bestemmingsplan Buitengebied - Schoterlandseweg 11 te Mildam ontwerp bestemmingsplan Buitengebied - Schoterlandseweg 11 te Mildam ontwerp 15-12-2020 bestemmingsplan Buitengebied - Schoterlandseweg 11 te Mildam

Inhoudsopgave

Toelichting 5

Hoofdstuk 1 Inleiding 7 1.1 Aanleiding 7 1.2 Ligging plangebied 7 1.3 Geldend juridisch-planologisch kader 7 1.4 Strijdigheid en medewerking gemeente 8 1.5 Leeswijzer 8

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving 9 2.1 Bestaande situatie 9 2.2 Planvoornemen 10

Hoofdstuk 3 Beleidskader 13 3.1 Rijksbeleid 13 3.2 Provinciaal beleid 13 3.3 Gemeentelijk beleid 14

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten 17 4.1 Bedrijven- en milieuzonering 17 4.2 Geluid 18 4.3 Water 18 4.4 Bodem 19 4.5 Erfgoed 19 4.6 Ecologie 22 4.7 Externe veiligheid 23 4.8 Luchtkwaliteit 23 4.9 Verkeersafwikkeling en parkeren 24 4.10 Overig 24

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving 27 5.1 Algemeen 27 5.2 Inhoud van de regels 27

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid 29 6.1 Economische uitvoerbaarheid 29 6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid 29 Bijlagen bij de toelichting 31

Bijlage 1 Inrichtingstekening 33

Bijlage 2 Watertoets 37

Bijlage 3 Archeologisch bureauonderzoek 43

Bijlage 4 Ecologische inventarisatie 71

Bijlage 5 AERIUS-berekening 83 Regels 101

Hoofdstuk 1 Inleidende regels 103 Artikel 1 Begrippen 103 Artikel 2 Wijze van meten 107

3 bestemmingsplan Buitengebied - Schoterlandseweg 11 te Mildam

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels 109 Artikel 3 Agrarisch - Agrarisch aanverwante bedrijven 2 109

Hoofdstuk 3 Algemene regels 113 Artikel 4 Anti-dubbeltelregel 113 Artikel 5 Algemene gebruiksregels 115 Artikel 6 Algemene afwijkingsregels 117 Artikel 7 Algemene wijzigingsregels 119

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels 121 Artikel 8 Overgangsrecht 121 Artikel 9 Slotregel 123 Bijlagen bij de regels 125

Bijlage 1 Lijst van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten 126

Bijlage 2 Inrichtingstekening 129

4 bestemmingsplan Buitengebied - Schoterlandseweg 11 te Mildam

Toelichting

5 bestemmingsplan Buitengebied - Schoterlandseweg 11 te Mildam

6 bestemmingsplan Buitengebied - Schoterlandseweg 11 te Mildam

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het paardenopfokbedrijf SH Sporthorses wil op het perceel aan de Schoterlandseweg 11 te Mildam een rijhal realiseren. Het geldende bestemmingsplan staat het realiseren van deze rijhal niet toe, omdat de bouwmogelijkheden ontoereikend zijn. Om de hal te kunnen bouwen zal dan ook een planologische procedure moeten worden doorlopen. Er is gekozen voor een bestemmingsplanherziening. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in een bestemming 'Agrarisch aanverwante bedrijven' met meer bouwmogelijkheden. Dit plan biedt een kader voor het verlenen van de omgevingsvergunning voor een rijhal en het vergroten van de rijbak. Daarnaast biedt het plan ruimte voor eventuele aanpassingen van het bedrijf.

2 1.2 Ligging plangebied

Het plangebied is gelegen aan de Schoterlandseweg 11 te Mildam (Gemeente ) en omvat de kadastrale percelen 60 en 585, onder sectie N, gemeentecode MDM02 (Mildam). De oppervlakte van het gehele plangebied bedraagt circa 11.000 m . Het plangebied ligt ten westen van de kern Mildam, op de flank van een dekzandrug langs de rivier de Tjonger. Het bedrijf wordt in het zuiden begrensd door de Schoterlandseweg. Verder grenst het plangebied aan de oostzijde aan een tuin behorende bij een woning en aan de noordzijde en westzijde aan percelen grasland.

Figuur 1. Ligging van het plangebied

1.3 Geldend juridisch-planologisch kader

Bestemmingsplan Buitengebied 2007 & correctieve herziening

7 bestemmingsplan Buitengebied - Schoterlandseweg 11 te Mildam

Het geldende bestemmingsplan is het bestemmingsplan Buitengebied 2007 (vastgesteld op 25 juni 2007) in combinatie met de Correctieve herziening van het bestemmingsplan Buitengebied 2007 (vastgesteld op 1 maart 2010).

Figuur 2. Uitsnede van de plankaart (verbeelding) waarin het plangebied is aangeduid

1.4 Strijdigheid en medewerking gemeente

De gronden van het plangebied zijn in de huidige situatie bestemd voor Agrarisch aanverwante bedrijven. Een paardenhouderij is onder deze bestemming toegestaan, maar de gezamenlijke oppervlakte van alle bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande gezamenlijke oppervlakte bedrijfsgebouwen. In het geldende bestemmingsplan is voor dit punt een vrijstellingsbevoegdheid opgenomen: het college kan vrijstelling verlenen indien de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen tot ten hoogste 125% van de bestaande gezamenlijke oppervlakte wordt vergroot. De gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen neemt in de plannen van het bedrijf met meer dan 125% toe, waardoor niet wordt voldaan aan de voorwaarde om vrijstelling te kunnen verlenen. Met het voorliggende bestemmingsplan wordt de overdekte rijhal planologisch mogelijk gemaakt met een bouwregeling waarin de vergrote oppervlakte van de rijhal is verwerkt.

1.5 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 nader ingegaan op het planvoornemen. Hoofdstuk 3 omvat het geldende en relevante ruimtelijke overheidsbeleid in het plangebied. Een beschrijving van de omgevingsaspecten betreffende de planologische en milieukundige randvoorwaarden volgt daarop in hoofdstuk 4. Hoofdstuk 5 betreft de toelichting op de juridische vormgeving van het bestemmingsplan en de hiervoor te volgen procedure. Tot slot wordt in hoofdstuk 6 ingegaan op de (economische en maatschappelijke) uitvoerbaarheid van het plan.

8 bestemmingsplan Buitengebied - Schoterlandseweg 11 te Mildam

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Bestaande situatie

Het plangebied betreft een paardenopfokbedrijf met een woning, een paardenstal, een aantal paardenbakken en twee longeermolens (zie figuur 3). Het bedrijf bestaat uit het fokken, het opfokken en het verhandelen van paarden, evenals het trainen van springpaarden. De trainingswerkzaamheden vinden nu in de open lucht plaats. Daarvoor worden nu twee rijbakken gebruikt. De bestaande kapschuur, waar de paarden in de huidige situatie worden ondergebracht, is oud en voorzien van asbest. In het noordwesten en noordoosten van het plangebied zijn een aantal paardenbakken aanwezig. Tussen de paardenbak en paardenstal aan de westzijde van het plangebied zijn twee longeermolens aanwezig. In het noorden ligt een weiland, verder is de oppervlakte voornamelijk verhard.

9 bestemmingsplan Buitengebied - Schoterlandseweg 11 te Mildam

Figuur 3. Situatietekening van de bestaande situatie (zie ook bijlage 1 bij deze toelichting)

2.2 Planvoornemen

Met regen, kou en duisternis is het trainen van de springpaarden in de open lucht lastig te doen. Om in de toekomst onder betere omstandigheden te kunnen werken, is het plan opgevat om één rijbak te overdekken en de bestaande rijbak te vergroten. Bovendien zal de paardenstal onderdak bieden voor de paarden die nu in de bestaande kapschuur worden gestald. De oude kapschuur wordt gesloopt.

Uitbreiding bedrijfsgebouwen en paardenbak De nieuwe rijhal met paardenstal meet circa 45 x 22.5 m (1.012.5 m2) en komt op poeren te staan, waarbij poergaten worden gegraven tot een diepte van circa 1,0 m. De bestaande paardenbak wordt met 30 m verlengd (zonder omheining).

10 bestemmingsplan Buitengebied - Schoterlandseweg 11 te Mildam

De nieuwe paardenstalling 11.3 x 25.3 m ( 286 m2) biedt stallingsruimte voor 14 paarden. De bestaande bedrijfsbebouwing biedt nog eens stallingsruimte voor eveneens 14 paarden.

Terreininrichting en landschappelijke inpassing Om een goede ruimtelijke kwaliteit te garanderen moet de rijhal op een juiste manier worden ingepast in de kavel en in het landschap. Het is van belang dat rekening wordt gehouden met de bestaande gebiedskenmerken van het buitengebied. Het plangebied ligt in een woudontginningslandschap, met de Schoterlandseweg als ontginningsas.

De bestaande twee meter hoge beukenhaag langs de oostelijke perceelgrens wordt verlengd tot aan de noordelijke perceelgrens. Langs de gehele noordelijke perceelgrens worden nieuwe beuken en berken aangeplant. Aan de zuidzijde zal een nieuwe beukenhaag geplant worden en zal de bestaande rij fruitbomen worden verlengd tot de achterzijde van het perceel.

Figuur 4. Situatietekening in landschappelijke inpassing van de toekomstige situatie met de nieuwe rijhal (zie ook

11 bestemmingsplan Buitengebied - Schoterlandseweg 11 te Mildam bijlage 1 bij deze toelichting)

12 bestemmingsplan Buitengebied - Schoterlandseweg 11 te Mildam

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Het Rijk heeft het beleid inzake de ruimtelijke inrichting en het mobiliteitsbeleid van Nederland tot 2040 vastgelegd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Deze visie is vastgesteld op 13 maart 2012.

De regering maakt ruimte voor groei en beweging en kiest ervoor de invulling van het ruimtelijk beleid voor een belangrijk deel over te laten aan provincies en gemeenten. Daardoor kan het Rijk zich richten op het behartigen van belangen die van nationale en internationale betekenis zijn. De minister vermindert stevig het aantal procedures en brengt eenheid in het stelsel van regels voor infrastructuur, water, wonen, milieu, natuur en monumenten. De ruimtelijke ordening wordt zo dicht mogelijk bij diegene die het aangaat gebracht (burgers en bedrijven) en er wordt meer overgelaten aan gemeenten en provincies ('decentraal, tenzij...'). Dit betekent minder nationale belangen en eenvoudigere regelgeving. Daarbij verwacht het Rijk dat mede-overheden zich eveneens inzetten voor meer eenvoud en verdere integratie op het gebied van ruimtelijke regelgeving. De gemeente is de overheid die het dichtst bij de burger staat en zorg draagt voor een veilige en leefbare woon- en werkomgeving. In het ruimtelijk domein gaat het om de ruimtelijke ontwikkeling van stad en platteland in brede zin, waarbij onder meer belangen ten aanzien van mobiliteit, milieu, natuur, water, economie en wonen worden afgewogen. Het Rijk formuleert drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028) en verbindt hier dertien nationale belangen aan.

Met betrekking tot voorliggende bestemmingsplan kan worden geconcludeerd dat geen van de 13 nationale belangen worden geschaad.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) biedt de basis voor het stellen van algemene regels, op te nemen in een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB). Die regels richten zich primair op gemeenten, die het eerstverantwoordelijke overheidsniveau zijn voor de inhoud van ruimtelijke plannen. In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro, 07-12-2011), ook wel bekend onder de naam AMvB Ruimte, zijn de nationale belangen uit de SVIR voorzien van juridische kaders, waarmee de doorwerking van de nationale belangen op ruimtelijk gebied is geborgd. Uit het Barro blijkt dat voor het planvoornemen en het plangebied geen sprake is van specifieke aspecten van nationaal belang. Wel geldt bij elk ruimtelijk plan nationaal belang 13 met betrekking tot zorgvuldig ruimtegebruik.

Het plan past binnen de wetten, regels en het beleid van het Rijk.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Verordening Romte Fryslân 2014 (geactualiseerd 2018)

Op 21-02-2018 is de wijzigingsverordening Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze wijzigingsverordening is een hernieuwde vaststelling van de verordening uit 2014. In de verordening zijn concrete regels gesteld die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen (uit het streekplan, maar ook daarna opgestelde structuurvisies) doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. In de verordening is onder meer de grens tussen het bestaand stedelijk gebied en landelijk gebied vastgelegd. In stedelijk gebied bestaat een grotere mate van beleidsvrijheid wat betreft de ruimtelijke ordening dan in het landelijk gebied.

In een ruimtelijk plan voor landelijk gebied kan uitbreiding worden toegestaan van een bestaand, niet aan

13 bestemmingsplan Buitengebied - Schoterlandseweg 11 te Mildam het beheer, onderhoud of productievermogen van het landelijk gebied gebonden bedrijf tot maximaal 50% van het bestaande bebouwde oppervlak en maximaal 50% van het bestaande bestemmingsvlak, indien in de plantoelichting is onderbouwd dat het bedrijf milieuhygiënisch en verkeerskundig inpasbaar is in de omgeving en het plan voorziet in een goede inpassing binnen de landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten.

Het plan is niet strijdig met regels uit de Verordening Romte Fryslân. Het voldoet aan de voorwaarden. Het past daarmee binnen de kaders die de provincie heeft gesteld aan ruimtelijke ontwikkelingen.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Bestemmingsplan Buitengebied 2007

Gemeente Heerenveen voert het ruimtelijke beleid voor het plangebied op basis van het geldend bestemmingsplan Buitengebied 2007 (onherroepelijk d.d. 13-05-2009). Voor het plangebied geldt de bestemming 'Agrarisch aanverwante bedrijven'. In artikel 16 van dat plan is geregeld dat binnen het als zodanig bestemd gebied uitsluitend de bestaande gebouwen en overkappingen mogen worden herbouwd. Nadat B&W hiervoor een afwijkingsvergunning hebben verleend, kan de oppervlakte van bestaande gebouwen en overkappingen met in totaal 25% worden vergroot.

Figuur 5. Fragment van de plankaart behorende bij het bestemmingsplan Buitengebied 2007

Op grond van het plan is de volgende maatvoering mogelijk:

14 bestemmingsplan Buitengebied - Schoterlandseweg 11 te Mildam

Andere bouwwerken (geen gebouw zijnde) geldt een bouwhoogte van maximaal 10 m.

3.3.2 Verordening geurhinder en veehouderij Heerenveen

De Wet geurhinder en veehouderij (Wvg) geldt voor veehouderijen en landbouwhuisdieren en is aldus van toepassing op het bedrijf aan de Schoterlandseweg 11. Binnen de Wgv is bepaald dat gemeenten beleidsvrijheid krijgen voor maatwerk. Met een gemeentelijke verordening kan een gemeente haar geurbeleid afstemmen op de ruimtelijke en milieuhygiënische situatie in de gemeente. De gemeente Heerenveen heeft in de Verordening geurhinder en veehouderij bepaald dat de bovengenoemde afstanden worden gehalveerd tot respectievelijk 50 en 25 meter.

3.3.3 Erfgoedverordening Heerenveen

Per 1 januari 2016 is de Erfgoedverordening Heerenveen in werking getreden. De Erfgoedverordening 2016 van de gemeente Heerenveen geeft in artikel 16 aan dat de te verstoren diepte maximaal 0,50 m mag zijn bij ingrepen in gebieden met archeologische (verwachtings)waarden. Omdat de nieuwe rijhal op poeren komt te staan, waarbij poergaten worden gegraven tot een diepte van circa 1,0 m, is er een overschrijding van de te verstoren diepte volgens de Erfgoedverordening. In paragraaf 4.5 wordt hier nader op ingegaan.

15 bestemmingsplan Buitengebied - Schoterlandseweg 11 te Mildam

16 bestemmingsplan Buitengebied - Schoterlandseweg 11 te Mildam

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

In de volgende paragrafen zijn de randvoorwaarden voortkomend uit de omgevingsaspecten voor het plangebied beschreven en beoordeeld op eventuele beperkingen voor het planvoornemen.

4.1 Bedrijven- en milieuzonering

Beleidskader Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening, als uitgangspunt van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), is het waarborgen van voldoende afstand tussen hinderveroorzakende functies, zoals bedrijven en voorzieningen, en hindergevoelige functies, zoals woningen, noodzakelijk. Bij de ruimtelijk-functionele afstemming hiervan kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten (betreffende geluid, geur, stof en gevaar) redelijkerwijs kan worden uitgesloten in gebieden met functiescheiding (omgevingstype 1: rustige woonwijk dan wel rustig buitengebied). De grootst aangegeven afstand is bepalend.

Als aan de gestelde richtafstanden wordt voldaan, is op die punten sprake van een goede ruimtelijke ordening. De genoemde maten zijn evenwel richtinggevend en met een goede motivering kan en mag hiervan worden afgeweken. De richtafstanden zijn overigens niet alleen gekoppeld aan de milieucategorie van een te beoordelen bedrijf / voorziening maar ook aan de karakterisering van de omgeving. Zo kan in geval van een gemengd gebied (omgevingstype 2), waar sprake is van functiemenging in plaats van functiescheiding, worden gewerkt met een verkleinde richtafstand. Hiertoe kan de minimale richtafstand met één afstandsstap worden verkleind.

Toetsing Op basis van de richtafstandenlijst van de VNG publicatie kan het paardenopfokbedrijf met rijhal worden ingedeeld in categorie 3.1 (SBI-2008 0143: 'Fokken en houden van overige graasdieren - paardenfokkerijen'). Voor dit type bedrijf is het aspect geur bepalend voor de minimale afstand tot een milieugevoelig object. Hierbij wordt voor dit bedrijf een minimum afstand van 50 m tot stankgevoelige objecten aanbevolen. Geurhinder Voor het houden van paarden geldt dat voor deze dieren geen geuremissiefactor van toepassing is. In de Wet geurhinder en veehouderij is bepaald (artikel 4) dat de afstand tussen een veehouderij waar dieren worden gehouden van een diercategorie waarvoor niet bij ministeriële regeling een geuremissiefactor is vastgesteld, en een geurgevoelig object: ten minste 100 meter bedraagt indien het geurgevoelige object binnen de bebouwde kom is gelegen, en ten minste 50 meter bedraagt indien het geurgevoelige oblject buiten de bebouwde kom is gelegen.

In een gemeentelijke verordening kan worden bepaald dat de gemeente een andere afstand van toepassing verklaart (artikel 6, lid 3 Wet geurhinder en veehouderij). Dat is voor onderhavig plangebied het geval. De gemeente Heerenveen heeft in de Verordening geurhinder en veehouderij bepaald dat de bovengenoemde afstanden worden gehalveerd tot respectievelijk 50 en 25 meter. In de directe omgeving van de stal zijn voor stank gevoelige objecten gelegen. Het betreft de woningen aan de Schoterlandseweg 9, 13 en 30. De afstand van de woningen tot het dichtstbijzijnde emissiepunt van de stal ligt tussen de 60 en 90 m. Op basis van de bepalingen in de Verordening geurhinder en veehouderij Heerenveen en de in de richtafstandenlijst aanbevolen minimum afstand van 50 m bij dit type bedrijf, zijn geen belemmeringen ten aanzien van het aspect bedrijven- en milieuhinder. Het plan is op dit punt uitvoerbaar.

17 bestemmingsplan Buitengebied - Schoterlandseweg 11 te Mildam

4.2 Geluid

Wet- en regelgeving De Wet geluidhinder (Wgh) is erop gericht om geluidhinder vanwege onder meer wegverkeerslawaai, spoorweglawaai en industrielawaai te voorkomen en te beperken. De Wgh bepaalt dat de 'geluidsbelasting'op gevels van woningen en andere geluidsgevoelige objecten niet hoger mag zijn dan een in de wet bepaalde norm die als voorkeursgrenswaarde wordt aangeduid. Indien binnen een geluidzone nieuwe geluidgevoelige objecten, zoals woningen, worden gerealiseerd, moet door middel van akoestisch onderzoek worden vastgesteld of aan de grenswaarden uit de Wgh wordt voldaan.

Toetsing Voor het plan is nagegaan of toetsing aan de Wet geluidhinder nodig is. Ten aanzien van geluid wordt met het plan geen nieuw geluidsgevoelig object mogelijk gemaakt. Er is dan ook geen noodzaak voor het uitvoeren van een akoestisch onderzoek. Voor de Wet geluidhinder is het voornemen uitvoerbaar.

4.3 Water

Wet- en regelgeving Bij ruimtelijke plannen dient te worden beoordeeld of en in welke mate het plan gevolgen heeft voor de waterhuishouding. Middels een watertoets wordt het planvoornemen in een vroegtijdig stadium ter beoordeling aan het waterschap voorgelegd. Voorliggend planvoornemen valt binnen het beheersgebied van Wetterskip Fryslân. Als gevolg van de bouw van een rijhal neemt de hoeveelheid verhard oppervlak toe met als gevolg een versnelde afvoer van hemelwater. Het is nodig om deze versnelde afvoer te compenseren om de 2 waterberging in een gebied in stand te houden. Dit geldt ook voor toevoegen van oppervlakteverharding die wel past binnen het bestemmingsplan, maar waarvan de grond al meer dan vijf jaar braak ligt en waar in het verleden niet voor gecompenseerd is. Het is verboden zonder watervergunning neerslag versneld tot afvoer te laten komen indien daarbij meer dan 1500 m in landelijk gebied wordt bebouwd of verhard. Er geldt een vrijstelling van de vergunningsplicht wanneer wordt voldaan aan de compensatieregels die zijngenoemd in het wateradvies van Wetterskip Fryslân dat als bijlage bij deze toelichting is opgenomen (Bijlage 2) . De meest voorkomende manier van compenseren is het graven van extra oppervlaktewater. Bij het graven van extra oppervlaktewater is onderstaande tabel van toepassing. Uiteraard is het toepassen van alternatieve maatregelen in het plan ook mogelijk. Afhankelijk van de maatregel kunnen andere normen gelden dan vermeld in het onderstaande tabel.

