Tweede Kamer der Staten-Generaal 2

Vergaderjaar 1983-1984

17639 Gemeentelijke herindeling van de

Nr. 8 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET EINDVERSLAG Ontvangen 2 mei 1984

Met genoegen heb ik uit het eindverslag kunnen constateren dat de memorie van antwoord, althans gedeeltelijk, voor het merendeel van de fracties verhelderend is geweest, hetgeen overigens iets anders is dan overtuigend. Tot consensus over het wetsontwerp heeft de discussie nog niet geleid. Wel zijn meerdere fracties met mij van mening dat het aanbe- veling verdient de behandeling van het wetsontwerp met spoed af te ronden ten einde nog langer durende onzekerheid te voorkomen. In dat licht wil ik de leden van de R.P.F.-fractie - die zelf eveneens op zo kort mogelijke termijn helderheid over deze herindeling wensen - niet volgen bij hun verzoek de nota naar aanleiding van het eindverslag pas uitte brengen nadat de notitie gemeentelijke herindeling definitief is vastgesteld. Het behandelen van de herindeling van de Krimpenerwaard na mei van dit jaar betekent metterdaad een vertraging van één jaar. Immers, ook de Eerste Kamer moet nog gelegenheid krijgen voor behandeling, terwijl de wet in ieder geval in de zomer in het Staatsblad moet staan om per 1 januari a.s. in werking te kunnen treden. De resterende maanden van dit jaar zijn nodig voor de voorbereiding op de herindeling, waaronder het houden van gemeenteraadsverkiezingen. Elk verder uitstel maakt een thans nog mogelijke datum van herindeling per 1 januari 1985 illusoir. Daar komt bij dat het voor alle fracties duidelijk is dat enige herindeling in de Krimpenerwaard onontkoombaar is. De beleidsnotitie gemeentelijke herindeling zal daar geen verandering in brengen. De beleidsnotitie zal echter anderzijds evenmin leiden tot een grotere mate van overeenstemming over het onderhavige ontwerp. Zie ik het immers goed, dan kiest een aantal fracties voor een kleinschaliger variant dan het wetsontwerp, terwijl ik onvoldoende redenen zie om van het weloverwogen provinciale voorstel af te wijken; ik kom hier nog op terug. Naar mijn oordeel vormt het wetsvoorstel gemeenten met meer mogelijkheden, zowel bestuurlijk als financieel, dan de aangedragen alternatieven. Dit aspect, dat te maken heeft met de plaats van de gemeente in de totale bestuurlijke organisatie, dient mijns inziens zwaar te wegen. Ook, voeg ik er in antwoord op enkele vragen van leden van de fractie van de R.P.F, aan toe, wanneer de huidige gemeenten binnen de bestaande mogelijkheden naar behoren functioneren. Welnu, bovenstaande overwegingen, te weten de vrij algemeen gevoelde noodzaak om tot een gemeentelijke herindeling in de Krimpenerwaard te

Tweede Kamer, vergaderjaar 1983-1984, 17 639, nr. 8 1

i komen, de wens spoedig aan de langdurige onzekerheid een einde te maken, mijn oordeel dat ook behandeling van de beleidsnotitie niet zal leiden tot volledige overeenstemming over het onderhavige ontwerp, alsook verzoeken uit de Tweede Kamer daartoe, hebben mij doen besluiten er mijnerzijds alles aan te doen om inwerktreding per 1 januari a.s. mogelijk te maken. Het vorenstaande in aanmerking genomen en gelet op het feit dat de beleidsnotitie gemeentelijke herindeling nog vóór de zomer de Kamer zal bereiken en - naar ik hoop - mondeling behandeld zal worden, acht ik mij ontslagen van de plicht uitgebreid in te gaan op de meer algemene vragen in het eindverslag over het herindelingsbeleid. Dit geldt overigens ook voor de enkele opmerkingen die de leden van de C.D.A.-fractie maakten naar aanleidingvan het evaluatierapport gemeentelijke herindeling Zuid-Limburg. Ook die zal ik in de binnenkort aan te bieden beleidsnotitie bespreken. Een aantal fracties heeft opgemerkt dat ik niet op alle vragen, gesteld in het voorlopig verslag, ben ingegaan; dit vloeit voort uit deze door mij gekozen opstelling. In deze nota zal ik ingaan op de in het eindverslag gemaakte opmerkingen en gestelde vragen, en op deze wijze, waar nodig, mijn keuze nogmaals toelichten. Daarbij ben ik van mening dat, zonder overigens afbreuk te doen aan de rechten van de Kamer, voorkomen moet worden dat in deze fase van de herindeling de jarenlange discussies opnieuw gevoerd worden. Bij mijn beoordeling van de onderhavige herindeling heb ik mij en wil ik mij laten leiden door de voorstellen van de provincie Zuid-Holland. Het provinciebestuur is immers niet tot deze voorstellen gekomen dan na een uitgebreide en zorgvuldige procedure waarbij alle betrokkenen hun visie hebben kunnen geven en toelichten. Dat ik niet serieus op alternatieven inga of geen aandacht zou schenken aan de (scherpe) kritiek vanuit de Krimpenerwaard mag uit deze opstelling niet worden afgeleid. Ik betreur het dat de leden van de R.P.F, fractie deze conclusie op deze wijze onder woorden brengen.

