De Vrije Fries
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
de vrije fries Jaarboek uitgegeven door het Fries Genootschap van Geschied-, Oudheid- en Taalkunde en de Fryske Akademy Vijfenzestigste deel (1985) Redactie: C. Boschma, Ph. H. Breuker, W. Dolk, S. ten Hoeve, J. J. Huizinga (voorz.), L. G. Jansma, J. P. Janzen (secr.), J. J. Kalma, H. Kingmans, K. Sikkema, J. Swart Redactieadres; Turfmarkt 24 (Fries Museum) Leeuwarden Op het omslag de vermeende Papingastins te Leeuwarden (ziep. 29-38) CIP-GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK, DEN HAAG Vrije De Vrije Fries: jaarboek 1985 / uiîg. door het Fries Genootschap van Geschied-, Oudheid- en Taalkunde en de Frvske Akademv: red. C. Boschma . .[et al.]. - Leeuwarden: Frvske Akademv. — HL — (Frvske Akademv: nr. 646} Vijfenzestigste deel. - Met lit. oopg. ISBN 90-6171-646-2 SISO frie 938 UDC 949.271 Trefw.: Friesland : geschiedenis ; opstellen / Friesland ; jaarboeken. B.V. Handelsdrukkerij van 1874, Leeuwarden 1985 Nr. 646 Hugo Kingmans Inhoud De verzameling-Bisschop in het Fries Museum 7 Ph. H. Breuker Ingelske komedianten yn Fryslân (1592-1645) 21 Marten Meijer Van Papingastins en Popmafenne. De lokalisatie van een Ol- dehoofster pastoorsgoed te Leeuwarden 29 J. D. van der Meer Petrus Wedemeijer, muziekmeester en handelaar in muziekin strumenten (1787-1841) 39 S. J. van der Molen Het "Krachtig gebed" uit de "brieventas van doctor Ledel" 45 /. /. Kalma Dat is ons heilig ideaal. Een artikel uit 1880 en het antwoord daarop 53 Rectificatie, Springer in Friesland 65 C. Boschma Steven Gerlofs (Sneek 22 juni 1897-Wolvega 6 september 1983) 66 Karin de Mik "Van publieke vrouwen en bordelen". Het prostitutievraag- stuk in Harlingen (1851-1912) 75 Ferenc Postma Abbe Wybes, drukker van academische disputaties te Frane- ker (1597-1599) 87 Panorama van Friesland 1984 Bestuurlijke ontwikkelingen (A. J. Wijnsma) 101 Economie (E. Chr. van der Knijff) 104 Lân-en túnbou (A. Bokma) 105 Waterstaat (W. Zwaan) 107 Rekreaasje en miljeu (K. Sikkema) 109 Geestelijk leven (C. P. Hoekema) 112 Underwiis (R. W. Valk) 115 Fryske taal- en letterkunde (T. Steenmeijer-Wielenga) 117 Monumentenzorg (S. ten Hoeve) 122 Geschiedenis (J. J. Huizinga) 125 Folkskunde (S. J. van der Molen) 128 Jaarverslagen Fries Genootschap 156e verslag, over 1984 133 Nieuwe leden 135 Stichting Het Fries Museum Jaarverslag 1984 136 Fries Museum 137 Archeologische afdeling 143 Lij st van aanwinsten 15 2 Lijst van aanwinsten Numismatische afdeling 155 Lijst van aanwinsten Textielafdeling 160 A. Bokma (1917), lânboukundige oplieding, wie einredakteur Fries Landbouwblad. C. Boschma (1928), studeerde geschiedenis en kunstgeschiedenis te Amsterdam en Personalia Utrecht (prom. 1976), directeur Fries Museum, publikaties op het gebied van kunst en museumgeschiedenis. medewerkers Pk H. Breuker (1939), studearre Nederlânsk (MO-B 1969, kand.eks. 1975) en Frysk (dokt.eks. 1979), wittenskiplik amtner Fryske Akademy, publisearre oer skiednis, en nammekunde en literatuer. W. Dolk (1925), ambtenaar Gemeentearchief Leeuwarden, publiceerde op lokaalhis- redacteuren torisch terrein. C. P. Hoekema (1909), studeerde theologie te Amsterdam (1936), predikant te Hal- lum en