Tussen solidariteit en argwaan

Een onderzoek naar de strijd der discoursen rondom de vluchtelingencrisis in Nederlandse talkshows in de periode van voorjaar 2015 tot februari 2016

Francien Griffioen Master scriptie M.A Television and Cross-Media Culture Begeleider: Jan Teurlings Beroepsgerichte specialisatie Tweede lezer: Leonie Schmidt 24 juni 2016 Aantal woorden: 18280

1 2 Samenvatting In Nederland zijn felle discussies gaande over het groeiende aantal vluchtelingen. Als het gaat om de “vluchtelingencrisis” binnen de Nederlandse maatschappij, is duidelijk merkbaar dat verschillende visies strijden om maatschappelijke dominantie. Het voorjaar van 2015 wordt gekenmerkt door de positieve klanken en de solidaire proactieve houding ten aanzien van vluchtelingen. Dit maakte rond de nazomer van 2015 echter plaats voor toenemende bezorgdheid en argwaan. In dit onderzoek zijn drie discoursen geïnventariseerd (pro-vluch- teling, anti-vluchteling en het rechten discours) aan de hand van vier Nederlandse talk- shows. Middels deze inventarisatie is de werking van de discoursen, zowel binnen de dis- coursen zelf, als binnen het veld van discoursen onderzocht. Hierdoor is de mechanica van de discoursen blootgelegd en is bestudeerd hoe ze door de tijd heen zijn geëvolueerd en hoe ze elkaar ondermijnen of versterken. Tevens is gebleken dat de materiële context (talk- show) invloed uitoefent op de productie van discoursen.

Kernwoorden: vluchtelingendebat, talkshow, discourstheorie, moment/element, articulatie, dislocatie, moral panic, war of position

3 Inhoudsopgave

Inleiding…………………………………………………………………………………………. 5

1. Werkwijze……………………………………………………………………………………. 7 1.1 Corpus……………………………………………………………………………… 7 1.2 Methode…………………………………………………………………………… 8 2. Theoretisch kader…………………………………………………………………………. 11 2.1 Vluchtelingen in de media……………………………………………………….. 11 2.2 Genre: talkshow…………………………………………………………………… 13 2.3 War of Position Antonio Gramsci……………………………………………….. 16 2.4 Discourstheorie Laclau en Mouffe……………………………………………… 18 2.5 Moral Panics Stuart Hall………………………………………………………… 22 3. Inventaris: Discoursen in Nederlandse talkshows…………………………………. 25 3.1 Het vluchtelingendebat in Nederland………………………………………….. 25 3.2 Pro-vluchtelingen discours……………………………………………………… 26 3.3 Anti-vluchtelingen discours……………………………………………………… 32 3.4 Rechten discours………………………………………………………………… 39 4. Analyse…………………………………………………………………………………….. 41 4.1 Strijd der discoursen……………………………………………………………. 41 4.2 Dislocaties……………………………………………………………………….. 43 1. Aylan Kurdi……………………………………………………………….. 43 2. Parijs en Keulen…………………………………………………………. 44 4.3 Moral Panic……………………………………………………………………… 45 5. Conclusie………………………………………………………………………………….. 48 6. Bronnenlijst………………………………………………………………………………… 51 7. Bijlagen…………………………………………………………………………………….. 54 7.1 Afleveringen over vluchtelingencrisis: De Wereld Draait Door…………….. 54 7.2 Afleveringen over vluchtelingencrisis: Pauw…………………………………. 55 7.3 Afleveringen over vluchtelingencrisis: RTL Late Night……………………… 56 7.4 Afleveringen over vluchtelingencrisis: Jinek…………………………………. 57

4 Inleiding "Migrants and refugees are not pawns on the chessboard of humanity.” Pope Francis, 2013

In de eerste maanden van 2015 zijn meer dan 430.000 vluchtelingen gearriveerd aan de Zuid-Europese kust, meldde de Internationale Organisatie voor Migratie. Dit is een verdub- beling van het totale aantal vluchtelingen in 2014 (Hommes). De toestroom van vluchtelin- gen in 2015 blijkt meer dan een humanitaire crisis. Het beïnvloedt sterk de Nederlandse poli- tieke agenda, Europese parlementaire relaties staan onder hoge druk, het leiderschap van Merkel wordt betwist en er heerst een hevige interne strijd tussen burgers. In Nederland zijn felle discussies gaande over het beleid met betrekking tot de vluchtelingencrisis. Als het gaat om de “vluchtelingencrisis” binnen de Nederlandse maatschappij, is duidelijk merkbaar dat verschillende visies strijden om maatschappelijke dominantie. Peter Vasterman merkt in een interview met Vice Versa op 8 oktober 2015 het vol- gende op over de huidige vluchtelingencrisis binnen Nederland: “In de meeste media is er nauwelijks aandacht voor de dieperliggende oorzaken van de crisis. Waarom vluchten die mensen nu? Wat maakt dat de Syriër op de vlucht slaat en de Libiër niet, terwijl het in dat laatste land ook onrustig is sinds Ghadaffi is verdreven?” Hij constateert dat rond september 2015 de media inzoomen op alles dat positief is aan vluchtelingen, de meeste negatieve za- ken blijven onvermeld. Volgens Vasterman leek het op dat moment of alle vluchtelingen in- genieurs en artsen waren, die in staat waren om onze economieën een boost te geven (Opoku). Deze opvatting geldt niet alleen voor Nederland. In Duitsland heeft Angela Merkel stelling genomen door het openen van de “Wilkommenscultuur” en haar befaamde uitspraak “Wir schaffen das”. Dit warme welkom werd al snel overgenomen door verschillende andere media. De grootste krant van Duitsland, de Bild - een traditionele, controversiële en meestal erg rechtse krant - werd plotseling het voorbeeld van actiejournalistiek door het oprichten van het intitiatief: “Wir helfen”. In oktober 2015 ging de krant nog een stapje verder: ze na- gelde haatzaaiers aan de schandpaal die op Facebook buitenlanders bedreigden (Benjamin, NRC). Deze positieve klanken en de solidaire pro-actieve houding ten aanzien van vluchte- lingen rond de nazomer van 2015 maakten snel plaats voor toenemende bezorgdheid en argwaan. De gebeurtenissen in Keulen tijdens de nieuwjaarsnacht hebben hier grote invloed op gehad. De studie van migratie, in haar vele vormen, is een interdisciplinair vakgebied. Ver- schillende studies hebben onderzoek aan dit verschijnsel gewijd. Jan van Beek heeft in 2010 vanuit economisch vakgebied onderzoek gedaan naar de productie van wetenschap- pelijke kennis over de economische effecten van migratie in Nederland in de jaren 1960-2005. Op politiek vakgebied heeft Patrick Loobuyck in 2001 onderzoek gedaan naar vreemdelingen over de (werk)vloer: Het debat over arbeidsmigratie en de migratiestop in kaart. Dit onderzoek gaat in op verschillende aspecten binnen de migratie-politiek. Vanuit

5 historisch vakgebied hebben de onderzoeken als Nieuwe Nederlanders. Vestiging van mi- granten door de eeuwen heen (1996) en Winnaars en verliezers, een nuchtere balans van vijfhonderd jaar immigratie (2001) door Leo en Jan Lucassen aandacht besteed aan de stu- die naar migratie. Naast de wetenschappelijke interesse is migratie binnen de samenleving zelf een veelvoorkomend gespreksonderwerp, vooral in gastlanden omdat immigratie daar, volgens Castles, kan zorgen voor fundamentele veranderingen in de sociale, culture, eco- nomische en politieke structuur (Castles, 57). Binnen mediastudies is onderzoek naar migra- tie veelal gericht op de representatie, de aanwezige discoursen en frames die circuleren binnen de samenleving. In het eerste deel van het theoretisch kader wordt dit nader toege- licht. Deze studies geven ons inzicht in onze perceptie en begrip ten opzichte van migranten alsmede de publieke opinie en het publieke debat. Samuel Bennet stelt dat de berichtgeving over migranten en vluchtelingen problematisch is. Er worden vaak generaliserende termino- logieën gehanteerd, er wordt geen ruimte geboden voor de stem van de migrant zelf, sub- jecten worden zowel negatief dan wel als (hulpeloos) slachtoffer geportretteerd en de kwes- tie wordt vaak gezien in een nationale context in plaats van in een internationale context (Bennet, 249). Tijdens dit onderzoek inventariseer en analyseer ik de aanwezige publieke discour- sen rondom de vluchtelingencrisis in vier Nederlandse talkshows in de periode voorjaar 2015 tot februari 2016. Mijn theoretisch kader is opgedeeld in vijf delen. In het eerste deel introduceer ik verschillende bestaande onderzoeken naar migratie binnen het vakgebied van mediastudies om vervolgens mijn eigen onderzoek te positioneren. In het tweede deel licht ik verschillende genre-conventies van de talkshow nader toe aangezien deze mogelijk in- vloed uitoefenen op mijn resultaten. In het derde, vierde en vijfde deel illustreer ik verschil- lende kernconcepten die van belang zijn voor mijn analyse: war of position, de discourstheo- rie van Laclau en Mouffe en specifiek de concepten element, moment, articulatie, dislocatie, chain of equivalence en chain of difference en moral panic.

6 1. Werkwijze

1.1 Corpus Voor dit onderzoek zijn talkshows geselecteerd die zich richten op het algemene publiek, met een gevarieerde onderwerpkeuze binnen elke aflevering, die in de avonduren worden uitgezonden en die door één persoon worden gepresenteerd. De selectie bevat de volgende programmatitels:

• Pauw (VARA), iedere werkdag om 23.00 uur uitgezonden op NPO1 van 31 augustus 2015 tot 18 december 2015, gepresenteerd door Jeroen Pauw. • Jinek (KRO, NCRV), iedere doordeweekse dag uitgezonden op NPO1 van 5 januari 2015 tot 27 februari 2015, van 1 juni 2015 tot 28 augustus 2015 en 4 januari 2016 tot 20 februari 2016, gepresenteerd door Eva Jinek. • De Wereld Draait Door (VARA), iedere werkdag om 19.00 uur uitgezonden op NPO1 van juni 2015 tot februari 2016, gepresenteerd door Matthijs van Nieuwkerk. • RTL Late Night (RTL4), elke werkdag om 22.30 uur uitgezonden op RTL4 van 31 augustus 2015 tot 18 december 2015 en 11 januari 2016 tot 29 februari 2016, gepre- senteerd door Humberto Tan.

De programma’s Pauw en Jinek werden beiden uitgezonden op NPO1. De uitzendingen van Pauw zijn echter pas in augustus 2015 begonnen en eindigden in december 2015. Jinek werd juist voorafgaand en navolgend aan deze periode uitgezonden, ze is de ‘vervanger’ van Pauw op de late avond en is zo ook opgenomen in mijn analyse (Lips, Het Parool).

Figuur 1: aantal afleveringen per maand per talkshow1

DWDD PAUW JINEK RTL LN 5 4 4 3

3 2

1 1 1 1 1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 afl. pm feb 2015 april 2015 juni 2015 aug 2015 okt 2015 dec 2015 feb 2016 Het jaar 2015 heb ik ervaren als een periode waarin een evolutie aan discoursen kon wor- den getraceerd. Het voorjaar van 2015 was het beginpunt van de toetreding van de vluchte-

1De cijfers in deze tabel zijn afkomstig uit vier tabellen in de bijlage

7 lingencrisis in het publiek debat. In april 2015 werd in alle vier de Nederlandse talkshows aandacht besteed aan de vluchtelingencrisis, hiervoor werd er nauwelijks over gesproken (zie figuur 1). Tijdens deze periode hebben een aantal cruciale gebeurtenissen ervoor ge- zorgd dat deze crisis het gesprek van de dag is geworden en niet meer uit het debat is ver- dwenen. April 2015 zal gelden als startpunt van de geanalyseerde periode en februari 2016 als eindpunt. Van alle vier de talkshows heb ik aan de hand van de inhoudstabel op de web- site de afleveringen waarin de vluchtelingencrisis centraal stond (wanneer het onderwerp van het gesprek aan tafel was) in een tabel opgenomen (zie bijlage 1,2,3,4). Dit vormt het corpus van mijn onderzoek. Van al deze afleveringen heb ik een inventarisatie gemaakt van de aanwezige discoursen omtrent het vluchtelingendebat. Aan de hand van deze inventarisatie zal ik een kwalitatieve discursieve inhoudsana- lyse uitvoeren. Mijn instrumentarium bestaat uit transcripties van de gesproken tekst en een globale (beeld)beschrijving van de afleveringen van de verschillende programma’s (de gas- ten aan tafel en het onderwerp van gesprek). Doordat dit een tijdrovende klus is zal ik niet de gehele uitzending uitschrijven, maar worden alleen de cruciale passages integraal ge- transcribeerd.

1.2 Methode Tijdens dit onderzoek worden aanwezige discoursen omtrent het vluchtelingendebat in vier Nederlandse talkshows in de periode -voorjaar 2015 tot februari 2016- geïnventariseerd en geanalyseerd. Aan de hand van deze vier talkshows zal ik de aanwezige discoursen aller- eerst inventariseren. Hierbij tracht ik de verschillende discoursen te groeperen en te achter- halen uit welke verschillende onderdelen ze bestaan. Vervolgens zal ik aan de hand van deze inventarisatie de werking van de discoursen analyseren; zowel binnen de discoursen zelf alsmede tussen de verschillende discoursen. Zijdelings zal ik kijken of er momenten te benoemen zijn die van grote invloed zijn geweest op de evolutie van de discoursen, de pro- ductie van de discoursen, de aanscherping van de discoursen en die mogelijk hebben geleid tot nieuwe wendingen. Als het gaat om discourstheorie is het belangrijk om terug te gaan naar het weten- schappelijke werk van Michel Foucault. In zijn boek The Archaeology of Knowledge (1969) definieert Foucault het begrip discours. Foucault omschrijft een discours als “a group of se- quences of signs, in so far that they are statement” (107). Een discours gaat echter verder dan alleen het taalkundig gebied. Verderop in het boek concludeert Foucault “We shall say that a discourse is a group of statements in so far they belong to the same discursive forma- tion” (177). Een discours is een groep uitingen waarin er over een bepaald onderwerp, op een bepaald moment gesproken wordt. De groep uitingen die dit discours vormen, hebben invloed op onze interpretatie van dat onderwerp op dat bepaalde moment, of groter omvat, de sociale wereld om ons heen. In het artikel Analysing Television (2006) zegt Glen Creeber het volgende over discours analyse:

8 Rather than heavily prescribing a single meaning to a text, discourse analysis is in- terested in the various means by which different socio-cultural discourses (gender, sexual, national, racial, artistic, institutional and so on) compete for meaning (35).

Discours analyse tracht de verschillende discoursen in kaart te brengen, te zoeken naar “the pure facts of discours” om aan te tonen hoe deze discoursen en hun betekenissen met el- kaar strijden om macht. Discours analyse kent vele tradities. Vanuit verschillende disciplines wordt discours analyse ingezet. Voorbeelden van onderzoeken van bekende analisten uit het veld zijn; de kritische discours analyse van Norman Fairclough; het analytische werk van Teun van Dijk over media discoursen en het werk van John Richardson over nieuws bericht- geving in kranten. Er zijn veel variaties mogelijk als het gaat om de uitvoering van discours analyse. Voor elke studie geldt dat ze op een eigen, unieke manier analyseren waardoor elk vakgebied een eigen definitie van discours hanteert. Voor de bepaling van het theoretisch kader van mijn onderzoek ben ik heel pragmatisch te werk gegaan. Tijdens dit onderzoek zal ik niet één coherente traditie toelichten maar vanuit verschillende tradities specifieke kern- concepten gebruiken die bruikbaar zijn voor mijn analyse. Zoals David Deacon aan studen- ten adviseert:

Linguistic analysis is a field which is still in the process of development, and in light of this, we suggest that you adapt the ideas and techniques of these writers in ways which best suit your own specific analytical task and materials (151).

De theorie en concepten die voor de analyse van mijn onderzoeksobject van belang zijn, zijn de volgende: het werk van Antonio Gramsci en zijn concept war of position. Zijn theorie heeft grote invloed gehad op het werk van Laclau en Mouffe. De discourstheorie van Laclau en Mouffe en specifiek de concepten: dislocatie, articulatie, moment, element, chain of equiva- lence/ chain of difference spelen tevens een belangrijke rol in mijn analyse. Een andere the- orie die absoluut relevant is voor mijn analyse is het idee van moral panics. Het idee van moral panic is geïntroduceerd door Stan Cohen. Cohen’s was echter meer gericht op het functionele aspect van een moral panic, het was Stuart Hall die diezelfde literatuur ging ge- bruiken en het fenomeen op een gramsciaanse manier ging analyseren wat resulteerde in een toepasbaar analytisch idee. Ik ben me er bewust van dat deze concepten voortkomen uit verschillende disciplines, het moet echter worden beschouwd als creatief gebruik van verschillende concepten uit verschillende disciplines welke samenhangen door de relevantie op mijn onderzoeksobject. Beeldvorming en berichtgeving zijn gebruikelijke thema’s binnen onderzoek naar mi- granten en de media. Baker and McEnery (2005) deden onderzoek naar aanwezige dis- coursen in de berichtgeving in Britse kranten en teksten van de website van The Office of the United Nations High Commissioner for Refugees. Roland Bleiker et all. (2013) onder-

9 zochten afbeeldingen op voorpagina’s van Australische kranten gedurende twee cruciale periodes in de geschiedenis. Ze analyseerden dat deze afbeeldingen vluchtelingen en asiel- zoekers voornamelijk in grote groepen portretteerde en met een focus op boten. Dit leidde vervolgens tot dehumanisatie van vluchtelingen, ze werden niet als individuen gezien maar als een bedreiging voor de veiligheid van de Staat wat een angstcultuur aanwakkerde. Het grootste deel van bestaand onderzoek specificeert zich op de geschreven pers, slechts een klein deel van dit onderzoek richt zich op televisie. Het onderzoek dat zich wel op televisie richt zoomt meestal in op het nieuwsgenre (Leurdijk, 6). De vluchtelingencrisis is veel meer dan alleen een onderdeel van het televisienieuws. Zo zijn er bijvoorbeeld veel do- cumentaires gemaakt over dit onderwerp zoals Those Who Feel the Fire Burning (2015) en Eritrea Stars (2015) maar tevens reality-tv in Nederland als Rot op naar je Eigen Land (EO, 2015) en speciale uitzendingen van Buitenhof, Tegenlicht en Hollandse Zaken die inspelen op dit onderwerp.