TERRITORIALE ASPECTEN

Ouderkerk

De recentelijk geuite wens van de gemeenten Gouderak en Moordrecht om te worden samengevoegd, heeft de volle aandacht van de fracties die in het eindverslag aan het woord komen; overigens zonder een gelijkluidende richting in de opmerkingen. De positie van de gemeente aan den IJssel is in dit verband van belang. De leden van de fractie van de P.v.d.A. vernemen graag het oordeel van de regering over indeling van deze gemeente bij het te vormen Nederlek. De leden van de C.D.A.-fractie vragen hoe ik sta tegenover een combinatie van Gouderak, Ouderkerk aan den IJssel en Moordrecht; ook de leden van de V.V.D.-fractie stellen deze combinatie boven een toevoeging van Ouderkerk aan den IJssel aan Nederlek. De leden van de fractie van de R.P.F, vinden de combinatie Ouderkerk aan den IJssel/Gouderak niet voor de hand liggend, de combinatie van de drie gemeenten zelfs onbespreekbaar. De leden van de fractie van de S.G.P. verwerpen de gedachte van samen- voeging van Moordrecht en Gouderak, maar kunnen instemmen met de combinatie van Gouderak met Ouderkerk aan den IJssel. De G.P.V.-fractie ten slotte vindt het niet juist in dit stadium Moordrecht te betrekken bij de herindeling van de Krimpenerwaard. Dit laatste aspect telt ook voor mij zwaar. De gemeentewet kent een zorgvuldige procedure inzake gemeentelijke herindeling, en enkele provin- cies, waaronder Zuid-Holland, hebben daarvóór nog een niet in de wet geregelde procedure in het leven geroepen ten einde volop de gelegenheid te bieden aan betrokkenen om hun standpunt te geven. Door nu plotseling

Tweede Kamer, vergaderjaar 1983-1984, 17 639, nr. 8 2 in de laatste fase van het herindelingsproces een volstrekt nieuwe variant op tafel te leggen, wordt de zorgvuldigheid geweld aangedaan. In de memorie van antwoord heb ik desondanks - op verzoek van enkele fracties - enkele opmerkingen aan deze nieuwe variant gewijd, en daarbij de positie van de gemeente Ouderkerk aan den IJssel centraal gesteld. Deze gemeente heeft laten weten samenvoeging met (alleen) Gouderak als de minst slechte oplossing te zien. Hoe de keuze van Ouderkerk aan den IJssel uit zou vallen als ze een keuze moet maken voor samenvoeging met de combinatie Moordrecht/Gouderak respectievelijk Krimpen aan de Lek/ is mij niet bekend. Stappen in de richting van samenvoeging van Gouderak en Moordrecht heb ik, vooruitlopend op een uitspraak van de Kamer, niet genomen; dit in antwoord op vragen van de leden van de R.P.F.-fractie. Deleden van de fractie van de V.V.D. vinden een samenvoeging met de nieuw te vormen gemeente Nederlek minder voor de hand liggend. Met deze leden ben ik - voorshands - van oordeel dat dan de samenvoeging van de drie gemeenten Ouderkerk aan den IJssel, Gouderak en Moordrecht de voorkeur verdient, omdat op die wijze de banden tussen Ouderkerk aan den IJssel en Gouderak worden gecontinueerd. Ook de financiële positie van deze drie-combinatie is gunstig. Zou deze variant de voorkeur van de Kamer verwerven, dan is hieraan op twee manieren vorm te geven: a. de samenvoeging van Gouderak en Ouderkerk aan den IJssel vindt doorgang middels vaststelling van het onderhavige wetsontwerp, waarbij nadrukkelijk ware rekening te houden met de toetreding van de gemeente Moordrecht op zo kort mogelijke termijn, b. de gemeenten Gouderak en Ouderkerk aan den IJssel blijven - voorlo- pig - buiten de herindeling, terwijl de procedure in gang wordt gezet voor samenvoeging van de drie gemeenten tot een nieuwe gemeente. Van deze, vooralsnog hypothetische, alternatieven gaat mijn voorkeur nadrukkelijk uit naar de eerste mogelijkheid. Op die wijze is gewaarborgd dat ook aan de westzijde van de Krimpenerwaard een (tussen)besluit wordt genomen. Aan vrijblijvendheid ten opzichte van met name de gemeente Ouderkerk aan den IJssel is beslist geen behoefte. De leden van de fractie van het C.D.A. vroegen ter zake of in geval van een drie-combinatie wel van een gemeente met samenhang gesproken kan worden. Ik meen dat deze vraag positief beantwoord kan worden. Van belang zijn de objectieve omstandigheden en de instelling van de betrokke- nen, zowel op het moment voor de indeling, maar zeker ook daarna. Voor Gouderak en Moordrecht zijn de objectieve omstandigheden (doorsnijding door de IJssel) minder gunstig, maar is de wil sterk aanwezig; voor Gouderak en Ouderkerk aan den IJssel gelden de huidige banden als een gunstig vertrekpunt. Alles overziende handhaaf ik mijn visie op de samen- voeging van Gouderak en Ouderkerk aan den IJssel, en spreek ik mijn bereidheid uit om vervolgens de toevoeging van Moordrecht aan de nieuwe gemeente Ouderkerk, indien dat door de Kamer wordt gewenst, zo snel mogelijk te bevorderen. Op de positie van Ouderkerk aan den IJssel ten opzichte van de gemeente Nederlek ga ik hieronder in.