Haarlem, publiceerde over de geschiedenis van deze doopsgezinde gemeenten. Sylse ten Hoeve (1945), direkteur Frysk Skipfeart Museum, publisearre oer lokale skiednis, tsjerkeskiednis, monumintesoarch, tsjerkeynrjochtung en ambachtskeunst- ners. /. J. Huizinga (1934), studeerde geschiedenis te Leiden (prom. 1973), docent Leraren opleiding Ubbo Emmius te Leeuwarden, publikaties over Nederland in de negentien de eeuw. L. G. Jansma (1943), studearre sosjology yn Grins (prom. 1977 yn Rotterdam), wit tenskiplik direkteur Fryske Akademy, publisearre oer religieuze bewegingen en min derheden. Jan Pieter J'anzen (1945), studearre skiednis yn Grins (dokt.eks. 1971), leraar skiednis te Ljouwert, redakteur fan De Strikel, publisearre oer it Fryske boek en oer in pear Nederlânske politisi fan nei 1945. J. J. Kalma (1907), studearre téology yn Leiden, stie fan 1932 oant 1963 as dûmny yn alle fiif classes fan Fryslân, publisearre oer tsjerkeskiednis, sosjale skiednis en folks- libben, earedoctor RU Grins (1984). Hugo Kingmans (1923), was hoofd Educatieve Dienst Fries Museum, publiceerde over museale en muzikale onderwerpen. E. Chr. van der Knijff (1951), studeerde ruimtelijke economie in Rotterdam (doct.ex. 1976), verricht economisch onderzoek bij het Economisch Technologisch Instituut voor Friesland, publiceerde over toerisme, regionale economie en arbeidsmarkt. J. D. van der Meer (1944), Kweekschool en MO-B Duits (1978), leraar Duits te Drach ten, publiceerde over muziekgeschiedenis en klavecimbelbouw. Manen Meijer (1952), studeerde bouwkunde aan de TH te Delft (ir.ex. 1985), werkt aan een boek over adelshuizen in Leeuwarden. Karin de Mik (1960), studeerde geschiedenis en Nederlands aan de Lerarenopleiding Ubbo Emmius (ex. 1983), studeert geschiedenis aan de RU te Groningen. S. J. van der Molen (1912), ûnderwizersakte (1932), sjoernalist, pubükaasjes oer folks- en geakunde, Fryske en streekskiednis. F. Postma (1945), studeerde Semitische talen en theologie (doct.ex. 1976) aan de VU, lid van de werkgroep Informatica aan de Theologische Faculteit van de VU. K. Sikkema (1918), wie saaklik direkteur Fryske Akademy en dêrfoar sjoernalist, pu blisearre oer hjoeddeiske Fryske ûnderwerpen. Tineke Steenmeijer-Wielenga (1946), studearre Nederlânsk (kand.eks. 1968) en Frysk (dokt.eks. 1970), wittenskiplik assistinte FLMD, resinsinte Fryske literatuer Leeu warder Courant, wurke mei oan de útjefte fan de sammele fersen fan Schurer, Postma en Troelstra. J. Swart(\9\2), studearre yndology yn Utert (prom. 1939) en skiednis yn Amsterdam (dokt.eks. 1952), wie amtner B.B. yn Ned.-Yndië, leraar skiednis en rektor by it MU en dosint skiednis oan de Noardlike Leargongen. R. W. Valk (1937), studearre ûnderwiiskunde yn Grins (dokt.eks. 1973), skriuwer fan de Provinsiale Underwiisried fan Fryslân, einredakteur Bronnenboek voor het Basis onderwijs. Arend Jan Wijnsma (1928), was hoofd Bureau Voorlichting Provincie Friesland, daar voor journalist, is columnist van de Friese Kerkbode. W. Zwaan (1928), chef Bureau Algemene Zaken Provinciale Waterstaat van Fries land. De verzameling-Bisschop vult vier ruimten in het Fries Museum te De Leeuwarden. Maar de loopbaan van de kunstenaar voltrok zich in Scheveningen. Daar