10 2. Theoretisch kader

2.1 Vluchtelingen in de media In de samenleving zijn de media in de meeste gevallen de grootste bron van informatie. Via media vergaart men kennis, leert men over verschillende opvattingen en standpunten wat invloed heeft op publieke opinies en discoursen (van Dijk, 36). Vooral als het gaat om kwes- ties over etniciteit hebben media de meeste invloed, omdat alternatieve bronnen van infor- matie schaars zijn. De media voorzien het publiek in de samenleving van de eerste feiten en geven tegelijkertijd de eerste beschrijvingen en definities van de huidige situatie (van Dijk, 37). Volgens Teun van Dijk beperkt de berichtgeving in de media zich, als het gaat om immi- granten en etnische minderheden, rondom de volgende zaken:

• Nieuwe (illegalen) immigranten die arriveren • Politieke reacties op de besluitvorming over nieuwe immigranten/ immigratie • Problemen tijdens het ontvangen van de immigranten (onderdak, etc.) • Sociale problemen die zich aandienen zoals werkgelegenheid en welzijn • Reactie van de bevolking (Emotioneel) • Karakterisering van de groep; hoe ze zich verhouden t.o.v. de bevolking • Complicaties die zich voordoen: negatieve karakterisering (afwijkend gedrag) • Focus op bedreiging: geweld, criminaliteit, drugs etc. • Politieke reactie: besluitvorming om immigratie te stoppen • Conflicten rondom de integratie van de immigranten

Volgens Teun van Dijk krijgen al deze punten - hoewel sommige in potentie neutraal zijn - al snel een negatieve lading: immigranten worden bijvoorbeeld geassocieerd met criminaliteit, er wordt vooral over ze gesproken in samenhang met de problemen die ze veroorzaken ze worden gezien als een bedreiging voor de maatschappij (van Dijk, 38). Van Dijk heeft ge- constateerd dat zaken als; het verlaten van het gastland, de economische meerwaarde, het alledaagse leven van migranten en discriminatie en racisme tegen migranten, onderbelicht blijven (36). De nadruk in de berichtgeving ligt vooral op het onderscheid dat wordt gemaakt tussen: de positieve zelfpresentatie en negatieve presentatie van de “ander”. Dit wordt te- vens gezien als het belangrijkste discours rondom immigranten welke racisme in de hand werkt (Van Dijk, 36). Samuel Bennet beargumenteert in zijn onderzoek “The representation of third-coun- try nationals in European news discourse” dat de media vaak falen als het gaat om neutrale representatie en berichtgeving (248). Hij constateert dat berichtgeving over migranten en vluchtelingen als problematisch wordt aangemerkt om vier redenen. Allereerst omdat er ge- neraliserende terminologieën worden gehanteerd. Uit zijn onderzoek is gebleken dat het on- derscheid dat wordt gemaakt tussen migranten, vluchtelingen en asielzoekers vaak onjuist is. In Nederlands taalgebruik in de media is gebleken dat het onderscheid tussen migranten vaak wordt gemaakt op basis van religie in plaats van etniciteit. Dit resulteert er in dat mi-

11 granten uit het Midden-Oosten sneller worden geassocieerd met moslims (Bennet, 250). Uit een analyse van Baker en McEnery is tevens gebleken dat vluchtelingen voornamelijk wor- den beschreven aan de hand van waar ze vandaan komen, waar ze op dat moment verblij- ven of waar ze heen gaan, in plaats van de omstandigheden die ervoor hebben gezorgd dat ze op de vlucht zijn, zoals economische of politieke redenen of door oorlog (202). Het twee- de argument dat Bennet problematisch vindt is dat de subjecten vaak negatief dan wel als hulpeloos slachtoffer geportretteerd worden. Dit hangt nauw samen met het belangrijkste discours geconstateerd door van Dijk: de tweedeling tussen de positieve zelfpresentatie en negatieve presentatie van de “ander”. Uit onderzoek naar Albanese vluchtelingen is geble- ken dat zij hoofdzakelijk werden geportretteerd als criminelen (Bennet, 250). Het negatieve discours positioneert vluchtelingen als bedreiging voor de maatschappij. Als ze niet worden geportretteerd als bedreiging worden ze vaak gezien als hulpeloze en passieve slachtoffers van gruweldaden of natuurlijke rampen (Bennet, 251). Het derde punt behelst het argument dat er in de media geen ruimte geboden wordt voor de stem van de migranten zelf. Het zijn vaak de autoriteiten die de media te woord staan in gerelateerde zaken (Bennet, 252). Dit heeft mede te maken met de “hierarchy of credibility”. De hierarchy of credibility betekent dat de mening van mensen met macht sneller wordt geaccepteerd door het volk dan die van mensen die geen macht hebben (Baker & McEnery, 199). Stuart Hall zegt hierover het vol- gende: “The result of this structured preference given in the media to the opinions of the po- werfull is that these ‘spokesmen’ become what we call the primary definers of topics.” (58). Het laatste problematische punt dat Bennet benoemt is dat de kwestie rondom migranten meestal wordt aangekaart als een nationaal probleem in plaats van een internationaal pro- bleem binnen een internationale context (249). Dit nationale perspectief is tegengesteld aan het transnationale karakter van immigratie zelf. Het is gebleken dat media de redenen voor migratie negeren. Ze onderzoeken niet de oorzaken van het probleem noch trachten ze mo- gelijke oplossingen te benoemen, maar vervallen snel terug in oude patronen: de valkuil van het negatief portretteren (Bennet, 252). Bleiker et al. hebben in 2013 onderzoek gedaan naar de representatie van vluchtelingen in Australië aan de hand van foto’s op voorpagina’s van nationale kranten gedurende twee cruciale periodes. Dit onderzoek heeft aangetoond dat vluchtelingen hoofdzakelijk werden geportretteerd in groepen (zowel middelgrote als gro- te) en met een focus op boten (398). Er was een grote afwezigheid van materiaal waarop de gezichtsuitdrukkingen van vluchtelingen waren te zien. Het is juist gebleken dat dit soort ma- teriaal medeleven en begrip bij de kijker oplevert en afbeeldingen van grote groepen juist zorgt voor afstand (Bleiker et al. 399). Bleiker et al. hebben geconcludeerd dat door deze representatie en voornamelijk het gebrek aan individuele en herkenbare portretten, vluchte- lingen niet werden geassocieerd met een humanitaire crisis maar dat ze werden gezien als bedreiging voor de soevereiniteit en veiligheid van de staat van het gastland. Deze ‘de-hu- manitaire’ patronen versterken de angstcultuur en het idee van mogelijke bedreiging waar-

12 door in plaats van medelevende en begripvolle reacties, de focus komt te liggen op beveili- ging en grenscontrole van de staat (399).

De onderzoeken die hierboven staan omschreven, illustreren de meest voorkomende logi- ca’s als het gaat om representatie in media aangaande migranten, vluchtelingen en etnische minderheden. Dikwijls richt onderzoek in de media zich op de geschreven pers. In mijn on- derzoek ligt de focus op een ander specifiek medium: de Nederlandse talkshow. Middels een discoursanalyse zal ik traceren welke discoursen er in Nederlandse talkshows aanwezig zijn met betrekking tot de huidige vluchtelingencrisis. Gedurende mijn onderzoek richt ik mij puur op het gesproken woord. Visuele aspecten die deel uitmaken van de talkshow als bij- voorbeeld beeldkadering en camerastandpunten worden hierbij achterwege gelaten.

2.2 Genre talkshows De discoursen die ik tijdens mijn onderzoek tracht te inventariseren en te analyseren bevin- den zich binnen het genre van de Nederlandse talkshow. Het is van belang om specifieke aspecten van de talkshow nader toe te lichten aangezien deze mogelijk invloed uitoefenen op mijn resultaten.

Volgens Munson (1993) geciteerd door Ilie, combineert de talkshow twee verschillende, vaak tegenstrijdige retorische paradigma’s: de één-op-één communicatie en de moderne massa-mediale spektakel communicatie (6). De invulling van het genre zelf begeeft zich ook op andere grensgebieden zoals; publiek en private sfeer; collectieve en persoonlijke erva- ring; kennis en ervaring; informatie en entertainment en de afzonderlijke en overlappende identiteiten (ik, jij, wij, hen, etc.) (Ilie, 489). Volgens Ilie combineren deelnemers aan een talkshow spontaniteit met doelgerichte communicatie. Daarnaast is het verloop van een talk- show natuurlijk sterk afhankelijk van de presentator van de desbetreffende talkshow, de aard van het onderwerp, de achtergrondinformatie en ideeën van de deelnemers aan tafel en het publiek in de studio (490). Ilie stelt dat er drie redenen zijn waarom het moeilijk is om de talkshow te definiëren (489). Allereerst kan de talkshow worden beschouwd als een hybride media fenomeen dat continue verandert en in beweging is. Daarnaast is er bij een talkshow sprake van intertekstualiteit door overlapping met verschillende gemedieerde vormen van communicatie binnen het programma zelf. Ten derde schendt en overtreedt een talkshow eindeloos haar eigen discursieve conventies waardoor het zichzelf continue aan het recon- strueren is en een vaststaande definitie niet mogelijk is. Echter heeft Ilie wel acht karakteris- tieke kenmerken van een talkshow omschreven:

1. As audience-oriented mediatized events, talk shows target simultaneously a multiple audience made up of the directly addressed audience of interlocutors, the on-looking studio audience, and the overhearing audience of TV-viewers.

13 2. Both experts and lay people are often present as show guests. Much of the program’s focus has to do with interchange between them. 3. The show host, usually a media personality, is monitoring most of the discussion by stimulating, guiding, and facilitating the participants’ roles and contributions to the program (for information exchange, confrontation, and entertainment). 4. Each episode of the program focuses on a particular topic of social, political, or personal concern. Confrontation and conflicting opinions are usually guaranteed by the selection of topics and of participants. 5. Personal experience and common sense have considerable status and increasingly appear as forms of knowledge that are opposed to expertise and to dominant discourses (of power, race, gender, etc.). 6. The discursive strategies of talk shows are: interview, narrative, debate, game, confession, testimony. 7. These programs are usually inexpensive to produce, particularly because they are not part of prime-time broadcasting. 8. Most programs are either broadcast live or recorded in real time with little editing.

Talkshows worden door verschillende wetenschappers omschreven als de nieuwe, postmo- derne, publieke sfeer (Carpignano et al. 1990; Fiske, 1992; Livingstone en Lunt, 1994; Mun- son, 1993). De manier waarop zij de publieke sfeer omschreven wijkt op een aantal punten af van de traditionele opvattingen van Habermas. Habermas, geciteerd in Leurdijk, om- schrijft de ideale publieke ruimte als een machtsvrije ruimte waar burgers gedachten uitwis- selen over belangrijke maatschappelijke kwesties. Deze ruimte staat los van staatsinvloeden en economische belangen. Aan de hand van rationele argumenten proberen burgers in deze ruimte tot een consensus te komen (41). Volgens Livingstone en Lunt heeft een machtsvrije ruimte echter nooit bestaan. Volgens hen zijn er namelijk altijd al groepen geweest die zijn buitengesloten van deze publieke ruimte en bovendien is volgens Livingstone en Lunt be- langeloos debatteren per definitie onmogelijk. Volgens hen heeft iedere vorm van publiek debat haar eigen regels, zo ook die van de talkshow (Leurdijk, 41). Volgens Andrew Tolson heeft het werk van Livingstone en Lunt (1994) het onderzoek naar televisie-talkshows een nieuwe richting gegeven. Waar voorafgaand onderzoek voornamelijk was gericht op de ana- lyse van de talkshow als publieke ruimte hebben Livingstone en Lunt met hun onderzoek talkshows tevens in het veld van genre- en publieksonderzoek betrokken (Tolson, 15). Vol- gens Livingstone en Lunt spelen genre-conventies van de talkshow een belangrijke rol in de uitvoering van het programma: er is namelijk sprake van een geïnstitutionaliseerde vorm van een publiek debat (36). Voor mijn onderzoek is dit onderdeel van specifiek belang.

Each episode focuses on a particular topic of social, political or personal concern, often stimulated by events in the news. The programme consists of lively, controver- sial conversation and argument on the chosen topic, expressing oppositional and di- verse views (Livingstone en Lunt, 39).

14 Een talkshow is een plek waar verschillende discoursen circuleren, waar oppositionele standpunten naast elkaar worden gezet zonder te leiden tot een overeenstemming of besluit (Tolson, 18). Volgens Livingstone en Lunt is het niet het doel van een talkshow om tot een conclusie te komen maar draait het nader om het illustreren van verschillende meningen en ervaringen, gecombineerd met sterke en uiteenlopende emoties (3). Ian Hutchby bouwt voort op de theorie van Livingstone en Lunt en beargumenteert in zijn artikel Confrontation as a Spectacle: the Argumentative Frame of the Ricki Lake Show (2001) de democratische functie van het debat in een talkshow. Hutchby beschrijft de talkshow als een plek waar ver- schillende standpunten een bepaald onderwerp belichten echter speelt hierbij een karakte- ristiek element van de talkshow een invloedrijke rol: het opzoeken van de confrontatie (156). Binnen een talkshow wordt de confrontatie gezocht en op bepaalde momenten zelfs aange- wakkerd. Dit gebeurt om het spektakel element van het programma voor de kijkers thuis te optimaliseren (Hutchby, 157). Andrew Tolson benoemt in zijn onderzoek Talking about Talk: the Academic Debates uit het boek Television Talk Shows (2001) tevens een manier waarop talkshows de confrontatie aanwakkeren, namelijk door botsing in het gesprek te veroorzaken door “leken”, die uit hun eigen ervaring en in hun eigen woorden spreken, in gesprek te laten gaan met experts, die spreken vanuit een institutioneel discours (16). Hij noemt dit staging van een gesprek. Gasten aan tafel delen vaak hun persoonlijke ervaringen en verhalen aan- gaande een onderwerp om een common sense te creëren en zo tegenwicht te bieden aan institutionele kennis (Thornborrow, 117). Het zijn tevens juist deze verhalen die functioneren als grondleggers van verschillende meningen en waarnaar sprekers refereren als bron voor de bepaling en onderbouwing van hun positie in het debat (Thornborrow 117). Thornborrow stelt in zijn onderzoek Has it ever happened to you?: Talk Show Stories as Mediated Per- formance (2001) dat door gasten aan tafel in een talkshow de ruimte te geven om hun per- soonlijke verhaal te vertellen, er een transformatie plaatsvindt van een persoonlijke ervaring naar een publieke uitvoering. Hiermee doet het intrede in de publieke discoursen (117). Deze verhalen worden in sommige gevallen aangespoord, gedramatiseerd of geproblemati- seerd door de presentator van het programma of door medegasten aan tafel. Voor een pre- sentator is het dikwijls geen “nieuw” nieuws dat hij aan tafel te horen krijgt. De presentator is namelijk vaak al op de hoogte van de gasten die hij aan tafel ontvangt; weet in grote lijnen welke standpunten de sprekers innemen; en kan zodoende invloed uitoefenen en meewer- ken aan een verhaal. Hierdoor wordt diegene ook wel gezien als coproducer van een ver- haal (Thornborrow, 137). De talkshow is een medium waar politieke discoursen worden geproduceerd en wor- den vormgegeven. Het is hierbij van belang om bovenstaande genre conventies van de talk- show mee te laten wegen in mijn onderzoek, deze conventies kunnen namelijk medebepa- lend zijn voor de discoursen die ik tracht te inventariseren en te analyseren.

15 Na de inventarisatie aan discoursen zal ik de werking en onderlinge strijd bestuderen. De verschillende discoursen zijn met elkaar in strijd om de overwinning in het debat. Om deze strijd tussen de discoursen te kunnen analyseren zijn de volgende concepten van belang: war of position, dislocatie, articulatie, moment/element, chain of equivalence, chain of diffe- rence en moral panic. In onderstaand deel licht ik deze begrippen nader toe. Ik zal hierbij beginnen met de introductie van het werk van Antonio Gramsci en zijn idee van war of posi- tion. Aan de hand hiervan introduceer ik twee theorieën die sterk beïnvloed zijn door Gramsci. Beiden theorieën gebruiken namelijk het idee van de maatschappij als een balan- ce of forces, waarin betekenis wordt gebruikt om groepen aan elkaar te verbinden. Allereerst de discourstheorie van Laclau en Mouffe en specifiek de concepten: dislocatie, articulatie, element/moment, chain of equivalence en chain of difference. Laclau en Mouffe maken een discursieve uitwerking van de theorie van Gramsci. Hierna de theorie van Stuart Hall, waar- bij hij op Gramsciaanse wijze analyseert over het verschijnsel: moral panic.