Krimpen aan den IJssel

De G.P.V.-fractie wil nader weten wat wordt bedoeld met de in de memorie van antwoord gegeven reactie inzake de bouwcapaciteit van Krimpen aan den IJssel. Deze reactie was voorzichtig geformuleerd. De bouwcapaciteit is naar verwachting ook na de eerste jaren toereikend. Op langere termijn is te verwachten dat de vraag stabiliseert; zou dit niet het geval zijn, dan kan altijd ook naar ruimte elders binnen het Rijnmondgebied worden uitgezien. De leden van de fractie van de V.V.D. kondigden het voornemen aan het wetsvoorstel zodanig te wijzigen dat de begraafplaats van Krimpen aan den IJssel op het grondgebied van die gemeente komt te liggen. Als

Tweede Kamer, vergaderjaar 1983-1984, 17 639, nr. 8 3 gemeld in de memorie van antwoord is de noodzaak hiertoe in mijn ogen niet dwingend. Het voornemen van de bovengenoemde leden stuit echter evenmin op overwegende bezwaren.

Nederlek

De leden van de fractie van het C.D.A. kunnen zich niet aan de indruk onttrekken dat het getalscriterium de doorslag heeft gegeven om ook de gemeenten Krimpen aan de Lek en Lekkerkerk bij de herindeling te betrekken. Het getalscriterium van 10 000 inwoners is - zoals u bekend is - voor mij een ijkpunt zonder dat dit tot een ongenuanceerde toepassing zal leiden. Voor Krimpen aan de Lek en Lekkerkerk (beide gemeenten met minder dan 8000 inwoners) geldt dat samenvoeging de bestuurlijke mogelijkheden zal verruimen, terwijl ook het financiële perspectief van de nieuwe gemeente rooskleurig mag worden genoemd. Ten overvloede herhaal ik dat dit geen kritiek is op het functioneren tot nu toe. Maar in een herindeling van de Krimpenerwaard past een samengaan van deze twee gemeenten, waarbij de vergelijkbare grootte in mijn ogen zeker niet als een nadeel behoeft te worden uitgelegd. Ook al is er voorafgaand aan de herindeling wellicht sprake van enigszins gespannen verhoudingen, vanuit de gelijkwaardigheid kunen mogelijke competentiegeschillen naar ik verwacht in goed overleg worden opgelost. Vanuit deze gedachten ben ik van oordeel dat samenvoe- ging van Lekkerkerk en Krimpen aan de Lek verantwoord is; een «bij voorbaat» ingenomen stelling om deze gemeenten niet zelfstandig te laten, waarvan de G.P.V.-fractie spreekt, kan dit niet genoemd worden. Ik heb er begrip voor als gemeenten zich uitspreken voor hun zelfstandig- heid; dit is in zekere zin een natuurlijke gang van zaken. Ik verwacht daarnaast dat, als er nieuwe eenheid is gecreëerd, gemeenten zich snel aan die situatie zullen (kunnen en ook willen) aanpassen. Aan die verwachting heb ik uitdrukking gegeven toen ik sprak van «realiteitszin»; dat ik dit al te gemakkelijk hanteer bestrijd ik de leden van de R.P.F.-fractie. Nogmaals wil ik hier uitdrukkelijk verklaren dat ik besef dat een herindeling een ingrijpende ervaring is voor de betrokken gemeenten. De vragen die worden gesteld en de kanttekeningen die zijn gemaakt raken zonder twijfel soms problemen die zijn te verwachten bij, en kort na, een herindeling. Niet-herindeling zal echter op termijn nog grotere nadelen brengen. Zo zal bij voorbeeld een gemeente Nederlek, ruim 13 000 inwoners, waar nodig, een sterk tegenspel kunnen bieden tegen een buurgemeente als Krimpen aan den IJssel, dat met 28 000 inwoners toch nog tweemaal zo groot blijft. Ook het tegenspel ten opzichte van provincie en Rijk kan beter worden. De sterke mate van verstedelijktheid van laatstgenoemde gemeente maakt - zoals de leden van de fractie van de V.V.D. terecht opmerken - dat samenvoeging met Krimpen aan den IJssel moet worden voorkomen, omdat het landelijk karakter van de Krimpenerwaard behouden moet blijven. Overigens herhaal ik - ingevolge het verzoek van de fractie van de P.v.d.A. om een oordeel te geven over een eventuele indeling van Ouderkerk aan den IJssel bij Nederlek - mijn opmerking uit de memorie van antwoord, dat een combinatie van Ouderkerk aan den IJssel, Lekkerkerk en Krimpen aan de Lek op zich een mogelijke is. Dit is, als Ouderkerk aan den IJssel niet met Gouderak samengevoegd wordt, te preferen boven het niet-nemen van een beslissing inzake Ouderkerk aan den IJssel. In eerdere fasen bleek deze variant een serieuze mogelijkheid, die vooral is verlaten om de samenvoeging van Gouderak met Ouderkerk mogelijk te maken. Het overeenkomstige landelijke karakter van deze drie gemeenten, de goede verbindingen en het te zamen vormen van een groene gordel om Krimpen aan de IJssel zijn hiervoor de argumenten. De gemeente Krimpen aan de Lek heeft laten weten al geruime tijd een reguliere gemeentesecretaris te hebben. Ten onrechte stond in bijlage 1 bij de memorie van antwoord een waarnemend secretaris vermeld. Ik bied de