Toetsing Op 20 november 2019 is het planvoornemen middels de digitale watertoets ingediend bij het Wetterskip Fryslân. Hieruit komt naar voren dat voor dit voornemen een normale watertoetsprocedure moet worden gevolgd. Dit betekent dat het het Wetterskip een wateradvies geeft waarin wordt ingegaan op de wateraspecten en aandachtspunten die gelden voor dit plan.

18 bestemmingsplan2 Buitengebied - Schoterlandseweg 11 te Mildam

2

Er wordt in de nieuwe situatie geen water gedempt. Het bestaande verharde oppervlak wordt wel vergroot met ongeveer 1900 m . Uitgaande van een compensatiefactor van 5% (het gebied ligt binnen de Friese Boezem) zal minimaal 80 m nieuw water aangelegd moeten worden. In de Inrichtingstekening is in de 'nieuwe situatie' rekening gehouden met deze watercompensatie door het realiseren van een nieuwe sloot. Via de regels is de uitvoering daarvan geborgd.

Zoals hiervoor al aangegeven ligt het plangebied binnen de Friese Boezem. Er is in het plangebied een zeer minimale kans op gevolgschade bij een overstroming vanuit de Friese boezem. Het maatgevend boezempeil is op deze locatie bepaald op 0,29 m NAP. Volgens de hoogtekaart ligt het bestaande maaiveld hier ruim boven, zodat geen gevolgschade bij een overstroming vanuit de Friese boezem voor de nieuwbouw wordt verwacht.

In het plan wordt een mestopslag aangelegd. Erfafspoeling wordt voorkomen zodat er geen verontreinigende stoffen vanaf het erf in het oppervlaktewater terecht kunnen komen.

4.4 Bodem

Wettelijk kader In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in de toelichting op een ruimtelijk plan inzicht moet worden verkregen in de uitvoerbaarheid van het plan. Dit betekent dat er onder meer duidelijkheid over de noodzakelijke financiële investering in een (mogelijk noodzakelijke) bodemsanering moet bestaan. Een onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem is derhalve onderdeel van de onderzoeksverplichting bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan. Daarnaast geldt in het kader van een goede ruimtelijke ordening in relatie tot de volksgezondheid dat het bestemmen van gronden met een bodem van onvoldoende milieuhygiënische kwaliteit met een hiervoor gevoelige bestemming, zoals Wonen, in beginsel moet worden voorkomen.

Toetsing De gronden binnen het plangebied kennen geen gevoelige bestemming. Met het oog op de milieuhygienische kwaliteit van de bodem is er geen aanleiding om een (verkennend) bodemonderzoek uit te voeren. Vanuit oogpunt van de milieuhygiënische bodemkwaliteit mag het voorliggende bestemmingsplan uitvoerbaar worden geacht.

4.5 Erfgoed

Beleidskader De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient op grond van voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.

Voor het onderzoek naar erfgoed wordt uitgegaan van de Cultuurhistorische Kaart 2 (CHK2) van de Provinsje Fryslân, waar ook de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) deel van uit maakt. Op deze kaarten is informatie opgenomen over archeologische en cultuurhistorische waarden.

4.5.1 Archeologie

Toetsing Toetsing aan provinciaal advies

19 bestemmingsplan Buitengebied - Schoterlandseweg 11 te Mildam

Op de FAMKE zijn voor het gemeentelijk grondgebied de bekende als wel de te verwachten archeologische waarden aangegeven. Daarbij worden twee verschillende onderzoeksperioden onderscheiden, te weten 2 steentijd-bronstijd en ijzertijd-middeleeuwen. Voor deze onderzoeksperioden geldt respectievelijk het 2 2 advies 'quickscan' en 'karterend onderzoek 3'. Voor de met 'quickscan' en 'karterend onderzoek 3' aangewezen gebieden geldt het vermoeden dat eventuele aanwezige archeologische resten al ernstig zijn verstoord, maar dat is niet bij zekerheid te zeggen. Daarom wordt aanbevolen bij ingrepen die groter zijn dan 5.000 m en dieper reiken dan 0,30 m wel een booronderzoek uit te voeren. Het bouwvlak (circa 2.800 m ) is kleiner dan 5.000 m , maar de bodemverstoring met betrekking tot het boren van de poergaten van 1 meter diep reikt dieper dan 0,30 m. Op basis van de FAMKE zou een archeologisch onderzoek moeten worden uitgevoerd.

Figuur 6. Fragment van de advieskaart archeologie (FAMKE) voor de periode steentijd-bronstijd

20 bestemmingsplan Buitengebied - Schoterlandseweg 11 te Mildam

Figuur 7. Fragment van de advieskaart archeologie (FAMKE) voor de periode ijzertijd-middeleeuwen

Toetsing aan gemeentelijk beleid voor erfgoed In het geldende bestemmingsplan De Erfgoedverordening 2016 van de gemeente Heerenveen is in artikel 16 bepaald dat de te verstoren diepte maximaal 0,50 m mag zijn bij ingrepen in gebieden met archeologische (verwachtings)waarden. Omdat de nieuwe rijhal op poeren komt te staan, waarbij poergaten worden gegraven tot een diepte van circa 1,0 m, is er sprake van een overschrijding van de te verstoren diepte volgens de Erfgoedverordening. Om aan te kunnen tonen dat de archeologische waarden niet in het geding gaan komen is door Steunpunt Monumentenzorg Fryslân een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd betreffende het plangebied. Het rapport van dit onderzoek is als bijlage toegevoegd (Bijlage 3). Doel van het bureauonderzoek is het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting voor het onderzoeksgebied en nagaan of het plan eventueel aanwezige archeologische waarden schade kan toebrengen. De uitkomst van het bureauondezoek is dat het niet nodig om hier nog een Quick scan (Steentijd) plaats te laten vinden. Deze conclusie is gebaseerd op het feit dat booronderzoek in het kader van de verdiepingsslag van de Friese Archeologische Monumentenkaart voor de gemeente Heerenveen heeft uitgewezen dat de bodem van de dekzandrug in dit gebied behoorlijk of zelfs helemaal is verstoord. Een historisch en karterend onderzoek (Middeleeuwen) zal geen archeologische informatie opleveren, omdat het gebied pas in de Late Middeleeuwen in ontginning is genomen en het plangebied pas na 1900 bebouwd is geraakt.

4.5.2 Cultuurhistorie

Voor het inventariseren van cultuurhistorische waarden is gebruik gemaakt van de Cultuurhistorische Kaart Fryslân (CHK). Op deze kaart staan alle elementen en structuren die het ontstaan, het gebruik en de inrichting van het landschap weerspiegelen. Dit zijn aardkundige, archeologische, historischgeografische en bouwhistorische zaken die van belang zijn voor de kennis, beleving en waardering van de ruimtelijke inrichting van de provincie. Het plangebied kent geen bekende cultuurhistorische waarden en/of elementen.

21 bestemmingsplan Buitengebied - Schoterlandseweg 11 te Mildam

4.5.3 Conclusie

Het plan doet geen afbreuk aan archeologische en cultuurhistorische waarden. Het aspect 'erfgoed' staat de uitvoerbaarheid van het plan dan ook niet in de weg.

4.6 Ecologie

Wettelijk kader In het kader van de uitvoerbaarheid van ruimtelijke plannen is het conform artikel 3.1.6 Bro noodzakelijk om aandacht te besteden aan de effecten op natuurwaarden. Effecten dienen te worden beoordeeld in relatie tot geldende wet- en regelgeving op het terrein van soortenbescherming en gebiedsbescherming. Deze beoordeling vindt plaats in relatie tot de Wet natuurbescherming (Wnb) die per 01-01-2017 in werking is getreden en het provinciale gebiedsgerichte natuurbeleid. Voor wat betreft de effecten op natuurwaarden moet onder meer aangegeven worden of er als gevolg van een plan vergunningen of ontheffingen noodzakelijk zijn en, zo ja, of deze verkregen kunnen worden.

Onderzoek Om de uitvoerbaarheid van het plan te toetsen, is een inventarisatie en beoordeling van natuurwaarden uitgevoerd. Het doel hiervan is om na te gaan of aanvullend onderzoek in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) of het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid noodzakelijk is. Naast het raadplegen van bronnen is het plangebied ten behoeve van de inventarisatie op 4 december 2019 bezocht door een ecoloog van BügelHajema Adviseurs. Het rapport van het ecologisch onderzoek is als bijlage bij de toelichting gevoegd (Bijlage 4).

SOORTBESCHERMING Als gevolg van de plannen zullen geen vleermuisverblijfplaatsen of jaarrond beschermde nesten verloren gaan. Negatieve effecten op verblijfplaatsen van vleermuizen en jaarrond beschermde nesten kunnen daardoor uitgesloten worden. Ook treden geen negatieve effecten ten gevolge van de werkzaamheden op het foerageergebied van vleermuizen op. Bij uitvoering van het plan wordt het plangebied mogelijk minder geschikt als foerageergebied voor buizerd en huismus. Het plangebied vormt echter hooguit een klein onderdeel van het foerageergebied van deze soort en bovendien is in de directe omgeving in ruime mate alternatief foerageergebied voor deze soorten aanwezig. Negatieve effecten op vogels met jaarrond beschermde nesten door verlies van foerageergebied treden dan ook niet op. Voor de overige vogelsoorten geldt dat, indien de werkzaamheden tijdens het broedseizoen worden uitgevoerd, in gebruik zijnde nesten van vogels kunnen worden verstoord of vernietigd. Dit is bij wet verboden. Vernietiging of verstoring van in gebruik zijnde nestplaatsen kan voorkomen worden door bij de planning en uitvoering van de werkzaamheden rekening te houden met het broedseizoen. De te verwachten algemene soorten worden niet in hun voortbestaan bedreigd en vallen in de vrijstellingsregeling bij ruimtelijke ontwikkelingen van de provincie Fryslân. Voor deze soorten hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd. Wel geldt voor deze soorten de zorgplicht van de Wnb.

GEBIEDSBESCHERMING Het plangebied ligt op ruime afstand van het Natura 2000-gebied ‘Deelen’. Hierdoor zijn in potentie effecten mogelijk door externe werking. Het plangebied is gescheiden van het Natura 2000-gebieden door bebouwing, (water)wegen en agrarisch gebied. Gezien de afstand tot het Natura 2000-gebied, de inrichting van het tussenliggende gebied en de aard van het plan, kan een toename van verstoring door geluid, verlichting of optische verstoring worden uitgesloten. Over deze afstand kan echter in potentie wel sprake zijn van een toename van stikstofdepositie op Natura 2000- gebieden. Daarom is een AERIUS-berekening gemaakt waaruit blijkt dat tijdens de aanleg- en gebruiksfase geen sprake is van stikstofdepositie boven 0,00 mol N/ha/jaar in stikstofgevoelige habitattypen van Natura 2000-gebieden. De berekening is gerapporteerd in Notitie stikstofberekening

22 bestemmingsplan Buitengebied - Schoterlandseweg 11 te Mildam

(Bijlage 5). Gezien de afstand tot de beschermde gebieden en de aard van het plan zijn geen negatieve effecten te verwachten op het NNN, natuur buiten het NNN en weidevogelkansgebieden. De ontwikkeling is niet in strijd met het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid. Een nadere analyse van het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid is dan ook niet noodzakelijk. De ontwikkeling is op het punt van provinciaal ruimtelijk natuurbeleid niet in strijd met de Verordening Romte Fryslân.

Conclusie Op basis van de uitgevoerde ecologische inventarisatie (d.d. 4 december 2019) is gezien de aangetroffen terreinomstandigheden en de aard van de ontwikkelingen een voldoende beeld van de natuurwaarden ontstaan. Een ontheffing van de Wnb voor beschermde soorten is niet nodig. In verband met de soortbescherming van de Wnb is het wel nodig om bij de planning van de werkzaamheden rekening te houden met het broedseizoen van vogels. Ook zijn er geen negatieve effecten in het kader van de Wnb op beschermde gebieden te verwachten. Het plan is met betrekking tot het aspect ecologie uitvoerbaar.

4.7 Externe veiligheid

Kader Externe veiligheid betreft het risico dat aan bepaalde activiteiten verbonden is voor niet bij die activiteit betrokken personen. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het voorkomen en beheersen van risicovolle (bedrijfs)activiteiten en van risicovol transport (onder andere van gevaarlijke stoffen). Het gaat daarbij om de bescherming van individuele burgers en groepen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen of omstandigheden. Risicobronnen kunnen onderscheiden worden in risicovolle inrichtingen (onder andere lpg-tankstations), vervoer van gevaarlijke stoffen (via wegen, spoorwegen, waterwegen) en leidingen (onder andere aardgas, vloeibare brandstof en elektriciteit).

Om voldoende ruimte te scheppen tussen risicobron en de personen of objecten die risico lopen (kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten), moeten vaak afstanden in acht worden genomen. Ook ontwikkelingsmogelijkheden die ingrijpen in de personendichtheid kunnen om onderzoek vragen.

Toetsing In het kader van het Interprovinciaal Overleg (IPO) is een zogenoemde risicokaart ontwikkeld om situaties rondom externe veiligheid te onderzoeken. Op de kaart is informatie opgenomen die met risico's te maken heeft; zowel risicobronnen als kwetsbare objecten worden getoond die aandacht verdienen bij ruimtelijke ontwikkelingen. Het plan maakt geen nieuwe kwetsbare objecten mogelijk, zoals woningen. Het plangebied bevindt zich buiten het invloedsgebied van risicobronnen. De uitbreiding van het bedrijf met de rijhal leidt bovendien niet tot de realisatie van een risicobron.

Conclusie De uitvoerbaarheid van de herbestemming wordt niet beperkt door een extern veiligheidsrisico.

4.8 Luchtkwaliteit

Kader Luchtverontreiniging is afkomstig van verschillende bronnen. Denk hierbij aan het gemotoriseerde verkeer, industriële en agrarische inrichtingen en achtergrondconcentraties van verontreinigende stoffen. Fijnstof (PM ) en stikstofdioxide (NO ) zijn de belangrijkste stoffen in de luchtkwaliteitsregelgeving. Projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven op grond van de Wet milieubeheer (Wm) niet te worden getoetst aan de geldende grenswaarden. Een grens van 3% verslechtering10 van de luchtkwaliteit2 (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO of PM ) wordt als nibm beschouwd. Van een dergelijke verslechtering van de luchtkwaliteit is sprake wanneer een ruimtelijk plan

2 10

23 bestemmingsplan Buitengebied - Schoterlandseweg 11 te Mildam tot een toename van meer dan 1.471 auto's (bij 100% autoverkeer), dan wel 165 vrachtwagens (bij 100% vrachtverkeer) per dag leidt (grenswaarden 2020). Kenniscentrum InfoMil vermeldt op hun website dat als de luchtkwaliteit aan de PM -normen voldoet, dit ook geldt voor de PM -normen. Op grond hiervan is toetsing aan de grenswaarden voor PM niet nodig, als aan de PM normen wordt voldaan.

Toetsing 10 2,5 De uitbreiding van het bedrijf betreft het2,5 vergroten van de bestaande10 buitenrijbak en het realiseren van een rijhal ter vervanging van een bestaande rijbak. Het aantal paarden zal ongeveer gelijk blijven aan de huidige situatie. Het plan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die de grenswaarden van de luchtkwaliteit overschrijden. Daardoor zal het plan ‘niet in betekenende mate’ (NIBM) bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

Conclusie Op basis van het voorgaande kan geconcludeerd worden dat zowel vanuit de Wet milieubeheer als vanuit een goede ruimtelijke ordening de luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor het onderhavige plan.

4.9 Verkeersafwikkeling en parkeren

Het plan heeft geen significante toename van de verkeersgeneratie als gevolg. Op eigen terrein wordt voorzien in 8 parkeerplaatsen. Daarmee voldoet het plan aan de jongste parkeernormen uit de in juli 2020 vast te stellen Nota Parkeren van de gemeente Heerenveen. Daarin is vastgelegd dat per paardenbox ten minste 0,4 parkeerplaats beschikbaar is. Op het bedrijf is ruimte voor 20 paarden. Met 8 parkeerplaatsen wordt voldaan aan deze eis. Deze parkeerplaatsen zijn ook weergegeven op de inrichtingstekening die als bijlage 1 is bijgevoegd. Als gevolg darvan zal de parkeerdruk op de omgeving niet toenemen.

De verkeer- en parkeersituatie levert geen belemmeringen op ten aanzien van de uitvoerbaarheid van het plan.

4.10 Overig

M.e.r.-beoordeling Bij elk ruimtelijk plan moet worden overwogen of een m.e.r.-procedure moet worden doorlopen. In dat kader moet het bevoegd gezag nagaan of er activiteiten plaatsvinden die belangrijke negatieve effecten op het milieu kunnen hebben en die van een zodanige omvang kunnen zijn dat er aanleiding bestaat om de (uitgebreide) m.e.r.-procedure te doorlopen. De grondslag hiervoor bestaat enerzijds uit het Besluit m.e.r. (Besluit milieueffectrapportage) en anderzijds uit de hiervoor beschreven onderzoeken.

Als sprake is van een activiteit zoals genoemd in kolom 1 van de C-lijst van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) dient het bevoegd gezag de uitgebreide m.e.r.-procedure te doorlopen. Als sprake is van een activiteit in kolom 1 van de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) dient het bevoegd gezag te toetsen of er belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden. Op voorliggende bestemmingsplan is categorie D14 uit de D-lijst van het Besluit m.e.r., van toepassing, te weten: "De oprichting, wijziging of uitbreiding van een installatie voor het fokken, mesten of houden van dieren". Met de ontwikkeling die met voorliggend bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, vindt bij lange niet een overschrijding van de drempelwaarden plaats. Daarmee is uitgesloten dat er sprake is van een m.e.r.-beoordelingsplicht.

Voor alle andere gevallen waarvan de activiteit wel past binnen de beschrijving van kolom 1 uit de D-lijst, moet het bevoegd gezag beoordelen of desalniettemin de uitgebreide m.e.r.-procedure moet worden doorlopen. Op basis van de uitkomsten van het omgevingsonderzoek zoals dat hiervoor in hoofdstuk 4 is toegelicht, kan worden geconcludeerd dat de effecten op het milieu beperkt zijn. Op grond hiervan kan het bevoegd gezag het besluit nemen dat er geen aanleiding is voor het doorlopen van de uitgebreide m.e.r.-procedure.

24 bestemmingsplan Buitengebied - Schoterlandseweg 11 te Mildam

25 bestemmingsplan Buitengebied - Schoterlandseweg 11 te Mildam

26 bestemmingsplan Buitengebied - Schoterlandseweg 11 te Mildam

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Algemeen

Het beleid en de planuitgangspunten, zoals verwoord in de vorige hoofdstukken, hebben in de regels van dit bestemmingsplan hun juridische vertaling gekregen in de vorm van bestemmingen. In dit hoofdstuk is de juridische vormgeving van het bestemmingsplan besproken.

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bevat de regeling voor de opzet en de inhoud van een bestemmingsplan. In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is deze regeling verder uitgewerkt. Het bestemmingsplan bestaat uit: een verbeelding van het bestemmingsplangebied zowel analoog (bestaande uit een kaartblad, schaal 1:1.000 met bijbehorende legenda en verklaring) als digitaal, waarin alle bestemmingen van de gronden worden aangewezen; de regels waarin de bestemmingen worden beschreven en waarbij per bestemming het doel wordt of de doeleinden worden genoemd.

Daarnaast is het bestemmingsplan voorzien van een toelichting, op grond van artikel 3.1.6 van het Bro is het verplicht om een bestemmingsplan te vergezellen met een toelichting. Deze toelichting geeft aan welke gedachten aan het plan ten grondslag liggen, wat de uitkomsten van verrichtte onderzoeken zijn, wat het resultaat is van de overleggen en tot slot doet het verslag van de georganiseerde inspraak bij het plan. Hiermee voldoet het bestemmingsplan aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wro en het Bro. Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen volgens de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden. Het bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting wordt langs elektronische weg vastgelegd en ook in die vorm vastgesteld, tegelijk met een analoge versie van het bestemmingsplan. Als de digitale en analoge versie tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale versie leidend. Hieronder worden de aanwezige bestemmingsregels puntsgewijs besproken.

5.2 Inhoud van de regels

In dit bestemmingsplan is de algemeen gehanteerde opbouw van de bestemmingsregels toegepast. Deze ziet er als volgt uit: Inleidende regels; Bestemmingsregels; Algemene regels; Overgangs- en slotregels. De tekst hieronder bespreekt deze hoofdstukken puntsgewijs.