2.3 Antonio Gramsci – War of position Antonio Gramsci was in het begin van zijn carrière (1891-1937) een revolutionair Marxistisch denker. Hij werd omschreven als een vurige spreker, een succesvol schrijver en literair criti- cus van communistische publicaties (Kurtz, 329). In 1926 werd Gramsci, onder het gezag van Mussolini, veroordeeld tot een gevangenisstraf van twintig jaar wegens opruiing tegen de staat. Veel van het werk van Antonio Gramsci komt voort uit een serie notities die hij schreef tijdens zijn gevangenschap. Een groot deel van zijn werk is gepubliceerd en ver- scheen in 1971 als “The Prison Notebooks by Antonio Gramsci” (Hoare en Smith, lxxxviii). Zijn werk is invloedrijk geweest voor vele wetenschappers. Antonio Gramsci probeerde te begrijpen waarom in de jaren '30 in Italië, ondanks de economische crisis en een wereldoorlog, de bourgeoisie nog steeds in het zadel zat onder fascistische vorm. Hij ontwikkelde hierop een idee welke het proletariaat in staat zou stellen het Westers kapitalisme te ondermijnen en zo de politieke dominantie van de bourgeoisie te beëindigen. Vanuit het Marxisme lag de macht om een revolutie aan te wakkeren vooral in de economie: “the ruling ideas of each age have ever been the ideas of its ruling class” (Ba- tes, 351). Maar Gramsci zag dat de strijd om leiderschap niet kon worden teruggebracht naar alleen een confrontatie tussen verschillende economische klassen maar dat die be- stond uit complexe relaties tussen diverse krachten (Bates, 351). De verschillende krachten zijn tevens in continue onderhandeling met elkaar d.m.v. weerstand en incorporatie (Kurtz, 330). Het werk van Gramsci is gebaseerd op de kruising tussen drie ideeën: hegemonie, de rol van intellectuelen en de rol van cultuur (Kurtz, 330). Het concept van hegemonie is het meest invloedrijke uit de ideeën van Gramsci en kan het best worden gedefinieerd als een functie van “politiek leiderschap” (Gramsci, 1971: 267). De maatschappelijke orde (leider- schap) wordt bepaald door de constructie van een consensus, welke tot stand komt door de combinatie van strijd en instemming: “The ‘normal’ exercise of hegemony [...] is characteri-

16 zed by the combination of force and consent variously balancing one another, without force exceeding consent too much' (Gramsci, 1971: 261). Het doel van hegemonie is om ervoor te zorgen dat de dominante ideologie als vanzelfsprekend en natuurlijk wordt beschouwd door het volk (Femia, 132). Dit is bereikt als het gedachtegoed van de heersende klasse stilzwij- gend wordt aanvaard door het volk: ze ervaren het als de ‘common sense’ (de belangen van het volk worden gelijk ervaren als de belangen van de heersers). Hegemonische articulatie is volgens Carpentier en De Vos het proces om hegemonie te genereren. Ze beschrijven dit als “een beweging van het specifieke naar het universele: de specifieke belangen van een specifieke politieke groepering worden als de universele belangen van de gehele samenle- ving gearticuleerd.” (10). Hegemonie is een proces waarin gezocht wordt naar evenwicht, waarbij compromissen worden gesloten in ruil voor de instemming om te domineren over de anderen. Het tweede idee dat Gramsci introduceert is dat van de rol van intellectuelen. Intel- lectuelen zorgen voor bemiddeling tussen de heersende macht en de verschillende klassen. Gramsci maakt hierbij een onderscheid in twee categorieën: traditionele (gekwalificeerde en politieke) en organische (vertegenwoordigers van het proletariaat) intellectuelen (Kurtz, 330). De intellectuelen spelen een belangrijke rol in de bepaling van cultuur, het derde in- vloedrijke idee van Gramsci: “Culture according to Gramsci was ‘‘personified in the intellec- tuals’’” (Hoare en Smith, 417). De traditionele intellectuelen zijn verantwoordelijk voor het behoud van de cultuur van de bourgeoisie. De organische intellectuelen, waarop de revolu- tionaire theorie van Gramsci rust, zijn verantwoordelijk voor het stimuleren en het aanwakke- ren van een mogelijk nieuwe cultuur met nieuwe ideeën die de macht uit handen kan nemen van de dominante cultuur (Kurtz, 330). Volgens Gramsci zijn er twee soorten strategieën om een revolutie te beginnen: war of position en war of movement (Kurtz, 330). Deze ideeën zijn ontstaan uit de reflectie van Gramsci op de Bolshevik revolutie in Rusland. Hiermee be- paalde hij welke lessen daaruit geleerd konden worden voor een mogelijke revolutie in het Westen van Europa (Gill, 52). Gramsci concludeerde dat er een aantoonbaar verschil was tussen Rusland en West-Europa aangaande de kracht van de staat en haar burgers. In Rus- land was de macht van de staat groots maar bleek tevens kwetsbaar en haar burgers bleken onderontwikkeld (Gill, 52). Een relatief kleine groep uit de arbeidsklasse bleek in staat om de gedisciplineerde staat te overwinnen in een zogenoemde war of movement waarbij ze wei- nig weerstand van de rest van de burgers ondervonden (Gill, 52). In het Westen van Europa was dit echter niet haalbaar. Gramsci pleit voor het Westen van Europa voor een war of po- sition, er moet namelijk eerst een voorbereidende culturele strijd gevoerd worden voordat een overwinning mogelijk is. Waar de war of movement staat voor een snelle en open revo- lutie is de war of position juist een langzame en verborgen evolutie, waarbij het gaat om een ideologische strijd. Joseph V. Femia beschrijft in zijn boek Gramsci’s Political Thought (1987) the war of position als een “strategy which requires steady penetration and subversi- on of the complex and multiple mechanisms of ideological diffusion. The point of struggle is to conquer one after another all the agencies of civil society (e.g. the schools, the universi-

17 ties, the publishing house, the mass media, the trade unions)”. The war of position is een strijd om invloedrijke posities die de mogelijkheid brengen om een contra-hegemonie te ont- wikkelen. En tevens het verspreiden van een wereldbeeld dat de gevestigde hegemonie on- der druk zet. In de war of position zijn het de organische intellectuelen die de dialectiek van de bestaande cultuur kunnen veranderen. Het zal succesvol zijn als ze ervoor kunnen zor- gen dat de nieuwe ideeën en de cultuur een politieke gemeenschap kunnen opbouwen die de bestaande heerschappij kan uitdagen (Kurtz, 331). Het moment waarop de bestaande hegemonie op het spel staat - door de war of position of de war of movement - en de toe- komstige structuren onbekend zijn noemt Gramsci een crisis: “a crisis as a moment of open- ness in which the old is dying and the new cannot be born” (Gramsci 1971, 276). Hierbij raakt de oude consensus uit balans, verschuiven bestaande relaties, is er een grote variëteit aan symbolen en ontstaat er maatschappelijke verwarring.

2.4 Discourstheorie Laclau en Mouffe Ernesto Laclau en Chantal Mouffe maken met hun discourstheorie een soort discursieve uitwerking van de theorie van Gramsci. De belangrijkste bronnen van informatie zijn het boek Hegemony and Socialist Strategy (1985) en het artikel van Nico Carpentier en Patrick de Vos, “De discursieve blik”, uit het boek Ethiek en Maatschappij waarin enkele invloedrijke concepten van hun discourstheorie worden opgenomen. Het is niet het doel van dit deel om diep in te gaan in de complexe deconstructieve aanpak die heeft geleid tot het ontstaan van de discourstheorie van Laclau en Mouffe. Ik zal kort de belangrijkste uitgangspunten voor de totstandkoming van hun theorie illustreren (en is dus onvermijdelijk onvolledig) om hierna een aantal van hun concepten uiteen te zetten, welke van belang zijn voor mijn analyse. Uitgangspunten Ernesto Laclau en Chantal Mouffe leggen in het boek Hegemony and Socialist Strategy (1985) de grondslag voor hun (macro-contextuele) discourstheorie. De belangrijkste filosofi- sche fundatie van deze discourstheorie ligt in de combinatie van het post-marxisme en het post-structuralisme. Het wordt wel omschreven als de “Post-Marxist theory of discourse” (Andrade). Het uitgangspunt dat Laclau en Mouffe hanteren vanuit het post-struc- turalisme vertaalt zich in de kritiek op het gegeven dat fenomenen worden verklaard vanuit vaststaande en onveranderlijke eigenschappen (Carpetier en de Vos, 3). Volgens Ernesto Laclau en Chantal Mouffe zijn gegevens die de sociale realiteit bepalen in potentie juist ver- anderlijk en arbitrair. Het idee van contingentie en het arbitraire karakter delen ze met Ferdi- nand de Saussure. De sociale realiteit wordt bepaald door de complexe interactie tussen subjecten, subject posities en discoursen, waarbij het discursieve karakter van sociale prak- tijken een grote rol speelt (Carpetier en de Vos, 5). Ondanks de aanname over het verander- lijke en arbitraire karakter van de sociale realiteit verwerpen Laclau en Mouffe niet alle maatschappelijke fundamenten; ze pleiten voor een theoretisch genuanceerde analyse van de relatie tussen het universele en het particuliere. Ze ontkennen het universele niet, maar

18 beschrijven het als een “empty place which can be partilly filled in a variety of ways” (Laclau, 1996: 59). Ook het Marxisme heeft een grote invloed op de bepaling van de discourstheorie van Laclau en Mouffe. Een grote inspiratiebron voor hun werk is Antonio Gramsci en dan voornamelijk zijn interpretatie van het begrip hegemonie.

Vocabularium De discourstheorie van Laclau en Mouffe bestaat volgens Carpentier en De Vos uit drie componenten. Allereerst de discourstheorie in strikte zin: discourstheorie als sociale ontolo- gie, welke zich positioneert tussen het idealisme en het materialisme en tussen het denken over structuur en agency (Carpentier en de Vos, 6). Hiernaast is de discourstheorie een the- orie over politieke identiteiten waarin begrippen als antagonisme, dislocatie en hegemonie centraal staan. Als derde component benoemen Carpentier en de Vos het domein van de- mocratische theorie waarbinnen deze discourstheorie is gesitueerd (6). Voor mijn onderzoek is vooral de tweede component van belang: de theorie over politieke identiteiten en specifiek het concept dislocatie. Hieronder zal ik ingaan op de sociale ontologie van de discourstheo- rie, vervolgd door de tweede component en de term dislocatie.

Discours Volgens Laclau en Mouffe bestaat een concreet discours uit een geheel aan articulerende praktijken: “Any practice establishing relations among elements such that their identity is modified as a result of the articulatory practice.” (Laclau & Mouffe, 1985: 105). Articulerende praktijken worden omschreven als de transformatie van element tot moment. De punten A,B in figuur 2 illustreren deze articulatie. De punten A en B veranderen van element naar mo- ment door de articulatie die plaatsvindt en zijn hierdoor onderdeel van een discours gewor- den. Punt C is in dit figuur een element.

Figuur 2.2 Articulerende praktijken: transformatie van element naar moment

In figuur 3 een voorbeeld van een mogelijk discours. De punten A, B, E, D, F zijn met elkaar verbonden door de articulatie die heeft plaatsgevonden tussen de verschillende punten. Deze geven gezamenlijk vorm aan het discours. Echter, een discours is niet alleen een ver- zameling van verschillende momenten, een discours wordt tevens bepaald door de elemen-

2 Figuren 2,3 en 4 zijn afkomstig uit een artikel van Alejandro Andrade “Illustrating Laclau and Mouffe’s Discourse Theory with a Social Network Approach”

19 ten die erbuiten staan. De omlijning van het discours in figuur 3 laat dit goed zien: punt c wordt namelijk buitengesloten.

Figuur 3. Vormgeving van een discours

Elementen zoals concepten, objecten, fenomenen etc. zijn er in overvloed. Met ‘The field of discursivity’ beschrijven Laclau en Mouffe het veld welke bestaat uit dit overschot aan ele- menten: zowel elementen die al zijn opgenomen in een discours als potentiële elementen voor een discours en tevens elementen die een bedreiging vormen voor een bestaand dis- cours. Nieuwe elementen kunnen een bestaand discours namelijk gaan vervoegen maar ze kunnen ook worden losgekoppeld uit een bestaand discours: articulatie en disarticulatie (Carpentier en de Vos, 7). Door deze openheid binnen het discursieve veld is er een conti- nue verschuiving en heronderhandeling van discoursen waardoor een discours nooit com- pleet is en de betekenis niet vastligt. Laclau en Mouffe zien de discoursen als “a structure in which meaning is constantly negotiated and constructed” (1985: 254). Echter is het niet zo dat een discours nooit een stabiele configuratie kan aannemen. Laclau en Mouffe introduce- ren het concept knooppunt (‘nodal point’ of ‘point de capiton’) waarmee het coherente ge- heel van een discours op een stabiel moment kan worden geanalyseerd. Een knooppunt kan beschouwd worden als een referentiepunt welke een keten aan betekenissen formali- seert (Carpetier en de Vos, 7). In figuur 3 kan punt A worden beschouwd als een knooppunt. Het is het centrale punt welke alle andere momenten met elkaar formaliseert. “Any discourse is constituted as an attempt to dominate the field of discursivity, to arrest the flow of differen- ces, to construct a centre” (Laclau & Mouffe, 1985: 112). Met dit citaat beschrijven Laclau en Mouffe de maatschappij van strijd: een strijd om dominantie tussen verschillende discour- sen. Elk discours structureert de werkelijkheid op een andere manier, waardoor er een con- tinue concurrentie plaatsvindt tussen discoursen over de bepaling van de realiteit binnen de maatschappij. Zo is figuur 4 een illustratie van een alternatief model van een discours. Hier- bij zijn andere elementen met elkaar gearticuleerd en getransformeerd als momenten die het discours bepalen.

20

Figuur 4. Alternatief model van een discours

Het doel van discoursanalyse is overigens niet om de waarheid over de werkelijkheid te ach- terhalen maar juist om die strijd tussen de verschillende discoursen te onderzoeken: het is een strijd om de werkelijkheid te definiëren. Wanneer er gebeurtenissen in de maatschappij plaatsvinden die niet kunnen worden gesymboliseerd en geïntegreerd in een bestaand discours ontstaat er destabilisatie. Met de term dislocatie beschrijven Laclau en Mouffe deze destabilisatie. Het is het moment waarop een discours wordt geproblematiseerd en radicaal kan omslaan door momenten die niet binnen een bepaald discours gearticuleerd kunnen worden (Carpentier en de Vos, 9). Naast de verstoring en aantasting van een discours tijdens het proces van dislocatie, is het tegelij- kertijd juist dit moment dat zorgt voor het ontstaan van nieuwe identiteiten en discoursen (Carpentier en de Vos, 10). Dislocaties hebben tevens een vruchtbare kant: “If on the one hand they threaten identities, on the other, they are the foundation on which new identities are constituted.” (Laclau, 1990: 39).

Chain of equivalence en chain of difference In de strijd der discoursen verwijzen Laclau en Mouffe naar de logica van de chain of equi- valence en de chain of difference. De chain of equivalence is een keten van gelijkschakeling die tegenstellingen tussen verschillende discoursen creëert. In deze keten worden verschil- lende discours-identiteiten gelijkgeschakeld en tegenover een ander negatief discours ge- plaatst. De werking van deze gelijkschakeling kan de verschillen tussen de gelijkgestelde identiteiten niet geheel laten verdwijnen maar wel verzwakken: “They can weaken, but not domesticate differences” (Laclau 2005: 79). Laclau geeft een duidelijk voorbeeld van een keten van equivalentie:

For instance, if I say that, from the point of view of the interests of the working class, liberals, conservatives, and radicals are all the same, I have transformed three ele- ments that were different into substitutes within a chain of equivalence (1988: 256).

Naast de werking van de chain of equivalence noemen Laclau en Mouffe de logica van de chain of difference. In tegenstelling tot de chain of equivalence die tegenstellingen creëert, verzwakt de chain of difference juist de tegenstellingen om ze naar de grenzen van de sa-

21 menleving te verdrijven (Howarth, 277). Carpentier en de Vos zeggen dat bij de chain of dif- ference de polarisatie in de sociale ruimte wordt verzwakt, om zo een van de polen -of beide polen- naar de grenzen van de samenleving te verdrijven (8).

2.5 Moral Panics Stuart Hall Patricia Pisters citeert in haar boek Lessen van Hitchcock (2011) een uitspraak van Stuart Hall waarmee hij aangeeft hoe door het begrip hegemonie kan worden aangetoond dat een cultuur in constante strijd verkeert: “Hegemony… is not just universal and ‘given’ to the con- tinuing rule of a particular class. It has to be won, reproduces, sustained. Hegemony is, as Gramsci said, a ‘moving equilibrium’ containing relations of forces favorable and unfavorable to this or that tendency” (237). Stuart Hall is geïnspireerd door het werk van Gramsci. In het boek Policing the crisis: Mugging, the State, and Law and Order (1978) bestudeert Stuart Hall het fenomeen “mugging”; een nieuwe vorm van criminaliteit, of gelabeld als een nieuwe vorm, wat zich voordoet in Engeland in het jaar 1972-1973. Stuart Hall constateert dat rond- om dit fenomeen een moral panic is ontstaan. Hall toont aan hoe door deze moral panic zwarte jongvolwassen mannen in de jaren ’70 werden gesymboliseerd als criminelen en als de nieuwe ‘folk devils’. Deze moral panic opende vervolgens de weg voor nieuwe wetgeving en leiderschap in tijden van economische neergang en politieke ongelijkheid (Cottle, 11). De media vormden en belangrijke speler in deze representatie en symbolisatie. Jongvolwassen zwarte mannen werden gerepresenteerd door de media als geweldplegers die een bedrei- ging zouden vormen voor de samenleving. Dit resulteerde in vervreemding en marginalise- ring van deze specifieke groep wat zorgde voor de legitimering van strengere wetgeving. De term moral panic komt voort uit de studie van Stan Cohen naar “mods” en “rockers” in het boek Folk Devils and Moral Panic (1972) welke Hall in zijn boek aanhaalt:

Societies appear to be subject, every now and then, to periods of moral panic. A condition, episode, person or group of persons emerges to become defined as a threat to societal values and interests; its nature is presented in a stylized and stereotypical fashion by the mass media; the moral barricades are manned by edi- tors, bishops, politicians and other right-thinking people; socially accredited experts pronounce their diagnoses and solutions; ways of coping are evolved or (more often) resorted to; the condition then disappears, submerges or deteriorates and becomes more visible. Sometimes the object of the panic is quite novel and at other times is something which has been in existence long enough, but suddenly appears in the limelight. Sometimes the panic is passed over and is forgotten, except in folklore and collective memory; at other times it has more serious and long-lasting repercussions and might produce such changes as those in legal and social policy or even in the way society conceives it (16).