Tweede Kamer, vergaderjaar 1983-1984, 17 639, nr. 8 4 Kamer op deze plaats ook gaarne een actualisering van (en gedeeltelijk een correctie op) de in die bijlage geleverde rangniveaus der gemeentesecreta- rissen. De kolom onder «12» geeft aan dat in de opgesomde plaatsen een (waarnemend) secretaris is; het rangniveau van deze functionarissen is respectievelijk 12, 12, 11, 10, 10, 11, 11, 11.

Vlist

De leden van de fractie van het C.D.A. vragen mijn opvatting over de variant waarbij de gemeente Berkenwoude niet bij de nieuwe gemeente Vlist komt, maar samen met Bergambacht en Ammerstol één gemeente gaat vormen. Uit de vraagstelling van deze leden klinkt enige voorkeur voor deze variant door. Dit is opmerkelijk, aangezien deze leden op blz. 14 van het voorlopig verslag de nodige bedenkingen tegen deze combinatie hebben uitgesproken; het kwam hen toen voor dat deze variant slechts om getalsmatige redenen was ingegeven; een bestuurlijke afweging hadden zij niet aangetroffen; de leden wezen er toen voorts op dat zowel Berkenwoude als Ammerstol de variant van de hand wezen. Ik sluit me bij die opvatting aan. Een keuze voor deze variant is, gelet op de andere mogelijkheid, niet te prefereren, omdat het niet juist is de band tussen Berkenwoude en Stolwijk te doorsnijden. Vragen van de leden van de C.D.A.-fractie inzake de evenwichtige gemeentevorming en de spreiding der kernen lijken mij, gelet op mijn vertrouwen in de hiervoor al eerder genoemde realiteitszin van een nieuwe gemeente, ook voor deze combinatie positief beantwoord te kunnen worden; relatief zijn die kansen voor de nieuwe gemeente Vlist mijns inziens echter aanmerkelijk beter dan die voor de genoemde variant. De band tussen Berkenwoude en Stolwijk is een goede basis voor een herindeling van deze twee gemeenten tot een (deel van een) nieuwe gemeente. De buurtbus die een goede verbinding tussen deze twee gemeenten realiseert, moge hiervan een voorbeeld zijn. Op grond van argumenten gemeld in de memorie van antwoord, en op grond van mijn visie op de gemeentelijke bestuurslaag, houd ik vast aan de vorming van de voorgestelde nieuwe gemeente Vlist. Dit is bovendien een variant waarbij ook de financiële positie van de nieuwe gemeente gunstiger is dan bij varianten waarover de leden van de fractie van het C.D.A. en ook die van de S.G.P. spreken, nl. tweedeling van de voorgestelde gemeente Vlist, waarbij combinaties Berkenwoude/Stolwijk en Haastrecht/Vlist uit de bus komen. Van laatstgenoemde combinaties zijn de saldi per inwoner respectievelijk —f 17,28 en -f 35,71; het saldo per inwoner bij de hier besproken combinatie Bergambacht, Ammerstol en Berkenwoude bedraagt - f23,47. Ter vergelijking: het saldo per inwoner bij de voorgestelde gemeente Vlist bedraagt -f 12,43. Overigens ben ik het geheel met de leden van de V.V.D.-fractie eens wanneer deze stellen dat zij geen voorstander zijn van het twee aan twee samenvoegen (van de «Vlist-gemeente»); de offers van een ingrijpend proces van herindeling zouden in hun (en mijn) ogen dan niet opwegen tegen de kleine eenheden welke dan ontstaan. De leden van de S.G.P.-fractie zagen een moeilijkheid in het feit dat de gemeente Haastrecht, die in artikel 18, derde lid, wordt belast met de voorbereiding van de verkiezingen, op dit moment minder inwoners telt dan de gemeente Stolwijk, die - als de herindelingsplannen volgens mijn voorstel doorgang vinden - bij diezelfde verkiezingen betrokken is. Ik ervaar dit niet als een moeilijkheid. De gemeente Haastrecht is door deze nieuwe situatie niet minder in staat de haar toebedachte taak te vervullen. Dat de gemeente Stolwijk deze taak plotseling zou moeten overnemen nu zij voor het eerst sinds jaren meer (7) inwoners telt, is onjuist; het is geen dwingende eis dat de bevolkingsomvang de toedeling van deze taak bepaalt. Een wijziging van het wetsvoorstel wordt door mij derhalve niet overwogen.