5.2.1 Inleidende regels

Dit onderdeel bestaat uit de begrippen (Artikel 1) en de wijze van meten (Artikel 2). Deze artikelen geven aan wat in de regels onder bepaalde begrippen moet worden verstaan en hoe moet worden gemeten bij de toepassing van de bouwregels of sommige gebruiksregels van het plan. Dit is alleen het geval wanneer begrippen niet op voorhand voor een eenduidige uitleg, in overeenstemming met normaal spraakgebruik, vatbaar zijn. De gemeente heeft bindende afspraken over planregels opgesteld. Deze zijn aangepast in overeenstemming de eisen van de SVBP2012. Alle begrippen worden in alfabetische volgorde opgenomen, met uitzondering van de eerste begrippen 'plan' en 'bestemmingsplan'. Voor de begrippen is aansluiting gezocht bij het bestemmingsplan dat elders in het buitengebied van

27 bestemmingsplan Buitengebied - Schoterlandseweg 11 te Mildam

Heerenveen geldt: 'bestemmingsplan Buitengebied 2007'. Voor de wijze van meten geldt dat ook deze overeenkomt met dat bestemmingsplan.

5.2.2 Bestemmingsregels

Dit hoofdstuk bestaat uit één bestemmingsregel: 1. Agrarisch - Agrarisch aanverwante bedrijven 2 De bijzondere paardenhouderij is bestemd als “Agrarisch - Agrarisch aanverwante bedrijven 2”. In het 'bestemmingsplan Buitengebied 2007' maken bijzondere paardenhouderijen deel uit van de bestemming "Agarisch aanverwante bedrijven". Binnen een bijzondere paardenhouderij worden geen dieren gehouden ten behoeve van de productie, maar de bedrijven zijn vanwege het bedrijfsmatig houden van dieren wel duidelijk gelieerd met de landbouw en het buitengebied. Het paardenbedrijf in het voorliggende bestemmingsplan had de bestemming "Agrarisch aanverwant bedrijf". Het ligt voor de hand dat deze bestemming opnieuw wordt toegepast. Deze bestemming in het 'bestemmingsplan Buitengebied 2007' omvat echter ook een dierenopvangcentrum. Om de bestemming in het voorliggende bestemmingsplan te kunnen onderscheiden van de bestemming "Agrarisch aanverwante bedrijven" in het moederplan is in het voorliggende bestemmingsplan het cijfer "2" toegevoegd. Ook is de titel van de bestemming in overeenstemming gebracht met de eisen van SVBP 2012. Omdat binnen dit plan een maatwerkoplossing is geboden voor de uitbreiding van het paardenbedrijf, biedt het plan geen verdere ruimte voor verdere uitbreiding. De extra ruimte van 25% die daarvoor in het oude plan was opgenomen, is in dit plan dan ook niet overgenomen. In de specifieke gebruiksregels is een voorwaardelijke verplichting opgenomen voor het realiseren en in stand houden van de landschappelijke inpassing en de extra waterbergingscapaciteit zoals die in het inrichtingsplan (zie Bijlage 2 bij de regels) zijn opgenomen. Er is conform de huidige bestemming onder andere een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor het uitoefenen van kleinschalige manegeactiviteiten, omdat dergelijke activiteiten gebruikelijk zijn binnen de paardenhouderijen. Hierbij dient het horecavloeroppervlakte echter wel beperkt te blijven tot 50 m². Bij functiewijziging is een aantal wijzigingsbevoegdheden opgenomen om in te kunnen spelen op de verandering. De wijzingsbevoegdheid voor omzetting naar een agrarisch bedrijf is niet overgenomen, vanwege de onderzoeksverplichtingen, met name ten aanzien van de stikstofbelasting, die dit in stadium met zich mee zou brengen. De overige wijzigingsbevoegdheden spreken voor zich.

5.2.3 Overige regels

De algemene gebruiksregels, de algemene afwijkingsregels en de overgangs- en slotregels uit het geldende plan, zijn in dit plan herhaald. De algemene bouwregels zijn niet herhaald, omdat ze voor dit plan geen betekenis hebben. Voor de redactie van het overgangsrecht geldt thans het Bro. Dit besluit schrijft dwingend voor hoe het overgangsrecht moet luiden. Bebouwing die niet voldoet aan de regels van dit bestemmingsplan is onder het overgangsrecht gebracht. Een geringe uitbreiding van de bebouwing met tien procent wordt mogelijk gemaakt. Het gebruik van gronden en bebouwing dat in strijd is met dit nieuwe bestemmingsplan op het tijdstip van inwerkingtreding, mag in beginsel worden voortgezet. Wijziging van dit strijdige gebruik is verboden, indien de afwijking van het plan wordt vergroot. Indien het strijdige gebruik, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

28 bestemmingsplan Buitengebied - Schoterlandseweg 11 te Mildam

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. In dat verband wordt een onderscheid gemaakt tussen de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Onderzoeks- en plankosten De kosten voor het bestemmingsplan, inclusief de kosten voor de noodzakelijke onderzoeken, worden door de initiatiefnemer gedragen. De kosten voor de gemeente betreffen de gebruikelijke kosten voor de procedure en planbegeleiding en worden via de legesverordening in rekening gebracht bij de initiatiefnemer.

Planschade Door het opstellen van dit nieuwe bestemmingsplan voor de betreffende gronden is er de kans dat door eigenaren van gronden in de directe omgeving van het plangebied bij de gemeente een verzoek tot tegemoetkoming in planschade wordt ingediend. De mogelijke kosten die samenhangen met deze tegemoetkoming in de planschade zullen door de initiatiefnemer worden gedragen. Dit wordt geregeld in een anterieure overeenkomst tussen gemeente en initiatiefnemer.

Conclusie De kosten zullen door de initiatiefnemer gedragen. De gemeente en de initiatiefnemer hebben hierover afspraken gemaakt. Dit wordt geregeld in een tussen de gemeente en initiatiefnemer te ondertekenen afzonderlijke overeenkomst. De kosten zijn derhalve anderszins verzekerd waardoor een exploitatieplan niet nodig wordt geacht. Op basis van deze overweging wordt het planvoornemen van dit bestemmingsplan economisch uitvoerbaar geacht.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Overleg artikel 3.1.1 Bro Het plan wordt voor overleg ex artikel 3.1.1 Bro verstuurd aan de overlegpartners. Eventuele reacties op het plan worden in deze paragraaf vermeld.

Tervisielegging ontwerp Het ontwerpbestemmingsplan wordt voor een periode van zes weken ter inzage gelegd. Met het ter visie leggen van het ontwerpbestemmingsplan stelt de gemeente een ieder in de gelegenheid om kennis te kunnen nemen van, alsmede te reageren op, de inhoud van het planvoornemen. De op het plan verkregen reacties zullen in deze paragraaf worden opgenomen.

29 bestemmingsplan Buitengebied - Schoterlandseweg 11 te Mildam

30 bestemmingsplan Buitengebied - Schoterlandseweg 11 te Mildam

Bijlagen bij de toelichting

31 bestemmingsplan Buitengebied - Schoterlandseweg 11 te Mildam

32 bestemmingsplan Buitengebied - Schoterlandseweg 11 te Mildam

Bijlage 1 Inrichtingstekening

33

bestemmingsplan Buitengebied - Schoterlandseweg 11 te Mildam

36 bestemmingsplan Buitengebied - Schoterlandseweg 11 te Mildam

Bijlage 2 Watertoets

37

datum 20-11-2019 dossiercode 20191120-2-21852

Wateradvies normale procedure Project: Bestemmingsplan Realisatie rijhal Schoterlandseweg 11 te Mildam Gemeente: Heerenveen Aanvrager: Organisatie: BügelHajema Adviseurs

Geachte heer/mevrouw ,

Voor het plan Bestemmingsplan Realisatie rijhal Schoterlandseweg 11 te Mildam heeft u een watertoets aangevraagd waaruit blijkt dat de normale watertoetsprocedure van toepassing is. Dit houdt in dat de aanwezige wateraspecten van invloed zijn op het plan.

Werkwijze watertoetsprocedure Vanaf 2018 worden alle aanvragen uit de digitale watertoets digitaal afgehandeld. Dit betekent dat Wetterskip Fryslân voor de normale procedure standaard een wateradvies verstrekt. Wanneer noodzakelijk geacht ontvangt u op dit standaard wateradvies nog een aanvulling per email.

Waterparagraaf Dit wateradvies geeft u handvatten om de uitkomsten en aandachtspunten van de watertoetsaanvraag mee te nemen in het opstellen van het ruimtelijke plan of besluit. Het is de bedoeling dat u op basis van dit document het plan uitwerkt. Uit de waterparagraaf moet duidelijk blijken wat voor wateraspecten van toepassing zijn en hoe u hier in het plan rekening mee houdt. Indien nodig verzoeken wij u om de wateraspecten te borgen op de Verbeelding en in de Regels van het plan. Ruimtelijke plannen hebben soms een lange doorlooptijd. Tegelijkertijd ontstaan er soms veranderende inzichten in het beleid ten aanzien van de waterketen, waterkeringen en het watersysteem. Om te garanderen dat de juiste uitgangspunten worden toegepast in de planvorming hanteert het waterschap een uiterste houdbaarheidsdatum van maximaal 1 jaar. Wanneer deze termijn verstreken is kunt u contact opnemen met het waterschap voor een eventuele verlenging van nogmaals 1 jaar.

Leidraad Watertoets De watertoets is een belangrijk instrument bij het klimaatbestendig en waterrobuust inrichten van de ruimte. De watertoets zorgt ervoor dat in alle ruimtelijke plannen aandacht wordt besteed aan veiligheid, kwaliteit én kwantiteit van water. Als richtlijn bij het beoordelen van ruimtelijke plannen werkt Wetterskip Fryslân met de Leidraad Watertoets. Hierin staat voor alle wateraspecten uitgangspunten omschreven waarmee u rekening moet houden en is informatie te vinden over de te nemen maatregelen. De leidraad is de te vinden via deze link: www.wetterskipfryslan.nl/vergunningen-wetten-en-regels/online-watertoets-voor-nieuwe-plannen

Wateraspecten en aandachtspunten Hieronder staan de eventuele wateraspecten die van invloed zijn op het plan en aandachtspunten om mee rekening te houden.

Toename verharding Wij willen u verzoeken om in de waterparagraaf de volgende passage op te nemen over het onderdeel toename verharding. Door ruimtelijke ontwikkelingen neemt de hoeveelheid verhard oppervlak toe met als gevolg een versnelde afvoer van hemelwater. Het is nodig om deze versnelde afvoer te compenseren om de waterberging in een gebied in stand te houden. Dit geldt ook voor toevoegen van oppervlakteverharding die wel past binnen het bestemmingsplan, maar waarvan de grond al meer dan vijf jaar braak ligt en waar in het verleden niet voor gecompenseerd is.

Het is verboden zonder watervergunning neerslag versneld tot afvoer te laten komen indien daarbij meer dan 200 m2 onverharde grond in stedelijk gebied en 1500 m2 in landelijk gebied wordt bebouwd of verhard. Er geldt een vrijstelling van de vergunningsplicht wanneer wordt voldaan aan de compensatieregels genoemd in dit wateradvies. De meest voorkomende manier van compenseren is het graven van extra oppervlaktewater. Bij het graven van extra oppervlaktewater is onderstaande tabel van toepassing. Uiteraard is het toepassen van alternatieve maatregelen in het plan ook mogelijk. Afhankelijk van de maatregel kunnen andere normen gelden dan vermeld in het onderstaande tabel. Zie de Leidraad watertoets voor meer informatie over compenserende maatregelen of neem contact op met Cluster Plannen van Wetterskip Fryslân. Indien er niet wordt gecompenseerd door extra oppervlaktewater te graven waarbij onderstaande percentages worden gehanteerd of indien er geen overeenstemming plaatsvindt in de watertoetsprocedure over alternatieve maatregelen dan dient een watervergunning bij het waterschap te worden gevraagd. Gebied Stedelijk (>200 m2) Landelijk (>1.500 m2)

Boezem 5% 5%

Polder 10% 10%

Vrij afstromend Maatwerk mogelijk Maatwerk mogelijk

Toelichting tabel

● 5% heeft alleen betrekking op de Friese boezem; ● de algemene regels keur zijn in de onderstaande tabel verwerkt; ● maatwerk kan bestaan uit bijvoorbeeld infiltratie of berging van het overtollig hemelwater.

Demping van oppervlaktewater Voor het dempen van oppervlaktewater is het beleid van Wetterskip Fryslân dat dit voor 100% gecompenseerd moet worden in hetzelfde peilgebied. Voor de demping heeft u een watervergunning nodig. Voor meer informatie verwijzen we u graag door naar het onderdeel Waterwet in deze uitgangsnotitie.

Relatie tussen Water en Ruimte Het veiligheidsbeleid van het waterschap en de ruimtelijke ordening ontmoeten elkaar op verschillende momenten. Dit gebeurt bijvoorbeeld bij het bestemmen van reserveringszones achter primaire waterkeringen en bij het bestemmen van regionale voormalige zeedijken tot waterkering in de bestemmingsplannen. Als in bestemmingsplannen nieuwbouw plaatsvindt op locaties boven 'maatgevend boezempeil, gemiddelde waterstand tijdens maatgevende omstandigheden' die eenmaal per 100 of 300 jaar kunnen optreden, wordt een toename van de gevolgschade bij een overstroming vanuit de Friese boezem voorkomen. Voor het bepalen van de hoogteligging van het plangebied verwijzen wij u graag door naar http://www.ahn.nl/index.html

Ruimtelijke adaptatie Om ook in de toekomst prettig te kunnen wonen, werken en recreëren moeten steden en dorpen ingericht worden met het oog op de toekomst. Het is belangrijk kansen te benutten om het gebied klimaat robuust in te richten. Zo is het mogelijk om het bebouwd gebied beter bestand te maken tegen hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte en de gevolgen van een mogelijke overstroming. Voor veel maatregelen geldt bovendien dat ze kosteneffectief zijn, als ze maar in een vroeg stadium in het planvormingsproces worden meegenomen. Meer informatie hierover is te vinden op De Friese klimaatatlas : www.frieseklimaatatlas.nl

Convenant Erfafspoeling, agrarische bedrijven Vanaf het erf mogen geen verontreinigende stoffen in het oppervlaktewater terecht komen. Door mest en perssappen uit de voeropslagen kan verontreiniging worden veroorzaakt als deze naar de bodem of het oppervlaktewater (af)stromen. Per 1 januari 2018 is de Maatlat Schoon Erf van kracht, www.maatlatschoonerf.nl De maatlat is opgenomen in de MIA/Vamil regeling. Ook door afstromend regenwater dat in contact is geweest met een niet bezemschoon erf en een niet bezemschone voeropslag kan het oppervlaktewater verontreinigd worden. De initiatiefnemer dient deze erfafspoeling te allen tijde te voorkomen door bepaalde maatregelen te nemen. Voor informatie en advies over erfinrichting kunt u contact opnemen met cluster Handhaving van Wetterskip Fryslân.

Informatie waterobjecten Voor meer informatie over bijvoorbeeld de ligging en de beheer- en onderhoudsstatus van waterobjecten in het plangebied verwijzen wij u door naar leggerkaart op onze website: www.wetterskipfryslan.nl/kaarten/leggerkaart

Beleid Wetterskip Fryslân En wat doen we morgen met water? In het Waterbeheerplan 2016 2021 beschrijft Wetterskip Fryslân de doelen voor de komende jaren, voor meer informatie zie onze website www.wetterskipfryslan.nl/waterbeheerplan-2016-2021

Waterwet Voor bepaalde werkzaamheden bij water of dijken heeft u een watervergunning nodig. Soms is het doen van een melding voldoende. Een watervergunning aanvragen is dan niet nodig. U kunt eerst checken wat u nodig heeft. Op onze website www.wetterskipfryslan.nl treft u meer informatie aan over de Waterwet en u kunt daar onder andere ook meldingsformulieren en het aanvraagformulier voor een watervergunning downloaden.

Afronding watertoetsprocedure In de besluitvormingsfase, ten tijde van het toesturen van het voorontwerp bestemmingsplan of ontwerp omgevingsvergunning, controleert Wetterskip Fryslân of de waterbelangen voldoende zijn meegenomen en geborgd in het ruimtelijke plan of besluit.

Vragen Mocht u nog vragen hebben over de uitgangspunten notitie of graag in gesprek gaan over de uitwerking van de waterbelangen in het plan dan gaan wij graag met u in gesprek. Wetterskip Fryslân denkt graag met u mee! U kunt contact met ons opnemen via de onderstaande contactgegevens. Privacyverklaring Wetterskip Fryslân verwerkt uw naam, adres, telefoonnummer, e-mailadres en kadastrale gegevens om uw aanvraag te behandelen. De grondslag van de verwerking van deze gegevens zijn taken in het algemeen belang die in het Besluit Ruimtelijke Ordening aan het waterschap zijn opgedragen. Wij hebben gegevens van u ontvangen en verdere gegevens zullen wij opvragen uit het kadaster en ons geografische informatie systeem. Uw gegevens worden na afronding van uw aanvraag permanent bewaard. U heeft recht op inzage, een kopie, rectificatie, wissing, beperking, bezwaar en het indienen van een klacht bij de Autoriteit Persoonsgegevens. Een verzoek daartoe kunt u doen via [email protected]. Nadere informatie over de verwerking van uw gegevens en uw rechten vindt u op https://www.wetterskipfryslan.nl/over-de-site/privacyverklaring

Met vriendelijke groet, Wetterskip Fryslân Postbus 36 8900 AA Leeuwarden T 058 292 2222 E [email protected] www.dewatertoets.nl bestemmingsplan Buitengebied - Schoterlandseweg 11 te Mildam

42 bestemmingsplan Buitengebied - Schoterlandseweg 11 te Mildam

Bijlage 3 Archeologisch bureauonderzoek

43

Schoterlandseweg 11 te Mildam (gemeente Heerenveen)

Een archeologisch bureauonderzoek

2019-03 Administratieve gegevens

type onderzoek Bureauonderzoek (BO)

onderzoekskader Nieuwbouw paardenstal, uitbreiding buitenrijbak en verplaatsing start- en longeermolen

datum onderzoek 10-07-2019

provincie Fryslân

gemeente: Heerenveen

plaats: Mildam

toponiem: Schoterlandseweg 11

bevoegd gezag: Gemeente Heerenveen

opdrachtgever: Schoterlandseweg 11, 8454 KA Mildam Tel: 06 1974 0346 Email: [email protected]

centrum coördinaten (X/Y) 195.711/549.982

kaartblad: 11D-zuid en 16B-noord

onderzoeksnummer: 4721500100

beheer documentatie: Steunpunt Monumentenzorg Fryslân en gemeente Heerenveen

uitvoerder: Steunpunt Monumentenzorg Fryslân

auteur: drs.

autorisatie: telefoon: e-mail:

2019-03

INHOUD

Samenvatting 2

1. Inleiding 3 1.1 Aanleiding en doel 3 1.2 Ligging van het onderzoeksgebied/plangebied 3 1.3 Objectgegevens 4 1.4 Overzicht van de geplande werkzaamheden 4

2. Bureauonderzoek 6 2.1 Werkwijze en methode 6 2.2 Landschappelijke ligging en aardkundige informatie 6 2.3 Cultuurhistorische waarden met een archeologische component 10 2.4 Bewoningsgeschiedenis en historische situatie 14

3. Overweging en advies 18

Literatuur, bronnen en kaarten 20

Bijlage 1: Geologische en archeologische tijdschaal 21 Bijlage 2: Archeologische periodes 22

2019-03 1 Samenvatting

In opdracht van de familie Smit is door van het Steunpunt Monumentenzorg een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd ten behoeve van de bouw- en aanlegplannen op percelen aan de Schoterlandsewg 11 te Mildam in de provincie Friesland (zie afbeelding 1). Aanleiding voor dit bureauonderzoek zijn de plannen voor de bouw van een nieuwe paardenstal met binnenrijbak en machineopslag, de uitbreiding van de andere buitenrijbak en het verplaatsen van de start- en longeermolens bij de paardenhouderij van de familie

Het plangebied ten westen van Mildam ligt op de flank van een dekzandrug lang de rivier de Tjonger. In de Steentijd en Vroege Bronstijd werd een dergelijke dekzandrug langs een rivier vaak door de mens uitgekozen om zich daar voor korte tijd of permanent te vestigen. Vanaf 1500 v. Chr. raakte het gebied bedekt met een veenpakket en was bewoning niet meer mogelijk. Het zou tot in de Middeleeuwen duren voordat het gebied in ontginning werd genomen en weer geschikt was voor bewoning. In de Steentijd en Vroege Bronstijd kan men dus op deze dekzandrug langs de Tjonger gewoond hebben. Uit boringen in het kader van de Verdiepingsslag Heerenveen uit 2012 komt naar voren dat de bodem op de dekzandrug in de omgeving van Mildam behoorlijk verstoord is. Maar het onderzoek heeft ook uitgewezen dat deze verstoring soms plaatselijk is. Dit heeft te maken met de wijze waarop en wanneer de ontginningen in die gebied hebben plaatsgevonden en of er later wellicht sprake s geweest van egalisaties en diepere landbouwkundige werkzaamheden.

Het dorp Mildam moet in de Late Middeleeuwen zijn ontstaan. De kern van het dorp concentreerde zich rond de kruising van de Schoterlandseweg, de Molenweg en het Bruggelaantje. In de 17de tot 19de eeuw was het plangebied volgens de Kadastrale minuut en de gegevens uit de stem- en floreenkohieren in gebruik als bouwland (in 1830 als weiland). Op de kaarten van Schotanus uit 1664 en 1718 staan aan de westzijde van de historische kern van Mildam nog geen boerderijplaatsen of andere bebouwing ingetekend. De percelen in het plangebied hoorden in de 17de en 18de eeuw bij een boerderij die dicht bij de Tjonger in Mildam stond. Pas na 1900 is er in het plangebied sprake van bebouwing. Op dit moment zijn de woning en stallen aan de Schoterlandseweg 11 te Mildam in gebruik als paardenhouderij. Achter de woning met bedrijfsgebouwen liggen twee buitenrijbakken en start- en longeermolens.

