd duidelijk. Te verwachten is dat de soort door de toegevoegde aanplant en hybridisatie als autochtone struik verloren gaat.

79 Nationaal Landschap Noardlike Fryske Wâlden

Legenda Viburnum opulus Grens Nationaal Landschap

0 0,75 1,5 3 4,5 6 Km Bronnen: Esri Nederland, Esri, Kadaster, CBS, Min VROM, Rijkswaterstaat en gemeenten: Rotterdam, Breda, Tilburg

80 Conclusie Bij ingrijpend beheer is een Quickscan van te voren, om bijzondere soorten vast te stellen, aan te bevelen. onderzoek heeft hakhoutbeheer zeker wel te enerzijds inzicht overwegen. Herstel en inboet van de opgeleverd in de houtwallen en singels met autochtone Het bomen en struiken kan daarnaast de aanwezigheid en in de verspreiding van autochtone, aangeplante, verspreidings- en spontane en ingeburgerde bomen en vestigingsmogelijkheden van struiken. In de soms vele eeuwen boskruiden en ongewervelde dieren oude, houtwallen en in mindere mate aanzienlijk vergroten. Overigens zal heggen en bosjes. Er zijn ook nieuwe voor meer inzicht in de groeiplaatsen aan het licht gekomen cultuurhistorische aspecten van de van meer of minder zeldzame soorten. Noardlike Fryske Wâlden nader Door de grote oppervlakte van het onderzoek moeten worden gedaan. gebied, de zeldzaamheid van soorten Dykswâlen en elzensingels zijn vaak en het noordelijke areaal, heeft De complex van samenstelling, structuur Noardlike Fryske Wâlden op landelijke en beheersvormen. Onderzoek op dit schaal grote betekenis. Ook vanwege terrein is in het hele land nog sterk de grote lengten aan dykswâlen en onderbelicht. elzensingels is het gebied zonder meer uniek te noemen. Bij ingrijpend beheer is een Quickscan van te voren, om bijzondere soorten Oude dykswâlen en elzensingels vast te stellen, aan te bevelen. hebben behalve ecologische en Veel zeldzame soorten zijn landschappelijke waarde ook lichtminners en gebaat bij een beheer betekenis uit oogpunt van dat gericht is op het voorkomen van cultuurhistorie en autochtone te veel schaduwvorming. Beheer op genenbronnen. Door het beheer te maat (dunnen, hakhouthoutbeheer en richten op cultuurhistorische nieuwe inboet van plantgoed) is dan karakteristieken kunnen ook de geboden. In veel gevallen is de autochtone bomen en struiken het populatie van autochtone bomen en beste behouden worden. struiken dermate klein, soms zelfs Cultuurhistorisch beheer levert maar één of enkele exemplaren, dat bovendien een beeld op ten gunste actieve vergroting van de populatie van de belevingswaarde. Dat wil niet gewenst is om uitsterven te zeggen dat overal het historische voorkomen. Voorbeelden daarvan zijn beheer, het hakhoutbeheer, terug enkele wilde rozensoorten en moet komen. Bij hakhout wat te lang meidoorns. niet is afgezet, met name bij eiken, kan opnieuw hakken leiden tot Aanplant, herstel en onderhoud afsterven. Door de verwondingen, In het grootste deel van de Noardlike ontstaan door hakken (zagen), als Fryske Wâlden is het historische vraat van de uitlopende knoppen singel- en dykswâlenpatroon nog lopen de stammen niet meer uit. Door redelijk intact. Wel worden met enige de meerstammigheid en de verdikte regelmaat incomplete singels stoofvoeten is de historie ervan aangetroffen waarin door onjuist overigens nog prachtig herkenbaar. beheer, stormschade, etc. in de loop Waar tot voor kort nog hakhoutbeheer der jaren gaten zijn ontstaan. Er zijn is toegepast of waar nieuwe ook deelgebieden waar veel (delen houtwallen worden aangelegd is van) singels, o.a. dwarslopende, zijn opgeruimd. Voorbeelden hiervan zijn

83 Hakhoutbeheer kan een goed resultaat opleveren mits de stammen niet te oud zijn en kwetsbare struik- en kruidensoorten worden ontzien.

de Surhuizumer Mieden en de ingeplante elzensingels (10-15 jr. omgeving van de Turfloane bij geleden) aangetroffen. Volgens een Roodeschuur. Op veel plaatsen zijn/ ex-medewerker van het worden ook herstelbeplantingen Landschapsbeheer Friesland (periode uitgevoerd. Dit gebeurt op kleine 1992 t/m 2003) zijn er in zijn tijd (particuliere) schaal en op grotere, meerdere aanplantprojecten op enige meer projectmatige basis. Gaten in schaal uitgevoerd (o.a. bij singels worden meestal dichtgeplant Hamsterpein, Bouwekleaster) met met Zwarte els, soms Zomereik, Es (o. plantsoen geleverd door een kweker a in de buurt van erfbeplanting) en uit Lippenhuizen, waarbij het o.a. zou meidoorn. In hoeverre hier door gaan om Zwarte els, meidoorn, rozen, particulieren in alle gevallen gebruik is Sleedoorn en Gelderse roos (mond. gemaakt van autochtoon plantgoed, is med. Hr. Rodenburg). Autochtoon niet altijd duidelijk. In het geval van plantmateriaal (maar niet afkomstig Zwarte els wordt soms gebruik uit de Noardlike Fryske Wâlden) was gemaakt van zaailingen uit oude elzen destijds, althans via Bronnen of uit de omgeving (mond. med.van Staatsbosbeheer, slechts in lokale boer). In grootschaliger bescheiden aantallen verkrijgbaar. aanplantprojecten onder begeleiding Ten noorden van Hamsterpein zijn in van Landschapsbeheer Friesland (LBF) de buurt van het Prinses wordt al geruime tijd en in Margrietkanaal kort geleden singels toenemende mate gebruik gemaakt verlengd waarbij o.a. niet autochtone van autochtoon bos- en zeer zeldzame soorten als haagplantsoen, zoals bij Twijzel en Schijnhondsroos en Schijnheggenroos Jistrum. In de omgeving van de van onbekende herkomst zijn Krúswei (Bouwekleaster) en gebruikt. Ook bij Oudwoude is een Hamsterpein werden complexen van dergelijke beplanting aangetroffen. meerdere, gelijktijdig nieuw Tussen Ophuis en It Langpaed is een