Tweede Kamer, vergaderjaar 1983-1984, 17 639, nr. 8 5 Schoonhoven

De leden van de fracties van de P.v.d.A., het C.D.A., de V.V.D., de S.G.P., alsmede de fractie van het G.P.V. lijken in meerdere of iets mindere mate te voelen voor een zelfstandig laten van de huidige gemeente Schoonhoven. Het argument hiervoor wordt gevonden in het aanwezig geachte grote verschil tussen enerzijds Schoonhoven en anderzijds de combinatie Bergambacht/Ammerstol. Op dit punt wil ik gaarne enkele kanttekeningen maken. De gemeente Schoonhoven is weliswaar een stad in de zin dat zij stadsrechten heeft, en deze gemeente is inderdaad met 10600 inwoners groter dan de twee andere genoemde gemeenten, maar het lijkt me toch te ver gaan om de tegenstelling te zeer uit te spinnen. Ook de band tussen Bergambacht en Ammerstol is niet zodanig dat samenvoeging met Schoonhoven te zeer de structuur van deze gemeenten zou verstoren. Ook deze kleinere plaatsen kennen immers een zekere uitbreiding in de afgelopen jaren, alsmede «import» van bewoners van buiten de gemeente. Anderzijds behoeft de door verschillende leden naar voren gebrachte omstandigheid dat de gemeente Schoonhoven heeft laten blijken geen behoefte te hebben aan herindeling, geen doorslaggevende betekenis te hebben voor een herinde- lingsplan dat juist door een streekgewijze benadering beoogt een goede afweging voor het gehele gebied te bereiken. Bergambacht en Ammerstol participeren in 14 gemeentelijke regelingen waar ook Schoonhoven deel van uitmaakt. Dit is evenzeer een aanduiding dat samenvoeging van deze drie gemeenten niet «wezensvreemd» is voor hen. De leden van de fractie van de R.P.F, vragen waarom wel een gemeente Ouderkerk kan worden gevormd en een samenvoeging van Bergambacht en Ammerstol door mij wordt afgewezen. De nieuwe gemeente Ouderkerk is inderdaad niet groot; een oplossing waarbij een grotere combinatie wordt gerealiseerd heeft dan ook mijn voorkeur. In het gehele plan voor de Krimpenerwaard bleek het echter niet goed mogelijk ook in de noordwest- hoek tot een optimale oplossing te komen. In mijn ogen is dit in het oosten wel het geval; er dient derhalve niet volstaan te worden meteen kleinschalige combinatie als een verantwoorde iets minder kleinschalige variant, die goed past binnen de totaalvisie op de bestuurlijke organisatie, zich aandient. Ik moet dan ook hier concluderen dat ik door de reacties van de leden in het eindverslag niet kan worden afgebracht van de gedachte dat de vorming van Groot-Schoonhoven een verantwoord onderdeel is van het onderhavige wetsvoorstel. Dat ook het saldo per inwoner een gunstig beeld laat zien, ( + f 0,34), versterkt mij in deze keuze. De financiële situatie dient immers zo mogelijk niet al bij de start (te) negatief te zijn. Ik besef echter dat er leden van de fracties, aan het woord in het eindver- slag, zijn die niet overtuigd kunnen worden door het bovenstaande. Ik zou dit betreuren, maar wil met klem een beroep doen op deze leden om, zo zij ook bij nader inzien niet mijn voorstel willen aanvaarden op het onderdeel Schoonhoven, hiermee niet tevens ook andere delen van het voorstel aan te tasten. In concreto betekent dit dat naar mijn oordeel de gemeente Vlist in ieder geval tot stand dient te komen.