Cohen onderscheidt vijf aspecten in het ontstaan van een moral panic (Cohen, xxxii). Het eerste aspect is concern: er ontstaat bezorgdheid omtrent een bepaalde groep in de maat-

22 schappij. Het tweede aspect is hostility. Dit vindt plaats als de bepaalde groep om wie men zich zorgen maakt, een bedreiging vormt voor de maatschappij: de maatschappelijke orde en moraliteit stort ineen. Dit vindt zijn vervolg in consensus (het derde aspect): de reactie (paniek) van de maatschappij wordt ervaren als een universele reactie, de common sense, welke klassengrenzen overschrijdt. Het vierde aspect is disproportionality, wat betekent dat de reactie niet in verhouding staat met de feitelijke gebeurtenissen. De plotselinge paniek die is ontstaan kan snel weer verdwijnen, dit is wat slaat op het vijfde en laatste aspect: vo- latility. Stuart Hall is niet zozeer geïnteresseerd in datgene dat gedefinieerd wordt in een moral panic, maar juist waar een moral panic voor staat: het representeert een sociaal en ideologisch fenomeen. Stuart Hall ziet een moral panic als een onderdeel binnen de strijd om hegemonie: het is een ideologisch werktuig in de stellingenstrijd binnen een maatschap- pij (Hall, 221). Een moral panic is een onderdeel van de creatie van het ideologisch bewust- zijn binnen de maatschappij. Door in te spelen op de paniek die heerst binnen een maat- schappij kan de staat een consensus mobiliseren welke uitoefening van de macht legiti- meert. Voorbeelden hiervan zijn: strengere controle bij criminele activiteiten, verandering in arbeidswetgeving en een anti-immigratie wet. Stuart Hall ziet de (nieuws) media als een van de belangrijkste spelers in de vorming van een moral panic. Deze studie linkt de representa- tie van etniciteit aan grotere politieke belangen en ideologische gedachten-goederen. Het onderzoekt de werking van het mechanisme tussen mediabedrijven, beroepspraktijken en culturele representaties tot politieke veranderingen (Cottle, 11).

23 3. Inventaris: discoursen in Nederlandse talkshows

3.1 De vluchtelingencrisis in Nederland Nadat eind april 2015 een schip kapseisde voor de kust van Griekenland, waarbij mogelijk 700 vluchtelingen zijn omgekomen, zijn tragedies op de Middellandse Zee niet meer uit het nieuws verdwenen. Er werd al langere tijd gesproken over een toename van het aantal vluchtelingen maar deze gebeurtenis betekende de start van het publieke vluchtelingende- bat. Het werd vanaf dat moment het gesprek van de dag. Zoals uit verschillende onderzoe- ken is gebleken, werd er gefaald als het ging om neutrale berichtgeving. De verslaggeving rondom vluchtelingen werd veelal gedomineerd door een negatieve manier van representa- tie. Het debat dat ontstond rondom de vluchtelingen werd al snel een gepolariseerde discus- sie. Zowel politiek- als mediagerelateerde discoursen rondom het debat over vluchtelingen waren gelegen in twee opposities; je was voor of tegen. Het gesprek aan tafel bij verschil- lende talkshows werd vaak geopend door het benoemen van deze tweedeling. Voornamelijk werden dan de stereotype aspecten van de verschillende standpunten belicht. De onder- staande uitspraken illustreren dit verschijnsel. Ze vormen een greep uit openingszinnen van verschillende Nederlandse talkshows uit 2015 en begin 2016 waarmee het debat over het vluchtelingen aan tafel werd geopend:

“Wat ga je vinden in je nieuwe land? Een gebalde vuist of een gestrekte hand?”, “Wat moeten we doen? Vluchtelingen toelaten, of de grenzen sluiten? Moeten we de vluchtelingen opvangen of wegsturen?”, “Wie iets aardigs zegt is al snel een gut- mensch, wie z’n zorgen uit is al snel een fascist of racist.”, “Ik las laatst dat het gaat tussen harteloze en hersenloze”, “De een ziet de vluchteling als slachtoffer de ander als potentiële dader”, “dit zijn vreemdelingenhaters en dit zijn politiek correcte naïeve- lingen” (uitspraken uit DWDD, Pauw, Jinek, RTL Late Night).

Deze uitspraken zetten heel nadrukkelijk twee uiterste denkbeelden tegenover elkaar. Er ontstaat een binaire oppositie tussen twee kampen in het denken over vluchtelingen. Door het gesprek over vluchtelingen op deze manier te introduceren, wordt een stempel gedrukt op het verdere verloop van het gesprek: Waar hoor jij bij? Kijkend naar bovenstaande uit- spraken worden er twee kampen geportretteerd welke ik hierna zal benoemen als het pro- en het anti-vluchteling discours. Het pro-vluchteling discours wordt hierbij gekenmerkt door de warme verwelkoming van vluchtelingen; met gestrekte hand. De vertegenwoordigers van dit discours worden gezien als de gutmensch en politiek correcte naïevelingen en als de hersenloze. Dit staat tegenover het anti-vluchteling discours welke de grenzen wilt sluiten, de vluchteling met een gebalde vuist begroet en waarbij de bezorgdheid ten opzichte van de vluchteling de overhand heeft wat resulteert in fascistische of racistische uitingen. Ze staan beter bekend als de harteloze en de vreemdelingenhaters.

24

In dit hoofdstuk ga ik allereerst deze twee dominante discoursen uiteenzetten: het pro- en anti-vluchtelingen discours. Ik analyseer uit welke verschillende elementen de discoursen bestaan en welke evolutie ze hebben meegemaakt. Hiermee wil ik een overzicht creëren in het grote web aan discoursen om zo het debat in kaart te brengen. De discoursen lijken re- delijk vaststaand, maar er treden regelmatig verschillende verschuivingen op door de tijd heen. Er vinden dikwijls her-articulaties van de discoursen plaats tijdens of na gebeurtenis- sen. De één wordt sterker en de ander verzwakt. Tegelijkertijd moeten discoursen met nieu- we ideeën komen om überhaupt geldend te blijven. Discoursen zijn bepalend in het debat dat wordt gevoerd; ze bepalen wat er gezegd kan worden maar ook juist wat er niet gezegd wordt.

3.2 Pro-vluchteling discours De periode na april 2015 wordt verrassend gedomineerd door een houding die omschreven kan worden als pro-vluchteling, gekenmerkt door de solidaire en humanitaire houding ten opzichte van vluchtelingen. De Duitse bondskanselier Angela Merkel heeft met haar be- faamde uitspraak: “Wir schaffen das” een Wilkommenscultur in Duitsland geopend. Toen vluchtelingen op het perron in Saalfeld aankwamen werden ze hartelijk verwelkomd en toe- gejuicht met: “Say it out load, say it clear, refugees are welcome here!” (Duk, the Post onli- ne). Deze ruimhartige openstelling van Duitsland heeft vele andere landen doen volgen. Deze houding vond zijn doorklank in de Nederlandse media. In Nederland was de foto van het aangespoelde Syrische jongetje Aylan Kurdi aan de kust van Griekenland, het toonaan- gevende moment waarop dit discours ging domineren: vanaf dit moment leek Nederland zo- gezegd “wakker geschud” (Patrick Lodiers, in Pauw 3 september). Over angst werd op dat moment haast niet gesproken, het pro-vluchtelingen discours voerde de boventoon. Ik zal hieronder de belangrijkste momenten3 binnen dit discours uiteenzetten. Het eerste en te- vens meest voorkomende moment binnen het discours is het hebben van medelijden ten aanzien van de vluchtelingen dat resulteert in deze solidaire houding.

1. Medelijden Dit moment wordt gekenmerkt door de benadrukking van de erbarmelijke, gruwelijke en tra- gische omstandigheden die vluchtelingen meemaken. Zelden wordt er ingegaan op de oor- zaak waarom deze mensen vluchten. Het benoemen van deze omstandigheden zorgt ervoor dat medelijden wordt opgewekt bij het publiek, wat de pro-vluchtelingen houding stimuleert. Zo zegt Jeroen Pauw op 13 mei 2015 in zijn programma Pauw: “Je ziet de laatste tijd heel veel gruwelijke beelden van schepen die omsloegen, mensen die verdronken, honderden bij elkaar”. Myrthe Hilkes zegt in een uitzending van De Wereld Draait Door op 20 april 2015

3Volgens Laclau en Mouffe wordt een discours vormgegeven door een verzameling aan momenten. Zie theore- tisch kader voor uitgebreide toelichting (pagina 19).

25 het volgende: “Wat we in ieder geval met elkaar eens zijn is dat we geen dooie kinderen, geen dode vrouwen en geen dode mensen meer op onze zeebodem willen. Ik vind dat echt verdrietig, echt.” Aansluitend hierop zegt Martin Simek in uitzending op 13 mei 2015 in De Wereld Draait Door:

“Ik huil en ik huil, want het is een meisje van elf en ik noem haar Anne Frank. Ze heeft haar hele familie verloren. – Beneden is het goedkoper daar krijgen ze weinig lucht. Op een gegeven moment stikt de hele meut beneden. – haar zusje hield haar omhoog tot de reddingswerkers kwamen en haar zusje pakte, toen liet ze los en is ze zelf verdron- ken. Nou als je dit leest, ik ging helemaal kapot. Ik heb zelf ook kleine kinderen…”

Wat je hieruit kunt opmaken is dat de uitspraken van zowel Martin Simek als Myrthe Hilkes berusten op emotie. Beiden reflecteren vanuit hun eigen gevoel op de situatie die zich op dat moment voordoet. De vluchtelingenproblematiek wordt geprojecteerd op hun eigen per- soonlijke situatie, gevoel en reactie. Hiermee proberen ze het publiek te overtuigen. Wan- neer Martin Simek het verhaal van het verdronken meisje vertelt, legt hij de nadruk op het verdriet dat hij hier zelf bij voelt. Hij eindigt zijn verhaal met de vergelijking naar zijn eigen kinderen. Hiermee tracht hij te zeggen; leef je eens in de situatie van deze mensen in; toon medeleven. De iteratie in de uitspraak van Myrthe accentueert de ernst van de situatie. Dit is tevens kenmerkend voor het omschrijving van de omstandigheden waarin vluchtelingen ver- keren. Binnen dit gehele discours speelt beeldtaal een belangrijke rol. Er wordt vanuit dit discours gesproken uit emotie, tevens wordt het publiek aangesproken op hun gevoel en emotie. Op 3 september 2015 zegt een woordvoerder van vluchtelingenwerk Nederland in RTL Late Night het volgende:

“De problematiek raakt ons in het hart. We willen het hart van de Nederlanders raken. Het is zo’n enorm probleem. Als we niet met z’n allen in actie komen dan wordt het probleem alleen maar groter. Dus het is een oproep aan iedereen om mededogen te tonen, om een gastvrij land uit te stralen en om een beetje warmte en begrip te tonen voor de ellende waar deze mensen in zitten. En dat kan op hele simpele manieren. Dat meisje dat vorige week in de Amerika-hallen in Apeldoorn de vluchtelingen stond op te vangen met een tekening. Alleen al zo’n gebaar. Je kunt ook met een applicatie een gastgezin worden je kunt ook met je voetbalteam een inzamelingsactie starten. Je kunt meedoen en je moet meedoen“.

Deze uitspraak illustreert hoe het publiek wordt aangesproken op hun gevoel. Vervolgens wordt een handvat aangereikt om het publiek actief te laten deelnemen. Het publiek wordt aangespoord om te handelen vanuit het medelijden en zelf deel te nemen.

26 2. Verantwoordelijkheid

Een ander belangrijk moment binnen het pro-vluchteling discours is die van verantwoorde- lijkheid. De verantwoordelijkheid en verplichting die Nederland -en de Nederlander zelf- draagt voor het opvangen van vluchtelingen en de situatie waarin vluchtelingen zich bevin- den. Frenk van der Linden zegt op 20 april 2015 in De Wereld Draait Door het volgende:

“…We, als Westers land, medeverantwoordelijkheid hebben voor de situatie in Syrië, Irak en Libië. Waar we op manieren hebben opgetreden die op allemaal manieren on- verdedigbaar zijn. Wij dragen in principe medeverantwoordelijkheid voor de push fac- tor, wie wil daar nou blijven wonen?!” Ook Diederik van Vleuten zegt in de uitzending op 28 september 2015 in De Wereld Draait Door iets vergelijkbaars:

“We hebben het hier niet over gelukzoekers, een term die iedereen in de mond bestor- ven ligt. We hebben het hier over mensen die een groot ongeluk is overkomen. En die uit een oorlog komen binnen gewandeld. Daar gaat het om natuurlijk. Een vluchteling, moet je voorstellen wat gebeurt er als je je land achterlaat: je wilt terug. Dat zal met die Syriërs niet anders zijn. Het enige wat die mensen willen is een land waar geen oorlog is, waar ze een bestaan kunnen opbouwen. – Wij hebben al 70 jaar geen oorlog, dat is een luxe positie, daar mag ook wel wat tegenover staan. We zijn moreel verplicht om die mensen op te vangen.” Hanna Verboom in de uitzending op 3 september 2015 in De Wereld Draait Door:

“Als mensen op straat leven met gezinnen, ja wat moet je doen? .. ik kan dan niet mijn zolder leeglaten, natuurlijk niet.- Ja ik heb een lege zolder en ben met mijn broertje aan de slag gegaan om het open te stellen aan vluchtelingen, dat ik een gastgezin kan worden. Er moet nog een douche komen.” De laatste twee uitspraken tonen de humanitaire en morele verantwoordelijkheid die wij, van mens tot mens, voelen met betrekking tot de situatie van vluchtelingen: “we hebben het hier over mensen die in een oorlogssituatie verkeren, ze hebben hier niet vrijwillig voor gekozen”. Wij zijn moreel verplicht om deze mensen hulp te bieden. Hanna Verboom voegt hier nog drie componenten van verantwoordelijkheid aan toe: compassie, medeleven en het idee dat we niet anders kunnen. Het voelt voor Hanna als iets vanzelfsprekends, het is haast onmo- gelijk om niets te doen. Frenk van der Linden voegt hier nog een andere vorm van verant- woordelijkheid aan toe, namelijk de verantwoordelijkheid die wij, Nederland als land, dragen als spelers in de creatie van deze oorlogssituatie. De reden waarom deze mensen über- haupt op de vlucht zijn geslagen, als gevolgtrekking van onze daden. We kunnen hier zoge- zegd dan ook niet voor weglopen, we kunnen niet wegkijken van wat er nu gaande is, het zijn de consequenties van onze eigen daden. Uit laatstgenoemde quote volgt een nieuwe articulatie binnen het discours namelijk het idee dat het niet des vluchteling is om te blijven: de vluchteling wilt terug. Dit zorgt ervoor dat er een grens wordt gesteld aan de verantwoor- delijkheid waarnaar wordt verwezen. Het is niet de bedoeling dat deze mensen hier voor al- tijd blijven. Het is een tijdelijke hulp, een tijdelijke oplossing. Patrick Lodiers zegt in een afle-

27 vering van Pauw op 3 september evenzeer het volgende: “Het zijn Syriërs, die houden van Syrië, ze willen daar helemaal niet weg”.

3. Verrijking voor eigen land

“…We hebben die mensen hier ook nodig, we hebben mensen nodig voor de vergrijzende Europese bevolking.” Deze uitspraak is afkomstig van Peter Vandermeersch in de uitzen- ding van De Wereld Draait Door op 3 september 2015. Dit is een nieuw moment dat gearti- culeerd wordt binnen het pro-vluchtelingen discours. Waar het hiervoor vooral ging over de situatie van de vluchteling zelf; hoe wij als land en als mens moeten reageren op de situatie van de vluchteling, speelt dit moment in op de mogelijke noodzaak van de komst van deze vluchtelingen voor de stimulering van onze economie en verrijking van ons land. Vluchtelin- gen moeten we omarmen gezien onze eigen economische situatie. We hebben deze men- sen nodig om onze economie draaiende te houden. Naast economische verrijking is er te- vens sprake van persoonlijke en culturele verrijking door de toetreding van vluchtelingen in ons land. De echtgenoot van Harold Halewijn zegt in een uitzending op 27 oktober 2015 in De Wereld Draait Door het volgende: “Je kunt heel veel leren van mensen uit een ander land.” Vanuit cultureel oogpunt kan de komst van vluchtelingen een persoonlijke verrijking zijn, het kan veel betekenen voor onze eigen ontwikkeling.