84 Oogst van autochtone Eenstijlige meidoorn in de Noardlike Fryske Wâlden. nieuwe verharde fietsverbinding voorkomen. Rode kornoelje is aangelegd met nieuwe beplanting van waarschijnlijk niet inheems in het o.a. Zwarte els, Eenstijlige meidoorn, gebied. Sleedoorn, Hondsroos, Heggenroos en Beklierde heggenroos(!) (ook één Het bebossen van akker- en exemplaar van Heggenroos met sterk weilandpercelen in de afgelopen jaren behaard bladmoes, Rosa corymbifera ten behoeve van compensatie en var. thuilieri, vooral bekend van de recreatie, tast niet alleen het duinstreek). Plantmateriaal voor dit karakteristieke cultuurlandschap aan, project is autochtoon en afkomstig maar zet ook de lichtminnende boom- van Bronnen/Staatsbosbeheer, maar en struiksoorten in de originele niet vermeerderd vanuit materiaal uit houtwallen letterlijk in de schaduw. Bij de Noardlike Fryske Wâlden. de bosbeplantingen worden soorten gebruikt die in het gebied niet thuis Naast herstel van singels en horen of al millennia lang niet meer houtwallen is ook bij inheems zijn zoals Haagbeuk en inrichtingsbeplantingen langs wegen Winterlinde. Ook de toegenomen (bijv. N369 bij Drogeham) en in oppervlakte aan maïspercelen en dorpen (bijv. noordrand van bemesting zijn niet bevorderlijk voor Surhuisterveen) vaak grotendeels de natuurkwaliteit van de houtwallen. gebruik gemaakt van inheemse soorten als Eenstijlige meidoorn, Sleedoorn, Gelderse roos, Geoorde wilg en Rode kornoelje. Van belang is dat ook in deze projecten bewust wordt nagedacht over de herkomst van het gebruikte plantmateriaal, om ongewenste genetische vervuiling te

85 Oud eikenhakhout afzetten en plantmateriaal van de Zomereik in de beschermen tegen reeënvraat arme en extreem droogtegevoelige dykswâlen een hele kluif heeft om te De Zomereiken op dykswâlen die al overleven zou zaaien wel eens een lange tijd niet meer in een kansrijk alternatief kunnen bieden. Er hakhoutcyclus zijn afgezet hebben moet bij het uitzaaien wel voor soms meer moeite om een gezonde worden gewaakt dat het hergroei te vormen. Handhaving van cultuurhistorische aspect van de de uitgegroeide boomstoven is dan standplaats niet verloren gaat. De vaak de beste keuze. oorspronkelijke eiken staan immers op een speciale plaats op de wal, op het Als het terugzetten van het oude talud of boven op de wal. Bij oude hakhout noodzakelijk is is het niet al waardevolle eikenwallen blijft het te diep afzetten aan te bevelen. Dat maatwerk. kan er voor zorgen dat er voldoende vitale hergroei plaatsvindt. Soortenbehoud en Vermeerdering

Op plaatsen waar een flinke De oude elzensingels en dykswâlen reeënpopulatie huist kan het jonge van de Noardlike Fryske Wâlden schot van de Zomereiken echter herbergen een aantal (zeer) zeldzame dusdanig sterk en frequent door deze soorten houtige gewassen. Voor dieren worden gekortwiekt dat Grootvruchtige meidoorn, hergroei van doorgaande scheuten Schijnkoraalmeidoorn, Tweestijlige nauwelijks nog kan plaatsvinden en de meidoorn, Beklierde Heggenroos, stammen afsterven. Berijpte viltroos, Kruipbrem, en Stekelbrem gaat het, althans binnen In dat geval is het aan te bevelen om het onderzochte gebied, om nog één de gesnoeide takken op de top van de of slechts enkele exemplaren. Om dykswâl te deponeren en min of meer lokale teloorgang van soorten en te vervlechten en te verankeren van bijzonder genetisch materiaal te takken. Daarmee ontstaat een zekere voorkomen en vermeerdering in de barrière voor de reeën, waardoor in toekomst mogelijk te houden, wordt ieder geval niet meer de hele pruik aanbevolen deze struiken klonaal te met jonge scheuten kort zal worden vermeerderen voor opname in de gehouden of zal afsterven.Hiermee Nationale Genenbank Autochtone kunnen wellicht de eerste kritische Bomen en Struiken, onder begeleiding jaren voor de hergroei van de jonge van Staatsbosbeheer. In het gebied scheuten worden overbrugd, maar een komen van diverse andere soorten zeker risico blijft aanwezig. tamelijk grote tot zeer omvangrijke, aaneengesloten autochtone populaties Binnen de bescherming van de voor. De singels en houtwallen in het aangebrachte takken zou eventueel gebied zijn naast landschappelijk en ook een zekere hoeveelheid eikels van cultuurhistorisch daarom vooral ook naburige autochtone populaties van ecologisch en genetisch van groot de Zomereik kunnen worden gezaaid. belang. De bescherming die de takken bieden kan ook voor de succesvol kiemende Van minder zeldzame soorten als Es, zaailingen van groot belang zijn. Zachte berk, Ratelpopulier, Hondsroos, Omdat in kwekerijen opgekweekt Heggenroos, Viltroos, Schijnviltroos,

86 Schietwilg, Kraakwilg, Boswilg, uitgangsmateriaal (rassen en Geoorde wilg, Sleedoorn, Sporkehout, opstanden) en autochtone herkomsten Zwarte bes en Gelderse roos zou en allerhande zaken die daarmee steekproefsgewijs stekmateriaal samenhangen. De Rassenlijst heeft verzameld kunnen worden voor een wettelijke basis en komt tot stand aanvulling van de landelijke collecties onder verantwoordelijkheid van de van deze soorten (zie tabel 1). Raad voor plantenrassen met behulp van vertegenwoordigers uit de In de Nationale Genenbank wordt sectoren kwekers, afnemers, naast puur genenbehoud gewerkt aan wetenschappelijk onderzoek en beleid. de inrichting van genetisch De lijst is afgestemd op de EU- gevarieerde zaad- en stekgaarden. bosbouwrichtlijn (1999/105/EG) met Een centrale, landelijke aanpak betrekking tot het verhandelen van hiervan is kostenefficient en verzekert bosbouwkundig teeltmateriaal. continuïteit. Bovendien is er betere controle mogelijk op herkomst en De Raad voor plantenrassen beslist kwaliteit van het plantmateriaal. over de samenstelling van de Kosten voor specifieke uitbreiding van Rassenlijst waar het EU- genenbank en zaadgaarden zouden in richtlijnsoorten betreft. Het Centrum onderling overleg gezamenlijk door voor Genetische Bronnen Nederland Rijk en Provincie kunnen worden (CGN) voert voor iedere toelating van gedragen. uitgangsmateriaal op de Rassenlijst onderzoek uit en adviseert op basis Voor toekomstige herstel- en hiervan de Raad voor plantenrassen. onderhoudsbeplanting binnen De De criteria voor dit onderzoek zijn Friese Wouden is het belangrijk dat dit gebaseerd op de criteria voor de wordt uitgevoerd met gecertificeerd verschillende kwaliteitscategorieën. Bij autochtoon plantmateriaal, bij autochtoon plantmateriaal gaat het voorkeur afkomstig uit het gebied zelf. om de kwaliteitscategorie “van Behalve opname van plantmateriaal in bekende origine”. genenbanken bestaat de mogelijkheid om autochtone opstanden in situ, bestaande uit een voldoende groot aantal, genetisch gevarieerde exemplaren van een soort, te laten certificeren. Voor certificering van oogst en daaruit opgekweekt plantmateriaal moeten dergelijke oogstlokaties zijn opgenomen in de Rassenlijst Bomen.