Verbeteringen

De leden van de fractie van de S.G.P. vragen, terecht, opnieuw aandacht voor de situatie rond de Willenskade bij Gouda; het is duidelijk de bedoeling geweest, en dit is met zoveel woorden in de memorie van antwoord herhaald, dat het gedeelte van de Willenskade dat in Haastrecht ligt tot de gemeente Gouda komt te behoren. Derhalve zal bij nota van verbetering in artikel 2, tweede lid, onder IVa de aanduiding; «sectie E, nrs. 456 en 457» alsnog gewijzigd worden in: sectie E, nrs. 456 en 467. Voorts is gebleken dat in artikel 2, tweede lid, onder IV een klein gedeelte van de grensbeschrijving ontbrak; deze omissie wordt hersteld.

Tweede Kamer, vergaderjaar 1983-1984, 17 639, nr. 8 6 Tevens zal in hetzelfde artikel 2, bij het derde lid, onder I, «Schoonhoven» gewijzigd worden in «Vlist», aangezien duidelijk is dat Gouda nergens aan de gemeente Schoonhoven komt te grenzen. De leden van de S.G.P.-fractie komen eveneens terug op het door hen eerder aangesneden punt van de (voormalige) bouwlokatie tussen Krimpen aan den IJssel en Ouderkerk aan den IJssel. In de memorie van antwoord is bedoeld dat het bouwperceel zou worden doorsneden indien de huidige grens blijft gehandhaaft; om deze lokatie beschikbaar te houden voor woningbouw binnen één gemeente, geef ik er sterk de voorkeur aan om de grens niet, zoals door de leden van de S.G.P.-fractie is voorgesteld, zoveel mogelijk de huidige gemeentegrens te doen volgen, maar om de kadastrale percelen van de bouwlokatie heen te leggen. De leden van de S.G.P.-fractie hebben voorts nog twee vragen gesteld waarbij de in de gemeentewet genoemde inwonertallen betrokken zijn. Het aantal raadsleden wijzigt, zoals bekend, bij overschrijding van de 3000-, 6000-en 10 000-grens. Hiervan is de laatste jaren in de Krimpenerwaard geen sprake geweest. De tweede vraag heeft betrekking op gecombineerde functies van burgemeester of secretaris, zoals bedoeld in artikel 3 van de gemeentewet. Dergelijke functies zijn in bepaalde praktijksituaties een oplossing voor problemen bij het functioneren van een gemeente. Als structurele benade- ring wijs ik dit voorstel van de hand, omdat een dergelijke combinatie de zelfstandigheid van de gemeente, die ik met de herindeling juist hoop te bevorderen, nietten goede komt.

Financiële aspecten

Met genoegen heb ik kennis genomen van de waardering die spreekt uit het eindverslag voor de uitvoerige aandacht die in de memorie van antwoord is besteed aan de financiële aspecten van de onderhavige herindeling. Met de leden van de fractie van de V.V.D. ben ik van mening dat een spoedige afhandeling van het onderhavige wetsontwerp is verge- makkelijkt nu meer inzicht bestaat in de financiële gevolgen van het wetsontwerp en mogelijke varianten. Zo wordt het mogelijk dat bij de uiteindelijke besluitvorming over de indeling van de Krimpenerwaard de financiële aspecten uitdrukkelijk worden meegewogen. Door de leden van de fractie van de P.v.d.A. wordt gevraagd hoe de bestuurskosten van een gemeente van 8000 inwoners zich verhouden met die van gemeenten tussen de 10000 en 20000 inwoners. Volgens cijferma- teriaal van het CBS verlopen deze bestuurskosten zoals verantwoord op begrotingshoofdstuk II, Algemeen Beheer, als volgt:

Grootteklasse naar aantal inwoners1

Minder dan 5000 tot 10 000 tot 20 000 tot Nederland 5000 10 000 20 000 50 000 f 281,95 f 241,05 f 213,26 f 226,45 f 240,81

' Zie Statistiek der gemeentefinanciën CBS, begrotingen 1982, blz. 33.