4. Leren van het verleden

Een ander moment binnen het discours dat vaak terugkeert is dat de hedendaagse situaties rondom vluchtelingen worden vergeleken met situaties uit het verleden. Door de vluchtelin- gencrisis te verbinden aan grote en aangrijpende gebeurtenissen uit het verleden, wordt ge- tracht om de vluchtelingencrisis dichter bij het gevoel van de mensen te laten komen. Dit is een poging om de situatie minder te laten ervaren als een “ver van mijn bed show”. Een voorbeeld hiervan is Martin Simek die refereert naar Anne Frank wanneer hij praat over het meisje dat is overleden bij een scheepsramp. Ook Peter Vandermeersch maakt een vergelij- king met een gebeurtenis uit het verleden in de uitzending op 3 september 2015 in De We- reld Draait Door n.a.v. de foto van het aangespoelde Syrische jongetje Aylan Kurdi aan de kust van Griekenland:

“Dit beeld vat de hele crisis van al die duizenden mensen samen. Dat jongetje is het symbool voor die 2500 mensen die, denken we nu, verdronken zijn in de Middellandse Zee. 2500, dat is 8 a 9 MH17’s, dat is de realiteit.” De aantallen vluchtelingen die verdrinken tijdens de oversteek naar Europa zijn haast niet te bevatten. Door deze aantallen te koppelen aan de vliegtuigramp met MH17 op 17 juli 2014 krijgt het ineens een andere lading. Het publiek wordt geconfronteerd met de omvang van het aantal overledenen in de Middellandse Zee. Op 3 september vertelt Anna Drijver in Pauw over Soldaat van Oranje; een musical over de Tweede Wereldoorlog. Anna vertelt hoe

28 de mensen toen hulp hebben geboden aan vluchtelingen. “Tijdens de musical denk ik altijd, als ik in die tijd had geleefd zou ik die of die zijn en zou ik dat doen. Maar dat moment is nu. Dat is nu gaande. En dit is een kans”. Anna Drijver refereert aan de situatie in de Tweede Wereldoorlog en koppelt het aan de vluchtelingencrisis van nu. Kijkend naar de theorie van Laclau en Mouffe fungeren de verbindingen die worden gemaakt met het verleden zoals de Tweede Wereldoorlog, Anne Frank en MH17 allen als een point de capiton dat een equiva- lentie-keten creëert tussen de gebeurtenissen nu en die uit het verleden. Dit verschijnsel komt terug in de uitspraak van de Burgemeester van Rotterdam, Ahmed Aboutaleb, in Pauw op 14 oktober: “Het is nog maar 75 jaar geleden. Hoe belangrijk solidariteit met ons was. Ik zeg wel eens in een moment van verstandsverbijstering: toen wij, nu zij”. Door het maken van deze vergelijkingen komt de vluchtelingencrisis dichterbij het publiek. Iedere Nederlan- der is bekend met de situatie die zich heeft afgespeeld rondom deze oorlog en het enorme verdriet dat het met zich heeft meegebracht. De vluchtelingencrisis krijgt hierdoor een tast- baar gezicht, een reflectie. Hiernaast is het een manier van spreken om mensen te overtui- gen en te motiveren. Het publiek wordt direct aangesproken op een manier van handelen. Het doel hiervan is om het publiek te laten beseffen wat de ernst van de situatie is. Tommy Wieringa zegt in de uitzending op 16 september 2015 in De Wereld Draait Door: “En dat je zorgt dat ze zich hier welkom voelen zodat je niet opnieuw een generatie boze zonen krijgt over de gebrekkige ontvangst van hun vaders. Dat creëert boze zonen dus je moet ze wel- kom heten.” Tommy Wieringa stimuleert met zijn referentie naar het verleden niet alleen het solidariteitsgevoel maar benadrukt tevens de zwakte van het verleden; het punt waarop het in het verleden mis is gegaan. Onderliggend aan dit onderwerp klinkt tevens een soort drei- gement: als we de huidige situatie niet goed aanpakken dan krijgen we mogelijk een pro- bleem in de toekomst. Opvallend is dat onderliggend aan de solidaire houding binnen dit discours, de vluchteling tevens als probleem wordt gedefinieerd.

In het voorjaar en in de zomermaanden van 2015 werd het debat rondom de vluchtelingen- crisis gedomineerd door het pro-vluchtelingen discours. Als er tijdens een uitzending aan- dacht werd besteed aan de vluchtelingen dan bestond het merendeel van de gasten aan tafel uit initiatiefnemers, belangenorganisaties, linkse politici of bekende Nederlanders die verslag deden van de situatie in getroffen gebieden. Denk hierbij aan vluchtelingenkampen in Libanon, of Griekse eilanden waar dagelijks aantallen vluchtelingen aankomen. Zo zit op 13 mei bij Pauw Sanne Wallis de Vries aan tafel om te spreken over het initiatief de Nacht van de Vluchteling. Ze wordt in deze uitzending vergezeld door haar moeder die zich als vrijwilliger inzet op het Griekse eiland Leros. Hierover zegt ze het volgende:

“Er is een handjevol vrijwilligers aanwezig op het eiland. Die mensen komen dage- lijks aan. Ze moeten in de tuin van de havenpolitie bivakkeren. Dan zorgen wij voor de eerste dingen. Voor baby’s moet er melk komen en zuigflesjes, schone onder- broek, nieuwe sokken want die zijn vergaan door de tocht. En dat wordt betaald door die vrijwilligers die dat zelf graag doen”.

29 Op 7 september 2015 vertelt Danny Goossens in RTL Late Night over zijn ervaring op het Griekse eiland Kos:

“De mensen begonnen aan mij te vragen: en nu? Ja ik weet niet, er was een familie aangespoeld, want hun boot was omgekanteld, de mensen waren helemaal nat, ze hadden geluk dat ze gespot zijn door de kustwacht want ze gingen gewoon peddelen vanuit Turkije naar Griekenland, Ja joh, zoveel verhalen.. ik dacht van dit kan toch niet. Het kindje zat te shaken en toen ik hem aanraakte was hij zeiknat, het is toch niet normaal…”

Jeroen Oerlemans kwam bij RTL Late Night verslag doen van de vluchtelingenroute die hij zelf heeft afgelegd. Al deze verhalen vertellen de tragische omstandigheden waar deze vluchtelingen in verkeren en benadrukken de hulp die deze mensen nodig hebben. Het is een solidaire en sympathieke houding die voornamelijk een gevoel probeert over te brengen en de kijker aanspreekt. Door bekende Nederlanders aan het woord te laten over initiatieven of ze verslag te laten doen van de huidige situatie voelt het publiek zich sneller aangespro- ken. Deze personen spreken het publiek aan doordat ze al een status hebben verworven. Ze worden zoals Hall het noemt de “spokesmen who we call the primary definers of topics” (58).

De belangrijkste momenten die ik heb ontdekt binnen het discours zijn: medelijden, verant- woordelijkheid (in verschillende vormen) en de verrijking voor het eigen land. Deze momen- ten kunnen niet geheel van elkaar losgekoppeld worden, ze tonen overkoepelende aspec- ten. Binnen dit gehele discours wordt de vluchteling vaak als slachtoffer geportretteerd (on- geacht welk moment), ligt de nadruk op het gevoel en wordt er voornamelijk vanuit ervarin- gen gesproken binnen dit discours. Dit is typerend voor de werking en het mechanisme van het discours.

3.3 Anti-vluchteling discours

Contra aan het pro-vluchteling discours staat het anti-vluchteling discours. Dit discours speelt voornamelijk in op de negatieve representatie van vluchtelingen. Het anti-vluchteling discours bevat verschillende momenten die ik hieronder nader zal toelichten en visualiseren aan de hand van quotes uit de verschillende talkshows. De context van dit discours wordt grotendeels bepaald door de problematiek rondom de vluchtelingen, de bedreiging die de vluchtelingen vormen voor het gastland en de angst die in de samenleving aanwezig is ten opzichte van de vluchtelingen. Een overkoepelend uitgangspunt van dit discours is om het aantal vluchtelingen in het land te beperken. Om dit te bereiken zijn er twee mogelijkheden: allereerst het onaantrekkelijk maken voor de vluchtelingen om naar ons land te komen en de

30 tweede optie is dat als de vluchtelingen in het land aanwezig zijn, hen weg te sturen op grond van ongepast gedrag. Op 20 april 2015 zegt Myrthe Hilkens het volgende:

“Waar ik de afgelopen dagen, na zeker na het nieuws van de drenkeling echt misse- lijk van word is de reden voor de VVD om dwars te liggen op bed, bad, brood, is die vermeende aanzuigende werking, wat zij daarmee veronderstellen is dat deze men- sen hun leven riskeren omdat ze hopen dat ze hier gegarandeerd, om Jan Mulder te quoten: een broodje pindakaas tegemoet kunnen zien. - We moeten ons beseffen dat wij het niet zijn die pullen maar zij zijn het op dat continent die pushen, er is daar zoveel ellende.”

In de uitzending van 7 oktober in De Wereld Draait Door vertelt Matthijs van Nieuwkerk over de plaatsing van prefab woningen in Nederland. Hij haalt hierbij een uitspraak van aan waarin hij het volgende zegt: “…en daarvan zegt Stef Blok, nee daar gaat een aanzui- gende werking vanuit, dan denken ze het is echt een paradijs in Nederland.” De quotes van Myrthe Hilkens en Matthijs van Nieuwkerk illustreren de mogelijkheid van het onaantrekkelijk maken voor vluchtelingen om naar ons land te komen. Om vluchtelingen buiten de deur te houden moeten we de opvang voor vluchtelingen niet aantrekkelijk maken, maar juist verso- beren. Doen we dit niet dan krijgt ons beleid een aanzuigende werking en komen er onnodig veel vluchtelingen deze kant op. Aansluitend hierop zegt in de uitzending op 16 september 2015 in Pauw: “We moeten de asielprocedure die in Europa echt een enorme trekpleister is, eruit nemen”. De tweede mogelijkheid was het inzoomen op ongepast gedrag van vluchtelingen of de ongeldige reden van aanvraag van asiel. Hierbij worden de bedoe- lingen van een vluchteling in twijfel getrokken. Bij de achtergrond en integriteit van de vluch- teling worden vraagtekens geplaatst. Vluchtelingen worden dan bijvoorbeeld bestempeld als economische vluchteling of gelukzoeker.

1. Gevaar voor economie en stabiliteit

Het eerste moment binnen dit discours draait voornamelijk om het gevaar dat de vluchtelin- gen vormen voor de stabiliteit en de economie van het gastland. De komst van de vluchte- lingen zal vooral problemen met zich meebrengen die de persoonlijke en maatschappelijke veiligheid van het land negatief beïnvloeden. Bart Suijkerbuijk, VVD raadslid in Steenbergen zegt hierover in een uitzending van Pauw op 31 augustus 2015 het volgende:

“Stoer zijn is ook nee durven zeggen, ik ga namelijk niet akkoord met het weggeven van Nederland. Nederland waar negerzoenen en Zwarte Piet al verbannen zijn. Ne- derland waar hard werken wordt bestraft met hogere belasting. En een Nederland waar ons belastinggeld niet naar onze ouderen gaat maar naar Jemen, Syrië en Irak.”

Bart Suijkerbuijk ziet de komst en het toelaten van vluchtelingen als “het weggeven van Ne- derland”. Vluchtelingen vormen binnen dit moment een bedreiging van de soevereiniteit van

31 de Staat. Door de komst van vluchtelingen verliest Nederland de grip en geeft het de macht uit handen. Een ander element dat wordt gearticuleerd naar een moment is het idee dat Ne- derland zelf haar eigen problemen heeft, en niet zit te wachten op de problemen die de vluchtelingen met zich meebrengen. Zo zegt Kim Wolting op 31 augustus in de uitzending bij Pauw:

“Ik zit nu sinds anderhalf jaar thuisloos, door omstandigheden. Ik heb urgentie aan- gevraagd omdat ik van huis naar huis trek. En daarbij word ik niet gehoord. Ik heb een heel dossier. Voor mij is het dan wel zorgwekkend wat ik dan lees of voorbij zie komen. Zeker door de hele schaarste aan de sociale huurwoningen.”

Hierop reageert Pauw (host) als volgt:

“Waardoor jij hebt gevoel hebt dat je wordt overgeslagen ten faveure van mensen uit een ander land die hier binnen komen.”

Wanneer er wordt gesproken over de problematiek rondom vluchtelingen wordt er vaak ge- refereerd naar dit soort zaken. De problemen die “wij” in ons land hebben, raken onderge- schikt door de komst van “hen”, de vluchtelingen. Kim Wolting is hier een goed voorbeeld van. Kim wacht al anderhalf jaar op hulp maar heeft het gevoel dat ze niet wordt gehoord terwijl ze om haar heen de vluchtelingen wel een plekje ziet krijgen. Een ander onderwerp dat hierop aansluit is de daling van de waarde van huizen wanneer er een AZC of opvang- kamp in de buurt wordt gevestigd: “We zijn bezig ons huis te verkopen. Mede daarom dacht ik: Het wordt er niet gemakkelijker op, als er nog 700 vluchtelingen bij komen.” Dit zijn eigen- lijk onderdelen binnen dit moment die inspelen op een groter kapitalistisch discours. Door de aanwezigheid van vluchtelingen is er een daling zichtbaar van de waarde van het eigendom in Nederland. Vluchtelingen vormen hiermee een bedreiging voor de kapitalistische samen- leving. Tevens vormt het een spiegelbeeld aan het moment van verrijking van de economie in het pro-vluchtelingen discours.

2. Ondankbaarheid

Ferry Mingelen is op 14 oktober 2015 bij Pauw te gast. Hij geeft commentaar op het verloop van het parlementsdebat over de opvang van asielzoekers die dag. Er wordt een fragment van vertoond waarin hij boze brieven van kiezers voorleest in de Tweede ka- mer. In één van de brieven staat het volgende:

“Ik heb een dag geholpen in de Amerikahal in Apeldoorn, maar nooit weer. De asiel- zoekers trappen er rotzooi. Als ze een jack krijgen als tweede jas, niet van nieuw te onderscheiden dan is het: No, not new! Ze hebben dan een grote bek, ze hebben commentaar op het eten. Ze krijgen op een dag net zoveel vlees als ik in een week en ze gooien alles weg”.

32 Hierop volgen meerdere voorbeelden van situaties waarin vluchtelingen zich misdragen. Binnen dit moment staan de misdragingen van vluchtelingen centraal. Hiermee wordt de suggestie gewekt dat alle asielzoekers niet deugen. Vluchtelingen gedragen zich namelijk ondankbaar en nemen geen genoegen met de hulp die wordt geboden. Hier worden eigen- lijk momenten van de tegendiscoursen (pro- en anti) ingezet als contra-argumenten binnen het eigen discours. Wanneer de vluchteling zich niet dankbaar opstelt ten opzichte van de hulp die wordt geboden dan kan het moment van medelijden binnen het pro-vluchtelingen discours snel van tafel worden geveegd: de vluchteling verdient op dat punt geen medelijden meer.

3. Bedreiging

Kunnen we dat wel aan, waar houdt het op? Wat betekent het voor mijn buurt en stad? (Lo- dewijk Assher in de uitzending van De Wereld Draait Door op 11 oktober 2015)

Angst speelt een grote rol binnen het anti-vluchteling discours. Angst is het effect binnen elk van de verschillende momenten. Angst voor het aantal vluchtelingen, de toekomst, de pro- blemen en vooral de veiligheid. Zowel de persoonlijke veiligheid als de maatschappelijke veiligheid binnen een land. Als het gaat om veiligheid kan dit, binnen het anti-vluchteling dis- cours, vaak niet worden gewaarborgd door de komst van deze vluchtelingen. In de uitzen- ding van RTL Late Night op 7 oktober 2015 zegt Erfain Sluis, een van de initiatiefnemers van de ‘Liever iets minder vluchtelingen in Hilversum’-Facebookpagina, het volgende:

“Toen we later te horen kregen van he, er zitten zoveel alleenstaande mannen bij. Ik woon in een kleine gemeente bij Hilversum, ja iedereen maakt zich daar zorgen om. Ik hoor iedereen over hun kinderen; kinderen moeten niet meer op straat, we houden onze kinderen binnen. We moeten oppassen het zijn alleenstaande mannen tussen de 20 en 30 voornamelijk. En ja die hebben behoeftes. Kijk hun hebben ook andere normen en waardes, dus ja dat kan uit de hand lopen. Als we het hebben over 90% mannen van die groep en die worden losgelaten in zo’n buurt, ja dat is niet te over- zien. Helemaal het feit dat ze misschien, als ze het echt hebben meegemaakt, zijn het oorlogsslachtoffers, zijn ze getraumatiseerd.”

Erfain uit zijn zorgen ten aanzien van de komst van AZC ’s in de gemeenten rondom Hilver- sum: ze moeten oppassen voor deze mannen, ze vormen een bedreiging. Er zijn verschil- lende vormen van bedreiging te onderscheiden binnen dit moment. Wanneer er zich een bepaalde vorm van bedreiging (afkomstig van vluchtelingen) voordoet in de samenleving dan wordt deze snel gearticuleerd in het moment. Dit moment is hierdoor continue in veran- dering. Elementen worden snel gearticuleerd maar hierdoor is het moment kwetsbaar. Wan- neer een vorm van bedreiging namelijk onterecht in het moment is opgenomen kan deze snel worden losgekoppeld, ook wel aangeduid met disarticulatie. In bovenstaande quote doet zich een verschijnsel voor dat vaker voorkomt. De vluchteling, in dit geval de alleen- staande man, wordt niet meer gezien als mens maar eerder als object. Objecten die bepaal-

33 de “behoeftes” hebben, een groep die wordt “losgelaten”. Dit hangt samen met een vorm van oncontroleerbaarheid. Hier zal ik later dieper op in gaan wanneer ik de werking van dit discours bespreek. Trees Zwienenberg zegt in de uitzending van Pauw op 31 augustus 2015 het volgende:

“We hebben 22 jaar lang een AZC gehad, zijn wij gastvrij geweest. En de laatste vier jaar, op een buurtschap van 600 mensen hadden wij 440 asielzoekers en het is de laatste paar jaar misgegaan omdat wij andere doelgroepen kregen en zoveel ernsti- ge problemen binnen de buurtschap kregen. Wij moeten onze veiligheid en leefbaar- heid verdedigen. Traumatische ervaringen… Niet alleen testosteron, maar ook de politie en de ambulance en de lijkwagens gaan weg”.