De Rassenlijst Bomen is een hulpmiddel bij de aanplant van stedelijk groen, landschappelijke beplantingen en productiebos (zie www.rassenlijstbomen.nl). De Rassenlijst biedt informatie over de genetische kwaliteit van bomen, de kwaliteitsborging van

87 Hieronder worden de critera voor certificering autochtoon opgesomd:

MINIMUMEISEN VOOR DE TOELATING VAN UITGANGSMATERIAAL BESTEMD VOOR DE PRODUCTIE VAN ALS „VAN BEKENDE ORIGINE” TE CERTIFICEREN TEELTMATERIAAL

1. Het uitgangsmateriaal dient een binnen één herkomstgebied gelegen zaadbron of opstand te zijn. De lidstaat kan voor elk geval afzonderlijk bepalen of een formele inspectie is vereist, met dien verstande dat een formele inspectie moet worden uitgevoerd indien het materiaal voor een specifieke bosbouwtoepassing is bestemd. 2. De zaadbron of opstand moet beantwoorden aan de door de lidstaat vastgestelde criteria. De door de Raad voor plantenrassen voor Nederland vastgestelde criteria zijn: • Er moet voldoende zaad geoogst kunnen worden. Hiervoor moet de herkomst goed bereikbaar zijn en goed oogstbaar zijn. • De herkomst dient uit minimaal 30 genetisch verschillende individuen te bestaan. • De herkomst dient autochtoon te zijn. 3. Het herkomstgebied alsmede de geografische ligging en de hoogteligging of het hoogte interval van de plaats(en) waar het teeltmateriaal wordt geoogst, moeten worden aangegeven.

(bron: Aanvraagformulier voor opname rassenlijst bomen, Centrum voor Genetische Bronnen Nederland (CGN), c/o Alterra, Postbus 47, 6700 AA Wageningen)

Ten aanzien van het laatste criterium inventarisatieonderzoek in objecten bij punt 2 kan worden opgemerkt dat van Staatsbosbeheer in De Mieden op gecertificeerde herkomstlokaties de (Maes en van Loon, 2010), zijn voor betreffende soort in principe een Zwarte els, Eenstijlige meidoorn en autochtone waardering van minimaal Hondsroos al autochtoon a/b of a moet hebben (zie beschrijving gecertificeerde lokaties uit de werkwijze in bijlage 1). Vanaf de Noardlike Fryske Wâlden opgenomen invoering van de categorie “van in de Rassenlijst (zie tabel 1). Op dit bekende origine” in de Rassenlijst moment is, vanwege jaarlijkse Bomen, editie 2002, zijn inmiddels tal zaadoogst in de afgelopen jaren, zelfs van autochtone opstanden van de al gecertificeerd autochtoon meeste inheemse soorten in de lijst plantmateriaal van deze opgenomen (zie www. herkomstlokaties verkrijgbaar, via rassenlijstbomen.nl). Staatsbosbeheer Zaad en Plantoen te Naar aanleiding van eerder Driebergen.

88

Op grond van de resultaten van de Bij planning van (grootschalige) onderhavige inventarisatie en gelet op nieuwe aanplant is het overigens van de bovengenoemde toelatingsciteria belang om gewenste soorten en zouden aanvullend enkele aantallen tijdig te bestellen of te groeilokaties binnen het reserveren. Omdat de benodigde onderzoeksgebied van de volgende zaadoogst minimaal 2 jaar vooraf gaat soorten kunnen worden voorgedragen aan daadwerkelijke levering van het voor opname in de Rassenlijst: Zwarte bosplantsoen, kan bij een goede els, Eenstijlige meidoorn en Hondsroos planning bijtijds worden ingespeeld op (allen extra lokaties) en Zomereik, Es, de behoeftes. Zachte berk, Heggenroos, Viltroos, Wilde lijsterbes, Geoorde wilg, Gewone vlier, Wilde kamperfoelie, Kruipbrem en Gelderse roos.

De procedure voor toelating op de Rassenlijst neemt minimaal een jaar in beslag. Zodra goedkeuring is verleend is vermelding van soorten en lokaties uit de Noardlike Fryske Wâlden terug te vinden op de website van de Rassenlijst. Uiteindelijk zullen ook terreineigenaren nog toestemming moeten geven voor oogstwerkzaamheden. Aanbevolen wordt om spoedig daarna genoemde soorten jaarlijks in het gebied te gaan beoogsten. Vanwege de status van “gecertificeerd autochtoon” is dit plantmateriaal vrij verhandelbaar. Oogst en kweek laten uitvoeren onder begeleiding van Staatsbosbeheer Zaad en Plantsoen biedt controle op kwaliteit en heeft bovendien als voordeel dat logistiek efficiënt kan worden geanticipeerd op tekorten of overschotten in opgekweekt bosplantsoen. Bemiddeling door Staatsbosbeheer zorgt dus voor minder risico’s voor de opdrachtgever. Schijnviltroos of Ruwe viltroos: een soortenbeschermingsplan voor deze en Tot die tijd zouden in overleg met andere zeldzame wilde rozen is urgent. Staatsbosbeheer toch al oogst- en kweekprogramma’s voor de Noardlike Fryske Wâlden kunnen worden uitgevoerd, mits het opgekweekte plantsoen gegarandeerd door de opdrachtgever wordt afgenomen.

89 Samenvattend kan aanbevolen worden: • Geen aanplant van niet-autochtoon plantmateriaal in of in de nabijheid van oude dykswâlen, elzensingels en hagen.

• Geen bosbeplanting op de grasland- en akkerpercelen tussen de dykswâlen en elzensingels.

• Indien bosbeplanting noodzakelijk wordt gevonden, dan ruim afstand houden tot de oude dykswâlen en elzensingels (vanwege de lichtminnende soorten, de cultuurhistorie en de belevingswaarde), en gebruik maken van autochtoon plantmateriaal van soorten die inheems zijn in het gebied. Terughoudendheid met soorten als Winterlinde, Rode kornoelje, Haagbeuk e.d. die waarschijnlijk niet inheems zijn in het gebied.

• Herintroductie en vergroting van de populaties van autochtone bomen en struiken waar de aantallen te klein zijn geworden zie verderop onder: Soortsbeschermingsplannen opstellen.

• Waar mogelijk en wenselijk omvorming van niet-autochtone beplanting in autochtone beplanting. Hierbij kan gedacht worden aan extra waardevolle genenbrongebieden zoals bij Twijzel en Kootstertille.

• Dykswâlen en bosjes met voormalig hakhout dat meer dan 30 á 40 jaar geleden voor het laatst gekapt is, niet meer in hakhoutbeheer nemen. Opnieuw uitlopen en knopvorming wordt dan riskant zodat de stoven afsterven.