woonde hij in Villa Frisia, sinds 1869 met zijn verzameling- Engelse vrouw èn collega Catherine Seaton Forman Swift; daar werkte hij en bouwde hij met hartstocht de collectie op, die nu al Bisschop in het gedurende zeventig jaar in het Fries Museum is ondergebracht. In Fries Museum Den Haag ondervond hij ook de waardering van de kunstbroeders van de Haagse School. Een duidelijk bewijs van deze hoogachting is het geschenk, dat zijn collega's hem aanboden bij zijn zeventigste verjaardag in 1898: een zilveren palet voorzien van hun handteke Hugo Kingmans ningen. Dat eerbewijs heeft niet zijn verzameling, maar zijn eigen schilderij en betroffen. Die worden bijeengebracht op een eretentoonstelling in Pulchri, in mei 1905, ruim een halfjaar na het overlijden van Bis schop. De Haagse expositie wordt op 14 mei besproken in het zon- dagsnummer van de Nieuwe Rotterdamsche Courant. De bijdrage is van een Haagse correspondent, die onder meer schrijft: "Zonder den klassieken dooddoener te huldigen, dat er van de dooden niets dan goeds vermeld dient te worden, is er veel goeds te vermelden, zonder de waarheid uit den weg te gaan. Er is hier niets, tot het vroegste werk toe, dat ook maar den schijn in zich heeft van dilettan tisme of beuzeling. Meer dan ooit te voren draagt deze keur van wer ken bij om de juiste waarde van den schilder te bepalen, daar zijn werk op de verschillende tentoonstellingen hem meestal niet van zijn gunstigsten kant deed kennen en het daar meestal stroef en vervreemd onder al het nieuwe voorkwam. Zijn grootste kracht was gelegen in werken uit de middenperiode, waarvan ons slechts repro ducties bekend waren. Het zou onbillijk zijn van hem te eischen de psychische diepte van een Israëls of het magistrale van J. Maris. Wat wij in dezen schilder in de eerste plaats waardeeren is: dat hij steeds eerlijk zijn eigen weg ging en zonder overschatting van zijn kracht, zich organisch ontwikkelde, zonder pose of aanstellerij. Zoo mag hij onder zijn tijdgenooten gerekend worden een eervolle, afzonderlijke plaats in te nemen". In het vervolg van de bespreking wordt die eigen plaats nader aange duid. De kracht van Bisschop lag in de stofuitdrukking van zijn stil levens. Dat begrip mag ruim worden genomen: zijn interieurs en genre-achtige taferelen, dikwijls met betrekking tot Hindeloopen, hebben eveneens het karakter van een stilleven. Tussen de zorgvuldig geschreven regels proeft men trouwens ook enige bedenkingen van de correspondent. Het werk van Bisschop moet toch wel opzichzelf worden gezien. Het dreigt wat te verbleken als het wordt geconfronteerd met schilderijen, die van een nieuwere geest, van het impressionisme, zijn doortrokken. In die werken wor den vensters op een toekomst geopend. Bisschop houdt dergelijke vensters gesloten. De zeventiende eeuw is zijn voornaamste inspira tiebron gebleven. Hij schouwt terug. Dat terugkijken geldt voor zijn werk. Het geldt eens te meer voor zijn verzameling. Hij collectioneerde weinig eigentijdse schilderijen. Alleen eigen werk, enkele schilderijen van Kate Swift en een paar doeken van geestverwanten komt men in de Bisschopkamers van het Fries-Museum tegen. De accenten van zijn collectie vallen op de Gouden Eeuw, op