Ik wil bij dit cijfermateriaal opmerken dat de bestuurskosten per inwoner uiteraard niet trapsgewijs aflopen, maar het in feite gaat om een continu verlopende curve. In dit verband wil ik ook ingaan op een door de leden van de C.D.A. fracties gemaakte opmerking. Het is voor deze leden nog maar zeer de vraag of «door schaalvergroting» de produktie «van gemeen- telijke voorzieningen efficiënter en dus voordeliger kan plaatsvinden». Bij de gekozen schaal van de voorgestelde gemeenten mag naar mijn mening wel degelijk een positief effect van de schaalvergroting worden verwacht.

Tweede Kamer, vergaderjaar 1983-1984, 17 639, nr. 8 7 Dit hoeft zich niet alleen te uiten in lagere kosten, maar kan wanneer de voordelen van schaalvergroting worden benut ook leiden tot een hoger voorzieningenniveau. Uiteraard kunnen er bepaalde omstandigheden aanwezig zijn die de feitelijke uitkomsten bij een individuele gemeente aanzienlijk van de CBS-gelden kunnen doen afwijken. Dit kan uiteraard ook gelden voor een gemeente die niet bij een gemeentelijke herindeling is betrokken. De leden van de fractie van de P.v.d.A. vragen zich af of de dotatie van f 13 min. aan het Gemeentefonds voldoende is om de realisering van al de in procedure zijnde wetsontwerpen voor herindeling van gemeenten van een zo pijnloos mogelijke start te verzekeren. De f 13 min. is inderdaad gebaseerd op een raming van de benodigde middelen voor de z.g. startbij- drageregeling voor de gemeenten die per 1 januari 1984 en in de komende jaren naar verwachting bij een herindeling zullen worden betrokken. Derhalve is rekening gehouden met de benodigde middelen voor een startbijdrage voor de gemeenten conform het onderhavige wetsontwerp. De leden van de fractie van de P.v.d.A. vragen of de uitgaven op de kapitaaldienst niet het gevaar lopen te weinig aandacht te krijgen. Daarbij wordt verwezen naar het naijlend effect van mogelijke investeringen gedaan in de laatste paar jaar voor de herindeling. Als ik het goed zie doelen de leden van de fractie van de P.v.d.A. op het z.g. potverteren. Gemeenten die kort voor een herindeling nog snel een aantal voorzieningen realiseren waarvan de exploitatie en kapitaallasten de financiële positie van de nieuwe gemeente verzwakken. Naar mijn mening bezitten de colleges van gedeputeerde staten vide uitoefening van het begrotingstoezicht mogelijkheden dit potverteren zoveel mogelijk te voorkomen. Op een verzoek van de heer Hummel van de P.v.d.A. gedaan tijdens de parlementaire behandeling van de herindeling van de Hoeksche Waard is hierover contact opgenomen met de provinciale besturen. In PlO-verband is over deze problematiek met de staatssecretaris gesproken op 26 april jl. De provinciale besturen menen over voldoende instrumenten te beschikken om potverteren te kunnen tegengaan. Door de leden van de fractie van de S.G.P. wordt terecht geconstateerd dat in bijlage 2 de kosten van raadhuizen buiten beschouwing zijn gelaten. Ik wil deze leden er echter op wijzen dat ik aangegeven heb ik welke mate de nieuwe gemeenten in de Krimpenerwaard in aanmerking komen voor een z.g. startbijdrage. De werking van deze geobjectiveerde regeling is zo gekozen dat extra kosten van huisvesting door deze startbijdrage kunnen worden opgevangen. Ik meen er dan ook goed aan gedaan te hebben deze kosten buiten beschouwingte hebben gelaten. Het behoorttot de autonomie van de gemeente te bepalen tot welke omvang aanpassing van de huisves- ting moet plaatsvinden. De extra uitkeringen uit het Gemeentefonds ten behoeve van deze startbijdrage worden opgevangen binnen de reeds eerdergenoemde f 13 min. die aan dit fonds structureel zal worden toege- voegd. In de memorie van antwoord heb ik er reeds op gewezen dat een gemeentelijke herindeling voor een gemeente ook in financieel opzicht een ingrijpende operatie is. De overgangsproblematiek vergt van de betrokken gemeenten een zeer aanzienlijke inspanning. De leden van de S.G.P. vragen zich af of er naast de huisvestingskosten nog andere kosten gemaakt dienen te worden. In de memorie van antwoord heb ik er reeds op gewezen dat er éénmalige uitgaven gedaan moet worden: de z.g. frictie- kosten. Daarbij kan worden gedacht aan inschakeling van een organisatie adviesbureau, nieuwe plaatsnaamborden e.d. Voor de opvang van deze kosten kan gebruik worden gemaakt van de extra middelen op grond van de verfijning wijziging gemeentelijke indeling. Ook kan soms gebruik worden gemaakt van het positief saldo besparing bestuurskosten en mutatie algemene uitkering. De leden van de fractie van de S.G.P. hebben een vergelijking gemaakt tubsen de financiële gevolgen van de Vlist-gemeente volgens het wets-