• Soortbeschermingsplannen opstellen voor de bedreigde en zeldzame autochtone populaties van soorten als Beklierde heggenroos, Schijnviltroos, Viltroos, Berijpte viltroos, Tweestijlige meidoorn, Grootvruchtige meidoorn, Schijnkoraalmeidoorn, Spikkelhaagbraam, Luizenpurperbraam, Fijne randbraam, Bruine bermbraam, Rode bermbraam, Egelschuilbraam, Knieviltbraam, Rode contrastbraam, Ingesneden ruigtebraam, Smalle randbraam, Spitse haarbraam, Donkere pluimbraam en IJle schuilbraam. Van belang is om soortsbeschermingsplannen te richten zowel op het totale milieu als op kwetsbare individuele bomen en struiken. Bij soortbeschermingsplannen gaat het om zowel om behoud en bevoordeling van de bestaande bijzondere en karakteristieke soorten en hun groeiomstandigheden als ook om uitbreiding (middels herintroductie door middel van autochtoon plantmateriaal met herkomst uit het gebied) van de populaties.

• Extra aandacht voor soorten of variëteiten van soorten, die mogelijk specifiek zijn voor de Noardlike Fryske Wâlden of Fryslân, zoals de Zachte berk, Wilde lijsterbes, Hondsroos, IJle schuilbraam en Witte randbraam.

• Opstellen van een samenhangende visie op de relatie tussen autochtone genenbronnen en cultuurhistorische landschapselementen. Doorgaans wordt cultuur-natuur gezien als een tegenstelling. In landschapselementen als

90 dykswâlen en elzensingels kunnen cultuurhistorie en natuur elkaar echter juist versterken.

• Extra aandacht voor soorten of cultuurvariëteiten van soorten van het oude boerenland die waardevol zijn uit oogpunt van cultuurhistorie zoals bij de genera Populus, Salix, Prunus, Ulmus en Tilia.

• Inventarisatie naar specifieke cultuurhistorische aspecten van bomen en struiken van dykswâlen en elzensingels: hakhoutvormen, knotvormen, plaats van de bomen in/op de dykswâl en elzensingel (b.v. boven óp de wal of juist op het talud), restanten van heggen en mogelijke vlechtsporen.Waar mogelijk en wenselijk omvorming van akkerland in grasland en vermindering van mestgiften i.v.m. natuurwaarden.

• Bevorderen van kennis van autochtone bomen en struiken bij beheerders en uitvoerders in het gebied.

• Verbreiding van kennis van het aanwezige autochtone genenkapitaal, d.m.v. voorlichting en communicatie met belanghebbenden (brochures, audiovisuele presentaties, excursies, veldwerkplaatsen, beheersaanbevelingen, cursussen voor herkenning, beheer en toepassing autochtone bomen en struiken).

• Onderzoek naar de aanplantgeschiedenis van bomen en struiken, met name in de periode 1950-2000.

• Bij de planvorming: opnemen van een quick scan van autochtone bomen en struiken en cultuurhistorische kenmerken van de groenelementen. Op grond daarvan beschermende maatregelen nemen voor bijzondere soorten of vergroten van de populatie. Bij snoeien, knotten, hakken of inboeten uitgaan van de bestaande cultuurhistorische kenmerken.

• Op grond van de inventarisatie vijf topgebieden aanwijzen waar op grond van de hoge waardering extra behoudsmaatregelen worden voorgesteld en uitgevoerd.

• Uitbreiding van de inventarisatie tot een meer gebiedsdekkende kartering.

Lage knoteiken, Âlde Dyk. 91 Bijlagen Bijlage 1: Werkwijze

Autochtoon en oorspronkelijk inheems Autochtoon (synoniem met oorspronkelijk inheems) zijn de bomen en struiken die zich sinds de spontane vestiging na de laatste IJstijd (vanaf ca. 13000 jaar geleden) ter plekke altijd natuurlijk hebben verjongd. Ze kunnen ook kunstmatig verjongd zijn, maar dan moet het plantmateriaal afkomstig zijn van strikt locaal oorspronkelijke bomen of struiken. (Heybroek 1992). Dit betekent dat bomen en struiken die als soort wel inheems zijn, maar ingevoerd uit een andere klimaatszone of geologische regio niet autochtoon zijn. Plantmateriaal uit direct aangrenzende gebieden (ook over landsgrenzen) kan daarentegen wel als oorspronkelijk inheems worden gedefinieerd, als het verder voldoet aan de definitie. Wanneer is een boom of struik autochtoon Aangeplante bomen en struiken zijn niet zonder meer te onderscheiden van hun autochtone verwanten. Ervaren veldwerkers kunnen wel heel wat morfologische verschillen vaststellen, maar in de praktijk worden autochtone bomen en struiken onderscheiden door middel van een aantal parameters of criteria. De werkwijze hiervoor is ontwikkeld door Bert Maes (Maes 1993, 2002). De criteria hebben betrekking zowel op de boom zelf als op de groeiplaats. Soms bieden archieven of herinneringen van omwonenden hulp. Een nieuwe hulpbron is kennis van het DNA met behulp waarvan autochtone genenbronnen kunnen worden gekarakteriseerd. Holocene migratieroutes vanuit Spanje en Italië, vanaf ca. 13.000 jaar geleden, kunnen daarmee worden getraceerd.

De belangrijkste criteria die de groeiplaats betreffen: • het landschapselement komt voor op de historische topografische kaart van ca. 1830-1850 of ouder; • het landschapelement komt op latere topografische kaarten voor, maar er zijn duidelijke aanwijzingen dat er vanuit oudere landschapselementen in de buurt uitzaaiing heeft plaats gevonden; • het landschapselement maakt in het veld een oude en ongestoorde indruk; • het bodemtype en de groeiplaatsomstandigheden komen min of meer overeen met de natuurlijke standplaats van de soort; • de bodem maakt een ongestoorde indruk; • de boom of struik komt voor in het ter plaatse natuurlijke of afgeleide vegetatietype; • er zijn plantensoorten aanwezig in de boom-, struik- of kruidlaag die indicatief zijn voor oude bosplaatsen of houtwallen. Hierbij wordt een lijst (zie tabel 1) gehanteerd zoals die voor de bossen van Vlaanderen is opgesteld door M. Hermy (Tack et al., 1993), aangevuld met soorten die representatief zijn voor Nederland; • de standplaats ligt binnen het natuurlijke verspreidingsgebied van de betreffende soort; • in de omgeving komt de betreffende soort voor op vergelijkbare standplaatsen; • in of nabij de standplaats komen oude natuurlijke of cultuurhistorische elementen voor zoals beekmeanders, wallen, greppels, graften, holle wegen en oude perceelsgrenzen.

De belangrijkste criteria die de boom of struik zelf betreffen: • de boom of struik is een wilde inheemse variëteit, geen cultuurvorm; • de boom of struik maakt een spontane en niet-aangeplante indruk; • het betreft een zichtbaar oude boom of struik, een oude stoof van voormalig hakhout of spaartelg (op enen gezet); • DNA onderzoek geeft indicaties over de autochtoniteit.