De nieuwe paardenstal komt op poeren te staan, waarbij poergaten worden gegraven tot een diepte van circa 1,0 m. De locatie van de nieuwe paardenstal met binnenrijbak en machineopslag is op dit moment in gebruik als buitenrijbak. De andere buitenrijbak krijgt wordt uitgebreid en de start- en longeermolens worden verplaatst. Er zullen vooral nieuwe bodemingrepen gaan plaatsvinden met een oppervlakte van hooguit 1300 m2 ter plaatse van de poergaten voor de nieuwe stal, de uitbreidingen van de buitenrijbak en verplaatsing van de molens. Voor de uitbreidingen van de buitenrijbak en de verplaatsing van de molens wordt een oppervlak van circa 1200 m2 met een diepte van 0,40 m uitgegraven. De Erfgoedverordening 2016 van de gemeente Heerenveen geeft in artikel 16 aan dat de te verstoren diepte maximaal 0,50 m mag zijn bij ingrepen in gebieden met archeologische (verwachtings)waarden.

Gezien alle bodemingrepen die al in het verleden hebben plaatsgevonden in het plangebied en het feit dat booronderzoek in het kader van de Verdiepingsslag heeft uitgewezen dat de bodem van de dekzandrug in dit gebied behoorlijk of zelfs helemaal is verstoord, lijkt het mij niet nodig om hier nog een Quick scan (Steentijd) plaats te laten vinden. Een historisch en karterend onderzoek (Middeleeuwen) zal geen archeologische informatie opleveren, omdat het gebied pas in de Late Middeleeuwen in ontginning is genomen en het plangebied pas na 1900 bebouwd is geraakt. Dus een historisch en karterend onderzoek (Middeleeuwen) hoeft hier naar aanleiding van dit bureauonderzoek ook niet te worden uitgevoerd.

Wel moet men bij het aantreffen van archeologische vondsten de gemeente hiervan op de hoogte brengen. Volgens Artikel 5.10. van de Erfgoedwet moet degene die anders dan bij het verrichten van opgravingen een vondst doet waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een archeologische vondst betreft, dit zo spoedig mogelijk melden bij Onze Minister. Aangeraden wordt om vondsten te melden bij de gemeente Heerenveen en/of het Noordelijk Archeologisch Depot in Nuis.

2019-03 2 1. Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Aanleiding voor dit bureauonderzoek is het voornemen een nieuwe paardenstal met binnenrijbak en machineopslagplaats te bouwen, een buitenrijbak uit te breiden en de start- en longeermolens te verplaatsen bij de paardenhouderij van de familie Smit aan de Schoterlandseweg 11 te Mildam (gemeente Heerenveen). Bij de grondwerkzaamheden ten behoeve van de bouw van de nieuwe paardenstal (met binnenrijbak en machineopslag), de uitbreiding van de buitenrijbak en de verplaatsing van de molens kunnen archeologische waarden in het geding gaan komen. Doel van het bureauonderzoek is het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting voor het onderzoeksgebied en nagaan of de voorziene bodemingrepen voor de bouw van de nieuwe paardenstal en de uitbreiding van buitenrijbak schade aan eventueel aanwezige archeologische waarden kunnen toebrengen.

1.2 Ligging van het onderzoeksgebied/plangebied

Het plangebied aan de Schoterlandseweg 11 ligt aan de westkant van het dorp Mildam in de gemeente Heerenveen. Mildam ligt op circa 4 km ten oosten van Heerenveen.

Afbeelding 1: Uitsneden uit de topografische kaart (2018) met binnen de rood omrande rechthoeken op de grote kaart en op de inzet rechtsonder het plangebied aan de Schoterlandseweg 11 te Mildam (gemeente Heerenveen) (bron: Archis).

2019-03 3 1.3 Objectgegevens

Tabel 1. Algemene gegevens van het onderzoeksgebied

Provincie Friesland Gemeente Heerenveen Plaats Mildam Toponiem/adres Schoterlandseweg 11 Kadastrale nummers MDM02 N60 en N585 Kaartblad 11D-zuid en 16B-noord

Soort onderzoek Bureauonderzoek Oppervlakte plangebied Ruim 1,4 hectare Oppervlakte onderzoeksgebied Circa 1,4 hectare Perioden Steentijd, Middeleeuwen, Nieuwe tijd Landschapstype Zuidelijke Wouden; keileemgebied

1.4 Overzicht van de geplande werkzaamheden

Afbeelding 2: Links de huidige paardenhouderij aan de Schoterlandseweg 11 te Mildam. Rechts de nieuwe situatie met de paardenstal, de uitbreiding buitenrijbak en de verplaatsing van de start- en longeermolens aan de Schoterlandseweg 11 te Mildam (bron: tekening bouwbedrijf Scheenstra B.V.).

De nieuwe paardenstal komt ter plekke van de huidige westelijke buitenrijbak te staan. Aan de noordkant is ook nog sprake van een machineopslag. De uitbreiding van de oostelijke buitenrijbak komt ten noorden en zuiden van de huidige buitenrijbak te liggen. De oppervlakte van de nieuwe paardenstal met binnenrijbak en machineopslag bedraagt circa 1875 m2. De oppervlakte van de uitbreiding aan de noordzijde van de oostelijke buitenrijbak bedraagt circa 792 m2. Deze buitenrijbak krijgt ook aan de zuidzijde nog een uitbreiding, maar hier liggen op dit moment nog de startmolen en longeermolen. Deze twee molens komen nu zuidelijker te liggen en worden iets groter dan de huidige molens. Waarschijnlijk gaat de aanleg van deze molens ook met bodemingrepen gepaard. De huidige paardenstal met een oppervlakte van 307 m2 ten westen van de woning met kapschuur wordt afgebroken. Ook de kapschuur bij de woning zal mogelijk worden gesloopt en gesaneerd.

2019-03 4 Ter plekke van de nieuwe paardenstal met binnenrijbak en machineberging is de bodem reeds tot een diepte van minimaal 0,40 m verstoord, omdat hier op dit moment al een buitenrijbak aanwezig is. Ter plekke van de noordelijke uitbreiding van de oostelijke buitenrijbak zal de bodem over een oppervlakte van 792 m2 tot een diepte van 0,40 m verstoord worden. Hier ligt op dit moment een paardenweide en de bodem zal hier niet tot 0,40 m omgezet zijn. Ter plekke van de zuidelijke uitbreiding van de oostelijke buitenrijbak staan op dit moment nog start- en longeermolens. Op de plek van deze molens is de bodem eveneens tot minimaal 0,40 m diepte verstoord. Ten zuiden van deze nieuwe zuidelijke uitbreiding komen nieuwe molens met een oppervlakte van circa 400 m2. Op dit moment is die locatie in gebruik als erf. Er is sprake van erfverharding en er staat een schuurtje o.i.d. Het is niet bekend in hoeverre de bodem op deze locatie verstoord is.

Volgens het bestemmingsplan Buitengebied 2007 (onherroepelijk in 2009) van de gemeente Heerenveen ligt op het plangebied geen aanvullende bestemming ‘Waarde - Archeologisch en cultuurlandschappelijk waardevol gebied’. In dit bestemmingsplan hebben alleen de archeologisch waardevolle terreinen een planologische bescherming gekregen en niet de verwachtingsgebieden. Alle archeologische (verwachtings)waarden worden nu geregeld via de Erfgoedverordening 2016 van de gemeente Heerenveen. Zie onderstaand stuk tekst uit de Erfgoedverordening:

(Bron: http://decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/XHTMLoutput/Actueel/Heerenveen/CVDR390513.html)

2019-03 5 2. Bureauonderzoek

2.1 Werkwijze en methode

Bij het bureauonderzoek worden de bekende archeologische, aardkundige en cultuurhistorische waarden bestudeerd. Op basis hiervan wordt een gespecificeerde archeologische verwachting voor het onderzoeksgebied opgesteld.

2.2 Landschappelijke ligging en aardkundige informatie

Landschappelijke ligging Het landschap in het zuidelijke deel van de gemeente Heerenveen is grotendeels gevormd in het Laat- Pleistoceen (370.000 – 10.000 jaar geleden) en wel gedurende de laatste twee ijstijden en de daartussen gelegen warmere periode. Het zuidelijke deel van de gemeente – met daarin het plangebied bij Mildam – ligt volgens de landschappenkaart uit Archis van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) binnen het keileemgebied op de rand van het Fries-Drents Plateau (zie afbeelding 3). Tijdens de tweede fase van de voorlaatste ijstijd, het Saalien (370.000-130.000 jaar geleden), was Noord- Nederland bedekt met een dikke ijskap. Onder deze ijskap vormden zich grondmorenes bestaande uit klei, leem, zand, grind en grotere keien, de zogenaamde keileem. De ondergrond van het plangebied bestaat uit deze keileem.

Afbeelding 3: De landschappen: Keileemgebied (roze) met Mildam, Fries-Gronings kleigebied (groen) in het noorden en het kustveengebied (bruin) tussen het keileemgebied en kleigebied in (bron: Archis van de RCE). Bij de rode pijl het plangebied aan de Schoterlandseweg 11 te Mildam.

Na het Saalien brak tussen 130.000 en 115.000 jaar geleden een warmere periode aan, het Eemien genaamd, waarin de ijskappen smolten en de zeespiegel rees. Het overtollige smeltwater werd via de laagten in het toenmalige landschap afgevoerd. Omdat met het grote volume aan smeltwater ook zand, grind en stenen werden meegevoerd, vond er erosie in deze laagten plaats. Op het keileemplateau werden metersdiepe smeltwatergeulen uitgesleten. Zo ontstonden de voorlopers van de dalen van de Tjonger, de Linde en het Koningsdiep. Op het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) zijn de noordoost-zuidwest georiënteerde keileemruggen (geel/oranje) en een stelsel van grotere en kleinere

2019-03 6 dalen van de Tjonger goed zichtbaar (zie afbeelding 4). Mildam ligt op een uitloper van een dergelijke keileemrug. Ten zuiden van deze rug ligt één van de dalen van de Tjonger.

Afbeelding 4: Uitsnede uit het Actueel Hoogtebestand (AHN) voor het gebied rond Mildam en omgeving (bron: https://ahn.arcgisonline.nl/ahnviewer/). Het plangebied ligt bij de zwarte pijl.

Na de warmere periode van het Eemien brak opnieuw een ijstijd aan, het Weichselien (115.000-10.000 jaar geleden). In deze periode bereikte het landijs Noord-Nederland echter niet. Wel was de invloed van het koude klimaat goed merkbaar. Oudere afzettingen van klei en zand erodeerden door vorst, dooi en smeltwaterstromen. Het overgrote deel van het nu nog zichtbare reliëf is gevormd tijdens deze laatste ijstijd. In deze periode ontwikkelde zich een patroon van beekdalen vanuit het centrale deel van het plateau naar de kust. Aan het einde van het Weichselien werden dekzanden afgezet, zoals ook het geval is in het plangebied. Tijdens de zomerperioden was de bodem permanent bevroren op een dunne bovenlaag na (permafrost). Vanwege het ontbreken van dichte vegetatie en het droge (koude) klimaat, kon de wind gemakkelijk grip krijgen op het fijne zand aan de oppervlakte. Dit proces van erosie en hernieuwde afzetting had tot gevolg dat het bestaande reliëf in het landschap vervlakte: dalen werden met zand opgevuld en hoge koppen werden door winderosie afgevlakt. Op vlaktes ontstond echter ook nieuw reliëf in de vorm van dekzandkoppen en –ruggen. Mildam ligt op een dergelijke dekzandrug.

Circa 10.000 jaar geleden (aan het begin van het Holoceen) werd het klimaat geleidelijk warmer. De ijskappen smolten en daardoor steeg de zeespiegel in het Noordzeebekken. Door de toenemende opwarming en het vochtiger worden van het klimaat verdween de toendra en ontstonden er grote bossen (dennen en loofbomen). Mens en dier konden aanvankelijk goed gedijen in dit landschap. Maar het steeds verder stijgen van de zeespiegel en een daarmee samenhangende verslechterde afwatering van rivieren vanaf het Fries-Drents Plateau, leidden tot vernatting van het landschap. Deze vernatting had tot gevolg dat zich een steeds verder aangroeiend veenpakket kon ontwikkelen. De veenvorming begon rond 4000 v. Chr. in de lagere delen van het zandlandschap, zoals in de rivierdalen. Het plangebied ligt aan de noordkant van het oude rivierdal van de Tjonger. Het plangebied in Mildam was volgens de Paleogeografische kaart uit circa 2750 voor Chr. nog net niet bedekt met een veenpakket, omdat de rivierdal toen nog een iets zuidelijker zou hebben gestroomd dan later het geval zou zijn. Rond 1500 vóór Chr. was het hele grondgebied van de gemeente Heerenveen onbewoonbaar geworden door het dikke pakket veen dat zich bovenop het zandlandschap had gevormd. Pas op de Paleogeografische kaart uit 1850 na Chr. is geen veenpakket meer aanwezig in Mildam. Waarschijnlijk klopt dit niet, want Mildam dateert al uit de Late Middeleeuwen (1000-1500 na Chr.).

2019-03 7

Afbeelding 5: Paleogeografische kaarten met reconstructies van het gebied rond Kuikhorne uit circa 2750 v.Chr. (links) en 1500 v. Chr. (rechts) (https://archeologieinnederland.nl/paleogeografische-kaarten). Bij de blauwe ster op het linker kaartje ligt het plangebied bij Mildam.

Geomorfologische kaart en bodemkaart Volgens de geomorfologische kaart ligt het plangebied aan de Schoterlandseweg 11 te Mildam zowel op een grondmorenewelving (code 3L11dG; lichtbruin) als op een dekzandrug (code 3B53yc; lichtgroen). Ten zuiden van de grondmorenewelving is sprake van een ontgonnen veenvlakte (code 2M81ykd; lichtblauw) en de brede dalvormige laagte van de Tjonger (code 22R23v; donkergroen). De historische kern van Mildam is niet geclassificeerd en staat als een blauwgrijze strook aangegeven.

Afbeelding 6: Geomorfologische kaart van het plangebied (binnen zwart omrande rechthoek) en directe omgeving (bron: Archis van de RCE).

Volgens de bodemkaart ligt het plangebied bij Mildam op laarpodzolgronden met leemarm en zwak lemig fijn zand (code cHn21; bruin). In de omgeving komen verder nog de volgende bodemkundige eenheden voor: veldpodzolgronden met leemarm en zwak lemig fijn zand (code Hn21; oranje); madeveengronden op zand zonder humuspodzol, beginnend ondieper dan 120 cm (code aVz; donkerpaars), moerige podzolgronden met een moerige bovengrond (code vWp; cyclaam), gooreerdgronden; lemig fijn zand (code pZn23; lichtgroen) en vlakvaaggronden; leemarm en zwak lemig fijn zand (code Zn21; donkergeel).

2019-03 8

Afbeelding 7: Bodemkaart van Mildam en directe omgeving. Het plangebied ligt bij de zwarte pijl (bron: Archis van de RCE).

Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN3) Op de kaart van het Actueel Hoogtebestand Nederland van het plangebied en directe omgeving is te zien dat het gebied voor de nieuwe paardenstal met binnenrijbak en de uitbreiding van de buitenrijbak lager liggen dan de locatie van de woning met huidige paardenstal. Het perceel loopt van circa 1,6 m +NAP bij de woning af naar circa 1,0 m +NAP ter plaatse van de nieuwe paardenstal met binnenrijbak en naar 0,9 m ter plekke van de uitbreiding van de buitenrijbak.

Afbeelding 8: Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN3) met binnen de zwarte rechthoek het plangebied te Mildam (bron: AHN viewer).

2019-03 9 2.3 Archeologische en cultuurhistorische waarden

Archeologische Waarden

Archeologisch waardevolle terreinen: Het plangebied zelf is niet als archeologisch waardevol terrein geregistreerd in de archeologische database Archis (en de Archeologische Monumentenkaart [AMK]) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) en komt ook niet als terrein van hoge archeologische waarde voor op de FAMKE of op de gemeentelijke kaart van de Verdiepingsslag voor.

Volgens Archis kent het zand- en veengebied in het zuiden van de gemeente Heerenveen slechts een gering aantal archeologisch waardevolle terreinen (AMK-terreinen). Het gaat daarbij om de historische kern van het veenontginningsdorp Heerenveen uit de Late Middeleeuwen – Nieuwe tijd (AMK-15014). Ten zuiden van Heerenveen, bij , ligt langs de Tjonger een terrein met daarin de resten van een klooster uit de Late Middeleeuwen en een schans (de Schoterschans) uit de Nieuwe tijd (AMK- 13237). Op deze locatie aan de Tjonger zijn funderingen van berkenhouten palen met daarop gemetselde muurtjes van kloostermoppen aangetroffen. In een natuurgebied ten oosten van Oudhorne ligt een terrein met een grafveld (AMK-15573) uit de IJzertijd-Middeleeuwen. Bij Prikkedam aan de Tjonger (in het oosten van de gemeente) ligt een archeologisch waardevol terrein met daarin sporen van bewoning uit het Mesolithicum (8800-4900 v. Chr.). Verreweg de meeste archeologisch waardevolle terreinen bevinden zich in het noordelijke deel van de gemeente Heerenveen. Rond en liggen ongeveer 60 archeologische terreinen. Het gaat daarbij langs de Boorne om een aantal terreinen met bewoningssporen uit het Mesolithicum (8800- 4900 v. Chr.) en het Neolithicum (4900-2000 v. Chr.). Tevens komen hier veel terpen uit de IJzertijd- Middeleeuwen en huisterpen uit de Middeleeuwen voor. Een aantal oude dorpskernen uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd staat eveneens als archeologisch terrein op de kaart.

Het zuidelijke deel van de gemeente Heerenveen kent dus maar vier archeologisch waardevolle terreinen. Langs de Tjonger en op de dekzandruggen zou je meer terreinen verwachten, maar mogelijk zijn veel vindplaatsen bij de ontginningen die hier vanaf de Middeleeuwen plaatsvonden, aangetast of zelfs helemaal weggegraven. De nog aanwezige (tamelijk) gave archeologische terreinen liggen veelal binnen natuurterreinen.

Archeologische vindplaatsen/vondsten: Uit het plangebied zelf zijn geen archeologische vondstmeldingen bekend in Archis. Volgens de archeologische database Archis van de RCE zijn uit de iets wijdere omgeving wel vindplaatsen en/of vondsten bekend. Maar een aantal van de vindplaatsen in Archis zijn zogenaamde non-vindplaatsen, waar men wel archeologisch onderzoek heeft gedaan maar niets heeft aangetroffen.

Op het klooster- en schansterrein ten zuiden van Oudeschoot zijn wel vondsten gedaan, zoals oude funderingsresten. Iets noordelijker in Oudeschoot zijn bij het graven van rioleringssleuven funderingsresten van een klooster van de Duitse Orde gevonden. En bij het uitbaggeren van de Tjonger ten zuiden van het hierboven genoemde klooster/schansterrein is een koperen bijl uit de Late Bronstijd- Vroege IJzertijd mee omhoog gekomen. De bijl zal een zogenaamde depotvondst zijn die in de Bronstijd of IJzertijd als offer in de Tjonger is gedeponeerd. In de Tjonger was op deze plek waarschijnlijk al vanaf de prehistorie een voorde of doorwaadbare plaats aanwezig. Bij veel doorwaadbare plaatsen in de Tjonger en andere rivieren zijn offervondsten tevoorschijn gekomen. Er werden zelfs nog offers gebracht tot in de Vroege Middeleeuwen.

2019-03 10

Afbeelding 9: Archeologische vindplaatsen (lichtgroene stippen met nummer)in de omgeving van Mildam. De AMK- terreinen staan niet op deze kaart omdat deze verder weg liggen (bron: Archis van de RCE).

Op de twee advieskaarten van de FAMKE staan ook geen archeologisch waardevolle terreinen aangegeven. De Advieskaart Steentijd-Bronstijd laat een vuursteenvindplaats zien in Mildam. De provincie beveelt voor de rest van het gebied aan om bij ingrepen van meer dan 5000 m² een quickscan te laten verrichten. Een quickscan is een extensief booronderzoek, waarmee duidelijk gemaakt wordt of het bodemarchief uit de steentijd intact is. Bij een intact bodemarchief kan dan over worden gegaan op een Karterend onderzoek 2 (6 boringen per hectare). De vuursteenvindplaats ligt niet binnen het plangebied.

Wat betreft de Advieskaart IJzertijd-Middeleeuwen beveelt de provincie aan om bij ingrepen van meer 5000 m² een historisch en karterend onderzoek te verrichten, waarbij speciale aandacht moet worden besteed aan eventuele Romeinse sporen en/of vroegmiddeleeuwse ontginningen. Romeinse sporen zijn hier niet te verwachten, omdat het gebied toen nog met veen bedekt was. Mogelijk is Mildam aan het eind van de Late Middeleeuwen ontstaan. Mildam staat in ieder geval al als dorp op de kaart van Schotanus uit 1664. Dat zou kunnen betekenen dat hier ook geen sprake is van vroegmiddeleeuwse ontginningen, want tussen de Tjonger en Mildam is geen ruimte nederzettingen uit de Vroege Middeleeuwen.