Trees spreekt over een vorm van bedreiging. Ze heeft het over het verdedigen; ze voelt zich aangevallen door de vluchtelingen in deze AZC ‘s. Deze vorm van bedreiging gaat nog een stapje verder. Er vind namelijk een nieuwe articulatie plaats wanneer vluchtelingen worden verbonden aan criminaliteit of criminele aangelegenheden.

“Dat deze mannen vaak onrust veroorzaken en onze vrouwen lastig vallen.”

“In die stroom zit er wel degelijk een probleem met criminaliteit ook potentieel meer problemen met zedenzaken, die trend is er op basis van deze stroom. Dat is de schaduwzijde van de migratiestroom en die moet je open bespreken”. De eerste uitspraak is afkomstig uit een fragment van de NOS dat werd vertoond in Pauw op 8 december 2015. De tweede uitspraak is afkomstig van Sywert van Lienden in de uitzen- ding op 13 januari 2016 in De Wereld Draait Door. Zaken rondom vluchtelingen worden vaak (terecht of onterecht) verbonden aan criminele aangelegenheden. Vluchtelingen worden vaak in één zin genoemd met criminaliteit en terreur. Uitspraken als: vluchtelingen vallen mensen lastig, vluchtelingen zorgen voor overlast en vluchtelingen zijn een gevaar voor de samenleving, komen dikwijls voor. Hierbij gaat niet alleen om directe criminele activiteiten van vluchtelingen zelf maar tevens over criminaliteit rondom zaken die met vluchtelingen te maken hebben. Denk hierbij aan opstootjes tijdens gemeentevergaderingen, rellen en ver- nielingen bij AZC ‘s, demonstraties, gefrustreerde burgers, optredens van de politie en bij- voorbeeld de geweldpleging van vluchtelingen naar vrachtwagenchauffeurs die de oversteek maken naar Engeland wat aan bod kwam bij Jinek. Er vindt hierdoor alsnog een associatie tussen de twee onderwerpen plaats. In de uitzending van De Wereld Draait Door op 16 sep- tember 2015 wordt een fragment van de NOS getoond waarin bezorgde burgers aan het woord komen:

Verslaggever: “Waar ben je bang voor?” “Voor mijn dochter.” “Ja ik heb ook kleine kinderen en ja je weet toch niet van is het veilig..” “Het is levensgevaarlijk om dat soort mensen hier neer te zetten”. “Geen AZC, weg ermee”. Bezorgde burger bij Pauw aan tafel op 2 november 2015:

34 “We zijn doodsbenauwd, we zijn bang dat er wat gebeurt met onze vrouwen of kinde- ren. Een groot gedeelte van Nederland sluit de ogen. Er zijn ook echte asielzoekers maar er zijn ook gelukzoekers. Ze willen 600 mensen plaatsen, daar kunnen een of twee extremisten tussen zitten. Er kan iemand tussen zitten die met verkeerde nor- men of waarden naar je vrouw of kinderen kijkt.”

Binnen het anti-discours speelt het moment van bedreiging een grote rol. Vluchtelingen wor- den gezien als “levensgevaarlijk”. Mensen voelen angst wegens het mogelijke gevaar dat hun gezin loopt. Martin Simek zegt in de uitzending 13 mei 2015 in De Wereld Draait Door het volgende: “…Ik moet zeggen tot nu toe hele keurige mensen. Dus als ze van plan waren om het hoofd eraf te snijden dan hebben ze het plan om het elders te doen, wij hebben tot nu toe geen last van ze gehad”. Deze uitspraak legt het verband tussen vluchtelingen en barbaarse, terroristische praktijken. Er wordt niet direct een incident benoemd maar dat deze twee elementen überhaupt in eenzelfde context worden aangehaald, zorgt ervoor dat de link wordt gelegd tussen het mogelijke verband van vluchtelingen en deze daden, deze criminele praktijken. Dit was tevens waarneembaar na de aanslagen in Parijs in november 2015. Deze gebeurtenis heeft grote invloed gehad op het debat dat werd gevoerd rondom de vluchtelingencrisis. Het was nog niet duidelijk wie de daders van de aanslagen in Parijs waren maar er werd al snel een link gelegd met de huidige vluchtelingenstroom. Pieter Co- belens zegt na de aanslagen in Parijs bij Pauw over de daders het volgende: “Ze moeten in vluchtelingenbestanden hebben gestaan”. Dat de gebeurtenissen in Parijs worden gekop- peld aan de huidige vluchtelingencrisis, ongeacht of het waar is of niet, maakt dat het wordt opgenomen in het referentiekader van het publieke discours. Hierdoor is er een nieuw ele- ment dat wordt gearticuleerd in het anti-vluchtelingen discours namelijk die van terreurdrei- ging. Een paar dagen na de aanslagen, op 19 november 2015 stelt Jeroen Pauw de volgen- de vraag in de uitzending:

“Ik wil nog een aspect met jullie bespreken het kwam in het debat ook nog langs, het ging om de vluchtelingen die hier komen. Heeft u het idee dat door de komst van vluchtelingen ons land gevaarlijker is geworden?”

Tevens geldt hier dat, doordat deze vraag gesteld wordt, er een connectie wordt gemaakt tussen de vluchtelingen en het (mogelijk) gevaar dat ze het land bezorgen. Dit wakkert de angstcultuur aan. Halbe Zijlstra antwoordt hier vervolgens op: “Er is wel een connectie, mensen komen uit die regio, er kunnen mensen van IS mee gaan in die stroom. Dat was misschien in het geval van Parijs ook zo”. Na de aanslagen in Keulen wordt opnieuw een element gearticuleerd in het moment van bedreiging binnen het anti-vluchteling discours. De gebeurtenissen die in Keulen tijdens oudejaarsavond hebben plaatsgevonden construeren een nieuwe vorm van criminaliteit namelijk: aanranding en verkrachting. In eerder uitspraken van bezorgde burgers klinkt de angst door die ze voelen wegens mogelijke aanrandingen van vrouwen en kinderen maar niet eerder werd dit gekoppeld aan een gebeurtenis die had plaatsgevonden en zeker niet op deze schaal. Na de gebeurtenissen in Keulen lagen er nog

35 geen feiten op tafel over de daders, echter werd de link met vluchtelingen al snel gemaakt. Op 6 januari worden de gebeurtenissen bij Jinek uitvoerig besproken. Het eerste wat de ta- felgast van Jinek zegt is het volgende:

“Je ziet dat Rutte het scherp heeft veroordeeld maar het belangrijkste is dat als je kijkt naar de Noren, die hebben voor vluchtelingen die daar binnen komen en asiel- zoekers hele scherpe educatie cursussen: hoe ga je om met vrouwen. Want dit kun je niet tolereren op het moment dat ze dit soort dingen doen. Zo weinig respectvol dan moet je ervoor zorgen, ook als je deze mensen toelaat en verblijf gunt, dat je vooraf toetst of ze in staat zijn om zich aan onze normen en waarden aan te passen”.

Hieruit blijkt dat de toelating van vluchtelingen wordt gezien als iets dat wij, als Nederlan- ders, deze mensen gunnen, in plaats van dat het een kwestie is van recht hebben op. Vluch- telingen moeten zich aanpassen aan onze normen en waarden. Wat typerend is, is dat Jinek niet tegen de uitspraak in gaat maar vraagt: “Is dit iets wat je kan toetsen denk je?”. Sywert van Lienden zegt in de uitzending op 12 januari 2016 in De Wereld Draait Door het volgen- de:

“Ik had verwacht dat er zou worden verwezen naar een onderzoek uit 2008, het eer- ste onderzoek in Nederland die het verband tussen etniciteit en verkrachtingen heeft geanalyseerd… Het is een hele ongemakkelijke waarheid dat met migratie ook dit type criminaliteit mee komt… Je moet nu niet in een soort hysterie raken dat er een leger van verkrachter op Europa afkomt.. Maar ik denk wel dat er in die migratiegol- ven heel veel ongemakkelijke waarheden zitten”.

Vluchtelingen worden dikwijls door een keten van gelijkstelling (chain of equivalence) ver- bonden met migranten, asielzoekers etc. Bovenstaande quote van Sywert van Lienden is hier een voorbeeld van. In deze uitzending wordt de problematiek rondom vluchtelingen uit- voerig besproken. Sywert van Lienden poneert vluchtelingen en migratie in een gelijkstelling. Het mechanisme van de keten van gelijkstelling wordt binnen dit discours vaker gebruikt. Bijvoorbeeld bij de gelijkschakeling van vluchtelingen aan migranten, asielzoekers etc. Te- vens vindt dit plaats wanneer de discussie over vluchtelingen wordt verbonden aan een dis- cussie rondom ras. Het gaat hierbij voornamelijk over de afkomst en de geloofsovertuiging van de vluchtelingen. In de uitzending van 13 mei 2015 in De Wereld Draait Door zegt Mar- tin Simek: “… ik heb af en toe die zwartjes gewoon meegenomen”. Een ander voorbeeld is de uitspraak van Bart Suijkerbuijk die al eerder is gezegd waarin hij zegt: “Nederland waar negerzoenen en Zwarte Piet al verbannen zijn”. Negerzoenen en Zwarte Piet zijn twee ka- rakteristieke voorbeelden van onderwerpen die tot hevige discussies in de Nederlandse sa- menleving hebben geleid. De kern van deze discussies is gelegen in de aanwezigheid van racistische elementen.

Binnen dit discours heb ik drie momenten ontdekt: gevaar voor economie en stabiliteit, on- dankbaarheid en bedreiging. Overkoepelend aan al deze momenten staat het effect van

36 angst. Evenals binnen het pro-vluchtelingen discours wordt hier ingespeeld op de emotie van het publiek. Echter draait het hier meer om het gevoel van angst en paniek in plaats van medelijden. Phaedra Werkhoven zegt bij Pauw op 11 december 2015 het volgende: “Ik wil benadrukken dat er in Nederland een xenofoob klimaat heerst. We zijn bang voor de vluch- telingen. Na de aanslagen in Parijs is er veel angst”. Binnen dit discours wordt er frequent gelet op de manier hoe er over vluchtelingen wordt gepraat; in welke context; welke woor- den er worden gebruikt en welke associaties dit met zich meebrengt. Het gaat in dit geval meer over de terminologie van het debat dan over de inhoud zelf. Wat mijzelf opgevallen is, is dat wanneer er over vluchtelingen wordt gepraat, de vluchtelingen vaak worden gekop- peld aan een getal, oftewel gekwantificeerd. Wanneer journalisten verslagleggen van een situatie gerelateerd aan vluchtelingen wordt er vaak een ruwe schatting gegeven van het aantal vluchtelingen – 1 miljoen vluchtelingen staan klaar om in de boot te stappen; honder- den komen aan per dag, etc. In sommige gevallen gaat het om een groeiend aantal – meer en meer vluchtelingen; er komt nog veel en veel meer aan, en snel; 700 extra vluchtelingen etc. Sommige van deze kwantificaties suggereren dat de omvang problematisch is. Deze kwantificaties wijzen op een onderliggend segment, dat betrekking heeft op alarmering over dit (groeiende) aantal. Ze benadrukken het volume en wekken daardoor angst op. Tevens is het opvallend dat wanneer er over vluchtelingen wordt gesproken ze vaak als groep of als object worden gepresenteerd. Hierbij wordt vaak gebruikt gemaakt van metaforen. Deze metaforen hebben, evenals bij de kwantificering, een alarmerende werking. Waar bij kwanti- ficering de nadruk ligt op de aantallen die angst opwekken is het binnen dit verschijnsel vooral de omschrijving van een beweging die angst opwekt. Voorbeelden hiervan zijn uit- spraken als: vluchtelingen die aanspoelen, een golf aan vluchtelingen, een stroom vluchte- lingen, het indammen van vluchtelingen aantallen. Het zijn metaforen die de vluchteling con- strueren in een liquide vorm. Zo zei Halbe Zijlstra “Als mensen binnenkomen in Kos of Italië, dan loopt het vol”. En zei Jörgen Raymann: “Turkije heeft de afgelopen jaren 2 miljoen vluchtelingen opgevangen bij de grens: 2 miljoen, ja dan raakt het verzadigd”. Er wordt een vergelijking gemaakt tussen de vluchtelingen die aankomen en een niet menselijk fenomeen zoals de stroming van water. Dit heeft als gevolg dat de gebeurtenissen rondom vluchtelin- gen die nu plaatsvinden worden beschouwd als een constructie welke moeilijk te controleren valt, het heeft geen controle over zichzelf (zoals de beweging van water). Deze metaforen zorgen dat de vluchtelingen op deze manier hun humanitaire aspect verliezen, ofwel dehu- manisatie. Ze worden hierdoor een “verschijnsel” dat onder controle gehouden moet wor- den. Deze oncontroleerbaarheid van de vluchtelingen is tevens zichtbaar in uitspraken als: een belegering van een land en een invasie aan vluchtelingen. Hiermee wordt het ingrijpen op de situatie gelegitimeerd. De situatie moet weer onder controle worden gebracht om zo verdere schade te voorkomen.

37 3.4 Rechten discours Het debat rondom de vluchtelingencrisis wordt vaak gevoerd vanuit deze twee oppositionele discoursen. Echter is er nog een discours te ontdekken dat vaak ondergesneeuwd raakt door het geweld van bovenstaande discoursen. Dit discours is het rechten discours. Zoals ik al aangaf komt dit discours nauwelijks ter sprake. De Europese Unie heeft een verdrag ge- tekend waarin staat dat een vluchteling recht heeft op asiel. Dit is een universeel mensen- recht. Dit is geen conditioneel maar een absoluut recht. Dit moment wordt echter gemargina- liseerd in de berichtgeving over vluchtelingen. Het komt occasioneel aan bod maar er wordt niet dieper op in gegaan. Af en toe komen er momenten voorbij die onder dit discours vallen. Jörgen Raymann zegt in een uitzending bij Pauw op 8 september: “Het gaat om de rechten van mensen, rechten van kinderen. Kinderen hebben recht op bescherming. Hoe moeilijk is het? Het zijn mensen”. Op 8 december zegt advocaat Wout Morra bij Pauw het volgende: “Een vluchteling is niet een kwestie van feit maar van recht. Je wordt hier tijdelijk opgevan- gen wegens nood. Is de nood voorbij, dan ga je terug.” Over het beleid voor vluchtelingen wordt weinig gesproken. Waar hebben ze recht op, welke zaken liggen vast. Wat is de wet? Dit discours raakt eigenlijk ondergesneeuwd aan het dominante anti- en pro-vluchtelingen discours. Deze discoursen spelen vaak direct in op gebeurtenissen en incidenten. Hierover kunnen de meningen sterk verschillen en dat maakt het debat mede interessant. Het rechten discours is niet gebaseerd op emotie en gevoel, er wordt hier niet gesproken vanuit eigen ervaring. Dit kan een belangrijk aspect zijn waarom dit discours weinig aan bod komt. Echter voor de beeldvorming van de kijker rondom de vluchtelingen zou het stimulerend zijn om het debat, of de inleiding van het debat vaker vanuit dit discours te beschouwen.

38 4. Analyse

4.1 Strijd der discoursen

Zoals Antonio Gramsci in zijn Notebook schreef: “The crisis consists precisely in the fact that the old is dying and the new cannot be born; in this interregnum a great variety of morbid symptoms appear.” Oorspronkelijk werd met dit begrip de periode aangegeven van een tus- senregering: de periode wanneer na het overlijden van een leider nog geen nieuwe aange- wezen is. Gramsci heeft dit begrip echter een nieuwe betekenis gegeven waarin hij een bre- der aspect van de socio-politieke-rechterlijke orde omarmt (Bauman). Een interregnum is volgens Gramsci het moment waarin de bestaande orde zijn grip verliest en niet langer kan regeren. Dit komt doordat er nieuwe ordes zijn ontstaan die het huidige beleid nutteloos hebben gemaakt. Echter zijn deze nieuwe ordes nog niet sterk genoeg, ze zijn nog niet vol- ledig geassembleerd, en dus nog niet klaar om de macht over te nemen. Dit is precies wat in Nederland, maar vooral in heel Europa, aan de hand is. We leven in een interregnum perio- de. Extreem rechtse partijen nemen toe in populariteit. Er is bezorgdheid over de groei van het fascisme, antisemitisme en islamofobie in het Westen. Deze politieke stromingen vallen de democratische samenlevingen aan en zetten vraagtekens bij het vermogen om ver- schijnselen als globalisatie, immigratie en culturele verschillen te managen. In grote steden in Europa hebben aanhangers van neonazi-gangs vluchtelingen aangevallen (Horvat). Ver- schillende Europese leiders bezwijken onder het keep-them-out syndroom. Zo is Hongarije bezig met het bouwen van een hek langs de grenzen van Servië en Spanje bouwt aan een omheining in Ceuta en Melilla. In Calais vindt er steeds strengere bewaking plaats (Guardi- an, 21 augustus 2015). Ondertussen blijft de oorlog in Syrië doorgaan en vinden er onder andere terroristische aanslagen in Europese steden als Parijs en Brussel plaats. We leven in een tijd van politieke en maatschappelijke verwarring. Er zijn duidelijk twee krachten die vechten en die strijden om maatschappelijke dominantie. Echter is niemand in staat geweest om de ander echt geheel omver te duwen, om te domineren. Deze strijd is tevens duidelijk herkenbaar in mijn discoursanalyse.