Overige criteria • uit archieven blijkt een hoge ouderdom van de groeiplaats of er zijn indicaties voor het autochtone karakter; • uit mededelingen van bewoners ter plaatse blijkt een hoge ouderdom van de groeiplaats; • uit archeo-botanisch of archeologisch onderzoek volgen indicaties voor het autochtone karakter. In de praktijk gaan zelden alle criteria tegelijk op. Op verarmde plaatsen bijvoorbeeld zullen indicatieve kruiden ontbreken. Er is ook niet altijd sprake van oude bomen of oud hakhout. Het uitsluiten van typische tuinvariëteiten is nog wel mogelijk, maar determinatie van wilde variëteiten is alleen met veel veldervaring soms mogelijk. De criteria dienen ook in samenhang met elkaar gebruikt te worden.

In het algemeen komen autochtone bomen en struiken voor op oude bosplaatsen, oude hakhoutbosjes, boerengeriefbosjes, oud struweel, houtkanten, houtwallen, oude hagen, oude holle wegen, op steilhellingen en langs onvergraven meanderende beeklopen. De groeiplaatsen van autochtone bomen en struiken worden in het veld aangegeven op een veldkaart met topografische ondergrond, schaal 1:10.000.

Op het inventarisatieformulier worden opgenomen: • gegevens betreffende de standplaats (topografie, geomorfologie, bodem, vegetatietype, indicatieve kruiden e.d.); • gegevens over het beheer; • de karakteristieke bomen en struiken (Tansleypresentie, inheems karakter, omtrek, hoogte, optreden van verjonging); • gegevens ten behoeve van de oogst van vruchten of zaden (bloei, vruchtzetting, mate van bereikbaarheid).

In een aantal situaties zijn dia’s of foto’s gemaakt. Soms is herbariummateriaal verzameld in verband met vergelijkend taxonomisch onderzoek en ter registratie. Het herbariummateriaal blijft in de toekomst altijd voor raadpleging en controle beschikbaar en wordt in de toekomst gedeponeerd in het Nationaal Herbarium in Leiden. De in de rapportage opgenomen soorten en groeiplaatsen zijn steeds in het veld bezocht en bestudeerd. In de praktijk is gebleken dat er in bestaande inventarisatierapporten ten aanzien van een aantal soortengroepen onvoldoende zekerheid bestaat over de determinatie of dat er sprake is van onzorgvuldige determinatie. Dit geldt voor geslachten als Betula, Quercus, Crataegus, Prunus, Salix, Rosa, Malus, Pyrus, Tilia en Ulmus.

Registratie van gegevens De veldkaarten zijn digitaal verwerkt met ArcMap 10.3. De formuliergegevens zijn met behulp van het databaseprogramma Filemaker Pro 5 ingevoerd en geanalyseerd en omgezet naar Excel. Een voorbeeldformulier wordt hierbij weergegeven:

LEGENDA EN TOELICHTING BIJ HET INVENTARISATIEFORMULIER

Algemene kopgegevens Het formulier bevat kopgegevens die de groeiplaats zo nauwkeurig mogelijk geografisch karakteriseren: Dagnummer: iedere groeiplaats wordt gekenmerkt door een dagnummer waarin de datum van opname is opgenomen. Locatienummer: dit nummer correspondeert met de locatie op de veldkaart 1:10.000. Kaartbladnummer: het betreffende blad schaal 1:25.000. Coördinaten: de Amersfoortcoördinaten die betrekking hebben op een centraal punt in de opname. Locatie: de op de opname betrekking hebbende toponiem. Ook de Gemeente en, indien aanwezig, een buurtschap of dorp wordt vermeld. Oppervlakte: oppervlakte van de opname in m2. Eigendom: de eigenaar en contactpersonen zijn steeds vermeld.

Standplaats Vervolgens komen er een aantal kopgegevens aan bod, die de standplaats kenmerken: Landschapselement: aangegeven wordt of het een heg, houtwal, houtkant, struweel, bosrand, bosje (<5 ha) bos, singel, kade, griend etc. betreft. Geomorfologie: bevat kenmerken als stuwwal, stuwwalflank, beekdal, stuifzand en dekzandrug. Vegetatietype: naamgeving conform de bostypologie van Van der Werf (1991) en van Stortelder, Schaminée & Hommel (1999). Bodem: bevat gegevens betreffende de bodemsoort, zoals klei, leem en zandleem. Hydrologie: bevat facultatieve informatie over grondwaterstand, kwel, aanwezigheid van een beek of sloot etc. Locatiewaardering: samenvattend oordeel over de waarde van de standplaats als autochtone genenbron: A = zeer waardevol (sterlocatie); B = waardevol; C = vrij waardevol.

Beheer Hier worden gegevens over het beheer ingevuld (bijv. hakhoutbeheer; hegsnoei, aanplant).

Bijzonderheden Onder dit kopje wordt een korte karakteristiek van de groeiplaats gegeven, en bijzondere soorten of omstandigheden vermeld. In een aantal gevallen worden adviezen toegevoegd.

Motivatie Hier worden de belangrijkste criteria vermeld die hebben geleid tot het vaststellen van de autochtoniteit van de bomen en struiken: het voorkomen van de groeiplaats op historisch-topografische kaarten, de hoeveelheid bos- en oudbosindicatoren, de aanwezigheid van oud hakhout, spaartelgen, oude bomen, archiefmateriaal, mondelinge of schriftelijke informatie.

Soortkenmerken Tenslotte worden de aangetroffen soorten ingevuld en gekarakteriseerd: Aantal: bij zeldzame soorten wordt het aantal exemplaren geteld. Soort: de naamgeving der soorten berust op BioBase 1997. B en S (resp. boomlaag en struiklaag): hier wordt de mate van presentie van de soort weergegeven volgens de Tansleyschaal: 1= zeldzaam, één exemplaar 2= schaars of zeldzaam verspreid 3= hier en daar 4= plaatselijk frequent 5= frequent 6= locaal zeer veel voorkomend 7= zeer veel 8= co-dominant 9= dominant H: ter plekke is vaak herbariummateriaal verzameld in verband met vergelijkend taxonomisch onderzoek en ter registratie. De in de rapportage opgenomen soorten en groeiplaatsen zijn altijd in het veld bezocht en (zonodig aan de hand van herbariummateriaal) gedetermineerd. Inh: Van iedere soort wordt het inheems en autochtoon karakter aangegeven. Hierbij betekent: a= vrijwel zeker autochtoon; b= waarschijnlijk autochtoon; c= mogelijk autochtoon. Ook combinaties hiervan zijn mogelijk. Daarnaast wordt ‘p’ aangegeven bij aangeplante bomen en struiken en ‘s’ als het om spontane vestigingen gaat waarbij de autochtoniteit onbekend is.

Op het formulier wordt aangegeven hoeveel autochtone soorten zijn aangetroffen. Oogst: Als richtlijn voor de winning van zaad of stek wordt een minimumpopulatie van ± 35 bloeiende of vruchtdragende individuen aangehouden. Voor certificering van de soort en lokatie als autochtone herkomstlokatie (herkomstcategorie: “van bekende origine”) moeten deze in een duidelijk te begrenzen gebied voorkomen waar voldoende kruisbestuiving mogelijk is. Deze hoeven niet op één groeiplaats voor te komen. In het geval van zeer zeldzame soorten betreft het zelfs het gehele inventarisatiegebied. De oogstmogelijkheden zijn matig, goed of zeer goed; resp. +, ++ en +++), De overige soortkenmerken worden facultatief (waar relevant) ingevuld. Het betreft gegevens over de bloei (fl) dan wel vruchtdracht (fr), de hoogte (in m.) en de gemiddelde en/of maximale omtrek van boom of stoof (in m.) en of er verjonging is waargenomen (zeer weinig, matig, veel; resp. +, ++ en +++).