De Advieskaart Steentijd-Bronstijd uit de Verdiepingsslag geeft het gebied rond Mildam een hogere status dan de Advieskaart Steentijd-IJzertijd van de FAMKE. Volgens de kaart uit de Verdiepingsslag zou men hier Karterend onderzoek 2 (steentijd) uit moeten laten voeren bij bodemingrepen groter dan 2500 m2 (6 boringen per hectare). Maar de kaart uit de Verdiepingsslag is niet overgenomen op de FAMKE en het is onbekend of de Verdiepingsslag als gemeentelijk beleid geldt.

Bij de FAMKE gaat de provincie uit van een maximale verstoringsdiepte van 30 cm onder maaiveld, maar dit staat niet expliciet aangegeven in de tekst bij de FAMKE. Bij bodemingrepen dieper dan 30 cm onder maaiveld en een maximale oppervlakte zoals aangegeven voor de verschillende advieszones op de FAMKE, dient karterend of waarderend booronderzoek plaats te vinden. Bij de Erfgoedverordening wordt echter uitgegaan van een maximale verstoringsdiepte van 50 cm!

2019-03 11

Afbeelding 10: Advieskaart Steentijd-IJzertijd van de FAMKE (linksboven) en advieskaart IJzertijd-Middeleeuwen van de FAMKE (rechts-midden) (bron: CHK); Verdiepingsslag advieskaart Steentijd-Bronstijd links onder (Bron: Steekproefrapport 2012-07/06Z).

Afbeelding 11: Boorraaien ten noorden van de Tjonger bij Mildam. In de gele boringen is een volledig verstoord bodemprofiel aangetroffen (bron: Steekproefrapport 2012-07/06Z).

2019-03 12 Cultuurhistorische waarden met een archeologische component

In de omgeving van het plangebied komen volgens de Cultuurhistorische Kaart (CHK) van de provincie Fryslân cultuurhistorische waarden voor die een archeologische component in zich dragen. Op oude boerderijplaatsen kunnen middeleeuwse voorgangers van de huidige boerderij in de grond zitten. Dat is ook het geval bij de oude kerken. It Alde Tsjerkje Mildaem dateert uit 1726. In Mildam stond in de eeuwen daarvoor een kapel, maar het is niet duidelijk of deze op dezelfde plaats stond als de kerk uit 1726. Op onderstaande afbeelding zijn ook de meanders van de veenrivier de Tjonger aangegeven, zoals deze rond 1830 nog door het gebied stroomde. In deze oude meanders kan men allerlei archeologische vondsten en structuren tegenkomen zoals depotvondsten ofwel offers die vroegere bewoners in de rivier deponeerden, oude voorden (doorwaadbare plaatsen) en watergerelateerde structuren. In het plangebied is echter, voor zover valt na te gaan, geen sprake van bekende cultuurhistorische waarden. Dit gebied is op historische kaarten altijd in gebruik geweest als landbouwgrond. En de eerste bebouwing in het plangebied verscheen hier pas rond 1900.

Afbeelding 12: Cultuurhistorische Kaart van de provincie Fryslân met cultuurhistorische waarden met een archeologische component, zoals de boerderijplaatsen (bruine vlakken) en oude kerken (bron: CHK). Bij de zwarte pijl ligt het plangebied bij Mildam.

Uit de iets wijdere omgeving zijn kloosters en schansen bekend. Aan de Tjonger bij Oudeschoot stond een dubbelklooster van de Duitse Orde. Dit klooster deed later dienst als beheerscomplex met één tot twee priesterbroeders. Het klooster is mogelijk gestart als hospitaal-gasthuis bij de oversteekplaats door de Tjonger. Het klooster moet vóór 1299 zijn gesticht en heeft dienst gedaan tot circa 1580. De voorde door de Tjonger lag in de hoofdroute van en naar Friesland. In 1585 werd hier een schans aangelegd, de Schoterschans. Deze schans maakte deel uit van de Friese Waterlinie die is aangelegd om de Spanjaarden tegen te houden. De Schoterschans en de Schoterbrug staat ook op de Kadastrale minuut uit circa 1830 aangegeven.

2019-03 13 2.4 Bewoningsgeschiedenis en historische situatie

Paleolithicum (tot circa 10.000 jaar geleden) en Mesolithicum (8800 – 4900 v. Chr.) In de zandgebieden van de gemeente Heerenveen kunnen bewoningssporen worden aangetroffen die uit het Paleolithicum en Mesolithicum dateren. In het Paleolithicum trokken in Noord-Nederland vooral groepen jagers-verzamelaars rond die hier aan het eind van de laatste ijstijd op groot wild joegen, zoals op rendieren. Door een toenemende opwarming en door het vochtiger worden van het klimaat veranderde de toendra uit de laatste ijstijd langzamerhand in een parkachtig landschap met bossen. De rondtrekkende rendierkuddes maakten plaats voor kleiner wild en grote grazers. De jagers-vissers- verzamelaars uit het Mesolithicum verbleven waarschijnlijk in semi-permanente kampementen en trokken van daaruit naar kleinere, meer tijdelijke kampen waar men zich bezig hield met de jacht op specifiek in die omgeving aanwezige dieren of met de visvangst. Men bivakkeerde vooral op hoger gelegen dekzandkoppen en –ruggen langs rivierdalen en in de omgeving van depressies, zoals pingoruïnes. Vindplaatsen van jagers-verzamelaars bevinden zich veelal op relatief hoog gelegen delen van het dekzandlandschap in de nabijheid van water, zoals het geval was bij Prikkedam aan de Tjonger en op verschillende plaatsen langs de Boorne. De vuursteenvindplaatsen in de gemeente Heerenveen liggen vooral op de dekzandruggen en -koppen langs de oude dalen van de Tjonger en Boorne.

Neolithicum (4900-2000 v. Chr.) en Bronstijd (2000-800 v. Chr.) Het Neolithicum wordt gekenmerkt door de intrede van de akkerbouw en veeteelt en het ontstaan van permanente nederzettingen. Ook vindplaatsen uit het Neolithicum zijn terug te vinden op de hoogste delen van het dekzandlandschap. Op de hogere koppen en ruggen langs de Boorne moeten de eerste boeren in het gebied hebben gewoond. Vaak gaat het hierbij om locaties die ook al in het Mesolithicum bewoond waren. Bij Oldeboorn is sprake van een hoger gelegen gebied, waar behalve in de Steentijd ook nog later gewoond werd, namelijk in het begin van de Bronstijd (rond 2000 v. Chr.). Daarna was bewoning niet meer mogelijk door het veenpakket dat over het gebied was komen te liggen.

IJzertijd (800-12 v. Chr.) en Romeinse tijd (12 v. Chr. – 450 na Chr.) Tijdens de Late IJzertijd en Romeinse tijd (tussen 250 v. Chr. tot 400 na Chr.) zijn in het noorden van de gemeente Heerenveen terpjes opgeworpen op het veen. Vanuit de kwelders (het kleigebied) werden de randen van het veengebied in ontginning genomen. In sommige gevallen vestigde men zich direct op het veen en werden later terpjes opgeworpen, wanneer men te last kreeg van natte voeten. In andere gevallen wierp men meteen een terpje op. Veel veenterpjes zijn later door de steeds sterkere invloed van de zee overslibd geraakt met een pakket klei. Soms heeft men de vroege veenterpen in de Middeleeuwen opnieuw gebruikt als woonplaats.

Volle en Late middeleeuwen (800-1500 na Chr.) In het noorden van de gemeente zijn in de Volle en Late Middeleeuwen opnieuw terpen opgeworpen. In de omgeving van Akkrum en Oldeboorn liggen deze terpjes op de oeverwallen van veenrivieren die afstromen op het kleigebied. Deze terpjes zijn hier ontstaan rond 880 na Chr. en/of in de Late Middeleeuwen.

In de Middeleeuwen is het zuidelijke deel van de gemeente Heerenveen waarschijnlijk in ontginning genomen vanuit veenrivieren, zoals de Tjonger. Bevolkingstoename in de bewoonbare gebieden en expansiedrang speelden een belangrijke rol bij het in ontginning nemen van de veengebieden ten behoeve van de landbouw. De hoger gelegen zandrug ten noorden van de Tjonger moet al in de Middeleeuwen grotendeels ontgonnen zijn. Ook het gebied bij Mildam zal vanuit het dal van de Tjonger in ontginning zijn genomen om zo nieuwe landbouwgebieden te creëren. Een dekzandrug ligt een stuk hoger dan het dal van de Tjonger en was dus bij uitstek geschikt voor bewoning. Het gaat hier om een zogenaamde woudontginning die ingeklemd ligt tussen het lager gelegen rivierdal van de Tjonger en het noordelijker gelegen hoogveengebied aan weerszijden van de Schoterlandsche Compagnonsvaart.

Het veengebied rond Heerenveen is pas vanaf de 2de helft van de 16de eeuw in ontginning genomen. Daarbij ging het om grootschalige en systematische ontginning van de veengebieden door een compagnie die het veen afgroef voor de handel in turf. In het veengebied werd een stelsel van vaarten en wijken gegraven om het veengebied te kunnen ontwateren en de turf af te voeren. Vanuit de Schoterlandsche Compagnonsvaart werden wijken het veengebied ingegraven. En via de Prinsenwijk ten westen van het plangebied kon de turf afgevoerd worden naar de Tjonger en vandaar weer verder naar de gebieden en steden waar men veel brandstof nodig had.

2019-03 14 Geschiedenis van Mildam Mildam is een streekdorp aan de Schoterlandseweg in het zuiden van de gemeente Heerenveen. Het dorp Mildam ligt op de flank van een hoger gelegen dekzandrug net ten noorden van de rivier de Tjonger. Ten zuiden van de Tjonger ligt het grondgebied van de gemeente Weststellingwerf. Mildam zou in de Late Middeleeuwen ontstaan zijn als Brongerga. Het dorp lag zowel aan de rivier de Tjonger als aan de oude doorgaande weg die de hoger gelegen dekzandgronden van de Woudstrook verbond met die de hogere gronden van Gaasterland en Ooststellingwerf. Het dorp komt met de naam Miledam voor op de kaart Frisia Occidentalis (1579) van Sibrandus Leonis. Volgens het Historisch Informatiepunt van de gemeente Heerenveen zou Mildam ontstaan zijn nabij een punt, waar de Tjonger kon worden overgestoken. Het woord dam in de plaatsnaam zou hier op wijzen. Bij de vervaardiging van de archeologische advieskaarten voor de gemeente Weststellingwerf is bij Mildam echter geen voorde of oversteekplaats ingetekend, wat wel het geval is bij Oudeschoot. Dus is het onduidelijk of hier echt een voorde heeft gelegen in de Tjonger.

Afbeelding 13: Uitsnede uit de kaart van Friesland (Frisia Occidentalis) uit 1579 van Sibrandus Leonis (bron: Groninger Archieven).

Op de kaarten uit 1718 (Schotanus) en 1830 (Kadastrale minuut) staat vanuit de oude, doorgaande weg in Mildam wel een weg of pad ingetekend naar de boerderijgen en brouwerij langs de Tjonger. Maar er loopt geen pad of weg aan de overzijde van de rivier richting het zuiden. Meestal ligt een voorde of oversteekplaats in een oude doorgaande route. De bewoners van Mildam moeten de overkant wellicht op een andere manier bereikt hebben. In de Leggers bij de Kadastrale minuut uit 1830 is te lezen dat dat de eigenaar van de brouwerij en een aantal landbouwers uit Mildam percelen hooiland en petgaten aan de overkant van de Tjonger in bezit hadden. Om deze percelen makkelijk te kunnen bereiken, moest men de Tjonger bij Mildam over kunnen steken. Pas op de kaart van Eekhoff uit 1849-1859 staat een zogenaamde ‘draai’ ofwel een draaibrug ingetekend (zie afbeelding 15). Ten noorden van de Tjonger loopt een pad vanaf het latere Bruggelaantje naar de ‘draai’ over de Tjonger. Ten zuiden van de rivier loopt ook weer een voetpad vanaf de ‘draai’ via de Zomerdijk naar de Miedweg.

2019-03 15

Afbeelding 14: Kadastrale minuut uit circa 1830 met het dorp Mildam en bij de rode ster het plangebied (bron: HisGis)

Afbeelding 15: Kaartbeelden van Eekhoff uit 1849-1859 met daarop aangegeven de ‘Draai’ over de Tjonger ten zuidwesten van Mildam en de voetpaden ten noorden en zuiden van de Tjonger (bron: Tresoar). De dikker gestreepte lijnen zijn Parochiegrenzen.

2019-03 16 Bebouwing Mildam Op de kaarten van Schotanus van Schoterlandse uit 1664 en 1718 staan verschillende huizen en/of boerderijen aangegeven. Ook staat er een kapel of kerkje aangegeven. Op de Kadastrale minuut uit circa 1830 is te zien dat de bebouwing van Mildam zich concentreerde op de kruising van wegen in Mildam, de Schoterlandseweg en de Molenweg.

In Mildam heeft eeuwenlang een kapel gestaan die in 1726 is vervangen door de huidige kerk aan de Schoterlandseweg. In 1610 werd aan het begin van de Molenlaan ook een doopsgezinde kerk gebouwd, maar deze gemeente werd in 1806 opgeheven. De kerk is ondertussen gesloopt. De korenmolen is in 1506 aan het voetpad naar -Brongerga (later de Molenlaan) gebouwd en in 1797 is de molen verkocht voor afbraak. Verder bestond de bebouwing rond 1830 uit boerderijen, huizen van wevers, arbeiders, een koopman, een timmerman, een winkelier, een kastelein, een politieagent en andere bewoners (waarvan het beroep niet stond aangegeven in de kadastrale leggers). Daarnaast waren er nog huisjes van de diaconie en panden in handen van de dorpen Mildam en . Direct langs de Tjonger stonden het huis, de brouwerij en een schuur van een brouwer. De eigenaar van de brouwerij bezat ook een aantal percelen aan de zuidkant van de Tjonger. Ter plekke van het plangebied aan de Schoterlandseweg 11 bij Mildam was in de 18de en 19de eeuw nog geen sprake van bebouwing. Het perceel was in gebruik als weiland. De eigenaar, landbouwer Jan Frankes van der Wal, woonde op een boerderij langs de Tjonger in Mildam. Deze boerderij was één van de stemgerechtigde boerderijen in Mildam. Het bezit van stemgerechtigde goederen betekende macht. Het plangebied behoorde al in 1640 tot de percelen behorend bij deze boerderij.

Afbeelding 16: Uitsnede uit de Bonnekaart uit 1926 (bron Archis).

Volgens historisch kaartmateriaal uit 1900 staat er nog steeds geen bebouwing ten westen van de kern van Mildam. Pas na 1900 is er sprake bebouwing (waarschijnlijk een boerderij), zoals te zien is op de Bonnekaart uit 1926. De meanderende Tjonger is tussen 1886 en 1888 gekanaliseerd en ten zuiden van Mildam is een ophaalbrug over de Tjonger aangelegd. Het dorp Mildam heeft zich uitgebreid naar het westen, noorden en oosten. Ten westen van de kern van Mildam gaat het daarbij vooral om boerderijen. De bebouwing die op dit moment in het plangebied aanwezig is, zou volgens bgtviewer.nl in 1966 zijn gebouwd. In de tweede helft van de 20ste eeuw wordt de bebouwing uitgebreid met een paardenstal en schuurtjes. Op de luchtfoto’s uit 2009 en recenter zijn de bestaande buitenrijbakken en start- en longeermolens te zien.

2019-03 17 3. Overweging en advies

Resultaten van het bureauonderzoek Het plangebied ten westen van Mildam ligt op de flank van een dekzandrug lang de rivier de Tjonger. In de Steentijd en Vroege Bronstijd werd een dergelijke dekzandrug langs een rivier vaak door de mens uitgekozen om zich daar voor korte tijd of permanent te vestigen. Vanaf 1500 v. Chr. raakte het gebied bedekt met een veenpakket en was bewoning niet meer mogelijk. Het zou tot in de Middeleeuwen duren voordat het gebied in ontginning werd genomen en er weer bewoning mogelijk was. In de Steentijd en Vroege Bronstijd kan men op de dekzandrug langs de Tjonger gewoond hebben. Uit boringen in het kader van de Verdiepingsslag Heerenveen uit 2012 komt naar voren dat de bodem op de dekzandrug op een aantal plaatsen in de omgeving van Mildam behoorlijk verstoord is. Maar dat kan plaatselijk zijn en dat heeft mogelijk te maken met de wijze waarop de ontginningen hebben plaatsgevonden.

Het dorp Mildam moet in de Late Middeleeuwen zijn ontstaan. De kern van het dorp concentreerde zich rond de kruising van de Schoterlandseweg, de Molenweg en het Bruggelaantje. In de 17de tot 19de eeuw was het plangebied volgens de Kadastrale minuut en de gegevens uit de stem- en floreenkohieren in gebruik als bouwland (in 1830 als weiland). Op de kaarten van Schotanus uit 1664 en 1718 staan aan de westzijde van de historische kern van Mildam nog geen boerderijplaatsen of andere bebouwing ingetekend. De percelen in het plangebied hoorden in de 17de en 18de eeuw bij een boerderij bij de Tjonger aan de zuidwestkant van Mildam. Pas na 1900 is er in het plangebied sprake van bebouwing en waarschijnlijk gaat het dan om een boerderij. Op dit moment zijn de woning en stallen aan de Schoterlandseweg 11 te Mildam in gebruik als paardenhouderij. Achter de bedrijfsgebouwen liggen twee buitenrijbakken en start- en longeermolens.

De nieuwe paardenstal komt op poeren te staan, waarbij poergaten worden gegraven tot een diepte van circa 1,0 m. De locatie van de nieuwe paardenstal met binnenrijbak en machineopslag is op dit moment in gebruik als buitenrijbak. De grond is hier dus al tot een diepte van 0,40 m verstoord. De noordelijke uitbreiding van de oostelijke buitenrijbak bedraagt 792 m2 en de grond van het hier aanwezige stuk weiland zal tot een diepte van 0,40 m uitgegraven worden. Ter plekke van de zuidelijke uitbreiding van de oostelijke buitenrijbak staan op dit moment nog start- en longeermolens. Op de plek van deze molens is de bodem eveneens tot minimaal 0,40 m diepte verstoord. Op de locatie van de nieuwe start- en longeermolens met een oppervlakte van circa 400 m2 zal de bodem ook tot 0,40 m ontgraven moeten worden. Deze locatie staat als erf aangegeven en verondersteld wordt dat hier sprake is van erfverharding. Bovendien staat er volgens de luchtfoto nog een schuurtje o.i.d. op het erf. Het is niet bekend in hoeverre de bodem op het erf verstoord is.

Daarnaast werd uit de boorraaien die in het kader van de Verdiepingsslag Heerenveen in de omgeving van het plangebied zijn gezet, duidelijk dat de bodem op de flank van de dekzandrug behoorlijk verstoord is. Vaak blijkt uit de boringen rond Mildam dat de bodem volledig verstoord is en soms dat er nog een enigszins intacte podzolbodem aanwezig is. Bij deels of helemaal verstoorde podzolbodems zullen vindplaatse ook verstoord of zelfs geheel afgegraven zijn.

Advies De gemeente gaat ervan uit dat er een bouwvlak ontstaat van meer dan 5000 m2 en dat er daarom archeologisch vooronderzoek moet worden uitgevoerd. Volgens de FAMKE dient men hier een Historisch en karterend onderzoek 3 (Middeleeuwen) en een Quickscan (Steentijd) uit te laten voeren bij ingrepen met een oppervlakte groter dan 5000 m2. Het is echter niet helemaal duidelijk wat nu het bouwblok is. Wel is duidelijk geworden dat de bodem in het plangebied al grotendeels tot minimaal 0,40 m verstoord is ter plaatse van de bestaande buitenrijbakken en molens, en mogelijk ook ter plaatse van de erfverharding.

Bij het uitgraven van de poergaten tot 1 m diepte is het lastig archeologische waardnemingen te doen. Alleen de uitgegraven grond zou nog nagekeken kunnen worden op de aanwezigheid van archeologische indicatoren. Het komt er dus op neer dat ter plekke van de noordelijke uitbreiding en de nieuwe molens sprake is van een nieuw te verstoren oppervlakte van circa 1192 m2 en slechts 0,40 m diep. Maar de Erfgoedverordening van de gemeente geeft een maximale verstoringsdiepte tot 0,50 m aan. Ter plekke van de poergaten in de nieuwe stal zal een oppervlakte van circa 100 m2 worden verstoord, maar de poergaten worden wel tot een diepte van 1 m onder maaiveld worden uitgegraven.

2019-03 18

Gezien alle bodemingrepen die al in het verleden hebben plaatsgevonden in het plangebied en het feit dat de nieuwe bodemverstoringen niet dieper gaan dan 0,40 m onder maaiveld, behalve ter plekke van de poergaten, is het niet nodig om hier nog een Quick scan (Steentijd) plaats te laten vinden. Bovendien heeft het booronderzoek in het kader van de Verdiepingsslag uitgewezen dat de bodem van de dekzandrug zeer waarschijnlijk behoorlijk of zelfs helemaal is verstoord door de ontginningen in dit gebied. Een historisch en karterend onderzoek (Middeleeuwen) zal geen archeologische informatie opleveren, omdat het gebied pas in de Late Middeleeuwen in ontginning is genomen en het plangebied pas na 1900 bebouwd is geraakt. Een historisch en karterend onderzoek (Middeleeuwen) hoeft hier naar aanleiding van dit bureauonderzoek ook niet te worden uitgevoerd.

Dit betekent dat nader vervolgonderzoek in de vorm van een Quick scan (Steentijd) en/of een Historisch en karterend onderzoek (Middeleeuwen) niet nodig is.