Volgens Laclau en Mouffe bestaat een concreet discours uit een geheel van articulerende praktijken. De relaties tussen de verschillende momenten bepaalt de identiteit van het dis- cours. Uit mijn analyse is gebleken dat het pro-vluchteling discours is gefundeerd door ver- schillende momenten die allen een ander aspect van het discours belichten. De momenten die ik binnen dit discours ben tegengekomen zijn de volgende: medelijden, verantwoording, verrijking voor eigen land en het leren van het verleden. Deze momenten bepalen gezamen- lijk de identiteit van het discours. Bij het anti-vluchteling discours waren dit de momenten: gevaar voor economie en stabiliteit, ondankbaarheid en bedreiging (in al haar verschillende vormen). Elk discours structureert de werkelijkheid op een andere manier waardoor er conti- nue concurrentie plaatsvindt tussen discoursen over de bepaling van de realiteit. Die strijd is

39 bij alle discoursen voelbaar. De momenten binnen de discoursen zetten zich tegen elkaar af. Neem de elementen van verrijking en gevaar voor economie en stabiliteit. Dat de komst van vluchtelingen het land in verandering brengt staat vast. Echter articuleren beide discoursen de elementen op een geheel eigen manier, wat strijd oplevert. Waar het pro-discours het structureert als een verrijking, een oplossing voor de vergrijzing van de samenleving en een boost voor de economie ziet het anti-discours het vooral als last. Vluchtelingen hebben an- dere normen en waarden die met onze samenleving zullen botsen. Ze vormen een bedrei- ging voor de economie: onze huizen worden minder waard, onze banen worden ingenomen, onze veiligheid is niet meer gewaarborgd etc. Dit vormt zodoende het spiegelbeeld van de manier waarop het pro-vluchtelingen discours het interpreteert. Ook het humanitaire element genereert een verschillende betekenis in de twee oppositionele discoursen. Uit de analyse blijkt dat dit element voornamelijk in het pro-vluchtelingen discours wordt gearticuleerd. Ech- ter in het anti-discours wordt tevens gerefereerd aan dit humanitaire element. Vanuit dit dis- cours wordt bepleit dat het inhumaan is om alleen de rijke mensen de mogelijkheid te bieden om de oversteek naar Europa te maken. Deze oversteek wordt namelijk door mensensmok- kelaars gefaciliteerd waarbij er een fors bedrag betaald dient te worden. Door deze mensen wel op te vangen, laten we tegelijkertijd mensen in die steek die het wellicht harder nodig hebben. Er kan beter geld worden besteed om vluchtelingen in hun eigen regio op te vangen dan dat er opvang in Europa wordt georganiseerd.

Het aspect angst heeft verschillende transformaties doorgemaakt zowel binnen als buiten de grenzen van het discours. In de verslaggeving rond de zomer 2015 werd er nau- welijks gesproken over angst. Als iemand zijn zorgen uitte over de komst van vluchtelingen werd dit direct weggezet als effect van het anti-vluchtelingen discours. Dit heeft echter een transformatie doorgemaakt. Angst is eigenlijk van een effect getransformeerd naar een on- derwerp van het discours. Het aspect van angst is steeds meer geaccepteerd en toegetre- den in het pro-vluchtelingen discours. Naar de angst werd geluisterd en bezorgdheid kon niet langer worden genegeerd. Het pro-vluchtelingen discours heeft geleidelijk de angst van de tegenstanders gelegitimeerd, echter toont het nog wel duidelijk haar grenzen. Zoals de onderstaande quote aangeeft (Mythe Hilkens in de uitzending van 7 oktober in De Wereld Draait Door):

“Maar vindt u dan dat bezorgdheid het gezicht heeft van mensen die andere mensen toewensen dat hun dochter wordt verkracht? Dat wat nu geroepen wordt op die marktpleinen waar Wilders flyert. Want ik vind persoonlijk dat er ook een grens is aan wat je bezorgdheid kunt blijven labelen en wat gewoon onbeschaafd, rotgedrag is. No matter what die emotie erachter is. Ik heb ook behoefte aan dat die bezorgdheid enigszins genuanceerd wordt.”

40 4.2 Dislocaties Dislocaties zijn momenten waarop er gebeurtenissen in de maatschappij plaatsvinden die (nog) niet in een bepaald discours gesymboliseerd en geïntegreerd zijn. Wanneer dit mo- ment zich voordoet kan het zorgen voor problematisering van een discours, het kan leiden tot verstoring en aantasting van bepaalde elementen binnen een discours en uiteindelijk zelfs tot radicaal omslaan van een discours. Voor het ene discours kan dit negatieve gevol- gen hebben echter voor het tegengestelde discours kan het juist heel vruchtbaar zijn en lei- den tot nieuwe elementen en het ontstaan van een nieuwe identiteit.

1. Aylan Kurdi Het moment waarop de foto van het Syrische jongetje Aylan Kurdi werd gepubliceerd is vruchtbaar gebleken voor de identiteit van het pro-vluchtelingen discours. Het element van medelijden was al wel aanwezig maar deze foto is hierin geïntegreerd en is symbool komen te staan voor dit discours. Het kan worden gezien als het ultieme moment van solidariteit. Patrick Lodiers zei bij Pauw op 3 september het volgende: “Ik vind eigenlijk dat het nog oor- verdovend stil was in Nederland. Ook politiek gezien. Na de verschijning van deze foto zie je dat er wel echt iets gebeurt”. In elke krant in Europa -zowel politiek rechts als links- stond deze foto op de voorpagina: “Somebody’s Child” (Independent), “Tiny victim of a human ca- tastrophe” (Daily Mail), “A picture to bring the world in silence” (La Repubblica, Italië), “An image that shakes the awareness of Europe” (El Pais, Spanje) en “Aylan 3, experienced only wars” (Aftonbladet, Zweden). In alle talkshows was zichtbaar dat de gastsprekers na deze gebeurtenis voornamelijk vertegenwoordigers werden van goede doelen en initiatie- ven. Het pro-vluchtelingen discours voerde de boventoon in het debat. Er werd continue naar dit moment gerefereerd. De foto werd overal getoond; het was duidelijk een invloedrijke illustratie van het moment van medelijden binnen het discours. Hieraan werden vervolgens de andere momenten gekoppeld zoals onze verantwoordelijkheid om de vluchtelingen op te vangen, de vluchteling als meerwaarde voor het gastland en het leren van het verleden om niet opnieuw dezelfde fouten te maken als we eerder hebben gedaan. De verschijning van deze foto was tegelijkertijd het moment waarop het anti-vluchtelingen discours werd ver- stoord. Over angst werd (en kon) bijna niet worden gesproken. Als een moment binnen het anti-vluchteling discours aan tafel werd aangehaald dan werd dat al snel bekritiseerd en af- geschreven. De euforie van deze solidaire houding werd echter verstoord. Het debat rond- om de vluchtelingencrisis kreeg steeds meer druk vanuit het anti-vluchtelingen discours. Het gesprek verschoof geleidelijk naar de problematiek rondom de komst van de vluchtelingen. Er was een zichtbare toename aan fragmenten van angstige en gefrustreerde burgers in de media. Rellen in AZC ’s, demonstraties, geweldpleging en aanslagen deden hun intrede in het door het pro-vluchtelingen discours gedomineerde debat.

41 2. Parijs en Keulen Een andere dislocatie in de strijd der discoursen zijn de gebeurtenissen die in Parijs en Keu- len hebben plaatsgevonden. Het anti-vluchtelingen discours kreeg na de aanslagen in Parijs al meer inspraak in het debat maar de gebeurtenissen in Keulen zijn bepalend geweest voor een nieuwe identificatie binnen het anti-vluchtelingen discours welke hiermee flink in aan- zien is gestegen. De gebeurtenissen voedde de al aanwezige angst en bezorgdheid in de samenleving jegens de vluchtelingen. Na de gebeurtenissen lagen er een aantal elementen voor het “oprapen”. Allereerst een nieuwe vorm van criminaliteit die nog niet eerder op deze manier in het discours was opgenomen: de aanrandingen en verkrachtingen. Ten tweede het element van een andere cultuur die botsende normen en waarden kent met de Westerse samenleving; voornamelijk over de omgang met vrouwen. Het verband tussen de gebeurte- nissen in Keulen en vluchtelingen was al snel gelegd (zie analyse). De articulatie van dit element in het discours heeft grote invloed gehad op het evenwicht tussen de twee oppositi- onele discoursen. Het pro-vluchtelingen discours werd hierna al snel als “soft” ervaren. Het kon direct onderuit worden gehaald door de overmacht die de nieuwe invulling van dit mo- ment met zich meebracht. En er is nog een reden waarom het anti-vluchtelingen discours zo snel kon zorgen voor een ommezwaai. In eerste instantie lijkt het alsof de het pro-vluchtelin- gen discours contra-hegemonisch is aan het dominante anti-vluchtelingen discours. Het anti- vluchtelingen discours ziet de vluchtelingen als een last voor het gastland en zet vraagte- kens bij hun bedoelingen in tegenstelling tot pro-vluchtelingen discours die de vluchtelingen voornamelijk als willoze slachtoffers portretteert. Deze vluchtelingen hebben ons medelijden nodig, echter onderliggend aan dit medelijden staat wel dat vluchtelingen zich “voorbeeldig” moeten gedragen tegenover het gastland. Vluchtelingen moeten zich aanpassen aan onze idealen en ze moeten ons vooral dankbaar zijn. Keulen was het ultieme voorbeeld van on- dankbaar gedrag. Westerse normen werden geschoffeerd. Hierdoor was het onmogelijk ge- worden voor het pro-vluchtelingen discours om zich te laten gelden. Het lijkt op dat punt dat beide discoursen op het eerste gezicht heel verschillend zijn maar ze opereren wel degelijk in eenzelfde onderliggende logica. Zo zei Jack van Gelder heel typerend op 15 januari in De Wereld Draait Door:

“Is het niet zo dat wij steeds moeten leren dat we begrip moeten hebben voor de mensen die hier komen, en terecht die hier komen, maar dat er van de andere kant zo weinig begrip is daar waar ze komen.. En ik mis zo vaak dat mensen die hier ko- men, dat die dingen niet beseffen zoals wij het willen hebben, en dat wij daar in meegaan.”

De vluchtelingen hebben zich niet begripvol, dankbaar en voorbeeldig gedragen. Dit blijkt mede het onderliggende idee van het pro-vluchtelingen discours. Als dit idee onderuit wordt gehaald dan valt eigenlijk het gehele discours uit elkaar.

42 De foto van Aylan en de gebeurtenissen in Parijs en Keulen zijn beiden voorbeelden van een dislocatie. Het waren momenten die de rust in de samenleving hebben verstoord. Ze zorgden voor opschudding in de samenleving en hebben een beweging in gang gezet. De foto van Aylan is geïntegreerd in de pro-vluchtelingen discours welke vervolgens heeft ge- tracht het anti-vluchtelingen discours omver te werpen. De gebeurtenissen in Parijs en Keu- len daarentegen, hebben hun intrede gedaan in het anti-vluchtelingen discours en hebben hiermee logischerwijs proberen te domineren in de strijd der discoursen. Beide momenten zijn dislocaties echter werken ze wel vanuit een fundamenteel andere logica. De gebeurte- nissen in Parijs en Keulen zijn in het anti-vluchtelingen discours geïntegreerd door de wer- king van een moral panic. Zoals Hall omschrijft is een moral panic een ideologisch wer- kingsmechanisme in de stellingenstrijd (de stellingenstrijd van de vluchtelingencrisis). Cohen omschrijft vijf kenmerken die een moral panic definiëren. De gebeurtenissen in Parijs en Keulen zijn een klassiek voorbeeld van een moral panic.

4.3 Moral Panic Het eerste kenmerk dat een moral panic definieert is concern. Concern ontstaat volgens Cohen als er bezorgdheid rondom een groep in de maatschappij ontstaat. Bezorgdheid je- gens vluchtelingen is er altijd geweest. Echter is er wel een duidelijk verschil in de zeggings- kracht te ontdekken. De aanwezige bezorgdheid naar vluchtelingen kreeg na de gebeurte- nissen in Parijs en Keulen een nieuwe invulling. Er was sprake van hostility, het tweede kenmerk dat Cohen benoemt. Hostility ontstaat als de groep waar men zich zorgen om maakt een bedreiging gaat vormen voor de maatschappij. De veiligheid van de Nederlandse samenleving kwam meermaals ter sprake na de gebeurtenissen in Parijs en Keulen. De vluchtelingen zouden een verstoring van de maatschappelijke orde zijn. Ze brengen de sa- menleving uit evenwicht, zorgen voor onrust, een toename van criminaliteit, daling van de huizenprijzen en na Keulen een nieuwe vorm van bedreiging: aanranding en verkrachting. Dit krijgt zijn vervolg in consensus. De reactie van het publiek wordt ervaren als een univer- sele reactie van de maatschappij, de common sense, welke klassengrenzen overschrijdt. De quote van Jack van Gelder die hierboven al is genoemd is hier een goed voorbeeld van. Jack van Gelder spreekt in deze quote over een gevoel dat in de samenleving aanwezig is. Over “wij” als Nederlanders die moeten leren om begrip te hebben voor de vluchtelingen maar dat “wij” dit van de andere kant (“zij”) niet terug krijgen. De angst wordt een belangrijke speler in het debat omtrent de vluchtelingen. In talk- shows krijgt deze bezorgdheid steeds meer aandacht. Er komen verschillende mensen uit de samenleving praten over problemen die ze ondervinden door de komst van vluchtelingen. Ze spreken over de angst voor aantasting van de veiligheid, over de kans op aanslagen in Nederland. Een vierde kenmerk is disproportionality. Disproportionality betekent dat de reac- tie die in de samenleving voelbaar is niet in verhouding staat tot de feitelijke gebeurtenissen. Zowel na de aanslagen in Parijs als na de aanrandingen in Keulen was er sprake van pre-

43 mediation. Dit concept hoort niet bij de vijf concepten die Cohen noemt voor de omschrijving van een moral panic maar deze sluit wel goed aan bij dit kenmerk. Premediation is een con- cept geïntroduceerd door Richard Grusin. Richard Grusin tracht met dit concept het idee van tijd te compliceren (2). Volgens Richard Grusin leggen nieuwsmedia namelijk niet alleen ver- slag van gebeurtenissen die zich hebben afgespeeld maar zijn ze aan het “premediaten”: ze doen verslag van wat er mogelijk nog gaat gebeuren. Het gaat er hierbij niet zozeer om voorspellingen van nieuwe gebeurtenissen, het is vooral bedoeld om invloed uit te oefenen op opinies en stemmingen in de maatschappij (47). Nieuwsmedia worden hiermee een spe- ler in de bepaling van het publieke debat. Ze mengen zich in het juridische onderzoek wan- neer ze het hebben over de mogelijke daders. Ze worden gezien als ‘agents of governmen- tality’ wanneer ze voorspelingen doen en suggesties leveren over hoe de regering zou kun- nen reageren en anticiperen (42). Dit vond plaats na zowel de aanslagen in Parijs als na de gebeurtenissen in Keulen. Nog voor de politie überhaupt wist wie de daders van de aansla- gen in Parijs waren, werd er gespeculeerd over hun identiteit. In de uitzending van Pauw op 14 november werd gedebatteerd over de mogelijke aanwezigheid van Syrische terroristen in de vluchtelingenstroom in Nederland. In een latere uitzending (19 november) speculeerden ze bij Pauw over de beslissing die de Nederlandse regering zou kunnen nemen om niet lan- ger Syrische vluchtelingen toe te laten. Dus terwijl de identiteiten van de daders nog niet wa- ren vastgesteld, ging het gesprek voornamelijk over de mogelijkheid van een aanval in Ne- derland, de aanwezigheid van terroristen in de vluchtelingenstroom en beslissingen van de regering die gemaakt konden worden om dit tegen te gaan. Ook na Keulen was de identiteit van de daders nog niet bekend maar waren het voornamelijk de geruchten over massale aanrandingen en verkrachtingen waarover het debat werd gevoerd. Het ging niet over de gebeurtenissen zelf maar over deze nieuwe vorm van criminaliteit en hoe om te gaan met de vluchtelingen in het eigen land. Het laatste kenmerk van een moral panic die Cohen omschrijft is volatity. Zo snel als de paniek uitbrak, zo snel kan het weer verdwijnen. De gebeurtenissen in Keulen hebben veel invloed gehad op de overhand van het anti-vluchtelingen discours in de strijd in der dis- coursen. Ik denk dat het op dit moment heel sterk afhangt van een nieuwe dislocatie die gaat plaatsvinden in de maatschappij en het evenwicht gaat bepalen.