Het veldwerk vond deels buiten het voorjaar plaats, waardoor een aantal voorjaarsbosplanten gemist kunnen worden. De begrenzing van een veldopname en de aanwezigheid van de belangrijkste inheemse boom- en struiksoorten waarvan autochtone exemplaren zijn aangetroffen zijn aangegeven op de topografische kaart 1:10.000. Algemene soorten en weinig indicatieve soorten als Sporkehout, Wilde lijsterbes en Eenstijlige meidoorn zijn niet op de kaart aangegeven.

Lijst van autochtone soorten die op de veldkaart worden genoteerd:

Wetenschapp. naam code Nederlandse naam Crataegus laevigata cratalae Tweestijlige meidoorn Crataegus x media crata*me Een x Tweest.meidoorn Crataegus x macrocarpa crata*ma Grootvr. meidoorn Ribes nigrum ribesnig Zwarte bes Rosa species rosa-sp rozensoorten Salix aurita salixaur Geoorde wilg Salix aurita sl salixaur sl Geoorde wilg sl Viburnum opulus viburopu Gelderse roos Bijlage 2: Lijst van oudbossoorten in Nederland

toelichting oudbosindicatie: z = zwakke, m = matige, s = sterke oudbosindicatie volgens M. Hermy

1 = oudbossoort vlg. lit; 2 = oudbossoort vlg. eigen onderzoek

Wetenschappelijke naam: Nederlandse naam: bosin- dicatie Actaea spicata Christoffelkruid 1 Adoxa moschatellina Muskuskruid 1 Agrimonia procera Welriekende agrimonie m Allium scorodoprasum Slangelook 2 Allium ursinum Daslook m Anemone nemorosa Bosanemoon z Anemone ranunculoides Gele anemoon 1

Arum maculatum Gevlekte aronskelk 2 Blechnum spicant Dubbelloof z Brachypodium sylvaticum Boskortsteel 1 Campanula trachelium Ruig klokje m Carex digitata Vingerzegge 1 Carex elongata Elzenzegge 2 Carex pallescens Bleke zegge z Carex pendula Hangende zegge m Carex strigosa Slanke zegge s Carex sylvatica Boszegge m Chrysosplenium alternifolium Verspreidbladig goudveil 1 Chrysosplenium oppositifolium Paarbladig goudveil z Circaea lutetiana Groot heksenkruid 1 Circaea x intermedia Klein heksenkruid 1 Convallaria majalis Lelietje-van-dalen m Corydalis solida Vingerhelmbloem z Crataegus laevigata Tweestijlige meidoorn z Crataegus x macrocarpa Grootvruchtige meidoorn 2 Crataegus x macrocarpa var. hadensis Grootvruchtige meidoorn 2 Crataegus x macrocarpa var. macrocarpa Grootvruchtige meidoorn 2 Crataegus x media Bastaardmeidoorn 2 Daphne mezereum Rood peperboompje 1 Elymus caninus Hondstarwegras 1 Epilobium montanum Bergbasterdwederik 1 Equisetum sylvaticum Bospaardestaart m Euphorbia amygdaloides Amandelwolfsmelk s Euphorbia dulcis Zoete wolfsmelk z Festuca gigantea Reuzenzwenkgras 1 Gagea lutea Bosgeelster 1 Gagea spathacea Schedegeelster m Galium odoratum Lievevrouwebedstro m Galium sylvaticum Boswalstro 2 Geum rivale Knikkend nagelkruid 1 Gymnocarpium dryopteris Gebogen driehoeksvaren 1 Helleborus viridis (subsp. occidentalis) Wrangwortel 1 Hieracium murorum Muurhavikskruid z Hieracium sabaudum Boshavikskruid 1 Hieracium vulgatum Dicht havikskruid z Hordelymus europaeus Bosgerst 1 Hyacinthoides non-scripta Wilde hyacint m Hypericum hirsutum Ruig hertshooi m Hypericum pulchrum Fraai hertshooi z Impatiens noli-tangere Groot springzaad z Lamiastrum galeobdolon Gele dovenetel z Lamiastrum galeobdolon subsp. galeobdolon Kleine gele dovenetel z Lamiastrum galeobdolon subsp. montanum Grote gele dovenetel z Lathraea squamaria Bleke schubwortel 1 Lathyrus sylvestris Boslathyrus m Luzula luzuloides Witte veldbies 1 Luzula pilosa Ruige veldbies s Luzula sylvatica Grote veldbies m Lysimachia nemorum Boswederik m Maianthemum bifolium Dalkruid m Malus sylvestris Wilde appel z Melampyrum pratense Hengel z Melica nutans Knikkend parelgras 1 Melica uniflora Eenbloemig parelgras s Mercurialis perennis Bosbingelkruid z Mespilus germanica Mispel z Milium effusum Bosgierstgras z Neottia nidus-avis Vogelnestje z Orchis mascula Mannetjesorchis m Oxalis acetosella Witte klaverzuring m Paris quadrifolia Eenbes m Phegopteris connectilis Smalle beukvaren 1 Phyteuma spicatum Zwartblauwe en Witte rapunzel z Poa nemoralis Schaduwgras 2 Polygonatum multiflorum Gewone salomonszegel z Polygonatum odoratum Welriekende salomonszegel z Polypodium vulgare Gewone eikvaren z Polystichum aculeatum Stijve naaldvaren z Potentilla sterilis Aardbeiganzerik z Primula elatior Slanke sleutelbloem 1 Primula vulgaris Stengelloze sleutelbloem z Pteridium aquilinum Adelaarsvaren z Pulmonaria officinalis Gevlekt longkruid z Pyrus pyraster Wilde peer z Quercus petraea Wintereik 2 Ranunculus auricomus Gulden boterbloem z Ranunculus polyanthemos Bosboterbloem 1 Rhamnus cathartica Wegedoorn 1 Rosa arvensis Bosroos z Sanicula europaea Heelkruid m Solidago virgaurea Echte guldenroede m Stachys officinalis Betonie z Stellaria holostea Grote muur 1 Stellaria nemorum Bosmuur s Stellaria nemorum subsp. montana Bosmuur subsp. glochidisperma s Teucrium scorodonia Valse salie z Tilia cordata Winterlinde 1 Trientalis europaea Zevenster 2 Ulmus glabra Ruwe iep 2 Ulmus glabra var. cornuta Ruwe iep 2 Ulmus laevis Fladderiep 1 Veronica montana Bosereprijs m Vinca minor Kleine maagdenpalm m Viola reichenbachiana Donkersporig bosviooltje z Viola reichenbachiana + Viola riviniana Donkersporig + Bleeksporig 2 bosviooltje Viola riviniana Bleeksporig bosviooltje 2 Bijlage 3: Ontwerp naamlijst van inheemse boom en struiksoorten, waarvan autochtone exemplaren voorkomen in Nederland