Wel moet men bij het aantreffen van archeologische vondsten de gemeente hiervan op de hoogte brengen. Volgens Artikel 5.10. van de Erfgoedwet moet degene die anders dan bij het verrichten van opgravingen een vondst doet waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een archeologische vondst betreft, dit zo spoedig mogelijk melden bij Onze Minister. Aangeraden wordt om vondsten te melden bij de gemeente of het Noordelijk Archeologisch Depot in Nuis.

2019-03 19 4. Literatuur, bronnen en kaarten

Bodemkaart van Nederland, schaal 1:50.000. Stiboka, Wageningen 1985.

Brongers, J.M.G., Zuidhorn 2013, Mildam, Molenlaan (Gemeente Heerenveen, Fr.) Een Inventariserend Archeologisch Veldonderzoek. Steekproefrapport 2013-05/08Z.

Erfgoedverordening 2016 van de gemeente Heerenveen.

Exaltus, R., Zuidhorn 2013, Heerenveen, Verdiepingsslag FAMKE Gem. Heerenveen (Frl.) Een verkennend booronderzoek met bureaustudie. Steekproefrapport 2012-07/06Z

Steenhuis stedenbouw/landschap en Urban, Schiedam 2009, Nota Cultuurhistorisch Erfgoed Gemeente Heerenveen. Delen 1-3.

Vos, P. & S. de Vries, Utrecht 2013, 2e generatie palaeogeografische kaarten van Nederland (versie 2.0). Deltares.

AHN, Actueel Hoogtebestand Nederland (www.ahn.nl)

Archis 3, Archeologisch Informatiesysteem van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) (www.archis.cultureelerfgoed.nl)

Archeologie in Nederland van de RCE: http://archeologieinnederland.nl/bronnen-en-kaarten/amk-en-ikaw http://archeologieinnederland.nl/bronnen-en-kaarten/paleogeografische-kaarten

BAG, Basisregisters Adressen en Gebouwen (www.bagviewer.kadaster.nl)

Bodemkundig Informatiesysteem (BIS) Nederland: http://maps.bodemdata.nl/bodemdatanl/index.jsp

Cultuurhistorische Kaart (CHK) van de provincie Fryslân.

HisGis Fryslân, Historisch Geografisch Informatiesysteem (www.hisgis.nl)

Kadastrale kaart: https://kadastralekaart.com/kaart/6.3320886/52.9955513/18

Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie: https://www.sikb.nl/archeologie/richtlijnen

Ruimtelijke plannen / bestemmingsplannen: www.ruimtelijkeplannen.nl

Topotijdreis: Topografische kaarten van Nederland over 200 jaar (www.topotijdreis.nl)

Tresoar: kaarten van Schotanus en Eekhoff

2019-03 20 Bijlage 1: Geologische en archeologische tijdschaal

2019-03 21 Bijlage 2: Archeologische periodes

Paleolithicum tot 8800 v.Chr. Paleolithicum vroeg tot 300000 C14 Paleolithicum midden 300000 – 35000 C14 Paleolithicum laat 35000 C14 - 8800 v.Chr. Paleolithicum laat A 35000 - 18000 C14 Paleolithicum laat B 18000 C14 -8800 v.Chr.

Mesolithicum 8800 - 4900 v.Chr. Mesolithicum vroeg 8800 - 7100 v.Chr. Mesolithicum midden 7100 - 6450 v.Chr. Mesolithicum laat 6450 -4900 v.Chr.

Neolithicum 5300 - 2000 v.Chr. Neolithicum vroeg 5300 - 4200 v.Chr. Neolithicum vroeg A 5300 - 4900 v.Chr. Neolithicum vroeg B 4900 - 4200 v.Chr. Neolithicum midden 4200 - 2850 v.Chr. Neolithicum midden A 4200 - 3400 v.Chr. Neolithicum midden B 3400 - 2850 v.Chr. Neolithicum laat 2850 - 2000 v.Chr. Neolithicum laat A 2850 - 2450 v.Chr. Neolithicum laat B 2450 - 2000 v.Chr.

Bronstijd 2000 - 800 v.Chr. Bronstijd vroeg 2000 - 1800 v.Chr. Bronstijd midden 1800 - 1100 v.Chr. Bronstijd midden A 1800 - 1500 v.Chr. Bronstijd midden B 1500 - 1100 v.Chr. Bronstijd laat 1100 - 800 v.Chr.

IJzertijd 800 - 12 v.Chr. IJzertijd vroeg 800 - 500 v.Chr. IJzertijd midden 500 - 250 v.Chr. IJzertijd laat 250 - 12 v.Chr.

Romeinse tijd 12 v.Chr. - 450 n.Chr. Romeinse tijd vroeg 12 v.Chr. - 70 n.Chr. Romeinse tijd vroeg A 12 v.Chr. - 25 n.Chr. Romeinse tijd vroeg B 25 - 70 n.Chr. Romeinse tijd midden 70 - 270 n.Chr. Romeinse tijd midden A 70 - 150 n.Chr. Romeinse tijd midden B 150 - 270 n.Chr. Romeinse tijd laat 270 - 450 n.Chr. Romeinse tijd laat A 270 - 350 n.Chr. Romeinse tijd laat B 350 - 450 n.Chr.

2019-03 22 Middeleeuwen 450 - 1500 n.Chr. Vroege Middeleeuwen 450 - 1050 n.Chr. Vroege Middeleeuwen A 450 - 525 n.Chr. Vroege Middeleeuwen B 525 - 725 n.Chr. Vroege Middeleeuwen C 725 - 900 n.Chr. Vroege Middeleeuwen D 900 - 1050 n.Chr. Late Middeleeuwen 1050 - 1500 n.Chr. Late Middeleeuwen A 1050 - 1250 n.Chr. Late Middeleeuwen B 1250 - 1500 n.Chr.

Nieuwe tijd 1500 – heden Nieuwe tijd A 1500 - 1650 n.Chr. Nieuwe tijd B 1650 - 1850 n.Chr. Nieuwe tijd C 1850 – heden

2019-03 23 bestemmingsplan Buitengebied - Schoterlandseweg 11 te Mildam

70 bestemmingsplan Buitengebied - Schoterlandseweg 11 te Mildam

Bijlage 4 Ecologische inventarisatie

71

Ecologische inventarisatie Schoterlandseweg 11 , M i l d a m

projectnummer: 553.13.50.00.00

Onderwerp: Ecologische inventarisatie Schoterlandseweg 11, Mildam Datum: 18-12-2019

Inleiding

KADER De initiatiefnemer is voornemens om een rijhal te realiseren ten behoeve van een paardenopfokbe- drijf aan de Schoterlandseweg 11 in Mildam. Om de uitvoerbaarheid van het plan te toetsen, is een inventarisatie van natuurwaarden uitgevoerd. Het doel hiervan is om na te gaan of aanvullend on- derzoek in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb)1 of het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid noodzakelijk is. Naast het raadplegen van bronnen is het plangebied ten behoeve van de inventarisa- tie op 4 december 2019 bezocht door een ecoloog van BügelHajema Adviseurs. De weersomstandig- heden tijdens het veldbezoek waren: bewolkt, circa 5˚C, droog en een matige wind.

PLANGEBIED Het plangebied betreft een paardenopfokbedrijf met een woning, een paardenstal, een aantal paar- denbakken en twee longeermolens (zie figuur 1). Het bedrijf ligt ten westen van Mildam en wordt in het zuiden begrensd door de Schoterlandseweg. Verder grenst het plangebied aan de oostzijde aan een woonerf en aan de noordzijde en westzijde aan percelen grasland.

In het zuidwesten van het plangebied staat een paardenstal die is opgetrokken uit houten betimme- ring en stalen platen en is bedekt met een golfplaten dak. Dit golfplaten dak wordt binnen in de stal ondersteund door houten en metalen balken. Zowel het dak als de muren van de stal bevatten geen isolatieruimte of –materiaal. Aan de zuidoostzijde staat de woning met paardenstal. De woning is opgetrokken uit baksteen met een pannendak. De paardenstal achter de woning is opgetrokken uit hout, stalen platen en deels baksteen met een golfplaten dak. In het noordwesten en noordoosten van het plangebied zijn een aantal paardenbakken aanwezig. Tussen de paardenbak en paardenstal aan de westzijde van het plangebied zijn twee longeermolens aanwezig. In het noorden ligt een wei- land, verder is de oppervlakte voornamelijk verhard. In het noordwesten van het plangebied liggen

1 De Wet natuurbescherming is op 1 januari 2017 in werking getreden en betreft zowel soortenbescherming als bescherming van (Europese) natuurgebieden.

opgeslagen materialen, als hooibalen en houten pallets. Permanent oppervlaktewater is in het plan- gebied niet aanwezig. Rondom het plangebied zijn watergangen aanwezig waar geen werkzaamhe- den aan zullen worden uitgevoerd.

De ontwikkelingen bestaan uit de realisatie van een binnenrijbak met stalling aan de westzijde van het plangebied. Hiervoor wordt de westelijke paardenstal gesloopt. Daarnaast wordt de buitenrijbak aan de oostzijde van het gebied uitgebreid. Ten zuiden en westen van de te realiseren binnenrijbak met stalling wordt verharding aangelegd. Daarnaast wordt ten zuiden van de binnenrijbak een par- keerplaats gerealiseerd. De twee huidige longeermolens zullen worden verwijderd en opnieuw wor- den aangelegd tussen de woning met paardenstal en de buitenrijbak. Aan de woning met paarden- stal worden geen werkzaamheden verricht. Voor de ontwikkelingen wordt grond vergraven en deels vegetatie verwijderd. De beukenhagen rondom het plangebied worden behouden, maar de haag die aan de zuidzijde van de buitenrijbak staat, wordt verwijderd.

Figuur 1. Topografische kaart met de locatie van het plangebied (rood). (Bron: satellietdataportaal.nl)

datum 18-12-2019 projectnummer 553.13.50.00.00 2

Foto’s 1 t/m 4. Impressie van de te slopen paardenstal en het plangebied op 4 december 2019. Linksboven het aanzicht op de zuidoostzijde van de te slopen paardenstal. Rechtsboven de binnenkant van de te slopen paardenstal. Linksonder het aanzicht op de noordzijde van de te slopen paardenstal. Rechtsonder het aanzicht op de noordzijde van het plangebied.

Soortenbescherming Onderdeel van de Wnb is soortenbescherming van planten en dieren. Dit betreffen: - alle van nature in Nederland in het wild voorkomende vogels die vallen onder de Vogelrichtlijn (Wnb art. 3.1-3.4); - dier- en plantensoorten die beschermd zijn op grond van de Habitatrichtlijn en de verdragen van Bern en Bonn (Wnb art. 3.5-3.9); - nationaal beschermde dier- en plantensoorten genoemd in de bijlage van de wet (Wnb art. 3.10-3.11). Van deze laatst genoemde groep beschermde soorten mogen provincies een zogenaamde ‘lijst met vrijstellingen’ opstellen (Wnb art. 3.11). Voor de soorten op deze lijst geldt een vrijstelling van de ver- boden genoemd in art. 3.10 eerste lid van de Wnb.

datum 18-12-2019 projectnummer 553.13.50.00.00 3

INVENTARISATIE Uit het raadplegen van de Nationale Database Flora en Fauna2 (NDFF) via Quickscanhulp.nl3 (© NDFF - quickscanhulp.nl 03-12-2019 10:56:51) blijkt dat binnen een straal van een kilometer rond het plan- gebied diverse beschermde diersoorten bekend zijn. Het gaat om vogels met jaarrond beschermde nesten, zoogdieren, amfibieën, reptielen en enkele ongewervelden.

De vegetatie in het plangebied bestaat voornamelijk uit een aantal algemene plantensoorten, die groeien langs de randen van stallen of in overhoekjes van het terrein. De waargenomen soorten zijn onder meer duizendblad, klein kruiskruid, smalle weegbree, gestreepte witbol en zachte ooievaars- bek. Opgaande beplanting bestaat uit beukenhagen rondom het plangebied. Aan de westzijde van het plangebied staat een rij fruitbomen naast de beukenhaag. Verder staan er berken en zomereik ten westen van de paardenstal aan de westzijde van het plangebied. De waargenomen soorten dui- den op een matig voedselrijke tot voedselrijke bodem. Beschermde plantensoorten zijn niet aange- troffen in het plangebied. Deze zijn gezien de terreingesteldheid en de voedselrijkdom ook niet te verwachten.

Er is een aantal jaarrond beschermde vogelsoorten bekend uit de directe omgeving van het plange- bied, zoals huismus, gierzwaluw en buizerd (Quickscanhulp.nl). De westelijke en te slopen paarden- stal heeft openingen in het dak die voor huismus toegang kunnen bieden tot de stal. Er zijn echter geen besloten ruimtes aanwezig onder het dak aan de binnenzijde van de stal die mogelijkheid bie- den voor huismus om een nest te bouwen. Daarnaast zijn er in de stal geen nesten waargenomen van huismus. Om deze redenen kan aanwezigheid van huismus in de paardenstal worden uitgeslo- ten. In de enkele bomen in het plangebied zijn geen jaarrond beschermde nesten waargenomen. Er zijn in het plangebied ook geen nesten waargenomen van algemeen voorkomende broedvogels. In de beukenhagen in het plangebied zijn algemeen voorkomende broedvogels broedend te verwach- ten, waaronder heggenmus, merel en vink. De nesten van deze algemene soorten zijn alleen tijdens de broedperiode beschermd.

Het grasland in het plangebied vormt mogelijk foerageergebied voor vogels met jaarrond bescherm- de nesten, zoals buizerd. Daarnaast biedt het plangebied geschikt foerageergebied voor huismus. Ook kan deze soort in de heggen een rust-of slaapplaats vinden.

2 Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF). De NDFF is de meeste complete natuurdatabank van Nederland. De NDFF geeft informatie over waarnemingen van beschermde en zeldzame planten en dieren en bevat uitsluitend gevalideerde gegevens. 3 Quickscanhulp.nl is een online applicatie waarmee een afgeleide van data uit de NDFF wordt weergegeven. Het is daarmee een hulpmiddel voor ervaren ecologen om te bepalen of een beschermde soort wel of niet in het plangebied kan voorkomen. Quickscanhulp.nl geeft aan op welke afstand waarnemingen van beschermde soorten in relatie tot het plangebied zijn aange- troffen. Voor Quickscanhulp.nl worden alleen gevalideerde waarnemingen gebruikt,

datum 18-12-2019 projectnummer 553.13.50.00.00 4

Als gevolg van de werkzaamheden gaat geen hoogwaardig foerageergebied verloren. Daarnaast zijn er in de directe omgeving voldoende alternatief en mogelijk hoogwaardiger foerageergebied of rust- plaatsen voor huismus aanwezig.

Bomen met geschikte holtes of scheuren die kunnen leiden tot verblijfplaatsen voor vleermuizen zijn niet aanwezig in het plangebied. Daarnaast is de paardenstal onderzocht op openingen die kunnen leiden naar verblijfplaatsen van vleermuizen. Dergelijke openingen zijn niet waargenomen. Daarnaast biedt de paardenstal aan de binnenzijde geen besloten ruimtes die kunnen leiden tot verblijfplaatsen van vleermuizen. Verder zijn geen uitwerpselen of vlindervleugels in de stal waargenomen die duiden op de aanwezigheid van vleermuizen. Door het ontbreken van geschikte openingen en uitwerpselen of vlindervleugels in de te slopen paardenstal kan de aanwezigheid van vleermuisverblijfplaatsen worden uitgesloten.

Het plangebied kan mogelijk onderdeel vormen van het foerageergebied van vleermuizen als gewone dwergvleermuis, gewone grootoorvleermuis en laatvlieger. Er zal geen hoogwaardig foerageergebied verloren gaan. Er is in de omgeving voldoende alternatief en hoogwaardig foerageergebied aanwezig. Het plangebied vormt geen onderdeel van een belangrijke vliegroute van vleermuizen door het ont- breken van aaneensluitende rijen opgaande beplanting of brede doorgaande watergangen.

Het plangebied is geschikt voor diverse grondgebonden zoogdiersoorten zoals bosmuis, bosspits- muis, huisspitsmuis, rosse woelmuis en egel (Quickscanhulp.nl). Voor de te verwachten algemene soorten geldt in de provincie Fryslân een vrijstelling van de verbodsartikelen van de Wnb bij ruimtelij- ke ontwikkelingen. Uit de directe omgeving van het plangebied zijn waarnemingen bekend van een aantal niet-vrijgestelde grondgebonden zoogdiersoorten, zoals boommarter, das, eekhoorn en wa- terspitsmuis (Quickscanhulp.nl). Gezien de terreingesteldheid worden deze soorten niet verwacht in het plangebied. In de opgaande beplanting in het gebied zijn geen holtes geschikt voor boommarter of nesten van eekhoorn waargenomen. De watergangen rondom het plangebied blijven behouden, mogelijk leefgebied voor waterspitsmuis gaat dan ook niet verloren. Geschikt leefgebied voor das is niet aanwezig in het plangebied. Het noordelijke gedeelte van het plangebied zou kunnen dienen als foerageergebied van das waardoor deze soort het plangebied hooguit incidenteel doorkruist. Als ge- volg van de plannen gaat daarom geen hoogwaardig foerageergebied van das verloren. Ook is in de directe omgeving voldoende alternatief en hoogwaardiger foerageergebied voor das aanwezig.

De beschermde amfibieënsoorten bastaardkikker, bruine kikker, gewone pad en meerkikker zijn be- kend uit de directe omgeving van het plangebied (Quickscanhulp.nl). Het plangebied biedt hooguit landbiotoop voor deze soorten, door het ontbreken van voortplantingswater in het plangebied. Daarnaast geldt voor deze soorten in de provincie Fryslân een vrijstelling van de verbodsartikelen van

datum 18-12-2019 projectnummer 553.13.50.00.00 5

de Wnb bij ruimtelijke ontwikkelingen. Niet-vrijgestelde amfibieënsoorten zijn niet bekend uit de di- recte omgeving van het plangebied (Quickscanhulp.nl). Geschikt biotoop voor niet-vrijgestelde soor- ten is in het plangebied ook niet aanwezig.

In de directe omgeving van het plangebied zijn waarnemingen gedaan van de groene glazenmaker en noordse winterjuffer (Quickscanhulp.nl). Vanwege het ontbreken van geschikt biotoop voor deze en andere soorten beschermde ongewervelden, zijn deze niet in het plangebied te verwachten.

Waarnemingen van beschermde reptielensoorten als adder, levendbarende hagedis en ringslang, zijn bekend vanuit de directe omgeving van het plangebied (Quickscanhulp.nl). Gezien de terreingesteld- heid en het ontbreken van geschikt biotoop, zoals broeihopen, worden deze soorten niet verwacht in het plangebied.

Waarnemingen van beschermde vissensoorten zijn vanuit de directe omgeving van het plangebied niet bekend (Quickscanhulp.nl). Beschermde vissensoorten zijn ook niet in het plangebied te ver- wachten vanwege het ontbreken van waarnemingen uit de directe omgeving en het ontbreken van geschikt biotoop.

TOETSING Als gevolg van de plannen zullen geen vleermuisverblijfplaatsen of jaarrond beschermde nesten ver- loren gaan. Negatieve effecten op verblijfplaatsen van vleermuizen en jaarrond beschermde nesten kunnen daardoor uitgesloten worden.

Het plangebied zal naar verwachting niet volledig ongeschikt worden als foerageergebied voor de te verwachten vleermuissoorten die in het plangebied foerageren. Bovendien is in de directe omgeving van het plangebied in ruime mate alternatief en deels hoogwaardiger foerageergebied aanwezig. Negatieve effecten op het foerageergebied van vleermuizen, ten gevolge van de werkzaamheden, treden niet op.

Bij uitvoering van het plan wordt het plangebied mogelijk minder geschikt als foerageergebied voor buizerd en huismus. Het plangebied vormt echter hooguit een klein onderdeel van het foerageerge- bied van deze soort en bovendien is in de directe omgeving in ruime mate alternatief foerageerge- bied voor deze soorten aanwezig. Negatieve effecten op vogels met jaarrond beschermde nesten door verlies van foerageergebied treden dan ook niet op.

Voor de overige vogelsoorten geldt dat, indien de werkzaamheden tijdens het broedseizoen worden uitgevoerd, in gebruik zijnde nesten van vogels kunnen worden verstoord of vernietigd. Dit is bij wet

datum 18-12-2019 projectnummer 553.13.50.00.00 6

verboden. Vernietiging of verstoring van in gebruik zijnde nestplaatsen kan voorkomen worden door bij de planning en uitvoering van de werkzaamheden rekening te houden met het broedseizoen. Een standaardperiode voor het broedseizoen is er niet; van belang is of een broedgeval aanwezig is, on- geacht de periode. Voor de meeste vogels geldt dat het broedseizoen ongeveer van 15 maart tot 15 juli duurt.

Als gevolg van de ontwikkelingen kunnen enkele verblijfplaatsen van algemene amfibieën-, zoogdier- en reptielensoorten worden verstoord en vernietigd. Ook kunnen hierbij enkele exemplaren worden gedood. De te verwachten algemene soorten worden niet in hun voortbestaan bedreigd en vallen in de vrijstellingsregeling bij ruimtelijke ontwikkelingen van de provincie Fryslân. Voor deze soorten hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd. Wel geldt voor deze soorten de zorgplicht van de Wnb.

Gebiedsbescherming Voor onderhavig plangebied is de volgende wet- en regelgeving op het gebied van gebiedsbescher- ming relevant: de Wnb en de provinciale structuurvisie en verordening.