44 5. Conclusie

In mijn onderzoek heb ik discoursen in Nederlandse talkshows rondom het vluchtelingende- bat, gevoerd in de periode van voorjaar 2015 tot februari 2016, geïnventariseerd. Binnen deze discoursanalyse ging het niet zozeer over de personen zelf die aan het woord kwamen maar juist om de logica van de uitspraken zelf. Uit de inventarisatie komt naar voren dat er drie grote discoursen te onderscheiden zijn die uit verschillende momenten bestaan. Aller- eerst het pro-vluchtelingen discours, welke bestaat uit de momenten: medelijden, verant- woordelijkheid en leren van het verleden. Binnen dit discours wordt de vluchteling voorna- melijk als slachtoffer geportretteerd. Men spreekt vanuit dit discours dikwijls uit eigen erva- ring en tevens speelt emotie en gevoel een belangrijke rol in de overdracht van dit discours. Het tweede discours is het anti-vluchteling discours welke bestaat uit de momenten: gevaar voor economie en stabiliteit, ondankbaarheid en bedreiging. De overdracht van dit discours vindt hoofdzakelijk plaats door de aspecten van kwantificering en dehumanisatie. Binnen deze aspecten wordt de vluchteling gepositioneerd als (problematisch) object of als natuur- lijk verschijnsel en wordt er gesproken aan de hand van metaforen die de kwantiteit bena- drukken. Onderliggend aan deze aspecten ligt het gevoel van angst. Angst is eigenlijk een overkoepelend effect binnen dit gehele discours, ieder moment wakkert op zijn eigen manier het gevoel van angst aan. Het derde en tevens laatste discours is het rechten discours. Dit discours werkt anders dan het pro- en anti-vluchteling discours, namelijk niet vanuit emotie en gevoel maar het beschouwt de vluchteling vanuit het moment van het mensenrecht. Het mensenrecht is geen conditioneel maar een absoluut recht. Dit discours wordt echter ge- marginaliseerd in de berichtgeving over vluchtelingen. Het komt occasioneel aan bod maar er wordt niet dieper op in gegaan. Binnen dit type onderzoek staat de discours-analyse cen- traal. Ik heb aan de hand van de inventarisatie van de aanwezige discoursen geanalyseerd uit welke verschillende momenten ze bestaan. Tevens heb ik de werking van de discoursen, zowel binnen de discoursen zelf, als binnen het veld van discoursen onderzocht. Ik heb hierdoor als het ware de mechanica van de discoursen blootgelegd en bestudeerd hoe ze door de tijd heen zijn geëvolueerd en hoe ze elkaar ondermijnen of versterken. Uit de analyse blijkt dat het pro-vluchtelingen discours eigenlijk vanaf het moment van intreden onhoudbaar is geweest. De aanslagen in Parijs en de aanrandingen in Keulen worden geassocieerd met de vluchtelingencrisis waardoor er een directe aanval op het pro- vluchtelingen discours plaatsvindt. Deze gebeurtenissen illustreren situaties waarin de vluchteling een groot gevaar voor de samenleving vormt. Het zijn momenten dat de vluchte- ling zich niet dankbaar opstelt en zich niet voorbeeldig gedraagt. Het is gebleken dat, onder- liggend aan de verschillende momenten binnen het pro-vluchtelingen discours, het funda- ment ligt dat vluchtelingen zich voorbeeldig moeten gedragen en zich dankbaar moeten op- stellen. Ze moeten heiliger dan heilig zijn. Binnen de momenten van medelijden, de verant- woordelijkheid en de verrijking voor het eigen land kan het discours alleen van kracht zijn als

45 de vluchteling aan deze “voorwaarden” voldoet. Hiermee is een onmogelijke discursieve po- sitie voor de vluchteling gecreëerd. Het is precies om deze reden dat het discours zo snel omver geduwd kon worden. Een ander belangrijk punt dat uit mijn analyse naar voren komt is het spel dat wordt gespeeld rondom identiteitsbepaling. Er worden immers opposities gecreëerd tussen “wij” (“de Nederlandse burger”) en “zij” (de vluchteling). Deze opposities zorgen doorgaans voor een positieve zelfpresentatie en de negatieve presentatie van de ander. Het effect van het homogeniseren van de vluchteling als zodoende “zij”, bepaalt sterk de identiteit van de vluchteling én de identiteit van “ons”. Er wordt namelijk verondersteld dat “wij” automatisch onschuldig zijn. Hiertegenover staat dat de vluchteling zich dankbaar moet gedragen ofwel modelburger zijn. Wanneer dit niet gebeurt wordt de vluchteling afgeschreven als ondank- baar, als crimineel, als boosdoener. Uit mijn onderzoek is mede gebleken dat de geïnventariseerde discoursen in zekere mate afhankelijk zijn van de context waarin het geproduceerd wordt: de talkshow. De talk- show is een plek waar publieke discoursen circuleren echter het is tevens een plek waar voornamelijk oppositionele standpunten worden neergezet, waar sterke en uiteenlopende emoties worden aangewakkerd, waar het meestal draait om persoonlijke ervaringen die transformeren naar publieke uitvoeringen en waar de talkshow bewust op zoek gaat naar de confrontatie in het debat. Deze karakteristieke eigenschappen beïnvloeden de aanwezige discoursen. De discoursen vinden hierin echter niet hun oorsprong maar het is wel medebe- palend voor de invulling. Uit mijn analyse blijkt dat binnen de context van de talkshow de voorkeur wordt gegeven aan het pro-vluchtelingen en anti-vluchtelingen discours. Dit valt te onderbouwen door het argument dat het pro-vluchteling discours eenvoudig wordt ingebed in de context van de talkshow. Dit komt grotendeels doordat het discours vanuit emotie wordt geleid waardoor het een sterke overtuigingskracht heeft. Echter maakt dit het discours tevens kwetsbaar. Het kan hierdoor eenvoudig onderuit gehaald te worden. Het pro- en anti- vluchtelingen discours zijn opposities van elkaar, tussen deze discoursen kan de confronta- tie worden opgezocht. Dit is bij het rechten discours niet mogelijk. Dit kan een mogelijke ver- klaring zijn voor de marginalisering van dit discours in de talkshow.

In dit onderzoek heb ik aangetoond hoe de materiële context (talkshow) invloed uitoefent op de productie van discoursen. Hiermee heb ik een bijdrage geleverd aan discourstheorie. Te- vens heb ik ingezoomd op de interne contradictie van de strijd tussen de discoursen: het mechanisme waarmee een discours een ander discours omver kan duwen. Ik heb aange- toond hoe een schijnbaar contrahegemonisch discours, in termen van het dominante dis- cours spreekt en kan bestaan uit eenzelfde onderliggend fundament.

46 6. Bronnenlijst

Andrade, Alejandro. “Illustrating Laclau and Mouffe’s Discourse Theory with a Social Net work Approach.” Discourse Analyzing. 2 februari 2015. Baker, Paul and Tony McEnery. “A corpus-based approach to discourses of refugees and asylum seekers in UN and newspaper texts.” Journal of Language and Politics. Vol. 4.2 (2005): 197-226. Bates, R. Thomas. “Gramsci and the Theory of Hegemony.” Journal of the History of Ideas. Vol. 36.2 (1975): 351-366. Bauman, Zygmunt. “Times of interregnum”. Ethics & Global Politics. Vol 5. No 1 (2012). 18-05-2016. Beek, van de Jan. Kennis, Macht en Moraal: De productie van wetenschappelijke kennis over de economische effecten van migratie in Nederland, 1960-2005. Diss. (Ph.D. Thesis). Universiteit van Amsterdam, 2010. Amsterdam, 30 maart 2010. Bennett, Samuel, et. al. “The Representation of Third-Country Nationals in European News Discourse.” Journalism Practice, vol. 7.3 (2013): 248-265. Benjamin, Jan. “Bild op de bres voor vluchtelingen.” NRC, 26 januari 2016. Bleiker, et al. “The Visual Dehumanisation of Refugees.” Australian Journal of Political Science.Vol. 48.4 (2013): 398-416. Bowen, Glenn A. “Grounded Theory and Sensitizing Concepts” International Journal of Qualitative Methods. Vol. 5.3 (2006): 12-23. Carpentier, Nico en Patrick de Vos. “De discursieve blik: de discourstheorie van Laclau en Mouffe als denkkader en instrumentarium voor sociaal-wetenschappelijke analyse”. Ethiek en maatschappij. Vol 4.4 (2001): 3-30. Castles, S. “Toward a Sociology of Forced Migration and Social Transformation.” Sociology Vol. 37 (1): 2003, 13–34. Cohen, Stanley. Folk Devils and Moral Panics: The Creation of the Mods and Rockers. Londen & New York: Routledge, 1972. Cottle, Simon. Ethnic Minorities and the Media: Changing Cultural Boundaries. Buckingham: Open University Press, 2000. Creeber, Glen. “Analysing Television: Issues and Methods in Textual Analysis”. Tele-visions: An Introduction to Studying Television. Ed. Glen Creeber. Londen: British Film Institute, 2006. 26-38. Critcher, Chas. “Moral Panic Analysis: Past, Present, Future.” Sociology Compass Vol. 2.4 (2008): 1127- 1144. Deacon, David. “Analysing Texts”. Researching Communications. Ed. David Deacon. Londen: Hodder. 2007, 138-59.

47 Dijk, van Teun. “New(s) racism: a discourse analytical approuch.” Ethnic minorities and the media: Changing Cultural Boundaries. ed. Simon Cottle. Buckingham: Open University Press, 2000, 33-50. Duk, Wierd. “Een Duitse zomer: hoe Angela Merkel de Bondsrepubliek én Europa verandert.” The Post Online. 9 september 2015.

48 Laclau, Ernesto. “Metaphor and Social Antagonisms”. Marxism and the Interpretation of Culture. Eds. Cary Nelson en Lawrence Grossberg. Urbana: University of Illinois, 1988. 249-257. Laclau, Ernesto. Emancipations. London: Verso, 1996. Laclau, Ernesto. The Populist Reason. London: Verso, 2005. Laclau, Ernesto. New reflections on the revolutionary of our time. Londen: Verso, 1990. Leurdijk, A. Televisiejournalistiek over de multiculturele samenleving. Amsterdam: Spinhuis, 1999. Lips, Han. “Jinek is terug, opnieuw als pauzenummer van Pauw.” Het Parool. 3 juni 2015. Livingstone en Lunt. Talk on Television: Audience Participation and Public Debate. Londen: Routledge, 1994. Opoku, Alberta. “Peter Vasterman: De vluchtelingencrisis is ‘buitengewoon mediageniek’.” ViceVersa. 2015. Vakblad over ontwikkelingssamenwerking. 5 januari 2015. Pisters, Patricia. Lessen van Hitchcock. Inleiding in de mediatheorie. 4e druk. Amsterdam: AUP, 2011. Thornborrow, Joanna. “Has It Ever Happened to You?: Talk Show Stories as Mediated Performance.” Television Talk Shows: Discourse, Performance, Spectacle. London: La- wrence Erlbaum Associates, 2001. 117-139. Tolson, Andrew. “Talking about Talk: The Academic Debates.” Television Talk Shows: Discourse, Performance, Spectacle. London: Lawrence Erlbaum Associates, 2001. 7-31.

49 7. Bijlagen

7.1 Afleveringen over vluchtelingencrisis: De Wereld Draait Door

Datum aflevering Gasten Onderwerp

20/04/2015 Myrthe Hilkens, Sywert van Bed, bad, brood - Bootramp op de Middel- Lienden en Frenk van der Lin- landse zee wellicht 700 vluchtelingen omge- den komen

13/05/2015 Martin Simek en Sylvana Si- De route van bootvluchtelingen, herverdeling mons van vluchtelingen over Europa

03/09/2015 Peter Vandermeersch en Foto van aangespoelde Syrische jongen Ay- Hanna Verboom lan

16/09/2015 Tommy Wieringa Over boek Dit zijn de namen over groep vluchtelingen

21/09/2015 Henny Vrienten en Typhoon Over het nummer ‘Hier is het goed’, een pro- testlied dat gaat over de vluchtelingenpro- blematiek

28/09/2015 Diederik van Vleuten Belgische vluchtelingen tijdens de eerste we- reldoorlog - Toestroom aan vluchtelingen wordt groter en groter

07/10/2015 Lodewijk Asscher 700 extra vluchtelingen in het dorpje Oranje - Hevig verzet in het dorp

12/10/2015 Victor Molkenboer en Jos Gemeenten en de vluchtelingencrisis : nieuw Heijmans incident na Oranje, ditmaal in Woerden

15/10/2015 Locoburgemeester Kajsa Ol- Plan vanuit gemeente: alle vluchtelingen aan longren het werk!

20/10/2015 en Aad van Grondwet vertaald in het Arabisch, Nederland den Heuvel gastvrij?

27/10/2015 Harold Halewijn Intimidatie Oostknollendam: Harold Halewijn

12/01/2016 Sywert van Lienden en Yoeri Aanrandingen Keulen Albrecht

13/01/2016 Leo Lucassen en Sywert van In tijden van de verhitte discussies over Lienden vluchtelingen

15/01/2016 Eberhard van der Laan, Jack Over de opvang van vluchtelingen na gebeur- van Gelder tenissen Keulen

50 7.2 Afleveringen over vluchtelingencrisis: Pauw

Datum afleve- Gasten Onderwerp ring

15/04/2015 Arnold Karskens, Joel Voor- Het strafrechtelijk vervolgen van politiek en dewind en Eduard Nazarski hulporganisaties omtrent beleid bootvluchte- lingen

13/05/2015 Sanne Wallis de Vries Vrijwilligers voor vluchtelingen; Nacht van de vluchteling

31/08/2015 Bart Suijkerbuijk, Kim Wolting AZC ’s, sociale huurwoningen en Trees Zwijnenberg

03/09/2015 Patrick Lodiers, Anna Drijver Oproep van bekende Nederlanders om nu en Esther Voet echt iet te gaan doen aan het vluchtelingen- probleem

08/09/2015 Jörgen Raymann Rechten van de mens

16/09/2015 Halbe Zijlstra Asielprocedure vluchtelingen in Nederland

14/10/2015 Ahmed Aboutaleb, Ferry Min- Over opvang van vluchtelingen in Rotterdam gelen en het verslag van parlementsdebat over op- vang van asielzoekers

02/11/2015 Henk Spaan, Diederik Sam- ISIS; vliegtuig aanslag, demonstraties AZC. son, bezorgde burger

19/11/2015 Halbe Zijlstra en Pieter Cobe- Aanslagen Parijs: angstcultuur lens

08/12/2015 Claudia de Breij VARA gids in het teken van de vluchtelingen- crisis

11/12/2015 Phaedra Werkhoven Aanslagen Parijs: angstcultuur

17/12/2015 Sybrand Buma, Peter R. de Vraag van vandaag: Welke boottrip liep nog Vries, Erik van Muiswinkel. meer behoorlijk uit de hand? - terugblik op het jaar 2015, Zwarte Piet

18/12/2015 Tom Kleijn, Sanne Wallis de laatste uitzending van het seizoen, terugblik Vries, & Dolf op een jaar dat werd beheerst door de vluch- Jansen telingencrisis

51 7.3 Afleveringen over vluchtelingencrisis: RTL Late Night

Datum afle- Gasten Onderwerp veringen

14/04/2015 Marianne Bathorn Bed, bad, brood. Ontruiming vluchtgarage; op- vang vluchtelingen in Nederland

20/04/2015 Roelof Hemmen De bootramp op de Middellandse zee. De over- steek van vluchtelingen naar Europa.

23/04/2015 Onderhandelingen over vluchtelingen kabinet.

03/09/2015 Cast Divorce + Nederlandse “Save their souls” manifest van goede doelen in goede doelen, vluchtelingen- Nederland voor vluchtelingen. Oproep aan Ne- werk etc. Woordvoerder derlanders om in actie te komen. vluchtelingenwerk

05/09/2015 - Aankondiging: Actie voor vluchtelingen Giro 6868

07/09/2015 Danny Goossens, Jeroen Danny Goossens over zijn ervaring tijdens de reis Oerlemans, Diederik Samsom naar Griekse eiland Kos

07/10/2015 Erfain Sluis “Liever iets minder vluchtelingen in Hilversum”- Facebookpagina

02/03/2016 Burgemeester van Brunssum, AZC demonstraties Brunssum (hakenkruizen) en Wendy Bedet opvang in Libanon van Syrische vluchtelingen.

18/03/2016 Cast Divorce Cast Divorce over de nieuwe opnames voor de serie. Ze zijn aan het filmen op het strand van Lesbos, terwijl er tegelijkertijd dagelijks vluchte- lingen aankomen.

52 7.4 Afleveringen over vluchtelingencrisis: Jinek

Datum afle- Gasten Onderwerp veringen

25/01/2015 Emma Blanchard Over de opvang van vluchtelingen op het Griekse eiland Lesbos. Emma Blanchard vangt vluchtelingen op.

06/02/2015 Art Rooijakkers Over het immense leed van Syrische vluchtelingen, Art heeft een bezoek gebracht aan een vluchtelingen kamp in Syrië.

16/06/2015 Vrachtwagenchauffeurs: Problemen met vluchtelingen bereiken de Neder- Jack van der Sanden, landse vrachtwagenchauffeurs. Ze spreken over de Hans van Delft en Leen- verstekelingen die via hun laadruim naar Engeland dert van de Ree Doolaard proberen mee te liften.

07/08/2015 Reinier, Angelique en Nederlanders die tijdens hun vakantie in het zuiden Onno van Europa vluchtelingen uit Afrika helpen

25/08/2015 Commandant der Strijd- Bezuinigingen op defensie krachten Tom Middendorp

05/01/2016 Wierd Duk Over massa-aanrandingen in Keulen en Hamburg tijdens Nieuwjaar

06/01/2016 Danny Ghosen en deel- Programma Rot op Naar je Eigen Land en de aan- nemer Kelly randingen Keulen

07/01/2016 Lodewijk Asscher Integratie van vluchtelingen en over Keulen

12/01/2016 Dilan Yesilgoz (VVD- Aanrandingen in Keulen, mogelijkheid hiervan in Ne- raadslid) derland?

25/01/2016 Jet Bussemaker lesgeven van vluchtelingen over homorechten

53