* inheemse status onzeker of onduidelijk ** waarschijnlijk uitgestorven Vet gedrukt: inheems in de Noordelijke Friese Wouden

Wetenschappelijke naam Naamcode: Nederlandse naam: Acer campestre acer cam Spaanse aak Acer pseudoplatanus* acer pse Esdoorn Alnus glutinosa Alnusglu Zwarte els Alnus incana* alnusinc Witte els Andromeda polifolia andropol Lavendelhei Arctostaphylos uva-ursi arctouva Beredruif Berberis vulgaris berbevul Zuurbes Betula pendula betulpen Ruwe berk Betula pubescens betulpub Zachte berk Betula pubescens subsp. carpatica* betulp-c Karpatenberk Betula x aurata betul*au Ruwe berk x Zachte berk Calluna vulgaris calluvul Struikhei Calluna vulgaris var. hirsuta Calluv,h Stuikhei (behaarde vorm) Carpinus betulus carpibet Haagbeuk Clematis vitalba clemavit Bosrank Cornus mas cornumas Gele kornoelje Cornus sanguinea cornusan Rode kornoelje Corylus avellana corylave Hazelaar Cotoneaster integerrimus* cotonint Wilde dwergmispel Crataegus laevigata cratalae Tweestijlige meidoorn Crataegus monogyna cratamon Eenstijlige meidoorn Crataegus monogyna s.l. cratamon sl Eenstijlige meidoorn s.l Crataegus rhipidophylla** cratarhi Koraalmeidoorn Crataegus rhipidophylla var. lindmanii** cratar;l Koraalmeidoorn Crataegus rhipidophylla var. rhipidophylla** cratar;r Koraalmeidoorn Crataegus x macrocarpa crata*ma Grootvruchtige meidoorn Crataegus x macrocarpa nothovar. hadensis crata*m;h Grootvruchtige meidoorn Crataegus x macrocarpa nothovar. macrocarpa crata*m;m Grootvruchtige meidoorn Crataegus x media crata*me Bastaardmeidoorn Crataegus x subsphaericea crata*su Schijnkoraalmeidoorn Crataegus x subsphaericea nothovar. domicensis crata*s;d Schijnkoraalmeidoorn Crataegus x subsphaericea nothovar. subsphaericea crata*s;s Schijnkoraalmeidoorn Cytisus scoparius cytissco Brem Daphne mezereum daphnmez Rood peperboompje Empetrum nigrum empetnig Kraaihei Erica cinerea ericacin Rode dophei Erica tetralix ericatet Gewone dophei Euonymus europaeus euonyeur Wilde kardinaalsmuts Fagus sylvatica fagussyl Beuk Fraxinus excelsior fraxiexc Es Genista anglica genisang Stekelbrem Genista germanica genisger Duitse brem Genista pilosa genispil Kruipbrem Genista tinctoria genistin Verfbrem Hedera helix hederhel Klimop Hippophae rhamnoides hipporha Duindoorn Hippophae rhamnoides subsp. rhamnoides hippor-r Duindoorn Ilex aquifolium ilex aqu Hulst Juniperus communis junipcom Jeneverbes Ligustrum vulgare ligusvul Wilde liguster Linnaea borealis linnabor Linnaeusklokje Lonicera periclymenum lonicper Wilde kamperfoelie Lonicera xylosteum lonicxyl Rode kamperfoelie Malus sylvestris malussyl (wilde) Appel Malus x sylvestris (werknaam) malus*sy (wilde) Appel x (cultuur) Appel Mespilus germanica mespiger Mispel Myrica gale myricgal Wilde gagel Vaccinium oxycoccos oxycopal Kleine veenbes Pinus sylvestris** pinussyl Grove den Populus nigra populnig Zwarte populier Populus tremula popultre Ratelpopulier Populus x canescens* popul*cs Grauwe abeel Prunus avium prunuavi Zoete kers Prunus avium subsp. avium prunua-a Zoete kers Prunus padus prunupad Gewone vogelkers Prunus spinosa prunuspi Sleedoorn Prunus x fruticans* prunu*fr Heesterpruim Pyrus pyraster pyruspyr (wilde) Peer Quercus petraea quercpet Wintereik Quercus robur quercrob Zomereik Quercus x rosacea querc*ro Zomereik x Wintereik Rhamnus cathartica rhamncat Wegedoorn Rhamnus frangula rhamnfra Sporkehout Ribes nigrum ribesnig Zwarte bes Ribes rubrum ribesrub Aalbes Ribes spicatum* ribesspi Trosbes Ribes uva-crispa ribesuva Kruisbes Rosa agrestis rosa agr Kraagroos Rosa arvensis rosa arv Bosroos Rosa balsamica rosa bal Beklierde heggenroos Rosa balsamica var friedländeriana rosa b;f Beklierde heggenroos Rosa caesia rosa cae Behaarde struweelroos Rosa canina rosa can Hondsroos Rosa canina var. andegavensis rosa c;a Hondsroos Rosa canina var. blondaeana rosa c;b Hondsroos Rosa canina var. canina rosa c;c Hondsroos Rosa canina var. dumalis rosa c;d Hondsroos Rosa canina var. scabrata rosa c;s Hondsroos Rosa henkeri-schulzii (syn. gremlii) rosa hen Schijnegelantier Rosa corymbifera rosa cor Heggenroos Rosa corymbifera var. corymbifera rosa co;c Heggenroos Rosa corymbifera var. déséglisei* rosa co;g Heggenroos Rosa dumalis rosa dum Kale struweelroos Rosa dumalis var. transiens rosa d;t Kale struweelroos Rosa elliptica rosa ell Wigbladige roos Rosa inodora rosa ino Schijnkraagroos Rosa micrantha rosa mic Kleinbloemige roos Rosa pseudoscabriuscula rosa pse Schijnviltroos Rosa rubiginosa rosa rub Egelantier Rosa rubiginosa var. jenensis rosa r;j Egelantier Rosa sherardii rosa she Berijpte viltroos Rosa spinosissima rosa spi Duinroos Rosa subcanina rosa sca Schijnhondsroos Rosa subcollina rosa sco Schijnheggenroos Rosa tomentosa rosa tom Viltroos Rosa x irregularis rosa *ir Bosroos x Hondsroos Rosa x nitidula rosa *ni Egelantier x Hondsroos Rubus caesius rubuscae Dauwbraam Rubus idaeus rubusida Framboos Rubus spec. rubus-sp (braam) Rubus ulmifolius rubusulm Koebraam (R. ulmifolius) Salix alba salixalb Schietwilg Salix aurita salixaur Geoorde wilg Salix aurita s.l. salixaur sl Geoorde wilg s.l. Salix caprea salixcap Boswilg Salix cinerea salixcin Grauwe en Rossige wilg Salix cinerea subsp. cinerea salixc-c Grauwe wilg Salix cinerea subsp. oleifolia salixc-o Rossige wilg Salix fragilis salixfra Kraakwilg Salix fragilis var. fragilis salixf;f Kraakwilg Salix pentandra salixpen Laurierwilg Salix purpurea salixpur Bittere wilg Salix repens salixrep Kruipwilg Salix repens subsp. dunensis salixr-d Duinkruipwilg Salix repens subsp. repens salixr-r Kleinbladige kruipwilg Salix triandra salixtri Amandelwilg Salix triandra subsp. concolor salixt-c Amandelwilg Salix viminalis salixvim Katwilg Salix x ambigua salix*am Kruipwilg x Geoorde wilg Salix x capreola salix*ca Geoorde wilg x Boswilg Salix x charrieri salix*ch Geoorde wilg x Rossige wilg Salix x guinieri salix*gu Grauwe wilg x Rossige wilg Salix x holosericea salix*ho Grauwe wilg x Katwilg Salix x multinervis salix*mu Geoorde wilg x Grauwe wilg Salix x reichardtii salix*re Boswilg x Grauwe wilg Salix x rubens salix*rb Bindwilg Salix x subsericea salix*su Grauwe wilg x Kruipwilg Sambucus nigra sambunig Gewone vlier Sambucus racemosa samburac Trosvlier Solanum dulcamara solandul Bitterzoet Solanum dulcamara var. litorale soland;l Bitterzoet Sorbus aucuparia sorbuauc Wilde lijsterbes Sorbus aucuparia subsp. aucuparia Sorbua-a Wilde lijsterbes Sorbus aucuparia subsp. glabrata Sorbua-g Wilde lijsterbes; kale bladvorm Taxus baccata taxusbac Taxus Tilia cordata tiliacor Winterlinde Tilia cordata var vitifolia tiliac,v Winterlinde Tilia platyphyllos tiliapla Zomerlinde Ulex europaeus ulex eur Gaspeldoorn Ulmus glabra ulmusgla Ruwe iep Ulmus glabra var. cornuta ulmusg;c Ruwe iep Ulmus laevis ulmuslae Fladderiep Ulmus minor ulmusmin Gladde iep Vaccinium myrtillus vaccimyr Blauwe bosbes Vaccinium uliginosum vacciuli Rijsbes Vaccinium vitis-idaea vaccivit Rode bosbes Vaccinium x intermedium vacci*in Blauwe x Rode bosbes Viburnum lantana viburlan Wollige sneeuwbal Viburnum opulus viburopu Gelderse roos Viscum album viscualb Maretak Bijlage 4: . Het belang van autochtone bomen en struiken