WET NATUURBESCHERMING In de Wnb is de bescherming van specifieke natuurgebieden geregeld. Het betreft de Natura 2000- gebieden, die een internationale bescherming genieten. Plannen met negatieve effecten op deze ge- bieden zijn vergunningsplichtig. Relevant daarbij is dat de Wnb een externe werking kent. Van exter- ne werking is sprake als activiteiten buiten een Natura 2000-gebied van invloed zijn op de natuur- waarden in een Natura 2000-gebied.

NATUURNETWERK NEDERLAND Het Natuurnetwerk Nederland (NNN - voormalig Ecologische Hoofdstructuur) is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. Het NNN is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastruc- tuur en Ruimte. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing, ontwikkeling en bescherming van het NNN. De begrenzing en ruimtelijke bescherming van het NNN is voor provincie Fryslân uit- gewerkt in het Streekplan Fryslân 2007 en de Verordening Romte Fryslân 2014 (provinciaal ruimtelijk natuurbeleid).

NATUUR BUITEN HET NNN Vanuit het Streekplan Fryslân 2007 en de Verordening Romte Fryslân 2014 wordt buiten de NNN- gebieden bij ruimtelijke plannen specifiek ingezet op de bescherming van bestaande natuurgebieden en natuurwaarden in agrarisch gebied.

datum 18-12-2019 projectnummer 553.13.50.00.00 7

INVENTARISATIE In het kader van de Wnb beschermde gebieden liggen op kleine afstand van het plangebied. Het meest nabijgelegen beschermde gebied betreft het Natura 2000-gebied ‘Deelen’ dat gelegen is op een afstand van circa 10 kilometer ten noordwesten van het plangebied. Het meest nabijgelegen NNN-gebied ligt op circa 130 meter ten westen van het plangebied. Het dichtstbijzijnde gebied dat is aangewezen als ‘Natuur buiten het NNN’ omvat een bosstrook die op circa 130 meter afstand ten oosten van het plangebied is gelegen. Het meest nabijgelegen weidevogelkansgebied is gelegen op een afstand van circa 2,4 kilometer ten zuidwesten van het plangebied.

Beschermde gebieden rondom het plangebied (rood). Lichtgroen: Natuur buiten NNN. Groen gearceerd: NNN. (bron kaartonder- grond: ruimtelijkeplannen.nl).

TOETSING Het plangebied ligt op ruime afstand van het Natura 2000-gebied ‘Deelen’. Hierdoor zijn in potentie effecten mogelijk door externe werking. Het plangebied is gescheiden van het Natura 2000-gebieden door bebouwing, (water)wegen en agrarisch gebied. Gezien de afstand tot het Natura 2000-gebied, de inrichting van het tussenliggende gebied en de aard van het plan, kan een toename van verstoring door geluid, verlichting of optische verstoring worden uitgesloten.

datum 18-12-2019 projectnummer 553.13.50.00.00 8

Over deze afstand kan echter in potentie wel sprake zijn van een toename van stikstofdepositie op Natura 2000- gebieden. Daarom is een AERIUS-berekening gemaakt waaruit blijkt dat tijdens de aanleg- en gebruiksfase geen sprake is van stikstofdepositie boven 0,00 mol N/ha/jaar in stikstofge- voelige habitattypen van Natura 2000-gebieden. De berekening is gerapporteerd in Notitie stikstofbe- rekening (BügelHajema Adviseurs, 7 november 2019).

Gezien de afstand tot de beschermde gebieden en de aard van het plan zijn geen negatieve effecten te verwachten op het NNN, natuur buiten het NNN en weidevogelkansgebieden. De ontwikkeling is niet in strijd met het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid.

Conclusie Op basis van de uitgevoerde ecologische inventarisatie (d.d. 4 december 2019) is gezien de aange- troffen terreinomstandigheden en de aard van de ontwikkelingen een voldoende beeld van de na- tuurwaarden ontstaan. Een ontheffing van de Wnb voor beschermde soorten is niet nodig. In verband met de soortbescherming van de Wnb is het wel nodig om bij de planning van de werk- zaamheden rekening te houden met het broedseizoen van vogels.

De AERIUS- berekening moet uitwijzen of er negatieve effecten in het kader van de Wnb beschermde gebieden zullen optreden. Op basis daarvan kan worden bepaald of vervolgstappen nodig zijn, zoals het aanvragen van een vergunning van de Wnb.

Een nadere analyse van het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid is niet noodzakelijk. De ontwikkeling is op het punt van provinciaal ruimtelijk natuurbeleid niet in strijd met de Verordening Romte Fryslân.

datum 18-12-2019 projectnummer 553.13.50.00.00 9

bestemmingsplan Buitengebied - Schoterlandseweg 11 te Mildam

82 bestemmingsplan Buitengebied - Schoterlandseweg 11 te Mildam

Bijlage 5 AERIUS-berekening

83

Notitie stikstofberekening

Opdrachtgever: SH Sporthorses projectnummer: 553.13.50.00.00

Van: BügelHajema Adviseurs Onderwerp: Berekening stikstofdepositie bestemmingsplan Schoterlandseweg 11 Datum: 7 november 2019

INLEIDING In het kader van het bestemmingsplan Schoterlandseweg 11 t.b.v. de aanleg van een overdekte rijhal voor paarden en enkele parkeerplaatsen, en de sloop van een bestaande opstal, is de depositie van stikstof ten gevolge van de sloop, de bouw en het gebruik van de rijhal in de gemeente Heerenveen berekend. Het project wordt gerealiseerd op een locatie in het buitengebied. De depositie van stikstof in Natura

2000-gebieden ten gevolge van de emissie van NOx en NH3 van deze ontwikkeling, alsmede van het verkeer van en naar de locatie is berekend met het programmapakket AERIUS (7 november 2019). Deze notitie vormt een toelichting op de berekening.

INVOERGEGEVENS AERIUS

In AERIUS zijn standaard emissie-kengetallen opgenomen op basis waarvan de emissies van NOx en

NH3 worden bepaald. Naast de bronnen van de gebouwen en mobiele werktuigen dienen ook de verkeersbewegingen op en van en naar het terrein in de berekeningen meegenomen te worden. Con- form jurisprudentie dient de verkeersgeneratie beschouwd te worden totdat het verkeer is opgeno- men in het heersende verkeersbeeld. Volgens de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is dit het geval op het moment dat het aan- en afrijdende verkeer zich door zijn snelheid en rij- en stopgedrag nog niet, dan wel niet meer onderscheidt van het overige verkeer dat zich op de betrok- ken weg bevindt. De berekening heeft dienovereenkomstig plaatsgevonden.

Ten behoeve van de verkeersgeneratie van de rijhal en de werkzaamheden zijn de volgende invoer- gegevens in AERIUS gebruikt (afbeelding 1).

- Emissie mobiele werktuigen t.b.v. aanleg verharding en rijhal (bron 1) In de navolgende tabel zijn de invoergegevens van de mobiele werktuigen op de bouwlocatie t.b.v. de aanleg van de rijhal en de omliggende verharding weergegeven. Voor de berekening is uitgegaan van gemiddelden, gebaseerd op realistische aannames bij stikstofberekeningen.

Tabel 1. Emissie mobiele werktuigen bouwlocatie Mobiel Vermogen Belasting1 Draaiuren Emissiefactor Emissie Bouwjaar werktuig in kW per jaar in gr/kWh kg/jr. materiaal Rijhal Graafmachine 200 60% 150 2,9 52,20 >=2011 Rijhal Betonstorter 200 50% 75 3,6 27,00 >=2011 Rijhal Hijskraan 200 50% 150 3,6 54,00 >=2011 Verharding Graafmachine 100 60% 11 2,9 1,91 >=2011 Verharding Hijskraan 100 50% 11 3,6 1,98 >=2011 Verharding Trilplaat 10 40% 11 3,35 0,15 >=2008 Verharding Wals 50 40% 11 4,2 0,93 >=2011 Totale emissie in kg NOx /jaar 138,17

- Emissie mobiele werktuigen t.b.v. sloop opstal (bron 2) In de navolgende tabel zijn de invoergegevens van de mobiele werktuigen op de locatie t.b.v. de sloop van de bestaande opstal weergegeven. Voor de berekening is uitgegaan van gemiddelden, ge- baseerd op realistische aannames bij stikstofberekeningen.

Tabel 2. Emissie mobiele werktuigen bouwlocatie Mobiel Vermogen Belasting2 Draaiuren Emissiefactor Emissie Bouwjaar werktuig in kW per jaar in gr/kWh kg/jr. materiaal Graafmachine 100 60% 20 2,9 3,48 >=2011 Hijskraan 100 50% 17 3,6 3,06 >=2011 Dumper 215 50% 15 3,6 5,80 >=2011 Totale emissie in kg NOx /jaar 12,34

Bouwverkeer (bron 3 en 4) Wat betreft het bouwverkeer is rekening gehouden met de volgende ritten per jaar. Voor de bereke- ning is uitgegaan van gemiddelden, gebaseerd op realistische aannames bij stikstofberekeningen. Het bouwverkeer is onderverdeeld in twee verschillende stromen: bron 3 en bron 4. - licht verkeer 2000 ritten/jaar; - middelzwaar vrachtverkeer 350 ritten/jaar; - zwaar vrachtverkeer 70 ritten/jaar.

De totale emissie van het werkverkeer bedraagt ongeveer 0,29 kg NOx/jr.

- Verkeersgeneratie rijhal (bron 5 en 6) In het model is het verkeer van en naar de rijhal opgenomen, waarbij gebruik is gemaakt van CROW publicatie 381, december 2018. Daarbij is gebruikgemaakt van de kencijfers voor maneges (4,0 ritten per paardenbox). Dit houdt in dat rekening moet worden gehouden met ongeveer 136 ritten per et- maal. Bij de verkeersgeneratie is tevens rekening gehouden met 2 bewegingen middelzwaar verkeer per etmaal ten behoeve van de aanvoer van goederen.

De totale emissie van de verkeersgeneratie van de rijhal bedraagt ongeveer 2,74 kg NOx/jr.

1 De belasting is het vermogen van het mobiele werktuig wat gemiddeld gebruikt wordt. 2 De belasting is het vermogen van het mobiele werktuig wat gemiddeld gebruikt wordt.

datum 07-11-2019 projectnummer 553.13.50.00.00 2

- Gebruiksfase rijhal (bron 7) In het model is het gebruik van de rijhal opgenomen. Bij de berekening van de jaarlijkse uitstoot is gebruik gemaakt van de door AERIUS aangeleverde kengetallen. In dit geval is gebruik gemaakt van de kengetallen voor bedrijfsgebouwen. Voor dit gebouw van circa 2.000 m2 geldt in dit geval een emissie van 320 kg NOx/jr.

De totale emissie van het project bedraagt ongeveer 473,57 kg NOx/jr.

datum 07-11-2019 projectnummer 553.13.50.00.00 3

M o d e l De emissie en depositie van het plan zijn bepaald met behulp van het AERIUS pakket (7 november 2019). Navolgend is van het model een afbeelding opgenomen.

Afbeelding 1 - AERIUS model

REKENRESULTATEN EN C ONCLUSIE De berekening met AERIUS genereert een rekenresultaat en een pdf bestand waarin wordt geconstateerd dat er geen natuurgebieden zijn met een overschrijding van een projectbijdrage van meer dan 0,00 mol N/ha/jaar. Dit pdf bestand is als bijlage opgenomen.

Afbeelding 2 - Rekenresultaat

ECOLOGISCHE BEOORDEL ING Er treedt door de stikstofdepositie geen negatief effect op in het kader van de Wet natuurbescher- ming (Wnb) beschermde Natura 2000-gebieden. Een vergunning van de Wnb is in het kader van de stikstofdepositie dan ook niet nodig.

datum 07-11-2019 projectnummer 553.13.50.00.00 4

datum 07-11-2019 projectnummer 553.13.50.00.00 5

B i j l a g e 1

datum 07-11-2019 projectnummer 553.13.50.00.00 6

Dit document bevat rekenresultaten van AERIUS Calculator. Het betreft de hoogst berekende stikstofbijdragen per stikstofgevoelig Natura 2000-gebied, op basis van rekenpunten die overlappen met habitattypen en/of leefgebieden die aangewezen zijn in het kader van de Wet natuurbescherming, gekoppeld aan een aangewezen soort, of nog onbekend maar mogelijk wel relevant.

De berekening op basis van stikstofemissies gaat uit van de componenten ammoniak (NH3) en/of stikstofoxide (NOx).

Wilt u verder rekenen of gegevens wijzigen? Importeer de pdf dan in Calculator. Voor meer toelichting verwijzen wij u naar de website www.aerius.nl.

Berekening Situatie 1 Kenmerken Samenvatting emissies Depositieresultaten Gedetailleerde emissiegegevens

Verdere toelichting over deze PDF kunt u vinden in een bijbehorende leeswijzer. Deze leeswijzer en overige documentatie is te raadplegen via: www.aerius.nl.

RXHA6Atdy8KM (07 november 2019) pagina 1/9 Resultaten

Contact Rechtspersoon Inrichtingslocatie

SH Sporthorses Schoterlandsweg 11, 8454KA Mildam

Activiteit Omschrijving AERIUS kenmerk

Bestemmingsplan RXHA6Atdy8KM Schoterlandseweg 11

Datum berekening Rekenjaar Rekenconfiguratie

07 november 2019, 12:26 2020 Berekend voor natuurgebieden

Totale emissie Situatie 1

NOx 473,57 kg/j

NH3 < 1 kg/j

Resultaten Natuurgebied Hectare met hoogste bijdrage Uw berekening heeft geen depositieresultaten opgeleverd boven 0,00 mol/ha/jr. (mol/ha/j)

Toelichting Realisatie van een rijhal en sloop opstallen

Resultaten Situatie 1 RXHA6Atdy8KM (07 november 2019) pagina 2/9 Resultaten

Locatie Situatie 1

Bron Emissie NH3 Emissie NOx Emissie Sector Situatie 1 Aanleg verharding en rijhal - 138,17 kg/j Mobiele werktuigen | Bouw en Industrie

Sloop opstal - 12,34 kg/j Mobiele werktuigen | Bouw en Industrie

Bouwverkeer 1 < 1 kg/j < 1 kg/j Wegverkeer | Buitenwegen

Bouwverkeer 2 < 1 kg/j < 1 kg/j Wegverkeer | Buitenwegen

Verkeersgeneratie 1 < 1 kg/j 1,67 kg/j Wegverkeer | Buitenwegen

Verkeersgeneratie 2 < 1 kg/j 1,07 kg/j Wegverkeer | Buitenwegen

Resultaten Situatie 1 RXHA6Atdy8KM (07 november 2019) pagina 3/9 Resultaten

Bron Emissie NH3 Emissie NOx Sector

Gebruiksfase gebouwen - 320,00 kg/j Wonen en Werken | Recreatie

Resultaten Situatie 1 RXHA6Atdy8KM (07 november 2019) pagina 4/9 Resultaten

Emissie Naam Aanleg verharding en rijhal (per bron) Locatie (X,Y) 195695, 549961 Situatie 1 NOx 138,17 kg/j

Voertuig Omschrijving Brandstof Uitstoot Spreiding Warmte Stof Emissie verbruik hoogte (m) inhoud (l/j) (m) (MW)

AFW Graafmachine 200 kW 4,0 4,0 0,0 NOx 52,20 kg/j rijbak

AFW Betonstorter 200 kW 4,0 4,0 0,0 NOx 27,00 kg/j rijbak

AFW Hijskraan 200 kW 4,0 4,0 0,0 NOx 54,00 kg/j rijbak

AFW Graafmachine 100 kW 4,0 4,0 0,0 NOx 1,91 kg/j wegen

AFW Hijskraan 100 kW 4,0 4,0 0,0 NOx 1,98 kg/j wegen

AFW Trilplaat 10 kW wegen 4,0 4,0 0,0 NOx < 1 kg/j

AFW Wals 50 kW wegen 4,0 4,0 0,0 NOx < 1 kg/j

Resultaten Situatie 1 RXHA6Atdy8KM (07 november 2019) pagina 5/9 Resultaten

Naam Sloop opstal Locatie (X,Y) 195727, 549912 NOx 12,34 kg/j

Voertuig Omschrijving Brandstof Uitstoot Spreiding Warmte Stof Emissie verbruik hoogte (m) inhoud (l/j) (m) (MW)

AFW Graafmachine 100 kW 4,0 4,0 0,0 NOx 3,48 kg/j

AFW Hijskraan 100 kW 4,0 4,0 0,0 NOx 3,06 kg/j

AFW Dumper 215 kW 4,0 4,0 0,0 NOx 5,80 kg/j

Naam Bouwverkeer 1 Locatie (X,Y) 195735, 549927 NOx < 1 kg/j NH3 < 1 kg/j

Soort Voertuig Aantal voertuigen Stof Emissie

Standaard Licht verkeer 2.000,0 / jaar NOx < 1 kg/j NH3 < 1 kg/j

Standaard Middelzwaar 350,0 / jaar NOx < 1 kg/j vrachtverkeer NH3 < 1 kg/j

Standaard Zwaar vrachtverkeer 70,0 / jaar NOx < 1 kg/j NH3 < 1 kg/j

Resultaten Situatie 1 RXHA6Atdy8KM (07 november 2019) pagina 6/9 Resultaten

Naam Bouwverkeer 2 Locatie (X,Y) 195764, 549877 NOx < 1 kg/j NH3 < 1 kg/j

Soort Voertuig Aantal voertuigen Stof Emissie

Standaard Licht verkeer 1.000,0 / jaar NOx < 1 kg/j NH3 < 1 kg/j

Standaard Middelzwaar 175,0 / jaar NOx < 1 kg/j vrachtverkeer NH3 < 1 kg/j

Standaard Zwaar vrachtverkeer 35,0 / jaar NOx < 1 kg/j NH3 < 1 kg/j

Naam Verkeersgeneratie 1 Locatie (X,Y) 195741, 549916 NOx 1,67 kg/j NH3 < 1 kg/j

Soort Voertuig Aantal voertuigen Stof Emissie

Standaard Licht verkeer 136,0 / etmaal NOx 1,49 kg/j NH3 < 1 kg/j

Standaard Middelzwaar 2,0 / etmaal NOx < 1 kg/j vrachtverkeer NH3 < 1 kg/j

Resultaten Situatie 1 RXHA6Atdy8KM (07 november 2019) pagina 7/9 Resultaten

Naam Verkeersgeneratie 2 Locatie (X,Y) 195764, 549876 NOx 1,07 kg/j NH3 < 1 kg/j

Soort Voertuig Aantal voertuigen Stof Emissie

Standaard Licht verkeer 68,0 / etmaal NOx < 1 kg/j NH3 < 1 kg/j

Standaard Middelzwaar 1,0 / etmaal NOx < 1 kg/j vrachtverkeer NH3 < 1 kg/j

Naam Gebruiksfase gebouwen Locatie (X,Y) 195698, 549963 Uitstoothoogte 3,0 m Oppervlakte 0,2 ha Spreiding 0,5 m Warmteinhoud 0,000 MW Temporele Continue emissie variatie NOx 320,00 kg/j

Resultaten Situatie 1 RXHA6Atdy8KM (07 november 2019) pagina 8/9 Resultaten

Disclaimer Hoewel verstrekte gegevens kunnen dienen ter onderbouwing van een vergunningaanvraag, kunnen er geen rechten aan worden ontleend. De eigenaar van AERIUS aanvaardt geen aansprakelijkheid voor de inhoud van de door de gebruiker aangeboden informatie. Bovenstaande gegevens zijn enkel bruikbaar tot er een nieuwe versie van AERIUS beschikbaar is. AERIUS is een geregistreerd handelsmerk in Europa. Alle rechten die niet expliciet worden verleend, zijn voorbehouden.