Tweede Kamer, vergaderjaar 1983-1984, 17 639, nr. 8 S ontwerp en door deze fractie voorgestelde combinaties Haastrecht/Vlist en Stolwijk/Berkenwoude. Een reële vergelijking vraagt echter dezelfde vergelijkingsbasis. Aangezien ik de financiële gevolgen van mogelijke alternatieve indelingen heb gepresenteerd door middel van het saldo mutatie algemene uitkering uit het Gemeentefonds en besparing bestuurs- kosten dient ook op de basis van deze cijfers de vergelijking met het wetsontwerp te worden gemaakt. Dit geeft het volgende beeld:

Mutatie Besparing Saldo Saldo per algemene bestuurs- inwoner uitkering kosten

Vlist (wets- ontwerp) - f 402 000 + f 26f. 000 - f 136 000 - f 12.43 Berken- woude/ Stolwijk - f 182 000 + f 81 000 - f 101 000 - f 17,28 Vlist/ Haastrecht - f 185 000 + f 4 000 - f 181 000 - f 35,71

Totaal alter- natieven S.G.P. - f 367 000 + f 85 000 - f 282 000

De door de leden van de S.G.P.-fractie genoemde varianten hoeven ondanks de relatief aanzienlijke achteruitgang van respectievelijk f 17,28 en f35,71 per inwoner bij een verstandig financieel beleid van de nieuwe gemeentebesturen niet tot onoverkomelijke financiële problemen te leiden. Gelet op het feit dat de door het provinciaal bestuur van Zuid-Holland genoemde en in het wetsontwerp neergelegde indeling zoveel betere financiële uitkomsten biedt zou de keuze voor de door de S.G.P.-fractie genoemde varianten echter wel erg onlogisch zijn. Dit zou een miskenning betekenen van het toegenomen gewicht dat ook de Kamer wenst toe te kennen aan de financiële gevolgen van gemeentelijke herindelingen. De leden van de fractie van de R.P.F, vragen zich af waarom herindeling van provincies op financiële gronden is stopgezet en gemeentelijke herindelingen niet. Ik wil er deze leden op wijzen dat de invalshoek van beide operaties een verschillende is, waardoor ook de financiële conse- quenties zo verschillend zijn. Zo zou de vorming van een nieuwe provincie ook de formatie van een geheel nieuw bestuursapparaat noodzakelijk maken. Dit zou ceteris paribus dienen te leiden tot toevoeging van in de eindsituatie f38 min. structureel aan het Provinciefonds. Herindeling van gemeenten heeft nu juist een tegenovergesteld effect, waardoor per saldo besparingen op moeten kunnen treden. De leden van de fractie van de R.P.F, komen nogmaals terug op de berekeningen van drs. W. Heemskerk. Mij is gebleken dat deze berekeningen niet afkomstig zijn van drs. Heemskerk, maar van de hoofddirecteur van de VNG prof. drs. E. L. Berg. In een artikel uit de Nederlandse Gemeente van 5 december 1985 over de kosten van de bestuurlijke reorganisatie wordt daarover het volgende gezegd «Op basis van een vrij gedetailleerde berekening van de kosten van herindeling van de gemeenten die leidde tot Zaanstad, bedragen deze kosten bij ruwe extrapolatie f400 min». Zonder de onderbouwing van dit cijfer te kennen, wil ik hier toch een opmerking bij maken. Naar mijn mening is de gemeentelijke herindeling waaruit Zaanstad is ontstaan om een aantal redenen niet vergelijkbaar met die van de Krimpenerwaard. Daardoor is ook het extrapoleren van cijfers niet goed mogelijk. Zo is Zaanstad na herindeling een gemeente van zo'n 130000 inwoners, terwijl het in de Krimpenerwaard gaat om veel kleinere gemeenten die zullen ontstaan. Daarnaast is de financiële positie van de gemeente Zaanstad wel een hele bijzondere. Zo werd de gemeente onder meer in de

Tweede Kamer, vergaderjaar 1983-1984, 17 639, nr. 8 9 problemen gebracht door de oude tekorten van de rechtsvoorgangers van de gemeente Zaanstad. Bij herindeling in de Krimpenerwaard is hiervan geen sprake.

De minister van Binnenlandse Zaken, J. G. Rietkerk

Tweede Kamer, vergaderjaar 1983-1984, 17 639, nr. 8 10