Het maakt veel uit of bomen en struiken autochtoon zijn. Over een periode van circa 13000 jaar zijn ze vanaf

de laatste IJstijd vanuit refugia in zuidelijke landen rond de Middellandse Zee naar onze streken gemigreerd.

Dit was een lang proces van aanpassingen aan de nieuwe omstandigheden en genetische selectie, in feite een

enorme investering van de natuur.

Autochtone bomen en struiken zijn onder invloed van natuurlijke (genetische) selectie goed aangepast aan de

huidige milieuomstandigheden en daardoor minder vatbaar voor aantastingen. Allerlei insecten die in de loop

van de tijd met de migrerende bomen zijn mee-geëvolueerd, zijn ook fenologisch aangepast aan de bloei en

vruchttijd. Sleedoorn, Meidoorn en Gele kornoelje, die vaak uit Zuid-Europa worden geïmporteerd bloeien

een paar weken vroeger dan de autochtone exemplaren. Ongetwijfeld heeft dit een ongunstig effect op de met

die soorten samenlevende fauna. De vergelijking met exoten levert nog grotere verschillen op. Zo leven de

inheemse eikensoorten samen met meer dan 400 organismen (insecten, schimmels e.d.). De Amerikaanse eik,

die toch al ca. 275 jaar in ons land voorkomt, biedt gastvrijheid aan minder dan10% daarvan.

Onze bossen zijn meestal arm aan boom- en struiksoorten vanwege het zeer selectieve bosbeheer in het

verleden. Inbreng van autochtone soorten kan de natuurlijke samenstelling meer benaderen, en zal ook invloed

hebben op de humussamenstelling, bodemkwaliteit en het bodemleven. Met name eiken en beuken hebben

slecht verteerbaar blad, waardoor humusophoping ontstaat. Door de verzuring van de bodem verslechtert de

verteerbaarheid nog sterker.

Autochtone boom- en struiksoorten zijn tevens van belang als een blijvende bron van waaruit selecties voor

de bosbouw, sierteelt en natuurbouw gemaakt kunnen worden. Voorbeelden zijn de Zwarte populier, als een

van de ouders van de houtteeltkundig waardevolle Canadapopulier. Vooral de eiken en beuken kunnen een

waardevolle bron zijn voor houtteeltkundige selecties. De Fladderiep is interessant als een iepensoort die

geen last heeft van de iepziekte. De iepenspintkever die de besmettelijke schimmels verspreiden, blijkt de

bast van de Fladderiep niet te eten. Autochtone meidoorns zijn vermoedelijk minder vatbaar voor ziekten als

bacterievuur.

Interessant is de vraag wat het belang is van autochtone bomen en struiken in verband met de huidige klimaatsveranderingen. Bij klimaatsveranderingen is het belangrijk dat er een breed genetisch spectrum aanwezig is om die veranderingen op te vangen. Ook in het verleden, bijvoorbeeld de afgelopen duizend jaar, hebben er diverse klimaatswisselingen plaatsgevonden zoals de Warme Middeleeuwen en de kleine IJstijd.

Vele thans bestaande autochtone populaties van bomen en struiken hebben die extremen uitstekend doorstaan.

Ze kunnen kennelijk tegen een stootje. Zelfs aanwijsbaar individuele eikenstoven zoals op de Veluwe hebben de Kleine IJstijd meegemaakt en zijn nog steeds zeer vitaal. Alle reden dus om er zuinig op te zijn.

Afgezien van economische overwegingen is behoud van de natuurlijke regionale biodiversiteit een algemeen belang. De regionale autochtone populaties zijn in feite de basis van de biodiversiteit. Vele landen, waaronder

Nederland, hebben in 1992 het Biodiversiteitsverdrag van Rio de Janeiro ondertekend. Ook latere internationale verdragen rond biodiversiteit en bosbouw onderstrepen het belang.

Autochtone bomen en struiken hebben door hun lange voorgeschiedenis, waaronder het hakhout- en spaartelgenbeheer, tevens een belangrijke cultuurhistorische betekenis. De hakhoutbossen op de Veluwe en rivieroeverwallen bijvoorbeeld kunnen beschouwd worden als een industrieel-archeologisch monument vanwege hun directe relatie met vezelwinning, ijzersmelterij, buskruit en leerlooierij.

Door hun individuele ouderdom en vaak grillige en bijzondere vormen hebben ze bovendien een grote belevingswaarde. Landschapsbeheer Nederland Adres Postcode Plaats e-mailadres Website