Rekenbasis Deze berekening is tot stand gekomen op basis van: AERIUS versie 2019_20191018_c53b8fdaa8 Database versie b429880a81 Voor meer informatie over de gebruikte methodiek en data zie: https://www.aerius.nl/nl/factsheets/uitleg

Resultaten Situatie 1 RXHA6Atdy8KM (07 november 2019) pagina 9/9 bestemmingsplan Buitengebied - Schoterlandseweg 11 te Mildam

100 bestemmingsplan Buitengebied - Schoterlandseweg 11 te Mildam

Regels

101 bestemmingsplan Buitengebied - Schoterlandseweg 11 te Mildam

102 bestemmingsplan Buitengebied - Schoterlandseweg 11 te Mildam

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 het plan: het Bestemmingsplan ''Buitengebied - Schoterlandseweg 11 te Mildam'' van de gemeente Heerenveen met identificatienummer NL.IMRO.0074.BPSchoterl11-ON01 van de gemeente Heerenveen;

1.2 bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbijbehorende bijlagen;

1.3 aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aan-huis-verbonden beroep: een in Bijlage 1 genoemd beroep, dan wel een naar de aard en invloed op de omgeving daamee gelijk te stellen beroep, dat in of bij en woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en dat is gericht op het verlenen van diensten;

1.5 aan- of uitbouw: een aan een (hoofdgebouw aanwezig bouwwerk, dat ruimtelijk ondergeschikt is aan dat (hoofd)gebouw, maar in functioneel opzicht deel uitmaakt van dat (hoofd)gebouw;

1.6 agrarisch aanverwant bedrijf: een bedrijf, dat in nauwe relatie staat tot het agrarisch bedrijf, waarvan de werkzaamheden in hoofdzaak bestaan uit het verlenen van diensten aan derden in de vorm van het houden van dieren en/of het telen en bewerken van gewassen;

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.8 bedrijfsgebouw: een gebouw, dat dient voor de uitoefening van en bedrijf;

1.9 bedrijfswoning: een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;

1.10 bestaand: a. ten aanzien van de aanwezige bouwwerken en werkzaamheden: bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het plan als ontwerp; b. ten aanzien van het overige gebruik: bestaand ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;

1.11 bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak;

103 bestemmingsplan Buitengebied - Schoterlandseweg 11 te Mildam

1.12 bestemmingsvlak: een op de kaart aangegeven vlak met eenzelfde bestemming;

1.13 bijgebouw: een gebouw, dat zowel ruimtelijk als functioneel ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en ten dienste staat van dat (hoofd)gebouw;

1.14 bijzondere paardenhouderij: een agrarisch aanverwant bedrijf dat is gericht op het africhten, het opleiden en het trainen, alsmede het opvangen en stallen van paarden en/of pony's;

1.15 bouwen: plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten;

1.16 bouwgrens: de grens van een bouwvlak;

1.17 bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.18 bouwperceelgrens: de grens van een bouwperceel;

1.19 bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waamee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.20 bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.21 consumptieverkooppunt:

een ruimte waarin de bedrijfsuitoefening is gericht op het tegen ergoeding verstrekken van frisdranken, kofie, thee, ijs, gebak en andere vergelijkbare eenvoudige versnaperingen, waarbij ter plaatse de mogelijkheid wordt geboden om te consumeren;

1.22 dak: iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.23 detailhandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

104 bestemmingsplan Buitengebied - Schoterlandseweg 11 te Mildam

1.24 erf: al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, voor zover het bestemmingsplan deze inrichting niet verbiedt;

1.25 gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.26 hoofdgebouw: gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.27 horecabedrijf en/of -instelling: een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en etenwaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of warin bedrijfsmatig logies wordt erstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfuntie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.28 kampeermiddel:

1. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan; 2. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde; één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.29 kampeerterrein: een terrein ter beschikking gesteld voor het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen;

1.30 kantine: een ruimte waarin de bedrijfsuitoefening is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van maaltijden, eenvoudige etenswaren en dranken;

1.31 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit: de in Bijlage 1 bij deze regels genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

1.32 logiesverstrekkend bedrijf: een bedrijf waar, tegen vergoeding, logies wordt verstrekt, waarbij de logieseenheden enkel zijn ingericht voor nachtverblijf en waarbij naast het verstrekken van logies mogelijk accommodaties worden aangeboden voor dagverblijf en maaltijdbereiding;

1.33 manege-activiteiten: bedrijfsactiviteiten met een publieksgericht karakter, die zijn gericht op het bieden van gelegenheid tot het berijden en verzorgen van paarden en pony's (waaronder het lesgeven, de verhuur of het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen);

105 bestemmingsplan Buitengebied - Schoterlandseweg 11 te Mildam

1.34 overkapping: elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

1.35 peil: a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: 1. de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: 1. de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

1.36 productiegebonden detailhandel: detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteelt, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.37 prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;

1.38 recreatieve bewoning: de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;

1.39 seksinrichting: een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.40 stacaravan: een caravan, die, ook al is hij niet bouwvergunningplichtig, toch als een gebouw valt aan te merken; 2

1.41 standplaats: het gedeelte van een kampeerterrein bestemd voor de plaatsin van één kampeermddel, dan wel twee kampeermiddelen indien één van de kampeermiddelen een oppervlakte heeft van niet meer dan 5 m ;

1.42 woning: een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.43 woonhuis: een gebouw dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

106 bestemmingsplan Buitengebied - Schoterlandseweg 11 te Mildam

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het bouwwerk, ondergeschikte bouwonderdelen als antennes, liftkokers, schoorstenen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen niet meegerekend;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, ondergeschikte bouwonderdelen als goten van dakkapellen en incidentele verhogingen ten behoeve van (stal)deuren niet meegerekend;

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk: de buitenwerks gemeten oppervlakte van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met inbegrip van bovengrondse onderdelen, voorzover aanwezig op 1,00 m of hoger boven peil, uitgezonderd goten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, met een maximale oversteek van 40 cm;

2.4 de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane vloerconstructie, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 de afstand tot de bouwperceelgrens: vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (bouw)perceelgrens;

2.6 de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

107 bestemmingsplan Buitengebied - Schoterlandseweg 11 te Mildam

108 bestemmingsplan Buitengebied - Schoterlandseweg 11 te Mildam

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - Agrarisch aanverwante bedrijven 2

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ''Agrarisch - Agrarisch aanverwante bedrijven 2'' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. bedrijfsgebouwen ten behoeve van een agrarisch aanverwant bedrijf in de vorm van een bijzondere paardenhouderij, dan wel naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen aanverwante agrarische bedrijvigheid, al dan niet gecombineerd met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering; b. bedrijfswoningen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, die zijn genoemd in Bijlage 1; c. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen; met daaraan ondergeschikt: d. wegen en paden; e. water; met de daarbijbehorende: f. tuinen, erven en terreinen; g. parkeervoorzieningen; h. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Bedrijfsgebouwen Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels: o o a. alle bedrijfsgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd; b. de goothoogte van een bedrijfsgebouw zal ten hoogste 4 m bedragen; c. de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw zal ten hoogste 8 meer bedragen; d. de bouwhoogte van een overkapping zal ten hoogste 4 m bedragen; e. de dakhelling bedraagt niet minder dan 15 en bedraagt niet meer dan 60 ; f. bedrijfsgebouwen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen ten minste 1,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd.

3.2.2 Bedrijfswoningen 2 Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels: a. een bedrijfswoning, met de daarbij behorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, wordt binnen het bouwvlak gebouwd; b. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per agrarisch aanverwant bedrijf bedragen; o c. de oppervlakte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 120 m bedragen dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt; d. de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 6,5 m bedragen, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer bedraagt; e. de dakhelling bedraagt niet minder dan 30 en niet meer dan 60°; f. de goothoogte en dakhelling van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning bedragen niet meer dan respectievelijk 4 m en 60°; g. de bouwhoogte van een overkapping bij een bedrijfswoning zal ten hoogste 4 m bedragen.

109 bestemmingsplan Buitengebied - Schoterlandseweg 11 te Mildam

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling: a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen zal ten hoogste 2 m bedragen; b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 10 m bedragen.

3.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan, ten behoeve van een goede woonsituatie, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van: het bepaalde in lid 3.2.1 sub b en c, en toestaan dat de goothoogte en/of de bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen wordt vergroot tot ten hoogste 6,5 m respectievelijk 10 m;

3.5 Specifieke gebruiksregels

Onder met deze bestemming strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen: a. het gebruik van gronden en gebouwen voor een bijzondere paardenhouderij zoals in lid 3.1 is omschreven, indien de landschappelijke inpassing in de vorm van hagen en bomen, niet is 2 gerealiseerd en in stand wordt gehouden, zoals aangegeven op de inrichtingstekening die als Bijlage 2 bij de regels is opgenomen; b. het gebruik van gronden en gebouwen voor een bijzondere paardenhouderij zoals in lid 3.1 is omschreven, indien de watercompensatie door middel van het verbreden van de bestaande sloten met ten minste 190 m extra oppervlaktewaterberging, niet is gerealiseerd en in stand wordt gehouden, zoals aangegeven op de inrichtingstekening die als Bijlage 2 bij de regels is opgenomen; c. het gebruik van gronden en gebouwen voor verbijfsrecreatieve doeleinden; d. het gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van manegeactiviteiten met de daarbij behorende horeca; e. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel; f. het gebruik van gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden; g. het gebruik van een bedrijfswoning voor meer dan één woning; 2 h. het gebruik van bedrijfswoningen in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, zódanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte: 1. meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van het hoofdgebouw, inclusief de aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen; 2. meer bedraagt dan 50 m ; i. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning, de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de 2 gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van: a. het bepaalde in lid 3.5 sub d en toestaan dat gronden en bouwwerken mede worden gebruikt ten behoeve van manegeactivitieten met de daarbij behorende en aan de manegeactiviteiten ondergeschikte horeca, zoals een kantine, mits: 1. de horecavloeroppevlakte niet meer dan 50 m bedraagt; 2. het bedrijf gelegen is aan of nabij een weg met een doorgaande verkeersfunctie voor ten minste

110 bestemmingsplan Buitengebied - Schoterlandseweg 11 te Mildam

interlokaal verkeer; 3. er een op de aard en omvang van de manegeativiteiten afgestemde perceelsontsluiting aanwezig is; 4. er op eigen terrein voldoende gelegenheid tot parkeren geboden kan worden; b. het bepaalde in lid 3.5 sub e en toestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel, met dien verstande dat: 1. de bruto verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 10% van de gezamenlijke oppervlakte aan bedrijfsgebouwen, met een maximum van 50 m², bedraagt; 2. de functie vanuit de bestaande gebouwen moet worden uitgeoefend; 3. er sprake is van verkoop van ter plaatse bereide, verwerkte en/of toegepaste producten met een lokaal verzorgingsgebied; 4. de functie geen onevenredige invloed heeft op het winkelapparaat in de diverse kernen; c. het bepaalde in lid 3.5 sub f en toestaan dat gronden en bouwwerken, voor zover gelegen binnen het bestemmingsvlak, worden gebruikt voor consumptieverkooppunten, met dien verstande dat: 1. er voldoende gelegenheid is voor het stallen van fietsen en/of auto's; 2. het verkooppunt wordt gevestigd in een bestaand gebouw en de verkoopvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 10 m²; d. het bepaalde in 3.5 sub c en toestaan dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning, met dien verstande dat: 1. de exploitatie van de logiesverstrekking alleen plaats mag vinden in de vorm van een ondergeschikte tweede tak bij een volwaardig agrarisch aanverwant bedrijf; 2. per agrarisch aanverwant bedrijf ten behoeve van de logiesverstrekking niet meer dan 5 appartementen of kamers zijn toegestaan; 3. de ruimtes voor logiesverstrekking niet in de bedrijfsgebouwen en/of vrijstaande bijgebouwen worden ondergebracht; 4. de logiesverstrekking gekoppeld is aan het gebruik van een hoofdgebouw en daaraan ondergeschikt is; 5. er voldoende gelegenheid is voor het parkeren;

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen in die zin dat: a. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming "Woondoeleinden I", “Woondoeleinden II”, “Woondoeleinden III”, “Woondoeleinden IV”, “Woondoeleinden V (voormalige boerderijpanden)” en/of “Agrarisch gebied 1” of “Agrarisch gebied 2” zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'Buitengebied 2007' ten behoeve van een functieverandering van een bestemmingsvlak, mits: 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de bepalingen van artikel 8, 9, 10, 11, 12 en/of 4 of 5 van bovengenoemd bestemmingsplan van overeenkomstige toepassing zijn; 2. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt; 3. de geluidbelasting van de geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere waarde; 4. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning, dan wel een aanwezig voormalig boerderijpand; 5. bij wijziging naar de bestemming “Woondoeleinden V (voormalige boerderijpanden)” tevens een aanvulling plaatsvindt van bijlage 6 bij de voorschriften van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2007';; 6. een aanwezig voormalig boerderijpand of andere beeldbepalende bouwvorm als landschappelijk waardevolle verschijningsvorm worden gehandhaafd; 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. b. de bestemming "Agrarisch aanverwante bedrijven" wordt gewijzigd in de bestemming "Agrarisch dienstverlenende bedrijven" of "Bedrijfsdoeleinden" zoals opgenomen in het bestemmingsplan

111 bestemmingsplan Buitengebied - Schoterlandseweg 11 te Mildam

'Buitengebied 2007' ten behoeve van een functieverandering van een bestemmingsvlak, mits: 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid respectievelijk de bepalingen van de artikelen 15 of 19 van bovengenoemd bestemmingsplan van overeenkomstige toepassing zijn; 2. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt; 3. de functie ondergebracht wordt in de bestaande gebouwen, die aanwezig zijn op het moment van toepassing van deze wijziging, waarbij de woonfunctie bij het bedrijf gehandhaafd moet blijven; 4. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning, dan wel een aanwezig voormalig boerderijpand; 5. een aanwezig voormalig boerderijpand of andere beeldbepalende bouwvorm als landschappelijk waardevolle verschijningsvorm worden gehandhaafd; 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

112 bestemmingsplan Buitengebied - Schoterlandseweg 11 te Mildam

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

113 bestemmingsplan Buitengebied - Schoterlandseweg 11 te Mildam

114 bestemmingsplan Buitengebied - Schoterlandseweg 11 te Mildam

Artikel 5 Algemene gebruiksregels

5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijvingen, waaronder in ieder geval wordt begrepen: a. het gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen; b. het gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen; c. het gebruiken van gronden voor de opslag van schroot, afbraak en/of bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden; d. het gebruiken van gronden voor het storten van puin en/of afvalstoffen; e. het gebruiken van gronden ten behoeve van de stalling en/of opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- en/of vliegtuigen; f. het gebruiken van gronden ten behoeve van het kennelijk ten verkoop stallen en opslaan van bruikbare en niet aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- en/of vliegtuigen anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten verkoop; g. het gebruiken van gronden ten behoeve van een crossen/of wedstrijdterrein voor voer- en vaartuigen, alsmede ten behoeve van de modelvliegsport; h. het gebruik van gronden en/of bouwwerken zonder dat in voldoende mate is voorzien in voldoende parkeergelegenheid op het bouwperceel en/óf de directe omgeving daarvan.

5.2 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in: a. lid 5.1, sub a, voor het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, mits: 1. er niet meer dan 15 kampeermiddelen worden geplaatst in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober; 2. er per woonhuis of bedrijf ten hoogste één kampeerterrein wordt toegestaan; 3. deze afwijkingsbevoegdheid in ieder geval niet wordt toegestaan, indien er onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woon- of bedrijfssituatie op nabijgelegen erven. Aangenomen wordt dat deze woon- of bedrijfssituatie onevenredig wordt geschaad, als het perceel waar gekampeerd zal worden op minder dan 50 m afstand is gelegen van de bestemmingsgrenzen van nabijgelegen (bedrijfs-)woningen, agrarische bedrijven of niet-agrarsiche bedrijven; 4. het perceel waarop het kleinschalig kamperen plaats zal vinden gelegen is op een afstand van maximaal 50 m vanaf de eigen bebouwing, waarvan het woonhuis of de bedrijfswoning onderdeel uitmaakt; 5. deze afwijkingsbevoegdheid niet wordt toegepast indien het erf of perceel grenst aan een ander kampeerterrein, dan wel dat er een onderlinge afstand ontstaat met een ander kampeerterrein op minder dan 500 m; 2 6. het kleinschalig kamperen inpasbaar is in het landschap. b. lid 5.1, sub a, voor de uitoefening van detailhandel en/of horeca, mits: 2 1. deze detailhandel en/of horeca plaatsvindt op een kampeerterrein als bedoeld onder sub a; 2. de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken en de gronden die voor de uitoefening van detailhandel en/of horeca niet meer bedraagt dan 50 m , met dien verstande dat de oppervlakte van bouwwerken en gronden die worden gebruikt voor de uitoefening van detailhandel niet meer bedraagt dan 25 m ; 3. de functie geen onevenredige invleod heeft op het winkelapparaat in de diverse kernen; 4. er sprake is van verkoop van streekeigen producten, die ter plaatse of in de streek worden bereid, verwerkt en/of toegepast met een lokaal verzorgingsgebied; 5. indien het een kampeerterrein betreft zoals genoemd in sub a tevens de sub a genoemde omgevingsvergunning is verleend voor het desbetreffende kampeerterrein; c. lid 5.1, sub h, mits op andere wijze in de benodigde parkeerruimte wordt voorzien en geen

115 bestemmingsplan Buitengebied - Schoterlandseweg 11 te Mildam

onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de beschikbare parkeercapaciteit in het openbaar gebied.

116 bestemmingsplan Buitengebied - Schoterlandseweg 11 te Mildam

Artikel 6 Algemene afwijkingsregels

6.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van: a. de bij recht in het plan gegeven afmetingen en percentages tot ten hoogste 10% van die afmetingen en percentages, met uitzondering van de inhouds- en oppervlaktematen voor de hoofd- en bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen; 2 b. de bouwregels ten aanzien van het bouwen van gebouwen, waaronder overkappingen, en toestaan dat ten behoeve van het kamperen bij woningen en (agrarische) bedrijven, gebouwtjes, waaronder overkappingen, ten behoeve van sanitaire voorzieningen worden gebouwd, mits: 1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen, waaronder overkappingen, per kampeerterrein ten hoogste 50 m zal bedragen; 2. de goothoogte van een gebouw of een overkapping ten hoogste 3 m zal bedragen; 3. tevens de in artikel 5.2 sub a genoemde omgevingsvergunning is verleend; 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

117 bestemmingsplan Buitengebied - Schoterlandseweg 11 te Mildam

118 bestemmingsplan Buitengebied - Schoterlandseweg 11 te Mildam

Artikel 7 Algemene wijzigingsregels

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen in die zin dat: a. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming "Verkeersdoeleinden" zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'Buitengebied 2007' mits: 1. deze wijziging uitsluitend wordt toegepast voor incidentele verbredingen, bochtafsnijdingen e.d. van wegen en paden; 2. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de bepalingen van artikel 28 van bovengenoemd bestemmingsplan van overeenkomstige toepassing zijn; b. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming "Fiets- en voetpaden" zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'Buitengebied 2007' mits: 1. deze wijziging uitsluitend wordt toegepast voor de aanleg van nieuwe fiets- en voetpaden, incidentele verbredingen, bochtafsnijdingen e.d. van paden; 2. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de bepalingen van artikel 30 van bovengenoemd bestemmingsplan van overeenkomstige toepassing zijn; c. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming "Water", mits: 1. deze wijziging uitsluitend wordt toegepast voor de incidentele aanleg van opvaarten, verbredingen van waterlopen ten behoeve van waterberging en/of de aanleg van natuurvriendelijke oevers, bochtafsnijdingen, kleine verleggingen, e.d. van vaarwegen c.a.; 2. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de bepalingen van artikel 31 van bovengenoemd bestemmingsplan van overeenkomstige toepassing zijn.

119 bestemmingsplan Buitengebied - Schoterlandseweg 11 te Mildam

120 bestemmingsplan Buitengebied - Schoterlandseweg 11 te Mildam

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Overgangsrecht bouwwerken a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sublid a met maximaal 10%. c. Sublid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

8.2 Overgangsrecht gebruik a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. d. Sublid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

121 bestemmingsplan Buitengebied - Schoterlandseweg 11 te Mildam

122 bestemmingsplan Buitengebied - Schoterlandseweg 11 te Mildam

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: ''Regels van het bestemmingsplan Buitengebied - Schoterlandseweg 11 te Mildam''.

Aldus vastgesteld door de gemeenteraad in de vergadering van .....

123 bestemmingsplan Buitengebied - Schoterlandseweg 11 te Mildam

124 bestemmingsplan Buitengebied - Schoterlandseweg 11 te Mildam

Bijlagen bij de regels

125 bestemmingsplan Buitengebied - Schoterlandseweg 11 te Mildam

Bijlage 1 Lijst van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

126 Lijst van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

LIJST VAN TOEGESTANE BEROEPEN EN BEDRIJVEN BIJ (BEDRIJFS)WONINGEN

Uitoefening van (para-)medische beroepen, waaronder individuele praktijk voor:  dierenarts,  huisarts,  psychiater,  psycholoog,  fysiotherapie of bewegingsleer,  voedingsleer,  mondhygiëne,  tandheelkunde,  logopedie,  enz.

Kledingmakerij, waaronder:  (maat)kledingmakerij en kledingverstelbedrijf;  woningstoffeerderij.

Kantoorfunctie ten behoeve van bedrijvigheid die elders wordt uitgeoefend, zoals:  schoonmaakbedrijf,  schoorsteenveegbedrijf,  glazenwasserij,  maar ook ten behoeve van bijvoorbeeld een groothandelsbedrijf.

Reparatiebedrijfjes, waaronder:  schoen-/lederwarenreparatiebedrijf;  uurwerkreparatiebedrijf;  goud- en zilverwerkreparatiebedrijf;  reparatie van kleine (elektrische) gebruiksgoederen;  reparatie van muziekinstrumenten; In ieder geval zijn autoreparatiebedrijven uitgezonderd.

Advies- en ontwerpbureaus, waaronder individuele praktijk voor:  reclame ontwerp;  grafisch ontwerp;  architect.

Computerservice- en informatietechnologiebedrijven waaronder mede wordt verstaan:  internet- of telefonische detailhandel waarbij de levering elders plaatsvindt.

(Zakelijke) dienstverlening, waaronder individuele praktijk voor:  notaris;  advocaat;  accountant;  assurantie-/verzekeringsbemiddeling;  exploitatie en handel in onroerende zaken.

Overige dienstverlening  kappersbedrijf;  schoonheidssalon.

Maatschappelijk  kinderdagverblijf.

Bedrijven een individuele ondernemer zoals:  een loodgieter,  een schilder.  een metselaar.

Verblijfsrecreatie, in de vorm van logiesverstrekking in de vorm van bed en brôchje (bieden logies- en ontbijtgelegenheid).

Onderwijs  autorijschool;  onderwijs niet in te delen naar specificatie, mits zonder werkplaats of laboratorium. bestemmingsplan Buitengebied - Schoterlandseweg 11 te Mildam

Bijlage 2 Inrichtingstekening

129